SECUNDAIR ONDERWIJS Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
derde graad
Jaar:
eerste en tweede leerjaar
Studiegebied:
Handel
FUNDAMENTEEL GEDEELTE Optie(s)
Boekhouden-informatica
Vak(ken):
TV Toegepaste informatica
Vakkencode:
IT-w
Leerplannummer:
2003/032 (vervangt 2001/076)
Nummer inspectie
2003/29//1/G/1/III/ /D/
4/5 lt/w
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
1
INHOUDSTAFEL Beginsituatie ....................................................................................................................................................................... 2 Algemene doelstellingen.................................................................................................................................................... 2 Leerplandoelstellingen en leerinhouden ........................................................................................................................... 2 Deel 1 – Computersystemen ............................................................................................................................................ 2 Deel 2 – Multimediatechnieken ......................................................................................................................................... 4 Deel 3 – Probleemoplossing met programmeertaal......................................................................................................... 4 Deel 4 – Databanken ......................................................................................................................................................... 6 Deel 5 – Andere toepassingspakketten ............................................................................................................................ 8 Minimale vereiste uitrusting ............................................................................................................................................... 8 Pedagogisch-didactische wenken..................................................................................................................................... 9 Geïntegreerde proef......................................................................................................................................................... 10 Evaluatie ........................................................................................................................................................................... 12 Bibliografie ........................................................................................................................................................................ 14
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
2
BEGINSITUATIE De leerlingen hebben reeds een gemeenschappelijke voorkennis van Informatica uit de tweede graad. Wat het methodisch oplossen van problemen betreft weten ze dat de ontwerpfase en de implementatiefase strikt moeten gescheiden worden. Ze zijn vertrouwd met de top-down methode en het gebruik van deelproblemen. De leerlingen zijn in ook reeds in contact gekomen met de voornaamste toepassingspakketten. Bovendien werden bij sommige leerlingen (afhankelijk van de studierichting) dactylografische vaardigheden en klavierbeheersing bijgebracht. Hierbij leerden deze leerlingen ook inzichtelijk werken met een professioneel tekstverwerkingspakket.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN • • • •
Het verwerven van een praktische kennis van de computersystemen en de voornaamste toepassingspakketten. Het verder zetten van het in de tweede graad aangevatte probleemoplossend denken, zowel bij de ontwikkeling van algoritmen (onderdeel probleemoplossing met behulp van een programmeertaal) als bij het gebruik van toepassingspakketten. Het zelfstandig kunnen ontwikkelen van een project dat in relatie staat tot de specificiteit van de studierichting. Ontwikkeling van attitudes als zin voor efficiëntie, doorzettingsvermogen en overdraagbaarheid van oplossingstechnieken (waardoor ook minder vertrouwde problemen zelfstandig kunnen opgelost worden).
LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN De gecursiveerde doelstellingen en leerinhouden zijn te beschouwen als facultatieve uitbreidingen (en hoeven dus niet verplicht behandeld te worden).
DEEL 1: COMPUTERSYSTEMEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • •
2 • • • • •
kunnen de onderdelen van een processor benoemen; kunnen de bussen schematisch weergeven en de verschillende soorten met hun functie opsommen; begrijpen de Von Neumann-architectuur als basis voor de huidige computersystemen; begrijpen het verschil in de verschillende soorten geheugens en het doel van cachegeheugens. weten dat een programma is opgebouwd uit een reeks opdrachten die een eigen functie vervullen en die na elkaar worden uitgevoerd;
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2 2.1 kunnen de verschillende soorten schijven opsommen en classificeren naar gebruik, snelheid en type; 2.2 weten hoe de gegevens op de schijf georganiseerd zijn; 2.3 kennen de samenhang tussen het scherm en de 2.4 besturingskaart; 2.5 kunnen de verschillende onderdelen en de bijbehorende functies van een multimediasysteem opsommen en bespreken; kunnen de functie van andere randapparaten uitleggen, b.v. barcodelezers, tapestreamers en scanners;
De opbouw van computers Processoren: onderdelen, recente evolutie Busstructuur: soorten en functie De Von Neumann-opdrachtencyclus Soorten geheugens, cachegeheugen Uitvoering van een programma
Randapparatuur Soorten schijven De organisatie van gegevens op schijf Beeldschermen Multimediacomponenten Andere randapparaten
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 3 • • • • •
kennen beveiligingsmethodes tegen stroomuitval, brand, diefstal en andere calamiteiten; kennen de beveiliging door bijv. wachtwoorden, encryptie en elektronische handtekening; kennen het belang van back-up en weten hoe ze die moeten uitvoeren; kunnen het begrip virus uitleggen en kennen het onderscheid tussen de verschillende soorten virussen verwerven inzicht in het nut en het gebruik van beveiliging- en antivirus-software;
