Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting Mensen die werken aan de onderkant van de arbeidsmarkt betalen een hoge prijs voor de deregulering en het activerende arbeidsmarktbeleid van de afgelopen dertig jaar. Ondernemingen hebben de lusten en werknemers de lasten van flexibilisering. Will Tinnemans pleit voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en een leefbaar loon voor deze werkende armen. will tinnemans In de Volkskrant van 18 maart 2011 staan twee foto’s van een keukentje naast elkaar afgedrukt. De eerste foto laat een viezige wand zien, bekleed met tegeltjes die ooit om een keukenblok heen geplaatst zijn; het keukenblok zelf is verdwenen. De vloer is goor, de muur vol schimmel- en vochtplekken. Het was tot een jaar geleden de ‘kantine’ van de schoonmakers op Amsterdam Centraal Station. De tweede foto toont hetzelfde keukentje. Op de lege plekken hangen keukenkastjes in smetteloos wit. Er staat een magnetron, een waterkoker en een koffiezetapparaat op een schoon aanrechtblad en er is een koelkast geïnstalleerd. Dankzij een investering van een paar duizend euro kregen de schoonmakers op Amsterdam cs na de staking van voorjaar 2010, Over de auteur Will Tinnemans is schrijver van nonfictieboeken, moderator en mediatrainer, en al dertig jaar zelfstandige zonder personeel Noten zie pagina 122 s & d 5 / 6 | 20 11
die negen weken geduurd heeft, een fatsoenlijke eetruimte. Honderden schoonmakers trotseerden in 2010 het risico om hun baan kwijt te raken. Ze wilden namens een beroepsgroep van zo’n 150.000 werknemers zonder wie het land een puinzooi zou zijn ¬ zoals de schoonmakers met hun staking op stations en op Schiphol pijnlijk zichtbaar wisten te maken ¬ een paar procent loonsverhoging, fatsoenlijke werktijden, een menselijke werkdruk en vooral: respect. Respect van de opdrachtgevers, van de werkgevers en van de mensen met wie ze tijdens hun werk in aanraking komen. Het is bijna niet te geloven, zo basaal en rudimentair: schoonmakers moeten anno 2010 negen weken in staking om een fatsoenlijke plek te krijgen waar ze hun boterham kunnen opeten. ‘De schoonmaak is een vechtmarkt’, is in de branche een terugkerend zinnetje waar alle betrokkenen zich lange tijd comfortabel achter
113
van wa arde
bestaanszekerheid
hebben verscholen. Hier moest dat begrip wel heel letterlijk genomen worden. Maar er is sprake van voortschrijdend inzicht: ‘Ook bij de ns hebben we destijds te veel naar de prijs gekeken’, geeft de inmiddels gepensioneerde personeelsdirecteur van de ns, Kees Blokland, in het artikel in de Volkskrant toe. Het zijn arbeidsomstandigheden die we met het bestrijden van de uitwassen van de ‘gastarbeiderseconomie’ uit de jaren zeventig achter ons dachten te hebben gelaten. Maar met het neoliberalisme zijn barre arbeidsomstandigheden en –voorwaarden aan de onderkant van de arbeidsmarkt weer aan de orde van de dag, ook in Nederland. In 2009 kwam naar buiten dat Oost-Europese seizoenarbeiders in Brabantse aspergebedrijven worden behandeld als lijfeigenen. Zulk nieuws is geen uitzondering. Een greep uit soortgelijke berichten van de afgelopen maanden: Poolse chauffeurs staan in de Rotterdamse haven dagen te wachten op een vracht, zonder dat een wc en behoorlijke kookvoorziening in de buurt zijn; alleenstaande moeders raken hun baan als caissière en daarmee hun gezinsinkomen kwijt omdat scholieren en studenten goedkoper zijn; in de champignonteelt maken uitzendkrachten dagen van dertien uur; ze rusten uit op verplichte slaapplaatsen en hun betaling ligt onder het wettelijk minimumloon. de illusie
114
Met het aantreden van de Britse premier Thatcher en de Amerikaanse president Reagan in de jaren tachtig, won het geloof in ‘de markt’ in grote delen van de wereld aan populariteit. De overheid raakte in diskrediet. Versober de verzorgingsstaat, zodat meer geld vrijkomt voor consumptieve bestedingen en investeringen in particuliere ondernemingen, geef ondernemers vrij baan en val ze zo min mogelijk lastig met beperkende regels. Dat recept zou leiden tot een snelle economische groei en een lage inflatie, tot meer welvaart voor iedereen, aldus de neoliberalen. Wie het niet eens was met die redenes & d 5 / 6 | 20 11
