Fort Honswijk en Lunet aan de Snel Inventarisatie beschermde flora en fauna 2009 Concept
F.M. van Groen D. Sluis
2009
Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied
Van der Goes en Groot Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau G&G-rapport 2009-18
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
Hazenkoog 35A 1822 BS Alkmaar
Bovendijk 35-G 2295 RV Kwintsheul
www.vandergoesengroot.nl
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Inhoudsopgave 1 Inleiding ...................................................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3
Aanleiding tot het onderzoek.....................................................................................................................5 Doel van het onderzoek ..............................................................................................................................5 Ligging van het onderzoeksgebied ............................................................................................................5
2 Flora- en faunawet..................................................................................................... 6
2.2
2.1.1 Zorgplicht............................................................................................................................................6 2.1.2 Verbodsbepalingen .............................................................................................................................6 2.1.3 Vrijstellingen.......................................................................................................................................6 2.1.4 Ontheffingsmogelijkheid....................................................................................................................6 Rode lijsten..................................................................................................................................................7
3 Methode ...................................................................................................................... 8 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4 5 6 7 8
Flora.............................................................................................................................................................8 Platte schijfhoren........................................................................................................................................8 Vissen...........................................................................................................................................................8 Rugstreeppad ..............................................................................................................................................8 Broedvogels .................................................................................................................................................9 Zoogdieren ..................................................................................................................................................9 3.6.1 Kleine zoogdieren ...............................................................................................................................9
Flora en vegetatie..................................................................................................... 10 Vissen ........................................................................................................................ 11 Rugstreeppad ........................................................................................................... 12 Platte schijfhoren ..................................................................................................... 13 Broedvogels............................................................................................................... 14 8.1 8.2
Lunet aan de Snel .....................................................................................................................................14 Fort Honswijk ...........................................................................................................................................14 8.2.1 Uilen ...................................................................................................................................................14 8.2.2 Spechten.............................................................................................................................................14 8.2.3 Roofvogels .........................................................................................................................................14
9 Zoogdieren................................................................................................................ 15 9.1
Kleine zoogdieren .....................................................................................................................................15
10 Conclusie en aanbevelingen .................................................................................... 16 11 Literatuur ................................................................................................................. 18 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Vallocaties..............................................................................................................................................20 Verspreidingskaarten beschermde en bedreigde flora......................................................................21 Ligging nest Buizerd en spechtengaten...............................................................................................25
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
3
Fort Honswijk en Lunet a/d Snel
4
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
1
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
De forten Honswijk en Lunet aan de Snel zullen een nieuwe bestemming krijgen. DLG heeft aan Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot opdracht verleend tot een flora- en faunaonderzoek in beide forten.
1.2
Doel van het onderzoek
Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het voorkomen en de verspreiding van beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied.
1.3
Ligging van het onderzoeksgebied
In Figuur 1 is de ligging van het Fort Honswijk en Lunet aan de Snel aangegeven.
N Lunet aan de Snel
Fort Honswijk
Slotgracht
Lek
Figuur 1. Ligging van het Fort Honswijk en Lunet aan de Snel.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
5
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
6
2
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet wordt gezien als het nationale wettelijke kader dat de bepalingen van de Habitatrichtlijn en de Conventie van Bern in nationaal recht heeft omgezet. De Flora- en faunawet bepaalt dat de Minister van LNV een in Nederland in het wild vóórkomende planten- of diersoort bij algemene maatregelen van bestuur kan aanwijzen als beschermde soort. Hier is met drie publicaties invulling aan gegeven1.
2.1.1
Zorgplicht
Een belangrijke bepaling is de zorgplicht in artikel 2, dat stelt “dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.”
2.1.2
Verbodsbepalingen
De Flora- en faunawet bepaalt dat het verboden is planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (art. 8). Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen, dan wel opzettelijk te verontrusten (artt. 9 en 10). Verder is het verboden van beschermde diersoorten nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren (art. 11) en dit geldt ook voor eieren (art. 12). Vogelnesten die buiten het broedseizoen in gebruik zijn vallen onder de definitie van vaste rust- of verblijfplaatsen en zijn daarom jaarrond beschermd. Eind augustus 2009 heeft Dienst Regelingen van het ministerie van LNV een ‘uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en fauna1
Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, Staatsblad 2000, nr. 523; Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten, Staatscourant 13 november 2001, nr. 220; Regeling aanwijzing beschermde dier- en plantensoorten Floraen faunawet, Staatscourant 13 maart 2002, nr. 51
Van der Goes en Groot
wet’ op de website gepubliceerd (www.hetlnvloket.nl) Hierin komt uitgebreid de status van jaarrond beschermde vogels aan de orde: ♣ Verschillende soorten vogels die jaarrond van hun nest gebruik maken of zeer honkvaste vogels die voor hun broedplaats afhankelijk zijn van bebouwing of bepaald biotoop of die niet of nauwelijks in staat zijn zelf een nieuw nest te maken worden onderverdeeld in categorie 1 t/m 4, jaarrond beschermd. ♣ Vogels die weliswaar honkvast zijn en vaak terugkeren naar de plaats waar zij eerder ook broedden of de directe omgeving daarvan, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om als een broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen, zijn niet jaarrond beschermd. Deze vogels worden genoemd in categorie 5.
2.1.3
Vrijstellingen
Bij Algemene Maatregel van Bestuur is de Mol vrijgesteld van de verboden van de artikelen 9 t/m 11 en daarnaast zijn Bosmuis, Veldmuis en Huisspitsmuis vrijgesteld in of op gebouwen of daarbij behorende erven2. In een ministeriële regeling zijn vervolgens nog andere algemene soorten aangewezen die alleen vrijgesteld zijn van de verboden van de artikelen 8 t/m 12, indien het gaat om werkzaamheden in het kader van natuurbeheer, van bestendig beheer of onderhoud, van bestendig gebruik of van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting3. Voor deze soorten hoeft dan geen ontheffing te worden aangevraagd, maar de zorgplicht blijft onverminderd gelden. Dit wordt het “lichtste beschermingsregime” genoemd, geldend voor de z.g. “tabel 1”-soorten (zo genoemd naar de toelichting bij de bovengenoemde Regeling en ook gehanteerd in de LNV-brochure “Buiten aan het werk?”). Broedvogels vallen hier niet onder.