4 • •
kennen de storende elementen (geluidsoverlast, licht, e.d.) in de werkomgeving; kennen de arbeidsreglementering i.v.m. normen gesteld aan werkomgevingen waarin wordt gebruik gemaakt van beeldschermen, toetsenborden en ander informaticamaterieel;
5 • • •
kunnen een bestaande PC-configuratie beoordelen; kunnen de mogelijkheden tot uitbreiding van de PCconfiguratie analyseren; zijn op de hoogte van de nieuwe ontwikkelingen op informaticagebied om een efficiënt aankoopbeleid te adviseren;
6 • • • • • •
7 • • • •
weten waarvoor netwerken gebruikt worden; kunnen de basistopologieën schematisch weergeven; kunnen de hardwareonderdelen opsommen en de voornaamste kenmerken ervan weergeven; kennen het verschil tussen een server en een werkstation; kunnen verschillende soorten servers opsommen met hun specifieke toepassingen; kunnen bestanden beveiligen en softwarebeveiliging installeren;
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Beveiliging Hardware methodes Software methodes Back-up systemen Beveiliging- en antivirus software: nut en installatie
4 Ergonomie 4.1 Werkomgeving 4.2 Arbeidsergonomie
5 Computeradvies 5.1 PC-beoordeling op basis van prestatie, kwaliteit, leeftijd en actuele waarde 5.2 Uitbreidingsanalyse van een PC m.b.t. geheugen, harde schijf, …
6 6.1 6.2 6.3
Netwerken Doel van netwerken Topologie: ster, bus en ring Hardware: Ethernetkaart, connectoren, hub, switches, routers, bridges, gateways 6.4 Server en werkstation 6.5 Soorten server: bij peer-to-peer netwerken, file- en printservers, mailservers, proxiserver, cliënt-server 6.6 Netwerkbeveiliging: hackers, encryptie, fileen recordlocking, hardware beveiliging van de schijven van de file-server, softwarebeveiliging
7 Internet en intranet kunnen enkele protocollen voor communicatie, routering 7.1 Werking: IP-routering, IP-adres, en adressering opsommen; symbolische machinenaam (DNS), URL, zijn op de hoogte van de diensten van het Internet en http-protocol, TCP/IP-protocol kunnen die toepassen; 7.2 Diensten: e-mail, nieuwsgroepen, ftp, kunnen het doel van een firewall verklaren; remote login, chatten, navigatie kennen de voordelen, het verschil van intranet met 7.3 Beveiliging: firewall internet en de evolutie; 7.4 Intranet: organisatie
3
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
4
DEEL 2: MULTIMEDIATECHNIEKEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • •
1 1.1 kunnen het begrip multimedia en de toepassingsgebieden omschrijven; 1.2 kunnen de soorten multimediaproducten beschrijven en 1.3 enkele voorbeelden geven;
2 • • 3 • • •
weten wat de verschillende onderdelen en karakteristieken van een webpagina zijn; kunnen een hyperlink omschrijven en gebruiken
kunnen animaties toepassen en aanmaken; kunnen films en geluid integreren in een webpagina;
4 4.1 4.2 4.3
Web-animatie Basisprincipes van de gereedschappen Werken met animaties en lagen Geluiden en films integreren in webpagina's
kennen de belangrijkste elementen van de taal; kunnen enkele elementaire toepassingen ontwikkelen.
5 5.1 5.2 5.3
JavaScript Objecten, eigenschappen en methode Events JavaScript in HTML opnemen
4 • •
2 Organisatie van een website 2.1 Kenmerken van een webpagina 2.2 Kenmerken van hyperlinks
3 Web-design 3.1 Opstellen van Webpagina’s, opmaak, kunnen met behulp van een HTML-editor webpagina’s lijsten, afbeeldingen, links, tabellen, aanmaken en onderhouden; formulieren, geluiden en frames. kunnen een volledige site maken met integratie van een databank; 3.2 Aanmaken van een volledige website met kunnen de gegenereerde code analyseren; de integratie van een database 3.3 Analyse van de gegenereerde webcode
4 • •
Begrip multimedia Toepassingsgebieden Soorten multimediaproducten Werken met digitaal materiaal
DEEL 3: PROBLEEMOPLOSSING MET PROGRAMMEERTAAL LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • • •
weten welke stappen zij bij het oplossen van een probleem dienen te volgen; weten dat die stappen niet enkel bij in een programmeeromgeving maar ook bij gebruik van een toepassingspakket gevolgd worden; weten welke technieken er bestaan om datastructuren en controlestructuren vast te leggen; kennen het belang van het gebruik van deelproblemen en modules; kennen het verschil tussen een procedureel gerichte taal en een event-driven taal; kunnen de ontwikkelomgeving gebruiken;
1 Algemene principes 1.1 Te volgen stappen bij het oplossen van problemen 1.2 Methodes voor de vastlegging van de datastructuur en de controlestructuur 1.3 Werken met deelproblemen en bibliotheekmodules 1.4 Onderscheid tussen procedureel gericht en event-driven programmeren 1.5 Ontwikkelomgevingen
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 2 • • •
3 • • • • • • • • • • •
2 Ontwerp kunnen datastructuren vastleggen en de geschikte soort 2.1 Datastructuren: type, enkelvoudige, samengestelde, zelf gedefinieerde, kiezen; samengestelde kunnen de geschikte controlestructuur kiezen en deze vastleggen met een schema of andere vorm; 2.2 Controlestructuren: sequentie, selectie, kunnen een probleem splitsen in deelproblemen, iteratie kunnen de wisselwerking van parameters weergeven 2.3 Deelproblemen: kenmerken, en gebruik maken van bibliotheekmodules; herbruikbaarheid, parametermechanisme, bibliotheekmodules 3 Implementatie kunnen de ontworpen datatypes vastleggen met behulp 3.1 Datatypes : enkelvoudige en samengestelde van programmeercode; verwerven inzicht in de verschillende soorten 3.2 Controlestructuren controlestructuren; 3.3 Variabelen en constanten kennen het onderscheid tussen variabelen en 3.4 Operatoren: rekenkundige, relationele, constanten; logische; operatoren voor tekenreeksen; kunnen de verschillende soorten variabelen onderscheiden en de gepaste variabelen declareren en 3.5 Opdrachten gebruiken; 3.6 Procedures en functies: onderscheid en kunnen opdrachten implementeren; gebruik weten wanneer een procedure en wanneer een functie 3.7 Functies voor invoer, uitvoer en dient gebruikt te worden en kunnen die implementeren; stringmanipulatie krijgen inzicht in het gebruik van functies; 3.8 Zelfgedefinieerde functies en procedures kunnen zelf de syntax van functies opzoeken via de 3.9 Werken met parameters helpfunctie; kunnen zelf functies aanmaken; weten hoe variabelen moeten worden doorgegeven; kunnen parameters gebruiken;