ring, was een dief van zijn eigen portemonnee. Het geloof in de vrije markt duurde voort tot de financiële crisis in de herfst van 2008, al houden echte believers nu nog vast aan de kracht ervan. Het sprookje van de neoliberalen vond in de jaren tachtig ook onder Nederlandse politici weerklank, zowel bij de no-nonsense kabinetten onder leiding van cda-voorman Ruud Lubbers (1982-1994) en de paarse kabinetten onder leiding van PvdA-voorman Wim Kok (1994-2002), als bij de vier kabinetten onder leiding van cda’er Jan Peter Balkenende (2002-2010). Drie basisuitgangspunten stonden al die tijd centraal. Ten eerste: laat alles aan de markt over wat aan de markt overgelaten kan worden en schaf zoveel mogelijk regels af. Tal van rijksdiensten werden de afgelopen decennia geprivatiseerd of verzelfstandigd. Door outsourcing, via uitzendbureaus en door de inschakeling van payroll-bedrijven brachten lokale, provinciale en landelijke overheden veelal laaggeschoolde telefonistes, secretariaatsmedewerkers, werkenden in de catering, de plantsoenendienst en de schoonmaak onder de tucht van de markt. Dereguleringsoperaties zorgden vanaf begin jaren tachtig voor het schrappen van regels en vergunningen, waardoor de vrijheid om te ondernemen in tal van sectoren toenam. Handelsgrenzen werden geslecht, zowel binnen de eu als tussen eu-landen en de rest van de wereld. Zo kon moordende concurrentie op een wereldwijde markt ontstaan. Het tweede uitgangspunt was: voer een activerend arbeidsmarktbeleid dat zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk van uitkering naar arbeidsmarkt dirigeert. Laagbetaalde banen onder slechte arbeidsomstandigheden zijn nog altijd beter dan hoge werkloosheid, luidt het adagium van de neoliberalen. Bemoeilijk dus de toegang tot en bevorder de uitstroom uit uitkeringen. De gedachte daarachter: als mensen eenmaal aan het werk zijn, klimmen ze, geholpen door arbeidservaring en bijscholing, vanzelf omhoog op de carrièreladder. Werk loont. Zorg voor een flexibele arbeidsmarkt, was het derde uitgangspunt. Met minder ontslagbe-
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting scherming voor werknemers en meer mogelijkheden om mensen tijdelijk in dienst te nemen, zijn ondernemers bereid om aan de onderkant van de arbeidsmarkt meer banen te creëren. Help ondernemers desnoods een handje met subsidieregelingen voor laaggeschoold werk (daar kwamen latere kabinetten overigens weer op terug). Alleen als er meer banen voor laaggeschoolden ontstaan, kunnen al die mensen uit de uitkering en in een baan stappen. de praktijk Hans Achterhuis heeft in De utopie van de vrije markt1 vlijmscherp beschreven waartoe de vrijemarktideologie heeft geleid. Hij heeft het over de verschraling van menselijke relaties, en spreekt van de gewelddadige onteigening van grond en woningen, en dientengevolge van de ontworteling van grote groepen mensen, omdat landen als China en Brazilië de opdrachtgevers in het Westen koste wat kost ter wille proberen te zijn. De sociale ongelijkheid neemt toe en burgers die de concurrentiestrijd op de markt niet aankunnen, hebben het nakijken, zowel in het Westen als daarbuiten. En dan hebben we, aldus Achterhuis, ook nog te maken met een paradoxale toename van toezicht en controle, omdat ‘de onzichtbare hand van Adam Smith’ toch minder perfect regeert dan de illusie ons wil doen geloven en de vrije markt dus door of op instigatie van de overheid gecorrigeerd moet worden. De vrije markt is een illusie, schrijft ook de van oorsprong Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang, verbonden aan de University of Cambridge. In 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme2 stelt hij, ondersteund door veel onderzoeksmateriaal, dat het najagen van bedrijfsmatige efficiëntie en flexibele arbeidsmarkten veel kortetermijnwinst heeft opgeleverd die verdwenen is in de zakken van managers en aandeelhouders, ten koste van economische en financiële soliditeit op de langere termijn. Deregulering en privatisering hebben in het onderwijs, in de gezondheidszorg en in s & d 5 / 6 | 20 11
de volkshuisvesting zelfs geleid tot schaamteloze zelfverrijking aan de top en tevens tot tergende baanonzekerheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het sprookje over de vrije markt leek een waterdicht verhaal, zeker in de beginfase toen nog slechts weinigen de keerzijde van het activerend arbeidsmarktbeleid zagen: hoe flexibeler de arbeidsmarkt, hoe geringer de baanzekerheid. Honderdduizenden mensen hebben zich de afgelopen decennia gedwongen gezien om het ene tijdelijke baantje na het andere te accepteren, zodat ze de eindjes aan elkaar konden blijven knopen. Ze verruilden hun vaste baan bijvoorbeeld voor een onzeker bestaan als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), soms weloverwogen en vrijwillig, maar in veel geval-
