SECUNDAIR ONDERWIJS Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
derde graad
Jaar:
eerste en tweede leerjaar
Studiegebied:
Handel
FUNDAMENTEEL GEDEELTE Optie(s)
Informaticabeheer
Vak(ken):
TV Toegepaste informatica
Vakkencode:
IT-w
Leerplannummer:
2003/035 (vervangt 2001/058)
Nummer inspectie
2003/31//1/G/SG/1/III/ /D/
13/13 lt/w
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
1
INHOUDSTAFEL Visie .................................................................................................................................................................................... 2 Beginsituatie ....................................................................................................................................................................... 3 Algemene doelstellingen.................................................................................................................................................... 3 Leerplandoelstellingen en leerinhouden ........................................................................................................................... 4 •
PC - technieken .......................................................................................................................................................... 4
•
Multimediatechnieken ................................................................................................................................................. 7
•
Datacommunicatie en netwerken............................................................................................................................... 9
•
Ontwerp en implementatie........................................................................................................................................ 11
•
Databanken ............................................................................................................................................................... 12
•
Visual Basic ............................................................................................................................................................... 15
•
Java............................................................................................................................................................................ 17
•
Toepassingspakketten.............................................................................................................................................. 19
•
Projectontwikkeling ................................................................................................................................................... 20
Minimale materiële vereisten........................................................................................................................................... 22 Pedagogisch-didactische wenken................................................................................................................................... 23 Geïntegreerde proef......................................................................................................................................................... 27 Evaluatie ........................................................................................................................................................................... 29 Bibliografie ........................................................................................................................................................................ 31
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
2
VISIE 1
Eigenheid van de studierichting
1.1
Relatie met beroeps- en/of opleidingsprofielen
De leerlingen die deze richting kiezen zijn meestal reeds goed vertrouwd met eenvoudige toepassingen op PC of zijn gefascineerd door de uitdagingen van de informatiemaatschappij (Internet, multimedia). De bedoeling van de richting is zowel de voorbereiding op de arbeidsmarkt als de gerichtheid op het verder studeren. De eerste doelstelling wordt gerealiseerd door de leerinhouden die verband houden met de grondige praktische kennis van de PC en de voornaamste toepassingspakketten en typische PC-programmeertalen, terwijl de tweede wordt gerealiseerd door de algemene vakken als wiskunde als economie en door de probleemoplossende vaardigheden. Volgende doelstellingen worden beoogd: deskundigheid op het vlak van PC (hard- en software), installatie en onderhoud van pakketten, kennis van programmatuur (zowel de overdraagbare basistechnieken als de praktische ontwikkeling van toepassingen), analysevaardigheden, kennis van moderne technieken (netwerken, Internet, multimedia), basiskennis van wiskunde en wetenschappen, kennis van de beginselen van de bedrijfseconomie. 1.2
Hoofddoelstellingen
De beroepsmatige handelingen zijn in grote mate gebaseerd op niet-routinematige procedures. Problemen worden opgelost door zowel gebruik te maken van combinatie van bestaande procedures als door de ontwikkeling van nieuwe procedures. Veel vaardigheden zijn overdraagbaar naar nieuwe situaties (bijv. analysetechnieken die bij de ontwikkeling van programmatuur van de ene taal naar de andere overdraagbaar zijn). De verantwoordelijkheid kan beperkt zijn tot het eigen takenpakket, maar in veel gevallen (b.v. in een KMO) zal de informaticus de enige verantwoordelijke zijn voor het geheel van de informatica in het bedrijf, zodat in dat laatste geval de verantwoordelijkheid gekoppeld is aan controle, begeleiding en managementtaken. 1.3
Flexibele invulling
Afhankelijk van de lokale behoeften (bijv. nabijheid van grote bedrijven, die werken met een bepaalde programmeertaal), kunnen accenten gelegd worden, met betrekking tot de keuze van de programmeertaal en/of toepassingspakket. 2
Tewerkstelling/verdere studies
2.1
Tewerkstelling in volgende beroepen/functies
Netwerkbeheerder, PC-deskundige, onderhoud van PC hard- en software, verzorgen van interne PC opleidingen, aankoopverantwoordelijke (van informaticamateriaal), ontwikkeling van routinetoepassingen en eenvoudige programma’s, onderhoud van programma’s, adviseur bij de verkoop van PC’s, helpdesk verantwoordelijke, ontwikkeling van communicatienetwerken in KMO’s. 2.2
Verdere studies in het HO/specialisatiejaar
Mogelijk verder studeren in het HOBU (departement bedrijfskunde, in casu het studiegebied toegepaste informatica) en de universiteit (informatica - indien de component wiskunde voldoende zwaar is).
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE De leerlingen hebben reeds een voorkennis van informatica uit de tweede graad. De leerlingen zijn reeds in contact gekomen met enkele toepassingspakketten. Ze kennen het verschil tussen het eigenhandig ontwikkelen van programma’s en het gebruik van bestaande professionele programma’s en/of pakketten. De meeste leerlingen hebben uit eigen ervaring erg veel kennis opgedaan in de traditionele pakketten.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Alle basisfacetten van zowel hardware als software beheersen.
•
Een gefundeerd advies over hardware of software kunnen uitbrengen (bijv. bij aankoop).
•
Een probleem kunnen analyseren en dit verder kunnen uitwerken volgens een gekozen schematechniek.
•
Bestaande en nieuwe programma's kunnen aanpassen en ontwikkelen.
•
Relationele databanken kunnen ontwerpen.
•
Het verwerven van een praktische kennis van de voornaamste toepassingspakketten.
•
Het ontwikkelen van het probleemoplossend denken bij het gebruik van toepassingspakketten.
•
Een project volledig kunnen ontwikkelen vanaf het basisidee tot en met het uitgewerkte gebruiksvriendelijke programma (bijv. onder vorm van een eindwerk).
•
Het kunnen werken in groepsverband.
•
Een mondeling, klaar en duidelijke presentatie van een project kunnen weergeven voor een publiek van zowel deskundigen als leken.
•
Zakelijk kunnen rapporteren.
•
Aandacht kunnen besteden aan de moderne evolutie in de informaticawereld.
•
Ontwikkeling van attitudes zoals zin voor efficiëntie, doorzettingsvermogen en overdraagbaarheid van oplossingstechnieken (waardoor ook minder vertrouwde problemen zelfstandig kunnen opgelost worden).
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN De gecursiveerde doelstellingen en leerinhouden zijn te beschouwen als uitbreiding en hoeven dus niet verplicht behandeld te worden.
PC – TECHNIEKEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
De basisprincipes van de hardware beheersen.
•
Het verwerven van inzicht in de werking van hardware, waardoor men de waarde van nieuwigheden op de informaticamarkt beter leert beoordelen.
•
De mogelijkheden van hardware correct leren inschatten en op basis daarvan een advies kunnen geven over de bruikbaarheid ervan.
•
Zelfstandig opzoekwerk kunnen verrichten in het kader van een documentatiemap of gewoon i.v.m. het begrijpen van een tekst.
•
Het verwerven van kennis over en verkennen van de verschillende onderdelen van het computersysteem.
•
Een PC volledig kunnen monteren en demonteren.
•
Defecte hardwareonderdelen en/of verkeerde kabelaansluitingen kunnen detecteren, herstellen of vervangen.
•
De hardware van de PC afschermen en optimaliseren.
•
De belangrijkste functies van een besturingssysteem kennen en kunnen gebruiken.
•
Het besturingssysteem en de -software aanpassen, optimaliseren en updaten.
•
Software afschermen via specifieke beveiligings- en antivirussoftware.
•
Een PC EHBO-kit kunnen samenstellen a.h.v. backups, opstartdiskettes en insteekkaarten.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • • • • • • • •
kennen begrippen als derde en vierde generatie computers; kennen de eigenschappen van een stand alone PC, netwerken, mini en mainframe systemen; weten hoe een programma wordt uitgevoerd en begrijpen de Von Neumann-architectuur; kunnen de onderdelen van een processor benoemen, en de globale werking ervan uitleggen; kunnen de bussen schematisch weergeven, de soorten opsommen en hun functie opgeven; kennen de rol van het interne geheugen, de opbouw en het nut van de steeds toenemende omvang ervan; begrijpen het nut en doel van cachegeheugens; begrijpen de functie van ROM en RAM geheugens en zien het nut in van de verschillende soorten; begrijpen het nut van het binaire en hexadecimale stelsel en kunnen overgaan van het ene talstelsel naar het andere; kennen de fundamentele logische schakelingen; kunnen de basisschakelingen combineren tot een
1
De opbouw van computers
1.1
De hardwaregeneraties na 1950
1.2
Computersystemen
1.3
Uitvoering van een programma, de Von Neumann-opdrachtencyclus Processoren: onderdelen, recente evolutie, parallelle verwerking Busstructuur: soorten en eigenschappen Het intern geheugen Cachegeheugen Soorten ROM-geheugens Binair – Hexadecimaal talstelsel (omzettingen) Fundamentele logische poortschakelingen Afgeleide logische poortschakelingen: o eenvoudige opteller, o de flip-flop
1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
5
LEERINHOUDEN
De leerlingen • •
opteleenheid en een flip-flop schakeling; weten hoe de EBCDIC- en ASCII-code zijn opgebouwd en kunnen het verschil aangeven; leren hoe getallen worden voorgesteld en wat het nut is van die verschillende voorstellingswijzen;
2 • • • • • •
kunnen de soorten schijven classificeren naar gebruik, snelheid en type; weten hoe gegevens op schijven georganiseerd worden; kennen de functie van besturingsbevelen, clusters, de directory en de FAT; kunnen de meest voorkomende opdrachten gebruiken; kennen het doel en de werking van back-up; kunnen de samenhang uitleggen tussen het scherm en de schermbesturingskaart; kunnen de verschillende onderdelen en functies van een multimediasysteem en andere randapparaten opsommen en bespreken;
3 • • • • • • •
hebben inzicht in de verschillende poort-types; hebben inzicht in de interne PC-sleuven; verkennen de interne hardwareonderdelen; begrijpen het verschil tussen de types voedingsaansluitingen; kunnen de verschillende interne kaarten onderscheiden en benoemen; kunnen de verschillende externe geheugens en opslagmedia onderscheiden; kennen de types kabelaansluitingen voor de hardwarecomponenten en weten hoe de verbindingen hiervan moeten verlopen;
4 • • • • •
kunnen een PC volledig correct (de)monteren met de beschikbare hardwareonderdelen; kunnen de verschillende types van randapparatuur (via de juiste externe poorten) aansluiten; kunnen externe aansluitingen koppelen; weten hoe de verschillende LED’s, processorventilator, luidspreker, enz. moeten aangesloten worden; verwerven inzicht in mogelijke gevaren bij het monteren van de PC;
1.12 1.13
Alfanumerieke codes: EBCDIC en ASCII Voorstellen van getallen: getallen in fixedpoint (kort en lang), getallen in floatingpoint
2
Randapparatuur
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Soorten schijven De organisatie van gegevens op schijf Bevelen voor het beheer van schijven Back-up eenheden Beeldschermen Multimediacomponenten Andere randapparaten
3
PC hardware (labo)
3.1 3.2 3.3 3.4
3.8
Moederbordonderdelen Poorttypes Geheugen-, PCI- en ISA-sleuven Hardwareonderdelen: de processor-slot, de BIOS, de batterij, de voeding Voedingsaansluitingen voor moederbord, diskettestation, harde schijf, CD-ROM, … Kaarten: videokaart, geluidskaart, modem, netwerkkaart Harde schijf, diskettestation, CD-ROMstation, interne ZIP-drive, DVD-station, CD(R)Writable, … Kabelaansluitingen
4
PC-montage
4.1
Volledige PC-montage vertrekkend vanaf het moederbord Aansluiting van monitor, toetsenbord, muis, printer, scanner, externe Zipdrive of modem, joystick, luidsprekers, microfoon, Web-cam, … Koppeling van telefoonverbinding, netwerkverbindingen via UTP of COAX, HUB- en/of Routeraansluitingen, ISDNaansluiting (I-line), … Aansluiting LED’s, processorventilator, interne luidspreker op het moederbord Veiligheidsaspect bij PC-montage
3.5 3.6 3.7
4.2
4.3
4.4 4.5
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
6
LEERINHOUDEN
De leerlingen 5 • • •
kunnen defecte hardwareonderdelen opsporen, een diagnose stellen en eventueel herstellen; kennen de spanning van de verschillende voedingsdraden en kunnen die individueel meten; kunnen verkeerde kabelaansluitingen detecteren en correct aanpassen;
6 • • •
• • •
weten hoe de toegang tot kabels en connectoren moeten afgeschermd worden; kunnen seriële, parallelle of USB-poorten en de volledige configuratie (inclusief behuizing) monteren; weten waarom alle verbindingen stevig moeten bevestigd worden; zien de voor- en nadelen in van jumpers op o.a. de moederborden en kunnen ze instellen;
8 • • •
kunnen de essentiële functies van een besturingssysteem verklaren en kennen de begrippen virtueel geheugen, paginering en segmentering; kunnen bestanden en programma’s (de)comprimeren; beheersen de belangrijkste opdrachten van een besturingssysteem;
9 • • •
kunnen een besturingssyteem installeren en updaten op een nieuwe of bestaande PC-configuratie; kunnen softwarepakketten zoals antivirussoftware, Office-pakket, … up-to-date houden; kunnen patches, plug-ins, …. integreren in geïnstalleerde programmatuur;
10 • • •
kennen de belangrijkste onderdelen van de BIOS; kunnen de BIOS-instellingen optimaliseren; kunnen de BIOS onderdelen aanpassen;
11 •
Hardwarediagnose
5.1
5.3
Opsporing van defecte hardwareonderdelen en evt. herstelling Meten en interpreteren van de spanning op de verschillende voedingsdraden Aansluiting van Interne kabels
6
Herstelling/vervanging onderdelen
5.2
kunnen elk defect hardwareonderdeel demonteren en 6.1 correct vervangen; kunnen het onderhoud van het moederbord uitvoeren; 6.2 leren een onderscheid maken tussen de voedingsaansluitingen voor de verschillende vormen 6.3 van gegevensdragers;
7 •
5
weten wanneer het installeren van nieuwe/recentere stuurprogramma’s noodzakelijk is;
Vervanging van defecte hardwareonderdelen Onderhoud van sleuven, sloten, bekabeling, ventilator,.. op het moederbord Onderscheid in voedingsaansluitingen
7
Hardware afschermen en optimaliseren
7.1 7.2 7.3 7.4
Kabels en connectoren beveiligen. Volledige PC-montage. Verbindingen optimaal bevestigen. Jumpers: voor- en nadelen, instellingen.