4 • • • • • • • •
kunnen het doel van de project file beschrijven; kunnen een object, eigenschap, methode beschrijven; krijgen inzicht in het begrip gebeurtenis; kennen enkele eigenschappen en gebeurtenissen geassocieerd met een formulier; kunnen eigenschappen van opdrachtknoppen, tekst boxen en labels vastleggen; kunnen code schrijven zodat een controle reageert op een klik gebeurtenis; kunnen een gebruiksvriendelijke interface ontwerpen door de nodige eigenschappen aan te passen; kunnen waarden uit een tekst box overbrengen naar variabelen en de inhoud van een variabele terug in een tekst box plaatsen;
5 • • • •
kennen het onderscheid tussen de verschillende soorten boxen; kunnen een Input Box gebruiken; kunnen een Message Box gebruiken waar nodig, voorzien van de nodige symbolen; kunnen Combo Box, List Box en Check Box gebruiken;
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Event-driven programmeren Projectbeheer Formulieren, controles en code Objecten, eigenschappen, methodes Gebeurtenissen: muis en toetsenbord Opdrachtknoppen, tekst boxen en labels Toolbox Gebruikersinterface Waarden ophalen en terugplaatsen in een tekst box
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Aanmaken van boxen Input Box Message Box Combo Box List Box Check box
5
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 6 • •
kunnen de menu editor gebruiken; gebruiken de correcte prefixen bij de naamgeving van menu-items;
7 • • • •
kunnen meerdere formulieren aanmaken binnen één project; kennen het onderscheid tussen globale en lokale variabelen; kunnen nieuwe modules toevoegen voor de declaratie van globale variabelen; leren nieuwe controls gebruiken in functie van voorbeelden en toepassingen;
8 •
kunnen zowel eendimensionale als tweedimensionale en dynamische tabellen aanmaken en verwerken;
6 Werken met menu’s 6.1 Gebruik van de menu editor 6.2 Programmacode achter een menu-item
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Werken met meerdere formulieren Formulieren toevoegen Globale variabelen Soorten modules Modules toevoegen Controls Private, public en static
8 Werken met tabellen 8.1 Eendimensionale array 8.2 Tweedimensionale array
DEEL 4: DATABANKEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • • • •
krijgen inzicht in de samenstelling van een tabel; weten hoe records uniek kunnen benaderd worden; kunnen tabellen creëren met hun eigenschappen en validatie; kunnen tabelstructuren wijzigen; kunnen een overzicht geven van de operatoren, expressies en functies in analogie met de gekende begrippen uit een programmeeromgeving; kunnen data afbeelden, wijzigen, toevoegen en verwijderen; kunnen data sorteren en zoeken in een tabel;
2 • • • •
kunnen zoeken op basis van vaste criteria; kunnen statistische functies uitvoeren op een groep records; kunnen zoeken op basis van parametercriteria; kunnen acties uitvoeren op een groep records;
3 • •
kunnen een conceptueel gegevensmodel opstellen; zien het verband in tussen de begrippen entiteit, attributen en relaties en hun technische realisaties in tabellen velden en foreign keys
1 1.1 1.2 1.3
1.8
Basisbegrippen Organisatie: veld, record, tabel en databank Toegang: sleutels en indexen Veldnamen, -types, -eigenschappen en validatie Tabel: eigenschappen, validatie Structuur: opslaan, afbeelden en wijzigen Operatoren, expressies en functies Records afbeelden, wijzigen, toevoegen en verwijderen Sorteren, zoeken en filteren in een tabel
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Opstellen van query’s Selectiequery Rekenquery Totaalquery Parameterquery Actiequery
3 3.1 3.2 3.3
Relationele databanken Basisbegrippen (soorten relaties, sleutels) Conceptueel gegevensmodel (ERD) Technisch ontwerp (definitie tabellen,
1.4 1.5 1.6 1.7
6
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen • • •
tabellen, velden en foreign keys kunnen het ontwerp visualiseren kunnen aantonen dat een ‘correct’ opgesteld ERD voldoet aan de 3 normaalnormen van Codd kunnen een technisch ontwerp implementeren;
4 • • •
kunnen een eenvoudig formulier ontwerpen met behulp van een basis aan objecten; kunnen een standaard invoerformulier opmaken; kunnen expressies en functies in formulieren opmaken;
5 • • • •
kunnen een eenvoudig rapport ontwerpen met behulp van een basis aan objecten; kunnen expressies en functies in rapporten gebruiken; kunnen logische groepsonderbrekingen aanbrengen; kunnen etiketten ontwerpen;
6 • • • •
7 • • •
kennen de componenten van de select-instructie; kunnen statistische functies toepassen kunnen de SQL-code analyseren uitgaande van de uitgevoerde query’s; kunnen de SQL commando’s uitleggen en herkennen;
sleutels en relaties) 3.4 Normalisatie (eerste 3 vormen van Codd) 3.5 Implementatie
4 4.1 4.2 4.3
Formulieren Ontwerp en gebruik wizard Standaard invoerformulier Gebruik van functies en expressies
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Rapporten Ontwerp en gebruik wizard Expressies en functies Groeperen en sorteren Etiketten
6 6.1 6.2 6.3
SQL Componenten van de select-instructie Gebruik van statistische functies Create table/index, insert into, delete, update, drop table/index, alter table 6.4 Analyse van de SQL-taal uitgaande van de uitgevoerde query’s
7 Ontwikkelen van applicaties kunnen eenvoudige databankontwerpen implementeren 7.1 Opstellen rapporten, formulieren en query’s met gebruik van verschillende gerelateerde in een eigen databankomgeving met ontwerp van tabellen rapporten, formulieren en query’s; weten hoe verschillende objecten kunnen gekoppeld 7.2 Koppelen van de objecten worden (via macro’s, VBA of VB) 7.3 Gebruik van VB als interface voor de kunnen het doel van de verschillende macro’s integratie van databanken verwoorden en kunnen gebruiken in oefeningen 7.4 Ontwerpen van knoppen voor acties, gegevensmanipulatie en diverse taken.
