2 2015
FRATERS MARISTEN WEST- EN MIDDEN-EUROPA
BULLETIN
BULLETIN 2015
bladzijde 2
Nummer 2
REDACTIE Fr. Jacques Scholte Fr. Victor Vermeersch Mevr. Nellie Beelen Mevr. Daphne van Dongen Sophiaweg 4 NL 6523 NJ Nijmegen www.marists.eu
VERTALERS Dhr Bram Cannière Dhr Philippe Charrier Fr. Jozef De Meyer Fr. Alois Engel Fr. Charles Gay Fr. Dietrich Gleixner Fr. Augustin Hendlmeier Fr. Aloys Kessler Dhr Michael Murphy Fr. Bernhard Seigel Fr. Albert Thomé
INHOUD Van de redactie - Verbondenheid Aleppo Europese bijeenkomst over Maristenmissie Juni-maand - Champagnat-maand Het India-project Onze realiteit omarmen Een lang kloosterleven - Enkele gedachten Vrijwilligerswerk in de Stille Oceaan Op weg gaan In Memoriam - Fr. Franz Eberle In Memoriam - Fr. Gérald Dumont
3 4 6 8 9 11 13 14 16 17 18
Hoewel het vanuit het secretariaat van de Provincie West- en Midden-Europa gebruikelijk is zowel de term “Broeders” als “Fraters” te gebruiken, is ervoor gekozen in dit schrijven alleen de term “fraters” te gebruiken, dit om de leesbaarheid te bevorderen
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 3
VAN DE REDACTIE Dit nummer van ons Bulletin verschijnt halverwege dit jaar. Over een aantal maanden houden we ons Provinciaal Kapittel. Naar gewoonte is in dit voorwoord “verbondenheid” het woord dat inhoud aan deze tekst geeft. Het woord is ons immers aangereikt door ons laatst gehouden Kapittel in 2013. In de tekst die het Kapittel opgesteld heeft voor deze bestuursperiode is verbondenheid het sleutelwoord. Het woord wordt in de tekst van het Kapittel in verband gebracht met de relatie tussen fraters en leken, het komt terug in het stukje over zending en in afgeleide vorm waar het gaat over leiderschap en communiteit. Het gaat dan terugkerend om bijvoorbeeld verantwoordelijkheid of solidariteit in het dagelijks leven. We kunnen hier nog aan toevoegen de solidariteit met het grotere geheel van de congregatie. Als je je bijvoorbeeld medeverantwoordelijk voelt, als je medeverantwoordelijkheid gegeven wordt of als je solidair wilt zijn, dan speelt je verbonden voelen daarbij een rol. Als verdere reflectie op verbondenheid in dit verband en mogelijk ook al als voorbereiding op het komende Provinciaal Kapittel, volgen in dit voorwoord enkele gedachten die ongetwijfeld de komende tijd terug zullen komen. Verbondenheid heeft, nu het 15 jaar geleden is dat onze Provincie gestart is, niet dezelfde kleur, lading, inhoud als in het jaar 2000. Verbondenheid met elkaar moest toen groeien. Het bestuurlijk genomen besluit om met vijf landen één Provincie te vormen, moest van de grond af gestalte krijgen. Het ging erom vormen te vinden waarin verbondenheid ook geleefd zou gaan worden. Ieder van ons heeft het proces van zich verbonden gaan voelen met confraters uit de vier andere landen op een eigen wijze meebeleefd.
VERBONDENHEID Nu, 15 jaar later, gaat het ook om verbondenheid en gaat het om een toch zo andere vormgeving. Denk maar aan het feit dat we het niet meer alleen over de verbondenheid tussen fraters hebben. Het is vanzelfsprekend geworden om mensen die zich, op welke wijze dan ook, bij de fraters betrokken voelen, te noemen, uit te nodigen, stem te geven. Frater Brendan begint zijn brieven met de aanhef: beste fraters en Maristenvrienden. Nu zou het ons opvallen als dat niet gedaan werd. Het kan een interessante vraag zijn waarin verbondenheid zich in de komende jaren zal uiten. Misschien is het ook lastig om de vraag te beantwoorden. We kennen de toekomst nog niet. En toch, we kunnen er ons wellicht een beeld van vormen. Verbondenheid is het voelbare resultaat van iets wat mensen verbindt met elkaar. Verbondenheid komt ergens uit voort. Is de vrucht van iets. Mensen vinden elkaar in iets waarin ze elkaar herkennen, plezier aan beleven, verdriet meedragen of een taak samen uitvoeren. Zo zal het ook in onze Provincie zijn. Of concreter gezegd: meer en meer mensen zullen zich herkennen in de drijfveren die Maristen gaande houden. Mensen zullen zich willen aansluiten bij concrete lokale activiteiten. Jonge mensen zullen zich herkennen in kleine, lokale activiteiten die door een paar fraters (mee)gedragen worden. Hun idealisme zal om een uiting, een vormgeving vragen. Van hieruit zullen nieuwe vragen op ons afkomen. Jonge mensen zullen, met behoud van hun eigen vorm van leven, naar een manier van beleving van gemeenschap zoeken. Niet alleen de inzet voor een ideële activiteit zal hierbij een rol spelen. De honger naar spiritueel leven zal de lading zijn. Het zou zomaar kunnen dat onze nieuwe woorden “aandachtig aanwezig” het spirituele huis zijn waarbinnen nieuwe vormen van verbondenheid gaan ontstaan. Een toekomst die al begonnen is? In dit nummer leest u er meer over. Frater Jacques Scholte
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 4
Beste fraters en Maristenvrienden, an 10 t/m 13 mei was ik in Beiroet voor de vergadering van de Europese Maristenconferentie (CEM). Op woensdag 13 mei hadden we het voorrecht te luisteren naar Frater Georges Sabe, die vertelde over het werk van de fraters en hun lekenmedewerkers in Aleppo. Er wordt een beroep gedaan op de Maristen om humanitaire hulp te geven aan mensen wier leven door de burgeroorlog is ontwricht. In deze brief wil ik ingaan op de situatie in Syrië en op wat de fraters en hun vrienden doen als reactie daarop. Frater Georges Sabe vertelde dat er slechts één veilige weg is van Aleppo naar Beiroet. Voorheen deed je 4 uur over die afstand; nu 9 uur.
