SECUNDAIR ONDERWIJS Onderwijsvorm:
TSO
GRAAD:
DERDE GRAAD
LEERJAAR:
EERSTE EN TWEEDE LEERJAAR
Studiegebied:
Maritieme opleidingen
FUNDAMENTEEL GEDEELTE
Optie:
MOTOREN
Vak(ken):
TV Scheepswerktuigkunde /koeltechniek e
2 lt/w 1 lj e
3 lt/w 2 lj
Vakkencode: Leerplannummer:
IT-q 2001/108
Algemeen deel
1
VISIE OP DE STUDIERICHTING De studierichting ‘Motoren bestaat uit een 2de en een 3de graad technisch secundair onderwijs. De studierichting sluit aan op de 1ste graad A-stroom ‘Maritieme vorming’ waar de leerlingen kennis maakten met een kleine hoeveel kennis en vaardigheden behorend zowel tot de opties dek als motoren. In deze studierichting worden de kennis en de vaardigheden bijgebracht die noodzakelijk zijn om een loopbaan op te bouwen die uiteindelijk leidt tot hoofdwerktuigkundige, met volgende beperkingen • • •
niet geldig op tankschepen en passagiersschepen niet geldig op schepen die niet voortgestuwd worden met scheepsdieselmotoren niet geldig op schepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer, behalve op aannemersmateriaal ingezet binnen 200 mijl uit een kust.
of om door te stromen naar het hoger onderwijs (Hogere Zeevaartschool). Praktisch gezien betekent dit dat een afgestudeerde volgende loopbaan kan opbouwen: •
inscheping aan boord voor een eerste reis (geen beperking qua schip);
•
na 2 maanden vaart (+ goedgekeurd opleidingsprogramma) verkrijgt hij de vaarbevoegdheid als om als scheepsgezel machinekamerwacht te vervullen (hij kan dus vertrekken als rating aan boord van eender welk schip);
•
na nog eens 6 maanden vaart (en in totaal 6 maanden wachtdienst in de machinekamer) verkrijgt hij de vaarbevoegheid om als officier-werktuigkundige belast met machinekamerwacht te varen; hij kan dus vertrekken op alle schepen (exclusief niet diesels, tankers, passagiersschepen) als machinist en opklimmen tot derde WTK;
•
na 12 maanden als WTK te hebben gevaren, bekomt hij de vaarbevoegdheid van tweede WTK beperkt tot schepen met een voortstuwingsvermogen tot 3000 kW, of op aannemersmateriaalbeperkt tot 200NM uit de kust; hij kan dus als tweede WTK varen op koopvaardijschepen tot 3000 kW (enkel diesels, geen tankers, geen passagiersschepen) of op baggerschepen en slepers (onbeperkt vermogen) maar tot 200NM uit de kust.
•
na 24 maanden WTK of na 12 maanden als tweede WTK bekomt de betrokkene de vaarbevoegdheid van HWTK met dezelfde beperkingen als hierboven (tweede WTK).
Algemeen deel
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Over de verschillende vakken heen wordt ernaar gestreefd om de leerling de noodzakelijke kennis en vaardigheden bij te brengen om uiteindelijk te voldoen aan de het profiel van de optie. De derde graad ‘Motoren’ dient de studenten voor te bereiden op een loopbaan in de maritieme sector. Zij zullen de mensen worden op verantwoordelijke posten. De opleiding moet de leerlingen daarop voorbereiden, zowel naar een doorgedreven kennis als naar attitude. Voor kennis betekent dit dat een zeer gespecialiseerde en doorgedreven opleiding nodig is in TV en PV Scheepswerktuigkunde en in TV Zeemanschap, zodat zij autonoom en zelfstandig een vaartuig kunnen voeren in de moeilijkste omstandigheden. Hierbij refererend naar een aanvankelijk operationeel niveau volgens tabel AIII/1 van de STCW’95 – code. Gezien de finaliteit moeten de volgende attitudes aangebracht te worden: • • • • • • • • • • • • •
kunnen samenwerken in ploegverband aanvaarden van strikte gezagsstructuur respecteren van materiaal plichtsgetrouw uitvoeren van de opgelegde taken respect voor het milieu leren volhouden, vooral ook met het oog op lange zeereizen oog hebben voor veiligheidsregels nemen van verantwoordelijkheid zin voor orde en netheid kritisch denken ontwikkelen van een goede werkmethode respect hebben voor de collega's koelbloedigheid.
