PERSMAP
Inhoudstafel
Persbericht Campagne « Lend Your Leg » Het verdrag van Ottawa Belgische militaire ontmijning Foto’s « België 1945-‐1948 » De rol van België in de strijd tegen anti-‐persoonsmijnen Rol van Defensie Organisatie van de Verenigde Naties UNMAS Mijnen Anti-‐persoonsmijn fragmentatie op staak Anti-‐persoonsmijn opspringend Anti-‐persoonsmijn locale werking Anti-‐persoonsmijn gericht effect Afghanistan en Cambodja Foto’s « Afghanistan » Foto’s « Cambodja » Libië
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
PRESS RELEASE
From March 29 till June 28, 2013 the Royal Military Museum presents
MINES, treacherous weapons Pictures of victims and deminers in action From Cambodia to Libya, from Vietnam to Afghanistan and Iraq… For the past fifty years antipersonnel mines have made hundreds of thousands of victims in over ten countries. With this exhibition the Royal Military Museum wishes to sensitize the public to a problem that, unfortunately, remains current. Some fifty UN-‐pictures of victims and deminers in action show both the tragedies brought about by these guileful weapons, and the efforts made to neutralize them. Demining equipment, uniforms, mines from the RMM collections and the Engineering Department illustrate Belgian demining operations from the Second World War till today. Obtained by the end of the nineties and signed by 161 countries, amongst which Belgium, the Ottawa Treaty imposes a ban on antipersonnel mines. It calls for sensitization programs, as well as treatment and rehabilitation for victims. Numerous informative trilingual panels present the Belgian and UN demining operations. The exhibition was set up in joint operation with the Ministry of Foreign Affairs, the Ministry of Defence, the United Nations Program against Mines and Handicap International. Lend your leg : International Day against mines As an introduction to the international day against mines on April 4 Handicap International invites the public to “Lend a Leg”. Everyone is invited to roll up a sleeve or trouser leg as a sign of solidarity with victims of landmines and to take a picture. Say no to mines and post your picture on www.handicapinternational.be before April 4.
Press contact in the Royal Army Museum: Marie-‐Hélène Billwatsch marie-‐helene.billwatsch@klm-‐mra.be -‐ 0473/78 41 71 http://www.klm-‐mra.be Press file and pictures on request.
1
Campagne “Lend Your Leg” « Lend your Leg » (« leen uw been ») is een campagne die mensen ertoe moet aanzetten een eenvoudig gebaar te stellen, namelijk het oprollen van een broekspijp of een mouw, om de aandacht te vestigen op de schade die landmijnen kunnen aanrichten en om zich solidair met de slachtoffers van landmijnen en ander explosief oorlogstuig te tonen. Wat is « leen uw been »? Jaren na een oorlog, in vredestijd, blijven sommige wapens een bedreiging voor de burgers betekenen. Landmijnen kunnen iedereen treffen en liggen net onder de grond (tientallen) jaren te wachten. Ze verminken of doden kinderen, landbouwers en burgers wanneer die er toevallig op stappen. In 2011 maakten landmijnen meer dan 4.200 slachtoffers – 12 mensen per dag. Wat in Colombia begon als een spontane campagne om de aandacht op deze humanitaire crisis te vestigen, groeide dankzij de sociale netwerken al snel uit. De actie verkreeg zelfs de steun van de secretaris generaal van de VN, beroemdheden, ngo’s en regeringsleden. Het is nu een wereldwijde campagne. Sluit u aan! http://www.lendyourleg.org/ International Campaign to Ban Landmines : http://www.icbl.org/ Strijd mee met Handicap International Ook Handicap International, een organisatie die zich al dertig jaar inzet voor de slachtoffers van landmijnen, doet mee met de actie Lend Your Leg. Rol je broek op, neem een foto van je been, upload die via www.handicapinternational.be en herinner de wereld aan de gruwelijke impact van landmijnen. www.handicapinternational.be
2
Het Verdrag van Ottawa