Honderdduizenden mensen zien zich gedwongen om het ene tijdelijke baantje na het andere te accepteren len uit arren moede. Zij zijn het groeiende leger schijnzelfstandigen, die de eerste klappen na het uitbreken van de financiële crisis, eind 2008, opvingen. Omdat het cbs die groep nog niet goed in het vizier had, konden we een tijdlang in de illusie leven dat de crisis nauwelijks gevolgen had voor de arbeidsmarkt. Anderen meldden zich aan bij een uitzend bureau of payroll-bedrijf, accepteerden een jaarof zelfs een nulurencontract (een arbeidsovereenkomst zonder urengarantie) of een parttime baan met een redelijke kans op veel overwerk. Zo hopte een behoorlijke arbeidsreserve jarenlang van de ene onzekere positie naar de andere. De maakindustrie is verplaatst naar lage lonenlanden of verregaand gemechaniseerd. Daar kunnen lager opgeleiden dus steeds minder terecht. Het gevolg is dat ze met zijn allen ¬ inclusief aanzienlijke aantallen legale
115
van wa arde
bestaanszekerheid
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting
116
en illegale immigranten ¬ moeten vissen in de vijver van dienstverlenende banen voor laaggeschoolden: van werk in de postbezorging en beveiligingsindustrie tot de schoonmaak, catering, supermarkten en thuiszorg. En het wordt nog altijd drukker aan de rand van die vijver, want een flink deel van de jonggehandicapten en wsw’ers is vanaf 2012 hoogstwaarschijnlijk ook aangewezen op het onderste segment van de arbeidsmarkt. ‘Beschermde arbeidsplaatsen’ zijn volgens het huidige kabinet een overbodige luxe; ook mensen die deels arbeidsgeschikt zijn, moeten een plekje zien te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Van klimmen op de carrièreladder ¬ de worst die uitkeringsgerechtigden was voorgehouden met het activerende arbeidsmarktbeleid ¬ is voor de meeste laaggeschoolden geen sprake. Werkgevers investeren namelijk niet in de om-, her- en bijscholing van tijdelijke krachten. En zodra personeel in de flexibele schil rechten opbouwt, proberen bedrijven ze te vervangen door ‘verse’ krachten die ook weer een paar jaar bereid zijn te werken onder vaak beroerde omstandigheden ¬ hitte, lawaai, agressieve schoonmaakmiddelen, onregelmatige diensten ¬ tegen een laag inkomen en met een minimum aan baanzekerheid. Bijvoorbeeld in supermarkten, waar scholieren en studenten wat bijverdienen met vakken vullen of achter de kassa zitten. Of in de postbezorging, waar mensen die vaak geen kostwinner zijn tegen stukloon werken, als aanvulling op het inkomen van hun partner. Het gaat veelal om dead end jobs, ook wel ‘fuikbanen’ genoemd: doorstromen naar hogere functies is vrijwel onmogelijk. De arbeidsspecialisatie is zo ver doorgevoerd, dat meer en meer bedrijven zoveel mogelijk activiteiten afstoten die niet onder de ‘hardcore business’ vallen. Kon een schoonmaker of vorkheftruckchauffeur met latente talenten op een ander vlak vroeger in een groter bedrijf of bij de overheid nog wel eens doorgroeien naar een hogere functie, dat is in een onderneming die zich uitsluitend toelegt op schoonmaken of cateren vrijwel onmogelijk. s & d 5 / 6 | 20 11
werkende armen Bedrijven die laaggekwalificeerde dienstverlening in de aanbieding hebben, opereren op een markt met hevige concurrentie. Vetreserves zijn allang uit de organisatie weggesneden, de marges zijn miniem. Het enige waar altijd weer net iets meer op bezuinigd kan worden, is het personeel. Door duurdere werknemers te ontslaan, en door de mensen binnen dezelfde tijd en voor hetzelfde loon nog net iets meer werk te laten verzetten, kun je als bedrijf een tikkeltje lager op aanbestedingen inschrijven dan de concurrent. Zo kreeg Nederland bijna ongemerkt te maken met een fenomeen dat we altijd als typisch Amerikaans hebben beschouwd: working poor. We hadden er tot een paar jaar
Nederland kent inmiddels zo’n 250.000 tot 300.000 werkende armen terug niet eens een goede vertaling voor, maar inmiddels is de term ‘werkende armen’ aardig ingeburgerd. Onderzoekers van universiteiten, het scp en het cbs hebben geconstateerd dat deels overlappende groepen als alleenstaande ouders (vooral moeders), laagopgeleiden en immigranten een slechte arbeidsmarktpositie hebben, maar in het kader van het activerend arbeidsmarktbeleid desondanks gestimuleerd worden om op de arbeidsmarkt actief te worden of te blijven. Het is een mooi streven om mensen een handje te helpen bij het zoeken naar werk, maar, in de woorden van Marcel van Dam: ‘Je kunt mensen niet verheffen door ze te vernederen’. 3 Grote groepen mensen die voorheen van een uitkering leefden, zijn ¬ soms met enige hulp ¬ op de arbeidsmarkt actief geworden, en in veel gevallen ook gebleven. Maar daarmee zijn ze nog niet ontsnapt aan de armoede. Het hangt er natuurlijk maar van af hoe je telt en hoe je