7
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
8
DEEL 5: ANDERE TOEPASSINGSPAKKETTEN LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerlingen 1 • • • • • • •
1 Tekstverwerking kunnen werken met een sjabloon en een opmaakprofiel 1.1 Werken met sjablonen en opmaakprofielen opstellen; 1.2 Opmaak: alineaopmaak, automatische kunnen een eenvoudige tekst opmaken; nummering, kop- en voettekst, kunnen vlot de titels van een rapport automatisch paginaopmaak nummeren; 1.3 Tabellen kunnen eenvoudige tabellen in een tekst integreren; 1.4 Bin-normen kunnen de Bin-normen toepassen; 1.5 Secties kunnen documenten samenvoegen en etiketten 1.6 Werken met figuren genereren; kunnen een document integreren in een site; 1.7 Samenvoegen (etiketten) 1.8 Integratie van een document in website
2 • • • • • • • •
2 2.1 2.2 2.3
kunnen de basishandelingen van een rekenblad vlot uitvoeren; kennen de voornaamste formules en functies; kunnen geavanceerde functies gebruiken; kennen de zoektechnieken; kunnen een eenvoudige grafiek opstellen; kunnen een databank gebruiken en opzoekingen maken via het gebruik van filters; kennen het belang van draaitabellen en kunnen die toepsassen; kunnen eenvoudige macro’s opstellen;
2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
3 • •
3 Presentatiepakket 3.1 Opmaak en weergave van een presentatie 3.2 Animaties
kunnen een eenvoudige presentaties opmaken kunnen animaties inbouwen.
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Rekenblad Celinhoud: vergrendelen, naamgeving Formules, standaardfuncties Geavanceerde functies: horizontaal en verticaal zoeken, wat als functie, financiële en economische functies Koppelen van werkbladen en mappen Grafieken: gevorderde opmaak Databank: sorteren, opzoeken met filters Draaitabellen Macro’s
1
Het basisprincipe houdt in dat elk lesuur er per leerling één computer aanwezig is. In de 3e graad is het noodzakelijk dat de leerlingen gebruik kunnen maken van een scanner en occasioneel toegang hebben tot het internet. De computer moet in staat zijn om zonder problemen professionele pakketten met grafische interface te kunnen draaien. Het is vanzelfsprekend dat de school beschikt over legale versies van de te gebruiken software. Vanuit louter didactisch standpunt is de keuze van de versie van het pakket niet belangrijk (maar alle items van het leerplan moeten wel kunnen aan bod komen).
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: Codex, ARAB, AREI, Vlarem. Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t. de uitrusting en inrichting van de lokalen en de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Zij schrijven voor dat duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn, alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen, de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden en de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
9
De toestellen moeten zo opgesteld staan dat er naast de computer nog voldoende ruimte is voor een boek of schrift. Tevens moeten volgende ergonomische eisen vervuld zijn: het scherm moet van goede kwaliteit (stabiel beeld zonder reflecties) en verstelbaar zijn, voor het toetsenbord moet er voldoende ruimte zijn voor de polsen. Het is aangewezen dat in de mediatheek een aantal basiswerken over informatica en vaktijdschriften aanwezig is. Leerlingen van deze studierichting beschikken normaal over een eigen computer. Indien er leerlingen zijn die hierbij problemen hebben, moeten zij maximale faciliteiten krijgen om op school (binnen en buiten de normale lestijden) te kunnen oefenen. De vakgroep zal zich regelmatig beraden over de keuze en het gebruik van cursussen en handboeken.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN MIDDELEN 1
Tijdsbesteding
In totaal zijn er gedurende 25 weken 9 lestijden (of 225 lesuren) ter beschikking. De tabel geeft het minimaal aantal uur aan dat aan een bepaald onderwerp moet besteed worden. De overige uren mogen door de leraar vrij ingevuld worden. De vrij te bepalen lestijden en uitbreidingselementen kunnen aan bod komen in functie van het niveau, de belangstelling en de voorkennis van de leerlingen. Gelet op het feit dat het leerplan een graadleerplan is, zal de leraar nauwkeurig het jaarplan dienen op te stellen. Om gedurende het schooljaar de nodige afwisseling in de leerstof te brengen, mogen ten hoogste 2 van de wekelijkse lesuren aan hetzelfde onderdeel besteed worden. Huiswerk moet (ook bij toepassingspakketten) aan bod komen. Bepaalde onderdelen kunnen geïntegreerd behandeld worden (bijv. tekstverwerking, besturingssystemen). Het is tevens de bedoeling dat de leerlingen in grote mate aan zelfstudie doen. Het is niet mogelijk om elk onderdeel van het leerplan volledig klassikaal te behandelen. Zelfwerkzaamheid van de leerlingen moet absoluut gestimuleerd worden. Enkel in deze omstandigheden kan het leerplan behoorlijk afgewerkt worden. Computersystemen
15
Multimediatechnieken
20
Probleemoplossing met een programmeertaal
70
Databanken
45
Andere toepassingspakketten
40 190
2
Probleemoplossing met een programmeertaal
De algemene principes van de probleemoplossing zoals het stappenplan, het ontwerp en de implementatie moeten zo algemeen mogelijk behandeld worden. De leerlingen moeten beseffen dat het stappenplan universeel is en dus bij om het even welk probleem moet gevolgd worden, dus ook bij gebruik van toepassingspakketten. Het ontwerp en de implementatie van data- en controlestructuren worden aangebracht en ingeoefend met behulp van een procedurele taal. Vermits er vanuit de 2e graad een behoorlijke kennis is van de taal Pascal, is het mogelijk die taal verder te gebruiken. In een later stadium kan dan worden overgeschakeld naar Visual Basic, die in principe een “event-driven” taal is. Het moment waarop overgeschakeld wordt en welke implementatie aspecten met Pascal of met VB behandeld worden, wordt aan de leraar overgelaten. Uiteraard is het ook mogelijk om direct met VB te starten, maar in elk geval dient de top-down methode bij de analyse van een probleem te worden aangehouden. Aldus kan (zoals bij Pascal) procedureel worden gewerkt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de methode van de stapsgewijze verfijning. De gegevensstructuur wordt beredeneerd via het opstellen van een objectentabel. De controlestructuren worden opgebouwd met behulp van een schema (de schematechniek is vrij, het gebruik van alleen pseudo-code is eveneens toegestaan). Bij VB moet erover gewaakt worden niet te vervallen in de louter grafische aspecten van de taal.