2.1.4
Ontheffingsmogelijkheid
De realisatie van activiteiten, zoals het aanleggen van woningbouw- of bedrijventerreinen, heeft veelal beschadiging of de vernieling tot gevolg van de voortplanting- en rustplaatsen van de in het gebied voorkomende beschermde soorten. In bepaalde gevallen moet dan ontheffing volgens artikel 75 van de Floraen faunawet4 aangevraagd worden. 2
Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, Staatsblad 2000, 525, art. 16e 3 Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, Staatscourant 2 februari 2005, nr. 23 4 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, Staatsblad 2000, 525
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Als er andere beschermde soorten voorkomen dan de soorten die zijn vrijgesteld van de verboden, kan de voorgenomen (bouw)activiteit alleen worden gerealiseerd als een ontheffing is verleend. De vraag of de ontheffing kan worden verleend zal worden beoordeeld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op basis van de twee andere beschermingsregimes5: ♣ Zwaar beschermingsregime, geldend voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor apart aangewezen soorten in een vernieuwde “bijlage 1” van het Besluit vrijstellingen beschermde dier- en plantensoorten. Zij vormen samen de “tabel 3”soorten. Ook vogels vallen hieronder. ♣ Minder zwaar beschermingsregime, geldend voor de overige beschermde soorten (“tabel 2”), maar niet de eerdergenoemde algemene soorten (“tabel 1”).
2.2
Rode lijsten
De Conventie van Bern, de Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet zijn juridische teksten met verbindende kracht. Dit geldt niet voor de Rode lijsten. De Rode lijsten hebben vooral een signaalfunctie en zijn op de eerste plaats bedoeld als een instrument om de aandacht in beleid en beheer te richten op bedreigde en kwetsbare soorten binnen een bepaalde plant- of diergroep. Een soort kan aan het feit dat hij op de Rode lijst voorkomt geen rechten ontlenen want de Rode lijst heeft uitsluitend een beleidsmatig karakter. De betekenis van de Rode lijsten ligt in het feit dat van provinciale overheden en gemeenten mag worden verwacht dat zij bij hun beleid rekening houden met de soorten die op een Rode lijst staan. In die zin zijn de Rode lijsten voor de lagere overheden en terreinbeherende instanties een indicator voor de betekenis van deze terreinen. Daarnaast zijn ze een richtsnoer voor inrichting en beheer. In 2004 zijn de Rode lijsten in gewijzigde vorm opnieuw vastgesteld6.
5
wijziging in Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten in Staatsblad 2004, 501, vnl. artt. 16b en 16c 6 Staatscourant 11 november 2004, nr. 218: 21
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
7
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
8
3
op veldkaarten ingetekend. Daarbij is de classificatie uit Tabel 2 aangehouden.
Methode
3.1
Tabel 2. Abundantieklassen voor faunakartering.
Flora
Het doel van de inventarisatie was inzicht te krijgen in de aanwezigheid van beschermde soorten (namen volgens VAN DER MEIJDEN, 2005). De inventarisatie heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009. Voor de abundantie is de classificatie uit Tabel 1 aangehouden. Tabel 1. Abundantieklassen voor florakartering. Abundantieklasse
Aantal exemplaren
1 2 3 4 5
1-5 6-25 26-50 51-500 501-5000
Omvang groeiplaats (m2) ≤5 6-25 26-50 51-500 501-5000
Behalve beschermde plantensoorten zijn ook planten met een indicatieve waarde, Rode Lijst-soorten en soorten van de Oranje Lijst van de Provincie Utrecht geïnventariseerd.
3.2
Platte schijfhoren
Het doel van deze inventarisatie was om inzicht te verkrijgen in de aanwezigheid en de verspreiding van de Platte schijfhoren. Gelijktijd met het vissenonderzoek zijn m.b.v. het schepnet monsters genomen. De eventueel aanwezige molluskenfauna is met de loep bekeken. Hierbij is gebruik gemaakt van een determinatietabel. Alle waarnemingen zijn op veldkaarten ingetekend. Daarbij is de classificatie uit Tabel 2 aangehouden.
3.3
Vissen
Het doel van de visseninventarisatie was inzicht te krijgen in de aanwezigheid van beschermde soorten. Daarom kon het onderzoek minder uitgebreid zijn dan de landelijk gebruikelijke methodiek zoals samengevat in CUR (1999). Hierbij wordt uitgegaan van een veel ruimere onderzoeksdoelstelling, waarbij zowel de soortensamenstelling als de leeftijdscategorieën, inclusief de ontwikkeling gedurende het jaar worden bepaald. De visseninventarisatie met een schepnet is gelijktijdig met die voor amfibieën uitgevoerd. Daarna is op 10 augustus en 11 september een steekproefsgewijze steeknetinventarisatie uitgevoerd. Er zijn steekproeven uitgevoerd op locaties en in biotopen waar zich de hoogste trefkans voor de meeste soorten voordoet. Een gevolg hiervan kan zijn dat bepaalde soorten onderbelicht worden. Alle waarnemingen zijn
Van der Goes en Groot
Abundantieklasse 1 2 3 4 5
Aantal exemplaren 1 2-5 6-10 11-20 >20
Met een schepnet kunnen vooral de kleinere en bodembewonende soorten goed worden bemonsterd. Het steeknet is groter van afmeting en wordt op een andere manier gebruikt. Al staande in het water kan men plaatsen onder de oevervegetatie en holle oevers bereiken. Veel vissoorten houden zich op dergelijke plaatsen op. Doordat deze inventarisatie in de nazomer wordt uitgevoerd worden er veel eenzomerige exemplaren van de wat grotere en vrijzwemmende soorten gevangen. Naast het steeknet is de methode ‘elektrisch vissen’ gebruikt. Hierbij wordt al staande in het water een elektrisch spanningsveld gecreëerd met behulp van een installatie die op het lichaam gedragen wordt. Door het spanningsveld worden vissen verdoofd en onbewust gestimuleerd om naar het speciaal hiervoor ingerichte vangnet te zwemmen. Met deze methode laten juist de snellere, grotere en vrij zwemmende exemplaren zich makkelijker vangen. Omdat de kleinere en vooral de bodembewonende vissen beter met een steeknet te inventariseren zijn, vullen deze twee methoden elkaar erg goed aan. Naast deze methode werden eventuele zichtwaarnemingen uiteraard meegenomen. Hierbij kan men denken aan soorten als Karper, Brasem, Snoek en Ruisvoorn. De determinatie vond plaats in het veld.