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting armoede definieert, maar men is het er wel over eens dat Nederland inmiddels zo’n 250.000 tot 300.000 werkende armen telt. Als we partners en kinderen die van deze werkende armen afhankelijk zijn meetellen, komt het totale aantal arme mensen in huishoudens met betaald werk als voornaamste inkomstenbron op 576.000. De groep werkende armen groeit sinds de jaren negentig langzaam maar gestaag; volgens het laatste Armoedesignalement van het Sociaal en Cultureel Planbureau maken zij inmiddels bijna 60% uit van de totale groep armen in Nederland. Onder hen bevinden zich relatief veel zzp’ers die geen aanspraak kunnen maken op een minimumloon en cao-afspraken. 4 Werknemers in loondienst hebben zo’n 3% kans om tot de groep armen te behoren, tegen 12% van de zelfstandigen. Het scp publiceerde in de zomer van 2010 de studie Uit de armoede werken.5 De helft van de mensen die in de bijstand zitten, probeert niet eens serieus werk te vinden, blijkt hieruit. Ze geven zichzelf geen schijn van kans, ze kunnen het zich niet permitteren om buitenshuis te werken omdat ze een zorgplicht hebben voor een familielid of ze vinden het wel best om een tijdje van een uitkering te leven, al is het geen
Een laag inkomen knaagt aan de kwaliteit van het leven, vooral als er kinderen in het spel zijn vetpot. De andere helft bestaat uit parttimers die meer uren gaan werken en uit mensen die nog niet werkten maar vanuit die nulpositie betaald werk hebben gevonden. Maar de schokkende conclusie van die scp-studie: het vinden en behouden van betaald werk is nog steeds de belangrijkste ontsnappingsroute uit de armoede, maar wie werk gevonden heeft komt niet per se boven de armoedegrens uit. Ongeveer de helft tot zestig procent van de onderzochte ‘gevallen’ slaagde er wel in om duurzaam (langer dan drie s & d 5 / 6 | 20 11
jaar) boven de armoedegrens te leven. Maar voor de andere helft gold dat niet. Met andere woorden: als je betaald werk hebt, garandeert dat nog helemaal niet dat je de arme kant van Nederland achter je laat. onzeker bestaan Wat hebben we nu gewonnen bij het activerende arbeidsmarktbeleid dat in de jaren negentig is ingezet? De werkloosheid is de afgelopen decennia enorm gedaald tot een percentage dat zowel in historische als in internationale vergelijkingen fier overeind blijft, ook in crisistijd. Nederland heeft al jaren de laagste werkloosheidscijfers van de eu-landen. Loont het werkgelegenheidsbeleid dan toch? Niet per se, want het aantal armen daalt niet. Integendeel, de totale groep armen stijgt nog altijd licht. Het verschil met een jaar of tien geleden is dat het aandeel van ‘werkende armen’ in de totale groep armen is gestegen van 50 % in 2001 tot 59 % in 2009. Het gaat veelal om banen die niet meer voldoen aan de minimumeisen die we sinds de jaren zestig stellen aan betaald werk: redelijke arbeidstijden, veiligheid op het werk, een fatsoenlijk loon, mogelijkheden om jezelf te ontplooien en door te groeien, een redelijke baanzekerheid zodat je een gezin kunt onderhouden zonder voortdurend wakker te liggen van de vraag of je de volgende maand nog wel werk hebt. In 2009 schreef ik in opdracht van de vakcentrale fnv Onzeker bestaan. Geef de mensen aan de onderkant van de samenleving een gezicht, vroeg de vakbond, teken hun verhalen op, maak duidelijk wie de werkende armen in Nederland zijn en wat hun probleem is. Samen met een fotograaf legde ik het levensverhaal vast van 21 mensen die zichzelf beschouwen als werkende armen. Een paar dingen werden glashelder: Het gaat bijna altijd om mensen die een tegenslag in het leven hebben gehad: een ongelukkig huwelijk met scheiding als gevolg, een ongeval met tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot gevolg, de zorg voor een gehandicapt kind, een licha-
117
van wa arde
bestaanszekerheid
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting
118
melijke of psychische ziekte. Of mensen waren jarenlang uit het arbeidsproces geweest om kinderen of hulpbehoevende familie te verzorgen en bleken bij terugkeer te oud of hun kennis en ervaring bleken gedateerd. Vaak gaat het om alleenstaande moeders. Maar ondanks die pech kiezen ze er steevast voor om met betaalde arbeid de kost te verdienen. Omdat ze hun kinderen niet willen laten opgroeien met het idee dat een inkomen in een envelop op de deurmat valt, zonder er iets voor te hoeven doen. Of omdat ze in hun werk voldoening vinden en er sociale contacten opdoen. Mogen we het normaal gaan vinden dat mensen die op een cruciaal levensterrein pech hebben gehad door een financiële bodem zakken? Een laag inkomen knaagt aan de kwaliteit van het leven, vooral als er kinderen in het spel zijn. Maar vrijwel alle mensen die ik gesproken heb vinden het zeker zo erg dat ze met zo weinig respect bejegend worden. Schoonmakers die op Schiphol lege frietbakjes voor hun bezem gegooid krijgen zonder dat de passant hen een blik waardig keurt; werknemers die van de ene dag op de andere op straat gezet worden, zonder dat de werkgever of chef medeleven betoont; mensen in de thuiszorg die te weinig verdienen om er een gezin van te kunnen onderhouden, maar