2 2014
FRATERS MARISTEN WEST- EN MIDDEN-EUROPA
BULLETIN
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 2
REDACTIE Fr. Jacques Scholte Fr. Victor Vermeersch Mevr. Nellie Beelen Mevr. Daphne van Dongen Sophiaweg 4 NL 6523 NJ Nijmegen www.marists.eu
VERTALERS dhr. Philippe Charrier Fr. Joseph De Meyer Fr. Alois Engel Fr. Charles Gay Fr. Dietrich Gleixner Fr. Augustin Hendlmeier Fr. Aloys-Emil Kessler dhr. Michael Murphy Fr. Albert Thomé Mevr. Ulrike Weber
INHOUD Van de redactie Brief Fr. Brendan Geary Hun indrukken Huis om te zijn Een uitnodiging tot het volle leven Champagnat en de kunst Duitse fraters in de Eerste Wereldoorlog De familie Meixner In Memoriam: Fr. Declan Duffy In Memoriam: Fr. Charles-Willy Thelen
3 4 7 12 14 15 16 18 20 21
Hoewel het vanuit het secretariaat van de Provincie West- en Midden-Europa gebruikelijk is zowel de term “broeders” als “fraters” te gebruiken, is ervoor gekozen in dit schrijven alleen de term “fraters” te gebruiken, dit om de leesbaarheid te bevorderen
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 3
ten. De vraag die gesteld mag worden, is of het terecht is om in de verleden tijd te blijven steken. Misschien vermoedt u, door de vraagstelling al, dat er meer is dan de constatering van deze feitelijke werkelijkheid. Hier is het woord verbinding belangrijk. Hoe belangrijk dit is, leert ons de joodse traditie. Een heel duidelijk voorbeeld daarvan is het middeleeuwse lied “Lied van de Eenheid”. In haar boek met deze titel schrijft Lia van Aalsum hierover (2010). Het gaat over een lied van meer dan 400 verzen, die
VOOR-
WOORD
n het vorige nummer van het Bulletin hebt u kunnen lezen over nieuwe vormen van zending. Jongeren vanuit onze Provincie doen ervaring op bij fraters in landen over de wereld. In dit nummer komt u weer voorbeelden tegen van nieuwe vormen van zending. In de lijn die we in deze periode voor het woord van de redactie gekozen hebben, leggen we een verband tussen de vertrouwde vormen van zending en de nieuwe vormen die aan het ontstaan zijn.
I
Nu de meeste fraters heel duidelijk en direct ervaren dat ze niet meer actief deelnemen aan de vertrouwde vorm van zending, komt zichtbaar aan de oppervlakte welke belangrijke plaats zending in ons leven ingenomen heeft. We mogen het zelfs nog sterker zeggen. De zending, ons apostolaat, was een wezenlijk onderdeel van onze identiteit. Het wegvallen van de zending heeft gaten geslagen in onze identiteit. Als individu en als gemeenschap zijn we daardoor verward geraakt. Verloren gelopen misschien wel. Het wil niet zeggen dat de fraters die, door pensionering of anderszins, niet meer actief in het onderwijs konden staan of andere werkzaamheden konden verrichten, passief werden. Altijd vonden fraters wel een bezigheid en blijven de meesten tot op hoge leeftijd (te) actief. Hoe zinvol een gevonden bezigheid ook ervaren kan worden, en dat is gelukkig zeker vaak het geval, de vertrouwde manier om naar buiten te treden met een duidelijke identiteit was niet meer. U merkt dat het voorgaande in de verleden tijd geschreven is als het gaat om de uitoefening van de zending. In algemene zin klopt dit met de werkelijkheid en daarvoor mogen we onze ogen niet slui-
voornamelijk gaan over de lofprijzing van Jahwe. Zij laat zien dat de lieddichter voortdurend gebruik maakt van teksten uit de Schrift. Zij noemt dit intertekstualiteit. Hierdoor worden teksten van de Schrift verbonden met teksten waarin de middeleeuwse lieddichter zich uit. Deze verbinding maakt één geheel van liederen van lofprijzing zoals het joodse volk dat van oorsprong gewend was en de uiting van gebed en lofprijzing in de Middeleeuwen. Er is geen scheiding. Er is een eenheid. Er is een verbondenheid die levend is. We mogen dit voorbeeld gebruiken om duidelijk te maken hoe nieuwe vormen van zending die in onze Provincie aanwezig zijn, een eenheid laten zien met de oude vormen van zending. Het zijn inderdaad de jonge mensen die als vrijwilliger een tijd verblijven bij fraters, ergens in de wereld. Het zijn de jonge mensen die partners zijn in de nieuwe activiteiten in Nijmegen. Het is de nieuwe generatie leerkrachten in Ierland die zich de inspiratie van Marcellinus eigen maken. Het zijn de oud-leerlingen in Cham die de school een duidelijke eigen aanwezigheid geven. Het zijn voorbeelden van verbondenheid met wat vroeger de essentie van zending (apostolaat) was en wat deze nu wil zijn. Wat is er mooier om in dit juni-, Champagnatnummer van het Bulletin in een redactiewoord te kunnen schrijven dat een wezenlijk deel van onze identiteit overgenomen wordt door een nieuwe generatie. In een heel andere vorm en vanuit dezelfde inspiratie! Frater Jacques Scholte
BULLETIN 2014
Nummer 2
EEN MANIER VAN FRATER ZIJN Beste fraters en Maristenvrienden, ijdens het bezoek aan onze Provincie refereerden de Fraters Antonio en Ernesto aan de boodschap van het XXIe Algemene Kapittel. Ze herinnerden ons allemaal, fraters en leken-Maristen, eraan dat het naderende 200-jarig bestaan van ons Instituut (2017) en een dieper bewustzijn van onze internationaliteit ons aanzetten tot:
T
A. een nieuw Godgewijd leven dat sterk geworteld is in het Evangelie en ons aanspoort om op een nieuwe wijze frater te zijn; B. een nieuwe relatie tussen fraters en leken-Maristen, gebaseerd op communion, verbondenheid, waarin we samen zoeken naar een grotere vitaliteit van het Maristencharisma voor onze wereld; C. een betekenisvolle aanwezigheid bij arme kinderen en jongeren. Antonio en Ernesto bemoedigden ons door te zeggen dat hoe meer we doen in de zin van deze oproepen, des te meer we als Instituut en beweging in de juiste richting gaan. In deze brief wil ik me richten op de eerste van deze kapitteloproepen en één mogelijke dimensie van een “nieuwe wijze van frater zijn” onderzoeken. Ik moedig de fraters aan om actief aan de slag te gaan met deze uitdaging en ik nodig onze vele Maristenvrienden uit om ons daarbij te helpen. Ik moet toegeven dat het mij nooit heel duidelijk was wat er werd bedoeld met “nieuwe manieren van frater zijn”. Daarom was ik blij en opgelucht toen Frater Ernesto hierover sprak tijdens het bezoek aan de Provincie. Hij vertelde dat het betekende dat we de manier waarop wij met elkaar omgaan veranderen, zodat onze relaties binnen de communiteit worden gekenmerkt door eenvoud, vriendelijkheid, respect, humor, vergevingsgezindheid en tolerantie, cetera. Deze gedachten komen we elders in het kapitteldocument ook tegen: Fraters onder fraters, elk een teken van Gods koninkrijk door onze eenvoudige manier van leven, door ons leven en geloof te delen, door een vernieuwde vorm van gebed, en door elkaar te vergeven. Fraters in een communiteit die zichtbaar en open is, geVnspireerd door het enthousiasme van de eerste communiteit in La Valla.
bladzijde 4 LA VALLA Deels naar aanleiding van de naderende feestdag van Pater Champagnat en deels naar aanleiding van mijn gedachten over de uitnodiging tot een eenvoudig leven, merkte ik dat ik aan het nadenken was over de ervaringen van de eerste fraters die zich in de beginperiode van het Instituut aansloten bij Pater Champagnat in La Valla. In hoofdstuk 6 van de biografie van Pater Champagnat, geschreven door Frater Jean-Baptiste, vinden we meerdere beschrijvingen van de vroege communiteit in La Valla. In elke daarvan benadrukt Frater Jean-Baptiste de eenvoudige levenswijze, de onderlinge welwillendheid, het gebedsleven en de gedreven werkhouding. Je kunt het enthousiasme van deze nieuwe groep jongemannen gemakkelijk voelen, hun ijver voor hun roeping en hun openheid om te leren, blijkend uit hun gretigheid om zich te laten instruëren over het religieuze leven en het onderwijzen van de catechismus, en uit de manier waarop zij “correctie”, of wat wij vandaag “sturing” of “begeleiding” zouden noemen, aanvaardden van Pater Champagnat of de overste van de communiteit. Frater Jean-Baptiste trekt bewust een parallel met de vroege christelijke gemeenschap. Deze referentie is in deze periode na Pasen bijzonder actueel, als wij opnieuw luisteren naar de lezingen uit de Handelingen der Apostelen. We weten uit het verhaal van Ananias en Saffira (Hand 5, 1-11) en de verschillende meningsverschillen tussen de apostelen dat de geVdealiseerde gemeenschap in de Handelingen der Apostelen geen blijvende ervaring was. Hetzelfde gebeurde met de vroege gemeenschap van de Fraters Maristen. Zo was er de door Pater Courveille veroorzaakte ingrijpende splitsing en waren er ook andere dagelijkse problemen tussen de fraters.