3.4
Rugstreeppad
Het doel van dit onderzoek was inzicht te krijgen in de aanwezigheid van de Rugstreeppad en hun voortplantingslocaties. Het onderzoek is uitgevoerd conform de landelijk gebruikelijke methodiek zoals uitgebreid beschreven in RAVON WERKGROEP MONITORING (1997) en samengevat in CUR (1999). Er zijn 2 avond-/nachtbezoeken uitgevoerd op 19 mei en 28 mei en 1 dagbezoek 23 juni. De bezoeken zijn zoveel mogelijk tijdens vochtig en rustig weer uitgevoerd. Alle waarnemingen zijn op veldkaarten ingetekend. Tijdens een nachtelijk bezoek worden de potentiële voortplantingsplaatsen opgezocht en worden de roepende mannetjes geteld. Ook op paden kunnen ’s nachts adulte dieren worden waargenomen (vooral kikkers en padden).
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Tijdens een dagbezoek wordt met een schepnet gemonsterd. Aan de hand van de waargenomen larven kan afgeleid worden van welke soorten op welke plaatsen daadwerkelijk voortplanting heeft plaatsgevonden. Daarnaast kunnen ook adulte watersalamanders worden gevangen. Voor de kaarten is de classificatie uit Tabel 2 aangehouden.
3.5
Broedvogels
Het plangebied is onderzocht op aanwezigheid van jaarrond beschermde nest- en/of verblijfplaatsen van vogels. Aan de hand van drie veldbezoeken bij daglicht zijn de objecten nauwkeurig geïnventariseerd. Er is hierbij zowel gelet op eventuele aanwezige verblijven in bebouwing, als in de aanwezige beplanting. De weersomstandigheden waren ten tijde van de bezoeken gunstig. Het terrein van Fort Honswijk is drie keer bezocht. Het terrein van Lunet a/d Snel kon door omstandigheden slechts twee keer worden betreden De bezoekdatums staan in Tabel 3. Tabel 3. Bezoekdatums broedvogelinventarisatie in Fort Honswijk en Lunet aan de Snel in 2009. Bezoek 1 2 3
3.6
Datum 29 mei 24 juni 1 juli
Zoogdieren
Het doel van het zoogdieronderzoek was in het algemeen inzicht te krijgen in de aanwezige soorten. Daartoe zijn op verschillende tijdstippen in het jaar inventarisaties uitgevoerd. De aanwezigheid van bepaalde soorten zoogdieren en de populatiegrootte, kunnen nogal verschillen in plaats en tijd. Hierdoor is elke uitgevoerde inventarisatie een momentopname.
3.6.1
Kleine zoogdieren
Dit onderdeel is van 15 tot en met 30 uitgevoerd volgens de standaardmethode opgesteld door de Provincie Noord-Holland (KAPTEIJN, 1999), vergelijkbaar met de landelijk gebruikelijke methodiek zoals samengevat in CUR (1999). Lifetraps Op 3 locaties is een raai met 20 vallen uitgezet, met om de vijf meter een val. Het betreft hier Longworth live traps, een type inloopval dat het meest geschikt is voor dit soort onderzoek.
Van der Goes en Groot
Het ‘leefgedeelte’ van de val wordt voorzien van droog hooi en een kleine hoeveelheid voer zodat gevangen dieren kunnen overleven. Om bij het voer te komen passeren de dieren een inloopgedeelte waarin zich een mechanisme bevindt dat de val afsluit met een klepje. Hooi in inloopvallen is belangrijk voor warmte-isolatie en moet dan ook goed droog zijn. Verlies van lichaamswarmte is namelijk een zeer kritische factor in de overleving van kleine zoogdieren. Het voedsel bestaat uit appel, wortel, havermout en droge kattenbrokken. Dit laatste, dierlijke voedsel is bedoeld om gevangen spitsmuizen (insecteneters) in leven te houden. Locaties De vallen worden meestal uitgezet op locaties waar veel dekking aanwezig is in de vorm van hoge vegetatie van kruiden en grassen. Oevers komen hierdoor vaak in aanmerking vanwege de aanwezigheid van rietkragen en variatie in begroeiing. Ook rietlanden, bossen en struwelen vormen geschikte leefgebieden voor muizen in verband met beschutting (schuilplaatsen) en voedsel. Daarnaast is het van belang te bemonsteren in overgangssituaties tussen biotopen, waar de diversiteit in soorten doorgaans groter is dan in homogene biotopen. Ook langs lijnvormige landschapselementen, zoals greppels, bermen en sloten is de trefkans op verschillende soorten groter. Deze elementen vervullen veelal een corridorfunctie voor diverse soorten en worden gebruikt om langs te foerageren alsmede zich erlangs te verplaatsen. Zodoende kunnen meerdere soorten, met uiteenlopende biotoopeisen, op een enkele locatie worden gevangen en kan er met minder vanglocaties worden volstaan. Op drassige locaties worden inloopvallen vaak op ‘vlotjes’ van een bundel Riet tussen de vegetatie vastgezet zodat de val niet in aanraking komt met het water. De droge leefruimte van een inloopval heeft in dergelijke natte omstandigheden een grote aantrekkingskracht op kleine zoogdieren. Lokbuizen Daarnaast zijn lokbuizen geplaatst op dezelfde locaties. In totaal werden 10 lokbuizen per locatie geplaatst. De lokbuismethode (VZZ, 2007) gaat uit van het unieke dieet van de waterspitsmuis. Restjes van de gegeten waterinsecten en andere prooien zijn door ervaren onderzoekers in de uitwerpselen van waterspitsmuis terug te vinden. Daardoor zijn de uitwerpselen van de waterspitsmuis te onderscheiden van andere spitsmuissoorten. Als er uitwerpselen zijn verzameld, is de aanwezigheid van waterspitsmuizen in het betreffende gebied eventueel vast te stellen. In Bijlage 1 staat een kaart met de locaties waar de vallen zijn uitgezet. De biotoopbeschrijvingen van deze locaties staan bij de resultaten in §9.1.