8
PC software (labo)
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Besturingssysteem Soorten (Windows, Linux) Tijdbeheer en geheugenbeheer Compressie van gegevens voor transport en backupdoeleinden Besturingsbevelen
9
Installatie
9.1
Installatie van (update van) Windows, Linux of andere Installatie van (update van) antivirus software, Office, … Patches en plug-ins downloaden en installeren
9.2 9.3 10
BIOS
10.1 10.2 10.3
Betekenis en functies van de belangrijkste BIOS-onderdelen Optimakisatie BIOS-instellingen Instelling persoonlijke BIOS-voorkeuren
11
Stuurprogramma’s
11.1
Timing bepalen voor installatie recentere stuurprogramma’s.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen • •
kunnen via internet of andere kanalen stuurprogramma’s terugvinden en downloaden; kunnen oude stuurprogramma’s bijwerken of vervangen door de meest recente stuurprogramma’s;
12 • • • • •
kunnen het belang van beveiliging aantonen; kennen beveiligingsmethodes tegen stroomuitval, brand, diefstal en andere calamiteiten; kunnen gegevens beveiligen d.m.v. wachtwoorden, encryptie en elektronische handtekening; kennen het begrip virus en de soorten virussen; verwerven inzicht in het nut, de installatie en het gebruik van beveiligings- (bijv. Winlock, Systeembeleid, Norton Systemworks) en antivirussoftware;
13 • • • •
kunnen een volwaardige back-up of reservekopie nemen van de belangrijkste software; begrijpen het nut en de samenstelling van een opstartdiskette en kunnen die creëren. kunnen een inventaris opmaken van elke PC; kunnen een reservekopie van een harde schijf maken;
14 • • •
•
•
12
Beveiliging
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6
Algemeen Hardware Beveiligingsoftware Virussen Antivirussoftware Nut, installatie en gebruik
13
EHBO-kit
13.1 13.2 13.3
Back-upmethodes en reservekopieën Opstartdiskette: nut en creatie Inventaris van systeemonderdelen en software Gebruik van bijzondere programma’s (bijv. Ghost, Partition Magic, …)
13.4
14
15 kennen de storende elementen (geluidsoverlast, licht, 15.1 e.d.) in de werkomgeving; 15.2 kennen de arbeidsreglementering i.v.m. normen gesteld aan werkomgevingen;
16 • •
11.3
Updates voor stuurprogramma’s opzoeken (via internet) en downloaden. Nieuwe stuurprogramma’s installeren
herkennen de meest voorkomende foutmeldingen; 14.1 kennen de verschillende modi waarin het 14.2 besturingssysteem kan functioneren; weten hoe de instellingen moeten aangepast worden; 14.3
15 •
11.2
kunnen een bestaande PC-configuratie beoordelen; kunnen de mogelijkheden tot uitbreiding van de PCconfiguratie analyseren; zijn op de hoogte van de nieuwe ontwikkelingen op informaticagebied om een efficiënt aankoopbeleid te adviseren.
Diagnose Foutmeldingen Veilige modus van het besturingssysteem Aanpassing van instellingen Ergonomie Werkomgeving Arbeidsergonomie
16
Computeradvies
16.1
PC beoordeling op basis van prestatie, kwaliteit, leeftijd en actuele waarde Uitbreidingsanalyse van een PC m.b.t. geheugen, harde schijf, … Documentatiemap met nieuwe ontwikkelingen en richtprijzen
16.2 16.3
7
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
MULTIMEDIATECHNIEKEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Een website kunnen aanmaken, onderhouden en op het web plaatsen.
•
Webpagina’s kunnen aanmaken aan de hand van HTML-code.
•
JavaScript toepassingen kunnen maken en integreren in webpagina’s.
•
Kunnen werken met grafische objecten of van films en deze objecten kunnen integreren in webpagina’s.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • •
kunnen het begrip multimedia en de toepassingsgebieden omschrijven; kennen de soorten multimediaproducten; kunnen de verschillende stappen van het productieproces opsommen en omschrijven;
2 •
bezitten de vaardigheden om een multimediaal product te creëren;
3 • • •
weten wat de verschillende onderdelen en karakteristieken van een webpagina zijn; kunnen een hyperlink omschrijven en gebruiken; kunnen een volledige website organiseren en de informatie over de verschillende schermen verdelen;
4 • • • •
kunnen het begrip omschrijven; kunnen een eenvoudige pagina ontwerpen; hebben de vaardigheden om specifieke elementen aan hun webpagina toe te voegen; kunnen een website onderhouden;
5 • • •
beheersen de verschillende elementen van de taal; kunnen enkele elementaire toepassingen ontwikkelen; weten hoe de identificatie van browser en plug-ins in elkaar zitten.
1
Begrip multimedia
1.1 1.2 1.3
Toepassingsgebieden Soorten multimediaproducten Productieproces bij het ontwikkelen van multimediaproducten
2
Aanmaak, in- en uitvoer van digitaal materiaal
2.1
Ontwerpen en verwerken van digitale materiaal
3
Organisatie van een website
3.1 3.2 3.3
Kenmerken van een webpagina Kenmerken van hyperlinks Architectuur: structuur, verbanden, lay-out, navigatie, …
4
HTML
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Omschrijving begrip Ontwerpen van eenvoudige pagina’s Grafische elementen toevoegen Werken met tabellen Gebruiken van frames Inlassen van audio en video Een site bijwerken en onderhouden
5
JavaScript
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Objecten, eigenschappen en methode Events JavaScript in HTML opnemen Besturing en identificatie van de browser Identificatie plug-ins
8
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
9
LEERINHOUDEN
De leerlingen 6 • •
kunnen met behulp van editor webpagina’s aanmaken en onderhouden; kunnen de gegevens beschikbaar stellen op een internet- of intranetserver;
7 • • • •
kunnen een databank integreren in een website; kunnen een ASP-omgeving opzetten; kunnen formulieren opmaken; kunnen ingevulde velden opsparen in een databank;
8 • • •
kunnen het nut van animatie vermelden; kunnen animaties toepassen en aanmaken; kunnen films en geluid integreren in een webpagina.
6
Web-design
6.1
6.2 6.3
Opstelling van HTML-documenten, opmaak, lijsten, afbeeldingen, hotspots, tabellen, formulieren, geluiden en frames. Aanmaak van een volledige website Plaatsen van de site op een server
7
Dynamische webdesign
7.1 7.2 7.3 7.4
ASP-omgeving HTML-invulformulieren Query’s uitvoeren Opslag van data in databank
8
Web-animatie
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
Basisprincipes van de gereedschappen Werken met animaties Werken met lagen Automatische animaties Interactieve films maken en genereren Geluiden Films integreren in webpagina's
DATACOMMUNICATIE EN NETWERKEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
De principes van de werking van een lokaal en extern datacommunicatienetwerk en bijhorende onderdelen kennen.
•
Praktische toepassingen van een lokaal netwerk efficiënt beheersen.
•
De verschillende aspecten van Internet kennen en vlot kunnen toepassen.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • •
kunnen de verschillende telecommunicatienetwerken met hun eigenschappen opsommen; kunnen de verschillende kenmerken van datatransmissie (aard, modulatie, medium, type, methode, snelheid en foutdetectie) weergeven; weten op welke wijze de transmissie kan verlopen (via welke media en met welke methodes); kennen het verschil tussen baud en bps;
1
Datacommunicatie
1.1
Telefoonnet, DCS, Teletext, ISDN-net, ADSL-net, Telenet Datatransmissie: digitale en analoge transmissie, modulatie, technieken Transmissiemedia: coax kabel, twisted pair, glasvezel, infrarood/laser Transmissie: types (parallel, serieel),
1.2 1.3 1.4
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
10
LEERINHOUDEN
De leerlingen • • • •
kennen het TCP/IP-model; kennen de verschillende standaarden voor modems; kunnen een modem installeren; kennen de nulmodem en weten waarvoor hij dient;
2 • • • •
• • •
2 2.1 kunnen de basistopologieën schematisch weergeven; 2.2 2.3 kunnen de werking van de voornaamste protocollen uitleggen; kunnen de hardware-onderdelen opsommen en hun 2.4 voornaamste kenmerken weergeven; zij kennen de verschillende apparaten, de gebruikte protocollen voor communicatie, routering en adressering; 2.5 kennen het verschil tussen een server en een 2.6 werkstation; kunnen verschillende soorten servers opsommen met hun specifieke toepassingen; 2.7 kennen de verschillende hard- en softwarebeveiligingsmethodes; weten waarvoor netwerken gebruikt worden;
3 • • • •
kunnen de gebruikte protocollen voor communicatie, routering en adressering opsommen en de verschillende diensten vlot toepassen; kunnen beveiligingen instellen; kennen de voordelen, het verschil tussen intranet en internet en de evolutie ervan; kunnen de delen van een intranet opsommen en kennen de globale werking ervan;
4 • • • • •
1.5 1.6 1.7
kunnen een netwerk installeren en configureren; kunnen een netwerk instellen voor het delen van bronnen, internettoegang, data en programma’s; kunnen de voornaamste toepassingen opsommen; kunnen een netwerk beheren; kunnen een netwerk beveiligen;
asynchrone en synchrone verbindingen, methoden Transmissiesnelheid (baud, bps) Communicatiestandaarden: TCP/IP model Modem: interne en externe modems, standaarden en protocollen, nulmodem Netwerken Doel Basistopologieën: ster, bus en ring Basisprotocollen: CSMA/CD, Token passing ring, Token passing bus Hardware: Ethernetkaart, connectoren, bekabeling, hub, switches, routers, bridges, gateways Opbouw: server en werkstation Soorten server: peer-to-peer netwerken, file- en printservers, mailservers, proxiserver, cliënt-server Netwerkbeveiliging: hackers, encryptie, filelocking en recordlocking, hardware beveiliging van de schijven van de fileserver, softwarebeveiliging
3
Internet en intranet
3.1
3.3 3.4
Werking: IP-routering, IP-adres, symbolische machinenaam (DNS), URL http-protocol Diensten: e-mail, nieuwsgroepen, bestandenoverdracht, remote login, chatten, navigatie Beveiliging: firewalls Intranet: organisatie
4
Netwerkbesturingssysteem
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Installatie en configuratie Delen van bronnen Delen van data- en programmabestanden Gedeelde internetaansluiting Broadcastprogramma’s Netwerkbeheer: installatie van netwerksoftware, configuratie en gebruik Beveiliging – autorisatie
3.2
4.7
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
11
ONTWERP EN IMPLEMENTATIE ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Leren oplossen van problemen volgens een gestructureerde en gefaseerde aanpak.