V
ALEPPO
De Maristenaanwezigheid in Syrië bestaat uit de Fraters Bahjat Azrie, Georges Hakim en Georges Sabe, alle drie Syriërs van geboorte. Toen ik met Frater Georges Sabe sprak, vertelde hij dat hij twee jaar in Kessel-Lo heeft gestudeerd, tegelijk met Frater Antonio Ramalho, andere fraters en leken. Het was duidelijk een gelukkige tijd in zijn leven. Frater Georges vertelde aan de leden van de CEM dat de Syrische regering in 1967 alle scholen heeft genationaliseerd. De fraters hadden daarop veel tijd nodig om te beslissen wat zij zouden gaan doen. Ze verhuisden naar een arme wijk van Aleppo, met mensen van verschillende etnische afkomst. Georges zei dat ze pas in 1986 beseften dat de Heer hen bij de hand had genomen om die plek te vinden. Ze voelden zich geroepen om eerlijke relaties te creëren. Stap voor stap ontdekten de Maristen dat de armen bij hun levensweg horen. De burgeroorlog begon in Aleppo op 23 juli 2012. De communiteit van de fraters ligt in het westelijk deel van de stad, dat in handen is van de regering. De rebellen van Islamitische Staat namen het oostelijk deel van de stad in op Goede Vrijdag 29 maart 2013. In die wijken mag er bij huizen van christenen geen enkel christelijk symbool te zien zijn en worden zij gedwongen zich te bekeren tot de islam of de “djizja” te betalen, belasting voor christenen. De regering is nu de rebellenwijken aan het bombarderen, en de rebellen beschieten De Syrische fraters uit Aleppo de regeringswijken. Het is onmogelijk om van de ene kant naar de andere te gaan. De waterzuiveringsinstallatie staat in het gebied van de rebellen, waardoor er een ernstig tekort is aan schoon drinkwater in de stad. Velen zijn de stad ontvlucht en naar Zweden, Duitsland, Spanje, Frankrijk of Noorwegen gegaan. Er zijn 2 miljoen vluchtelingen in Libanon, onder wie 300.000 jonger dan 20 jaar. Er zijn nu minder dan 50.000 christenen in de regeringswijken. Er zijn zes katholieke Kerken in de stad, naast orthodoxe christenen en protestanten. Zes kathedralen zijn platgebombardeerd. Frater Georges zei dat in de huidige situatie geen van beide partijen kan winnen, en niemand weet wanneer de oorlog zal eindigen. “We verwachten van niemand iets. De regering kan ons niet beschermen – alleen God kan ons beschermen. De paus is heel belangrijk voor de christenen, omdat hij voor hoop staat. De regering wil vooral Damascus beschermen, de hoofdstad.” Hij voegde toe dat Turkije veel belangstelling heeft voor Aleppo en dat een groot deel van de industrie is weggeroofd en naar Turkije gebracht. Naast de gewonden zijn er heel veel werklozen, die al hun hoop kwijt zijn. De mensen zijn uitgeput, wanhopig, ze kunnen het niet meer aan. De aanwezigheid van de Maristen is van groot belang. De fraters verdelen hun werkzaamheden tussen noodhulp en educatieve initiatieven. Al hun projecten zijn gericht op de armen en de vluchtelingen en zijn geheel gratis. Hieronder vindt u een korte beschrijving van deze projecten.
BULLETIN 2015
bladzijde 5
Nummer 2
Noodhulp: De Maristen hebben drie projecten om 550 christelijke en moslimgezinnen van voedselpakketten en/of warme maaltijden te voorzien.
Project voor burgers met oorlogsverwondingen: Dit project biedt zorg voor burgers met oorlogsverwondingen die niet de middelen hebben om zich in de particuliere ziekenhuizen te laten behandelen. Sinds de start van dit project ruim twee jaar geleden zijn dankzij de Maristen honderden patiënten behandeld en tientallen levens gered.
Educatieve activiteiten: De Maristen hebben een programma voor kinderen die nog niet naar school gaan, een school waar kinderen van 7 tot 13 jaar basisvaardigheden leren, een cursus Engels en een computercursus voor moeders, een naschools programma voor tieners en een centrum waar mensen van 20 tot 45 jaar vaardigheden kunnen leren ter verbetering van hun CV. De Maristen runnen ook een spiritueel vormingscentrum voor jonge christenen, “Oasis”, waar zij retraites organiseren of maandelijkse seminars voor jonge mensen. Het centrum wint steeds meer aan populariteit. Nabil Antaki, een vriend van de fraters, schreef het volgende in een beschrijving van het aanbod van de Maristen:
In onze context van geweld, ontberingen, ellende en wanhoop vormen wij, de “Marist Blues”, door onze aanwezigheid, onze kracht, onze steun, onze hulp en solidariteit een sprankje hoop in de duisternis om ons heen. “O! Jullie zijn er nog; jullie zijn niet weggegaan, zoals alle anderen?” En wij blijven ons werk doen met de vluchtelingen, de armen, de kinderen en de gewonden.
Het Fratelli-project: In de nieuwsbrief van april schreef ik dat de Algemene Raad heeft besloten samen met de Broeders van de Christelijke Scholen aan een aantal projecten te gaan
werken. Mogelijke locaties voor zulke projecten zijn de Centraal-Afrikaanse Republiek, het grensgebied van Mexico en de Verenigde Staten, en Libanon om hulp te bieden aan jonge vluchtelingen uit Syrië. Momenteel bestaat de wens om te stimuleren dat Syrische jongeren naar school gaan en eventueel een “jeugdhonk” te creëren om met straatkinderen te werken. De Provinciale Raad heeft al toegezegd het eerste verzoek om een gift positief te beantwoorden. Hopelijk kan er voor april 2016 een bureau voor het coördineren van activiteiten worden opgericht. U kunt zich voorstellen dat we ons geraakt voelden door wat de Syrische fraters vertelden over wat zij meemaken, en geVnspireerd door wat Frater Emili Turú over het Fratelli-project vertelde. De situatie in Syrië is vaak in het nieuws. Hopelijk weet u nu door
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 6
deze brief meer over de situatie waarin onze fraters en hun Maristenvrienden elke dag leven, en over wat het Instituut wil doen als reactie daarop. Een van de fraters vroeg hoe er financiële steun kan worden gegeven aan de fraters in Syrië. We kunnen geld overmaken naar de rekening van de Maristen in Libanon. Mocht u daarover meer willen weten, neemt u dan direct contact met mij op. Ik wil deze brief besluiten met wat Frater Georges zei over steun uit de Maristenwereld: Ik wil onze grote dankbaarheid uitspreken voor de steun en betrokkenheid die wij uit de hele Maristenwereld ontvangen. Het is fenomenaal. Als alles donker en gesloten lijkt, is het bemoedigend bericht te krijgen van iemand die aan ons denkt. U kunt de activiteiten van de Maristen in Syrië, en de problemen die zij ondervinden, volgen op hun Facebook-pagina: https://www.facebook.com/MaristesAlep Met een hartelijke groet, Frater Brendan Geary, Provinciaal Overste
EUROPESE BIJEENKOMST OVER MARISTENMISSIE Wie: Bram Canniere (°1989) is verbonden aan het nieuwe “Maristen Studiehuis” in Kessel-Lo, stafmedewerker van de Universitaire Parochie van de KU Leuven, theoloog, muzikant en sportliefhebber. Wat: Een reflectie na afloop van de “Europese bijeenkomst over Maristenmissie” in Notre-Dame de l’Hermitage, Saint-Chamond, Frankrijk (13-16 april 2015). e gaan terug naar maandag 13 april, 9.30u, Leuven station, België. Geen staking, slechts lichte vertraging en een lentezonnetje dat zich inspant om mijn sluimerende ochtendhumeur tot een betere stemming te verleiden. Samen met reisgezel en goede vriend Sepp Mondelaers, tevens een van de drijvende krachten achter het “Maristen Studiehuis”, vertrek ik met de TGV richting Frankrijk, naar de Europese bijeenkomst over “Maristenmissie”.
W
Hoe raakt een 25-jarige Belg daar verzeild, vraagt u zich af? Wel, ik kwam drie jaar geleden tijdens het afnemen van interviews voor een theologie-thesis voor het eerst in aanraking met de Broeders Maristen. Geïntrigeerd door hun levensfilosofie “aandachtig aanwezig”
en hun internationale verankering, kreeg ik via academisch onderzoek en persoonlijke contacten de kans om de Maristenwereld beter te leren kennen. Het werd een verrijkende reis langs scholen en communiteiten in onder andere Australië, Ierland, Duitsland, Frankrijk en Spanje waarop ik fantastische Maristenpersoonlijkheden mocht ontmoeten. Een en ander leidde ertoe dat ik samen met studiegenoot Sepp in de zomer van 2014 door de Provinciale Raad gevraagd werd om mee een nieuw internationaal Maristenproject te dragen: het “Marist House of Study” (MHS), dat zich zal vestigen in leegstaande ruimtes van de communiteit in Kessel-Lo. De bedoeling is om er een Belgische uitvalsbasis te creëren die
BULLETIN 2015 banden heeft met de KU Leuven en de grotere Maristenwereld, en die centraal in de Provincie ligt. In die hoedanigheid werden we dus uitgenodigd voor de “Europese bijeenkomst over Maristenmissie” in Notre-Dame de l’Hermitage, de bron vanwaar het voor de Broeders Maristen allemaal begon in 1817. Interessant was het centraal plaatsen van “missie”. Komend van het Latijnse missio, dat “gezonden worden” betekent, heeft het in Vlaanderen een wat negatieve bijklank gekregen, maar dit idee werd op de bijeenkomst realistisch verwoord als: “Hoe kunnen we, met een groeiende samenwerking tussen leken en broeders, de ideeën, het charisma en de spiritualiteit van Champagnat een toekomst geven in een zich steeds sterker seculariserend Europa?” Het werd geen week “vakantie”, maar wel een erg intense en boeiende periode met veel ontmoetingen met andere, ook jonge lekenMaristen en broeders van over heel Europa. Er was tijdens diverse uitwisselingsmomenten veel aandacht voor dialoog, de uitdagingen voor de toekomst, het internationale en Europese project, de Maristenspiritualiteit en haar oorsprong. Ik ga u niet vervelen met een gedetailleerd verslag, maar wil wel volgende gedachten delen.