Om verantwoordelijke functies te kunnen uitoefenen, worden de leerlingen getraind in : • • • • • • •
Leidinggevende vaardigheden Organisatorische vaardigheden Daar bovenop komt het verwerven van attitudes als : Sterke flexibiliteit Koelbloedigheid Ontwikkelen van een scherp kritisch vermogen Voldoende luisterbereidheid
Tezelfdertijd dienen de leerlingen te worden voorbereid op het eventueel verder studeren aan het maritiem hoger onderwijs. Er zal dus voldoende kennis moeten verworven zijn. Daarbij zal de leerling zich op het einde van de derde graad een goede studiemethode en efficiënte studieplanning eigen gemaakt moeten hebben. De nodige attitudes naar studeren aan het hoger onderwijs dienen dus aangebracht te worden en aangeleerd, zoals : • •
bereidheid tot volgehouden studie-inzet bereidheid tot studie-inspanning, zowel tijdens de studie als nadien om zich verder te blijven bijscholen.
Algemeen deel
3
GEÏNTEGREERDE PROEF 1 Definitie en algemene doelstellingen De geïntegreerde proef (gip) is een proef waar beroepsvaardigheden, manuele vaardigheden, algemene kennis en communicatievaardigheden evenwichtig en aangepast aan de studierichting aan bod komen. De gip zal een duidelijk beeld geven van de rijpheid van de leerling om deel te nemen aan het beroepsleven en om te functioneren in het maatschappelijk proces. 2 Betrokken vakken , Vakken van het fundamenteel gedeelte van de optie , die de studierichting bepalen, worden betrokken bij de opstelling en de organisatie van de gip, met de klemtoon op het vakoverschrijdend karakter. Kennis en vaardigheden uit de vakken van de basisvorming kunnen eveneens nodig zijn voor het realiseren van de gip. 3 Inhoud De gip kan opgebouwd worden rond een: 3.1 praktische realisatie, 3.2 project, 3.3 eindwerk, 3.4 groepswerk, of een combinatie hiervan. De opgave kan gegeven worden voor een klas, voor een groep leerlingen of voor individuele leerlingen. Bij een gemeenschappelijke opgave wordt de deelopdracht duidelijk afgebakend, zodat de inbreng van elke leerling individueel te evalueren is. Qua inhoud wordt rekening gehouden met 3.5
het profiel van de betrokken studierichting en de overeenstemmende beroepsopleidingsprofielen; 3.6 de einddoelstellingen van de betrokken studierichting; 3.7 de integratie van de verschillende vakken; 3.8 de noodzaak om kennis, vaardigheden en vakgerichte attitudes te evalueren. Vermits de gip bestaat uit een procesfase en de realisatie van een product, is een zorgvuldige planning en spreiding over het schooljaar noodzakelijk. De leerlingen moeten de kans krijgen tijdens een presentatie hun werk voor te stellen, toe te lichten en te verdedigen voor de jury. Samen met de opgave, worden de evaluatiecriteria (zowel voor proces als voor product), de timing en de werkmethode aan de leerling meegedeeld. 4 Begeleiding Elke leraar, die vakken geeft die betrokken zijn bij de gip (zowel AV, TV en PV), zorgt – binnen zijn vakgebied – voor de nodige begeleiding van de leerlingen. De gip-begeleider heeft, naast de begeleiding binnen zijn eigen vakgebied, ook een coördinerende taak. 0uders en leerlingen worden tijdig en regelmatig geïnformeerd omtrent de vorderingen. 5 Evaluatie Aspecten van de evaluatie De geïntegreerde proef wordt beoordeeld door de jury. Een beoordeling dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. Zowel het proces als het product moeten op een zo objectief mogelijke manier beoordeeld worden. De beoordeling steunt altijd op een vaardigheids- en werkanalyse die het verloop, de verantwoording en de criteria weergeeft van de opdracht. Proces- en productgericht beoordelen kan vier aspecten omvatten: 5.1 5.2 5.3 5.4
denkactiviteiten (bijvoorbeeld instructies lezen, aantekeningen maken, …); motorische handelingen (bijvoorbeeld schaven, …); praktijkattitudes (bijvoorbeeld nauwkeurig werken, scherp waarnemen, …); de uitvoeringstijd, waarbij gestreefd wordt naar een haalbaarheid voor 90 % van de leerlingen.