•
De methode van stapsgewijze verfijning kennen en kunnen toepassen.
•
De gegevensstructuren grondig kunnen beredeneren.
•
De verschillende controlestructuren kennen en kunnen gebruiken.
•
Complexe problemen kunnen oplossen door gebruik te maken van een gestructureerd ontwerp.
•
Aandacht hebben voor het belang van de analyse, meer bepaald voor het ontwerp van datastructuren.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • •
kunnen de verschillende stappen toepassen bij het oplossen van problemen; weten dat er bij elke stap specifieke technieken horen; weten wat de top-down methode inhoudt;
2 • • •
kennen de verschillende datatypes en kunnen die gebruiken; kunnen het onderscheid maken tussen enkelvoudige en samengestelde types en kunnen die toepassen; kunnen zelf een type definiëren;
3 • • •
weten welke controlestructuren in een specifiek probleem moeten gebruikt worden; kunnen hiervoor een gepaste techniek gebruiken (schema of andere); kunnen de verschillende controlestructuren implementeren;
1
Te volgen stappen bij het oplossen van een probleem
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Oplossingsscenario Gegevensstructuur Controlestructuur Implementatie Verdere verfijning
2
Datastructuren
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13
Enkelvoudige datastructuren Numerieke Alfanumerieke Logische waarden Samengestelde datastructuren Rijen en tabellen String-type Deelinterval type Opsomtype Records Bestanden Dynamische structuren Zelfgedefinieerde types
3
Controlestructuren
3.1 3.2 3.3
Sequentie Selectie Iteratie
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 4 • • • • •
zien in dat heel wat problemen varianten zijn van een zelfde basisprobleem; kennen de kenmerken van een goed deelprobleem; kennen het onderscheid tussen een procedure en een functie en wanneer beide moeten gebruikt worden; kunnen het parametermechanisme toepassen; kunnen een bibliotheekmodule herkennen;
5 • •
kunnen op een rij sorteren; kunnen een element in een rij opzoeken;
6 • •
begrijpen het belang van modules; kunnen het importeren uit een module toepassen op eenvoudige voorbeelden;
7 • •
kennen het doel van recursie; kunnen eenvoudige recursieve problemen oplossen;
8 • •
kennen de basisbegrippen van het object georiënteerd programmeren; kunnen die implementeren in een objectgerichte programmeertaal
4
Deelproblemen
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Kenmerken van een goed deelprobleem Procedures Functies Parametermechanisme Bibliotheken
5
Algoritmen
5.1 5.2
Sorteeralgoritmen Zoekalgoritmen
6
Modulair ontwerp
6.1 6.2
Interface en implementatiedeel initiatiedeel
7
Recursie
7.1 7.2
Doel Eenvoudige voorbeelden
8
Principes van het object georiënteerd programmeren
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Structuren en pointers Structuren en functies Incapsulatie Lidfuncties definiëren buiten een klasse Constructoren en destructoren Eigen operatoren
DATABANKEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN • Inzicht hebben in de algemene begrippen van een DBMS- systeem. • Het conceptueel gegevensmodel kunnen opstellen en implementeren in een professioneel DBMS-systeem, rekening houdend met de normalisatieregels. • Verschillende componenten in een databank kunnen beheren en linken. • Weten hoe een databank zich gedraagt in een netwerkomgeving. • Weten hoe men een databank publiceert in een intranet of internet.
12
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
13
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • • •
kunnen tabellen creëren met hun eigenschappen en validatie; kunnen tabelstructuren wijzigen; kunnen een kort overzicht geven van de operatoren, expressies en functies in analogie met de gekende begrippen uit een programmeeromgeving; kunnen data afbeelden, wijzigen, toevoegen en verwijderen; kunnen data opsporen in een tabel; kunnen zoekprocessen in een tabel hanteren;
2 • • • •
kunnen zoeken op basis van vaste criteria; kunnen statistische functies uitvoeren op een groep records; kunnen zoeken op basis van parametercriteria; kunnen acties uitvoeren op een groep records (verwijderen, bijwerken, toevoegen, opslaan);
3 • • • • •
kunnen een conceptueel gegevensmodel opstellen; kunnen analogie leggen tussen de logische begrippen entiteit, attributen en relaties en hun technische realisaties in tabellen, velden en foreign keys; kennen een methode om bovenstaand technisch ontwerp te visualiseren; kunnen aantonen dat een ‘correct’ opgesteld ERD voldoet aan de normaalnormen van Codd; een technisch ontwerp kunnen implementeren in de eigen databankomgeving;
4 • • • • • • • 5 • •
kunnen een eenvoudig formulier ontwerpen met behulp van een basis aan objecten; kunnen soorten formulierobjecten onderscheiden en hun eigenschappen bepalen; kunnen een standaard invoerformulier opmaken; kunnen expressies en functies in formulieren opmaken; kunnen het uiterlijk van een formulier verfraaien; kunnen de eigenschappen van formulieren vastleggen; kunnen formulieren afdrukken;
1
Ontwerp en beheer van een tabel
1.1
1.6
Veldnamen, -types, -eigenschappen en validatie en tabeleigenschappen Validatie op tabelniveau Opslaan, afbeelden en wijzigen van de structuur Operatoren, expressies en functies Records afbeelden, editeren, toevoegen en verwijderen Sorteren, zoeken, filteren in een tabel
2
Opstellen van query’s
2.1 2.2 2.3 2.4
Selectiequery Totaalquery Parameterquery Actiequery
3
Relationele databanken
3.1
3.6 3.7
Basisbegrippen (kolom, rij, tabel, soorten relaties, sleutels) Begrippen entiteit, attribuut en relatie Opstellen van regels die bepalen hoe entiteiten, attributen en relaties bepaald worden Conceptueel gegevensmodel (ERD). Technisch ontwerp (definitie tabellen, sleutels en relaties) Normalisatie (eerste 3 vormen van Codd) Implementatie
4
Formulieren
4.1 4.2
4.6 4.7
Ontwerp en gebruik wizard Soorten formulierobjecten en hun eigenschappen Maken van een standaard invoerformulier Functies en expressies gebruiken in een formulier Verfraaien van het uiterlijk van een formulier Formuliereigenschappen Formulieren afdrukken
5
Rapporten
1.2 1.3 1.4 1.5
3.2 3.3
3.4 3.5
4.3 4.4 4.5
kunnen een eenvoudig rapport ontwerpen met behulp 5.1 van een basis aan objecten; 5.2 kunnen soorten rapportobjecten onderscheiden en hun eigenschappen bepalen;
Ontwerp en gebruik wizard Soorten rapportobjecten en hun eigenschappen
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
14
LEERINHOUDEN
De leerlingen • • • • •
kunnen expressies en functies in rapporten gebruiken; kunnen het uiterlijk van een rapport verfraaien; kunnen de eigenschappen van rapportdelen vastleggen; kunnen logische groepsonderbrekingen aanbrengen in een rapport; kunnen de lay-out van etiketten ontwerpen;
6 • •
weten hoe verschillende objecten kunnen gelinkt worden; kunnen het doel van de verschillende macro’s verwoorden en gebruiken in oefeningen;
7 • • • • •
kennen het verschil tussen een 3GL en een 4GL taal; kunnen het verschil aantonen tussen embedded SQL en het interpretatief gebruik ervan; kennen de begrippen DDL en DML; via SQL vertrouwd raken met: opstellen van tabellen, raadplegen van tabellen, muteren van gegevens, optimalisatie en beveiliging; SQL kunnen hanteren in formulieren, rapporten en in broncode;
8 •
kunnen eenvoudige databankontwerpen (ERD, technisch ontwerp) implementeren in een eigen databankomgeving;
9 •
kunnen werken in een programmeeromgeving;
5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6
Koppelen van de objecten in een databank (via macro’s, VB of VBA)
6.1
De verschillende macro’s worden ingedeeld naargelang hun taak Ontwerpen van knoppen voor acties, gegevens- manipulatie en diverse taken
6.2
7
SQL
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
Componenten van de select-instructie Gebruik van statistische functies Create table/index Insert into Delete Update Drop table/index Alter table
8
Ontwikkelen van applicaties
8.1
8.2
Opstellen rapporten, formulieren en query’s die gebruik maken van verschillende gerelateerde tabellen Koppelen van de objecten via macro’s
9
Programmeeromgeving
9.1
Gegevens - en objecttypes, variabelen en constanten, operatoren en expressies Controlestructuren Modulen: procedures en/of functies met/zonder parameters Eigen werkomgeving maken (eigen menu’s en werkbalken) Objecten, gebeurtenissen, eigenschappen en methodes Recordsets: creëren van een recordset, door de records navigeren, zoeken in een recordset
9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
10 • kunnen databanken gebruiken in een netwerk;
Gebruik van expressies en functies in rapporten Uiterlijk van een rapport verfraaien Rapportdelen en hun eigenschappen bepalen Groeperen, sorteren in een rapport Ontwerpen van labels
10
Databanken in een netwerk
10.1 10.2
Databanken in een netwerk configureren Databases in een netwerk openen,
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
15
LEERINHOUDEN
De leerlingen
10.4
gebruiken en bewerken Meerdere gebruikers en hun rechten configureren Netwerkbeveiliging toepassen
11
Databanken en Internet
11.1 11.2 11.3
Het veldtype hyperlink Maken en bewerken van html- pagina’s Opslag van de databank op een webserver
10.3
11 • •
kunnen hyperlinks en HTML functionaliteit van de eigen DBMS uitleggen; kunnen databanken in een intranet en op internet gebruiken.
