met dank aan de HCC
versie feb 2008
Deel 1 blad 1 Inleiding Iedereen schiet weleens een plaatje, maar het resultaat is niet altijd zoals verwacht. De foto is onscherp, te donker of juist te licht, of het onderwerp waar het om gaat staat veel te klein op de foto. Kortom, het aantal redenen waarom een foto kan 'mislukken' is legio. Toch kun je veel mislukte foto's voorkomen door beheersing van de basistechnieken, door te weten wat je doet. In dit deel van de cursus fotografie wordt aandacht besteed aan deze basistechnieken. Maar eerst wordt de werking en een aantal veelgebruikte termen uitgelegd. Deel 1 van de cursus Fotografie is bedoeld voor de beginnende fotograaf, ongeacht of nu gefotografeerd wordt met een dure spiegelreflexcamera, een digitale camera of een pocketcameraatje. Wanneer je de basistechnieken onder de knie hebt, zal de cursus zich meer en meer toespitsten op de digitale fotografie. De ontwikkeling in vogelvlucht Fotograferen betekent letterlijk 'schrijven met licht'. De ontwikkeling van de fotocamera komt voort uit de ontwikkeling van de ,camera obscura, een uitvinding uit de Middeleeuwen. De camera obscura is een optisch instrument dat bestaat uit een donkere ruimte met een miniscuul klein gaatje in een van de wanden. Afb 1. De oudst bewaarde foto Door dat gaatje werd een omgekeerd beeld van de buitenomgeving op de tegenoverliggende wand geprojecteerd. Later werd de camera ludica uitgevonden, een simpel optisch instrument dat beelden op papier projecteert door middel van een prisma en twee lenzen. Naast deze twee apparaten was de ontdekking van lichtgevoelige zilverzouten van belang voor de ontwikkeling van de fotografie. In de achtiende eeuw experimenteerde men al met deze verbindingen, maar pas na 1800 kwam de chemische techniek beschikbaar om geprojecteerde beelden vast te leggen op een gevoelige plaat. Uiteindelijk duurde het nog tot 1825 dat de eerste succesvolle foto werd genomen door de Fransman Joséph Nicéphore Niepce.
Soorten camera's De werking van een moderne fotocamera is in principe dezelfde als de werking van de eerste camera obscura. De donkere ruimte is vervangen door een camerahuis (de body) waar licht binnenvalt door een samenstel van lenzen (het objectief) op de beelddrager (de film). Het objectief is nodig om een scherper beeld te krijgen, dat ontstaat doordat het alle lichtstralen ombuigt naar hetzelfde brandpunt. Dit brandpunt bevindt zich op de (lichtgevoelige) film; bij digitale camera's op de beelddrager. In de natuurkunde is de afstand van de lens tot het brandpunt de brandpuntsafstand. Omdat in de fotografie het brandpunt valt op de film is de brandpuntsafstand gelijk aan de afstand van de lens tot de film. Grofweg kun je twee soorten camera's onderscheiden: spiegelreflexcamera's en compactcamera's.
Fotograferen in de Berry
Fotocursus op camping “le Bonhomme”
Deel 1 blad 1
Bij de spiegelreflexcamera kaatst het licht via een spiegel naar boven en gaat door het pentaprisma, dat ervoor zorgt dat je door de zoeker een rechtopstaand beeld ziet. Op het moment dat je op de ontspanner drukt, klapt de spiegel naar boven en opent de sluiter, waardoor het beeld gedurende de vastgestelde belichtingstijd op de film komt. Door de zoeker zie je exact het beeld dat op de film geprojecteerd wordt. Dit in tegenstelling tot wat er bij de compactcamera gebeurt.
Afb 2. Spiegelreflexcamera
Compactcamera
Afb 3. Zoeker- of
Bij de compactcamera zit de zoeker schuin boven de lens. Het beeld dat je door de zoeker ziet, wijkt iets af van dat op de foto (parallax). Bij een grote afstand is dat te verwaarlozen, maar bij close-up opnamen moet hier rekening mee worden gehouden, bijvoorbeeld door het onderwerp bijna centraal in het zoekerbeeld te plaatsen.