zó ongunstig worden ingeroosterd dat ze niet meer uren kunnen gaan werken of er een ander baantje naast kunnen nemen. Is het overdreven om werkgevers en opdrachtgevers te vragen om een menselijk werkritme, redelijke roosters, goede kantines, de handhaving van voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid en gezondheid? Is het overdreven te vragen dat zij hun werknemers bejegenen als mensen met vermogens en gevoelens? Behalve een te laag inkomen en een gebrek aan respect kampen werkende armen ook nog met een ernstige baanonzekerheid: vooral degenen met tijdelijke contracten en nulurencontracten of zij die via uitzendbureaus of payrollbedrijven werken, weten nooit zeker of ze de volgende maand nog werk hebben. Uit cijfers van het uwv bleek begin dit jaar dat een derde s & d 5 / 6 | 20 11
van alle werknemers een flexibel contract heeft. Van hen heeft zo’n zestig procent niet vrijwillig voor die flexibiliteit gekozen, zo stelde de fnv begin dit jaar in een enquête onder werknemers vast. Die onzekerheid knaagt aan ze, zeker als het wegvallen van inkomen gevolgen heeft voor de kinderen. Maar ook als ze om die reden geen hypotheek blijken te kunnen krijgen. Of als de balans tussen werk en privé hierdoor zoek is. Of als ze na jaren trouwe dienst ontslagen worden en vervolgens op een andere contractbasis hetzelfde werk mogen komen doen als voorheen, maar er minder mee verdienen. En tot slot: de economische zelfstandigheid van vooral vrouwen is in een aantal gevallen in het geding. Alleenstaande moeders ¬ en een enkele vader ¬ houden naast hun baan met
Het tweeverdienersmodel is de norm geworden, juist in een tijd waarin het aantal echtscheidingen is toegenomen veel kunst- en vliegwerk een gezin draaiende. Financiële problemen liggen voor hen constant op de loer. Kennelijk is de beloningsstructuur op de arbeidsmarkt in enkele decennia zo ingrijpend veranderd, dat het onder een bepaalde inkomensgrens onmogelijk is om met één inkomen voor een gezin te zorgen. Het tweeverdienersmodel is de norm geworden, juist in een tijd waarin het aantal echtscheidingen is toegenomen en de zorg voor de kinderen nog steeds in het leeuwendeel van de gevallen neerkomt op de moeders. Ze zien vaak maar één uitweg: een partner zoeken, liefst een met voldoende geld. Zo zet het neoliberale regime via een omweg een van de belangrijke verworvenheden van het laatste kwart van de vorige eeuw op de tocht: economische zelfstandigheid van vrouwen. Het is nog te begrijpen dat conservatieven en chris-
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting tendemocraten met hun sterke nadruk op family values die ontwikkeling toejuichen, maar het zou liberalen en sociaal-democraten die persoonlijke vrijheid prediken een gruwel moeten zijn. interne strijd Werknemers maken niet altijd onderdeel meer uit van een organisatie die toeziet op hun welzijn. Bedrijven zijn niet meer vanzelfsprekend de verantwoordelijke gemeenschappen die investeren in hun personeel en die overwinsten reserveren voor slechtere tijden. Doorgaans zijn het puur op winst gerichte organisaties, geleid door mensen voor wie alles draait om het opschroeven van aandeelhouderswaarde op korte termijn. De aandeelhouders en zijzelf worden
Veel werkende armen verdienen wel het minimumloon, maar kunnen niet genoeg uren werken voor een volwaardig inkomen daar immers beter van en de ideologie van de vrije markt wil dat dat eigenbelang uiteindelijk samenvalt met het algemeen belang. Dat laatste is overigens nooit aangetoond. Sterker nog: het ongeremde streven naar waardevermeerdering leidt tot sociale gedrochten. Als een bedrijf snel een flexibele schil aan werknemers kan lozen, kan het bedrijf er bij verkoop op papier florissant uitzien. Dat is handig als een equity- of hedgefonds het bedrijf wil opkopen en de managers en aandeelhouders een zo hoog mogelijke prijs willen ontvangen voor hun aandelen. Van loyaliteit of verantwoordelijkheidsgevoel is steeds minder sprake. Bedrijfseigenaren zijn vaak onzichtbaar voor het personeel en voelen zich er nauwelijks of volstrekt niet mee verbonden. Zodra zich een lucratieve overnamemogelijkheid voordoet, wordt het bedrijf verkocht aan s & d 5 / 6 | 20 11
