1 2011
FRATERS MARISTEN WEST- EN MIDDEN-EUROPA
BULLETIN
REDACTI E Fr. Jacques Scholte Fr. Victor Vermeersch Mevr. Nellie Beelen Mevr. Daphne van Dongen Sophiaweg 4 NL 6523 NJ Nijmegen www.marists.eu
IN HOUD Van de redactie Dankbaarheid De Duitse fraters en hun spiritualiteit De Duitse Fraters Maristen in Polen Aswoensdag en de Veertigdagentijd Respect, Mededogen, Warm onthaal 25 jaar Kenia Bronnen doen ontspringen In Memoriam
3 4 6 8 10 12 13 15 16
Hoewel het vanuit het secretariaat van de Provincie West-Midden-Europa gebruikelijk is zowel de term “Broeders” als “Fraters” te gebruiken is ervoor gekozen in dit schrijven alleen de term “Fraters” te gebruiken, dit om de leesbaarheid te bevorderen
2
BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
delingen als Paulus en Jacobus in hun brieven komen herhaaldelijk terug op de aandacht voor verscheidenheid in manieren van leven van de eerste christenen en de verbintenis met elkaar in het geloof in de verrezen Mensenzoon. Deze beide woorden hebben elkaar nodig. Ze vullen elkaar aan.
EDITORIAAL: VERSCH I L VERBONDEN HEID Ook in onze West-Europese samenlevingen is er een nieuwe zoektocht naar de invulling van verscheiden zijn (de waardering van persoon) en verbonden zijn (vormen van samen zijn). Het woord verschil doet denken aan “schillen”. Van elkaar af doen. En verbond doet denken aan “verband leggen”. Het bij elkaar brengen. In het menselijk verkeer komen we dan al gauw tot een wij-zij denken en handelen.
In dit eerste nummer van ons Bulletin in het jaar 2011 leest u over verschillende onderwerpen. Op een of andere manier hebben ze te maken met meerdere opvattingen, zienswijzen, inzichten of verschillende situaties. Ze laten uiteenlopende uitingen zien van religieuze beleving en enkele schrijvers geven ons een inkijk in hun werk. Verschil en ook verbondenheid. Deze twee woorden zullen we in de komende nummers van ons Bulletin vaker tegenkomen. De reden is, dat deze woorden zo nauw verweven zijn met de realiteit van onze provincie. Verscheiden zijn en verbonden zijn. Wat deze begrippen betreft staan we in een lange en rijke traditie. In onze Maristengemeenschap kennen we vanaf de eerste jaren al een verscheidenheid en ijverde Marcellinus er voor om verbondenheid onder de fraters te voeden. Denk maar aan het samenkomen van de fraters tijdens vakantietijd in L’Hermitage. Ook in de Schrift vinden we genoeg voorbeelden waar verscheidenheid en verbondenheid belangrijke woorden zijn. Zowel Lucas in de HanBULLETIN - NUMMER 1 - 2011
Toch kunnen we het wij-zij denken vermijden. We kunnen onze aandacht richten op de kracht die aanwezig is in iedere persoon of de rijkdom die blijkt uit een traditie die geleefd wordt in een lokale gemeenschap. We kunnen er benieuwd naar zijn wie iemand is en hoe iemand leeft. Door ons benieuwd zijn scheppen we ruimte waarin plaats is voor het anders zijn van iemand en voor eigen leefwijzen of geloofsopvattingen van personen of groepen. Zo’n ruimte wordt dan een ontmoetingsplek voor mensen, hoe verschillend ook. In die ruimte mogen veel manieren van Marist-zijn elkaar ontmoeten. Ons Bulletin wil een ruimte zijn waarin het mogelijk is om benieuwd naar elkaar te zijn. Een ruimte waar ieder, die iets van zijn of haar opvattingen deelt met ons allen, gezien en gewaardeerd wordt. Een ruimte om ons samen te verwonderen over leefwijzen of manieren van geloven die misschien niet de mijne of de onze zijn. Ze zijn wel aanwezig in onze Provincie en dus verbonden met ons allen. Dat u de ruimte van ons Bulletin mag ervaren. Frater Jacques Scholte 3
jaardagen en vieringen. Dit zijn belangrijke momenten en moeten gevierd worden. Maar de “gewone tijd” heeft ook aantrekkelijke kanten. Als we niet oplettend zijn missen we die. Nu ik veel onderweg ben in de Provincie word ik gevoeliger voor het belang van het “gewone”. Er zijn veel fraters en leken die met een regelmaat eenvoudig werk voor onze communiteiten doen. Ik denk aan diegenen die voor ons koken en schoonmaken. We zijn van ze afhankelijk. Maar het is zo makkelijk om ze over het hoofd te zien en ze te vergeten. De meesten van hen zouden verwonderd zijn als we ze aandacht of waardering gaven. Hierover nadenkend brengt het me ertoe om ieder van ons uit te nodigen om aandacht te schenken aan de vele gewone, goede dingen in ons leven, in onze communiteiten en onze Provincie – dingen en mensen die we vaak zo gewoon vinden. Ik stel voor dat we tijd nemen om ze te waarderen en te bedanken.