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
10
De klemtoon ligt op de probleemoplossende vaardigheid en niet op het aanleren van de programmeertaal. Dit houdt o.a. in dat niet zozeer de uiteindelijke realisatie van het product belangrijk is, maar wel de analyse van het probleem en het ontwerp van de oplossing. Het is eveneens mogelijk om bepaalde VB onderdelen te combineren met het onderdeel Databanken. Alle aspecten uit het leerplan moeten worden geïntroduceerd aan de hand van goed gekozen uitgewerkte voorbeelden (probleemgevallen, cases) waarbij de link met andere vakken wordt gelegd. De leerkracht moet ernaar streven om niet te dikwijls wiskundige voorbeelden te gebruiken, maar in tegendeel oefeningen te kiezen uit de belangstellingssfeer van de leerling. Het geven van een "klassieke" cursus Pascal of VB is dus uitgesloten. De implementatie-elementen van de taal mogen maar aan bod komen wanneer dit door de aard van de oefening vereist is. Meer nog, de taalelementen werden slechts in het leerplan opgenomen om de complexiteit van de te behandelen problemen aan te geven. Het is dus niet belangrijk om systematisch alle gegevenstypes en/of controlestructuren in de implementatie te behandelen. 3
Probleemoplossing met toepassingspakketten
Bij dit onderdeel moet de nadruk liggen op het leren oplossen van problemen (met behulp van toepassingspakketten) eerder dan op het aanleren van het pakket zelf. De oplossingsmethodiek uit het onderdeel algoritmisch denken moet ook hier gevolgd worden. Dit betekent dat minimaal van elk probleem een grondige analyse dient gemaakt te worden, vooraleer de invoering in de PC wordt aangevat. De leraar moet uiteraard starten met de basisprincipes en -mogelijkheden van het pakket, maar gaandeweg moeten de toepassingen (of cases) de bovenhand krijgen. Eerst komen eenvoudige problemen aan bod, later gevolgd door meer complexe bedrijfsgerichte projecten. De verdere mogelijkheden van het pakket worden slechts besproken wanneer de toepassing dit verantwoordt. Daar de meeste pakketten enorm veel mogelijkheden hebben is het zeker niet de bedoeling om alle te bespreken. Beter minder maar grondig, dan veel en oppervlakkig. De leerlingen moeten zo vlug mogelijk werken met de help-functie zodat ze zelfstandig leren problemen op te lossen. Uiteraard wordt hen voldoende tijd gegeven om te oefenen. Huiswerk, ook bij praktische toepassingen is essentieel. 4
Multimediatechnieken
Het is niet de bedoeling dat er een cursus HTML gegeven wordt. Ten hoogste kunnen de leerlingen de door een pakket als Frontpage gegenereerde code analyseren zodat zij toch de betekenis van de HTML code begrijpen. Voor de animatie kan bijv. een pakket als Flash gebruikt worden. 5
Actuele evoluties binnen de informatica
De leerkracht selecteert eigen of door leerlingen aangeboden teksten, bespreekt ze indien hij dit nodig acht, en gaat op gepaste wijze na of de documenten gelezen zijn. Er dient aandacht besteed te worden aan de snel evoluerende technische evoluties, aan de ergonomische en maatschappelijke gevolgen en aan het gebruik van informatica in de verschillende facetten van de maatschappij.
GEÏNTEGREERDE PROEF 1
Definitie en algemene doelstellingen
De geïntegreerde proef (gip) is een proef waar beroepsvaardigheden, manuele vaardigheden, algemene kennis en communicatievaardigheden evenwichtig en aangepast aan de studierichting aan bod komen. De gip zal een duidelijk beeld geven van de rijpheid van de leerling om deel te nemen aan het beroepsleven en om te functioneren in het maatschappelijk proces.
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week) 2
11
Betrokken vakken
Vakken van het specifiek gedeelte van de opleiding,, die de studierichting bepalen, worden betrokken bij de opstelling en de organisatie van de gip, met de klemtoon op het vakoverschrijdend karakter. Kennis en vaardigheden uit de vakken van de basisvorming kunnen eveneens nodig zijn voor het realiseren van de gip. 3
Inhoud
De gip kan opgebouwd worden rond een praktische realisatie, project, eindwerk, groepswerk of een combinatie hiervan. De opgave kan gegeven worden voor een klas, voor een groep leerlingen of voor individuele leerlingen. Bij een gemeenschappelijke opgave wordt de deelopdracht duidelijk afgebakend, zodat de inbreng van elke leerling individueel te evalueren is. Wat de inhoud van de gip betreft wordt rekening gehouden met • • • •
het profiel van de betrokken studierichting en de overeenstemmende beroepsopleidingsprofielen; de einddoelstellingen van de betrokken studierichting; de integratie van de verschillende vakken; de noodzaak om kennis, vaardigheden en vakgerichte attitudes te evalueren.