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
9
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
10
4
Flora en vegetatie
In Fort Honswijk en Lunet aan de Snel zijn twee beschermde soorten planten gevonden. Voorts zijn vijf Rode Lijst-soorten en negen soorten die voorkomen op de Oranje Lijst van de Provincie Utrecht aangetroffen. In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de aangetroffen soorten. De verspreiding van deze planten binnen het onderzoeksgebied is weergegeven in Bijlage 2. Tabel 4. Vastgestelde soorten beschermde en bedreigde planten in Fort Honswijk en Lunet aan de Snel in 2009. RL = Rode lijst, OL = Oranje Lijst van de Provincie Utrecht, met vermelding van categorie (GE = gevoelig, KW = kwetsbaar, BE = bedreigd, EB = ernstig bedreigd). *=aangeplant. Soort
Beschermd
RL
OL
Bezemkruiskruid
GE
Bloedzuring
GE GE
Egelantier Gewone agrimonie
GE
Goudhaver
GE GE
Grote engelwortel (Jeneverbes)
Tabel 2*
GE GE
Kamgras Klimopereprijs
KW
Muurleeuwenbek
GE
(Prachtklokje)
Tabel 1*
Tengere vetmuur
GE
Tuinwolfsmelk
KW GE
Veldgerst
GE
Zwaluwtong Zwanenbloem
Tabel 1
Het voorkomen van Prachtklokje en Jeneverbes berust hoogstwaarschijnlijk op aanplant. Hieronder wordt de vegetatie van Fort Honswijk en Luinet aan de Snel kort beschreven. Lunet aan de Snel Het gebied rond het centrale gebouw is nauwkeurig bekeken. De flora in het gebied achter de hekken en op de bunker is vanaf enige afstand ingeschat. Het bos rond het gebouw wordt gedomineerd door Gewone esdoorn, Spaanse aak, Gewone es en Eénsteilige meidoorn. Hier en daar groeit Gewone vlier, Hazelaar, Liguster, Zwarte els en Schietwilg. Aan de zuidzijde langs de oever van de gracht groeien enkele exemplaren Wouw. De muren van de bunker zijn vrijwel ombegroeid. Op het dak van de bunker bestaat de begroeiing uit struiken (vooral meidoorns) afgewisseld met een ruige glanshaver-vegetatie. De oevers rond het complex zijn begroeid met wat Riet, veel Grote brandnetel en bramen en worden grotendeels beschaduwd door bomen en struiken.
Van der Goes en Groot
Fort Honswijk De gebouwen en muren van het fort worden over het algemeen goed schoon gehouden. Langs de gebouwen en het hek wordt gemaaid. Grote delen van het complex zijn ruig begroeid met Grote brandnetel, Gewone berenklauw en Fluitenkruid. Er is veel opslag van bomen en struiken op het terrein. Hier en daar staan aangeplante exoten zoals een rijtje Oosterse platanen, één Amberboom, lokaal Rimpelroos, een Rode paardenkastanje en Winterlinde. Andere bomen die op het complex groeien zijn Plataan, Walnoot, Haagbeuk, Gewone esdoorn, Gewone es, Noordse esdoorn (1), Canada populier, Witte abeel (1), Tamme kastanje (1), Ruwe berk (2), Zwarte els (lokaal), Zoete kers (1), Gladde iep, Rode beuk (2) en Zomerlinde. Veel voorkomende struiken zijn Gewone vlier, Hondroos, Hazelaar, Hulst (1), Rode kornoelje en Sleedoorn. Andere algemene kruiden zijn Glad walstro, Lookzonder-look, Kropaar, Glanshaver, Kleefkruid en Vijfvingerkruid. Lokaal komt veel Klein springzaad voor. De bestrating bestaat uit klinkers met daartussen onder meer Moerasdroogbloem (gebouw T), Bleekgele droogbloem en een Kleine leeuwenbek. Tengere vetmuur en Liggend vetmuur komen hier regelmatig voor. De begroeiing op het dak van de ronde forttoren wordt gedomineerd door Dauwbraam, Eénsteilige meidoorn en Glanshaver. Voorts is hier veel opslag van cotoneaster spec., Sleedoorn, Gewone es, Gewone esdoorn, Amerikaanse vogelkers (1), Appel en Hondsroos. Opvallende kruiden die er voorkomen zijn Knoopkruid, Moerasrolklaver, Veldlathyrus, Heggewikke, Pastinaak en Duizendblad. De zuidwestzijde bestaat uit een met schapen begraasde dijk/fortwal. Langs de oever groeien enkele karteersoorten (Zwanenbloem, Grote engelwortel) naast Kluwenzuring, Valeriaan, Moerasandoorn en Valse voszegge. Op de dijk zelf groeien kenmerkende grassen als Veldgerst, Kamgras en Goudhaver. Ook is één pol Gewone bermzegge gevonden. Lokaal groeit hier Kruisdistel. In de slotgracht is nauwelijks sprake van enige begroeiing met waterplanten. Langs de oever werden twee pollen Hoge cyperzegge gevonden. In zuidoosthoek van de slotgracht is een veld Watergentiaan aanwezig.