Nummer 2 Wat mij allereerst opviel, was de energie en hoop van de aanwezigen. Het was geen gelaten groep die bijeenkwam, maar een delegatie (zelf-)kritische Maristen die op allerlei manieren betrokken zijn: als leraren en schoolhoofden, als broeder, in opvoedingsprojecten en jeugdpastoraal, via internationale uitwisselingsprojecten en studiecentra. Hoewel er duidelijke verschillen merkbaar waren – Zuid-Europese landen hebben toch een hele andere zingevingscultuur – was het voor mij aangenaam om de positieve energie te voelen van de verschillende deelnemers en initiatieven die de toekomst zullen kleuren. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het voor mij persoonlijk fijn was dat het Vlaamse taboe om over levensbeschouwing te spreken even aan de kant geschoven werd. Het was niet geforceerd maar hoorde er als vanzelfsprekend bij, zoals de wijn tijdens de maaltijd, de andere nationaliteiten die je beter leert kennen, de momenten van samen vieren, de siësta op de aanpalende grasvelden en de afsluitende drink ’s avonds in de bar. Wat neem ik ervan mee, in mijn leven en naar het “Marist House of Study”-project? Naast de energie die ik kon tanken uit de ontmoetingen, is het nu nog meer mijn overtuiging dat een samenwerking over de grenzen van de
bladzijde 7 landen en Provincies van de Maristen kan werken. De gedeelde ideologie kan een basis vormen om de verschillende culturen met elkaar in contact te brengen en elkaar te laten verrijken. Dit hoeft zeker niet geformaliseerd te worden, want iedereen kan het, op haar of zijn eigen manier. Samen een wandeling maken, een goed gesprek voeren, Belgische bieren proeven, muziek beluisteren, in de tuin werken, een daguitstap ondernemen, samen bidden of naar een viering gaan... Er schuilen heel wat mogelijkheden in de ontmoetingen die zullen plaatsvinden in het MHS. Ik hoop en denk dat het huis in Kessel-Lo een plek kan worden waar jonge, en ook minder jonge mensen elk op hun manier hun “Marist-zijn” op het spoor kunnen komen of uitdiepen, dat er verrijkende uitwisselingen mogen plaatsvinden en dat we er “aandachtig aanwezig” kunnen zijn voor elkaar. Die geest was alvast aanwezig op de Europese bijeenkomst over Maristenmissie!
Bram Canniere
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 8
JUNI-MAAND CHAMPAGNAT-MAAND Onlangs hebben de Paters Maristen in Nederland artikelen over het begin van de Maristenbeweging, geschreven door Jan Snijders, s.m., gepubliceerd. De bundel heet: Kinderen van de Revolutie. Hieronder vindt u drie citaten die betrekking hebben op Marcellinus Champagnat. 1. “Ook Marcellinus Champagnat moet de nadelen ervaren hebben van zijn gebrek aan scholing. Wanneer een docent van het seminarie een bezoek brengt aan Marlhes om kandidaten te vinden voor het seminarie besluit Marcellinus priester te worden en zich in te zetten voor het onderwijs van plattelandskinderen. Hij heeft wat geld gespaard met het vetmesten en verkopen van lammetjes en met dat beetje geld meldt hij zich bij het kleinseminarie. Hij heeft zo links en rechts net genoeg kennis vergaard om toegelaten te worden maar zonder volledig de lagere school doorlopen te hebben. Zijn studieresultaten blijven onder de maat. Het scheelt weinig of hij wordt weggestuurd. Hij spreekt geen algemeen beschaafd Frans; hij kent alleen het plaatselijk dialect van zijn dorp. Hij heeft een mooi handschrift maar maakt veel taalfouten. Omdat hij zo’n aardige jongen is met een goed karakter en vastbesloten is priester te worden, laat men hem verder studeren. Zijn achterstand heeft hij echter nooit helemaal ingehaald.” (p.8) 2. “Zo bedient Marcellinus een jongen die op sterven ligt maar die nog nooit iets over het geloof heeft gehoord. Hij ziet dat zijn vriend zich dat erg aantrekt en hij besluit Jean-Marie bij het pastoraal werk te betrekken. Hij geeft Jean-Marie een catechismusboekje maar de jonge man moet bekennen dat hij niet kan lezen of schrijven. Geeft niets, zegt Marcellinus, en hij herinnert zich hoe hijzelf ook veel moeite heeft moeten doen om te leren lezen en schrijven nadat hij van school is weggelopen. Hij besluit met die jongen de tak van de schoolbroeders te beginnen waar hij op het seminarie over heeft gedroomd. Hij nodigt Jean-Marie uit broeder te worden als Marist. Tegen de zin van de pastoor koopt hij voor Jean-Marie een huisje vlak bij de pastorie. De helft van het benodigde geld krijgt hij van Courveille. Een paar weken later komt er al een tweede kandidaat bij. In Lyon vindt Marcellinus tweedehands schoolboekjes en daarmee beginnen de twee zich voor te bereiden op hun taak. Het stekje dat als laatste op de boom is geënt, is het eerste dat snel begint te groeien, de tak van de broeders die we in Nederland de Fraters Maristen noemen. Een onderwijscongregatie beginnen met een analfabeet. Je moet het maar durven! Maar zo iemand was Marcellinus Champagnat. Als het verhaal rond gaat onder de verspreid wonende kandidaat-Maristen, krijgt hij hun volledige steun.” (p.14) 3. “Champagnat is inmiddels een onderwijscongregatie begonnen en de kandidaten stromen binnen. De idee slaat aan onder de plattelandsjongens van de streek maar veel van hen moeten nog leren lezen en schrijven! Hij moet op het meest elementaire niveau beginnen. Maar Champagnat gelooft in gewone mensen. Met goede wil en idealisme kun je heel ver komen. Het zijn vaak nog zulke ongemanierde ruwe gasten dat hij het de eerste jaren niet aan kan met hen samen te eten. Hij moet ze letterlijk alles leren en dat doet hij op zo’n goede manier dat ze hem grenzeloos vertrouwen en in zichzelf gaan geloven.” (p.28)
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 9
HET INDIA-PROJECT n 2006 besloot mevr. Moira Leck, de directrice van de middelbare school Lawside RC Academy in Dundee (Schotland), na overleg met haar team om dhr Tony McLean en Frater Douglas Welsh naar het zuiden van India te sturen om namens de school contacten te leggen met de middelbare school St. Marcellin’s High School in Mangamanuthu, een dorpje in de buurt van Dindigul, een stad in de staat Tamil Nadu. De fraters hadden die school opgericht aan de rand van Mangamanuthu. Ook gaven ze ’s avonds “les op de stoep” in de omringende dorpjes en namen ze het initiatief voor het “regenboogproject” (Operation Rainbow) in Trichy, dat zorg biedt aan moeders en kinderen met AIDS.