BULLETIN 2014 EENVOUD Pater Champagnat hechtte veel waarde aan eenvoud als deugd en als manier van omgaan met elkaar. Frater Ben Consigli, de Provinciaal Overste van de Provincie Verenigde Staten, schrijft: Voor Marcellinus betekende eenvoud recht door zee zijn in relaties met mensen, enthousiasme voor het werk dat gedaan moest worden, en een ongecompliceerd vertrouwen op God. Hij deelde deze eigenschap met zijn fraters, van wie hij hoopte dat ze als een familie zouden worden. Consigli, Ben (oktober 2009). The social / emotional intelligence of Fr. Champagnat. Marist Notebooks, 27, p. 45 Als ik over Pater Champagnat lees, over de manier waarop hij zelf met mensen omging, over het soort communiteiten die hij in La Valla en l’Hermitage oprichtte, dan lijkt het mij dat hetgeen er van ons gevraagd wordt niet zo zeer is dat wij op zoek gaan naar nieuwe manieren om frater te zijn, maar eerder dat we teruggrijpen op de oorspronkelijke betekenis van “frater”. Een frater is in de kern iemand die vanuit een positie van respect en gelijkheid met mensen omgaat en niet vanuit een positie van status of macht. In gezinnen zijn er misschien oudere en jongere broers, maar in wezen delen zij allemaal een relatie van gelijkheid als kinderen van dezelfde ouders. Rollen zoals overste of Provinciaal Overste zijn nuttig voor zover ze in dienst staan van onze zending, een gezond samenleven tussen de fraters stimuleren en ons helpen ons leven te regelen op een praktische, verstandige wijze die aansluit bij onze waarden. Maar onze voornaamste relatie is die van frater onder fraters.
Nummer 2
WAT HET BETEKENT MENSELIJK TE ZIJN Het is bekend dat gezag helaas niet altijd op een gezonde manier is uitgeoefend in de Kerk of het religieuze leven. Ik ben er zeer op bedacht om geen kritiek te leveren op het verleden of de ervaringen van andere landen. Toch viel mij tijdens de bezoeken aan de communiteiten na de Algemene Conferentie op hoe vaak er instemmend werd geknikt als ik Broeder Philip Pinto citeerde, de congregatieleider van de Christelijke Broeders van Ierland. Hij zei over zijn religieuze Instituut in het verleden: “We waren vergeten wat het betekent menselijk te zijn.” In een brief aan de broeders van zijn Instituut stelde hij de vraag: “Zijn er mensen die vandaag te lijden hebben als gevolg van mijn zwijgen, mijn handelingen, mijn woorden of mijn beslissingen?” Dat zijn goede vragen, die wij onszelf ook allemaal kunnen voorleggen in allerlei contexten. Het deed me goed om in het verslag aan de Provincie van Frater Ernesto en Frater Antonio het volgende te lezen: Er is een warme en broederlijke sfeer in de communiteiten, en de huizen zijn met grote zorg opgeknapt om ze comfortabel en verwelkomend te maken.
Ik vind dit een accurate beschrijving van de communiteiten in onze Provincie, en het doet me genoegen om dit van onze twee bezoekers te lezen. Tegelijkertijd hoor ik soms verhalen over kwetsende ervaringen uit het verleden, vaak over de wijze waarop een frater op een bepaald moment in zijn leven werd behandeld, of over een pijnlijke of teleurstellende gebeurtenis. Het stemt me droevig als ik merk dat fraters bang zijn om bepaalde dingen te
bladzijde 5 zeggen in de communiteit of tijdens bijeenkomsten, of dat zij hun gedachten voorzichtiger verwoorden uit angst voor kritiek of afkeurende reacties. Er werden veel mooie dingen over het communiteitsleven geschreven in de jaren na het Tweede Vaticaanse Concilie. Deze geschriften stonden vaak bol van het idealisme en kunnen ons ook vandaag nog inspireren. Het leven in communiteit vormt echter een uitdaging en vraagt geduld, tolerantie, humor en een vermogen om eerlijk de dialoog aan te gaan. Het leven in communiteit vraagt zowel om geven als nemen – en soms vraagt het dat we vergeven en onze wonden laten genezen. DE HEILIGE MARCELLINUS ALS VOORBEELD Je kunt de oproep tot nieuwe manieren van frater zijn interpreteren als een oproep tot volledig volwassen relaties binnen communiteiten en met andere mensen. Frater Ben Consigli beëindigde zijn artikel over de sociaal-emotionele intelligentie van Pater Champagnat als volgt: Marcellinus’ intelligentie was geworteld in zijn interacties met anderen en zijn gevoeligheid voor de gevoelens, het temperament en de motivaties van anderen. … Kort gezegd, hij kon de heel reële details van menselijke relaties begrijpen. Hij was iemand die begaafd was met een sterk sociaal-emotionele intelligentie. Hij had het vermogen om situaties te “lezen”, om de sociale context te begrijpen die gedrag beVnvloedt, om anderen te vormen en te ontwikkelen, en te inspireren.
BULLETIN 2014 We hebben deze talenten misschien niet allemaal in dezelfde mate als de heilige Marcellinus, maar we kunnen het allemaal in onszelf vinden om vriendelijk tegen elkaar te zijn, om dankbaarheid te tonen als anderen attent voor ons zijn, om de lippen op elkaar te persen als we geneigd zijn een cynische of sarcastische opmerking te maken of een grapje waarmee we iemand, op wat voor wijze dan ook, kleineren. Als we vinden dat iemand ons beledigt of een gebrek aan respect toont, kunnen we dan proberen om de betreffende persoon eerst aan te spreken voordat we een overhaaste conclusie trekken die misschien ongegrond of onrechtvaardig is? Als we zelf boos of kortaf tegen iemand zijn, kunnen we dan sorry zeggen? En als iemand ons kwetst, kunnen we dan laten zien dat we bereid zijn te vergeven? Geen van ons is perfect en iedereen is wel eens klungelig in zijn omgang met anderen. Vaak komt dat vooral doordat onze gedachten bij onze eigen sores zijn en betekent het niet dat we niet om de ander geven. Er is tijd voor nodig om volledig volwassen relaties te kunnen leven, en je moet je erin oefenen. En, net zoals dat voor veel andere vlakken geldt: oefening baart kunst.
TOT SLOT Ik wil deze overdenking besluiten met een citaat uit een verslag van een gesprek tussen Paus Franciscus en de leiders van de congregaties van mannelijke religieuzen in de Verenigde Staten: "Paus Franciscus heeft er veel aandacht voor dat er in onze Instituten een oprechte broederlijkheid leeft. Hij ziet een mooi getuigenis in religieuzen die eerlijke relaties hebben waarin elk conflict dat ontstaat kan worden opgelost. De Heilige Vader citeerde een hymne die oproept tot “eucharistische tederheid” als een kenmerk van ons
Nummer 2
broeder-zijn. We zijn zwakke menselijke wezens, maar Evangelische waarden met Christus als middelpunt leiden tot een authentieke broederlijkheid". Ik las laatst een artikel waarin de auteur zich vol lof uitliet over Paus Johannes Paulus II en Paus Franciscus. Hij beëindigde zijn artikel met de volgende gedachte: “Ik heb van Paus Johannes Paulus geleerd wat het betekent om spiritueel te zijn. Van Paus Franciscus leer ik wat het betekent om menselijk te zijn.”
bladzijde 6 aannemen om nieuwe manieren van frater te zijn te ontdekken of om manieren te herontdekken die al deel zijn van ons DNA als Maristen en als fraters. De oproep tot authentieke broederlijkheid raakt ons allemaal – fraters en lekenMaristen – in ons streven om ons Maristenleven met grotere loyaliteit te leven. Welke weg we ook mogen kiezen om gehoor te geven aan deze oproep, ik hoop dat hij zal leiden tot relaties die vriendelijker zijn, volwassener en eenvoudiger als we onze derde eeuw ingaan als religieus Instituut van fraters.