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
5
Vissen
Een overzicht van de aangetroffen vissen staat in Tabel 5. Er zijn 9 vissoorten gevangen, waaronder geen beschermde soorten. Tabel 5. Vastgestelde soorten vissen met bijbehorende indicatie van de aantallen in Fort Honswijk in 2009. Soort Brasem Kolblei Blankvoorn Ruisvoorn Snoek Tiendoornige stekelbaars Pos Karper Baars
Aantal enkele een 100-den enkele enkele enkele 100-den enkele 10-tallen
Beschermd
Het onderzoeksgebied kan qua habitat opgedeeld worden twee gedeelten. Het eerste deel is de buitenzijde van het fort wat onderdeel is van de Lek. Door de waterverplaatsing van de passerende schepen is hier min of meer sprake van een dynamische omgeving en zal het voor bepaalde soorten ongeschikt zijn. De bemonstering kon vooral langs de oeverzijde worden uitgevoerd i.v.m. de doorwaadbaarheid (waterdiepte). Aan de zijde van het fort is een stenige oever aanwezig met hier en daar wat vegetatie. De overzijde is kaal en de bodem is kleiig. Vooral aan deze laatste zijde werd weinig vis waargenomen. Over het algemeen was de Blankvoorn dominant. Grote scholen foerageren in de oeverzone. Onder en tussen stenen van de oeverzone is vooral de Pos aanwezig. Deze baarsachtige foerageert vooral op kleine kreeftachtige en dansmuggen. Overige soorten die hier werden waargenomen zijn o.a. Baars en Paling. De gracht aan de binnenzijde van het fort is geheel anders van karakter. Stilstaand water, zonder uitbundige vegetatie. Alleen langs de oevers is wat rietvegetatie aanwezig. De bemonstering kon alleen in het doorwaadbare gedeelte plaatsvinden, wat hoofdzakelijk de oeverzone was. Het aantal waargenomen soorten is matig, iets wat wellicht te wijten is aan de relatieve geïsoleerdheid van de gracht en het ontbreken van uitbundige vegetatie en ondiepten. Ook hier zijn de Baars en de Blankvoorn waargenomen, evenals de Snoek. Vanaf de oever konden regelmatige zichtwaarnemingen gedaan worden van grote Karpers. De kans is groot dat deze zijn uitgezet. Karpers reproduceren zich nauwelijks in Nederland.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
11
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
12
6
Rugstreeppad
De Rugstreeppad is niet waargenomen in het onderzoeksgebied. Dit komt mede omdat het aanwezige habitat maar weinig geschikt is. De waterpartij is te diep, de oever te steil en er zit te veel vis in het water. Aan de overzijde van de Lek werden grote koren Rugstreeppadden gehoord. Het is echter niet waarschijnlijk dat deze dieren gemakkelijk een oversteek naar Fort Honswijk zullen maken. Er werden geen waarnemingen gedaan van overige amfibieën.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
7
Platte schijfhoren
De Platte schijfhoren is niet aangetroffen in Fort Honswijk. Dit is onder meer te wijten aan het ontbreken van het geschikte habitat. Aan de Lekzijde ontbreekt het aan geschikte vegetatie. In de gracht ontbreekt het vooral aan waterplanten. De Platte schijfhoren (Anisus vorticulus) is een relatief zeldzaam, klein slakje (maximaal 6mm). De soort komt verspreid in Nederland voor. Vooral van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Overijssel zijn een respectabel aantal waarnemingen bekend. De Platte schijfhoren is een vrij kritische soort die voorkeur heeft niet vervuilde, heldere wateren, die extensief beheerd worden en een rijke begroeiing van waterplanten hebben. Door het huidige intensieve (gemechaniseerd sloten) en watervervuilende (vermesting) agrarische beheer is de soort in veel poldergebieden achteruitgegaan of zelfs verdwenen. Ook buiten poldergebieden is Platte schijfhoren achteruitgegaan door watervervuilende invloeden of het verdwijnen van biotoop (verstedelijking). De achteruitgang van de soort heeft er toe geleid dat de Platte schijfhoren in 2001 opgenomen is op de Rode Lijst. Sinds 2004 is de soort wettelijk beschermd door opname in Bijlage 2 en 4 van de Habitatlijn. Dit houdt onder meer in dat Nederland verplicht is om beschermingszones voor de soort in te stellen (bijlage 2) en dat de soort ook buiten deze aangewezen gebieden beschermd is (bijlage 4). In het kader van beheer of ruimtelijk ordening is men daarom verplicht rekening te houden met de soort.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
13
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
14
8 8.1
Broedvogels Lunet aan de Snel
Op het terrein van Lunet a/d snel is alleen een nest van Buizerd aanwezig. Het nest bevindt zich in een hoge populier langs de noordkant van de oprijlaan. Het nest was niet vervallen en ten tijde van de veldbezoeken zeer waarschijnlijk nog recent gebruikt. De exacte locatie van het nest is te vinden in Bijlage 3.
8.2 8.2.1
deze kasten door uilen is niet vastgesteld. Een bekende broedvogel van dergelijke kasten is de Holenduif. De soort is “zingend” op het terrein waargenomen. Op 1 juli werd aan de oostzijde van het fort een fel alarmerend paar Buizerds opgemerkt. Een nest kon hier niet gevonden worden.
Fort Honswijk Uilen
Op het terrein van Fort Honswijk zijn sporen van uilen aangetroffen. Gebruikte rust-/verblijfplaatsen bevinden zich verspreid over het terrein. Er werden uitwerpselen en braakballen gevonden, vooral op en rond te forttoren en het gebouw meteen rechts na de ingang. Gedurende de onderzoeksperiode werden naast oude sporen ook steeds recente sporen aangetroffen, met name in de vorm van verse braakballen. De meeste braakballen lagen in gebouwen. De aanwezigheid van Kerkuilen op het terrein is van voorgaande jaren reeds bekend. Deze soort zou ook gebroed hebben op het terrein. De vele oude en verse sporen verspreid over het terrein en een waarneming van een Kerkuil tijdens een dagbezoek op 29 mei duiden erop dat deze soort met vaste regelmaat op het terrein aanwezig is en er mogelijk ook broedt. De Kerkuil werd waargenomen in gebouw A, gelegen in de uiterste noordwest hoek van het terrein.