DANKBAARHEID Beste Fraters en Maristen vrienden, Ik schrijf deze tekst tegen het einde van januari. Het weer buiten is echt winterweer: koud, nat en saai – met af en toe een straaltje zon. Ik geef dit aan omdat we allemaal de afgelopen tijd de ervaring hebben gehad van een extreem harde winter. Ik veronderstel dat de vrieskou met sneeuw en ijs menigeen van ons geen goed gedaan heeft. Het heeft ons gewone leven verstoord en ongemakken gebracht. Het heeft in ieder geval veel van mijn plannen in de war gestuurd. Nu in het kerkelijk jaar de kersttijd achter ons ligt zijn we de “de tijd door het jaar” begonnen. Net zoals met het weer kan het saai lijken in vergelijking met de vieringen die we hadden. “De tijd door het jaar” duurt niet lang aangezien de veertigdagentijd al weer voor de deur staat. Als menselijk wezen zien we uit naar wat verschillend of ongewoon is. We kijken uit naar bijzondere gelegenheden zoals Kerstmis, Pasen, ver4
In onze constituties lezen we: De Eucharistie is het hart van ons toegewijd leven, Het is het middel in onze communiteiten om de eenheid te bevorderen, De dynamiek te vernieuwen, En om deelname in de Kerk gezien en ongezien uit te drukken. (69). Zoals velen van u weten komt het woord “Eucharistie” van het Griekse woord “Dankzegging”. Als we het woord “Eucharistie” vervangen door het woord “dankzegging” dan kunnen we onze constituties als volgt lezen: Dankzegging is het hart van ons toegewijd leven, Het is het middel in onze communiteiten om de eenheid te bevorderen, De dynamiek te vernieuwen, En om deelname in de Kerk gezien en ongezien uit te drukken. Al we onze aanwezigheid in de mis vieren en beleven met een dagelijkse praktijk van dank voor ons leven en vooral, voor onze confraters, misschien zal dat leiden tot een versterken van onze relaties in onze communiteiten en een vernieuwing van onze dynamiek. We zouden dan uit kunnen zijn op begrip, eenheid en verzoening: iets waar we vaak voor bidden, maar niet altijd makkelijk vinden om te doen. BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
Het is makkelijk om te klagen (zoals zonder twijfel menigeen van ons over het weer deed). Aangezien de wereld vol is met onvolmaakte mensen, kan het makkelijk zijn om vast te zitten in kritiek op anderen met wie we leven. We weten echter welk effect kritiek en negativisme op communiteitsleven kan hebben. Jezus was ook kritisch, maar hij had zijn bedoelingen. Hij bekritiseerde bijvoorbeeld mensen die vasthielden aan gewoonten en die de betekenis erachter verloren waren. Als het in de Eucharistie om dankbaarheid gaat, mag ik dan voorstellen om in “de tijd door het jaar” een geest van dankbaarheid te bevorderen voor de gewone, goede dingen van onze confraters en van degenen met wie we leven. Mijn vriend, dr. Robert Wicks, heeft veel boeken over spiritualiteit geschreven. Hij merkt op: Voor de meesten van ons moeten, diepe gevoelens van dankbaarheid – een natuurlijke neiging van waardering voor brood, voedsel, vrienden, mooie muziek, boeken, lange ontspannen wandelingen en de andere gaven van het leven, zoals een goed aanvoelen voor de wonderen van de natuur – ontwikkeld worden. Onze samenleving die steeds meer eist werkt dit tegen. Haar boodschap is de volgende: “Je hebt niet genoeg.” Als we dankbaarheid leren waarderen en met eerbied van het leven genieten, dan zullen onze ogen zich openen voor een nieuwe realiteit dat het deel van ons hart vult, dat nu zo leeg voelt. (Living a gentle passionate life, blz. 118). Gewone tijd kan leeg voelen, maar inderdaad, als we onze ogen en onze harten openen, dan zijn er zoveel dingen waar we dankbaar voor kunnen zijn. Ik schrijf dit in de tijd tussen de dood van Fr. Richard Strassner in Furth en de begrafenis van Fr. Jerome in Glasgow. Fr. Richard deed zijn werk in Furth plichtsgetrouw en goed. Het grootste gedeelte van zijn leven werkte hij als drukker, en de aanwezigheid van familieleden en vrienden op zijn begrafenis liet zien dat veel mensen van hem hielden. De laatste jaren heeft hij allerlei werkzaamheden verricht in Furth die belangrijk waren om het leven in de communiteit soepel te laten verlopen. Fr. Jerome was eveneens een “gewone” Frater Marist. Hij was op het juvenaat in Dumfries en doorliep het postulaat, noviciaat en scholasticaat en werd onderwijzer. Hij was directeur van een bijzondere basisschool en was erg gewaarBULLETIN - NUMMER 1 - 2011
deerd door leerkrachten een leerlingen. Fr. Jerome was een vriendelijke en bedachtzame man die geliefd was door de mensen die met hem leefden. Zijn laatste jaren verbleef hij in Huize Nazareth, een verzorgingshuis in Glasgow. De verzorgers zullen hem missen. Richard en Jerome zijn voorbeelden van “het gewone” waarover ik schrijf in de brief. Ze waren beiden Fraters Maristen die de “kleine deugden”, die door onze stichter zo geliefd waren, in praktijk brachten. In zekere zin zijn ze gewoon zoals ons dagelijks gebed en liturgie gewoon kunnen zijn: we kunnen ze als echt beschouwen omdat ze zo gewoon zijn. Onze liturgie en ons gebed kunnen “deuren naar het gewijde” zijn, zoals alle gewone dingen in het leven als we stoppen ze te verwaarlozen en dankbaar te zijn. Onlangs sprak ik iemand die met onze fraters werkt en onderwijs genoten had bij andere religieuzen. Hij zei me, “Je hebt geen idee hoe bevoordeeld jullie zijn met Marcellinus Champagnat als stichter. Hij is een aantrekkelijke, interessante en warme persoonlijkheid. Niet iedere congregatie heeft deze gave.” Laten we God danken voor wat we in onze stichter gekregen hebben, voor de genegenheid tot Maria die hij ons door gegeven heeft, en voor de liefde voor de fraters die we erven en die ontwikkeld kan worden in een geest van dankbaarheid. In deze “gewone” dagen aan het begin van het jaar, mag ik u uitnodigen om onze dankbaarheid te verbreden naar onze communiteiten en onze Provincie, en misschien iemand laten weten hoe zeer we waarderen wat hij doet en wie hij is. Mijn beste wensen voor u voor 2011. Dank voor alle “gewone” dingen die ook u doet voor anderen. Dat 2011 veel gelegenheden mag geven waarbij we onze dank naar elkaar kunnen uiten. Hartelijke groet, Frater Brendan Geary
Wanneer je een arme geeft, geef je niet van jouw bezit maar van het zijne. Paulus Vl 5
DE DUITSE FRATERS
EN HUN SPIRITUALITEIT Ik schrijf deze korte historische inleiding, omdat alleen vanuit deze achtergrond de bijzondere situatie van de Duitse Maristen en hun beleving van spiritualiteit begrepen kan worden. Wij zijn in Furth op dit moment met 25 fraters met een gemiddelde leeftijd van 73,6 jaar. Van deze fraters heeft ongeveer de helft de gelofte van stabiliteit afgelegd en ze zijn daar zeer van doordrongen.