Pater Champagnat en Paus Franciscus benadrukken de waarde van broederlijke relaties. Het AlLaat het van ons gezegd zijn: zie gemene Kapittel roept ons op om hoe zij van elkaar houden. over onze relaties na te denken om zo die waarden te herontdekken en die omgangswijzen die de kern vormen van het Evangelie en van onze roeping als fraters in de Kerk. Nu we steeds dichter bij het Frater 200-jarig bestaan van het Instituut Brendan Geary komen, kunnen we de uitdaging Provinciaal Overste
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 7
HUN INDRUKKEN De afgelopen maanden hebben de Fraters Antonio en Ernesto, namens Frater Emili Turú, onze Provincie bezocht. De redactie van het Bulletin wil u indrukken geven van mensen door de hele Provincie heen. U vindt ze hier. Veel leesplezier. MALMEDY Na de vergadering van de Belgische Broeders in Habay zijn de Broeders Brendan en Antonio Ramalho naar Malmedy gekomen zaterdagavond 22 maart. Bij Broeder Pol Grégoire konden ze de Armeense vluchtelingen die hij opvangt ontmoeten en had hij een persoonlijk gesprek met Broeder Antonio. Zondagmorgen gingen de vijf Broeders naar de Eucharistie op priorij Wavreumont, om daarna samen te komen bij Broeder Pol en te luisteren naar Broeder Antonio, die ons vertelde over zijn zending en vele aspecten van de Maristen wereldwijd vandaag. Na het gezamenlijke middagmaal heeft Broeder Jozef met het Raadslid de eerste stichting van de school en daarna het huidige Institut Notre-Dame bezocht. Na een persoonlijk gesprek is Broeder Antonio dan naar Broeder Albert Thomé gegaan voor een persoonlijk onderhoud. ‘s Avonds bij Broeder Pol kwam de Fraterniteit samen rond de twee bezoekers. Anne, de verantwoordelijke, vertelt: “Ondanks deze ongewone dag voor onze bijeenkomsten waren er toch acht leden aanwezig. Broeder Brendan vertrok na de maaltijd en het gebed. Daarna kon ieder zijn reden meedelen waarom maandelijks aanwezig te zijn in de groep. Broeder Antonio heeft ons dan aan de hand van een videomontage zijn zending bij de Maristen in Europa en Afrika uitgelegd. Voor ons een openbaring van de rijkdom en de perspectieven die de Maristen wereldwijd bieden. Met aandacht voor iedereen moedigde Broeder Antonio ons aan om thema’s te hanteren die eenvoudige en concrete gesprekken opleveren.” Maandagmorgen is Broeder Antonio naar de Linthoutstraat in Brussel vertrokken. Van harte dank, Broeder Antonio, voor deze mooie momenten van broederlijk samenzijn. Broeder Jozef De Meyer CHAM De fraters hebben voor ons lerarenteam (29 personen) een referaat gehouden over hoe het eraan toegaat in de Maristenfamilie wereldwijd. De presentaties waren interessant en informatief. Waar we echter vooral aan zullen terugdenken, zijn indrukken die ze op een heel ander niveau hebben gewekt. We hebben hen als “nuchtere charismatici” ervaren. Als mensen die een zakelijke en analytische kijk op de realiteit van onze wereld hebben en die realiteit als uitdaging en mogelijkheid voor het Maristencharisma zien. Hun enthousiasme werkte aanstekelijk. Bovendien lieten ze ons verder kijken dan alleen naar onze eigen directe omgeving. Hans Staudner
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 8
DUBLIN, MOYLE PARK COLLEGE De Fraters Antonio Ramalho en Ernesto Sanchez bezochten Ierland in april en ik had het genoegen om aanwezig te zijn bij een presentatie die zij hielden aan het Moyle Park College. Ze zorgden voor een heel ontspannen, prettige sfeer en gaven ons een mooi beeld van het werk dat de Fraters Maristen verspreid over de wereld doen, en van wat zij hopen voor de toekomst. Wat mij vooral opviel, was hoe open zij waren voor onze gedachten en suggesties. Wat mij van hun presentatie is bijgebleven, is dat wij allemaal, als Maristengemeenschap, ons eigen bescheiden steentje kunnen bijdragen aan het grotere geheel – aan Marcellinus’ visie en reis. Darel Behan MINDELHEIM De ontmoeting met de beide Algemene Raadsleden in Mindelheim was bevorderend voor de onderlinge verbondenheid en tegelijk ook een gelegenheid om meer te weten te komen over andere aspecten van de Maristenwereld. Interessant waren de opmerkingen over de verbouwing van de plek van onze oorsprong in La Valla. Bij elke vernieuwing en renovatie dient er speciale aandacht te zijn voor het fundament, het souterrain. Het schijnt dat de kelder, de begane grond en de bovenverdieping goed zijn gerenoveerd en aan de huidige bouwvoorschriften voldoen. Door de bewuste verruiming en versterking van de fundamenten in La Valla is nu eigenlijk voor het eerst een goed doordacht gebruik van de daarboven gelegen ruimtes mogelijk. Deze ruimtes staan, in metaforische zin, voor broederlijke gemeenschap en een rijk gezegend apostolaat. Deze zijn pas mogelijk en vruchtdragend als het fundament, het geestelijke leven, solide is en steeds weer verstevigd en vernieuwd wordt. Om bij de metafoor te blijven: de kelderverdieping, het meditatieve, spirituele gedeelte, vraagt met klem onze blijvende aandacht. Frater Heinrich Schamberger FURTH
Voor mij was het bezoek van Antonio en Ernesto een bemoediging om mijn (onze) weg als Marist te vervolgen. De broederlijke, open en begripvolle houding van de beide fraters maakte veel indruk op mij. Zowel de presentatie bij ons fraters als die bij de leraren van het gymnasium in Furth was zeer informatief en zorgde ervoor dat wij onze blik op de grotere Maristenwereld konden richten. Dank je wel, Frater Antonio, dank je wel, Frater Ernesto. Frater Winfried Schreieck
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 9
GENVAL Frater Ernesto, lid van de Algemene Raad, arriveert op 19 maart ’s avonds bij ons. Een kamer die pas opnieuw is geverfd en van een internetaansluiting is voorzien, is met liefde voor hem klaargemaakt. Op donderdag 20 maart heeft elk van de zestien fraters van de communiteit gelegenheid om kennis met hem te maken en gezellig met hem te praten. Als volgelingen van Marcellinus Champagnat houden we van elkaar als leden van een en dezelfde familie.Er is een schema voor individuele gesprekken opgehangen, al naargelang ieders beschikbaarheid. Het is een gelegenheid om te praten en te luisteren, te communiceren, te delen waar je plezier aan beleeft en waar je moeite mee hebt. Die avond vertelt Frater Ernesto ons aan de hand van een filmpje over de staat van de Maristenzending in de wereld. Het Maristencharisma van Champagnat spreidt zich uit over 78 landen, raakt honderdduizenden kinderen en jonge mensen, steeds meer fraterniteiten en lekengroepen. Wat het aantal fraters betreft, dat wordt kleiner: we zijn met ongeveer 3500. Frater Antonio, lid van de Algemene Raad, gaat met ons mee naar Habay voor de 3e Assemblee van de fraters in België. Frater Félix Genin DUBLIN , MARIAN COLLEGE