I
De middelbare school gedijt uitstekend en heeft een goede directie. De leerlingen zijn een mengeling van hindoes en christenen en horen bij de laagste kaste in India, de Dalits, vroeger de onaanraakbaren genoemd. Dankzij het onderwijs kunnen de Dalits, vooral de vrouwen, een efficiënter leven leiden. De fraters hadden een aantal dorpelingen die al een onderwijsbevoegdheid hadden in dienst genomen. De directeur was een man uit het dorp wiens vader daar ook nog woonde. Wat we niet hadden verwacht, was de extreme armoede waarin de leerlingen en leraren moesten leven in de dorpen rondom de school. Het werk dat op de school gedaan kon worden, was prachtig, maar werd in bepaalde mate beperkt door het gebrek aan ook maar de meest elementaire voorzieningen in de regio. Het duurde niet lang voordat we beseften dat de beste oplossing voor de kinderen in Mangamanuthu zou zijn hen te helpen hun huizen te herbouwen en hen te voorzien van vee om langere tijd mee vooruit te kunnen. De mensen hadden gewoon middelen nodig om het iets beter te krijgen in een maatschappij die weinig voor hen deed. Vrouwen worden in de Indiase samenleving nog altijd slecht behandeld en krijgen nauwelijks eigen verantwoordelijkheden. Sinds ons eerste bezoek in 2007 is er veel gedaan ter verbetering van de levensstandaard ter plaatse. Doordat de mensen geiten kregen, konden zij in hun eigen levensonderhoud voorzien en gingen ze een coöperatie vormen om er allemaal van te profiteren. Elk jaar gaan groepen volwassenen en jongeren van de scholen St. John’s High School, St. Paul’s RC Academy (voorheen Lawside RC Academy) en St. Ninian’s Primary School (een basisschool) naar onze vrienden in Mangamanuthu. Ze brengen dan geld en materialen mee voor de drie deelgebieden van het India-project: de school, het dorp en het regenboogproject. We hebben ook een vierde deelgebied toegevoegd: de basisschool en de middelbare school in Pudayapatti. En onlangs konden we een eenmalig bedrag schenken aan de nieuwe Engelstalige school in Viyalanmedu. De banden met onze confraters en vrienden in India vormen voor ons een mooie, bijzondere ervaring. We voelen ons verrijkt door hun hartelijke, vrijgevige instelling en hun toewijding aan de leerlingen. Het is een voorrecht hen te mogen kennen. Graag vraag ik u ons project in uw gebeden te gedenken. Frater Douglas Welsh
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 10
HET INDIA-PROJECT DOOR DE JAREN HEEN 2007 – Fase 1: Tony en Douglas bezoeken Trichy en Mangamanuthu met £5.000 om te besteden aan de plaatselijke economie. Bij terugkomst in Schotland stellen zij drie deelgebieden voor voor steun: school, dorp en regenboogproject. Goedkeuring van het team van de school Lawside Academy. 2008 – Fase 2: Leraren, leerlingen en vrienden zamelen geld in voor het volgende bezoek. 2009 – Fase 3: Tweede bezoek aan Trichy en Mangamanuthu, met £10.000 voor de bouw van huizen in het dorp, de aanschaf van vee (geiten), materialen voor de school en voor het regenboogproject. Al het geld wordt besteed in Trichy en Mangamanuthu om de plaatselijke economie te stimuleren (zoals bouwvakkers en materiaal uit het dorp, vee van de plaatselijke markt, DVD’s en televisies gekocht in Trichy voor de school in Mangamanuthu). 2009 – Fase 4: Drie leraren gaan naar Trichy en Mangamanuthu. Ze controleren wat er met het geld is gedaan en hebben een machtiging om meer geld te geven als zij van mening zijn dat de eerdere giften goed zijn besteed. Ze doneren zo’n £11.000. 2010 – Fase 5: Vier bovenbouwleerlingen en enkele directieleden gaan naar Mangamanuthu. Ze brengen een uitgebreid bezoek aan de school en versterken de banden met de leerlingen, waarbij ze manieren weten te vinden om met elkaar te communiceren. De directieleden bespreken met de directeur van St. Marcellin’s High School hoe het verder kan gaan in termen van het uitwisselen van lesprogramma, leraren en leerlingen. De groep brengt £12.500 mee, een bedrag dat is ingezameld voor onze drie deelprojecten: het dorp Mangamanuthu, de school en het regenboogproject voor aids-slachtoffers. 2011 – Fase 6: Twee leraren uit India worden uitgenodigd om naar Dundee te komen en hun eigen indruk te vormen van ons project; ook geven zij meer informatie aan leerlingen, leraren en vrienden. 2012 – Fase 7: Twee andere scholen in Schotland melden zich als actieve partners in het India-project: St. John’s High School in Dundee en St. Ninian’s Primary School (basisschool) in Hamilton. Afgevaardigden van beide scholen bezoeken met afgevaardigden van St. Paul’s RC Academy de basisschool en middelbare school in Pudayapatti. Ze nemen het geld mee dat dat jaar is ingezameld evenals geschenken. Ze willen de twee scholen in Pudayapatti op allerlei vlakken hulp gaan bieden. 2013 – Fase 8: Twee groepen reizen in juni naar India. Ze bezoeken Mangamanuthu, St. Marcellin’s High School, het regenboogproject in Trichy en de twee scholen in Pudayapatti. Overal kunnen ze geld overhandigen om projecten ter plaatse te financieren. 2014 – Fase 9: De Fraters Chinna en Raj reizen naar Schotland voor een ontmoeting met de donateurs van het India-project. Tijdens een zeer gevulde week bezoeken zij de scholen, gaan op audiëntie bij Bisschop Robson, zijn te gast op het stadhuis en maken kennis met vele betrokkenen bij het project. 2015 – Fase 10: Dit jaar wordt er geld ingezameld en worden leerlingen en leraren geselecteerd en voorbereid op een reis in juni 2016. Voor foto’s en meer informatie kunt u terecht op onze website: http://indiavillageproject.org.
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 11
HOE HET INGEZAMELDE GELD IS GEBRUIKT
Dorp Mangamanuthu: acht nieuwe huizen, kudde geiten Scholen: Algemeen: video-/DVD-speler, notebook en printer voor schooladministratie, inrichting klaslokalen St. Marcellin’s High School: schoolboeken en schrijfmateriaal, complete set tafels en stoelen voor examenlokaal, voetbaloutfits en sportbenodigdheden, een stuk grond, materiaal voor afronding uitbouw, inrichting practicum, generator voor computerlab, digitale foto-/filmcamera, kopieerapparaat, audioapparatuur Basisschool Pudayapatti: verven schoolgebouw, schooltassen en uitrusting voor kinderen Middelbare school Pudayapatti: verven schoolgebouw, voetbaloutfits en sportbenodigdheden, naaimachines, digitale foto-/filmcamera, aanleg keuken en voorzieningen Engelstalige school Viyalanmedu: keuken, meubels en kopieerapparaat Regenboogproject: schoolgeld voor 35 kinderen (jaarlijks), video-/DVD-speler, digitale foto-/filmcamera, naaimachines en materiaal voor schooluniforms, aanleg toiletten Algemeen: upgrade netwerk in huis van de Maristen in Trichy, vliegtickets voor bezoekers uit India
ONZE REALITEIT OMARMEN o’n 20 fraters hadden de uitnodiging van Frater Brendan aangenomen om deel te nemen aan een workshop op 28 en 29 maart in het onlangs gerenoveerde huis in Moyle Park (Dublin). Het onderwerp: “Onze realiteit omarmen” – een opgave die steeds belangrijker voor ons wordt. Het aantal fraters in de Provincie daalt – door sterfgevallen en het ontbreken van nieuwe aanwas – en maakt de vraag hoe wij ons het beste kunnen voorbereiden op de toekomst dringender. De workshop werd begeleid door Zuster Liz Murphy RSM, voormalig Provinciaal Overste van haar congregatie en een zeer ervaren facilitator die met verschillende religieuze congregaties werkt.