de hoogste bieder, alsof het om een zak aardappelen gaat. Willen we wel zo’n samenleving, met zulke gigantische verschillen in inkomen, met zo’n afbrokkeling van arbeidsvoorwaarden aan de onderkant van de arbeidsmarkt en met een sociale zekerheid die nauwelijks nog voldoet aan wat een beschavingsminimum mag heten? De toenemende ongelijkheid is de oorzaak van talloze sociale misstanden, houdt Tony Judt ons voor in Het land is moe: ‘Buitensporig ongelijke samenlevingen zijn ook instabiele samenlevingen. Er ontstaat interne verdeeldheid, en vroeg of laat ook interne strijd. Het resultaat daarvan is meestal ondemocratisch.’6 Maar wat valt ertegen te ondernemen? Als de bevrijding van de arbeidersklasse het werk van de arbeiders zelf moet zijn, zoals Karl Marx en Friedrich Engels ons voorhielden, maken veranderingen via de parlementaire democratie steeds minder kans. De mensen die het betreft, zijn immers een kleine minderheid geworden. In de jaren zestig had 58% van de beroepsbevolking geen of alleen een lager diploma, in 2007 was nog maar 29% van de beroepsbevolking lager opgeleid7. Dat is een halvering. Volgens scp-onderzoeker Edith Josten is het percentage laagopgeleiden (maximaal vmbo) in de beroepsbevolking tussen 1992 en 2008 zelfs afgenomen van 35 naar 25%. Op zichzelf een ontwikkeling die iedereen zal toejuichen, maar het nadeel is wel dat de stem van de lager opgeleiden steeds zwakker klinkt, terwijl de middelbaar en hoogopgeleiden de macht in alle opzichten naar zich toe trekken: economisch, politiek, maatschappelijk. Het is de Zweidrittelgesellschaft van de DuitsBritse socioloog Ralf Dahrendorf ten voeten uit: een comfortabele, doorgaans hoger opgeleide meerderheid heeft het goed en laat zich in alle opzichten gelden, een laagopgeleide minderheid betaalt er de prijs voor, maar die getals matige minderheid kan onvoldoende electorale tegenmacht mobiliseren. En dan is ‘zweidrittel’ inmiddels ook nog ‘dreiviertel’ geworden.
119
van wa arde
bestaanszekerheid
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting oplossingen
120
Een structurele oplossing van het probleem is niet makkelijk (zie ook de bijdrage van Paul de Beer, elders in dit nummer). Verhoging van het minimumloon zet voor een groot deel van de groep werkende armen nauwelijks zoden aan de dijk. Veel werkende armen verdienen namelijk wel het minimumuurloon, maar kunnen niet genoeg uren werken om aan een volwaardig inkomen te geraken: ze zijn niet in de gelegenheid om meer uren te werken of hun werkgever biedt niet meer uren en roostert hen zo ongunstig in dat ze er geen tweede baantje bij kunnen nemen. Voor degenen die niet het minimumloon verdienen ¬ veelal zzp’ers en mensen die via ingewikkelde uitleenconstructies werken ¬ zou er in een onbekend aantal gevallen geen werk meer zijn als werk- of opdrachtgevers hogere tarieven zouden moeten betalen. En werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt moet ook weer niet te duur worden, want dan wordt het weggesaneerd of alleen de allergoedkoopste arbeidskrachten worden er nog voor ingeschakeld: scholieren, studenten, huisvrouwen die gedurende een paar uur per week wat bij willen verdienen, legale en illegale immigranten. Hoe groot de neiging bij sommigen ook is om ervoor te pleiten, de oplossing ligt niet in de terugkeer naar een oppermachtige staat die de rol van de vrije markt terugdringt en de touwtjes weer in handen neemt. De neoliberale reactie op het staatsdirigisme uit de jaren zestig en zeventig was een paar bruggen te ver, maar het heeft geen zin om de klok terug te draaien. Dat wil ook weer niet zeggen dat de overheid geen verantwoordelijkheid meer heeft voor randvoorwaarden op de arbeidsmarkt. Uiteraard blijven de hoogte van het wettelijk minimumloon, de algemeenverbindendverklaring van cao’s, de Arbeidstijdenwet, de aanbestedingswetgeving en tal van andere relevante wetten en regelingen behoren tot het politieke mandaat. Maar in een moderne samenleving komt het eropaan dat alle betrokken partijen iets doen: wij allemaal in onze rollen van consument en burger; vakbons & d 5 / 6 | 20 11
den en politieke partijen; de werknemers zelf; en tot slot de werkgevers, zowel de overheid als het bedrijfsleven. Wij allemaal. Het gebrek aan respect vergalt veel levensplezier van werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het klinkt banaal, maar het leven zou voor hen al een stuk aangenamer worden als we ze vriendelijk zouden groeten, voor ze aan de kant gaan als het nodig is en de omgeving niet onnodig vervuilen. Per onmiddellijk kunnen we er met z’n allen in elk geval voor zorgen dat we mensen die laaggeschoold, slecht betaald werk verrichten niet beledigen maar met respect behandelen, waar ze ook op ons pad komen. Daarnaast kunnen we waar mogelijk en nodig onze stem verheffen tegen onderbetaling, beroerde arbeidsomstan-