Bewustzijn, informatie en getuigenis, op (buiten)gewone manier benadrukt, van wat het werkelijk betekent Marist te zijn, ook het gevoel van erbij horen, er thuis zijn, en een gevoel van welslagen. Belangrijk om netwerken en de gemeenschap uit te breiden; erkenning van wat er al is gedaan, wat er nu wordt gedaan en wat er nog gedaan moet worden. Uitstekende op samenwerking gerichte benadering. Hughie O’Byrne GLASGOW Het was heel fijn om Frater Emili in een informele sfeer te ontmoeten. Onze Algemeen Overste is zo vriendelijk en aardig, zo toegankelijk, hij motiveert ons en brengt vreugde in ons hart en ons leven. Met de Fraters Ernesto en Antonio, onze Algemene Raadsleden, was het net zo. Ze pasten zich heel goed en gemakkelijk aan in onze communiteit. Alle bezoekers waren zeer aanspreekbaar en stonden steeds voor ons klaar. Hun presentatie over de situatie van het Instituut was voortreffelijk en gaf ons een beter begrip van wat er in de Maristenwereld allemaal gaande is. Het was voor ons een groot genoegen om hen te gast te hebben. Ik vond het zelf een eer om erbij te mogen zijn toen zij die paar dagen hier waren, en ik zal hen altijd gedenken in mijn gebeden. Hartelijk dank dat jullie ons zijn komen opzoeken. Moge God jullie zegenen. Frater Norbert Simms
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 10
NEDERLAND Onze eerste kennismaking met de twee Raadsleden van het Algemeen Bestuur was al op 5 maart, want vanuit Rome hadden ze een vlucht geboekt naar Amsterdam. En met een rechtstreekse intercity kwamen ze rond 16.00 uur aan op het station van Nijmegen. Van hier uit zijn Antonio en Ernesto dus 5 weken onderweg geweest om alle fraters in de 5 landen van onze Provincie te bezoeken. Nederland was het laatst aan de beurt. Achtereenvolgens gingen ze eerst op bezoek in Hengelo, Goor en Doetinchem en tenslotte werd ook hier in Nijmegen met elke frater afzonderlijk een gesprek gevoerd. Die persoonlijke interesse en broederlijke verbondenheid deed ons goed, alsook hun belangstelling en kennismaking met alle activiteiten in Nederland zoals de opvang en begeleiding van ex-gedetineerden in de Stichting MORIA, het Stiltehuis, de “Reis naar Binnen” en bij opening van het “Huis om te Zijn” voor de opvang, samen met de Zusters Dominicanessen, van jongens van 12 t/m 17 jaar die buiten de traditionele jeugdzorg vallen. Frater Carlos Lacante HABAY-LA-VIEILLE De 17e en de 18e maart zijn onze Algemene Raadsleden bij ons in Habay. Geen rode loper zoals voor de president van de Verenigde Staten of onze premier! In alle eenvoud van de Kleine Broeders van Maria en vanuit een sterk gevoel van broeder-zijn ontmoeten Frater Antonio en Frater Ernesto ons tijdens die gezegende dagen. Door hun afkomst, uit Mexico en Brazilië, vormen zij met onze Paus Franciscus, uit Argentinië, het gezicht van de Kerk van nu, waarvan het hart stevig klopt in Latijns-Amerika. Ze zijn ook een mooi symbool voor ons universele Instituut: “Wij hebben oog voor alle bisdommen.”Marcellinus Champagnat is vandaag heel trots op onze oversten, die zo dicht bij zijn Kleine Broeders staan, “naar hen luisteren en hun vragen stellen” (Lc 2,46). Fraters Antonio en Ernesto maken vol bewondering kennis met het mooie project van ons grote huis Le Bua, dat openstaat voor allerlei gasten: klein, groot, arm, student, ze komen allemaal voor enkele gezegende dagen naar ons toe. Marcellinus’ droom wordt werkelijkheid. Hartelijk dank, Fraters Antonio en Ernesto, onze nederige Raadsleden, trouw aan uw roeping om ons te begeleiden en nederig van dienst te zijn! Frater Robert Lemaire
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 11
KESSEL-LO Op donderdagavond 21 maart, tegen het einde van het vespergebed, waren opeens de Broeders Provinciaal, Antonio Ramalho en Ernesto Sanchez met ons in de kapel. Ze zongen met ons de avondgroet tot Maria. Aan tafel begon dan makkelijk de kennismaking met elkaar. Alleen Broeder Ernesto bleef voor het verwachte bezoek. Op vrijdag werd elke medebroeder hartelijk ontvangen door Broeder Ernesto... De persoonlijke ontmoeting mocht duren, want de bezoeker gaf graag zijn tijd en luisterbereidheid aan elkeen zolang het goed was. Het samenzijn en het persoonlijk vertellen van ons broeder-zijn maakten de broederlijkheid zeer tastbaar. Tegen de avond deelde Broeder Ernesto met ons een zinvol en actueel maristen power-point. Bij zijn heengaan, konden we alleen maar dankbaar zijn voor onze roeping en voor de toewijding van hen die zijn komen getuigen van een dienstbaar beleid bij de Broeders van Champagnat. Broeder Edouard Blondeel RECKLINGHAUSEN Het nieuws was al tot in de school doorgedrongen: de Fraters Maristen in Recklinghausen verwachten bezoek uit Rome, namelijk de Algemene Raadsleden Frater Ernesto en Frater Antonio. Maar dat zij ook de school wilden bezoeken, wisten we niet. Maar naast vele andere vaardigheden moet een schooldirecteur kunnen improviseren. Een paar korte vragen: “Wie komt er? Waarvandaan? Wanneer? Welke taal?” Een snelle blik op het lesrooster: “Mevrouw Weber, u bent lerares Engels en u hebt een tussenuur, kunt u…?” Ze kon. En zo vond er in het derde uur een korte rondleiding door de school plaats met twee zeer geVnteresseerde Raadsleden en de Provinciaal Overste Frater Brendan. In de pauze begroetten de heren kort het docententeam en vervolgens gingen ze het schoolplein bekijken. Er werden veel foto’s gemaakt en we hadden de indruk dat de gasten toch hadden genoten van het korte bezoek. Rest alleen nog de vraag wat er mogelijk was geweest als we ruimer van tevoren hadden geweten van dit bezoek… Ulrike Weber BALLINA Frater Ernesto en Frater Brendan bezochten de communiteit in Ballina in het kader van het Provincie-bezoek van de Algemene Raadsleden. Frater Antonio kwam niet naar Ballina, omdat hij terug naar Rome moest voor een vergadering. Frater Ernesto had gesprekken met de twee leden van de communiteit, waarna iedereen samenkwam voor gebed en het middageten. ’s Middags lieten we Frater Ernesto, die voor het eerst in Ierland was, onze prachtige westkust zien. Hoewel het bezoek maar kort was, was het zeer de moeite waard. Het was de eerste keer sinds 2004 dat een Raadslid Ballina aandeed. Vanwege ziekte kon ik niet naar Moyle Park om aan de bijeenkomst van alle Ierse fraters deel te nemen, maar wat ik ervan heb gehoord, is positief. In het algemeen is het gewoon goed om fraters te ontmoeten die weten hoe het er in de grote Maristenwereld aan toegaat en ons eraan herinneren dat wij daar ook deel van uitmaken. Frater Sebastian Davis
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 12
FURTH
Wij denken nog graag terug aan het bezoek van de beide vriendelijke confraters Antonio en Ernesto. Zij hebben ons moed voor de toekomst gegeven met hun Power-Point-presentatie over de jonge Maristenwereld zoals die wordt beleefd. Veel dank daarvoor! Frater Gottfried Prechtl
HUIS OM TE ZIJN "MOGEN WORDEN WIE JE TEN DIEPSTE BENT" Na 20 jaar Moria een nieuwe start: het Huis om te Zijn e afgelopen jaren is in opdracht van de fraters in Nederland onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van zwerfjongeren in Nijmegen en wat gedaan zou kunnen worden voor deze doelgroep. De conclusie van het onderzoek is dat er nog steeds jongeren tussen 12 en 17 jaar buiten de boot vallen van de reguliere jeugdzorg. Het gaat dan veelal om jongeren die in de thuissituatie vastlopen en voor wie het goed zou zijn om tijdelijk buiten het gezin te verblijven. Dit aanbod zal in veel gevallen al voldoende zijn om te voorkomen dat jongeren een zware vorm van hulpverlening nodig hebben of dat ze inderdaad dak- en thuisloos worden.