VISUAL BASIC ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Het verwerven van praktische kennis van de taal Visual Basic
•
Het probleemoplossend denken ontwikkelen i.v.m. het aspect “event-driven” programmeren
•
Attitudes ontwikkelen zoals zin voor nauwkeurigheid en efficiënt werken en overdraagbaarheid van oplossingsmethodes en technieken
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • •
kennen de verschillende onderdelen van het scherm en kunnen deze gebruiken; kunnen de werkomgeving aanpassen, in het bijzonder de verplichte declaratie van variabelen en het ordenen van vensters; kunnen een gebruiksvriendelijke interface ontwerpen door de nodige eigenschappen aan te passen; kunnen Basiscontrols TextBox, Labels en Command Buttons gebruiken;
2 • • • • • • • •
kennen het onderscheid tussen variabelen en constanten; kunnen de verschillende operatoren onderscheiden; kunnen prefixen gebruiken bij de naamgeving van variabelen en constanten; krijgen inzicht in het begrip gebeurtenis en weten welke soort moet gebruikt worden; kunnen waarden uit een textbox overbrengen naar variabelen en de inhoud terugplaatsen; verwerven inzicht in het begrip methode; leren enkele methoden gebruiken aan de hand van voorbeelden en toepassingen; krijgen inzicht in het gebruik van functies en kunnen
1
Algemene principes
1.1
1.6 1.7
Basisbegrippen: scherm, forms, project, properties en immediate window Toolbox en werkomgeving Gebruikersinterface Objecten en eigenschappen Basiscontrols TextBox, Label en CommandButton Bewaren van een project Uitvoeren van het programma
2
Programma ontwerp en implementatie
2.1 2.2
Variabelen en constanten Operatoren: rekenkundige, voor tekenreeksen, relationele, logische Gebeurtenissen: soorten Waarden ophalen en terugplaatsen in een TextBox Verschillende soorten methoden Functies voor invoer, uitvoer en stringmanipulaties
1.2 1.3 1.4 1.5
2.3 2.4 2.5 2.6
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen de syntax ervan opzoeken; 3 • •
verwerven inzicht in de verschillende soorten controlestructuren; kunnen If, Select Case, For … Next en Do … Loop gebruiken in concrete toepassingen;
4 • • • •
kennen het onderscheid tussen de verschillende soorten boxen; kunnen Input Box gebruiken; kunnen Message Box gebruiken, voorzien van de nodige symbolen; kunnen Combo Box, List Box en Check Box gebruiken;
5 • • • • •
verwerven inzicht in de opbouw van een menu; kunnen de menu editor gebruiken; gebruiken de correcte prefixen bij de naamgeving van menu-items; kunnen Shortcut keys gebruiken; kunnen enkele eigenschappen zoals Checked, enabled en horizontale streep gebruiken;
6 • • •
kunnen voorgedefinieerde functies gebruiken; kunnen zelf functies aanmaken; weten hoe variabelen moeten worden doorgegeven en kunnen parameters gebruiken;
7 • • • •
kunnen meerdere formulieren aanmaken; kennen het verschil tussen globale en lokale variabelen; kunnen nieuwe modules toevoegen voor de declaratie van globale variabelen; kunnen noodzakelijke controls gebruiken;
8 • • •
9 •
kennen het onderscheid tussen modules, procedures en functies; kennen het onderscheid tussen de verschillende soorten parameters en kennen het gebruik ervan; kunnen zelf procedures aanmaken en deze oproepen vanuit andere procedures;
3
Controlestructuren
3.1 3.2 3.3
Sequentie Selectie: If, Select Case Iteratie: For … Next, Do … Loop …
4
Aanmaken van boxen
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Input Box Message Box Combo Box List Box Check box
5
Werken met menu’s
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Opbouw menu Menu editor Naamgeving Programmacode achter een menu-item Werken met Shortcut keys Checked, Enabled, horizontale streep
6
Procedures en functies
6.1 6.2 6.3
Voorgedefinieerde functies: Format, MsgBox Zelfgedefinieerde functies en procedures Werken met parameters
7
Werken met meerdere formulieren
7.1 7.2 7.3 7.4
Formulieren toevoegen Globale variabelen Modules toevoegen Controls (zoals ComboBox, ListBox, …)
8
Modules en procedures
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Soorten modules Procedures en subprocedures Functieprocedures Private, Public en static Argumenten van een procedure Procedureoproep in andere module
9
Werken met tabellen
kunnen zowel eendimensionale als tweedimensionale 9.1
Eendimensionale array
16
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen •
en dynamische tabellen aanmaken en verwerken; kunnen Control array’s aanmaken en gebruiken;
10 • •
Tweedimensionale array Dynamische array Control array
10
Databanken
kunnen een databank integreren en verwerken in een 10.1 programma; 10.2 kunnen een nieuwe databank aanmaken en verwerken.
11 • •
9.2 9.3 9.4
hebben inzicht in de verschillende soorten fouten kunnen de fouten opsporen en deze opvangen via programmacode.
Ontwerp Toepassingen
11
Fouten opsporen
11.1 11.2
Soorten fouten Foutmeldingen opvangen via het programma
JAVA ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Het verwerven van praktische kennis van de taal JAVA
•
Het probleemoplossend denken ontwikkelen i.v.m. het aspect OOP (object georiënteerd programmeren)
•
Attitudes ontwikkelen zoals zin voor nauwkeurigheid en efficiënt werken en overdraagbaarheid van oplossingsmethodes en technieken
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • •
kunnen de programmeertaal Java situeren t.a.v. andere programmeertalen; kunnen uitleggen hoe binnen Java het concept ‘platformonafhankelijkheid’ wordt geconcretiseerd; weten waarom beveiligingsaspecten van belang zijn; kunnen het begrip ‘garbage collection’ uitleggen;
2 • • • •
kennen de afspraken die gemaakt worden rond notatie en naamgeving van de verschillende types; zien de belangrijkheid in van deze afspraken; hebben inzicht in het begrip ‘floating point’; kunnen tekst en logische types gebruiken;
3 •
kennen de verschillende keuze en herhalingsstructuren;
1 1.1
Basisconcepten Platformonafhankelijkheid
1.2
Beveiligingsaspecten
1.3
Garbage collection
1.4
OOP concepten
2 2.1
Primitieve types Gehele types: byte, short, int en long
2.2
Floating points: float en double
2.3
Tekst types: char en String
2.4
Logische: boolean
3 3.1
Basis structuren Keuze structuur: if en switch
17
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
18
LEERINHOUDEN
De leerlingen •
kunnen de verschillende structuren gebruiken in concrete gevallen;
4 • • •
kunnen het begrip ‘array’ uitleggen; weten wanneer er samengestelde structuren nodig zijn; kunnen multidimensionele rijen maken en gebruiken;
5 • • • • • • • • • • • •
kennen de afspraken die gemaakt worden rond notaties en naamgeving van klassen, data, methoden…; zien de belangrijkheid in van deze afspraken; begrijpen het verschil tussen ‘data’ en ‘methoden’; kunnen het begrip ‘constructor’ uitleggen; kennen het verschil tussen ‘klas’ en ‘instantie’; begrijpen op welke manier een instantie kan gecreëerd worden; zien het nut in van het gebruik van meerdere constructors; begrijpen het essentiële belang van ‘subklassen’ en ‘overerving‘; begrijpen wat methode overschrijving is; kunnen uitleggen wat ‘abstracte klassen’ zijn; kennen het verschil tussen static en non-static; kennen de begrippen polyporfie en inkapseling en kunnen deze in eenvoudige gevallen ook toepassen;
6 • • •
begrijpen de werking van de gebeurtenissen; kunnen het begrip ‘interface’ situeren; kennen het nut van de hiërarchie van de componenten;
7 •
kunnen werken met het tekenpakket;
8 • • •
•
Herhalingsstructuren: for-loops, while-loops en do…while loops
3.3
Breaking out: break en continue
4 4.1
Samengestelde structuren Rijen
4.2
Multidimensionele rijen (tabellen)
5
Object Oriented Programming
5.1
Klassen
5.2
Data versus methoden
5.3
Constructor
5.4
Instanties
5.5
Subklassen en overerving
5.6
Super en sub
5.7
Methode overschrijving
5.8
Klasse hiërarchie
5.9
Abstract klassen
5.10
Static versus non-static
5.11
Polymorfie
5.12
Inkapseling van gegevens
6
Gebeurtenissen
6.1
Events afhandeling
6.2
Interfaces
6.3
Componenten
7
Tekenpakket
7.1
Enkele voorbeelden
7.2
Grafische animatie
8
Applets
begrijpen het verschil tussen ‘applets’ en ‘applicaties’; 8.1 kunnen de werking van een applet uitleggen; 8.2 verwerven inzicht in de methodes gerelateeerd aan applets;
9 •
3.2
kennen het concept ‘thread’ en begrijpen het nut ervan; zien de werking in van toepassingen gemaakt op basis van threads.
Enkele belangrijke methoden Web browsers
9
Threads
9.1
Concept en nut
9.2
Gebruik
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen
TOEPASSINGSPAKKETTEN ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Vertrouwd zijn met de belangrijkste functies van een tekstverwerker, rekenblad en presentatie.
•
Rekening kunnen houden met de BIN-normen.
•
De lay-out van een tekst, rekenblad of presentatie vlot kunnen aanpassen.
•
Geavanceerde toepassingen kunnen maken in een rekenblad.
•
Een toepassingspakket kunnen instellen voor vlot gebruik.
•
Het juiste toepassingspakket kunnen kiezen in functie van de toepassing.
•
Gegevens kunnen uitwisselen tussen verschillende pakketten.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • • • • •
kunnen werken met een sjabloon en een opmaakprofiel opstellen; kunnen vlot de titels van een rapport automatisch nummeren; kunnen de BIN-normen toepassen; kunnen eenvoudige tabellen in een tekst integreren; kunnen gebruik maken van de voornaamste grafische mogelijkheden; kunnen documenten aanmaken door koppeling met data; kunnen een document integreren in een site; kunnen een gebruiksvriendelijke toepassing ontwikkelen met beperking van de mogelijkheden van de gebruiker;
2 • • • • •
kunnen de basishandelingen van een rekenblad vlot uitvoeren; kennen de voornaamste formules en functies; kunnen geavanceerde functies gebruiken; kennen de zoektechnieken; kunnen een eenvoudige grafiek opstellen en deze kunnen opmaken (assen, schalen, notaties);
1
Tekstverwerking
1.1
Werken met sjablonen en opmaakprofielen
1.2
Opmaak: alineaopmaak, automatische nummering, kop- en voettekst, paginaopmaak en nummering
1.3
Bin-normen
1.4
Secties
1.5
Tabellen
1.6
Werken met figuren en tekstvakken
1.7
Dynamische en statische koppelingen: samenvoegvelden, etiketten, formules
1.8
Integratie van een document in website
1.9
Invoegvelden
1.10
Keuzelijsten
1.11
Stijlen en hoofding
2
Rekenblad
2.1
Celinhoud : basisbewerkingen, vergrendelen, naamgeving
2.2
Formules, standaardfuncties
2.3
Geavanceerde functies: horizontaal en verticaal zoeken, wat als functie, financiële en economische functies
19
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
20
LEERINHOUDEN
De leerlingen • • •
kunnen een databank gebruiken en opzoekingen maken via het gebruik van filters (autofilters en geavanceerde filters); kunnen draaitabellen toepassen; kunnen eenvoudige macro’s opstellen;
3 • • •
kunnen een eenvoudige presentaties opmaken met tekst, illustraties en grafieken; kennen enkele mogelijkheden zoals slide show, commentaar modus en outline view; kunnen animaties inbouwen.
financiële en economische functies 2.4
Koppelen van werkbladen en mappen
2.5
Grafieken: gevorderde opmaak
2.6
Databank: sorteren, opzoeken met filters
2.7
Draaitabellen
2.8
Macro’s
3
Presentatiepakket
3.1
Opmaak
3.2
Weergave
3.3
Animaties
PROJECTONTWIKKELING ALGEMENE DOELSTELLINGEN •
Inzien dat voor het opzetten van een informatiesysteem heel wat meer nodig is dan alleen maar de ontwikkeling van een programma.
•
Via een gefaseerde aanpak een volledig informatiesysteem kunnen opzetten.
•
Het doel en het nut van elke fase inzien.
•
De voor elke fase aangepaste technieken kunnen gebruiken.
•
Kunnen nagaan of na elke fase de vooropgestelde mijlpalen bereikt werden.
•
Een volledig dossier kunnen opstellen.
•
Inzien dat de documentatie belangrijk is.
•
Aandacht hebben voor aspecten die in een praktijksituatie belangrijk zijn (invoeringsproblemen, aanvaarding door de gebruiker, mogelijke storingen tijdens het gebruik, bruikbaarheid van de handleiding).