Het gebrek aan respect vergalt veel levensplezier van werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt digheden en baanonzekerheid. We kunnen producten en diensten boycotten van bedrijven die zich niets gelegen laten liggen aan de kwaliteit van leven van hun werknemers en we kunnen de bereidheid tonen om iets meer te betalen voor diensten en producten die onder acceptabele voorwaarden geleverd worden. Vakbonden en politieke partijen. Het is hoog tijd om paal en perk te stellen aan de graaicultuur in de top van particuliere ondernemingen en bij geprivatiseerde overheidsdiensten. Overweeg een verbod of een sterke fiscale rem op aandelenopties en bonussen voor managers; leg een wettelijke maximumverhouding vast tussen inkomen en pensioenvoorziening; voer een verhouding in tussen het laagste en het hoogste salaris dat door een bedrijf of overheidsdienst betaald wordt of bedenk nog andere maatregelen tegen ‘exhibitionistische8 zelfverrijking’, zoals Wim Kok de graaicultuur ooit benoemde. Overwinsten komen dan automatisch óók ten goede
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting aan de lonen van de laagstbetaalden of ze kunnen geïnvesteerd worden in scholing en training, ook van personeel dat niet in vaste dienst is. Het zijn geen makkelijke maatregelen en de consequenties moeten goed doordacht worden, maar ze bieden in elk geval een oplossingsrichting voor de hier gesignaleerde problemen. En ze geven laagopgeleiden aan de onderkant van de arbeidsmarkt het gevoel dat ze er niet alleen voor staan. Want dat gevoel verlaagt de drempel om onredelijke opdrachten uit te voeren en schandalige arbeidsvoorwaarden te accepteren. De fnv heeft overigens een uitstekende zet gedaan door het Amerikaanse model van organizing toe te passen in de schoonmaakbranche: de vakbondsbestuurders zijn niet langer de zaakwaarnemers die het allemaal wel eventjes regelen, maar de leden worden aangespoord een actieve betrokkenheid te tonen bij de verbetering van hun arbeidsomstandigheden. Werkende armen en laaggeschoolden in het algemeen. Mensen in de schoonmaaksector, de supermarktbranche, de thuiszorg, de kas- en tuinbouw, de beveiligingsindustrie, kunnen zich organiseren, of ze nu flexwerker zijn of niet. De schoonmakers hebben in 2010 laten zien dat ze iets kunnen bereiken door zich te organiseren en een extreem lange staking van negen weken als drukmiddel in te zetten. Ze hebben 3,5% loonstijging in de schoonmaak-cao voor elkaar weten te krijgen. Werkgevers als de ns en Schiphol hebben zich bereid verklaard om via opdrachten mee te betalen aan een betere cao. Moeilijk is het wel. De werkplek van een schoonmaker of beveiliger is doorgaans losgesneden van het bedrijf dat hem of haar ‘uitleent’: iemand die de trein schoonmaakt, werkt niet bij de ns; de vrouw die in het stadhuis broodjes verkoopt, is niet in dienst van de gemeente. Werknemers hebben weinig contact met elkaar, worden tegen elkaar uitgespeeld (‘voor jou tien anderen’) en zitten in zulke strakke werkschema’s opgesloten, dat ze niet snel tot actie, laat staan tot overleg komen. In mijn boek Onzeker bestaan komen zelfs voorbeelden voor van mensen die geheimzinnig moeten doen s & d 5 / 6 | 20 11
over het lidmaatschap van een vakbond, omdat hun baas dat niet ziet zitten. Maar het totale aanbod van arbeidskrachten gaat krimpen door de vergrijzing, terwijl de behoefte aan laaggeschoold personeel, bijvoorbeeld in de (thuis) zorg, zal groeien. Laagopgeleiden worden schaarser; hun arbeidsmarktpositie verbetert dus. 9 De kunst is om die verbetering te verzilveren. Dat kan natuurlijk alleen als de tewerkstelling van illegale immigranten daadwerkelijk wordt tegengegaan en de tewerkstelling van legale immigranten gebonden wordt aan het wettelijk minimumloon en algemeen verbindend verklaarde cao’s. Tot slot: de werkgevers, onder te verdelen in de overheid en het bedrijfsleven. De overheid ¬ lokaal, provinciaal, landelijk ¬ kan bij de aan- en uitbesteding van diensten letten op de arbeidsvoorwaarden, inclusief de betaling, van het personeel waaraan opdrachten gegund worden. Volgens het model van contract compliance kunnen overheden in elk geval minimumeisen stellen aan bedrijven die meedingen naar opdrachten die met gemeenschapsgeld worden uitgevoerd. Nog beter zou het zijn als gemeenten, provincies en het Rijk weer zelf schoonmakers in dienst zouden nemen, portiers, chauffeurs, cateraars, mensen die erbij horen, die onderdeel zijn van de organisatie en hun talenten ten volle kunnen benutten, met een beetje steun van her-, om- en bijscholing, en met doorgroeimogelijkheden. Dat is duurder, maar socialer. De kans dat de ver doorgevoerde arbeidsspecialisatie wordt teruggedraaid, is echter gering. Het is nu eenmaal vaak efficiënter (lees: goedkoper) om werk uit te besteden aan gespecialiseerde ondernemingen. Vervolgens rijst wel de vraag wat bedrijven doen met de behaalde besparingen. Ze kunnen resulteren in een lagere prijs per product of dienst en in hogere bonussen en salarissen aan de top, maar een deel ervan zou heel wel besteed kunnen worden aan betere arbeidsomstandigheden en ¬ voorwaarden voor laaggeschoolden die vaak werk verrichten dat even onmisbaar als onzichtbaar is.