D
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 13
Gaande het proces van onderzoek en het vinden van vormen van begeleiding voor deze jongeren zijn door de fraters partners gezocht en gevonden om het huis op te zetten. De Zusters Dominicanessen van Neerbosch, een van oorsprong Nijmeegse congregatie, hebben van harte toegezegd te willen participeren in het Huis om te Zijn. De oprichters van het huis zijn dus twee congregaties. Daarnaast is contact gezocht met de Ondernemersgroep De Driestroom, een zorginstelling, om de deskundigheid in huis te halen die nodig is om een professionele begeleiding van de jongens te garanderen. Via de Ondernemersgroep hebben zich zorgouders gepresenteerd. Het is het echtpaar Wilma en Wim Janssen-Claassen. Deze zorgouders hebben een assessment met goed gevolg doorlopen. Uit de contacten met Wilma en Wim blijkt dat ze enthousiaste en betrokken begeleiders zullen zijn. Gesprekken met wethouder B. Frings van de gemeente Nijmegen hebben ertoe geleid dat subsidie beschikbaar kwam voor de eerstkomende drie jaar. Het doel van het Huis om te Zijn is om zo vroeg mogelijk betrokken te zijn bij deze jongens die dreigen te ontsporen, zodat een escalatie van gedragsproblemen voorkomen kan worden. Het huis is een tijdelijke plek, in de eigen woonwijk van de jongeren, om tot rust te komen. Naast het zich richten op rust en persoonlijke aandacht wordt ook gezorgd voor professionele begeleiding en persoonlijk advies. Er wordt een structuur in de dag aangebracht, een gezonde levensstijl gestimuleerd en de jongens worden geholpen bij hun dag- en vrijetijdsbesteding. Tijdens hun verblijf kunnen de jongens op kracht komen en met een positieve instelling aan de toekomst werken. Hierdoor wordt perspectief geboden op terugkeer in de eigen gezins-/leefomgeving en zelfstandigheid. Vanaf het begin worden de ouders en het netwerk van de jongens betrokken bij het traject, zodat ook zij tegelijkertijd, door een tijdelijke interventie, preventief begeleid en voorbereid worden op hun terugkeer. De essentie is dat het Huis om te Zijn nauw aansluit bij het beleid van de gemeente Nijmegen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wijkstructuur en om preventief te werken. Daarnaast is het belangrijk dat deze opvang en begeleiding teruggaat naar een eenvoudige aanpak en bureaucratie buiten de deur laat. Als belangrijke uitgangspunten in het huis gelden: rust – flexibiliteit – duurzaamheid – persoonlijke benadering. Onze woorden “Aandachtig Aanwezig” inspireren ons opnieuw om het Huis om te Zijn op te zetten en te starten. De fraters blijven bij het huis betrokken om deze bezieling te blijven voeden. Frater Jacques Scholte Website: www.huisomtezijn.nl
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 14
EEN UITNODIGING TOT HET VOLLE LEVEN k heb mij altijd aangesproken geweten door het Oudgriekse aforisme “Ken uzelf”. Bondig en ter zake. Heerlijk. Het is weinigen gegeven zo direct tot de kern van de zaak door te dringen. In louter drie woorden vindt men een levensproject waar velen voor terugdeinzen. Laat het me een reis noemen, een pelgrimstocht. Iedereen kan inschrijven, maar toegegeven, er zijn een aantal voorwaarden. In de vele kleurrijke magazines die avontuurlijke reizen promoten zie je soms aan de hand van icoontjes hoeveel conditie je moet hebben opgebouwd voor je aan een bepaalde tocht kan beginnen. Een icoontje voor de beginner, de toerist die al eens gaat wandelen, twee icoontjes voor de geoefende stapper die al op regelmatige basis een grensverleggende tocht onderneemt en drie icoontjes voor de gevorderden, de klimmers, zij die de hoogte en het avontuur niet schuwen. De “ken jezelf-reis” – of zo je wil de pelgrimstocht waar ik het over heb, vraagt ook een stukje conditie, voornamelijk in de spirituele en relationele zin van het woord. In vele gevallen laat de reisorganisatie het aan de reiziger over zichzelf in te schatten. Wat kan ik aan? Ben ik hiervoor geschikt? Ik ben vrij zeker dat sommige avonturiers zich net iets te goed inschatten. “Ik heb – uiteraard door omstandigheden – nog niet veel geoefend, maar ik ben een doorzetter en zal het wel aankunnen.” Behoor je tot die categorie van mensen dan bestaan er twee mogelijkheden. Of je komt van een kale reis terug, teleurgesteld maar met een grotere brok zelfkennis en inschattingsvermogen, of je
I
hebt inderdaad doorgezet en daardoor ook je grens verlegd. Mijn engagement in Cambodja is zonder twijfel een belangrijke stap geweest op weg naar een grotere zelfkennis en bewustwording. Soms denk ik een overmoedige avonturier te zijn geweest. Ik had al een aantal grote reizen ondernomen naar Afrika en Azië en dacht het dus onderhand wel allemaal te kennen. Maar je engageren voor een langere periode, een pad bewandelen dat nog niet is platgetreden en dat in een uitdagende, veeleisende omgeving, is geen evidentie. Zoals ik onlangs aan een vriend vertelde, “het heeft me volwassen gemaakt”. En iedereen die het leven voluit tegemoet gaat weet dat je in een groeifase een aantal hindernissen moet overwinnen. Ja, het was dus af en toe heel moeilijk. Een aantal obstakels, tegenslagen en inschattingsfouten hebben ervoor gezorgd dat de grenzen van de draagkracht werden aangeraakt. Zo gaat dat. Mensen die onderweg zijn lopen al eens een schaafwonde op. En toch zeg ik voluit dat ik er geen seconde spijt van heb me te hebben geëngageerd. De boodschap van die man uit Nazareth was geen pleister op een houten been, maar een uitnodiging het leven ten volle te leven, een uitnodiging tot groei en authenticiteit. Mijn ervaring in Cambodja is een katalysator tot groei en bewustwording geweest. Een uitnodiging tot het volle leven. Het heeft me verlost van een aantal ingebeelde zekerheden en naVeve vooronderstellingen, maar bovenal heb ik een grote groep
mooie mensen ontmoet. Het zijn vaak die ervaringen, noch zwart, noch wit, ons uitdagend en naar balans zoekend, vol van nuance en subtiliteit, die een spanningsveld creëren waarin we langzaam maar zeker ontwikkelen van een ingebeelde complexiteit tot een verstillende eenvoud. We worden authentiek, echt, soms een beetje korrelig, soms een beetje ruw, maar vooral ook beschouwend en vol aandacht. Ja, het is ook een school in zachtmoedigheid en ontvankelijkheid geweest. Er zijn nog vele vragen die ik voor mezelf wilde beantwoorden. Stond ik werkelijk open voor ontmoeting? Heb ik werkelijk geluisterd? Heb ik me werkelijk gegeven? Had ik de juiste drijfveren? Vandaag laat ik die vragen graag onbeantwoord. Ik hoef niet alles meer op te vullen met antwoorden. Soms zijn hiaten indicatoren, richtingaanwijzers. Soms volstaat de vraag. Ik vind het heerlijk dat ik van de broeders de kans heb gekregen om aan mijn verhaal te schrijven. Nog heerlijker dat een aantal broeders en ook jonge Khmer-mensen aan mijn verhaal hebben geschreven. En het is een absolute zegen dat ik de kans heb gekregen mee te schrijven aan het verhaal van anderen. Mijn ervaring in Cambodja was de mogelijkheidsvoorwaarde voor de volgende stap. Welke die stap zal zijn… Ik weet het niet, maar ik geef er me graag aan over. Met vallen en opstaan. Stamelend onderweg.
Bram De Backer
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 15
ONS KUNSTBEZIT CHAMPAGNAT EN DE KUNST e naderen stilaan het feest van onze Stichter. Over de gehele Maristenwereld zal hij weer herdacht worden met bloemen, liederen, aangepaste teksten en afbeeldingen allerlei.
Ik schreef het al: heel mooi werk over onze Stichter en de Congregatie blijft voor de meeste broeders onbekend. Een voorbeeld: wat bezitten de Duitse broeders
COX
Champagnat liet zich niet fotograferen of graveren in een litho. Dit is wel een beetje jammer voor de Congregatie want in haar bijna 200-jarig bestaan heeft ze – noodgedwongen weliswaar – zich vergaloppeerd in het produceren van “DE” Champagnat. Dat hebben we nog eens meegemaakt ter gelegenheid van zijn heiligverklaring in 1999. Gewezen Marist Goyo kreeg de opdracht mee er een jonge, sympathieke heilige van te maken. De meningen zijn daarover verdeeld. Prachtig voor een groot aantal broeders, te jong voor een ander deel, te veel vedette-effect voor menig ander. Ik ben er ook niet zo gelukkig mee, de Congregatie bezit betere afbeeldingen over onze Stichter maar pakt er niet mee uit of kent ze niet. Ik herinner mij nog de reactie van onze Jozef Bossaert, zaliger gedachtenis, toch wel een autoriteit in het beoordelen van kunst. Jozef “struikelde” ook over die jonge Champagnat, niet omwille van de technische vaardigheden van Goyo, want die heeft hij. Jozef stond vol bewondering voor Goyo’s Champagnat die op een rots zit te dromen, de vuist rond de mond. Jozef had een probleem met de sentimentele kant van dat uitverkozen werk. Dat plaire pour plaire lag hem niet. Vandaar dat hij in de stilte van zijn atelier in Habay trad om er ZIJN Champagnat te schilderen weliswaar helemaal in de traditie heiligen schilderen van de Kerk. Een heilige schilderen met een gouden aureool of nimbus (wolk) die de drager naar een hogere orde voert. En zoals in al zijn afbeeldingen van Champagnat hield hij zich aan de gelaatstrekken van Ravery. Jozef stond erop dat artiesten de gelaatstrekken van Champagnat moeten respecteren. Dat late werk hangt nu al een tiental jaren in de refter van Kessel-Lo. Hij gaf het cadeau ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwe gebouwen.