Over drie jaar vieren wij, de Duitse fraters, het honderdjarig jubileum. In 1914 zijn de eerste Duitse fraters vanuit Arlon respectievelijk Beaucamps naar Recklinghausen en later naar Furth gekomen. Als we bedenken, dat al vele jaren eerder fraters naar andere Europese landen en zelfs andere Continenten gegaan zijn, is het opmerkelijk dat relatief laat Fraters Maristen naar Duitsland gekomen zijn. De tijd na de eerste wereldoorlog waren voor de fraters getekend door grote nood en door een zeer eenvoudig leven. Als jaren later de Nationaal Socialisten de macht grijpen, kwam de onzekerheid over de toekomst van de fraters heel dichtbij en daarom verlieten veel fraters hun land om als missionaris in verschillende landen te gaan werken. In 1937 hebben de nazi’s alle kerkelijke scholen gesloten! Na de tweede wereldoorlog werd er opnieuw gestart. Een paar fraters gaven in allerlei scholen les. In die tijd was het in Duitsland vooral bijzonder, dat in de eerste tien jaar na de oorlog zo ongeveer 50 mannen bij ons intraden. Eerst hadden ze de bittere oorlogservaringen gehad en nu wilden ze met “handenarbeid” in het Rijk Gods werken. Zo werden er in die tijd naast het juvenaat, noviciaat en provincialaat meerdere ambachten uitgeoefend zoals de brouwerij, boerderij, tuinderij, schoenmakerij, timmerwerkplaats, bakkerij, drukkerij… Het klooster in Furth had in die tijd in onze Maristenwereld een uniek karakter. Het voorzag eigenlijk helemaal in eigen onderhoud. 6
Was en is er nu een onderscheid tussen de spiritualiteit van de Duitse Maristen in vergelijking met de andere fraters in onze Provincie? Eigenlijk nauwelijks. In gesprekken met de oudere confraters hier in Furth ben ik een grote dankbaarheid ten opzichte van God en Maria tegengekomen. Vooral dankbaarheid voor de genade van het religieus leven in deze congregatie! Die opvatting hebben ze eigenlijk allemaal en ze voegen eraan toe, dat ze nu ze vanwege gezondheidsproblemen niet meer in staat zijn om mee te werken, voor de fraters die nu in het apostolaat staan bidden en daarbij ook hun eigen vroegere werk in de wijngaard van de Heer bij insluiten. Veel fraters zijn dankbaar voor de bedevaarten naar Rome, ND de l’Hermitage, Israël, Lourdes, Fatima en ook voor de theologische vorming van vroeger. Zo hebben ze hun kloosterleven verdiept en leven ze hun roeping als Marist in de geest van Maria, onze goede Moeder en van onze stichter de heilige Marcellinus bewuster. Een confrater schrijft: “Mijn steeds groeiende spiritualiteit is uitdrukking van een mystieke ervaring en is een rechtstreeks dialoog met God geworden. Dit komt niet van mij, maar is genade…!” Wat een prachtige getuigenis! Een ander aspect is de wederzijdse ondersteuning van fraters in allerlei dagelijks werk. Het kan gaan om het tafel dekken in de eetzaal, het elkaar helpen en bemoedigen bij lichamelijke ongemakken. Ik ervaar, dat de fraters elkaar echt helpen en op een voorbeeldige manier zich voor elkaar inzetten en zo zijn ze met de “laatste plaats” tevreden. Ik ben ervan overBULLETIN - NUMMER 1 - 2011
tuigd, dat de oudere fraters de wijsheid van de ouderdom hebben, natuurlijk met hun grenzen en fouten, maar dat maakt ze zo menselijke en waard om van te houden! Zo zegt een frater tegen me: ”Furth is mijn vaderland, van hieruit wil ik graag de weg naar het eeuwige Vaderland gaan om God, Maria, de confraters, mijn familieleden en de vele mensen, die ik in mijn leven begeleid heb, te ontmoeten!” Veel oudere confraters lijden er onder dat we geen roepingen hebben. Soms maken ze zich zelf verwijten. De meesten zijn bereid om ook deze vraag in Gods hand te leggen! Ze weten, dat juist in onze tijd roepingen zeldzaam gew orden zijn. Om deze fraters in de laatste fase van hun leven te mogen begeleiden is voor mij een eer. Nu ben ik van mening, dat deze getuigenissen van een diepe spiritualiteit ook van fraters in andere landen kan komen. Ik wil daarmee zeggen, dat er geen specifieke spiritualiteit van de Duitse Maristen bestaat. Maar door op een bijzondere manier in het verleden in Furth geVsoleerd ge-
weest te zijn, geloof ik dat in de hoofden van enkele fraters nog een “spreekwoordelijk geVsoleerd zijn” aanwezig is. Deze isolatie is gelukkig door de vertalingen van circulaires en praktisch alle Maristen-documenten tot een minimum beperkt. Ik besluit met de boodschap van het XXI Algemeen Kapittel waarin de kapittelleden naar deze fraters verwijzen: “dank je wel, jij oudere confrater, die het beste van je leven hebt gegeven in dienst van de zending van ons Instituut; dank voor je trouw! Nog steeds rekenen we op jouw getuigenis, je aanwezigheid, je vreugde en je gebed…” Deze diepe bemoediging en dankbaarheid geldt voor ons allemaal; in Furth of waar ook in de wereld. Wij, Fraters Maristen zijn geroepen om, zoals eens onze oud Algemeen Overste Charles Howard het formuleerde, “Champagnats van deze tijd te zijn!” dit geldt voor elke frater, jong of oud in Furth,….Glasgow,… of in Kessel-Lo!