Algemeen deel
4
Rapporteren Er wordt aanbevolen om – voor elk criterium afzonderlijk – te rapporteren met een vierpuntenschaal die aangeeft of het resultaat beoordeeld wordt als ‘heel goed’, ‘goed’, ‘zwak’ of als ‘onvoldoende’ (het gebruik van cijfers wordt afgeraden). Die quotatie wordt schriftelijk aan de leerling (en aan de ouders) meegedeeld, waarbij uiteraard voldoende aandacht zal besteed worden aan motivering van het eindresultaat. Eindbeoordeling De eindbeoordeling van de geïntegreerde proef (zowel het proces als het eindproduct) gebeurt eveneens door de jury. De voorzitter van de jury (of zijn afgevaardigde) maakt voor iedere leerling een eindverslag op waarin alle beoordelingselementen (volgens de vooraf bepaalde criteria) opgenomen zijn. Dit verslag wordt door alle juryleden ondertekend. Het eindverslag wordt afgesloten met een genuanceerde en globale eindbeoordeling, waarin het gebruik van een cijfer of van de termen ‘geslaagd/niet geslaagd’ wordt afgeraden. Er wordt geadviseerd om per beoordelingscriterium te omschrijven hoe de leerling presteerde (bijvoorbeeld ‘heel goed’, ‘goed’, ‘zwak’, ‘niet goed’). Het is aangewezen dat de jury het belang (of invloed) van die criteria omschrijft in functie van de eisen die aan het beroep gesteld worden. Het is noodzakelijk dat tijdens de presentatie van het eindproduct alle leden van de jury beschikken over een evaluatieformulier met alle te beoordelen criteria. De eindbeoordeling van de geïntegreerde proef wordt aan de leerlingen meegedeeld. Een uitgestelde beslissing (herexamen) voor de gip is niet mogelijk vermits dit eigenlijk in strijd is met het geïntegreerde karakter ervan (als een rode draad door de betrokken vakken gedurende het volledige jaar). De resultaten van de geïntegreerde proef vormen één van de drie verplichte elementen waardoor de delibererende klassenraad zich moet laten leiden. Het is wenselijk dat de leerlingen (en hun ouders) hieromtrent van bij het begin van het schooljaar geïnformeerd worden. De verslagen van alle beoordelingen van de geïntegreerde proef (tussentijdse en eindbeoordelingen) worden bezorgd aan de voorzitter van de delibererende klassenraad. Dit dient in de notulen opgenomen te worden. De delibererende klassenraad krijgt op die manier belangrijke elementen over de persoonlijkheidsontplooiing, de attitudes en de voorbereiding op het beroepsleven van de leerling. Indien het advies van de jury van de geïntegreerde proef niet gevolgd wordt door de delibererende klassenraad, wordt dit omstandig gemotiveerd.
Algemeen deel
5
STAGES 6 Wat is een stage? Een stage is een begeleid, buitenschools leerproces, gericht op het verwerven van kennis, attitudes en vaardigheden in een reële werksituatie, gekoppeld aan een reeks leerplandoelstellingen. Het is een verdieping en/of een aanvulling van de schoolse vorming. Via de stage dient de leerling de mogelijkheid te krijgen het leerproces dat hij op school doormaakt verder te optimaliseren. 7 Doelstellingen De doelstellingen van de stages zijn een concretisering van de leerplandoelstellingen. Inzake kennis, attitudes en vaardigheden kunnen o.m. volgende doelstellingen via een leerlingenstage verwezenlijkt worden. Kennis 7.1 7.2 7.3
theorie in praktijk omzetten; technieken aanleren op een schaalgrootte die door de school niet kan gerealiseerd worden of die in de school niet operationeel zijn; bedrijfssituatie kunnen relateren aan theoretische en praktische begrippen van de schoolse situatie; eigen opleidingsbehoeften detecteren; inzicht krijgen in de realiteit van het bedrijfsleven; kennismaken met bedrijfsculturen; rapporteren;
7.4 7.5 7.6 7.7 Attitudes 7.8 zin voor orde, zorg, netheid en stiptheid ontwikkelen; 7.9 bereidheid tot werken in teamverband; 7.10 sociale en communicatieve vaardigheden ontwikkelen; 7.11 gezag accepteren; 7.12 zin voor organisatie en efficiëntie ontwikkelen; 7.13 verantwoordelijkheid kunnen dragen; 7.14 streven naar kwaliteit van het geleverde werk; 7.15 initiatief nemen en correct reageren op arbeidssituaties; 7.16 zich assertief gedragen; 7.17 voorschriften in verband met welzijn (veiligheid, gezondheid, hygiëne) consequent toepassen; 7.18 rekening houden met milieuvoorschriften; 7.19 oog hebben voor ergonomische aspecten van het beroep; Vaardigheden 7.20 adequaat omgaan met werktuigen, meettoestellen, machines en apparaten; 7.21 zich kunnen aanpassen aan het werkritme; 7.22 praktische vaardigheden ontwikkelen; 7.23 beroepsmethodiek in de praktijk toepassen. 8 Regelgeving Bij de organisatie van een stage zal er steeds over gewaakt worden dat de vigerende regelgeving strikt gevolgd wordt. Afwijkingen (indien noodzakelijk) zullen tijdig aangevraagd worden. 9 Prospectie van stageplaatsen De keuze van geschikte stageplaatsen is uiterst belangrijk voor de verwezenlijking van de stagedoelstellingen. Daarom dient de nodige aandacht besteed te worden aan een zorgvuldige prospectie en selectie van stageplaatsen. Het is niet aangewezen dat de leerling zelf naar een stageplaats zoekt. Zij kunnen wel voorstellen formuleren, maar de contacten worden door de school gelegd. Goede stageplaatsen voldoen aan een aantal basisvoorwaarden: 9.1 9.2 9.3 9.4