•
Het ontwikkeld systeem op een duidelijke wijze en met aangepaste presentatietechnieken kunnen voorstellen.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • •
kennen het nut van de fasering; kunnen de fases onderscheiden; kunnen de menselijke aspecten bij automatisering begrijpen;
2 • • •
kennen de wettelijke eisen bij het opzetten van een informatiesysteem; kunnen een organogram opstellen; kunnen de voor- en nadelen van standaardpakketten ers s ont ikkelde soft are beschrij en
1
Vooronderzoek
1.1
Levenscyclus van een project
1.2
Formulering van de opdracht
1.3
Probleemanalyse
2
Systeemanalyse (definitiestudie)
2.1
STOEP-factoren
2.2
Vastlegging oplossingsrichting
2.3
Bepaling van veranderingen
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
21
LEERINHOUDEN
De leerlingen • • •
versus ontwikkelde software beschrijven; kunnen een degelijke inventarisatie uitvoeren van een bestaande systeem en een gemotiveerde computerkeuze maken; kunnen de activiteiten voor een bepaald systeem vastleggen; kunnen een DFD opstellen;
3 • • • • • • • •
kennen de verschillen tussen schema’s en beschrijvende tekst hanteren; kunnen een data-dictionary opstellen; kennen het normalisatieproces; kunnen bij eenvoudige cases ERD’s oplossen; kunnen een demonstratie geven van het ontwerp; kunnen beslissingstabellen opstellen; kunnen via SQL de structuur van een database opbouwen; kunnen een goede gegevensanalyse uitvoeren;
4 • • • •
beheersen volledig de GUI van de gebruikte visuele taal; kunnen een elektronische presentatie maken; kunnen elk ontwikkeld deel op een volledige manier uittesten; kunnen SQL toepassen in de gebruikte visuele taal;
5 • • • • •
kunnen de controlestructuur schematisch weergeven (met PST of andere); kunnen de in “database” aangeleerde technieken i.v.m. SQL toepassen; kunnen gestructureerd werken; kunnen elk ontwikkeld onderdeel uittesten; kunnen een rapport opstellen van de uitgevoerde werkzaamheden;
2.4
Vastlegging uitgangspunten en plan van aanpak
2.5
Analyse huidige informatievoorziening
2.6
Evaluatie van de veranderingsbehoeften
2.7
Specificatie van systeemeisen
2.8
Evaluatie van de consequenties voor organisatie en systeemontwikkeling
3
Logisch ontwerp (functioneel)
3.1
Definities
3.2
Verschil functioneel en technisch
3.3
Uitgangspunten en plan van aanpak
3.4
Ontwerp van organisatorische aanpassingen
3.5
Ontwerp van de functiestructuur
3.6
Ontwerp van de gegevensstructuur
3.7
Ontwerp van dialogen
3.8
Ontwerp van interfaces
3.9
Rapport functioneel ontwerp
4
Technisch ontwerp
4.1
Inleiding: presentatie, functies invoeren, bewaren en transporteren
4.2
Uitgangspunten en plan van aanpak
4.3
Programmaspecificaties
4.4
Ontwerp van de opslagstructuur
4.5
Ontwerp van beeldschermen
4.6
Ontwerp van formulieren
4.7
Specificeren van procedures
4.8
Specificatie systeemtest
4.9
Rapport technisch ontwerp
5
Constructie/Bouw
5.1
Plan van aanpak
5.2
Programmering
5.3
Bestanden/database
5.4
Procedures en formulieren
5.5
Voorbereiding van de systeemtest
5.6
Opleidingen
5.7
Systeemtest
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
22
LEERINHOUDEN
De leerlingen
6 • • •
kunnen een gebruikershandleiding opstellen kunnen gebruikers een opleiding geven; kunnen rekening houden met de sociale aspecten van de invoering van een nieuw informatiesysteem;
7 • •
kunnen het belang van onderhoud/beheer en opleiding bij een systeemontwikkeling beschrijven; kunnen back-up systemen beschrijven en een rampenplan opstellen;
8 •
5.8
Acceptatietest
6
Implementatie/Invoering
6.1
Plan van aanpak
6.2
Inrichting van de organisatie
6.3
Conversie
6.4
Installatie
6.5
Invoering en overdracht
7
Onderhoud/Beheer
7.1
Systeembeheerder
7.2
Nazorgteam/onderhoudsteam
8
Toepassing in een praktijksituatie
kunnen in een afzonderlijk project de verschillende 8.1 fasen van een levenscyclus toepassen (bijv. onder vorm 8.2 van een GIP). 8.3
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Vooronderzoek Systeemanalyse Logisch en technisch ontwerp
8.4
Opbouw en implementatie
8.5
Test-fase
8.6
Integratie
8.7
Onderhoud
1
Het basisprincipe houdt in dat elk lesuur er per leerling één computer aanwezig is. In dit studiejaar is het noodzakelijk dat de leerlingen toegang hebben tot het Internet. De computer moet in staat zijn om zonder problemen de traditionele pakketten te kunnen draaien. Het is vanzelfsprekend dat de school beschikt over legale versies van de te gebruiken software. Vanuit louter didactisch standpunt is de keuze van de versie van het pakket niet zo belangrijk (maar alle items van het leerplan moeten wel kunnen aan bod komen). De toestellen moeten zo opgesteld staan dat er naast de computer nog voldoende ruimte is voor een boek of schrift. Tevens moeten volgende ergonomische eisen vervuld zijn: het scherm moet van goede kwaliteit (stabiel beeld zonder reflecties) en verstelbaar zijn, voor het toetsenbord moet er voldoende ruimte zijn voor de polsen. Het is aangewezen dat in de mediatheek een aantal basiswerken over informatica en vaktijdschriften aanwezig is. 1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: Codex, ARAB, AREI, Vlarem. Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t. de uitrusting en inrichting van de lokalen en de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Zij schrijven voor dat duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn, alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen, de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden en de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
23
Het gebruik van een computer thuis is eigenlijk vanzelfsprekend. Leerlingen moeten vanaf het begin gestimuleerd worden om een computer aan te schaffen (spaarplan opstellen, informatie geven over de aankoop van tweedehandse toestellen, enz.). Indien er toch nog leerlingen zijn die hierbij problemen hebben, moeten zij maximale faciliteiten krijgen om op school (buiten de normale lestijden) te kunnen oefenen. Experimenteren met netwerken gebeurt bij voorkeur met voor dit doel gereserveerde systemen (en dus niet met gebruikerstoestellen). Een klein experimenteel netwerk is bijgevolg noodzakelijk. Voor het onderdeel PC-technieken zijn een aantal (niet al te oude) computers noodzakelijk die kunnen gedemonteerd worden en die dus eigenlijk enkel voor dat doel bruikbaar zijn. Een apart PC-labo is dus wenselijk (met internetaansluiting en met moderne software). Niet meer dan 2 leerlingen kunnen per PC aan het werk zijn.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1
Verdeling van de beschikbare lestijden Aantal uur per week (min. – max.)
1e jaar (voorstel)
2e jaar (voorstel) 2
PC – technieken
4-6
2
Multimediatechnieken
2-4
2
Datacommunicatie en netwerken
2-4
Ontwerp en implementatie
2-4
3
Databanken
4-6
2
2
Visual Basic
3-5
2
2
Java
2-3
Toepassingspakketten Projectontwikkeling
2
2
2 2
2-4
3 13
13
Gelet op het feit dat het leerplan een graadleerplan is en dat enige vrijheidsgraden werden ingebouwd op het vlak van het aantal lestijden dat aan elk van de subvakken besteed wordt, zal de leraar nauwkeurig het jaarplan dienen op te stellen. Het lerarenteam zal binnen de vastgelegde (min. – max.) grenzen de verdeling van het aantal lestijden vastleggen. Het voorstel in de tabel is enkel als mogelijke oplossing opgenomen. Het spreekt vanzelf dat bij de spreiding van de vakken over de 2 jaar rekening gehouden wordt met de continuïteit en de vereiste voorkennis. De uitbreidingselementen kunnen aan bod komen in functie van het gekozen aantal lestijden, het niveau, de belangstelling en de voorkennis van de leerlingen. Scholen die via het CG het aantal uur Toegepaste informatica wensen te verhogen, kunnen het aantal lestijden van de tabel verhogen en/of (hoewel dat niet wenselijk is) een ander subvak (bijv. C of Delphi) invoeren. Het leerplan kan slechts met het beschikbare aantal uur afgewerkt worden indien •
de leerlingen in grote mate aan zelfstudie doen (zelfwerkzaamheid van de leerlingen moet absoluut gestimuleerd worden);
•
huiswerk voldoende (ook bij toepassingspakketten) aan bod komt.
Voor de uren PC – technieken is het noodzakelijk dat er met aansluitende uren gewerkt wordt (een blok van 2 of van 3 uur) en dat de groepen niet te groot zijn (max. 16 leerlingen). 2
PC – technieken
Als aanvulling op de leerinhoud is het aan te bevelen dat de leerlingen Nederlandstalige (evt. ook Engelstalige) teksten lezen en bespreken. Hierbij schenkt de leerkracht aandacht aan de kwaliteit en het niveau van de artikels.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
24
De actualiteit en recente ontwikkelingen kunnen worden opgevolgd via een documentatiemap. Het is aan te bevelen om het aantal onderwerpen beperkt te houden. Per onderwerp kan de leraar de meest bruikbare artikels selecteren en voor iedereen kopiëren. Om na te gaan of de artikels werkelijk worden gelezen, is wenselijk om een vragenlijst op te stellen en om tevens een aangepaste evaluatie door te voeren. De meeste onderwerpen lenen zich uitstekend tot het houden van spreekbeurten. In andere gevallen kan een samenvatting of een verhandeling worden gevraagd. Sommige leerstofonderdelen kunnen worden verwerkt via zelfstudie. De leerkracht kan occasioneel gebruik maken van video's, voordrachtgevers of uitstappen om de leerlingen in een andere omgeving te confronteren met leerstof. Het biedt de gelegenheid om bedrijfsmensen te vragen naar hun voorkeuren om bepaalde apparatuur al dan niet te gebruiken. De leerkracht zorgt ervoor dat het globale overzicht niet vervalt in detailbesprekingen. Bij het onderdeel Talstelsels bijv. worden uitsluitend een beperkt aantal eenvoudige oefeningen opgelost. Wat het besturingssysteem betreft kunnen bepaalde aspecten geïntegreerd worden in andere subvakken. Tevens moeten eveneens minder voorkomende systemen (bijv. Linux) besproken (en bij voorkeur ook toegepast) worden. Voor het labo gedeelte moet erover gewaakt worden dat de leerlingen de veiligheidsregels in acht nemen. Een werkend computersysteem kan met behulp van losse onderdelen (zonder kast) worden opgebouwd. De onderdelen kunnen door de leerlingen worden benoemd en gemonteerd. Binnen het vak kan voor een deel van de lesuren een soort reparatie-dienst gecreëerd worden (waarbij PC’s van thuis, van bedrijven of van de scholengroep worden nagezien en hersteld). 3
Multimediatechnieken
Voldoende aandacht moet besteed worden aan de analyse en de structuur van een website. Er kunnen voorbeelden getoond worden van goede en minder goede sites. De leerkracht kiest zelf de te gebruiken pakketten: bijv. voor Webdesign Frontpage of Dreamweaver en voor Webanimatie MS Gif Animator, Flash en/of Fireworks. HTML kan best worden aangeleerd door eerst een website te ontwikkelen met een pakket als Frontpage en daarna de achterliggende code te analyseren (en aan te passen). Vermits het koppelen van gegevens van een databank erg interessant is voor uitwerking van professionele websites, wordt sterk aangeraden dit onderdeel te behandelen. I.p.v. Java-script mag in principe een andere scripting-taal gebruikt worden. De uren van dit vakonderdeel mogen gecombineerd worden met deze van het onderdeel Toepassingspakketten. 4
Datacommunicatie en netwerken