Frater Winfried Schreieck
De communiteit van Furth bij gelenheid van het 60-jarig kloosterjubileum van frater Franziskus Karbe in de zomer van 2010 BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
7
Maristenhuis in Poznan
ren. Zo kan de mooie droom van onze Algemeen Overste gerealiseerd worden, namelijk de verdere uitbreiding van ons Instituut.” (citaat uit Bulletin de l’Institut, deel XVI) Maar het liep allemaal heel anders ! Vrij snel werden wij geconfronteerd met allerlei moeilijkheden en elke vorm van succes bleef uit. Er waren niet alleen problemen op het gebied van taal en financiën, ook het feit dat de meeste fraters van Duitse afkomst waren bracht spanningen met zich mee. En, na een paar jaar werd het hele project dan ook stopgezet. Een paar brieven van Fr. Ingfried Rybczynsky zijn bewaard gebleven en geven ons een duidelijke
DE DUITSE FRATERS MARISTEN IN POLEN “Onze eerste vestiging in Polen was in Poznan en dateert van december 1937. Poznan is een grote universiteitsstad. Het was een moeilijke start want het aantal beschikbare fraters was erg beperkt net als de nodige financiële middelen. Zo heeft men een beroep moeten doen op Fr. Joseph Rauhut, die van Poolse afkomst was, maar al 20 jaar werkzaam was in Noord-Brazilië. Wel waren er in de Congregatie meerdere Poolse fraters, maar in die tijd waren de uitwisselingen tussen diverse Provincies niet zo vanzelfsprekend. Polen telde toen 35 miljoen inwoners, voor het merendeel katholiek. Het is een land met grote economische mogelijkheden. Burgerlijke en kerkelijke autoriteiten gaven ons voldoende steun, en de bevolking geeft de voorkeur aan instellingen die door religieuzen geleid worden. Kardinaal Hlond, de primaat van Polen, heeft ons met overtuiging aangemoedigd om in zijn land van start te gaan. In een brief verwoordt hij zijn voldoening dat er eindelijk een begin wordt gemaakt met een dergelijke vestiging waarvan hij al lang had gedroomd. Laten wij hopen dat, ondanks de vele moeilijkheden, vooral op het gebied van de taal, een internaat een mooie toekomst tegemoet gaat. Laten we ook hopen dat er weldra veel jongeren bij ons zullen intreden om zo uitbreiding mogelijk te maken en de toekomst te verzeke8
kijk op de gang van zaken. Hij schrijft: In december 1937 vertrokken drie fraters maar Polen. Zij namen hun intrek in een villa buiten het centrum en openden er een internaat. Het duurde niet lang voordat de eerste interne leerlingen zich kwamen inschrijven. Ze gingen naar school in de stad. Kort daarna kwamen er ook 5 fraters bij waarvan er een paar zeker geen onbekenden zijn geweest in Duitsland. Het waren Fr. Jozef Rauhut, Fr. Paul Munko, Fr. Ingfried Rybczynsky, Fr. Leo Thomas Zakrezewski en Fr. Elmar Rühling. Dankzij de goede relatie die we hadden met de rentmeester van een klein kasteel dat eigendom was van een graaf, wiens zoon op ons internaat zat, hebben we ook onze intrek kunnen nemen in een kasteel dat op ongeveer 20 km van de stad lag en waarin wij een weeshuis wilden beginnen. Maar zeer ingrijpende gebeurtenissen hebben alles in de war gestuurd. Op 1 september 1939 viel het Duitse leger Polen binnen en was Poznan een van de eerste steden die bezet werden. De fraters moesten zo snel mogelijk vluchten ! Haastig werd hun meubilair bij kennissen ondergebracht. Zelf zochten ze een goed heenkomen bij de familie van Fr. Ingfried of bij aanverwante familieleden. Fr. Paul Munko kwam zelfs enige tijd in de gevangenis terecht. De Frs Ingfried en Leo slaagden erin Furth te bereiken waar ze tot aan het eind van de oorlog als “Poolse arbeiders” te werk werden BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
gesteld. De overige fraters konden bij kennissen of familieleden onderduiken. Fr. Ingfried schrijft ook nog : “Mijn verblijf in Polen was van korte duur, maar toch wel prettig en vooral onvergetelijk !” Na de oorlog is er geen poging meer ondernomen om met een vestiging in Polen te beginnen. Dat kwam vooral door de zeer gespannen verhoudingen tussen Duitsland en Polen: een zeer ingrijpende nasleep van de 2e Wereldoorlog ! Tegenwoordig, in onze parochies, zijn er heel wat Poolse priesters en religieuzen werkzaam, alsook in veel andere Europese landen. Opmerking Voor onze Duitse Maristenprovincie was het jaar 1937 ronduit een rampjaar, vooral vanwege de Naziterreur. Maar vanuit een ander gezichtspunt bekeken, zou men ook kunnen stellen dat de ‘exodus’ van de Duitse fraters naar andere landen voor verdere uitbreiding van ons Instituut heeft gezorgd. Op 1 januari 1937 waren er in Duitsland 91 fraters met tijdelijke geloften en 161 met eeuwige geloften, 35 novicen en 10 postulanten. De fraters hadden er 14 scholen en internaten. Op 28 december 1936 werd bepaald dat alle scholen en internaten binnen de 6 maanden opgeheven zouden zijn. Negen van onze vestigingen werden door die bepaling getroffen en werden de fraters genoodzaakt hun apostolaat elders te gaan uitoefenen, bijvoorbeeld in de buurlanden. En zo kwamen we in 1937 in Poznan, in Polen terecht.