Ten overstaan van de dreiging van nucleaire, chemische en biologische massavernietigingswapens werd de schade veroorzaakt door antipersoonsmijnen lang onderschat. Het eerste internationale instrument dat een beperking van het gebruik van anti-‐persoonsmijnen inhield, is het Tweede Protocol bij de Conventie over bepaalde Conventionele Wapens (CCW), ondertekend in oktober 1980. Dit protocol begrensde het gebruik van mijnen tot militaire doelwitten en legde op dat mijnen detecteerbaar moeten zijn en voorzien van zelfvernietigingsmechanismen. In mei 1996 stemden de aangesloten staten in om het toepassingsgebied van Protocol II uit te breiden tot niet-‐internationale gewapende conflicten. Uit de debatten die volgden op de herziening van Protocol II bleek echter dat deze aanpassingen voor een aantal verdragspartijen niet volstonden. Daarop drukten in oktober 1996 in Ottawa een veertigtal landen zich uit voor een verbod op anti-‐persoonsmijnen. Dit proces leidde op 18 september 1997 in Oslo tot de aanvaarding van het Verdrag inzake het Verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van anti-‐persoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan. Het werd ter ondertekening opengesteld te Ottawa in december 1997. Het Verdrag, dat in werking trad op 1 maart 1999, telt momenteel 161 verdragspartijen. De bepalingen ervan draaien rond een aantal basisprincipes: • Elke verdragspartij verbindt zich onder geen omstandigheden -‐ anti-‐persoonsmijnen te gebruiken, -‐ anti-‐persoonsmijnen te ontwerpen, te produceren, op eender welke manier te verwerven, op te slaan, te bewaren of aan eender wie rechstreeks dan wel onrechstreek over te dragen. • De verdragspartijen moeten binnen 4 jaar na ratificatie hun voorraden anti-‐persoonsmijnen vernietigen; • De verdragspartijen moeten binnen 10 jaar na ratificatie eventueel bemijnde gebieden op hun grondgebied ontmijnen. 3
Het is ook het eerste ontwapeningsverdrag dat voorziet dat elke verdragspartij die daartoe in staat is geneeskundige bijstand aan de slachtoffers van de mijnen verleent, en op hun rehabilitatie en hun sociale of economische reïntegratie toeziet.In 1997 werd de niet-‐ gouvernementele organisatie « International Campaign to Ban Landmines” bekroond met de Nobelprijs voor de Vrede, samen met haar coordinator Jody Williams, als erkenning voor haar inzet voor de totstandkoming van het verdrag. De organisatie werd in 1992 opgericht door zes organisaties (Handicap International, Human Rights Watch, Medico International, Mines Advisory Group, Physicians for Human Rights en Vietnam Veterans of America Foundation).
3
Belgische militaire ontmijning Na de Eerste Wereldoorlog ligt België vol niet-‐ontplofte munitie. Daarom wordt er reeds in 1918 een eenheid opgericht die dit probleem het hoofd moet bieden. Toch is het wachten op het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (en het groeiende gevaar van landmijnen) voor er een georganiseerde aanpak ontstaat. Terwijl het Belgische leger in Groot-‐Brittannië ontmijners opleidt die in latere oorlogscampagnes kunnen worden ingezet, worden aan Duitse zij-‐de in het bezette België (1940-‐1944) diverse geallieerde krijgsgevangenen ingeschakeld om burgerzones te ontmijnen. Na de bevrijding van het land in september 1944 worden twee bataljons voor het ontmijnen van de kuststreek en de Ardennen samengesteld. In deze opdracht worden ze, na de Duitse capitulatie in mei 1945, door Duitse krijgsgevangenen bijgestaan. Tijdens de Koude Oorlog vormen mijnen geen rechtstreeks gevaar meer op het Belgisch grondgebied. De Belgische militaire ontmijners beperken zich dan ook tot de vernietiging van restmunitie uit de twee wereldoorlogen. Door de verhoogde terroristische dreiging en het gebruik van artisanale ontploffingstuigen worden echter nieuwe missies opgestart. In de loop van de jaren negentig treden de Belgische ontmijners uit de schaduw: onder de vlag van de Verenigde Naties binden ze de strijd aan tegen antipersoonsmijnen... en voor een veilige wereld! Daarna voert de Belgische diplomatie acties ten voordele van het Verdrag van Ottawa en het verbod op antipersoonsmijnen. Tegelijkertijd reizen ontmijners de wereld af om de door oorlog getroffen burgerbevolking te helpen. Cambodja, Laos of ex-‐Joegoslavië: het zijn Belgische ontmijners die hen van het permanente mijnengevaar bevrijden. In Afghanistan en Libanon zijn ze ook vandaag nog steeds werkzaam.