ze zijn bonafide en dus voldoen ze o.m. aan de wettelijke voorschriften; de activiteiten zijn in overeenstemming zijn met de stagedoelstellingen; het aantal stagiairs staat in verhouding tot het aantal werknemers; stagiairs zijn geen goedkope werkkrachten; de stagementor krijgt voldoende tijd en ruimte voor de begeleiding van de leerling-stagiair;
Algemeen deel
9.5 9.6
er is voldoende kwalitatieve uitrusting en apparatuur beschikbaar; de stageplaats zal bij voorkeur binnen een redelijke afstand van de woonplaats van de stagiair liggen; 9.7 de stagementor kan voldoende tijd vrijmaken voor contacten met de stagebegeleider. 10 Vastleggen van de stage-activiteiten In onderling overleg tussen stagebegeleider en stagementor wordt voor elke individuele leerling een stage-activiteitenlijst opgesteld. Deze activiteiten 10.1 vinden hun verantwoording in het leerplan, 10.2 ondersteunen de schoolopleiding, 10.3 liggen binnen de psychische en fysische mogelijkheden van de leerling. De lijst met stageactiviteiten wordt gekoppeld aan de stageovereenkomst. 11 Evaluatie van de stage De evaluatie van de stage gebeurt aan de hand van evaluatiecriteria. De evaluatiecriteria, worden bepaald in functie van de stagedoelstellingen en bestaan enerzijds uit stageactiviteiten en anderzijds uit attitudes. Deze criteria worden voor het begin van de stage vastgelegd door de stagebegeleider in overleg met de stagementor en worden vóór het begin van de stage aan de leerling medegedeeld. Het evaluatiedossier van de leerling omvat: 11.1 de evaluatieverslagen van de stagementor; 11.2 het stageschrift van de leerling; 11.3 de verslagen van de stagebegeleider. De leerling houdt een verslag bij van zijn stageactiviteiten. Het verslag bevat ook een zelfevaluatie.
6
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK(1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
INHOUD Visie ........................................................................................................................................................2 Beginsituatie............................................................................................................................................2 Algemene doelstellingen .........................................................................................................................2 Leerplandoelstellingen / leerinhouden.....................................................................................................3 Pedagogisch-didactische wenken ...........................................................................................................9 Minimale materiële vereisten ..................................................................................................................9 Evaluatie ...............................................................................................................................................10 Bibliografie ............................................................................................................................................11 Timing en jaarplan.................................................................................................................................12
1
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK(1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
VISIE Het technisch vak warmteleer en koeltechniek heeft tot doel de nodige kennis en vaardigheden in verband met warmteleer; koeltechniek en thermodynamica bij te brengen die in het SCTW-95 vermeld zijn als ‘Specificaties van de minimumnormen inzake bekwaamheid voor officieren belast met de machinekamerwacht in een bemande machinekamer of als aangewezen scheepswerktuigkundige belast met de wacht in een tijdelijk onbemande machinekamer’ (tabel A-III/1). Daarnaast worden de vaardigheden en ondersteunende kennis in verband met scheepswerktuigkunde bijgebracht die in het SCTW-95 vermeld zijn als ‘Verplichte minimumeisen inzake brevettering van hoofdwerktuigkundigen en tweede werktuigkundigen van schepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer (tabel A-III/2). Deze leerinhouden zijn verder gedetailleerd in Model Course 7.02 en 7.04 (cf. verwijzingen bij de ‘leerplandoelstellingen / leerinhouden).
BEGINSITUATIE De leerinhouden sluiten aan bij het vak warmteleer en koeltechniek van TSO optie – 2 de graad motoren
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het vak heeft tot doel om, conform met STCW-95, volgende minimum vaardigheden en kennis bij te brengen: A-III/1-7 Bedienen van hoofd en hulpwerktuigen en bijhorende controlesystemen Appendix 1: mechanische grondbeginselen Appendix 3: thermodynamica A-III/2 1
Plan- en regeloperaties Opstarten en afzetten van voortstuwingsinstallatie en hulpmachines, met inbegrip van aanverwante systemen Thermodynamica en warmteoverdracht Werkingsprincipes van de krachtinstallaties aan boord en frigo-installaties
2
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
3
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr. De leerlingen
LEERINHOUDEN
De thermische motor De theoretische werking van een thermische motor.
12.2
Het thermisch rendement.
13 13.1
Rankine kringloop Gebruikswijze en ideale werking van de rankine kringloop.
Weten hoe het rendement kan bepaald worden
13.2
Rendement.