Hongarije: Budapest, Högyes Liechtenstein: Vaduz Nederland: Almelo Denemarken: Kopenhagen-Ordrup Duitsland: Straubing (Knabenseminar) München (Ordinariat) Er was trouwens ook een nieuwe stichting in Zwitserland in 1938, namelijk in Buochs aan de oevers van het Vierwoudstedenmeer. Meer dan 100 Duitse fraters vertrokken naar Uruguay en Brazilië. En toch bleven er in 1938 nog 56 fraters in Furth, waarbij er in dat jaar nog 22 novicen en 15 postulanten bijgeteld werden. Maar toen de 2e Wereldoorlog begon waren er zoveel fraters in militaire dienst dat er van een Duitse Maristenprovincie maar weinig overbleef. Velen sneuvelden, raakten vermist of kwamen in krijgsgevangenschap, en nog anderen verlieten de Congregatie. Bronnen: - Aperçu sur le district d’Allemagne, Bulletin de l’Institut, Volume XVI, p. 244-255 ; - Familienchronik de Provinz Deutschland, 1965, Heft 3, S. 22-25 - Brief van Fr. Ingfried Rybczynsky (Ooggetuige) aan Fr. Anton Metzger d.d. 09-06-1971 (Provinzarchiv Furth). Frater Augustin Hendlmeier Erfgoedcommissie, 2010
De andere stichtingen waren: In Oostenrijk: Innsbruck en Graz (in Salzburg was er al een vestiging vanaf 1934)
"Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien "" Mt. 28,10 BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
9
verblijf van Jezus in de woestijn herdacht wordt, na zijn doop. Dit is een vasten van boetvaardigheid en ascese. 3. Wanneer de volwassendoop plaats maakt voor het doopsel van kinderen en dit weer om verschillende redenen, kwamen boete en ascese op de voorgrond te staan en
ASWOENSDAG EN DE VEERTIGDAGENTIJD Zoals een aantal andere van de huidige kerkelijke feesten is de praktijk van Aswoensdag en de Veertigdagentijd een combinatie van verschillende tradities die op verschillende plaatsen in de kerk in de eerste eeuwen hebben plaatsgevonden. Het Engelse woord Lent (vasten) komt van een oud Engels woord Lencten (to lengthen = verlengen) dat verwijst naar het feit dat de veertigdagentijd (de vastentijd, Lent) plaatsvond tijdens de lente. Het seizoen waarin de zon langer gaat schijnen en de donkere nachten korter worden. De belangrijkste tradities van de Veertigdagentijd zijn: 1. De koppeling met de voorbereiding op het doopsel. Hippolytus heeft dit voor het eerst genoemd rond 215, maar is niet noodzakelijkerwijs gekoppeld aan Pasen. Dit is de tijd van de volwassendoop. Het Concilie van Nicea (325) heeft het over een veertigdaagse vasten in Rome, waarin Pasen en de voorbereiding op het doopsel samengebracht werden. De betekenis om Pasen en het doopsel met elkaar te verbinden was het sterven met Christus en het verrijzen met Hem in een nieuw leven. 2. In Alexandrië, een ander centrum van het christendom, is er in de vierde eeuw sprake van een zesdaagse vastentijd als voorbereiding op Pasen, maar in dit geval niet verbonden met het doopsel. Eigenlijk is hier sprake van een ander vasten in navolging op het vasten zoals Matteüs het ons beschrijft (4,2) en dat plaatsvindt na het Doopsel van Jezus. De langere vastentijd in Alexandrië begon na Driekoningen, de liturgische tijd waarin het 10
werd de voorbereiding op het doopsel minder belangrijk. Vanuit deze praktijk ontstond ook de openbare boetedoening in de jonge Kerk. Te denken valt ook aan de openbare verzoening op Witte Donderdag. Zo goed als er mensen waren die door het doopsel met Pasen lid van de Kerk wilden worden, zo waren er ook mensen die na het doopsel zichzelf van de Kerk vervreemdden door ernstige zonde. Zo ontwikkelde zich de boetedoening waardoor ze zich op Witte Donderdag weer in het openbaar verzoenden met de Kerk. As Zelfs in het Oude Testament werd gedoofde as een symbool van weeklachten en droefheid. Zaklinnen, een goedkoop in omloop zijnde materiaal waar zakken van gemaakt werden (de broers van Jozef gingen naar Egypte met zakken waarin giften zaten) werd ook een symbool van weeklacht en droefheid. Beide samen werden ze een teken van geestelijk weeklacht of van berouwvol en bedroefd zijn om zonde en verkeerd handelen. De woorden die uitgesproken worden als we as op ons voorhoofd ontvangen, komen uit het boek Genesis en herinneren er ons aan dat we uit aarde (stof) geboren zijn en tot stof (aarde) zullen terugkeren. “Verkondig en geloof in het Goede Nieuws”- het “geestelijk“ thema van boetvaardigheid. Het uitdelen van as op het voorhoofd op Aswoensdag, voor de eerste zondag van de Veertigdagentijd heeft zijn oorsprong niet in de kerk van Rome maar komt uit de Gallische traditie en was verbonden met het doen van boete. Deze rite kwam na een lange tijd van afwezigheid weer terug in de kerk en wel op Aswoensdag door uitstrooiing van as op het voorhoofd. BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
Eerst in 1091 voerde paus Urbanus II het uitstrooien van as op het voorhoofd van alle gelovigen in. Het is een teken dat we allen behoefte hebben aan verzoening, vergeving en bekering. De laatste zondag van de veertigdagentijd, Passiezondag, bleef tot in de Middeleeuwen en hoogtepunt in Rome. Op andere plaatsen kwam het hoogtepunt te liggen op de glorieuze intocht van Jezus in Jeruzalem. Van een processie door gelovigen die palmen dragen op deze dag, wordt voor het eerst bericht in de vierde eeuw in Jeruzalem. Vandaar verspreidde het zich naar Frankrijk en Spanje en was vrijwel in de achtste eeuw over de hele kerk verspreid. Het bereikte Rome eigenlijk in de twaalfde eeuw. Dat de gebruikte palmen van een jaar eerder gebruikt worden om as van te maken, kan terug gebracht worden tot in de tiende eeuw. Hedendaagse praktijk Vandaag kennen we meerdere belangrijke momenten van doop, boete en ascese. Het focus op het doopsel werd door het tweede Vaticaans Concilie in ere hersteld met de herinvoering van RCIA (Rite of Christian Initiation of Adults) in 1972. (SC 109): het betreft hier mensen die tot de Rooms Katholieke Kerk wensen toe te treden. Vroeger werden deze mensen “bekeerlingen” genoemd. In die tijd doorliepen deze “bekeerlingen” een persoonlijke voorvoorbereiding onder begeleiding van een priester en werden ze gedoopt als ze er klaar voor waren. De RCIA erkent nu weer de betekenis van de gemeenschap om nieuwe leden te verwelkomen. De
BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
voorbereiding duurt nu negen maanden waarbij de gemeenschap betrokken is. Het einde van de Plechtigheid en de directe voorbereiding op het doopsel begint op de eerste zondag van de veertigdagentijd wanneer de namen genoemd worden van diegenen die in de wake op Paaszaterdag bijgeschreven worden in het boek van de uitverkorenen in tegenwoordigheid van de bisschop in de kathedraal. Dit laat de zeer bijzondere betekenis van de lokale kerk zien. Eén aspect dat het Vaticaans Concilie niet overnam om in ere te herstellen was de dienst van de boete – ze wilden niet komen aan de praktijk van de oorbiecht, die de plaats had ingenomen van de openbare boetedoening. Toch deed het Concilie een oproep om het sacrament van boet en verzoening nieuw leven in te blazen. Er zijn evenwel in de VS en andere landen in de jaren tachtig rituelen ontstaan die parallel lopen met de RCIA. Vandaag is de veertigdagentijd dus verbonden met drie praktijken uit de vroegere Kerk: 1. de voorbereiding op het doopsel en de hernieuwing van de doopbelofte; 2. vasten en boete als daden van christelijke ascese die verwijzen naar de tijd van Jezus in de woestijn, als voorbereiding op zijn zending en verbonden met zijn lijden gedurende zijn zending; 3. verzoening met de mensen die een tijd buiten de kerk geleefd hebben. Frater Charles Gay
11
in onze school. Zijn onvoorwaardelijk geloof in het goede van jongeren en zijn altijd aanwezig optimisme zijn in onze scholengemeenschap terug te vinden. de meeste van onze leerlingen komen uit niet praktiserende gezinnen. Ze gaan niet naar de mis en er wordt zeker niet regelmatig gebeden. Ze gaan bij bijzondere gelegenheden zoals Kerstmis en gebeurtenissen in het gezin naar de kerk. Fr. P.J., onze begeleider op school, zegt altijd dat je met mensen in contact moet komen “ op het punt waar ze in hun eigen
RESPECT MEDEDOGEN WARM ONTHAAL Sinds vier jaar geef ik les in kunst aan de school van voortgezet onderwijs in het Moyle Park College in Clondalkin in Dublin. In onze school krijgt elke leraar aan het begin van het schooljaar een handboek voor leraren en een agenda. Hierin kun je alle regels van de school, mission statement en beleidslijnen vinden die horen bij de identiteit van de school. Je kunt al deze goed uitgewerkte documenten bestuderen om er achter te komen wat tot de kern van de identiteit behoort, maar ik vind dat je de echte identiteit kunt proeven als je op een drukke schooldag door de gangen loopt. Naar mijn mening is onze identiteit gebaseerd op respect, mededogen en dat iedereen meetelt. Veel bezoekers hebben gezegd, dat ze warm en hartelijk op Moyle Park ontvangen worden. studenten en leraren groeten elkaar vriendelijk en er is een hartelijke omgang tussen de leraren. Voordat ik in Moyle Park kwam heb ik in een aantal scholen gewerkt en sommige lerarenkamers kunnen een ontmoedigende indruk geven op een nieuwe leerkracht. Ik ben tegengekomen dat elke leraar in de lerarenkamer zijn eigen stoel had waar ze iedere dag te vinden zijn en ze met dezelfde kleine groep mensen praten. Het is zo verfrissend om in de lerarenkamer van Moyle Park te komen, waar je voelt dat je naast iedere collega kunt zitten en een open en vriendelijk gesprek kunt hebben. Tot het bezoek aan l’Hermitage vorige zomer had ik geen idee hoe de geest van Marcellinus Champagnat levend aanwezig is in de identiteit 12
leven zijn.” Met andere woorden matig jezelf niets aan, heb geen vooroordelen en belast ze niet met je verwachtingen. Leer ze kennen, weet wat hen interesseert en probeer hen te bemoedigen in hun eigen gevoel voor spiritualiteit en geloof. Dit ervaar ik als de kern van de boodschap van Champagnat. Ik ervaar dat Moyle Park een belangrijke rol speelt in het helpen van studenten om hun spiritualiteit te ontwikkelen. Studenten krijgen veel gelegenheid om in de godsdienstlessen, retraites, bezinnigsmomenten, schoolmissen en gebedsdiensten die door Fr. Nick geleid worden, hun geloofsleven te ontwikkelen. We hebben geluk dat we in onze school een krachtig en betrokken pastorale groep hebben waar studenten goed opgevangen worden. Het werkt in het leven van een student door wanneer ze aangemoedigd worden om bij een aantal programma’s voor een ander zorg te dragen. Bijvoorbeeld, aan onze mentoren van het zesde jaar wordt voor een jaar een klas van het eerste jaar gegeven. Ze kunnen direct inspringen en studenten begeleiding aanbieden die het moeilijk hebben om zich aan te sluiten of aan te passen aan hun nieuwe school. Alhoewel onze studenten hun spiritualiteit niet uitdrukken in beschouwend gebed of naar de kerk gaan, vinden ze wegen om hun geloof te beleven. In het algemeen laten de jongens in Moyle Park hun sterk meeleven zien met degenen die minder bevoorrecht zijn dan zijzelf en zijn over het algemeen gauw te overtuigen om mee te doen aan een activiteit voor een goed doel. Een bijzonder voorbeeld is het Cambodja project, waar studenten geld ingezameld hebben voor de La BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
Valla school in Cambodja. De Fraters Maristen onderhielden contact met Fr. Nick en hebben veel informatie over studenten in La Valla gestuurd. Onze studenten waren erg geVnteresseerd in het leven van de jongeren in La Valla en zamelden geld in voor de behoeften van de studenten. Tot nu toe hebben de studenten zo'n € 11.000,- opgehaald voor de school in Cambodja. De schoolleiding samen met de fraters zijn er