4
Belgique - België - Belgium 1945 - 1948 DOVO - SEDEEO 1 Bn ‘Ardennes’
DOOVO - SEDEEO
5
De rol van België in de strijd tegen anti-persoonsmijnen België was op 9 maart 1995 het eerste land ter wereld dat een verbod op anti-‐persoonsmijnen wettelijk vastlegde. Dat gebeurde voorafgaand aan de onderhandelingen over het Verdrag van Ottawa. Op internationaal niveau maakte België vanaf 1996 deel uit van een groep van veertig landen die een internationale ban op anti-‐persoonsmijnen nastreefde, met de steun van het Internationale Comite van het Rode Kruis en een wereldwijd netwerk van niet-‐gouvernementele organisaties: de International Campaign to Ban Landmines (ICBL). België nam actief deel aan het onderhandelingsproces en organiseerde in juni 1997 de conferentie van Brussel, waarop de “Verklaring van Brussel” werd aangenomen: het startsein voor formele onderhandelingen over een wettelijk bindend verdrag dat alle anti-‐persoonsmijnen verbiedt. Het Verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van anti-‐ persoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan werd aangenomen op de Conferentie van Oslo op 18 september 1997 en opengesteld voor ondertekening op 3 en 4 december 1997 in Ottawa. Het trad in werking op 1 maart 1999. België nam het voorzitterschap waar van de 4de Verdragspartijenbijeenkomst in Genève in september 2002. In 2009 was België samen met Thailand co-‐voorzitter van het Permanent Comité voor hulp aan de slachtoffers, dat de Conferentie ertoe aanzette om ambitieuze en concrete beslissingen aan te nemen inzake het verbeteren van de situatie van slachtoffers. België staat vandaag in voor de coördinatie van de contactgroep van verdragspartijen die de Conventie promoten bij staten die zich nog niet hebben aangesloten. Om de Conventie waarbij momenteel 161 landen aangesloten zijn werkelijk universeel te maken, dient deze inspanning volgehouden te worden. België coördineert ook de contactgroep over rapportage die gericht is op een verbetering van de transparantiemaatregelen in het kader van de Conventie. Hoewel een anti-‐persoonsmijn initieel ontworpen werd als een defensief militair wapen evolueerde dit ook omwille van de lage kost, eenvoudige productie en het gebruiksgemak naar een wapen waarmee ganse gebieden geterroriseerd kunnen worden. Mijnen blokkeren toegangswegen, verstoren communicatienetwerken en verhinderen landbouw op vruchtbare grond. 6
Bovenop het lijden van de slachtoffers, wordt zo de sociaal-‐economische heropbouw ondermijnd van regio’s die sowieso al kwetsbaar zijn omwille van voorbije conflicten en een zeer laag inkomen per hoofd. Daarom blijft België zich tot op de dag van vandaag, samen met de civiele maatschappij en NGO’s, met behulp van de Federale Overheidsdienst voor Buitenlandse Zaken en zijn diplomatiek netwerk inzetten voor een strategie van projectfinanciering en de bevordering van de doelstellingen van het Verdrag van Ottawa. De Federale Overheidsdienst voor Buitenlandse Zaken financierde sinds 2005 NGO’s als International Campaign to Ban Landmines, Handicap International, Halo Trust, Geneva Call, Land Mines Advisory Group, en National Commitee for Demining and Rehabilitation, International Committee of the Red Cross , APOPO, The Geneva International Centre for Humanitarian Demining (GICHD) , Danish Church Aid, met het oog op ontmijning en slachtofferhulp evenals UNMAS en UNDP. De projecten vinden plaats in Afrika, het Midden-‐Oosten, Azië en Latijns-‐ Amerika. Als mijnen in 2011 helaas nog 4.286 slachtoffers maakten (12 slachtoffers per dag), dan is dit maar één derde van het aantal slachtoffers dat tien jaar geleden viel. Op tien jaar tijd werden 1.700 km2 hectaren en 3.1 miljoen mijnen uit de grond gehaald. Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid is sinds lang persoonlijk betrokken bij de strijd tegen anti-‐persoonsmijnen. Ze leidde ondermeer de Belgische delegatie op de tweede, vierde en achtste Bijeenkomst van de Verdragspartijen en op de tweede toetsingsconferentie in Cartagena in 2009.