Kennen de bouw en werking van een marinekoelsysteem.
14 14.1
Koelcircuit Bouw en werking
Kunnen het doel van de verschillende componenten verklaren en hebben een idee van de hoeveelheid uitgewisselde warmte
14.2
De componenten.
14.3
Het rendement.
Kunnen het rendement berekenen
14.4
De toegepaste koelmiddelen.
Hebben inzicht in de werking van een compressor en de opslag van de samengedrukte lucht
15 15.1
Luchtcompressors De werking van compressoren.
Kunnen eenvoudige vraagstukken in verband met de hoeveelheid gas oplossen
15.2
Vraagstukken.
Kennen het begrip warmtehoeveelheid en warmtedoorgangscoëfficiënt
16 16.1
Warmtetransport. De warmtehoeveelheid.
Kunnen de wet van Fourier toepassen
16.2
De warmtedoorgangscoëfficiënt.
Weten hoe het rendement van een thermische motor berekend wordt Kennen de toepassingen van de kringloop Kennen de componenten van een stoominstallatie en kunnen ze voorstellen op een schema
Timing
7.04 12 12.1
Hebben kennis dat een thermische motor cycli doorloopt met een constant interval, gedreven door thermodynamische processen
Model course
1.6.1.2
4u
1.6.1.4
6u
1.6.1.5
6u
1.6.1.7
6u
Appendix 3.1.5
16 u
Kunnen de toegepaste koelmiddelen opsommen
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr. De leerlingen
Kennen het begrip dampfase Kennen definities i.v.m. Het dampgehalte Kennen het begrip ideaal gas Kennen de wetten die van toepassing zijn bij ideale gassen en oefeningen
Kennen de warmte- en arbeidsovergang bij gassen
LEERINHOUDEN
16.3
De wet van Fourier.
17 17.1
Dampen. De dampfase.
17.2
De definities i.v.m. het dampgehalte.
18 18.1
Ideale gassen. Het ideale gas.
18.2
Wetten van toepassing.
18.3
Oefeningen.
19
Toestandsverandering van ideale gassen.
Timing
Appendix 3.1.7
15 u
Appendix 3.1.8
12 u
Appendix 3.1.9
12 u
A III/2
3u
De isotherme en adiabatische toestandsveranderingen.
20.2
De arbeidsvergelijking.
21 Kunnen de verschillende soorten energie aantonen en 21.1 kunnen eenvoudige oefeningen oplossen 21.2
16 u
Het P.V. –diagram. Omzetting van arbeid. Het begrip arbeid aantonen met formules en een P.V.diagram.
Kunnen de wet op het behoud van energie verklaren
Appendix 3.1.6
De warmte- en arbeidsovergang.
20 20.1
Kunnen de arbeidsvergelijking verklaren
Kunnen de eerste en de tweede wet van de thermodynamica verklaren
Model course 7.04
Kunnen de voornaamste overgangen aantonen op het p.v. –diagram 19.1 Kunnen de isotherme en adiabatische toestandsver19.2 anderingen verklaren 19.3 Kunnen het begrip arbeid met formules en met een P.V. -diagram aantonen
4
Thermodynamica en warmteoverdracht Behoud van energie. De wet op het behoud van energie.
21.3
Soorten energie.
21.4
Oefeningen.
22
1° en 2° wet van de thermodynamica.
Model course 7.02 1.1.1 1.1.1.1 1.1.1.2
1u
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr. De leerlingen
LEERINHOUDEN
Kunnen de volgende begrippen verklaren en toepassen: specifieke warmte bij constante druk- en volume Kunnen isotherme, adiabatische en polytropische toestandsverandering verklaren en oefeningen oplossen Kunnen de wet van dalton toepassen en verklaren
Timing 3u
1.1.1.4
12 u
1.1.1.5
2u
1.1.1.6
6u
1.1.1.7
3u
Gevolgen van compressie en expansie op gassen.
24.2
Specifieke warmte bij constante druk- en volume.
24.3
Isotherme, adiabatische en polytropische toestandsverandering
24.4
Oefeningen.
24.5
De wet van Dalton. Thermisch rendement. De onomkeerbaarheid van thermodynamische processen. Het kringproces van Carnot en het thermisch rendement hierbij. Stoominstallatie. Het thermisch rendement.
26.2
De stoomproductie.
26.3
Het thermisch rendement volgens rankine en Carnot berekenen en vergelijken.
27 Kunnen de uitgangssnelheid bepalen aan de hand van 27.1 de continuïteitsvergelijking 27.2
1.1.1.3
Vloeistof- en damplijnen op een temperatuur-enthalpiediagram.
Gaswetten. Toepassingen.
Kunnen de vergelijking om het thermisch rendement te 26 berekenen bij een stoomketel toepassen 26.1 Kunnen de stoomproductie berekenen
Kennen soorten straalpijpen en hun delen
Dampen. De toestandsveranderingen van vloeistof naar gas.
