1 Functie-afdeling Handleiding voor de verzorging van de PEG-katheter2 3 Verzorging algemeen De eerste 8 dagen: Beweeg de PEG-katheter zo min mogelijk...
Handleiding voor de verzorging van de PEG-katheter
Verzorging algemeen De eerste 8 dagen: • Beweeg de PEG-katheter zo min mogelijk. • Het fixatieplaatje zit zo dicht mogelijk tegen de buikwand. Dit is belangrijk voor een goede genezing van de fistelgang. • Rond de PEG-katheter zit een glycogell verbandje (Sondofix) van de firma Cobra. De glycogell rond het insteekgaatje zorgt ervoor om ontstekingen tegen te gaan. Wanneer het is verzadigd verandert de kleur van de glycogell (wordt donkerder). • Bij verzadiging kunt u het verwijderen en een splitgaasje onder het fixatieplaatje aanbrengen. • Baden of douchen is in de eerste 8 dagen of zolang de stoma nog vocht afscheidt niet mogelijk. Vanaf dag 9 of als de wond goed genezen is: • Indien een veiligheidsbandje is aangebracht om de sonde op zijn plaats te houden, dan moet dit nu verwijderd worden. • Zet met een watervaste viltstift een streepje op de sonde op de plaats waar het fixatieplaatje moet zitten. Na de eerste week moet het fixatieplaatje iets losser zitten door afname van de zwelling rondom het wondgebied.
Verzorging van de stoma en de sonde Materiaal: gaasjes, milde zeep, wattenstaafjes, (split)gaasjes. Reinig de stoma en de sonde dagelijks als volgt: 1. Was uw handen. 2. Schuif het fixatieplaatje omhoog. 3. Reinig de stoma en de huid eromheen met schoon warm water en zeep. Hierbij van de stoma wegstrijken. Goed laten drogen, gebruik hiervoor geen föhn.
1
4. Reinig de sonde en het fixatieplaatje met een gaasje, milde zeep en warm water. Goed laten drogen. 5. De sonde moet dagelijks gedraaid en gedompeld worden. Schuif het fixatieplaatje terug, neem de sonde tussen duim en wijsvinger en draai de sonde helemaal rond, daarna enkele malen dompelen (beweeg hem 2 centimeter op en neer). 6. Reinig het afsluitdopje van binnen 2 keer per week met water en een wattenstaafje. Knik de sonde dubbel om te voorkomen dat maaginhoud naar buiten loopt. 7. Pas het uitwendige fixatieplaatje aan veranderende omstandigheden aan, bijvoorbeeld bij gewichtstoename. De ruimte tussen de huid en het fixeerplaatje moet ongeveer de dikte van een munt hebben. Zet zonodig een nieuw streepje op de sonde. 8. Plaats, indien gewenst, een ingeknipt gaasje of splitgaas onder het fixatieplaatje. Plak het gaasje met huidvriendelijke pleisters vast op de huid. Gebruik geen afdichtende pleisters, de huid onder de pleister moet kunnen “ademen”. 9. Fixeer de sonde door middel van een huidvriendelijke pleister en zorg dat er geen druk- en trekkrachten op de sonde ontstaan.
Het doorspoelen van de sonde Materiaal: 50 ml spuit Hoe? 1. Trek handwarm water op in de spuit. 2. Sluit de spuit aan op het aansluitstuk en spuit 20-40 ml water of koolzuurhoudend water door de sonde. Wanneer? 1. Bij druppelvoeding voor en na het wisselen van een fles sondevoeding, tenminste 3 tot 4 keer per dag.
2
2. Bij portievoeding iedere keer voor en na het toedienen van de sondevoeding. 3. Voor en na toediening van medicijnen door de sonde. Nooit medicijnen met voeding samen en nooit meerdere medicijnen tegelijkertijd toedienen. Medicijnen indien mogelijk oplossen in water. 4. Sondes die nog niet of niet meer gebruikt worden voor voeding en of medicijnen 1 maal per dag doorspoelen. Belangrijk! Vraag bij gebruik van medicijnen uw arts of apotheker om de juiste toedieningsvorm.
Als de sonde verstopt is 1. Sluit een kleine (2 of 5 ml) spuit aan op het aansluitstuk en maak een pompende beweging met de zuiger. 2. Kneed het uitwendige deel van de sonde. 3. Probeer door te spoelen met koolzuurhoudend mineraalwater. Bij een zeer hardnekkige verstopping kan doorgespoeld worden met cola. Blijft de sonde verstopt neem dan contact op met uw arts of diëtist.
Starten met voeding Na 12 uur starten met water. Na 20 uur een beetje sondevoeding proberen. Na 24 uur starten met het normale voedingsbeleid Mocht de sonde onverwachts eruit komen, dek het fistelgangetje af met een gaasje. Neem contact op met uw huisarts of behandelend arts, deze zal u verder helpen wat te doen. juni 2007