Netwerken zijn in de modernste informatiesystemen niet meer weg te denken. Tegelijk vereisen zij heel wat personeel voor het opzetten ervan, het onderhoud, de installatie van nieuwe pakketten, het opsporen en verhelpen van fouten, virusbestrijding enz. Het is van het hoogste belang dat de leraar dit onderdeel op een hoog niveau behandelt en zo veel mogelijk praktisch te werk gaat. Alle theoretische aspecten moeten gerelateerd worden aan praktische realisaties van netwerken in scholen, KMO’s en grotere bedrijven. Minder voorkomende technische mogelijkheden en weinig praktische onderwerpen (zoals communicatiestandaarden, protocollen en transmissiemethodes) mogen slechts summier aan de orde komen. De leerlingen moeten wel voldoende inzicht verkrijgen in een besturingsysteem voor netwerken. Aan dit onderdeel dat uitsluitend praktisch behandeld wordt, wordt de helft van de lestijden besteed, die voor het subvak datacommunicatie en netwerken vastgelegd zijn. De aanpak van dit vakonderdeel is gelijkaardig aan PC-technieken: de vaardigheden primeren op de theorie. Het materiaal in het PC-labo wordt dan ook best uitgerust met een experimenteel netwerk. 5
Ontwerp en implementatie
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
25
De klemtoon ligt op de probleemoplossende vaardigheid (en niet op het aanleren van de programmeertaal) die vnl. aan bod komt in het ontwerp en de beschrijving van datastructuren en algoritmen. Dit houdt o.a. in dat niet zozeer de uiteindelijke realisatie van het product belangrijk is, maar wel de analyse van het probleem en het ontwerp van de oplossing. Het implementatiemiddel is in principe vrij te kiezen, maar vermits er vanuit de 2e graad een redelijke voorkennis is van Pascal, is deze taal aan te bevelen. Een alternatieve keuze is C-taal. De leerinhouden kunnen eveneens met Visual Basic behandeld worden, maar dan moet er streng over gewaakt worden dat de methodische top-down en procedurele aanpak behouden blijft. Bij het maken van de oefeningen moet de nadruk gelegd worden op het leren oplossen van problemen in de door de leerkracht gekozen taal, eerder dan op het aanleren en uit het hoofd leren van de syntax van de taal. De leerkracht moet ernaar streven om niet te dikwijls wiskundige voorbeelden te gebruiken, maar in tegendeel oefeningen te kiezen uit de belangstellingssfeer van de leerlingen. De implementatie van algoritmen is optioneel (bijv. verwisselen van 2 elementen van een rij, een rij omkeren, sorteren met bubble sort of swap sort, minimum en maximum van een rij bepalen, sequentieel zoeken, binair zoeken). Scholen die het profiel van de studierichting eerder naar het programmeren toe wensen te versterken, kunnen aan het subvak meer uren besteden waardoor deze onderwerpen natuurlijk wel uitgebreid aan bod kunnen komen. Alle aspecten uit het leerplan moeten worden geïntroduceerd aan de hand van goedgekozen uitgewerkte voorbeelden (probleemgevallen, cases). De methodische aanpak is dwingend. Er wordt gebruik gemaakt van de methode van de stapsgewijze verfijning (eerst worden alle deelproblemen van eenzelfde niveau verfijnd, vooraleer men afdaalt naar een lager niveau). De leerlingen moeten ervaren dat de gegevensstructuur grondig wordt beredeneerd via het opstellen van een objectentabel, dat de controlestructuren worden opgebouwd door beredenering en voorstelling ervan op een schematische wijze (de schematechniek is vrij, het gebruik van alleen pseudo-code is eveneens toegestaan). Er wordt veel belang gehecht aan de datastructuren. Zo zal de onderlinge samenhang van objecten van verschillende modules nadrukkelijk aan bod komen. Het gebruik van geschikte metaforen zal de verstaanbaarheid ten goede komen. Basisprincipes bij de implementatie zijn: geen gebruik van globale variabelen, het gebruik van procedures, geen nesten van procedures en/of functies. Dit houdt in dat elk deelprobleem (module) eigen constanten en variabelen heeft (lokale objecten). Vanaf de aanvang wordt gebruik gemaakt van deelproblemen die, met het oog op de herbruikbaarheid ervan, zo algemeen mogelijk worden ontwikkeld. De principes van OOP kunnen in dit vakonderdeel ofwel (in afspraak) in een ander subvak (VB of Java) behandeld worden. 6
Databanken
Er moet gekozen worden voor een professioneel DBMS-pakket dat objecten en methoden ter beschikking stelt die toelaten om relaties te leggen en tabellen, formulieren, rapporten, query’s te genereren. Het beheer van al deze objecten kan gebeuren vanuit VBA (Visual Basic for Applications). Daar sommige problemen enkel met VBA-procedures op te lossen zijn, is VBA een belangrijk middel om de eigen databank te optimaliseren. Naargelang van de oefeningen worden de verschillende objecten, gebeurtenissen en methoden behandeld. Wie Access gebruikt, kan de kennis van Visual Basic aanwenden in VBA (zie leerplan Visual Basic). Meer nog, de subvakken Visual Basic en Databanken kunnen geïntegreerd gegeven worden. Veel databanken zijn toegankelijk via een netwerk. De basisprincipes van netwerken worden herhaald en het verschil tussen file locking en record locking wordt uitgelegd. Vervolgens wordt er aangetoond hoe een databank functioneert in een netwerk en hoe de verschillende gebruikers de databank kunnen gebruiken. 7
Visual Basic
Visual Basic is een vrij eenvoudige en omwille van zijn grafische mogelijkheden een aantrekkelijke programmeertaal, waarbij de leerlingen vrij vlot leren werken met objecten.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
26
Visual Basic als taal komt meer en meer voor daar ze o.a. gebruikt wordt bij het programmeren van macro’s in Access en Excel. Alle aspecten uit het leerplan moeten worden geïntroduceerd aan de hand van goed gekozen uitgewerkte voorbeelden. De klemtoon ligt op de probleem oplossende vaardigheid in een object-georiënteerde omgeving. Het werken met de help-functie moet zo snel mogelijk aangeleerd worden, zodat de leerlingen zelfstandig problemen kunnen oplossen. Het aanmaken van helpschermen “op maat” kan eveneens aan bod komen. 8
Java
De leerkracht kan zelf een keuze maken tussen het werken met “applicaties” of alleen met “applets”. Het verschil tussen beide dient wel besproken te worden. Een onuitputtelijke bron van informatie zijn de tientallen websites die aan Java of aan programma’s en applets gewijd zijn. Java wordt als programmeertaal vooropgesteld omdat ze eenvoudig en systeemonafhankelijk is. Ze kan als objectgeoriënteerde taal fungeren doch ook dienen voor het opbouwen van webpagina's in een internetomgeving. In de multimediamaatschappij is het de meest veelzijdige programmeeromgeving met tal van toekomstopties. Via een web-editor kunnen de toepassingen uit Java in een internetpagina geïmplementeerd worden. Voor Java gelden de algemene principes van een programmeertaal zoals C, Pascal of Visual Basic. Vermits hoofdzakelijk in deze taal de OOP-aspecten aan bod komen, moet hieraan bijzondere aandacht geschonken worden. 9
Toepassingspakketten
Bij dit onderdeel moet de nadruk liggen op het leren oplossen van problemen (met behulp van toepassingspakketten) eerder dan op het aanleren van het pakket zelf. De oplossingsmethodiek uit het onderdeel algoritmisch denken moet ook hier gevolgd worden. Dit betekent dat van elk probleem minimaal een grondige analyse dient gemaakt te worden, vooraleer de invoering op computer wordt aangevat. De leraar moet starten met de basisprincipes en -mogelijkheden van het pakket, maar gaandeweg moeten de toepassingen (of cases) de bovenhand krijgen. Eerst komen eenvoudige problemen aan bod, later gevolgd door meer complexe bedrijfsgerichte projecten. De verdere mogelijkheden van het pakket worden slechts besproken wanneer de toepassing dit verantwoordt. Daar de meeste pakketten enorm veel mogelijkheden hebben is het zeker niet de bedoeling om alles te bespreken. Beter minder maar grondig, dan veel en oppervlakkig. De leerlingen moeten zo vlug mogelijk werken met de help-functie zodat ze zelfstandig leren problemen op te lossen. Uiteraard wordt hen voldoende tijd gegeven om te oefenen. Huiswerk is ook bij praktische toepassingen essentieel. Voor tekstverwerking moet erover gewaakt worden dat de leraar niet te vlug besluit dat de leerstof verworven is. Professioneel werken veronderstelt bijv. het doordacht gebruiken van opmaakprofielen, sjablonen, enz. In dat verband is overleg met de collega’s Dactylografie uit andere studierichtingen aangewezen. 10
Projectontwikkeling
De in het leerplan opgenomen fasen zijn gekoppeld aan een veel gebruikte methode van systeemontwikkeling. Het staat de leraar vrij hiervan af te wijken en een andere methode (met andere benamingen te gebruiken). Gedurende de eerste maanden van het jaar (bijv. tot december) worden de verschillende fasen van de projectontwikkeling besproken aan de hand van een goed gekozen case die klassikaal wordt opgelost. Daarna kan voortbouwend op de kennis van de programmeertalen en van de databanken een volwaardige en voldoende grootschalige toepassing op zelfstandige basis (afzonderlijk of per twee) ontwikkeld worden. Het spreekt vanzelf dat het project kan deel uitmaken van de geïntegreerde proef.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
27
Er moet erover gewaakt worden dat de aandacht niet afgeleid wordt naar spitsvondige “toeters en bellen”, maar dat in tegendeel de gevolgde methodiek nauw aansluit bij de verschillende vakken van de opleiding. Dit geldt zowel voor de gegevensanalyse als voor stappen die nodig zijn om tot een oplossing te komen. In samenspraak met het bedrijf of dienst waar de leerling evt. op stage gaat, kan een onderwerp geselecteerd worden dat in het onderdeel projectontwikkeling kan uitgewerkt worden. Vanaf bijv. januari werken de leerlingen bijgevolg tijdens de lessen projectontwikkeling aan een zelfstandige case (bijv. in het kader van de GIP) en/of evt. aan de voorbereiding of verwerking van de stage.
GEÏNTEGREERDE PROEF 1
Definitie en algemene doelstellingen
De geïntegreerde proef (gip) is een proef waar beroepsvaardigheden, manuele vaardigheden, algemene kennis en communicatievaardigheden evenwichtig en aangepast aan de studierichting aan bod komen. De gip zal een duidelijk beeld geven van de rijpheid van de leerling om deel te nemen aan het beroepsleven en om te functioneren in het maatschappelijk proces. 2
Betrokken vakken
Vakken van het specifiek gedeelte van de opleiding,, die de studierichting bepalen, worden betrokken bij de opstelling en de organisatie van de gip, met de klemtoon op het vakoverschrijdend karakter. Kennis en vaardigheden uit de vakken van de basisvorming kunnen eveneens nodig zijn voor het realiseren van de gip. 3
Inhoud
De gip kan opgebouwd worden rond een praktische realisatie, project, eindwerk, groepswerk of een combinatie hiervan. De opgave kan gegeven worden voor een klas, voor een groep leerlingen of voor individuele leerlingen. Bij een gemeenschappelijke opgave wordt de deelopdracht duidelijk afgebakend, zodat de inbreng van elke leerling individueel te evalueren is. Wat de inhoud van de gip betreft wordt rekening gehouden met • • • •
het profiel van de betrokken studierichting en de overeenstemmende beroepsopleidingsprofielen; de einddoelstellingen van de betrokken studierichting; de integratie van de verschillende vakken; de noodzaak om kennis, vaardigheden en vakgerichte attitudes te evalueren.