Vermits de gip bestaat uit een procesfase en de realisatie van een product, is een zorgvuldige planning en spreiding over het schooljaar noodzakelijk. De leerlingen moeten de kans krijgen tijdens een presentatie hun werk voor te stellen, toe te lichten en te verdedigen voor de jury. Samen met de opgave, worden de evaluatiecriteria (zowel voor proces als voor product), de timing en de werkmethode aan de leerling meegedeeld. 4
Begeleiding
Elke leraar, die vakken geeft die betrokken zijn bij de gip (zowel AV, TV en PV), zorgt – binnen zijn vakgebied – voor de nodige begeleiding van de leerlingen. De gip-begeleider heeft, naast de begeleiding binnen zijn eigen vakgebied, ook een coördinerende taak. 0uders en leerlingen worden tijdig en regelmatig geïnformeerd omtrent de vorderingen. 5
Evaluatie
5.1
Aspecten van de evaluatie
De geïntegreerde proef wordt beoordeeld door de jury. Een beoordeling dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. Zowel het proces als het product moeten op een zo objectief mogelijke manier beoordeeld worden. De beoordeling steunt altijd op een vaardigheids- en werkanalyse die het verloop, de verantwoording en de criteria weergeeft van de opdracht. Proces- en productgericht beoordelen kan vier aspecten omvatten: • • • • 5.2
denkactiviteiten (bijvoorbeeld instructies lezen, aantekeningen maken, …); motorische handelingen (bijvoorbeeld schaven, …); praktijkattitudes (bijvoorbeeld nauwkeurig werken, scherp waarnemen, …); de uitvoeringstijd, waarbij gestreefd wordt naar een haalbaarheid voor 90 % van de leerlingen. Rapporteren
Er wordt aanbevolen om voor elk criterium afzonderlijk te rapporteren met behulp van een vierpuntenschaal die aangeeft of het resultaat beoordeeld wordt als ‘heel goed’, ‘goed’, ‘zwak’ of als ‘onvoldoende’ (het gebruik van cijfers wordt afgeraden). Die quotatie wordt schriftelijk aan de leerling (en aan de ouders) meegedeeld, waarbij uiteraard voldoende aandacht zal besteed worden aan motivering van het resultaat.
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week) 5.3
12
Eindbeoordeling
De eindbeoordeling van de geïntegreerde proef (zowel het proces als het eindproduct) gebeurt eveneens door de jury. De voorzitter van de jury (of zijn afgevaardigde) maakt voor iedere leerling een eindverslag op waarin alle beoordelingselementen (volgens de vooraf bepaalde criteria) opgenomen zijn. Het eindverslag wordt afgesloten met een genuanceerde, globale en eindbeoordeling, waarin het gebruik van een cijfer of van de termen ‘geslaagd/niet geslaagd’ wordt afgeraden. Er wordt geadviseerd om per beoordelingscriterium te omschrijven hoe de leerling presteerde (bijvoorbeeld ‘heel goed’, ‘goed’, ‘zwak’, ‘niet goed’). Het is aangewezen dat de jury het belang (of invloed) van die criteria omschrijft in functie van de eisen die aan het beroep gesteld worden. Het is noodzakelijk dat tijdens de presentatie van het eindproduct alle leden van de jury beschikken over een evaluatieformulier met alle te beoordelen criteria. De eindbeoordeling van de geïntegreerde proef wordt aan de leerlingen meegedeeld. Een uitgestelde beslissing (herexamen) voor de gip is niet mogelijk vermits dit eigenlijk in strijd is met het geïntegreerde karakter ervan (als een rode draad door de betrokken vakken gedurende het volledige jaar). De resultaten van de geïntegreerde proef vormen één van de drie verplichte elementen waardoor de delibererende klassenraad zich moet laten leiden. Het is wenselijk dat de leerlingen (en hun ouders) hieromtrent van bij het begin van het schooljaar geïnformeerd worden. De delibererende klassenraad krijgt op die manier belangrijke elementen over de persoonlijkheidsontplooiing, de attitudes en de voorbereiding op het beroepsleven van de leerling. Indien het advies van de jury van de geïntegreerde proef niet gevolgd wordt door de delibererende klassenraad, wordt dit omstandig gemotiveerd. De voorzitter van de delibererende klassenraad kan desgevallend de externe deskundigen uitnodigen. Deze personen maken dan ambtshalve met raadgevende stem deel uit van de delibererende klassenraad.
EVALUATIE 1
Kwaliteitscriteria
Zoals alle meetapparatuur, moet het evaluatie-instrument aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Meestal worden volgende criteria gehanteerd: 1.1
Validiteit
Een toets of examen is valide als aan 4 voorwaarden voldaan wordt: • • • •
er moet een sterke overeenkomst bestaan tussen de onderwezen doelen en de opgaven; de verhouding tussen kennen, kunnen en zijn moet verantwoord zijn; de opgaven moeten correct zijn en volledig begrepen kunnen worden; de opgaven moeten representatief zijn voor de ganse leerinhoud.
Het lijkt vanzelfsprekend dat er een sterke overeenkomst moet bestaan tussen de onderwezen doelstellingen en de opgaven, maar toch is dit niet altijd het geval. Vooral wanneer de evaluatie pas op het einde van een periode opgesteld wordt, wijken de opgaven nogal eens af van wat er tijdens de lessen gerealiseerd werd. De herinnering aan het verloop van de lessen zelf is immers reeds te veel vervaagd. Wanneer bijv. het criterium 'kunnen' getest wordt, moeten bij voorkeur de kennisinhouden beschikbaar gesteld worden (bijv. met gebruik van de cursus of de handleiding). Elke opgave moet communicatief eenduidig zijn (slechts voor één interpretatie vatbaar, goed afgebakend en onafhankelijk en zonder kettingopdrachten) 1.2
Transparantie
Een evaluatie-instrument boet veel aan betrouwbaarheid in wanneer de leerlingen te maken krijgen met opgaven waaraan ze zich helemaal niet verwachten.