Z
We begonnen op de zaterdagochtend met een gebed in de mooie huiskapel en met gedachten over de redenen waarom we naar de workshop waren gekomen en onze aandacht geheel zouden richten op het centrale thema. Tijdens de eerste sessie gaf Zuster Liz ons de uitdaging eerlijk te bedenken wat we verwachten en vrezen. Vervolgens gaf ze een Powerpoint-presentatie over de levenscyclus van religieuze congregaties. Ze maakte gebruik van haar eigen ervaringen als Provinciaal Overste en begeleidster om aan te geven hoe je kunt omgaan met ouder wordende religieuzen wier aantal afneemt. Ze stelde de vraag: Wat zijn de uitdagingen voor de Provincie West- en Midden-Europa in deze situatie? Voordat we aan de slag gingen om daar een antwoord op te geven, gaf Frater Brendan, ook aan de hand van een korte Powerpoint-presentatie, een overzicht van de huidige situatie in onze Provincie: huizen, aantallen
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 12
fraters, zorg voor oudere en zieke fraters, zending en solidariteit, en uitdagingen op het vlak van communiteits- en Provincieleiding. Na enige tijd voor persoonlijke overweging over deze presentaties kwamen we bijeen in drie groepen om onze gedachten met elkaar te delen en op te schrijven voor het middagprogramma. De middag begon, na een plenair moment, met een nieuwe prangende vraag: welke verandering zal onze Provincie de komende tien jaar doormaken? Opnieuw gingen we in kleine groepjes te werk en zetten we de resultaten van die gesprekken tijdens een plenaire zitting op een rijtje. De dag eindigde met een viering in het teken van Palmzondag en een voortreffelijke maaltijd.
hoe belangrijk ook, mag geen te zware last voor de jongere leden zijn.
Op zondag begonnen we met een reflectie op het verhaal van de Emmausgangers: welke overeenkomsten vertoont dit verhaal met de situatie in onze Provincie? Zuster Liz gaf ons daarna vijf vragen om te beantwoorden in groepjes per land:
4. Het is bekend dat er in 2016 een Provinciaal Kapittel zal zijn en in 2017 een Algemeen Kapittel. Er zou aandacht moeten worden besteed aan de verkiezingsmethode voor beide Kapittels, omdat veel fraters in de Provincie geen fraters buiten hun eigen land kennen.
<Wat is het werk van de Provincie in het licht van onze gesprekken van gisteren? <Welke opgaven zie ik specifiek voor mijn land? <Wie moet daarbij betrokken zijn? <Welke bijdrage kan ik leveren aan het werk van de Provincie? <Welke volgende stappen moeten er op plaatselijk niveau worden genomen tijdens de ambtstermijn van deze Provinciale Raad?
5. De onderwerpen geloof, gebed en spiritualiteit voor onze Provincie als verouderende groep fraters dienen aandacht te krijgen en mogen niet in de vergetelheid raken.
Nadat we ruim een uur over deze vragen hadden gepraat, legden de groepen de resultaten voor aan de anderen. Het belang van de gesprekken van dit weekend lag niet in het opstellen van concrete voorstellen voor de Provinciaal Overste en zijn Raad om uit te voeren, maar in het unanieme aanvaarden van het feit dat het aantal fraters in de Provincie daalt. Men was het erover eens dat de term completion (afmaken, afronden) past bij de weg die de Provincie de komende jaren gaat afleggen. Een aantal onderwerpen kwam tijdens dit weekend steeds naar voren. Zuster Liz vatte ze als volgt samen: 1. De zorg voor de oudere fraters in de Provincie,
2. De bereidheid om deel te nemen aan het proces dat momenteel gaande is in het Instituut als geheel, namelijk dat de structuren van leiderschap onder de loep worden genomen. Men was het er ook over eens dat een verdere herstructurering van de Provincie geen oplossing voor onze problemen zou zijn. 3. De noodzaak om aandacht te geven aan het vraagstuk van communiteitsleiding en het eventuele sluiten van communiteiten. Er was gedeeltelijke steun voor het idee om één frater specifiek verantwoordelijk te stellen voor een land.
6. Er waren enkele financiële vraagstukken waarnaar we moeten kijken. 7. Ondanks alles stond de bijeenkomst vooral in het teken van hoop. Ons hoopvolle vertrouwen op God moet op de eerste plaats staan. De bijeenkomst creëerde een opening voor de gesprekken die de Provinciaal Overste de laatste jaren al met individuele fraters voert. Het vormde ook een gelegenheid voor de jongere leden van de Provincie om uit te spreken wat zij hopen (en vrezen) voor hun eigen persoonlijke toekomst. Natuurlijk werden niet alle vragen beantwoord en alle heikele kwesties opgelost. Wel werden eerste stappen gezet op een weg van geloof – het vertrouwen dat God ons zal begeleiden en wij geen angst hoeven te hebben voor de toekomst. Frater Colin Chalmers / Frater Alois Engel
BULLETIN 2015
bladzijde 13
Nummer 2
EEN LANG KLOOSTERLEVEN ENKELE GEDACHTEN ele veranderingen zijn er de laatste decennia geweest, groot en klein. We kennen allemaal de veranderingen in ons persoonlijke leven en in dat van de congregatie. Een analyse daarvan zal belangrijk zijn voor een positieve houding tegenover de veranderingen in het religieuze leven van vandaag en in de toekomst. Natuurlijk zijn er altijd ontwikkelingen die we niet leuk vinden of die pijn doen, maar ook andere, tekens van hoop, ook als we ze in eerste instantie niet als zodanig herkennen. Grote en kleine veranderingen zullen er altijd zijn. En dat is ook goed.