RAVERY
W
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 16
niet over Champagnat? Wie kent het prachtige borstbeeld van Cox uit Maastricht? De gemoedsrust van Champagnat straalt zo uit de materie. Wat een noblesse d’âme dat ervan uitgaat. Jozef zal er wel de hand in gehad hebben opdat Cox dat kon uitbeelden. Ik kan zo doorgaan met andere betere werken aan te bevelen. We zijn onze Congregatie heel dankbaar voor al dat studiewerk over de Stichter. We hebben nu een beter beeld van die man en zijn tijdgenoten. Daardoor kunnen bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid in kunstwerken gegoten worden. Het gebeurde al, dat is zeker, maar ze zijn niet genoeg gekend. We hebben heel mooie, ook minder geslaagde. Rekening houden met ieders smaak lukt gewoon niet. Maar! Ons stopwoord! Met al die maren geraken we niet verder en nog minder met het adagio of de slogan “des gofts et des couleurs n’en parlons pas”. Champagnats rijke persoonlijkheid kan makkelijk geVllustreerd worden met mooie werken, Marcellinus als opvoeder bijvoorbeeld. Naar mijn gevoel en mening staat Champagnat als de opvoeder van de jeugd op de oprit van het Moederhuis te Rome. Prof. Eugenio De Courten maakte er een universeel symbool van hoe men in het onderwijs moet staan. Helaas, dat beeld zien we zelden in de publicaties van de Congregatie. Daarentegen kan het nieuwe beeld dat in een nis van het Vaticaan staat niet evenaren met De Courtens realisatie. Dat beeldhouwwerk komt me te statisch over, een pose waar geen leven van uitgaat. Nogmaals dat plaire pour plaire effect, de kleine op opa’s schouders. Dat hadden we nog niet gehad in het Instituut. Sorry hoor! “Leert kijken”, zei Br. Jozef tot zijn leerlingen en ook tot mij. Ik kan zo doorgaan met mooie werken te analyseren. Vandaar een idee .... 2017 nadert. Zou de Congregatie zichzelf niet eens een zeer mooi cadeau geven met alles wat in de Maristenwereld over Champagnat werd gemaakt, dat (eindelijk) eens te verzamelen en voor 2017 een mooi en dik boek erover uitbrengen? Dat zou dan als een boekensteun van de wetenschappelijke werken over Champagnat kunnen fungeren. Een monnikenwerk, hoor ik je zeggen. Inderdaad! We leven in een digitale tijd met veel knopjes en muizen allerlei. Maar waar de stuurman vinden? Broeder Hubert Genbrugge
DE DUITSE FRATERS IN DE EERSTE WERELDOORLOG 1914 is voor de Duitse Maristen een heel belangrijk jaar: het is het jaar van de eerste vestiging in Duitsland. Maar het is ook een jaar dat van grote betekenis is geweest voor de hele wereldgeschiedenis: het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, de “oercatastrofe van de 20e eeuw”. Beide gebeurtenissen zijn op tragische wijze eng met elkaar verbonden. Doordat de Duitse fraters al snel als soldaat werden opgeroepen – het waren er meer dan 100 – en 45 van hen sneuvelden of gewond raakten, werden de fraters in Duitsland gelijk in de beginjaren in hun bestaan bedreigd, wat zij te boven moesten zien te ko-
men. De vraag is hoe zij deze zware last wisten te dragen en ermee omgingen. Er waren veel fraters aan het front, vaak heel jonge. Niet alleen ontbraken zij thuis voor de opbouw van de nieuwe Provincie, maar ook vormde de militaire dienst een enorme uitdaging voor hun religieus-zijn. En toch slaagden de oversten van die tijd erin om grip op deze situatie te krijgen en een weg te vinden om de “veldgrijze fraters”, zoals de soldaten wel werden genoemd, adequaat te begeleiden en ervoor te zorgen dat zij zich ondanks alles nauw verbonden bleven voelen met hun gemeen-
schap. Informatie daarover vinden we in een reeks brieven die in het archief in Furth worden bewaard. Ze zijn geschreven door Frater Raymund Koop, de oprichter van het huis in Recklinghausen en in die tijd ook de overste. De brieven waren hoofdzakelijk gericht aan de fraters die soldaat waren en die – zoals steeds wordt vermeld – daar ook op antwoordden. Zo werd een sterk communicatienetwerk en een sterk familiegevoel opgebouwd, ongeacht waar men vocht of gelegerd was. De brieven vormen een prachtige bron van informatie over het leven van de soldaten en dat van de fraters in de nieuwe communiteit van Recklinghausen. Hier kunnen we slechts op
BULLETIN 2014 enkele van de belangrijkste onderwerpen ingaan. De brieven hadden vooral tot doel de binding tussen de fraters ginds aan het front en de communiteit in hun moederland in stand te houden. Het bewustzijn van het horen bij een gemeenschap die je draagt, naar je omkijkt en voor je bidt werd zo gewekt en versterkt. Natuurlijk stonden berichten over het sneuvelen of gewond raken van fraters op de voorgrond. De eerste trieste melding op dat vlak is in de brief van 19 maart 1916 te vinden. Ze mag als voorbeeld voor vele andere dienen en luidt als volgt: “Naast deze troostrijke berichten moet ik vandaag weer twee sterfgevallen uit onze eigen gelederen melden. Op 17 februari, ’s middags om 12:30 uur, is de goede Frater Louis-Bertrand (Ludwig Laux) in het garnizoenslazaret in Berlijn overleden aan de gevolgen van verlamming van de ademhalingsspieren; hij was als laatste gestationeerd in Constantinopel. … Bij de laatste gevechten bij Ieper is de eerwaarde Frater Leo Cosini (German Haustein) gesneuveld; sinds deze gevechten geldt ook de eerwaarde Frater Gottfried (Franz Geiselmann) als vermist. Laten we voor hen beiden bidden.” Naast deze overlijdensberichten zijn er ook vele berichten over verwondingen of andere ingrijpende gebeurtenissen, waarbij fraters in het bijzonder over wonderbaarlijke reddingsacties tijdens levensgevaarlijke missies vertellen. Ook daarvan kunnen we een voorbeeld geven. Zo schrijft een frater het volgende over de slag aan de Somme: “Dankzij Gods hulp en de bijstand van Zijn Goede Moeder heb ik het geluk u en uw dierbare confraters nogmaals een groet uit het vijandelijke gebied te sturen. Ik ben gezond en behouden uit de verschrikkelijkste slag die de wereldgeschiedenis ooit heeft gekend, gekomen. Alle lof en dank
Nummer 2 aan God! Met vijf officieren en 230 man ging onze compagnie de strijd in, met één officier en 90 man kwamen we er weer uit.” En Frater Raymund voegt toe: “Zo schrijven velen.” (22 september 1916) Deze berichten over gesneuvelde en verwonde fraters worden steeds weer aangevuld door andere die het leven aan het front betreffen. Daarbij is het bijzonder interessant dat men met enige trots kennis neemt van elke vorm van bevordering en onderscheiding. Ja, Frater Raymund stimuleert de fraters op directe toon om een welverdiende onderscheiding niet uit valse bescheidenheid af te wijzen: “De eerwaarde Frater Bonaventura-Leo is bevorderd tot onderofficier en genomineerd voor de onderscheiding voor bewezen moed. Ook Frater Hermanus is onderofficier geworden. Namens iedereen heb ik de bevorderden mijn hartelijke gelukwensen gestuurd. Het is niet alleen voor henzelf maar ook voor de hele congregatie een eer. … Wie iets bijzonders heeft gepresteerd, dient dat ook te melden zodra de gelegenheid zich voordoet, om de congregatie eer te bewijzen.” (22 september 1916) Om de contacten tussen de “veldgrijze fraters” en de mensen thuis te verstevigen, wordt er steeds op aangedrongen dat zij tijdens hun verlof ook voor enkele dagen naar Recklinghausen komen. Velen deden dat inderdaad. Deze bezoeken deden de communiteit altijd goed: “Talrijk waren ook de bezoeken van onze soldaten de afgelopen weken. Ze hebben ons allemaal veel plezier gedaan en ze zijn allemaal gelukkig en tevreden weer vertrokken. Wie verlof heeft, moet niet verzuimen ons te bezoeken.” (18 juli 1916) Een ander punt dat steeds terugkomt in de brieven zijn de bijzondere manieren waarop fraters ver weg aan het front het apostolaat vorm geven. Ook daarvan een
bladzijde 17
voorbeeld, naar aanleiding van de maand van de rozenkrans: “Een frater (een landstormman) ging kort geleden nog regelmatig met zijn kameraden naar de kapotgeschoten dorpskerk en bad knielend op de koude stenen de rozenkrans voor. Wat heeft deze frater een mooie invulling gegeven aan ons aller plicht tot gebed en apostolaat.” En direct daarna volgt een bezorgde opmerking over de jongste fraters: “Ik vrees dat vooral onze jongste soldaten deze plicht van apostolaat uit schroom wel eens zouden kunnen vergeten of veronachtzamen.” (22 september 1916) Noemenswaardig is ook dat Frater Raymund er vaak op wijst dat hij contact houdt met de Algemeen Overste en hem op de hoogte houdt van het leven van de fraters in het leger en van degenen in de communiteit in Duitsland: “Het is een genoegen om de stichtelijke veldpostbrieven te lezen. Ik zal niet verzwijgen dat ik onze Eerwaarde Frater Algemeen Overste van tijd tot tijd berichten over de stichtelijke instelling van onze dierbare veldgrijze fraters stuur.” (2 april 1917) Zo ook versterkte hij als bedreven psycholoog het zelfbewustzijn van zijn fraters. Of deze brieven vandaag nog in het generaalarchief voorhanden zijn? Helaas kunnen de vele interessante opmerkingen over het leven in de communiteit en ook over Arlon hier niet meer gepresenteerd worden. Misschien is dat in een vervolgartikel mogelijk.