Vermits de gip bestaat uit een procesfase en de realisatie van een product, is een zorgvuldige planning en spreiding over het schooljaar noodzakelijk. De leerlingen moeten de kans krijgen tijdens een presentatie hun werk voor te stellen, toe te lichten en te verdedigen voor de jury. Samen met de opgave, worden de evaluatiecriteria (zowel voor proces als voor product), de timing en de werkmethode aan de leerling meegedeeld. 4
Begeleiding
Elke leraar, die vakken geeft die betrokken zijn bij de gip (zowel AV, TV en PV), zorgt – binnen zijn vakgebied – voor de nodige begeleiding van de leerlingen. De gip-begeleider heeft, naast de begeleiding binnen zijn eigen vakgebied, ook een coördinerende taak. 0uders en leerlingen worden tijdig en regelmatig geïnformeerd omtrent de vorderingen. 5
Evaluatie
5.1
Aspecten van de evaluatie
De geïntegreerde proef wordt beoordeeld door de jury. Een beoordeling dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. Zowel het proces als het product moeten op een zo objectief mogelijke manier beoordeeld worden.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
28
De beoordeling steunt altijd op een vaardigheids- en werkanalyse die het verloop, de verantwoording en de criteria weergeeft van de opdracht. Proces- en productgericht beoordelen kan vier aspecten omvatten: • • • • 5.2
denkactiviteiten (bijvoorbeeld instructies lezen, aantekeningen maken, …); motorische handelingen (bijvoorbeeld schaven, …); praktijkattitudes (bijvoorbeeld nauwkeurig werken, scherp waarnemen, …); de uitvoeringstijd, waarbij gestreefd wordt naar een haalbaarheid voor 90 % van de leerlingen. Rapporteren
Er wordt aanbevolen om voor elk criterium afzonderlijk te rapporteren met behulp van een vierpuntenschaal die aangeeft of het resultaat beoordeeld wordt als ‘heel goed’, ‘goed’, ‘zwak’ of als ‘onvoldoende’ (het gebruik van cijfers wordt afgeraden). Die quotatie wordt schriftelijk aan de leerling (en aan de ouders) meegedeeld, waarbij uiteraard voldoende aandacht zal besteed worden aan motivering van het resultaat. 5.3
Eindbeoordeling
De eindbeoordeling van de geïntegreerde proef (zowel het proces als het eindproduct) gebeurt door de jury. De voorzitter van de jury (of zijn afgevaardigde) maakt voor iedere leerling een eindverslag op waarin alle beoordelingselementen (volgens de vooraf bepaalde criteria) opgenomen zijn. Dit eindverslag wordt afgesloten met een genuanceerde, globale en eindbeoordeling, waarin het gebruik van een cijfer of van de termen ‘geslaagd/niet geslaagd’ wordt afgeraden. Er wordt geadviseerd om per beoordelingscriterium te omschrijven hoe de leerling presteerde (bijv. ‘heel goed’, ‘goed’, ‘zwak’, ‘niet goed’) en tevens het belang van elk criterium vast te leggen in functie van de eisen die aan het beroep gesteld worden. Tijdens de presentatie van het eindproduct moeten alle leden van de jury beschikken over een evaluatieformulier met alle te beoordelen criteria. De eindbeoordeling van de geïntegreerde proef wordt aan de leerlingen meegedeeld. Een uitgestelde beslissing (herexamen) voor de gip is niet mogelijk vermits dit eigenlijk in strijd is met het geïntegreerde karakter ervan (als een rode draad door de betrokken vakken gedurende het volledige jaar). De delibererende klassenraad krijgt op die manier belangrijke elementen over de persoonlijkheidsontplooiing, de attitudes en de voorbereiding op het beroepsleven van de leerling. De resultaten van de gip vormen één van de drie verplichte elementen waardoor de delibererende klassenraad zich moet laten leiden. Indien het advies van de jury van de geïntegreerde proef door de delibererende klassenraad niet gevolgd wordt, wordt dit omstandig gemotiveerd. De voorzitter van de delibererende klassenraad kan desgevallend de externe deskundigen uitnodigen. Deze personen maken dan ambtshalve met raadgevende stem deel uit van de delibererende klassenraad. Het is wenselijk dat de leerlingen (en hun ouders) van bij het begin van het schooljaar geïnformeerd worden over de te volgen procedures. 6
Specifieke elementen voor Informaticabeheer
De opgave wordt zodanig opgebouwd, dat het eindresultaat een beeld geeft van de opgedane kennis, vaardigheden en inzichten in: • • • •
de ontwikkeling van een efficiënte en gebruikersgerichte toepassing; de beheersing van het modulair ontwerp; de algemene aspecten van het beroep van informaticus; de fasen in een automatiseringsproject.
Uitwerking: • •
het verslag bevat een volledig uitgewerkt analyse- en programmadossier; de fasen die in de meeste gevallen herkenbaar in het dossier zullen voorkomen zijn: de beschrijving van de huidige werking, het logisch ontwerp, de implementatie, de invoering met testen en gebruikershandleiding, de evaluatie;
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week) • • • •
29
het project zal bij voorkeur op zichzelf staan (dus geen deelaspect van een of ander bestaand en complex geheel); de keuze van het implementatiemiddel is vrij, maar zal tijdens de lessen aangeleerd zijn. de ontwikkeling van een multimediaproject is eveneens een mogelijke keuze; de leraar zal er dan wel over waken dat het voldoende complex is en dat vooral de interactiviteit met de gebruiker voldoende aan bod komt; indien het gaat over een educatief pakket, mag het onderdeel evaluatie niet ontbreken; de link met andere vakken kan als volgt gelegd worden: met economie via bijv. een kostenraming en een budgettering, met Nederlands via de rapportering en presentatie, met wiskunde via een berekening of simulatie.
EVALUATIE 1
Kwaliteitscriteria
Zoals alle meetapparatuur, moet het evaluatie-instrument aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Het is immers niet vanzelfsprekend dat een leerling die bijv. een score van 45/100 voor een vak behaalt, de doelstellingen van dat leervak onvoldoende zou bereikt hebben. Het is mogelijk dat de vraagstelling niet duidelijk genoeg was en de leerling dat niet signaleerde of dat de leerling niet getraind was op de gestelde soort vragen of dat de opgaven onvoldoende aan de leerplandoelen beantwoordden of dat het puntengewicht van elke opgave niet evenredig was met de zwaarte van het te meten doel. Meestal worden volgende criteria gehanteerd: 1.1
Validiteit
Een toets of examen is valide als aan 4 voorwaarden voldaan wordt: • • • •
er moet een sterke overeenkomst bestaan tussen de onderwezen doelen en de opgaven; de verhouding tussen kennen-, kunnen-, en zijnsopgaven moet verantwoord zijn; de opgaven moeten correct zijn en volledig begrepen kunnen worden; de opgaven moeten representatief zijn voor de ganse leerinhoud.
Het lijkt vanzelfsprekend dat er een sterke overeenkomst moet bestaan tussen de onderwezen doelstellingen en de opgaven, maar toch is dit niet altijd het geval. Vooral wanneer de evaluatie pas op het einde van een periode opgesteld wordt, wijken de opgaven nogal eens af van hetgeen er tijdens de lessen gerealiseerd werd. De herinnering aan het verloop van de lessen zelf is immers reeds te veel vervaagd. Wanneer examenopgaven echter samen met de lesvoorbereiding van de leerinhoud in kwestie opgesteld worden, of vlak na het onderwijzen daarvan, is de kans hiertoe veel kleiner. Wanneer b.v. het criterium 'kunnen' getest wordt, moeten de kennisinhouden beschikbaar gesteld worden (b. v. met gebruik van de cursus of de handleiding). Elke opgave moet communicatief eenduidig zijn (slechts voor één interpretatie vatbaar, goed afgebakend en onafhankelijk en zonder kettingopdrachten) 1.2
Transparantie
Een evaluatie-instrument boet veel aan betrouwbaarheid in wanneer de cursisten te maken krijgen met opgaven waaraan ze zich helemaal niet verwachten. Een evaluatie waarin onvoorzien een beroep gedaan wordt op de creatieve en productieve capaciteiten van de cursisten, meet niet meer wat het moet meten (het bereiken van leerplandoelen), maar voor een groot deel de intelligentie, hetgeen geen doelstelling is… 1.3
Betrouwbaarheid
Betrouwbare vragen en toetsen verkleinen de resultaatfout. De verbetering of beoordeling gebeurt objectief, d.i. onafhankelijk van de bekwaamheden en kenmerken van de leerlingen. Horizontale verbetering met een antwoordmodel en met een fouten- en een puntenweging verhoogt de betrouwbaarheid. Hoe groter het aantal vragen, hoe groter de betrouwbaarheid van het resultaat. Samengestelde (en ingewikkelde) vragen worden zoveel mogelijk in enkelvoudige omgezet. Werken met verschillende soorten vragen die gerangschikt zijn (bijv. in stijgende moeilijkheidsgraad) motiveert de leerlingen beter. 1.4
Normgerichtheid
Stel ten minste ¾ kernvragen op minimum 80% van de punten, over kennis en vaardigheden die voor de leerstofvooruitgang onmisbaar zijn, die voor het opleidingsprofiel normaal functioneel zijn en die een normale instroomgroep, na goed onderwijs, ongeveer 65 % correct kan oplossen.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
30
Stel ten hoogste ¼ differentieervragen die niet door alle leerlingen kunnen opgelost worden en waarop maximum 20% punten staan. 1.5 • • • • • 2
Aanvaardbaarheid Aanvaardbare examens en resultaten voorkomen betwistingen Analyseer antwoorden en resultaten, trek conclusies, stuur eventueel bij en geef leeradviezen. Laat de examenkopij inkijken en bespreek de knelpunten klassikaal. Controleer samenhang van aantal onvoldoendes met andere vakken Respecteer de juridische regelgeving. Meerkeuzevragen
Verschillende onderdelen van het leerplan lenen zich goed tot het stellen van meerkeuzevragen. Het opstellen ervan moet zeer zorgvuldig gebeuren zoniet wordt het toetsresultaat te sterk beïnvloed door de leesvaardigheid en algemene intelligentie van de leerling. Het spreekt vanzelf dat meerkeuzevragen op toetsen en examens enkel toegelaten zijn indien deze techniek tijdens het jaar werd ingeoefend. 3
PC technieken
Verschillende onderdelen lenen zich goed tot het stellen van praktische evaluatieopgaven. Een aantal ervan worden hieronder opgesomd: • • • • • • • • • • • •
Benoemen van het volledige moederbord. Correct aansluiten van de bedrading voor de voeding van de verschillende hardwarecomponenten. Hard- en volledige softwareinstallatie van een willekeurige kaart (geluidskaart, modem, netwerkkaart, …). Vervangen of installeren van een harde schijf, incl. de BIOS-detectie, partitionering, formattering en Windows-installatie. Installeren van parallelle of USB hardware zoals muis, printer, scanner, toestenbord, incl. software. Configureren van een klein netwerk tussen twee of meerdere PC’s. Telefoonverbinding tot stand brengen voor internetaansluiting. Herkennen van geluidssignalen die wijzen op één of ander defect of ontbrekend hardwareonderdeel. Juist instellen van jumpers op het moederbord, harde schijf, … Correcte installatie van beveiliging- of antivirussoftware, incl. het downloaden en installeren van updates, patches, plug-ins,… Back-ups of reservekopieën nemen van bestanden of volledige PC-configuraties. Opzoeken en optimaliseren van bepaalde BIOS-instellingen.
Om bovenstaande evaluatieopgaven uit te voeren kan vertrokken worden vanuit een defecte proefopstelling. De leerling moet het probleem proberen te analyseren door logisch na te denken (via eliminatie) om ten slotte te komen tot een goede diagnose. Vanaf dat moment kan er concreet gezocht worden naar een oplossing voor het gestelde probleem. Het examen wordt voor dat vakonderdeel best mondeling afgenomen waarbij de leerling moet kunnen aantonen dat hij de (getrokken) opdracht zelfstandig kan uitvoeren. Permanente evaluatie is erg belangrijk en wordt bij voorkeur bijgehouden op een vooraf opgemaakte lijst met de doelstellingen waarbij gewerkt wordt met codes + (doelstelling bereikt), + (min of meer), - (niet bereikt). 4
Algoritmisch denken
Gezien een foutief ontwerp ook tot een foutieve implementatie leidt, is het niet aangewezen om bij een zelfde probleem tegelijk ontwerp en implementatie te evalueren. Aan de leerling kan een opgelost ontwerp gegeven worden en gevraagd worden de implementatie te maken. Het verder invullen van een reeds gedeeltelijk opgestelde implementatie is soms aan te bevelen. Het zal van het niveau van de klas afhangen wat de inbreng van de leraar en die van de leerlingen hierbij zal zijn. Deze vorm van evaluatie kan zowel schriftelijk als praktisch (op computer) gebeuren. In de derde graad ligt de klemtoon op het gebruik van de juiste datastructuren, het (her)gebruik van deelproblemen (met de gegevensuitwisseling via parameters) en het algoritmisch denken. De evaluatie zal bijgevolg op deze deelaspecten toegespitst worden.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
5
31
Toepassingspakketten
Het is aan te bevelen om vooral praktische opdrachten te geven via een klaargemaakt invulformulier of opdrachtenblad. Het is niet nodig om telkens de volledige oefening te evalueren: een belangrijk gedeelte ervan of een nieuw onderdeel van de leerstof kan aldus beklemtoond worden. Daarnaast is de permanente evaluatie erg belangrijk; deze moet zich in elk geval vertalen in een concrete evaluatie (bij voorkeur met woorden). Bij klassikale toepassingen kan elke leerling afzonderlijk aan de beurt komen en mondeling een aantal stappen van de oplossing uitleggen. De klemtoon mag niet liggen op de technische snufjes van het pakket, maar op vaardigheden die voldoende universeel zijn (zodat ze b.v. zonder veel moeite op andere pakketten over te dragen zijn). De evaluatie moet peilen naar het inzicht, de methodische aanpak, efficiëntie en nauwkeurigheid. 6
Projectontwikkeling
Het vakgebied projectontwikkeling leent zich zeer goed als rode draad bij de ontwikkeling van de GIP. De mogelijke technieken in elke fase kunnen immers het best ingeoefend worden in een praktijksituatie. Indien de evt. stage bij dit project kan aansluiten dan is dit mooi meegenomen, dit is echter geen must. Het examen van december stelt wellicht geen problemen omdat hoofdzakelijk de methodiek (met de fasering) aan bod komt. Toch is het dagelijks werk aan de klassikale case belangrijker. Vanaf bijv. januari werken de leerlingen aan een case in het kader van GIP en/of stage. Er moet dus erover gewaakt worden dat er geen dubbele (en identieke) evaluaties ontstaan. Evaluatie voor het dagelijks werk legt nadruk op de vorderingen en de gebruikte methode en technieken. Maar het examen in juni beoordeelt in hoofdzaak dezelfde eindproducten (dossiers) als van de GIP en de stage, zodat goede afspraken noodzakelijk zijn. Desnoods kan het examen van projectontwikkeling in juni vervallen. Een andere mogelijkheid is een mondeling examen af te nemen waarin gepeild wordt naar de vaardigheden van de leerling i.v.m. de projectontwikkeling in het algemeen.