V
Sommige veranderingen zijn vandaag al een feit, andere worden net zichtbaar. Communiteiten zijn kleiner geworden, maar wellicht ook vertrouwder. Dat zie je terug in de woning en het dagritme, in de vormen van het apostolaat maar ook op het vlak van het religieuze leven. Grote communiteiten zoals wij in Duitsland gewend waren, hebben naar het schijnt bij ons nauwelijks een toekomst. Religieuze vorming zal in de toekomst meer ruimte innemen. Het herkennen van religieuze waarden en het leven als lid van een christelijke congregatie is nu moeilijker en uitdagender dan in vroeger tijden. De onderlinge dialoog op dit gebied is helaas in kerkelijke kringen zeer bescheiden. Over religie en geloof wordt nauwelijks gesproken. Dat is privé. Is het niet de bedoeling dat we de dialoog op dit belangrijke vlak van het religieuze leven als bevruchtend en verrijkend zien? Mijn ervaring laat zien dat fraters en leken die ook verbonden zijn met andere, bijvoorbeeld spirituele bewegingen, meer openstaan voor de dialoog met elkaar. Deze groepen hebben sinds het Concilie het geestelijke leven en allerlei ontwikkelingen in de congregaties verrijkt. Een korte blik op ons apostolaat op scholen en in internaten. Wij Maristen deden er zeker alles aan om goed onderwijs te geven. Ook de handwerkbedrijfjes droegen op hun manier daartoe bij. Of het ons echter altijd gelukt is het juiste accent te zetten? Was het niet zo dat we er soms naar streefden de beste school in de staat te zijn en dat we meer energie in het uitbreiden van gebouwen en instellingen staken dan in het christelijke karakter van onze werken en de scholing van onze medewerkers? We mogen blij zijn dat we de laatste tijd de verantwoordelijkheid voor de grote projecten konden overdragen aan de Kerk. Dit maakt
het mogelijk initiatieven te nemen voor eenvoudiger activiteiten die beter aansluiten bij de behoeften van de jeugd. Helaas kunnen we die activiteiten vanwege onze leeftijd meestal zelf niet meer uitvoeren. Een geleidelijk proces van herbezinning is hier gaande. We krijgen steeds meer oog voor andere buitenschoolse activiteiten en eenvoudiger apostolaatsvormen, zoals het pleiten voor de rechten van kinderen in kerk en maatschappij. FMSI in Genève is wat dat betreft op de juiste weg. Een wezenlijk deel van onze verantwoordelijkheden wordt vandaag de dag door onze medewerkers waargenomen. We vinden het fijn dat er betrokken leken-Maristen zijn, mannen, vrouwen en jongeren, die in Marcellinus’ geest met ons werken. Deze samenwerking vereist onze bereidheid en ondersteuning in Provincie en Instituut nog meer. De beweging van de leken-Maristen groeit en hun bijdrage aan het Maristenapostolaat wordt wereldwijd steeds belangrijker. Zo zijn wij fraters vaak medewerkers van onze medewerkers geworden. Dat helpt ons en neemt allerlei lasten weg. Dit zijn ook tekens van hoop in onze tijd. Ook ons begrip van “zending” is veranderd. De ontwikkelingen bij “ad gentes” in Azië of de mogelijkheid dat jonge mensen van onze scholen in contact komen met omstandigheden in vreemde landen, die bijvoorbeeld het vrijwilligersbureau Cmi in Mindelheim biedt, vormen een goede aanzet voor een pastorale inzet die past bij onze tijd. De mogelijkheden van samenwerking met leken-Maristen en andere christelijke organisaties creëren nieuwe wegen naar de toekomst toe. Zeker zijn daarvoor ook juridische structuren nodig en een passende vorm binnen het Instituut. De weg die tot nu toe beschreden is, stemt hoopvol. Voor ons fraters ligt er vandaag de vraag hoe en waar wij als religieus ingestelde mensen in een pluralistische en seculiere wereld nodig zijn, uiteraard aangepast aan onze levenservaring en leeftijd. Wat wil God vandaag van ons, van mij? Het is een vraag die we onszelf misschien individueel stellen maar die vandaag ook echt geldt voor elke gemeenschap en het beeld dat zij van zichzelf heeft. Is het creëren van meer ruimte voor ons gebed, voor onze bereidheid jegens het religieuze leven en tot dialoog, niet juist een uitnodiging voor ons oudere fraters? Woor-
BULLETIN 2015 den van de Kerk zoals “mystiek en profetie” in het religieuze leven zouden niet slechts leuzen moeten blijven. Ze dagen ons uit. Gemeenschap en communiteit liggen in de aard van ons Instituut. Dat zou moeten gelden voor het geestelijke leven en het gemeenschapsleven en in het algemeen ook voor onze zending, ons apostolaat. Je kunt er vele redenen voor aanvoeren waarom ze niet meer de betekenis van vroeger hebben. Leidt dit er soms niet toe dat de persoonlijke wensen en vaardigheden van het individu zwaarder gaan wegen dan de gedeelde belangen van de gemeenschap? Het leven als lid van een religieuze orde zal altijd meer zijn dan samen wonen, eten en bidden. Een gedeeld apostolaat zal er in de toekomst ook nog wel zijn. Toch? Je hoort vandaag de dag veel positiefs over internationale communiteiten. Kan het zijn dat zulke groepen, in spiritueel opzicht en in de zoektocht naar nieuwe apostolaatsvelden en vormen van gemeenschapsleven, in onze tijd beter passen dan communiteiten
Nummer 2
die slechts uit een groep landgenoten bestaan, bijvoorbeeld alleen uit Duitse fraters? Diversiteit en verscheidenheid in een communiteit kan verrijkend zijn. De opbouw en uitbreiding van internationaal gemengde communiteiten vind ik een goede zaak voor een wereldwijd Instituut. De leeftijdsstructuur van onze communiteiten heeft gewis tot grote veranderingen in de communiteiten en in het apostolaat geleid. Het zijn pijnlijke dingen die God op ons pad heeft gebracht. Maar we hoeven niet te treuren, want intussen zijn we wel verlost van allerlei lasten in onze werken. Dat levert meer tijd en ruimte op voor ons bestaan als Frater Marist in een veranderde tijd. We kunnen ons nu meer persoonlijke tijd gunnen voor gebed en contacten met onze confraters. In die zin is Maria voor ons een voorbeeld, door de eenvoud, bescheidenheid en beschikbaarheid waarmee ze naar haar Zoon luisterde. Er zal zeker nog van alles veranderen in het religieuze leven van de toekomst. Maar dat het religieuze leven een toekomst heeft, daarvan
bladzijde 14 ben ik overtuigd. De wegen naar die toekomst zijn ons onbekend. Van doorslaggevend belang zal zijn in hoeverre wij moeite doen om, met onze blik op God gericht, de tekens der tijd te duiden en te beoordelen, en om moedige stappen te nemen. Samengevat zie ik voor de toekomst een religieus leven dat vormen van samenleven in kleinere communiteiten in stand blijft houden en uitbreidt, nieuwe vormen van begeleiding en aandacht voor de jeugd oppakt, ons Godsbeeld in het tijdperk van de kosmologie en de dialoog tussen de religies verdiept en onze persoonlijke relatie met God serieus neemt en ons gelukkige christenen laat zijn, omdat Hij ons als eerste en altijd heeft liefgehad. Deze verbondenheid met Hem is voor iedereen en voor alle tijden de kern en de graadmeter van het geestelijke leven en onze toekomst. Deze omwenteling is een levensopgave voor de individuele mens én de congregatie. Ze zal kenmerkend zijn voor het religieuze leven in de toekomst en het zo, naar ik hoop, ook verrijken. Frater Heinrich Schamberger