8.2.2
Spechten
De enige spechtengaten die op het terrein zijn vastgesteld, bevinden zich in een stuk lindelaan ten zuidwesten van gebouw MF. Het gaat om het meest noordoostelijk gelegen gebouw (zie voor de exacte ligging Bijlage 3). Vermoedelijk gaat het om holen van de Grote bonte specht. Hoewel gebruik van deze gaten niet tijdens de veldbezoeken is vastgesteld, is dit wel zeer goed mogelijk. Op 1 juli werd een Groene specht op Fort Honswijk waargenomen. Mogelijk heeft deze vogel elders gebroed.
8.2.3
Roofvogels
Verspreid over het terrein van Fort Honswijk hangen diverse grote nestkasten voor vogels, onder meer geschikt voor uilen als Bosuil en Steenuil. Gebruik van
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
9 9.1
Zoogdieren Kleine zoogdieren
Rond Fort Honswijk zijn op een drietal vallocaties (zie kader en Bijlage 1) van 19 t/m 21 oktober 2009, in totaal 41 individuen van zes soorten gevangen. De resultaten zijn samengevat in Tabel 6. Er zijn geen waarnemingen gedaan van de Noordse woelmuis en de Waterspitsmuis. Tabel 6. Aantal gevangen kleine zoogdieren (individuen) in Fort Honswijk in 2009. Locatie Soort (Gewone) Bosspitsmuis Veldmuis Rosse woelmuis Bruine rat Bosmuis Dwergmuis Totaal
1
2
3
3 9 3 1 8 2 14
12
4 10 1 15
Totaal 3 9 7 1 18 3 41
In de tabel hieronder staan de vanglocaties kort togelicht. Daaronder staan van een aantal soorten, korte beschrijvingen. Locatie 1 Gelegen langs een oever met steenstort. De zeer matige dekking bestaat uit een smalle rand oevervegetatie met soorten als Rietgras, Wolfspoot, Brandnetel en Gele lis. Aangrenzende biotopen bestaan uit ruige grasvegetatie en weiland. Locatie 2 De vallen staan tegen de waterlijn geplaatst in een oever met een zeer smalle en soortenarme rietkraag. Tevens is een zone met waterriet aanwezig. Een klein gedeelte van de locatie heeft een begroeiing van ruigtekruiden, maar in het overgrote deel is weinig dekking aanwezig. Het oevertalud heeft een steil verloop. Locatie 3 Vallen tegen de waterlijn geplaatst langs een zeer glooiende oeverzone grenzend aan een weiland. De aanwezige oevervegetatie staat voor 95% in het water. Langs de waterlijn is echter weinig dekking aanwezig. Een klein deel van de locatie is gelegen in bossage. Aanwezige plantensoorten zijn: Riet, grassen, Lisdodde, Liesgras en brandnetel.
begroeiing op een droge bodem en een ondergroei die voldoende dekking biedt. In dit soort biotopen en bij een hoog voedselaanbod kunnen hoge dichtheden voorkomen tot wel 200 individuen per ha. De Bosmuis heeft zeer krachtig ontwikkelde achterpoten waardoor hij goed kan springen. In het wild kunnen Bosmuizen 1,5 jaar worden. Omdat de Bosmuis een belangrijk prooidier vormt voor veel roofdieren bestaat in het wild de gemiddelde levensverwachting uit drie maanden. Rosse woelmuis De Rosse woelmuis komt vrijwel overal voor in Europa en is in Nederland een algemene woelmuissoort van bosgebieden. Het voorkeursbiotoop bestaat uit bossen, parken en landgoederen waar een dichte struik- en/of kruidlaag aanwezig is. De soort kan daarnaast in afwijkende biotopen worden aangetroffen waar een dichte vegetatiebedekking aanwezig is zoals: heideterreinen, bosaanplant, rietlanden, ruigtes en rietkragen. Opgaande begroeiing in de nabijheid is altijd een belangrijke voorwaarde voor Rosse woelmuizen. Dwergmuis De Dwergmuis is een leuke waarneming op fort Honswijk. Op 2 vangstlocaties is hij waargenomen. De Dwergmuis is het kleinste knaagdier van Europa. De vacht is lichtbruin tot geelachtig, aan de buikzijde meestal witachtig. De Dwergmuis heeft een opvallend lange en bewegelijke staart. Deze staart dient ter ondersteuning van zijn klimmende leefwijze. De Dwergmuis prefereert vegetaties met hoge grassen, zoals rietland en graanakkers, maar men vindt hem ook wel in braamstruiken en houtwallen. De nesten worden op ca. 1 meter hoog in de vegetatie gebouwd en zien eruit als een ronde bal van grassen. Gedurende het voortplantingsseizoen leeft de Dwergmuis in de vegetatielaag en komt zelden aan de grond. In het najaar verlaten de dieren de vegetatielaag en over tot het leven op de bodem waarbij ze gebruik maken van holen en gangen van andere zoogdiersoorten. De Dwergmuis komt nergens algemeen voor maar is geen bedreigde soort.