Frater Augustin Hendlmeier
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 18
DE FAMILIE MEIXNER DRIE ZONEN VAN DIT GEZIN UIT BEIEREN WAREN FRATER MARIST
Georg
Johann
e meeste Duitse fraters van nu hebben Frater Pirmin (Albert) Meixner gekend, die in 1950 in onze congregatie intrad en eerst als kok en daarna als tuinman in Furth, Cham en Mindelheim werkte. Hij stierf op 37-jarige leeftijd in Furth. Slechts weinig confraters weten dat Frater Pirmin twee oudere broers had die net zoals hij Frater Marist waren geworden maar op jonge leeftijd waren gesneuveld in de Tweede Wereldoorlog.
D
Albert
De ouders van wijlen onze confraters waren Georg Meixner en Anna Meixner-Wägler. Zij hadden een boerderij in Mörsdorf in het district Hilpoltstein bij Eichstätt (Midden-Beieren). Vader Georg, geboren op 30 juli 1896, stierf in juli 1961. De familie Meixner was streng katholiek en had elf kinderen:
Georg (Frater Valentin) (*19 december 1920) legde op 29 augustus 1938, op 17-jarige leeftijd dus, zijn eerste geloften af en sneuvelde op 3 november 1941 bij BrykiOp voorstel van Frater Brendan en van Frater Luit- no in Rusland op 20-jarige leeftijd. pold Ramsauer, die uit hetzelfde Beierse dorp (Mörsdorf) afkomstig is, vertel ik graag iets over het Johann (Frater Pirmin) (*23 oktober 1924) legde op 29 gezin Meixner, met dank aan pastoor Blasius Meixner, augustus 1941, op 16-jarige leeftijd, zijn eerste gelofeen broer van Frater Pirmin, van wie ik interessante ten af en sneuvelde op 2 november 1943, toen hij net 19 informatie en foto’s van de familie Meixner hebt ge- jaar was, bij Verkhnii Rohachyk in het huidige Oekregen. kraVne.
BULLETIN 2014
Nummer 2
Albert (Frater Pirmin) (*22 december 1932) stierf op 37-jarige leeftijd op 13 augustus 1970 aan maagkanker in Furth. Ter herinnering aan zijn broer Johann had hij ook de kloosternaam Pirmin gekregen. Hij legde op 29 augustus 1950 in Furth zijn eerste geloften af en op 15 augustus 1955 in Cham zijn eeuwige geloften. Frater Pirmin was iemand die werkte waar hij nodig was en die zich altijd beschikbaar stelde voor de gemeenschap. Josef (*7 september 1923) was student aan de Benedictijner abdij Ottobeuren (nabij Mindelheim). Hij wilde Benedictijn worden en is ook in Rusland gesneuveld, op 10 september 1943, toen hij net 20 jaar oud was. Hij rust op de militaire begraafplaats in het zuiden van de stad Novorossiysk. Fanny (*18 februari 1930) trad op jonge leeftijd in de congregatie der Benedictinessen in Eichstätt in; haar kloosternaam is Zuster Fidelis en zij is inmiddels 84 jaar oud. Blasius (*20 december 1928) is pastoor in het bisdom Eichstätt. Hij ging al meerdere keren met de fraters mee naar de berghut in Silum (vorstendom Liechtenstein), en hij bezocht regelmatig zijn ernstig zieke broer Albert in de laatste weken van diens leven. Zo kennen meerdere fraters in Furth hem. Blasius is 85 jaar oud. Anna (*25 juli 1922) is 91 en woont als huishoudster bij haar broer Blasius in de pastorie. Vroeger zag je vaak dat een zus van een pastoor voor diens huishouden zorgde en zo om religieuze redenen afzag van het huwelijk. Alois (*27 november 1925) werd in februari 1950 administrateur in de landbouwonderneming van de Maristen in Furth. Begin 1961 verhuisde hij met zijn gezin naar Mörsdorf om de boerderij van zijn ouders over te nemen. Hij is in september 2008 overleden. Maria (*7 juli 1937), Willibald (*12 juli 1931) en Edmund (*1 februari 1935) zijn of waren getrouwd. In een brief van 14 september 1941, zes weken voor zijn dood, schreef Georg (Frater Valentin) onder andere het volgende aan zijn ouders:
bladzijde 19
“Het is werkelijk verschrikkelijk om te bedenken, met alle ellende die de oorlog met zich meebrengt, dat het gespuis thuis [hij bedoelt de Nationaalsocialisten!] het in zijn hoofd haalt om zonder enige schaamte kruizen uit scholen te gooien, kloosters te vernietigen en het vredelievende, gelovige volk narigheid en ellende te bezorgen. Duitsland gaat ten onder aan de gevolgen van deze schanddaden. Wij soldaten liggen te creperen en thuis doen ze dit soort dingen. Jullie weten wat dat betekent voor de toekomst en dat weten wij soldaten aan het front ook…” Zijn broer Blasius zegt over dit schrijven: "Als het was geopend, had Georg om deze woorden voor het krijgsgerecht gestaan!” Ter nagedachtenis aan de gesneuvelde Frater Valentin zei de toenmalige huisgeestelijke van Furth onder andere: “Nadat hij de basisschool en middelbare school met goed gevolg had afgerond, nam Georg, na een gelukkige jeugd, met Pasen 1936 afscheid van zijn ouders, broers en zussen en trad in het juvenaat van de Maristen in Mindelheim in. Op 31 maart 1937 kwam hij naar Furth en begon op 29 augustus aan het noviciaat. … De vorming van de innerlijke mens was voor hem een zeer serieuze aangelegenheid. Een jaar later, op 29 augustus 1938, legde hij de eerste geloften af en wijdde zijn leven, door Maria, aan de goede God. Zijn wens om leraar te worden kon door de omstandigheden van die tijd niet in vervulling gaan; toch bleef hij trouw en ruilde zijn studie in voor handenarbeid. Met behendigheid en precisie leidde hij de slagerij van het klooster en was ook altijd bereid en in staat om ander werk te doen. In maart 1940 moest Frater Valentin in arbeidsdienst gaan werken. Eind augustus van datzelfde jaar kwam hij verheugd terug naar het klooster: hij had het geluk om de inkleding van zijn jongere broer Johann te kunnen bijwonen, voordat hij zich op 1 oktober 1940 moest melden voor militaire dienst. Na een korte training ging hij naar zijn actieve regiment in Frankrijk, waarmee hij gelijk aan het begin van de oorlog tegen Rusland oprukte. Na zwaar te hebben gestreden en hevige ontberingen te hebben ondervonden, sneuvelde hij daar bij een verkenningsoperatie op 3 november 1941.” Frater Winfried Schreieck
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 20