VRIJWILLIGERSWERK IN DE STILLE OCEAAN Een jongeman uit Mindelheim kijkt terug op zijn verblijf op Samoa ort voordat ik aan boord ging van het vliegtuig om aan mijn lange reis van Duitsland naar Samoa te beginnen, gaf mijn moeder me een brief om onderweg te lezen. Ze schreef dat ze het heel moeilijk vond om mij te laten gaan maar dat ze wist dat ik dit wilde doen. Dus: wees vriendelijk, doe mooie ervaringen op, vertrouw op God en vergeet je familie niet. Nu, drie dagen voor mijn terugreis naar Duitsland, lees ik die brief opnieuw. Heb ik alles gedaan? Om die vraag te beantwoorden ga ik eens terugkijken op mijn tijd hier op Samoa, en dan maken we aan het einde de balans op. Ik arriveerde in Apia op Samoa op 26 juli na een 30 uur durende reis. Mijn eerste indruk van de communiteit in Apia was best verrassend: Cmi-team en deelnemers het was alsof ik terechtkwam in een gewone familie, met Frater Bernard (als de opa) en Frater John (vader en communiteitsoverste) en last but not least Frater Amberoti (broer). Ze ontvingen me hartelijk en ik voelde meteen dat ik het hier goed zou hebben. Maar ik was niet naar Samoa gekomen om alleen bij de fraters te wonen: ik was er om te werken. De volgende maandag stelde Frater John mij voor aan ruim 600 leerlingen en ruim 20 medewerkers. Ik was er
K
BULLETIN 2015
Nummer 2
diep van onder de indruk om 600 leerlingen te zien die er allemaal hetzelfde uitzagen. Blauw shirt, bruine shorts, zwart haar, donkere ogen en dezelfde huidskleur. Hoe moest ik die uit elkaar houden? Maar geleidelijk aan, na talloze keren de verkeerde naam te hebben gebruikt, begon ik de jongens te leren kennen, en dat gold ook voor de medewerkers. Het is een mooie mengeling van leeftijden hier op de basisschool, de Marist Brothers Primary School Mulivai. De leraren namen me snel op in hun midden, en voordat ik als sportleraar werd aangesteld, vroegen ze me om enige tijd op de financiële administratie te werken. Dat was best moeilijk, want ik sprak de plaatselijke taal niet, maar je moet de ouders wel duidelijk maken hoeveel schoolgeld ze moeten betalen. Ook moest ik allerlei schoolbenodigdheden verkopen, zoals potloden, puntenslijpers en boeken. Het viel niet mee, maar het was ook een leuke tijd, vooral doordat ik een groot evenement in het vooruitzicht had: de SIDS Conference, die in Apia werd gehouden. Nadat ik drie weken de financiële administratie had bemand, begon een vakantie van drie weken. Ik kreeg samen met de andere jonge leraren de zorg voor de leerlingen die naar een kamp gingen dat speciaal was georganiseerd om te sporten en te oefenen voor een cultureel optreden bij de opening van de VN-conferentie voor de ontwikkeling van kleine eilandstaten (SIDS). Het was een grote eer voor de jongens en voor de school om, samen met twee andere katholieke scholen, geselecteerd te zijn om de openingsdans te doen. Daar moest intensief voor worden geoefend, en de jongens waren daar van het begin af aan goed van doordrongen. Vijf dagen lang was ik vrijwel continu bij hen, om te koken, advies te geven en tijdens de pauzes met hen te spelen. Het optreden op de dag van de opening was spectaculair, en de jongens deden het heel goed. Ik moet zeggen dat deze conferentie niet alleen een belangrijke gebeurtenis voor Samoa was, maar ook een hoogtepunt voor mijzelf, omdat ik de voorbereiding van de jongens tijdens het kamp had gezien én het optreden zelf. Het was iets om nooit meer te vergeten! Nu kreeg ik een paar nieuwe taken in het communiteitsleven. In de eerste maand was ik meer een stille toeschouwer en deelnemer aan het gebed en natuurlijk aan de maaltijden geweest. Maar nu werd me gevraagd voor te gaan in het gebed en één keer per week het avondeten klaar te maken. Ik had geen probleem met het gebed, dat wilde ik graag doen. Maar het koken was wel een punt. Thuis was het voor mij altijd “hotel mama” geweest, ik had nooit gekookt en heb daar ook niet zo veel talent voor. Maar ik heb elke keer mijn best gedaan, en er zijn geen fraters ziek geworden en er heeft niemand geklaagd over het eten dat ik had bereid. Op school mocht ik nu gaan doen wat ik het leukste vond: de jongens mijn favoriete sport leren, voetbal! Allemaal, van de jongsten tot de oudsten, probeerde ik hen wat vaardigheden en de regels van het spel bij
bladzijde 15 te brengen. Eerst viel het niet mee om te zien hoe ze mijn geliefde spel speelden, maar met stevige wekelijkse trainingen begonnen ze het snel onder de knie te krijgen. Ze trainden hard om hun spel te perfectioneren: de bal beschermen, op doel schieten, tackelen zonder je tegenstander te vloeren. En dat alles met één doel voor ogen: het grote voetbaltoernooi aan het einde van het schooljaar. Frater John gaf me de opdracht er iets groots van te maken, en het werd een geweldig zesdaags toernooi met meer dan 450 leerlingen die meededen. Ik stond ervan versteld hoe gedreven en vastberaden ze waren. En natuurlijk was het belangrijkste dat ze LOL hadden. Vooral de gezichtjes van de jongsten, met een brede grijns als ze hadden gescoord, waren een van de mooiste dingen die ik ooit heb gezien. Ik kreeg heel veel positieve reacties van leerlingen, leraren en ouders, en ook van de vele fraters die ik heb ontmoet. Op deze plaats wil ik jullie er allemaal voor bedanken dat jullie mijn verblijf uniek en fantastisch hebben gemaakt. Veel dank aan de communiteit van Alafua hier in Apia voor alle fijne avonden en gesprekken en voor jullie geduld in het beantwoorden van al mijn vragen. En een ENORM “Dankeschön” aan de communiteit hier in Mulivai voor het bieden van een onderkomen, een plek om te werken en een echte familie! Ik zal jullie nooit vergeten. Goed, terug naar de vraag die ik aan het begin stelde. Mijn moeder schreef: • Wees vriendelijk: Ik mag, denk ik, na alle feedback die ik heb gekregen, wel zeggen dat ik niet onbeleefd was. • Doe mooie ervaringen op: De voorbije vijf maanden heb ik zo veel verschillende dingen gezien, zo veel nieuwe dingen gegeten, en een geheel nieuwe cultuur mogen ervaren, dus ik denk dat ik dat inderdaad heb gedaan. • Vertrouw op God: Zonder God zou ik dit niet schrijven. Maar ik moet zeggen dat ik mijn geloof nu wel met iets andere ogen zie. Ik richt me meer op Jezus’ aanwezigheid door de dag heen, en niet alleen in de kerk of mijn gebed. • Denk aan je familie: Het is tegenwoordig niet moeilijk om contact te houden, ook als je familie aan de andere kant van de wereld is. Ik dacht altijd aan mijn familie. Ik heb geen heimwee gehad, want de fraters hier op Samoa waren mijn “nieuwe” familie. Uiteindelijk kan ik zeggen dat ik meer dan gelukkig ben dat ik deze stap heb genomen. Weg uit mijn vertrouwde omgeving, naar een verre uithoek in de Stille Oceaan, nieuwe mensen ontmoeten, een nieuwe cultuur en een nieuwe taal. Ik heb dingen gezien die veel van mijn vrienden ook wel zouden willen zien maar de kans niet hebben gehad. Hier zeg ik graag opnieuw heel hartelijk “Fa’afetai tele” aan jullie allemaal. Moge de Heer jullie altijd zegenen, waar je ook mag gaan en wat je ook mag doen. Christian Rettenmayr
BULLETIN 2015
Nummer 2
OP WEG GAAN Cursus “derde leeftijd” in Rome