aan gehouden om ons te helpen het verhaal van Champagnat te leren verstaan en om het door te geven aan jongeren in onze huidige samenleving. Een aantal studiedagen, gegeven door fraters uit Australië, gelegenheden voor de leerkrachten om l’Hermitage te bezoeken, contacten met de grotere Maristengemeenschap helpen ons om een Maristenidentiteit eigen te maken. Mevr. Petrina Shortt
25 JAAR KEN IA Voor dit artikel is gebruik gemaakt van toespraken van de Frs Valentin, EugPne en Heinrich die gehouden werden bij gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de aanwezigheid van de Duitse fraters in Kenia. Het jubileum is op 5 juni 2010 gevierd. Ook is gebruik gemaakt van artikelen van Frank Aumeier die in 2002 in plaatselijke kranten verschenen zijn nadat hij samen met Fr. Manfred Kenia bezocht had. De Duitse fraters waren geen onbekenden in Afrika toen zij in 1984 de stichting in Kenia begonnen. Ze waren al in andere landen aanwezig. Met veel missionaire bezieling en inzet zijn Duitse fraters naar Kenia vertrokken en tot aan vandaag is de betrokkenheid van fraters en veel vrijwilligers groot. In de loop van de jaren zijn er hartelijke en warme contacten geweest tussen Kenia en Duitsland. Nog steeds kunnen de Duitse fraters die in Kenia werken op warme belangstelling rekenen als ze op familiebezoek komen. In 2000 ging Kenia samen met Duitsland behoren tot de provincie West- en Midden-Europa en sinds 2003 behoort Kenia tot de Afrikaanse Provincie Afrique Centre-Est. In één van de toespraken tijdens de jubileumviering werd de gelijkenis met een jonge Afrikaan gemaakt. Hij wordt geacht om op 25 jarige-leeftijd zelfstandig te zijn en zich zelf te kunnen redden. Als het gaat om de juridische zelfstandigheid van de fraters in Kenia dan is dat, samen met de andere landen in de Provincie het geval, zo werd gesteld. Iedereen is realistisch genoeg om te beseffen, dat de ondersteuning van onder meer de Duitse fraters en weldoeners nog steeds nodig is. Deze ondersteuning wordt ook vandaag met een warm missionarishart door velen gegeven. Ondertussen heeft Kenia, meegaand in het BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
herstructureringsproces van de hele congregatie, de nodige veranderingen meegemaakt. In 2006 is in aanwezigheid van Fr. Seán en in dialoog met de confraters uit andere Afrikaanse landen die deel uitmaken van de Provincie, nagedacht over de eigen identiteit, de zending en het partnerschap met leken. Er is gezocht hoe de herstructurering niet alleen een bestuurlijk voordeel kan zijn, maar ook hoe de kwaliteit van persoonlijk religieus leven en het leven in gemeenschap verbeterd kunnen worden. Voor de Keniaanse en aanwezige Duitse fraters die nu werkzaam zijn gelden de idealen van 1984: hoe kunnen we met de mensen van Kenia, die open, blij en ontvankelijk van karakter zijn, het Goede Nieuws delen? Op drie plaatsen Ramba, Roo en Orore leven en werken de fraters samen met de mensen van het platte land aan het Victoria meer en op het eiland Mfangano het eenvoudige, dagelijkse leven. Ze spannen zich in om in een ogenschijnlijk paradijs van overleven te komen tot een vreugdevol leven. Het zorgen voor basis-, technisch en middelbaar onderwijs helpen de kinderen en jongeren om een eigen leven op te bouwen. Het in stand houden van een gezondheidscentrum, het slaan van een waterbron of het functioneren van een molen om maVs te malen zijn daarbij onontbeerlijk. Wij wensen de fraters in Kenia niet alleen van harte proficiat met het jubileum. We wensen ze ook heel veel goede jaren waarin steeds een beetje vooruitgang mogelijk is. In het bijzonder gaat onze dankbaarheid uit naar de Duitse fraters die ooit de moed gehad hebben om de droom van Marcellinus Champagnat verder te leven bij mensen in een land dat vele duizenden kilometers van hun geboortestreek ligt. Frater Jacques Scholte 13
Mission Ramba, Bezoek van Bisschop Ph. Anyolo 2010 in Wimmelb Bijeenkomst 90 jaar MFMV op 5.12.2009 in Mindelheim
14
BULLETIN - NUMMER 1 - 2011
dragen. Op al de Algemene Kapittels van alle Congregaties die na Vaticanum II bij elkaar zijn gekomen stond het woord en het begrip VERNIEUWING voorop. Om aan de verwachtingen van heel de Kerk te voldoen had men het over nieuwe Constituties, nieuwe zending, een nieuwe geest. Gegrepen door die geest van vernieuwing werd er binnen de religieuze Instituten
BRONNEN DOEN ONTSPRINGEN Het artikel “Laten we de geest van l’Hermitage terugroepen”, gepubliceerd in Nouvelles Maristes Nr. 127, spreekt mij erg aan. De auteur is niemand minder dan architect Puis-Pey, die de verbouwing van l’Hermitage heeft gerealiseerd. Zelf heeft hij het over het nieuwe Hermitage. Dat heeft me geraakt. Ik durf te zeggen dat het een gedurfd artikel is. Maar het gaat zelfs over meer. We hebben het artikel nodig. Ja, ik durf te beweren, dat het een artikel is waarin het gaat over een historische waarheid, die ik van ongekende actualiteit durf noemen. Inderdaad, ik lees bijvoorbeeld, dat “het nieuwe Hermitage ‘brood des levens’ is voor alle christenen die bij de maristen horen. Het is dus meer dan alleen maar vernieuwde inspiratie opdoen. Het is een heilzaam gebeuren. Het vernieuwde Hermitage is te vergelijken met een viruskiller die niet alleen je harddisk opschoont, maar die ook, in het ergste geval, je PC opnieuw kan formatteren !” Wellicht zijn er onder ons voor wie dit taalgebruik minder bekend is, omdat men op hogere leeftijd niet altijd zo vertrouwd is met de computer. Maar toch ben ik van mening dat iedereen wel een en ander van die terminologie heeft meegekregen via medebroeders, “die wel begrijpen waar ze het over hebben”. En eigenlijk zijn we allemaal af en toe in hetzelfde geval. Daar zullen we het over eens zijn ! Bij het lezen van dit artikel schoot mij een uitspraak te binnen die ik ergens gelezen heb: “Het verdient de voorkeur iets nieuws op te starten, een nieuwe bron aan te boren, dan de bestaande structuren nieuw leven in te blazen”. Dat is het eigenlijk wat het Tweede Vaticaans Concilie heeft gewild en wat de Zalige paus Johannes XXIII naar voren bracht. Dat is het ook wat Fr. Basilio in zijn eerste Circulaires wilde uitBULLETIN - NUMMER 1 - 2011