BIBLIOGRAFIE 1
PC Technieken
• Clickx, NV NUM, Groot-Bijgaarden, www.clickx.be • DE LANGE, De computer en wij: software, Wolters Plantyn, 2001, 199 p. • GUBBELS F., VAN PINKSTER B, KASSENAAR P., Beheer en installatie computersystemen, Academic Service • KREKELS, M.J.C.M., Basiscursus computergebruiker, Academic service, 1999, 181 p. • MUELLER S., ZACKER C., Het complete handboek PC troubleshooting en upgrading, Academic Service, 1999, 1463 p. • TANENBAUM A. S., Gestructureerde computerarchitectuur, Academic Service, 1999, 710 p. • VAN DE MAELE M., Computersystemen, De Standaard, 2000 • VERBAETEN P., Structuur en Organisatie van Computersystemen, De Standaard, 2000 • VOSS, A., Zelf uw PC bouwen, Easy Computing, 1999, 478 p. • VOSS, A., PC Hulp, Easy Computing, 1999, 731 p. • VOSS, A., Hardware Tuning, Easy Computing, 1998, 781 p. • WEBER, R., Werken met de Pentium, Sybex, 1995, 306 p. • WOODCOCK ,J., MS-DOS 6, Kluwer technische boeken b.v., 1993, 205 p.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
2
32
Multimediatechnieken
• BIJLSMA A., Handboek multimedia, Academic Service, 1998 • Easy Computing, Flash • HUIZINGEN K., Taatgen W., Klantgerichte websites, AW Bruna, 1999 • KASSENAAR P., Basiscursus HTML 4, Academic Service • KASSENAAR P., Basiscursus JavaScript, Academic Service • KASSENAAR P., Basiscursus DreamWeaver 3, Academic Service • KASSENAAR P., Basiscursus FrontPage 2000, Academic Service • KENTIE P., Webdesign & HTML in de praktijk, Addison Wesley, 1998 • MÜLLER P., Homepages, Easy computing, 1999 • NOLDEN M., Web design, Sybex, 1998 • SCHÄFFER F., Hét boek Webdesign, Easy Computing 3
Datacommunicatie en netwerken
• BANG S., Het complete Internet Handboek, Academic Service, 1996, 1096 p. • BOEKE H., Internet voor iedereen, Academic Service, 1997, 240 p. • BOERGELIOEN J., DECUYPER L., Gegevenscommunicatie. De Clerck bvba, 1994, 76 p. • BROWN M., Het complete handboek Intranet HTML, Academic Service, 1997, 1032 p. • BUYSSE P., Probleemoplossend werken met computersystemen, Standaard uitgeverij, 1997, 158 p. • CORMER D. E., Computernetwerken en internets, Wouters Import, 1997, 400 p. • JORDENS PIETER, Databanken, netwerken en het internet, Standaard, 1997 • KASSENAAR P., Basiscursus HTML, Academic Service,1997, 250 p. • MATTHIJSSEN R.L., Computernetwerken en datacommunicatie, Academic Service, 1997. • MICROSOFT PRESS, De Microsoft Networking Essentials, Academic Service, 1998 • OOST, K., Basiscursus Internet, Academic Service • STAMPER D, Datacommunicatie, Academic Service, 1998 • TANENBAUM A.S., Computernetwerken. Academic Service, 1997, 850 p. • VAN MOERGESTEL L., Computersystemen en Netwerken, De Standaard, 1997 4
Analyse en implementatie
• AMMERAAL L., Basiscursus C++, Academic Service, 1993 • ANDRIESSEN & SMEETS, Programmaontwikkeling in Pascal, Nijgh en Van Ditmar, 1992, 470 p. • ATKINSON L., Programmeren met C++ , Academic service,1994 • KOFFMAN B., Turbo Pascal, Problem solving and program design, Addison-Wesley, 1993, 858 p. • MESMAN J., Pascal en PSD’s, Academic service, 1991 • NAGIN P., IMPALGLIAZZO J., Computer science, A breath first approach with Pascal, Wiley, 1995, 730 p. • ROUSSELLE M., Analyse en implementatie 1, De Sikkel, 1995, 198 p. • ROUSSELLE M., Analyse en implementatie 2, De Sikkel, 1996, 195 p.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week) 5
33
Databanken
• BOERTJENS K., Basiscursus Access 2000, Academic Service, 1999 • BORGELIOEN J., MYNY J., DE GEYTER-DIEPENDAELE T., Wegwijs in MS ACCESS deel1 en deel 2, WWW-Soft, 2000 • BUYSSE P., Probleemoplossend werken met Access 2000, Standaard Uitgeverij, Antwerpen • CUYPERS E., VANDENBROECK E., Access 2000, MIM-Standaard Uitgeverij, 1998 • Easy computing, Het Boek Access 2000 • FRANS R., Access 2000 (2 delen beginners en gevorderden), Campinia Media • JACOBS, Een relationele kijk op databases. All Computing, 1992, 27 p. • KORPERSHOEK I, GROENENDIJK B, Databases en Access 2000, Academic Service 2000 • KROENKE D., Leerboek databases, Academic Service, 1998 • PRAGUE C. N., Alles over Microsoft Access 2000, Addison Wesley Nl, 2000, 1057 p • TOOM J., Basishandleiding Access 2000, Bijleveld Pers • VIESCAS J. L., Microsoft Handboek Access 2000, Academic Service, 2000 • VAN DER LANS R., Het SQL leerboek, Academic Service • VAN BLAERE Y., Cursus Access 2000, eigen uitgave 6
Visual Basic
• CALLAHAN E., Microsoft Access 2000 Visual Basic for Applications fundamenten, Academic Service, 2000, 424 p. • FRANS G., Visual Basic, Campinia, Geel • JACOBSEN R., Microsoft Excel 2000 Visual Basic Fundamenten, Academic Service, 2000, 360 p. • Sybex, Leer Visual Basic in 20 stappen • LOWELL M., 10 minuten gids Visual Basic 6.0, Academic Service, 1999, 224 p. • NORTON P., GROH M., Peter Norton’s guide to Visual Basic, Sams • SHANK D., Microsoft Office 2000 Visual Basic programmeergids, Academic Service, 2001, 1024 p. • SILER B., SPOTSS J., Het complete handboek Microsoft Visual Basic 6.0, 1999, 912 p. 7
Java
• AMMERAAL. L., Leerboek Java, Academic Service, 1999 • BUSS F., SCHLÖPKE S., Software training JAVA, Data Becker 1997 • HACKL Y., KNAPP M., KRETCHMER B., Het Java boek, Easy computing, 1997 • JASPER D., JAVA Makkie, Data Becker 1996 • KOOSIS D., KOOSIS D., Java Programming For Dummies, Idg Books worldwide,1996 • LAAN, G., En dan is er Java, Academic Service, 2002 • LEINECKER R., Teach Yourself Visual J++ in 21 days, SAMS 1999 • VERHOEVEN J., Toepassingen in Java, Academic Service, 2000 8 •
Tekstverwerking BAERT, M.-A., DE HERT, W., T’SAS, J., Efficiënt communiceren, deel 1, deel 2, Uitgeverij Wolters Plantyn, Antwerpen, resp. 2000 en 2000, http://www.woltersplantyn.be.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week)
34
•
BUYSSE, P., CAUWENBERGH, R., VAN CALSTER, M., Probleemoplossend werken met MS Word 2000, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2000, http://www.deboeck.be.
•
DE GEYTER-DIEPENDAELE, T. Wegwijs in ICT, WWW-Soft, Oostkamp, 2001, http://www.wegwijsin.be.
•
DEVRIENDT, D. en DE GEYTER-DIEPENDAELE, T. Werk wijzer Met Word 2000, deel 1, deel 2 en deel 3, WWW-Soft, Oostkamp, resp. 2000, 2000 en 2001, http://www.soft.be.
•
GEMEENSCHAPSONDERWIJS, PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST, Het Bin-Boekje, Nevelland, Brussel, 2000.
•
HOSTYN, M., LEMAITRE, D., LOONES, J., MAASSEN, J., VOLDERS, V., Tekstverwerking MS Word 2000, 2000.
•
SIX, K., Typ-Top vandaag, deel 5, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2001, http://www.deboeck.be.
•
SIX, K., Typ-Top vandaag, deel 6, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2001, http://www.deboeck.be.
•
VANDEPUTTE, D, Typ-Top plus vandaag, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2000, http://www.deboeck.be.
•
VANDEPUTTE, D, Typ-Top vandaag, deel 4, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2000, http://www.deboeck.be.
•
SMASH, Word 2000 in je vingers, Kampenhout, 2000.
•
Vaardige Vingers, driemaandelijks tijdschrift van de Academie voor Bureauwetenschappen, Tienen, http://www.abw.be
•
VAN DEN BROECK, E., CUYPERS, E., Word 2000, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2000, http://standaarduitgeverij.be.
•
Word 2000, deel 1, deel 2 en deel 3, Instruct bvba, Herent, 2000, 2000 en 2000, http://instruct.be.
9
Rekenblad
• BOERTJES R., Sneller werken met Excel 2000, Academic Service, 2000, 450 p. • BRUIJNERS G., Basiscursus Excel 2000, Academic Service, 2000, 312 p. • CUYPERS E., VAN DEN BROECK E., Excel 2000, Standaard uitgeverij, Antwerpen • DE GEYTER-DIEPENDAELE T., DE MAERSCHALK E., Wegwijs in Excel, Deel 1 basis, Deel 2 gevorderden, WWW-Soft,1999 • DODGE MARK, Microsoft Handboek Excel 2000 NL, Academic Service, 1999, 1044 p • FRANS R., Excel 2000, Campinia Media, Geel • LEIERER G.A., EC Gids Excel 2000, Easy Computing, 2000, 447 p. • NELSON STEPHEN, Microsoft Excel 2000 pocket (nl), Academic Service, 1999, 208 p. • VONBOEGEN H., Het Excel 2000 Boek, Easy computing, 2000, 1021 p. 10
Geïntegreerd
• AWOUTERS V., LEMOINE J., VAN ACKER F., Kantoorautomatisering. De Sikkel, 1997 • BIJLSMA A., Handboek voor Office 2000, Academic Service, 2000 • BORGELIOEN J., MYNY J., DE GEYTER-DIEPENDAELE T., Wegwijs in MS Access deel1 en deel 2, WWW-Soft, 2000 • CREG P., Microsoft Office in 24 uur, Academic Service, 1999 • MAESEELE L., VANDEPUTTE D., Office vandaag, Standaard 11
Projectontwikkeling
• DERKSEN, CRINS, AIV Informatiekunde voor het HBO, Academic Service, 2000.
TSO - derde graad – Informaticabeheer TV Toegepaste informatica (1e leerjaar 13 lestijden/week, 2e leerjaar 13 lestijden/week) • EILERS H.B., Systeemontwikkeling op kleinere schaal met SDM, Academic Service, 1989 • ERIKSSON, H., M. PENKER, De UML Toolkit, Academic Service 1998. • STAPLETON, J., Dynamic Systems Development Method, Academic Service 1999. • VAN DER HARST G., MAIJERS R., Effectief GUI-ontwerp, Academic Service, 1999, 304 p. • YOURDON E., Gestructureerde analyse, Academic Service, 1991, 728 p.
35