“Vergeet niet dat wij pelgrims zijn!” Aldus schreef Frater Bernard Beaudin, de leider van de cursus van deze lente in Rome, in zijn brief aan ons. “Het leven is een reis, een lange pelgrimstocht!” “Weggaan is een beetje doodgaan!” We zijn op weg gegaan, we hebben onze landen achter ons gelaten – Frankrijk, Canada, België, Zwitserland en Griekenland – om ons naar Rome te begeven, de Eeuwige Stad, naar ons mooie, grote Generalaat; daar begon onze eigenlijke reis, over Gods wegen. Die eerste dagen, beginnend op zondag 15 maart, leerden we elkaar kennen en appreciëren. Er begon een gevoel van broederschap te ontstaan onder de 22 fraters die deelnamen aan de cursus en zelfs met de fraters die in het huis wonen. We zijn op weg gegaan, ieder vanuit zijn eigen hoekje, op de weg van zijn verleden, van zijn route tot nu toe, van zijn geschiedenis als Godgewijde. “Liever dan wat ik zelf heb gedaan, ga ik jullie vertellen wat de Heer in mij tot stand heeft gebracht: wonderen!” En René nam ons mee op de route van de heilige Jakobus van Compostela, die hij tweemaal heeft bewandeld, alleen, maar geleid door de Heer! We zijn allemaal pelgrims! Wat een mooi schilderij, met heel verschillende, mooie, rijk gevulde levens die nog lang niet ten einde zijn! Verscheidenheid is ook in de vorm: van het eenvoudige verhaal, een aangrijpende gebeurtenis in iemands leven, zoals het verhaal van Yvon, die bij de aardbeving in HaVti aan de dood ontsnapte, tot aan de kleur- en beeldrijke Powerpoint-presentaties waarin ouders en familieleden “uit de dood opstaan”, fraters die we hebben ontmoet en zo vele boodschappers van God, die “recht schrijft langs kromme lijnen”. Zo zegt ook Maurice dat God je leidt waar Hij je wil hebben, langs een omweg: “Ik ben naar Arlon gegaan om te studeren in plaats van naar Carlsbourg, om mijn oom te ontlopen die daar pastoor was.” En zo werd Maurice Kleine Broeder van Maria en niet Broeder van de Christelijke Scholen. “Ik ben een emigrant!” is de rode draad van het traject dat Roberto, zoon van een Italiaanse mijnwerker, heeft afgelegd. Heel zijn leven is hij op weg gegaan:
bladzijde 16 naar Noord-Italië, Charleroi, Zuid-Italië, Charleroi, Arlon, Malmedy, Couvin, Arlon… en misschien komt hij ooit nog eens naar Habay-la-Vieille! Een gemeenschappelijk punt bij veel fraters is een grote familie, zeer christelijk en vaak in een agrarisch milieu. Een kweekplaats voor roepingen! Réal, uit een gezin met twaalf kinderen: “Toen ik tien jaar was, had ik al plannen, maar niet om de boerderij over te nemen…” En emotioneel voegt hij daaraan toe: “Mijn broer Fernand, die omkwam door een auto-ongeluk toen hij 16 was, zal mijn vader ook nooit opvolgen.” Meerdere fraters zijn de zending ingegaan; ze zijn op weg gegaan, pelgrims van het Goede Nieuws: HaVti, Kameroen, Cambodja, Mexico… Theo is in België gebleven, maar 36 jaar lesgeven in Wervik, aan de allerkleinsten, en het bezoeken van arme mensen in Brussel is ook zendingswerk! “De armen evangeliseren de wereld.” …We zijn pelgrims en we gaan binnenkort echt op weg: naar L’Hermitage, de bakermat van onze religieuze familie, waar je Champagnats aanwezigheid voelt; naar Lourdes, een stukje hemel dat op aarde is gevallen; en naar Assisi, in het mooie Umbrië van de heilige Franciscus: “Wees geprezen, mijn Heer, door onze moeder aarde…” (uit “Laudes creaturarum” of “Zonnelied”) “Het leven is een reis, een lange pelgrimstocht!” …We gaan op weg naar Pasen! We verrijzen nu al, dag na dag, met Christus, en komen zo tot een geheel nieuw leven! Pasen, Pessah, laten we door- gaan naar de lente die van God is! “Weggaan is een beetje doodgaan. Doodgaan om te worden herboren in God.” Frater Robert Lemaire
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 17
IN MEMORIAM
Frater Franz Eberle 22 augustus 1939 20 april 2015
F
ranz Eberle werd op 22 augustus 1939 geboren in Walenstadt in Zwitserland. Zijn ouders, Franz en Emma Eberle, meisjesnaam Lendi, hadden een aanzienlijke boerderij in Riet, een deelgemeente van Walenstadt. Franz heeft nog drie broers en zussen: Marianne, Martha en Albert.
Na de basisschool ging Franz naar de talenschool in St. Gingolph aan het Meer van Genève, die werd geleid door de Fraters Maristen, en zo leerde hij perfect Frans. De goede sfeer in het internaat deed hem besluiten Marist te worden. Franz ging naar Furth en begon in augustus 1957 aan het noviciaat; hij kreeg daarbij de naam Frater Urban. Een jaar later legde hij zijn eerste geloften af en ging naar het scholasticaat in Mindelheim, waar hij in 1961 slaagde voor zijn eindexamen. In de volgende jaren werkte Frater Franz als opvoeder in St. Gingolph en Fribourg, waar hij een opleiding tot sportleraar volgde. Vele jaren lang organiseerde hij voor zijn leerlingen skicursussen en vakantiekampen in de Zwitserse bergen. Het berggebied betekende thuis voor hem, en vaak maakte hij met vrienden ski- en wandeltochten in de Alpen. In 1968 kreeg Franz de leiding over het internaat in Walterswil, centraal gelegen in Zwitserland. Hier werkte hij 29 jaar met veel geduld en volharding. In 1997 werd de school gesloten. Wat nu? Tijdens een sabbatsperiode kwam Franz in contact met de Kartuizers van La Valsainte, en hij woonde van 1997 tot 2002 als aspirant bij deze monniken. Alvorens er definitief in te treden, onderging Franz een uitgebreid medisch onderzoek. Daaruit bleek dat hij Parkinson in een vroeg stadium had, waardoor het niet mogelijk was bij de Kartuizers in te treden. Daarop ging hij voor enkele weken naar Frater Aloys Kessler in het pelgrimsoord Maria Bildstein. Franz nam deze “achtbaan van emoties” met grote gelatenheid op zich. Hij was een diepgelovig mens voor wie het gebed zeer veel betekende. Op een door hemzelf geschreven papier lezen we: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook als hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal voor eeuwig niet sterven.” In 2002 kwam Franz naar Furth, in Duitsland. Zijn ziekte werd geleidelijk aan erger. Klagen hoorde je hem nooit; hij was een geduldige, fijnzinnige en introverte confrater, dankbaar voor elk gebaar jegens hem. De laatste jaren was hij aan zijn bed en rolstoel gekluisterd. Uiteindelijk moest Franz de laatste twee jaar van zijn leven doorbrengen in een verzorgingstehuis in Pattendorf en daarna Pfeffenhausen, dicht bij Furth. Op maandag 20 april 2015 stierf Frater Franz. De dood was voor hem een verlossing, een thuiskomen bij zijn God en Heer. Frater Winfried Schreieck
BULLETIN 2015
Nummer 2
bladzijde 18
IN MEMORIAM
Frater Gérald Dumont 3 april 1921 28 mei 2015
éandre Dumont wordt op 3 april 1921 geboren in Witry, nabij Fauvillers in de Waalse provincie Luxemburg, en op 5 april gedoopt. Frater Gérald wilde dat de datum van zijn doopsel zou worden genoemd bij zijn sterven; het geeft aan hoeveel belang hij daaraan hechtte.
L
Frater Gérald begint in 1935 aan het noviciaat van Mont-Saint-Guibert en legt op 2 augustus 1937 zijn eerste geloften af. De eerste communiteit van zijn actieve leven is Herseaux Ballon, waar hij kok is. Hij spreekt zijn eeuwige geloften uit in Pittem op 23 augustus 1942. In 1942 behaalt Frater Gérald het diploma van de normaalschool in Arlon. Hij werkt vervolgens tot aan het einde van de jaren 60 op basisscholen in dichtbevolkte gebieden. Later wijdt hij zich aan meer administratieve taken op verschillende scholen en in communiteiten. In 2003 voegt hij zich bij de communiteit van Genval om tot rust te kunnen komen. Frater Gérald was een ontwikkelde man die zich interesseerde voor allerlei aspecten van het sociale leven. Zo wilde hij dat er een abonnement werd genomen op een krant uit het zuiden van het land, zodat hij de gebeurtenissen in zijn geboortestreek kon volgen. Behalve die binding met zijn regio en familie, liet Frater Gérald zich kennen als iemand die trouw was aan zijn roeping als Frater Marist. Hij was een voorbeeld van een religieus die aanwezig was bij het gemeenschappelijke gebed en vanuit zijn persoonlijke gebed leefde. Hij had een bijzondere voorliefde voor Onze Lieve Vrouw van Lourdes, en hij wilde graag dat een beeldje van haar met hem mee zou gaan op zijn laatste reis op aarde. Die devotie kwam duidelijk naar voren in een hoekje van zijn kamer, waar altijd enkele lampjes brandden die rondom datzelfde beeldje stonden. Het einde van een lang leven is soms zwaar en moeizaam. Frater Gérald heeft die laatste etappe moeten aanvaarden door los te laten. Frater Gérald is in alle discretie overleden in Genval, op 28 mei 2015, kort na Pinksteren. De Geest heeft de verbintenis van Frater Gérald tot het einde geleid, tot haar voltooiing.
Frater Maurice Taildeman