Bosmuis De Bosmuis is een zeer opportunistische soort die in de meest uiteenlopende biotopen voorkomt. Als gevolg van deze brede biotoopkeuze heeft de Bosmuis een wijde verspreiding in Europa en komt hij algemeen voor. De habitatvoorkeur gaat uit naar opgaande
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
15
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
16
10 Conclusie en aanbevelingen Tijdens de inventarisatie zijn beschermde soorten aangetroffen (zie Tabel 7). ♣ In het onderzoeksgebied zijn beschermde soorten planten, amfibieën, vogels en (kleine) zoogdieren vastgesteld. ♣ De aangetroffen amfibieën, Zwanenbloem en kleine zoogdieren behoren tot de beschermde algemene soorten en worden beschermd onder tabel 1 van de Flora en faunawet. Als werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting worden verricht in het onderzoeksgebied, hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd, er geldt een vrijstelling. ♣ In het plangebied zijn broedvogels vastgesteld. Voor de vastgestelde aanwezige broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor deze broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. ♣ In het gebied zijn daarnaast broedvogels aangetroffen waarvan de verblijfplaatsen jaarrond zijn beschermd Het betreft de Kerkuil, Buizerd en Grote bonte specht. De Groene specht broedt waarschijnlijk niet op het terrein maar wel in de buurt ervan. In de zomer, na de uitvoer van het broedvogelonderzoek is de wetgeving rond jaarrond beschermde vogelsoorten veranderd (zie §2.1.2). Een aantal soorten zoals Grote gele kwikstaart, Huismus en Gierzwaluw zijn niet specifiek geïnventariseerd en Tabel 7. Aangetroffen beschermde en bedreigde soorten in de Fort Honswijk en Lunet a/d Snel in 2009. FF = Flora- en faunawet, met vermelding van beschermingsregime (1 = vrijgesteld van verboden (algemene soorten), 2 = overig, 3 = streng beschermd (HR IV/ bijlage 1 AMvB)); HR = Habitatrichtlijn, met vermelding van de bijlage; RL = Rode lijst, met vermelding van categorie (GE = gevoelig, KW = kwetsbaar, BE = bedreigd, EB = ernstig bedreigd, VNW = in het wild verdwenen, Staatscourant 11 november 2004, nr. 218: 21); zie verder VAN DUUREN ET AL. (2003). Nederlandse naam
FF
Cat.
Planten 1
Zwanenbloem Vogels Alle aangetroffen soorten Buizerd Kerkuil Grote bonte specht
3 3 3 3
Zoogdieren Bosspitsmuis Rosse woelmuis Veldmuis Dwergmuis Bosmuis
1 1 1 1 1
Van der Goes en Groot
4 3 5
HR
RL
een ‘omgevingscheck’, waarbij alternatieve nestgelegenheid voor aangetroffen vogelsoorten wordt geïnventariseerd, is evenmin uitgevoerd. Als nesten van Kerkuil of Buizerd door werkzaamheden worden verstoord of beschadigd of indien leefgebied van deze soorten dusdanig wordt aangetast dat geen succesvol broedsel meer mogelijk is, dan dient voorafgaand daaraan alternatieve nestgelegenheid en leefgebied bekend te zijn of gecreëerd te worden. Een vervolgonderzoek, waarbij dergelijke nestgelegenheid en leefgebied wordt aangegeven ofwel een voorstel dergelijke nestgelegenheid of leefruimte te creëren zal onderdeel moeten uitmaken van de plannen. Na het voorleggen van de plannen aan LNV zal een positieve afwijzing van de ontheffingsaanvraag volgen omdat geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden. Vogelsoorten uit categorie 5 (Grote bonte specht) worden geacht zelfstandig nieuwe nestgelegenheid te vinden. ♣ In het plangebied is een zwaarder beschermde plantensoort gevonden, de Jeneverbes. Omdat de groeiplaats van deze soort in het onderzoeksgebied als niet wild wordt beschouwd, is de soort ter plekke niet beschermd. ♣ Ook de groeiplaats van het Prachtklokje (beschermd onder het lichte beschermingsregime, (tabel 1) wordt in het onderzoeksgebied als niet wild beschouwd. Deze soort is ter plekke niet beschermd. ♣ Zorgplicht Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht (zie §2.1.1). Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren: ♣ Verstorende werkzaamheden (zoals het kappen van bomen en struiken) dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring van broedvogels te voorkomen. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli; ♣ Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten; ♣ Om schade aan vissen en amfibieën te beperken moeten de werkzaamheden aan wateren en oevers zoveel mogelijk worden uitgevoerd in de periode augustus tot en met oktober in verband met de perioden van voortplanting en overwintering. ♣ Nieuwe wateren moeten zoveel mogelijk worden aangelegd voorafgaand aan het dempen van bestaande. Uit de te dempen wateren kunnen beschermde amfibieën (alle stadia) of vissen weggevangen worden door de wateren af te dammen en het waterniveau te verlagen. Deze dieren kunnen
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
vervolgens worden overgebracht naar een geschikt water in de nabije omgeving.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
17
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
18