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week)
13
Een evaluatie waarin onvoorzien een beroep gedaan wordt op de creatieve en productieve capaciteiten van de leerlingen, meet niet meer wat het moet meten (het bereiken van leerplandoelen), maar voor een groot deel de intelligentie, hetgeen geen doelstelling is… 1.3
Betrouwbaarheid
Betrouwbare vragen en toetsen verkleinen de resultaatfout. De verbetering of beoordeling gebeurt objectief, d.i. onafhankelijk van de bekwaamheden en kenmerken van de leerlingen. Horizontale verbetering met een antwoordmodel en met een fouten- en een puntenweging verhoogt de betrouwbaarheid. Hoe groter het aantal vragen, hoe groter de betrouwbaarheid van het resultaat. Samengestelde (en ingewikkelde) vragen worden zoveel mogelijk in enkelvoudige omgezet. Werk met verschillende soorten vragen die bij de doelstellingen passen en rangschik ze efficiënt (bijv. in stijgende moeilijkheidsgraad), want dat motiveert beter. 1.4
Normgerichtheid
Stel ten minste ¾ kernvragen op minimum 80% van de punten, over kennis en vaardigheden die voor de leerstofvooruitgang onmisbaar zijn, die voor het opleidingsprofiel normaal functioneel zijn en die een normale instroomgroep, na goed onderwijs, ongeveer 65 % correct kan oplossen. Stel ten hoogste ¼ differentieervragen die niet door alle leerlingen kunnen opgelost worden en waarop maximum 20% punten staan. 1.5 • • • • • 2
Aanvaardbaarheid Aanvaardbare examens en resultaten voorkomen betwistingen. Analyseer antwoorden en resultaten, trek conclusies, stuur eventueel bij en geef leeradviezen. Laat de examenkopij inkijken en bespreek de knelpunten klassikaal. Controleer samenhang van aantal onvoldoendes met andere vakken. Respecteer de juridische regelgeving. Meerkeuzevragen
Verschillende onderdelen van het leerplan lenen zich goed tot het stellen van meerkeuzevragen. Het opstellen ervan moet zeer zorgvuldig gebeuren zoniet wordt het toetsresultaat te sterk beïnvloed door de leesvaardigheid en algemene intelligentie van de leerling. Het spreekt vanzelf dat meerkeuzevragen op toetsen en examens enkel toegelaten zijn indien deze techniek tijdens het jaar werd ingeoefend. 3
Algoritmisch denken
Gezien een foutief ontwerp ook tot een foutieve implementatie leidt, is het niet aangewezen om bij een zelfde probleem tegelijk ontwerp en implementatie te evalueren. Aan de leerling kan een opgelost ontwerp gegeven worden en gevraagd worden de implementatie te maken. Het verder invullen van een reeds gedeeltelijk opgestelde implementatie is soms aan te bevelen. Het zal van het niveau van de klas afhangen wat de inbreng van de leraar en die van de leerlingen hierbij zal zijn. Deze vorm van evaluatie kan zowel schriftelijk als praktisch (op computer) gebeuren. In de derde graad ligt de klemtoon op het gebruik van de juiste datastructuren, het (her)gebruik van deelproblemen (met de gegevensuitwisseling via parameters) en het algoritmisch denken. De evaluatie zal bijgevolg op deze deelaspecten toegespitst worden. 4
Toepassingspakketten
Het is aan te bevelen om vooral praktische opdrachten te geven via een klaargemaakt invulformulier of opdrachtenblad. Het is niet nodig om telkens de volledige oefening te evalueren: een belangrijk gedeelte ervan of een nieuw onderdeel van de leerstof kan aldus beklemtoond worden. Daarnaast is de permanente evaluatie erg belangrijk; deze moet zich in elk geval vertalen in een concrete evaluatie (bij voorkeur met woorden). Bij klassikale toepassingen kan elke leerling afzonderlijk aan de beurt komen en mondeling een aantal stappen van de oplossing uitleggen. De klemtoon mag niet liggen op de technische snufjes van het pakket, maar op vaardigheden die voldoende universeel zijn (zodat ze bijv. zonder veel moeite op andere pakketten over te dragen zijn). De evaluatie moet peilen naar het inzicht, de methodische aanpak, efficiëntie en nauwkeurigheid.
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week) 5
14
Permanente evaluatie
Om een correcte evaluatie en een goede begeleiding aan de leerlingen te verzekeren, kunnen er door de leerkrachten geregeld korte ‘toetsen’ gepland (max. 10-15 min.), hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, en dit om de prestatie van de leerlingen te kunnen opvolgen en indien nodig tijdig bij te sturen, hetzij via bijkomende oefeningen, hetzij via inhaallessen. Kortom, elke les is gebaseerd op een permanente evaluatie en dit om een goede overgang te bekomen tussen de verschillende lessen. Herhalingsoefeningen mogen het volledige lesuur in beslag nemen.
BIBLIOGRAFIE 1
Computersystemen
• DE LANGE, De computer en wij: software, Wolters Plantyn, 2001, 199 p. • JORDENS PIETER, Databanken, netwerken en het internet, Standaard, 1997 • LEVINE, J., Internet voor dummies, Addison-Wesley • OOST, K., Basiscursus Internet, Academic Service • MATHIJSSEN R.L., Computernetwerken en datacommunicatie, Academic Service, 1997. • TANENBAUM A. S., Gestructureerde computerarchitectuur, Academic Service, 1997. • VAN MOERGESTEL LIES, Computersystemen en Netwerken, De Standaard, 1997 • VAN DE MAELE M., Computersystemen, De Standaard, 2000 • VERBAETEN P., Structuur en Organisatie van Computersystemen, De Standaard, 2000 2
Probleemoplossing met programmeertaal
•
ANDRIESSEN & SMEETS, Programma-ontwikkeling in Pascal, Nijgh en Van Ditmar, 1992, 470 p.
•
CALLAHAN E., Microsoft Access 2000 Visual Basic for Applications fundamenten, Academic Service, 2000, 424p.