6
Rol van Defensie Defensie levert een permanente bijdrage in het domein van de ontmijning en het opruimen van ontploffingstuigen. Met de jaren is deze bijdrage gevoelig toegenomen en dit onder de vorm van: • Opleiding van Belgische en buitenlandse ontmijners in de vormingscentra van Defensie. • De opruiming van ontploffingstuigen op nationaal grondgebied. • De opruiming van ontploffingstuigen in het buitenland. • Maritieme ontmijningsopdrachten. • Cursussen Explosive Risk Education aan de militairen en de burgerbevolking in conflictgebied. Deze opdrachten worden zowel door de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen (DOVO) als door de Genie uitgevoerd. Defensie was, en is nog steeds, actief met een ontmijningscapaciteit in het buitenland in volgende landen: • LAOS: van 1998 tot 2005 • CAMBODJA: van 1994 tot 2004 • AFGHANISTAN: sinds 2004 in de streek van KUNDUZ • LIBANON: sinds 2006 De ontmijningscapaciteit van Defensie wordt ook ingezet voor humanitaire ontmijning. De middelen en de inspanningen oriënteren zich de laatste jaren naar de actuele noden en dus naar de opruiming van een gemengde pollutie ; met name de opruiming van anti-‐personeelsmijnen, antitankmijnen, niet ontplofte munitie (o.a. clusters) en projectielenalsook de opruiming van geïmproviseerde ontploffingstuigen.
7
Organisatie van de Verenigde Naties “Wij, volkeren van de Verenigde Naties, wansen de toekomstige generaties te vrijwaren van de oorlogsplaag die twee keer in één mensenleven de mensheid een onbeschrijfelijk leed heft aangedaan”. Wanneer de wereld het meest bloedige conflict uit zijn geschiedenis achter zich heeft gelaten, hopen de regeringen van de zegevierende naties op een samenleving die van de oorlogsplaag is bevrijd, evenals op een maatschappij die door gelijkheid tussen de mensen, sociale vooruitgang en gerechtigheid wordt gekenmerkt. Uit deze wens wordt de Organisatie van de Verenigde Naties geboren. Geleidelijk aan sluiten alle landen van de wereld zich aan en vandaag tellen de VN 193 leden. Sinds bijna zeventig jaar ligt de organisatie – met talrijke organismen die ervan afhangen – aan de basis van talloze initiatieven die overall ter wereld vrede en veiligheid, menselijke ontwikkeling en respect voor de mensenrechten beogen, die bevolkingen in nood of getroffen door oorlog bijstaan en die toezien op de toepassing van het internationale recht.
8
UNMAS “De Verenigde Naties stellen zich een wereld voor zonder dreiging van mijnen, ontplofbare oorlogsresten, met inbegrip van clustermunitie, een wereld waar individuen en gemeenschappen in een veilige omgeving leven die bevorderlijk is voor de ontwikkeling, waar mensenrechten, de noden en behoeften van slachtoffers van mijnen en ontplofbare oorlogsresten worden geëerbiedigd en overlevenden volledig geïntegreerd worden als volwaardige leden van hun samenleving”. Het redden van mensenlevens, het vergemakkelijken van de inzet van VN-‐missies en van humanitaire hulpverlening, het beschermen van de burgerbevolking, het ondersteunen van de vrijwillige terugkeer van ontheemden en vluchtelingen, het mogelijk maken van humanitaire en herstelwerkzaamheden en het bevorderen van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten, vormen de kernactiviteiten van UNMAS. UNMAS telt 135 internationale en 18000 lokale medewerkers en beheert 15 programma’s. UNMAS UNMAS coördineert de VN-‐inspanningen inzake mijnbe-‐strijding. UNMAS, dat deel uitmaakt van van het Departement Vredeshandhavingsoperaties, werkt in vredesoperaties, humanitaire en speciale politieke missies en biedt op verzoek ondersteuning aan overheden. Dankzij haar missies gedurende de afgelopen 15 jaar heeft UNMAS een schat aan ervaring opgedaan. UNMAS wordt dan ook in toenemende mate gevraagd om niet-‐geëxplodeerd oorlogsmateriaal, clustermunitie en