11 Literatuur DUUREN, J. VAN, G.J. EGGINK, J. KALKHOVEN, J. NOTENBOOM, A.J. VAN STRIEN & R. WORTELBOER (eindredactie), 2003. Natuurcompendium 2003. Natuur in cijfers. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg en Heerlen, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven (RIVM) en Wageningen (DLO). NÖLLERT, A, C. NÖLLERT, 2001. Amfibieëngids van Europa. TIRION Uitgevers bv, Baarn. RAVON WERKGROEP MONITORING, 1997. Handleiding voor het monitoren van amfibieën in Nederland. Stichting RAVON, Nijmegen. LENDERS, H.J.R., C.C.H. MARIJNISSEN & R.P.W. H. FELIX, 1993. Waarnemen en herkennen van amfibieën en reptielen in het veld. 4e druk. Stichting RAVON, Nijmegen. CREEMERS, R.C.M., 1996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Nijmegen. SDU UITGEVERS, 2002-2007. Flora- en faunawet, bewerkt en toegelicht door mr. L. Boerema, M.A. Huber, mr. drs. D. van der Meijden, J.A.M. van Spaandonk & mr. A.S. Vreugdenhil. Koninklijke Vermande, Den Haag. MEIJDEN, R. VAN DER, 2005. Heukels’ Flora van Nederland. 23e druk. Wolters–Noordhoff, Groningen. SCHAMINÉE, J.H.J., E.J. WEEDA & V. WESTHOFF, 1995. De vegetatie van Nederland. Deel 2: Plantengemeenschappen van wateren, moerassen en natte heiden. Uppsala. SCHAMINÉE, J.H.J., A.H.F. STORTELDER & E.J. WEEDA, 1996. De vegetatie van Nederland. Deel 3: Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Uppsala. STORTELDER, A.H.F., SCHAMINÉE, J.H.J. & P.W.F.M. HOMMEL, 1999. De vegetatie van Nederland. Deel 5: Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen. Uppsala. WEEDA, E.J., 1985, 1987, 1988, 1991, 1994. Nederlandse oecologische flora: Wilde planten en hun relaties. Deel 1, 2, 3, 4 en 5. IVN, VARA en VEWIN, Amsterdam. MEIJDEN, R. VAN DER, B. ODÉ, C.L.G. GROEN, J.P.M. WITTE & D. BAL, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland: basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208. NIE, H.W. DE & G. VAN OMMERING, 1998. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport nr. 33, IKC Natuurbeheer,
Van der Goes en Groot
Wageningen. NIE, H.W. DE, 1997. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. 2e herziene druk. Doetichem. NIE, H.W. DE, 1997. Beschermde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Voorstel voor een rode lijst. Nieuwegein. CROMBAGHS, B.H.J.M., R.W. AKKERMANS, R.E.M.B. GUBBELS & G. HOOGERWERF, 2000. Vissen in Limburgse beken. De verspreiding en ecologie van vissen in stromende wateren in Limburg. Maastricht. OSIECK, E.R. & F. HUSTINGS, 1994. Rode Lijst van bedreigde soorten en blauwe lijst van belangrijke soorten in Nederland. Zeist. SOVON VOGELONDERZOEK NEDERLAND, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 19982000. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. DIJK, A.J. VAN, 2004. Handleiding Broedvogel Monitoring Project (Broedvogelinventarisatie in proefvlakken). SOVON Vogelonderzoek Nederland, BeekUbbergen. BIJLSMA, R.G., HUSTINGS F. & C.J. CAMPHUYSEN, 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland. Haarlem/Utrecht. SIERDSEMA, HENK, 1995. Broedvogels en beheer. Het gebruik van broedvogelgegevens in het beheer van bos- en natuurterreinen. SOVON-onderzoeksrapport 1995/04. Staatsbosbeheerrapport 1995-1. HOLLANDER, H. & P. VAN DER REEST, 1994. Rode lijst van bedreigde zoogdieren in Nederland (basisdocument). Utrecht. LANGE, R., P. TWISK, A. VAN WINDEN & A. VAN DIEPENBEEK, 1994. Zoogdieren van WestEuropa. Utrecht. WISMEIJER, H., 2002. Zoogdieren van Europa. ANWB bv/ TIRION Uitgevers bv, Baarn. TOMLOW, J. & DEKKER, J.J.A. 2007. Handleiding inventariseren waterspitsmuis met lokbuizen. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. BROEKHUIZEN, S., B. HOEKSTRA, V. VAN LAAR, C. SMEENK & J.B.M. THISSEN (RED.), 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. 3e herziene druk. Utrecht. PROVINCIE ZUID-HOLLAND, 2004. Beschermde planten en dieren in Zuid-Holland. De verspreiding van de Europese Habitatrichtlijnsoorten in kaart. Den Haag. KAPTEYN, K., 1999. Handleiding veldwerk inventarisatie zoogdieren. Voor onderzoek m.b.v. inloopvallen. Provincie Noord-
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Holland & Noord-Hollandse Zoogdierstudiegroep. Haarlem. BERGERS, P.J.M., 1997a. Kleine zoogdieren inventariseren: het kan efficiënter. Zoogdier 8(3): 3-7. BERGERS, P.J.M., 1997b. Kleine zoogdieren inventariseren: Betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek. Zoogdier 8(4): 15-19. BERGERS, P.J.M., M. LA HAYE, 1999. Kleine zoogdieren betrouwbaarder inventariseren. De Levende Natuur 101(2): 52-58.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
19
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
20
Bijlage 1 Vallocaties
N
Locatie 2
Locatie 1
Locatie 3
Vallocaties
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Bijlage 2 Verspreidingskaarten beschermde en bedreigde flora
N
Y ## ³
[ %
Z $ # ³
³ # # ³ ³ #
# Y
[ %
³ #
% [
1-5
Y #
³ $ # Z % [
6-25
Egelantier
# Z $ % [ Y ³ # # $ % Z [ Y ³ #
26-50 51-500
Gewone agrimonie
Z% [ Y³ # #$
501-5000
Bezemkruiskruid
# ³
Bloedzuring
Z $ [ %
Van der Goes en Groot
Z $
Y #
# Y
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
21
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
22
Verspreidingskaarten beschermde en bedreigde flora (vervolg)
N
[ %
[ #% Y
[ %
[ % Z $
% [ [ % [ % # ³
[ % [ %
Y #
# ³
Y # # ³
# ³
1-5
Y # # ³ $ Z % [
6-25
Jeneverbes
# Z $ % [ Y ³ # # $ % Z [ Y ³ #
26-50 51-500
Kamgras
Z% [ Y# # ³$
501-5000
Goudhaver
# ³
Grote engelwortel
Z $ [ %
Van der Goes en Groot
Z $
% [
# Y
Y #
³ #
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Verspreidingskaarten beschermde en bedreigde flora (vervolg)
N
% [ % [
% [ # [[ % %³ [ [ % [ % %
% [
[ %% [ % [ [ % Z[ $ %
% [ Y % # [
³ #
% [
1-5
Y #
³ $ # Z % [
6-25
Prachtklokje
# Z $ % [ Y ³ # # $ % Z [ Y ³ #
26-50 51-500
Tengere vetmuur
Z% [ Y³ # #$
501-5000
Klimopereprijs
# ³
Muurleeuwebek
Z $ [ %
Van der Goes en Groot
Z $
Y #
# Y
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
23
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
24
Verspreidingskaarten beschermde en bedreigde flora (vervolg)
N
# ³
Z $
# Y
Z $
[ %
[ %
[ %
Z $
Z $
³ #
³ #
³ #
1-5
Y # # ³ $ Z % [
6-25
Zwaluwtong
# Z $ % [ Y ³ # # $ % Z [ Y ³ #
26-50 51-500
Zwanenbloem
Z% [ Y# # ³$
501-5000
Tuinwolfsmelk
# ³
Veldgerst
Z $ [ %
Van der Goes en Groot
Z $
% [
# Y
Y #
³ #
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
Fort Honswijk en Lunet aan de Snel
Bijlage 3 Ligging nest Buizerd en spechtengaten
Buizerdnest
Lunet a/d Snel
Spechtengaten
Fort Honswijk
LEK
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2009-18
25