Frater Declan Duffy 20 november 1927 22 april 2014 rater Declan, James Duffy, werd op 20 november 1927 geboren in Ballaghdereen in het graafschap Mayo in Ierland. Hij bracht zijn vormingsjaren door aan Our Lady’s Hermitage in Athlone en legde zijn eerste geloften af in 1946. Hij bezocht de kweekschool in Waterford (1946-48) en gaf drie jaar les aan de basisschool St. John’s in Sligo. Van 1952 tot 1954 studeerde hij Ierse taal en geschiedenis aan het University College in Dublin, waar zijn grote liefde voor de literatuur verder uitgroeide. Daarna werd hij lid van het eerste lerarenteam van het Marian College, dat de fraters op 8 september 1954 openden in Ballsbridge, een wijk van Dublin. Declans leiderschapskwaliteiten en zakelijke inzicht traden al snel op de voorgrond en in 1959 werd hij, op 31-jarige leeftijd, benoemd tot directeur van de school. Hij oefende die functie twaalf jaar lang uit en liet in die periode de schoolgebouwen uitbreiden en het eerste binnenzwembad van Dublin in de 20e eeuw aanleggen. Verder stelde hij de school in de zomer open voor een cursus Engels voor buitenlanders. Deze summer school was bijzonder succesvol tot in de beginjaren van de 21e eeuw en stond model voor vele soortgelijke initiatieven in de jaren 70 en 80. Aan het Moyle Park College richtte hij ook zo’n talenschool op, die nu nog bestaat. Beide scholen hebben in totaal meer dan 40.000 cursisten gehad, onder wie fraters uit Europa en Zuid-Amerika. In 1969 werd Declan benoemd tot Visitator van het district Ierland in 1969, en in 1974 werd hij Provinciaal Overste. Hij nam deel aan het Algemene Kapittel van 1976 en beëindigde zijn termijn als Provinciaal Overste in 1977. In 1969 was er in Dublin een noviciaat geopend voor de Provincies Groot-Brittannië en Ierland. Het was voornamelijk aan Declan te danken dat de novicen konden deelnemen aan het vormingsprogramma aan het Instituut Mater Dei. In het daaropvolgende jaar gingen de pas geprofeste fraters naar het St. Patrick’s College in Maynooth voor een vervolgstudie in religie. De fraters in Ierland en Groot-Brittannië die hun noviciaat in Dublin hebben gedaan en hun scholasticaat in Maynooth staan in het krijt bij Frater Declan voor de solide theologische basis die zij als onderdeel van hun vorming hebben gekregen. Declan was lid van de Provinciale Raad tot het ontstaan van de nieuwe Provincie in 2000 en jarenlang Provinciaal Econoom voor Ierland. In 1971 werd Declan ook gekozen tot voorzitter van de onderwijscommissie van de Conferentie van Hogere Religieuze Oversten (CMRS) en in 1977 werd hij benoemd tot secretaris generaal van het Ierse samenwerkingsverband van scholen die door religieuze ordes werden geleid. Hij vervulde deze rol met groot aanzien van 1977 tot aan zijn pensioen in 1996 en was in die lange periode betrokken bij vele onderhandelingen met het ministerie van onderwijs en de onderwijsvakbonden. Hij was iemand die constant naar vernieuwing streefde en in levenslang onderwijs geloofde, een groot voorstander van onderwijs en leraren en in het bijzonder van de betrokkenheid van leken in het management en de leiding van scholen. Hoewel Declan probeerde om na zijn pensioen actief te blijven in het onderwijs, begon hij last te krijgen van geheugenverlies. Ondanks de achteruitgang van zijn cognitieve functies, waarvan de afgelopen tien jaar duidelijk sprake was, behield hij zijn gevoel voor persoonlijke waardigheid en bleef hij mensen beleefd en goedgehumeurd bejegenen. Hij was altijd een echte gentleman van de oude stempel. Begin februari 2014 werd Frater Declan overgebracht naar het verzorgingstehuis Mount Hybla, waar hij de zorg kreeg die hij in deze fase van zijn leven nodig had. Hij overleed na een kort ziekbed op 22 april. Frater Brendan Geary
F
BULLETIN 2014
Nummer 2
bladzijde 21
Frater Charles-Willy Thelen 29 augustus 1931 12 mei 2014
Geboren in de Oostkantons Wilhelm Joseph wordt geboren op 29 augustus 1931 in het gehucht Neidingen van de gemeente Lommersweiler bij het echtpaar Charles en Barbara Thelen-Lambertz. Zijn vader werkt aan de Spoorwegen. In september 1945 begint Wilhelm aan het juvenaat in Habay-la-Vieille. Op 15 augustus 1950 doet hij zijn eerste professie; op 9 augustus 1957 volgen de eeuwige geloften in Mont-St-Guibert. Hij behaalt het diploma voor onderwijzer (1953) en voor regent Germaanse talen (1958) in Aarlen, en dat voor Godsdienstwetenschappen aan de UCL (1957). Talrijke zendingen Broeder Charles begint zijn taak in het onderwijs in Oudergem (1954-57), gaat dan naar St-Hubert (1958-63) en Athus (1963-66). Daar wordt hij, bij terugkeer uit St-Paul-Trois-Châteaux (F) voor het Tweede Noviciaat, onderoverste en leerkracht (1966-68), om dan dezelfde taak waar te nemen in Mont-St-Guibert (1968-70). Van 1970 tot 1976 is hij daar overste van de communiteit en schooldirecteur. In augustus 1976 gaat hij naar Couvin als econoom van communiteit en internaat en leerkracht Godsdienst in de beroepsschool St-Germain. In 1978 wordt hij overste van de communiteit tot hij in 1983 benoemd wordt als econoom van ISMA Aarlen. In augustus 1991 gaat hij naar de Nederlandstalige communiteit van Zele als econoom tot hij in 1993 terugkeert naar Mont-St-Guibert als overste. Als deze vestiging in 1995-96 gesloten wordt en vervangen door de nieuwe communiteit van bejaarde broeders in Genval, Maria Middelares, wordt hij voor zes jaar overste. In augustus 2001 gaat hij naar Malmedy om dienst te bewijzen, maar zijn gezondheid verplicht hem op volledige rust te gaan in Genval op 15 juni 2010 vanwege een snel vorderende ziekte van Alzheimer. De ziekte gaat onverbiddelijk door en breekt zijn geheugen stelselmatig af. In de lente van 2014 wordt hij getroffen door een virus dat hem bewusteloos laat en het hart zwaar verstoort met ontregelde bloeddruk. Op de avond van 12 mei 2014 overlijdt hij zonder nog bij kennis te zijn geweest. Hij werd 82 en was in het 64e jaar van zijn kloosterleven. Een zachtaardig man Overal waar Broeder Charles geleefd en gewerkt heeft, staat hij bekend als een zachtaardig man, vol aandacht voor details, steeds bereid om de wensen van elke overheid op te nemen, in staat om alles in te zetten om zijn plicht te vervullen.Hij was niet iemand die grootse plannen of gewaagde visies koesterde. Hij was niet de beheerder over de grote vestigingen waar hij werkte, maar de zorgvuldige boekhouder die een trouwe afrekening voorlegde. Zijn onwrikbaar respect voor gehoorzaamheid aan de overheid legde hem een ongenaakbare grens op. Broeder Charles heeft allerlei taken vervuld: leerkracht, econoom, schooldirecteur, overste van de communiteit of gewoon in dienst van het huis. Sommige waren voor hem een doorlopende bron van stress. Zijn faalangst was soms zichtbaar, maar kritiek over de opgelegde taak of een uiting van zijn onrust gaf hij nooit. Hij kwam zijn verplichting na, gehoorzaam en overtuigd volgens zijn slogan aan vrienden: “Zodoende vermijd ik het vagevuur.” Dat was in zijn ogen meer dan een kwinkslag. Want zijn geloof lag in de lijn van zijn bestaan, diep overtuigd dat het heil door verdienste wordt bereikt. Toen zijn fysische krachten aftakelden, veroorloofde hij zich geen klacht. Pijnlijke reuma aan beide handen liet hem steeds minder toe bepaalde taken tot een goed einde te brengen, maar hij verzweeg dat. Hij bleef gewoon zijn best doen, zonder dat de faalangst verdween. Met Broeder Charles verliest onze Provincie een medebroeder naar het hart van Marcellinus. Die onthaalt hem nu in de gemeenschap der heiligen, voorgoed. Broeder Jozef De Meyer