geïmproviseerde explosieven te ontruimen. De dienst heeft bovendien expertise inzake het beheer van voorraden, het bouwen van opslag-‐plaatsen en het opleiden van militair-‐ en politiepersoneel voor het beheer-‐ en de verwijdering van munitie. UNMAS leidt en coördineert de noodprogramma’s voor mijnbestrijding, leert mensen die door mijnen en explosieve oorlogsrestanten bedreigd worden hoe ze veilig kunnen blijven, integreert de gender dimensie in alle aspecten van haar werk en vergemakkelijkt slachtofferhulp – met name de sociale en economische reïntegratie van de getroffenen. UNMAS telt 135 internationale en 18000 lokale medewerkers en beheert 15 programma’s. De programma’s zijn gevestigd in Afghanistan, Tsjaad, Colombia, Ivoorkust (UNOCI), Cyprus (UNFICYP), de Democratische Republiek Congo (MONUSCO), Libanon (UNIFIL), Libië (UNSMIL), de Republiek Congo, de Palestijnse Staat (Gaza & Westelijke Jordaanoever), Somalië (UNSOA), Zuid-‐ Soedan (UNMISS), Soedan (UNAMID, UNISFA), Syrië en de Westelijke Sahara (MINURSO). Voor meer informatie: www.unmas.org 9
Mijnen Mijnen zijn er in alle soorten en maten. Doorgaans worden ze onder-‐verdeeld in drie grote categorieën: land-‐, lucht-‐ en zeemijnen. Ze delen alle één specifieke eigenschap: bij aanraking (of benadering) ontploffen ze. De schade die mijnen kunnen aanrichten is enorm: mijnen met een relatief grote explosieve lading kunnen zelfs tanks uitschakelen of volledige schepen kelderen. Een van de meest gruwelijke mijnen bevat echter minder explosief materiaal. Het gaat hier om antipersoonsmijnen. Deze wapens worden net onder de grond begraven en ontploffen als er een persoon overheen loopt. Het doel van deze mijnen is het slachtoffer niet te doden, maar te verminken. Op die manier is de mijn militair “doeltreffender”: gewonden moeten worden verzorgd en zorgen er dus voor dat meer vijandelijke manschappen buiten strijd worden geplaatst. Eenmaal de strijd is uitgevochten, liggen de mijnen als een dodelijke erfenis in het landschap te wachten op nieuwe slachtoffers. Een mijn maakt namelijk geen onderscheid tussen burgers en strijders. Samen met ander niet-‐ontploft oorlogstuig vormen ze de stille doders van de voorbije halve eeuw: ze maakten honderdduizenden slachtoffers in tientallen verschillende landen.
10
Mine antipersonnel à fragmentation sur piquet Antipersonal fragmentation stake mine Antipersoonsmijn fragmentatie op staak Fonctionnement : Traction
Quantité d’explosif
Effets
Activation system : Pull
Quantity of explosif
Effects
Werking : Trek
Hoeveelheid springstof
Uitwerkingen
50 – 500 Gr
←2 -‐5 Kg
2 M
10 M
mmm MMM
Mine antipersonnel bondissante Bounding antipersonal mine Antipersoonsmijn opspringend Fonctionnement : Pression et/ou Quantité d’explosif Traction Activation system : Pressure Quantity of explosif and/or Pull Werking : Druk en/of trek Hoeveelheid springstof
Effets
Effects Uitwerkingen
100 -‐ 600 Gr
↓ 5-10 Kg
→ 2-5 Kg
10 M
25 M
Mine antipersonnel à action locale Antipersonal mine local action Antipersoonsmijn locale werking Fonctionnement : Pression
Quantité d’explosif
Effets
Activation system : Pressure
Quantity of explosif
Effects
Werking : Druk
Hoeveelheid springstof
Uitwerkingen
10 – 100 Gr
5 -‐ 10Kg
↓
Mine antipersonnel à effet dirigé Directional antipersonal mine Antipersoonsmijn gericht effect Fonctionnement : Traction ou Electrique Quantité d’explosif
Effets
Activation system : Pull or Electric Werking : Trek of Elektrisch
Quantity of explosif
Effects
Hoeveelheid springstof
Uitwerkingen
CLAYMORE M18 A1 (682 Gr Explo + 700 4 mm ø)
600 Gr -‐ 12Kg
50M 25 M
15 M