24 24.1
Kunnen de onomkeerbaarheid van thermodynamische 25 processen in de praktijk verklaren 25.1 Kunnen het kringproces van Carnot verklaren en het thermisch rendement hierbij aantonen 25.2
Kunnen het thermisch rendement volgens rankine en Carnot berekenen en vergelijken
Model course 7.04
Kunnen de toestandsveranderingen van vloeistof naar 23 gas verklaren 23.1 Kunnen op een temperatuur-enthalpie-diagram vloei- 23.2 stof- en damplijnen aanbrengen en de gevolgen van compressie en expansie op gassen en dampen aan23.3 tonen Kunnen de gaswetten toepassen
5
Straalpijpen. De soorten straalpijpen en hun delen. De continuïteitsvergelijking.
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr. De leerlingen Kunnen het drukverloop in de straalpijp verklaren en voorstellen
LEERINHOUDEN
Kunnen een energiebalans van een dieselmotor opstellen
27.3
Proefstandprotocol.
28.2
Het rendement.
28.3
Het vermogen afleiden aan de hand van opgenomen verbrandingsdruk. Energiebalans van een dieselmotor.
28.5
Het koppel, het vermogen, het mechanisch rendement en het brandstofverbruik afleiden uit bijgeleverde grafieken van een dieselmotor.
Kunnen het druk- enthalpiediagram van een koelomloop verklaren
29 29.1
Koeling. Het druk- enthalpiediagram van een koelomloop.
Kunnen de warmteovergang bij de verschillende onderdelen verklaren
29.2
De warmteovergang bij de verschillende onderdelen.
29.3
De toestand van het koelmiddel verklaren aan de hand van enthalpietabellen.
29.4
Het principe van een absorptiekoelkast.
Kennen de factoren die een rol spelen bij de warmteoverdracht
30 30.1
Warmteoverdracht. De factoren bij de warmteoverdracht.
Kunnen de formule opstellen en berekeningen uitvoeren
30.2
De formule en de berekeningen.
30.3
Warmteoverdracht door straling en stroming.
31 31.1
Luchtcompressoren. De delen van een eentrapscompressor.
Kennen de factoren die een rol spelen bij de warmteoverdracht door straling en stroming Kennen de delen van een eentrapscompressor Kunnen op een p.v. –diagram de soorten compressie
1.1.1.8
9u
1.1.1.9
6u
1.1.1.10
6u
1.1.1.11
6u
De begrippen koppel en vermogen.
28.4
Kennen het principe van een absorptiekoelkast
Timing
Het drukverloop in de straalpijp.
Kunnen op de bijgeleverde grafieken van een dieselmotor: het koppel, het vermogen, het mechanisch rendement en het brandstofverbruik afleiden
Kunnen aan de hand van enthalpietabellen de toestand van het koelmiddel verklaren
Model course 7.04
Kunnen de begrippen koppel en vermogen afleiden uit 28 de gegevens van de aangedreven toestellen 28.1 Weten wat rendement is en kunnen het toepassen Kunnen aan de hand van opgenomen verbrandingsdruk het vermogen afleiden
6
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr. De leerlingen
LEERINHOUDEN
31.2 Kennen de begrippen schadelijke ruimte, volumetrisch 31.3 rendement en normaal debiet 31.4 Kunnen het werkelijk debiet berekenen 31.5 Kunnen de tweetrapscompressie verklaren en een 31.6 voorstelling geven van de drukvolume –diagram.
Schadelijke ruimte. Volumetrisch rendement. Normaal debiet. Berekenen van het werkelijk debiet. De tweetrapscompressie.
31.8
De drukvolume –diagram.
32
32.1
Werkingsprincipes van de krachtinstallaties aan boord en frigo-installaties: de koeling en luchtbehandelingsystemen Scheepsinstallatie
Kunnen de verschillende componenten met hun doel opsommen
32.2
Eenlijnsdiagram van een compressorkoelinstallatie.
32.3
De componenten
Kunnen de verschillende soorten compressoren en hun werking verklaren
32.4
De regeling van een koelsysteem.
Kennen de eigenschappen om een goede warmtewisseling in het systeem te verkrijgen
32.5
Gebruik van een h-logp..
32.6
Symptomatisch de oorzaken van slechte werking afleiden
Kennen de overeenkomende temperaturen en drukken
32.7
Pekel en pekelsystemen.
32.8
Koellading. Het principe van ruimkoeling
Weten hoe men een koelsysteem kan regelen
32.9
Luchtbehandeling en ventilatie.
Kunnen aan de hand van een h-logp de werking van een installatie contoleren en de verplaatste warmte en het rendement bepalen Kunnen uit bepaalde symptomen de oorzaken van slechte werking afleiden Kunnen fouten herstellen
Timing
De soorten compressie op een P.V. –diagram.