compactcamera
Belichting/Lichthoeveelheid
Fotograferen in de Berry
Spiegelreflexcamera's
De kwaliteit van een foto is mede afhankelijk van de hoeveelheid licht die op de film valt. Dit wordt in de fotografie aangeduid als 'belichting' (uitgedrukt in een lichtwaarde). Dit kan met behulp van een aparte belichtingsmeter gemeten worden, maar meestal zit de lichtmeter in de camera ingebouwd. De lichthoeveelheid in de camera is een samenspel van het diafragma dat zich in het objectief bevindt, en de sluiter die zich vlak voor de film bevindt. Bij veel compactcamera's worden het diafragma en de sluitertijd automatisch ingesteld. Bij de meeste spiegelreflexcamera's en sommige compactcamera's kun je echter kiezen of je de instellingen met de hand wilt bepalen, of dat je alles automatisch laat doen. Diafragma
Afb 4. Irisdiafragma
Het diafragma is uitgevonden door de eerdergenoemde Niepce die ook de eerste foto maakte. De werking is gebaseerd op de werking van de iris van het menselijk oog. Daarom spreek je ook van een irisdiafragma. Het irisdiafragma is opgebouwd uit een groot aantal gebogen en overlappende lamellen (zie afbeelding 4). Afhankelijk van de gewenste hoeveelheid licht op de film wordt de grootte van de diafragmaopening ingesteld. Deze ontstaat doordat de lamellen over elkaar schuiven waardoor een cirkelvormige opening ontstaat. Hoe kleiner de opening, hoe minder licht op de film.
met dank aan de HCC
versie feb 2008
Deel 1 blad 2 Afb 5. De lens
het diafragma Om het diafragma volledig te begrijpen zijn drie begrippen van belang: de diafragmaopening (dip), de brandpuntsafstand en de F-stop (diafragmagetal). De diafragmaopening is hierboven besproken. De brandpuntsafstand is de afstand die nodig is om met een lens een scherp beeld op een vlak te projecteren. De brandpuntsafstand wordt niet bepaald door slechts één lens, maar door een samenstel van lenzen: het objectief. De brandpuntsafstand is af te lezen van de ring op de lens. In afbeelding 5 is bijvoorbeeld te zien dat je dit objectief kunt instellen op een brandpuntsafstand van 70 mm tot 21mm. Het onderlinge verband tussen de diafragmaopening, de brandpuntsafstand en de F- stop, is te vangen in de formule diafragmaopening = brandpuntsafstand / diafragmagetal.
Net als de brandpuntsafstand van de lens wordt de grootte van de diafragmaopening in mm gegeven. Hieruit kun je afleiden dat het diafragmagetal gelijk is aan de brandpuntsafstand gedeeld door de diafragmaopening. Diafragmagetal (F-stop) = brandpuntsafstand / diafragmaopening Hoe kleiner dus het diafragmagetal, hoe groter de diafragmaopening. De kleinste diafragmaopening wordt aangegeven met de hoogste waarde. Op een objectief worden de F-stops met getallen aangegeven: volgens bijvoorbeeld de getallenreeks 4, 5.6, 8, 11, 16, 22. Dus nogmaals, hoe groter het getal, hoe kleiner het diafragma. Elke opeenvolgende f-stop op een camera laat precies half zoveel licht door. Zo laat F4 tweemaal zoveel licht door als diafragma 5.6. De F-stops zijn in te stellen via een verstelbare ring onderaan het objectief (zie afbeelding 6). Het diafragma bepaalt hoeveel licht op de film valt. De maximale opening van het diafragma is bepalend voor de lichtsterkte van het objectief. Maar niet alleen het diafragma is bepalend voor de lichthoeveelheid, ook de scherptediepte is afhankelijk van de diafragmainstelling. Scherptediepte
Afb 6. De F-stops
De scherptediepte is dat deel of gebied van de foto dat scherp wordt afgebeeld. Het gaat hier om de afstand dichtbij tot de afstand veraf. Landschapsfoto's zijn meestal van voor tot achter zeer scherp afgebeeld, maar zodra je op een voorwerp scherpstelt zul je merken dat de achtergrond wazig wordt. De scherptediepte in dit geval wordt kleiner, dat wil zeggen een kleiner deel voor en achter je onderwerp is nog maar scherp op de foto. De scherptediepte kun je manipuleren door de lensinstelling (het scherpstellen/ brandpuntafstand) en het diafragma. Bij landschapsfotografie staat de lensinstelling meestal op oneindig, gesymboliseerd door de acht op z'n kant (zie Afb 7. Lensinstellingen afbeelding 7 boven de duim). Tegelijkertijd moet de diafragmaopening zo klein mogelijk zijn (F- stop 22, ofwel F22). Door deze combinatie krijg je een zo groot mogelijke scherptediepte. De scherptediepte wordt kleiner als je de instellingen van lens en diafragma verandert.
Gouden regel: Hoe hoger het diafragmagetal, des te meer scherptediepte op de foto.