•
Easy Computing, Gids voor Visual Basic
•
FRANS G., Visual Basic, Campinia, Geel
•
JACOBSEN R., Microsoft Excel 2000 Visual Basic Fundamenten, Academic Service, 2000, 360 p.
•
KOFFMAN B., Turbo Pascal, Problem solving and program design, Addison-Wesley, 1993, 858 p.
•
Leer Visual Basic in 20 stappen, Sybex
•
LOWELL M., 10 minuten gids Visual Basic 6.0, Academic Service, 1999, 224 p.
•
MICROSOFT Visual Foxpro 6.0 Programmeergids, Academic Service, 1999, 756 p.
•
NAGIN P., IMPALGLIAZZO J., Computer science, A breath first approach with Pascal, Wiley, 1995, 730 p.
•
ROUSSELLE M., Analyse en implementatie 1, De Sikkel, 1995, 198 p.
•
ROUSSELLE M., Analyse en implementatie 2, De Sikkel, 1996, 195 p.
•
SHANK D., Microsoft Office 2000 Visual Basic programmeergids, Academic Service, 2001, 1024 p.
•
SILER B., SPOTSS J., Het complete handboek Microsoft Visual Basic 6.0, 1999, 912 p.
3
Databanken
•
BOERTJENS K., Basiscursus Access 2000, Academic Service, 1999
•
BORGELIOEN J., MYNY J., DE GEYTER-DIEPENDAELE T., Wegwijs in MS ACCESS deel1 en deel 2, WWW-Soft, 2000
•
BUYSSE P., Probleemoplossend werken met Access 2000, Standaard Uitgeverij, Antwerpen
•
CUYPERS E., VANDENBROECK E., Access 2000, MIM-Standaard Uitgeverij, 1998
•
FRANS R., ACCESS 2000 (2 delen beginners en gevorderden), Campinia Media
TSO – 3e graad – Boekhouden-informatica TV Toegepaste informatica (1e leerjaar: 4 lestijden/week, 2e leerjaar: 5 lestijden/week) •
JACOBS, Een relationele kijk op databases. All Computing, 1992, 27 p.
•
KORPERSHOEK I, GROENENDIJK B, Databases en Access 2000, Academic Service, 2000
•
KROENKE D., Leerboek databases, Academic Service, 1998
•
PRAGUE C. N., Alles over Microsoft Access 2000, Addison Wesley Nl, 2000, 1057 p
•
TOOM J., Basishandleiding Access 2000, Bijleveld Pers
4
15
Tekstverwerking
•
BAERT, M.-A., DE HERT, W., T’SAS, J., Efficiënt communiceren, deel 1, deel 2, Uitgeverij Wolters Plantyn, Antwerpen, resp. 2000 en 2000, http://www.woltersplantyn.be.
•
BUYSSE, P., CAUWENBERGH, R., VAN CALSTER, M., Probleemoplossend werken met MS Word 2000, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2000, http://www.deboeck.be.
•
DE GEYTER-DIEPENDAELE, T. Wegwijs in ICT, WWW-Soft, Oostkamp, 2001, http://www.wegwijsin.be.
•
DEVRIENDT, D. en DE GEYTER-DIEPENDAELE, T. Werk wijzer Met Word 2000, deel 1, deel 2 en deel 3, WWW-Soft, Oostkamp, resp. 2000, 2000 en 2001, http://www.soft.be.
•
GEMEENSCHAPSONDERWIJS, PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST, Het Bin-Boekje, Nevelland, Brussel, 2000.
•
HOSTYN, M., LEMAITRE, D., LOONES, J., MAASSEN, J., VOLDERS, V., Tekstverwerking MS Word 2000, 2000.
•
SIX, K., Typ-Top vandaag, deel 5, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2001, http://www.deboeck.be.
•
SIX, K., Typ-Top vandaag, deel 6, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2001, http://www.deboeck.be.
•
VANDEPUTTE, D, Typ-Top plus vandaag, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2000, http://www.deboeck.be.
•
VANDEPUTTE, D, Typ-Top vandaag, deel 4, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2000, http://www.deboeck.be.
•
SMASH, Word 2000 in je vingers, Kampenhout, 2000.
•
Vaardige Vingers, driemaandelijks tijdschrift van de Academie voor Bureauwetenschappen, Tienen, http://www.abw.be
•
VAN DEN BROECK, E., CUYPERS, E., Word 2000, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2000, http://standaarduitgeverij.be.
•
Word 2000, deel 1, deel 2 en deel 3, Instruct bvba, Herent, 2000, 2000 en 2000, http://instruct.be.
5
Rekenblad
•
BOERTJES R., Sneller werken met Excel 2000, Academic Service, 2000, 450 p.
•
BRUIJNERS G., Basiscursus Excel 2000, Academic Service, 2000, 312 p.
•
CUYPERS E., VAN DEN BROECK E., Excel 2000, Standaard uitgeverij, Antwerpen
•
DE GEYTER-DIEPENDAELE T., DE MAERSCHALK E., Wegwijs in Excel, Deel 1 basis, Deel 2 uitbreiding, WWW-Soft, 2002
•
FRANS R., Excel 2000, Campinia Media, Geel
•
VONHOUWEN H., FLEISCHAUER C., Start Excel 2000, Easy Computing, 2000, 224 p.
6
Geïntegreerd
•
AWOUTERS V., LEMOINE J., VAN ACKER F., Kantoorautomatisering. De Sikkel, 1997, 110 p.
•
Basiscursus Microsoft Office 2000, Academic Service, 2000
•
BIJLSMA A., Handboek voor Microsoft 98 en Office 2000, Academic Service, 2000, 300 p.
•
BORGELIOEN J., MYNY J., DE GEYTER-DIEPENDAELE T., Wegwijs in MS ACCESS deel1 en deel 2, WWW-soft, 2000
•
CREG P., Microsoft Office in 24 uur, Academic Service, 1999, 464 p.