geld noch moeite gespaard om die doelstellingen te realiseren… Dichter bij ons verwijs ik naar de meest recente vernieuwingen : De herstructurering van de Provincies en ons XXIe Algemeen Kapittel van 2009 dat ons het Document naliet: “Ga met Maria met spoed naar een nieuw land!”. Het is zeker niet mijn bedoeling noch het een noch het ander te willen evalueren. Ik breng alleen maar een persoonlijke vraag naar voren: zijn we bereid mee te werken aan de vernieuwing van structuren, mee te werken aan het opstarten van iets nieuws ? Net zoals Fr. Basilio Rueda nieuwe bronnen heeft aangeboord, heeft Fr. Seán Sammon, samen met zijn naaste medewerkers nieuwe richtingen aan zijn Instituut voorgesteld. Daarbij denk ik aan publicaties als: 1.”De merveilleux compagnons”, 2. “De zending Ad Gentes”, 3. “Water uit de Rots”, 4. de Circulaire “In haar armen of in haar hart”, 5. “Het nieuwe Hermitage”. GeVnspireerd door die mooie geschenken zou ik hierbij graag twee bescheiden wensen naar voren brengen : 1. .In 2017 bestaat ons Instituut tweehonderd jaar en wordt ook het volgend Algemeen Kapittel gehouden. Moge er dan nieuwe Constituties voorgesteld worden waarvan de inhoud niet alleen in een mooi uitgegeven boekje gepubliceerd wordt, maar daadwerkelijk een nieuwe BRON, zal zijn, een nieuw startpunt. En ik voeg eraan toe dat het daarvoor hoog tijd is. 2. Dat de Provincies zich ertoe inspannen nieuwe BRONNEN te creëren en geen tijd verliezen met het maken van voorstellen, van allerlei plannen. Frater Edouard BLondeel 15
IN MEMORIAM
Fr. Richard Straßner overleed op 67-jarige leeftijd op 24 januari 2011 Helemaal onverwacht stierf Fr. Richard op 67-jarige leeftijd. Hij werd geboren op 8 juli 1943 in St. Martin/Pfalz. Op jonge leeftijd verloor hij zijn vader, die in de oorlog omkwam. Zijn moeder moest toen zorgen voor haar drie kinderen en voor de wijngaard. Op 1 september 1955 begon Richard aan de toenmalige Ordensnachwuchsschule in Furth/Landshut, maar al gauw besloot hij de opleiding tot drukker te gaan volgen en in 1965 behaalde hij zijn vakdiploma. Hij stond niet alleen aan de drukpers, maar was ook op het kantoor werkzaam en hield zo een algemeen overzicht over zijn vak. Van december 1993 tot augustus 2002 was hij met succes bedrijfsleider van de drukkerij. Op verzoek van de overste begon hij aan een nieuwe taak. Hij werd econoom in Furth. Met veel initiatief en inzet werkte hij zich snel in. Econoom zijn betekent echt meer dan alleen met cijfers en getallen bezig zijn. Belangrijk en ook nieuw was de relatie met het Maristengymnasium, want daar was ondertussen een leken-directeur zijn medebroeder Alois opgevolgd. Een voorspoedige samenwerking met de parochie van Furth, met het jeugdtheater, de ouder-kind groepen, die graag ruimten van het klooster gebruiken, behoorde eveneens tot zijn werkzaamheden. Verder hoorde ook de zorg voor het personeel in huis, in de keuken en in de schoolmensa tot zijn taak. Iedereen roemde Fr. Richard om zijn deskundigheid, zijn beschikbaarheid en zijn echte Pfalzer humor. Altijd had hij een bemoedigend woord of een goede raad voor wie om hulp kwam vragen. Dat waardeerden ook zijn confraters zo in hem als ze met hun kleine of grote vragen bij hem kwamen. Op 24 januari heeft God hem geroepen. Fr. Richard laat een grote leegte achter in de communiteit van Furth en hij zal nog lang in onze herinnering verder leven. Wij bidden dat God hem er rijkelijk voor beloont.
Fr. Jerome (Joseph Gilligan) stierf op 27 januari 2011 in de leeftijd van 83 jaar Joseph Gilligan werd geboren op 8 april 1927 in Jarraw-on Tyne en was één van de tien kinderen. Hij ging naar de basisschool St Bede waar hij op zevenjarige leeftijd een levenslange vriendschap sloot met Francis McCabe (Fr. Bede). Later gingen de twee jongens naar het juvenaat van de Maristen in Dumfries en bleven vrienden voor het leven. De jaren 1939 – 1950 waren voor Fr. Jerome zijn vormingsjaren (juvenaat, noviciaat, scholasticaat en onderwijzersopleiding, met als hoogtepunt een “BA degree” from London University). Er volgde een zeer geslaagde loopbaan als onderwijzer. Grotendeels als directeur van een basisschool in Glasgow. In het bijzonder op de St Mary school, Maryhill, waar Jerome 22 jaar aan verbonden was, werd hij als het ware een legende vanwege zijn grote inzet voor de kinderen van deze buurt. Hij werd door de onderwijsinspectie, door het lerarencorps, de ouders en de parochie zeer gewaardeerd. In Glasgow bracht Jerome samen met zijn boezemvriend, Fr. Bede, ook zijn laatste jaren door (Marist House) . Samen raakten ze betrokken bij het ziekenhuispastoraat en begonnen ze kleine huiselijke gebedsgroepen in hun geliefd Maryhill. Toch vond Jerome ook tijd voor zijn hobby’s zoals tuinieren, muziek en in de omgeving wandelen. Jammer genoeg kreeg Fr. Jerome een hersenbloeding. Zijn lichamelijk en geestelijke gezondheid gingen achteruit. Hij kreeg aangepaste zorg en werd opgenomen in het verzorgingshuis Nazareth, waar hij drie jaar liefdevol door de zusters en verzorgsters tot aan zijn sterven op 27 januari werd verpleegd.
Frater Winfried Schreieck
Frater John Phillips
16
Voor iedereen die Jerome gekend heeft is hij een heilige. Iemand zei ooit: “Jerome was wat iedere Frater Marist zou moeten zijn”. Wat een prachtig eerbewijs!... en hoe waar!
BULLETIN - NUMMER 1 - 2011