Fotograferen in de Berry
Fotocursus op camping “le Bonhomme”
Afb 8. Scherptedieptefoto's Corrie
Scherptediepte In afbeelding 8 staan drie foto's met dezelfde compositie. In alledrie de foto's is scherpgesteld op Corrie, alleen is er gekozen voor een variërende diafragmaopening. In afb 8a met F22 is alles scherp. In afb 8b, met F11, zie je dat de achtergrond wat vervaagt. In afb 8c, met F4, is de achtergrond helemaal vaag. Tegelijkertijd zie je dat door de grotere diafragma-opening de derde foto overbelicht is. Dit had gecompenseerd kunnen worden door een kleinere sluitertijd. In de natuurfotografie waarbij detailopnames van bloemen en insecten worden gemaakt, wordt gebruik gemaakt van macroringen en voorzetlenzen, waardoor je op slechts enkele centimeters van het onderwerp kunt fotograferen. De scherptediepte is in dat geval dan ook slechts enkele centimeters. Een bijkomstigheid is dat de hoeveelheid licht ook erg beperkt is. Daarom wordt er bij dit soort opnames vaak gebruik gemaakt van flitslicht. Het effect hiervan is dat je de achtergrond in het zwart kunt laten verdwijnen.
Afb 8a
Afb 8b
Afb 8c
Macro In afbeelding 9 is de linkerfoto met een gewone 35 mm lens genomen, de rechterfoto is met een macrolens genomen. Afb 9. Macrofoto's
Fotograferen in de Berry
Deel 1 blad 2
met dank aan de HCC
versie feb 2008
Deel 1 blad 3 Sluiter- of belichtingstijd Zoals het diafragma bepaalt hoeveel licht op de film valt, bepaalt de sluitertijd hoe lang het licht op de film valt. Zoals gezegd bevindt de sluiter zich vlak voor de film. Op het moment dat je een foto maakt opent de sluiter gedurende een bepaalde tijd: de sluitertijd. De sluitertijd bepaalt mede of een bewegend onderwerp scherp of 'in beweging' wordt vastgelegd.
Voorbeelden van typische sluitertijden zijn 1/1000, 1/500, 1/250, 1/125, 1/60, 1/30, 1/15, 1/8, 1/2 en 1 seconde. In het algemeen geldt dat een kortere sluitertijd een scherpere foto geeft. Tot aan 1/125 kun je uit de hand fotograferen. Vanaf 1/60 kun je beter een statief gebruiken. Dit hangt ook af van het soort film dat je gebruikt. Hier wordt in deel 2 van de cursus verder op ingegaan. Op de meer eenvoudige, automatische camera's ontbreekt de mogelijkheid de sluitertijd in te stellen. Dit wordt automatisch door de camera bepaald. Met de sluitertijd krijg je met een nieuw verschijnsel te maken, de bewegingsonscherpte. Deze treedt op als je de camera beweegt tijdens de opname, of als het onderwerp (zoals een auto) zich door het beeld beweegt, met als gevolg een onscherp beeld. Bij een lange sluitertijd zal een bewegend voorwerp een vage begrenzing krijgen of zelfs als een streep op de foto verschijnen. Om snel bewegende beelden toch scherp, of zo scherp mogelijk op de foto te krijgen moet je met een korte sluitertijd fotograferen om de beweging als het ware te bevriezen'.
Hoe langer de sluitertijd, hoe groter de bewegingsonscherpte. In afbeelding 11 is pas te zien hoe Bas met zijn armen zwaait als de sluitertijd toeneemt. In de laatste foto is de beweging duidelijk te zien. Afb 11.
Fotograferen in de Berry
Fotocursus op camping “le Bonhomme”
Vasthouden camera Alhoewel je met bewegingsonscherpte mooie effecten kunt bereiken, is dit effect niet altijd gewenst. Als je met langere sluitertijden werkt, en je wilt toch scherpe foto's hebben is het van belang dat je je camera goed vasthoudt. Dat wil zeggen dat deze niet beweegt bij het afdrukken. Als je een statief bij de hand hebt kun je deze natuurlijk gebruiken, maar als je een foto 'uit de losse hand' wilt schieten moet je de camera in je rechterhand houden. De wijsvinger van de rechterhand moet op de ontspanner rusten. Met de linkerhand ondersteun je de camera en zorg je ervoor dat je de duim en wijsvinger van die hand op de verstelring van de lens hebt rusten. Zorg ervoor dat je ellebogen zo dicht mogelijk tegen je lichaam drukken en ga wijdbeens staan (zie afbeelding 12).
Afb 12 Vasthouden camera
In het volgende deel van de cursus staan de soorten films, lenzen en compositie centraal. Verder vindt een uitgebreide vergelijking van 'normale' en digitale camera's plaats.
Fotograferen in de Berry
Deel 1 blad 3