Afghanistan en Cambodja In 2011 reisde fotograaf Marco Grob in opdracht van UNMAS en UNDP naar Afghanistan en Cambodja om slachtoffers van mijnen te fotograferen. Afghanistan is nog altijd één van de zwaarst getroffen landen ter wereld met meer dan 6000 bekende gevarenzones die een oppervlakte van meer dan 600 vierkante kilometer bestrijken en 2000 gemeenschappen treffen. In 2011 werden elke maand gemiddeld 33 mensen gedood of verwond door landmijnen en ontplofbare oorlogsresten. Dat is een stijging van 18 procent ten opzichte van 2009 en 22 procent ten opzichte van 2006. De grootste groep slachtoffers waren jongens tussen 7 en 14 jaar. In 2011 werden ruim 48.000 antipersoonsmijnen en meer dan 1.000.000 ontplofbare oorlogsresten vernietigd. Bijna 900.000 mensen werden gesensibiliseerd rond de risico’s van landmijnen en ontplofbare oorlogsresten. Het Mine Action Programme of Afghanistan (MAPA) dat sinds 1989 bestaat, had 15.000 Afghanen in dienst in 2011. In Cambodja hebben ontmijningsdiensten zo’n 700 vierkante kilometer grond vrij gemaakt van mijnen en ontplofbare oorlogsresten. Hierdoor kregen honderdduizenden mensen weer toegang tot veilige grond voor hervestiging, voor landbouw en infrastructurele ontwikkeling. Dankzij de internationale beweging die haar oorsprong vond in Cambodja, is de wereld zich bewust geworden van de tragische impact van landmijnen. Er bestaat een duidelijk verband tussen efficiënte mijnactie en vooruit-‐gang met betrekking tot de Millennium Ontwikkelingsdoelen. De laatste drie decennia hebben landmijnen in Cambodja reeds 63.900 doden en gewonden geëist. Algemeen gezien, is de vooruitgang die met mijnactie in Cambodja geboekt werd gedurende de laatste twee decennia indrukwekkend – het aantal slachtoffers verminderde van 4.320 in 1996 tot 211 in 2011. Marco Grob is een portretfotograaf die gevestigd is in New York. Hij heeft vele beroemdheden gefotografeerd en zijn werk werd gepubliceerd in prestigieuze nieuwsmagazines. www.marcogrob.com
15
Afghanistan
Sensibilisation aux dangers des explosifs Sensibilisering over het gevaar van explosieven Explosive risk education
Service d’Enlèvement et de Destruction d’Engins Explosifs, intervention Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen, interventie Service Disposal and Destruction of Explosives, intervention
Mortiers 82 mm Mortieren 82 mm Motars 82 mm
DOOVO - SEDEEO
16
Cambodge - Cambodja - Cambodia
Peloton de démineurs Peloton ontmijners Platoon deminers
Munitions vietnamiennes, russes, chinoises, ... Munitie vietnam, rusland, china, ... Munition vietnam, russia, china, ...
Bouchez-vous les oreilles Bedek je oren Cover your ears
DOOVO - SEDEEO
Explosion Ontploffing Explosion
17
Libië In september 2011 bracht de Italiaanse persfotograaf Giovanni Diffidenti twee weken in Libië door om er het werk van de Joint Mine Action Team (JMACT) te documenteren. Hij fotografeerde allerlei gewone, door de gevechten getroffen Libiërs, die vastberaden zijn om de draad van het dagelijkse leven weer op te pikken; ook nam hij foto’s van de onmisbare werkers die zich met de bestrijding van mijnen bezighouden en deze omwenteling helpen mogelijk maken. Hij bezocht een aantal Libische steden, waaronder Tripoli, Benghazi en Misrata. De gevechten in Libië hebben tot een belangrijke hoeveelheid ontplof-‐bare oorlogsresten geleid, waaronder clustermunitie, waardoor het aantal doden en gewonden onder burgers en hulpverleners dreigt toe te nemen en ook de levensreddende humanitaire hulpverlening in gevaar wordt gebracht. Het conflict heeft met een dodelijke verzameling niet geëxplodeerd oorlogsmateriaal, verlaten munitie en pas gelegde landmijnen, voor een gevaarlijke situatie in huizen, gemeenschappen en werkplaatsen gezorgd. Giovanni Diffidenti fotografeert sinds de vroege jaren negentig over heel de wereld slachtoffers van landmijnen en de impact van mijnactie. Hij heeft gewerkt op plaatsen als Angola, Afghanistan, Cambodja, de Democratische Republiek Congo, El Salvador, Egypte en Soedan. www.giovannidiffidenti.com
18