31.7
Kunnen een eenlijnsdiagram tekenen van een compressorkoelinstallatie
Model course 7.04
aantonen
Hebben inzicht over welk koelmiddel dat men gaat gebruiken
7
1.1.3 1.1.3.2
18 u
TSO – 3de graad – optie MOTOREN TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week) LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr. De leerlingen Kennen de begrippen i.v.m. secundaire koelmiddelen Kennen het aanmaken, het gebruik en de voorzorgen te nemen bij pekelinstallaties Kunnen aan de hand van een tekening een pekelinstallatie beschrijven Kennen het principe om ruimen te koelen Kennen de vereisten te stellen aan de atmosfeer in gekoelde ruimtes Kennen de principes van container koeling Weten hoe koelruimtes geïsoleerd worden en hoe het vocht verwijderd kan worden Kunnen een eenvoudig luchtbehandelingsysteem beschrijven Kunnen de begrippen i.v.m. de luchtvochtigheid verklaren en weervinden op een psychometrische diagram Kunnen op het diagram de comforttemperatuur weervinden en de werkwijze aanduiden om de luchtvochtigheid in overeenstemming te brengen met de gewenste temperatuur
LEERINHOUDEN
8
Model course 7.04
Timing
TSO – 3de graad – optie MOTOREN 9 TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN De verschillende leerinhouden werden gerangschikt – zoals in de ‘Model Courses’ – volgens de verschillende competenties vermeld in STCW-95. Het is zeker niet de bedoeling dat die volgorde ook in de lessen gebruikt moet worden. Voor een aantal leerinhouden is het zelfs aangewezen af te wijken van de gegeven volgorde en een wetenschappelijk verantwoorde volgorde te gebruiken. De aspecten welzijn (veiligheid, gezondheid, hygiëne) en zin voor het milieu zullen, telkens waar ze toepasselijk zijn, bij de verschillende leerstofonderdelen behandeld worden. De resultaten worden met de gehele klas besproken. Pedagogisch is het niet verantwoord om de leerlingen tijdens de les de leerstof of de opgaven te laten noteren. Om tijdverlies te vermijden, wordt het gebruik van een goed handboek of van een door de leraar zelf gemaakte cursus aanbevolen. De opgegeven timing per leerinhoud werd overgenomen uit de Model Course 7.02 en 7.04. De tijd die nodig is voor de evaluatie (inbegrepen de examens) is hierin inbegrepen, waardoor gerekend wordt met een schooljaar van 34 weken. Bij het opstellen van de jaarplanning, zal de lerares/leraar hiermee moeten rekening houden. Verbanden leggen met toepassingen uit de leefwereld van de leerlingen Verbanden leggen met de realiteit Leerlingen laten nagaan welke voorzieningen moeten getroffen worden in geval van vorstgevaar Leerlingen toepassingen laten opzoeken uit hun eigen leefwereld Aanschouwelijk maken door toepassingen te tonen aan boord van diverse schepen Themagesprek rond koeltechniek in de verschillende sectoren van de industrie Themagesprek rond het gebruik van stoom Een didactische opstelling gebruiken om zo de functies van elk onderdeel te kunnen constateren Didactisch materiaal en technische documentatie gebruiken Technische documentatie van verschillende fabrikanten gebruiken Een demonteerbaar didactisch model gebruiken Didactisch materiaal, vaste opstelling en technische documentatie gebruiken
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN Technische documentatie, handleidingen, instructieboeken van luchtbehandelingsystemen, regel van de schakelapparatuur, ijsmakers, koel- en vriesinstallaties Didactische opstelling vaneen koelinstallatie
TSO – 3de graad – optie MOTOREN 10 TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
EVALUATIE Onderscheid moet gemaakt worden tussen de evaluatie van het leerproces en de evaluatie van het eindproduct. Bij de procesevaluatie wordt doorlopend gepeild naar de verwerking van het leerproces, met de bedoeling dit proces zo nodig bij te sturen, zodat elke leerling op de meest effectieve manier kan leren. De klemtoon ligt hierbij duidelijk op het optimaal functioneren van de leerling. Het verloop van het proces wordt, vooraf, door de leraar uitgetekend. Zij/hij bepaalt • • •
welke de verschillende stappen zijn; welke fouten op elk moment ontoelaatbaar zijn; welke fouten kunnen gemaakt worden.
Afhankelijk van het resultaat van feedbackmomenten (kleine toetsen, gesprekken, volgsystemen, …) wordt het proces verder gezet of zo nodig bijgestuurd. Om de leerling te motiveren gebeurt dit in een constructieve, positieve sfeer. Productevaluatie gebeurt op het einde van het leerproces (bijvoorbeeld na een hoofdstuk, een opdrachtenreeks, een project, een trimester...). Hierbij wordt nagegaan in hoeverre de leerling de basisdoelstellingen bereikt heeft. Iedere evaluatie gebeurt in 3 stappen: • • •
registreren (veelvuldig afnemen van proeven, oefeningen, opdrachten, kleine toetsen, …); interpreteren (de gegevens toetsten aan de criteria of normen die de vakwerkgroepen vooraf duidelijk heeft bepaald); rapporteren (de leerling en de ouders krijgen op een duidelijke wijze een beeld van de vorderingen van de leerling door geregelde momenten van feedback voor de leerling en door een schriftelijke rapportering door middel van agenda, rapport ...).
TSO – 3de graad – optie MOTOREN 11 TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
BIBLIOGRAFIE SEUTENS, L., Theoretische mechanica, Standaard educatieve uitg., Antwerpen, s.p., ISBN 90 02 14493 8 DELARUELLE, A., CLAES, A.I., Beginselen der Natuurkunde deel 1, 1980, Uitg. nv. Standaard Boekhandel, s.p. DEPOVER A., PERSOONE N., Algemene natuurkunde VANDEKERCKHOVER, A., Leer- en werkboek deel 3 Warmte, Uitg. ORION, ISBN 90 2646 352 9, s.p. DIETZEL, FRITZ, Technische warmteleer, Uitg. De Vey Mestdagh BV., ISBN 90 7034 815 2, s.p. HAY, J., Regeltechniek 1, Industriële elektronica, 1990, Uitg. Die Keure, Brugge, s.p. KESTENS,R., Warmteleer voor Officier Werktuigkundige, 1969, Uitg. U.O.M., Antwerpen, s.p. KIMMENAEDE, Warmteleer voor technici, Uitg. Educaboek , Culemborg, s.p., ISBN 90 1100 821 9 KOELED, P.C., Koeltechniek Code van de goede praktijk, Uitg. secretariaat BVF/UBF, Lakenweverstraat 2, 1050 Brussel, s.p., ISBN 0 333 52168 4 ROSKAM, R., Meet- en regeltechniek voor middelbare zeevaartscholen, 1985, Uitg. Smit & Wytzes, Urk, s.p. SMIT, W., Koel en vriestechniek, Uitg. Smit & Wytzes, Urk, s.p., ISBN 90 7034 815 2 SMIT, W., Hulpwerktuigen 1 pompen, Uitg. Smit & Wytzes, Urk, s.p. SMIT, W., Hulpwerktuigen 2, Uitg. Smit & Wytzes, Urk, s.p.
TSO – 3de graad – optie MOTOREN 12 TV /SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK (1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
TIMING EN JAARPLAN De opgegeven timing per leerinhoud werd overgenomen uit de Model Course. De tijd die nodig is voor de evaluatie (inbegrepen de examens) is hierin inbegrepen, waardoor gerekend wordt met een schooljaar van 34 weken. Bij het opstellen van de jaarplanning, zal de lerares/leraar hiermee moeten rekening houden. Van elke leraar wordt verwacht dat hij/zij in het begin van het schooljaar een jaarplanning maakt. Die planning kan gemaakt worden volgens het bijgevoegd model. Eenvormigheid is een noodzaak voor de verschillende collega’s binnen eenzelfde vakgebied De verschillende jaarplannen moeten zodanig gemaakt worden dat er – waar mogelijk – per week een coördinatie is tussen de verschillende vakken. Een overleg tussen de verschillende leraars zal absoluut noodzakelijk zijn! Tijdens het schooljaar zullen de vorderingen door de verschillende collega's samen regelmatig geëvalueerd worden met het doel de verschillende jaarplannen eventueel bij te sturen. De timing en de volgorde van de leerstofonderdelen is niet bindend. Indien afgeweken wordt, moet dit in overleg tussen de verschillende collega's gebeuren en moeten – indien nodig – de andere jaarplannen eveneens aangepast worden. Steeds moet erover gewaakt worden dat de noodzakelijke voorkennis aanwezig is.
TSO – 3de graad – optie MOTOREN
13
TV SCHEEPSWERKTUIGKUNDE / KOELTECHNIEK(1ste leerjaar: 2 lestijden/week, 2de leerjaar: 3 lestijden/week)
Jaarplan
Optie: ………………………………………..
Leerkracht: ............................…………………………..........................…………
Onderwijsvorm: ..............
Jaar: .........................
Vorderingsplan Graad: ....................
Schooljaar: …………………………………
Vak: ..........................................................................................
Leerplannummer: .........................………
Handboek/cursus:...........................................................................
Uren/week: ...........
JAARPLAN Week nummer
Nr in leerplan
VORDERINGSPLAN Leerinhouden
Gegeven op (datum)
Opmerkingen