121
Will Tinnemans Flexibel werk als vermomming voor uitbuiting Het bedrijfsleven verschuilt zich vaak achter ‘moordende concurrentie’, maar de schoonmaaksector heeft laten zien dat juist grote bedrijven als Schiphol en de ns desondanks een stap in de goede richting kunnen zetten. Zij streven inmiddels op eigen initiatief naar een Code verantwoord marktgedrag in de schoonmaaken glazenwasserijbranche, die moet leiden tot gezonde verhoudingen tussen opdrachtgever, schoonmaakbedrijf en werknemers.10 Misschien gaat de winst iets omlaag, misschien kan er iets minder aan dividend betaald worden en misschien daalt bij beursgenoteerde bedrijven de waarde van een aandeel een fractie. Het lijkt me dat we het beschavingsminimum ¬ fatsoenlijk werk onder fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden tegen een fatsoenlijk loon ¬ niet mogen opofferen aan het dwangmatige streven naar steeds meer winst en steeds hogere aandelenkoersen. De morele grens is al lang bereikt. moreel appèl Laten we permanent en overal een moreel appèl doen op de overheid en het bedrijfsleven om de kwaliteit van leven van de onderste tien à twintig procent van het loongebouw scherp in het oog te houden. Arbeiders die worden uitgebuit, moeten ¬ het motto van Karl Marx en Friedrich Engels indachtig ¬ voor zichzelf opkomen. Maar juist omdat ze, vanwege de getalsmatige
Noten 122
1 Achterhuis, Hans, De utopie van de vrije markt, Lemniscaat, Rotterdam 2010. 2 Chang, Ha-Joon, 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2010. 3 Dam, Marcel van, Niemands land. Biografie van een ideaal, De Bezige Bij, Amsterdam 2009. 4 scp/cbs, Armoedesignalement 2010, scp, Den Haag 2010. s & d 5 / 6 | 20 11
minderheid die ze zijn, steeds moeilijker een tegenmacht kunnen vormen, zijn we het aan hen verplicht om rekening te houden met hun belangen en positie. Na een kwart eeuw ongebreidelde vrijemarkteconomie wordt het weer tijd voor een fatsoenlijke behandeling van mensen aan de onderkant. Het bieden van een sociaal perspectief en een minimale bestaanszekerheid zou vanzelfsprekend onderdeel moeten uitmaken van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat nu nog wat al te sterk en eenzijdig gericht is op ecologie. Want het is een gebrek aan duurzaamheid bij moderne organisaties, dat de ontwikkeling van informeel vertrouwen bemoeilijkt. Betrokkenheid, trouw en sociale banden van betekenis hebben immers tijd nodig om wortel te schieten, maar die tijd ontbreekt omdat bedrijven zich op de korte termijn concentreren.11 Uiteindelijk zijn we allemaal gebaat bij een welvarende, eerlijke, stabiele samenleving. En die is in gevaar als we een aanzienlijke groep mensen tot speelbal blijven maken van het vrijemarktdenken. In 2009 verscheen van Will Tinnemans ‘Onzeker bestaan. Leven aan de rafelrand van de arbeidsmarkt’ (Nieuw Amsterdam). In september 2011 verschijnt bij dezelfde uitgever een vervolg, ‘Voor jou tien anderen. Uitbuiting aan de onderkant van de arbeidsmarkt’.
5 Hoff, Stella, Uit de armoede werken. Omvang en oorzaken van uitstroom uit armoede, scp, Den Haag 2010. 6 Judt, Tony, Het land is moe. Verhandeling over onze ontevredenheid, Contact, Amsterdam 2010, p. 232. 7 Bovens, Mark en Anchrit Wille, Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie, Bert Bakker, Amsterdam 2011, p. 25. 8 Wim Kok bedoelde waarschijnlijk
‘exorbitante zelfverrijking’. 9 Josten, Edith, Minder werk voor laagopgeleiden? Ontwikkelingen in baanbezit en baankwaliteit 1992 ¬ 2008, scp, Den Haag 2010, p. 54-79. 10 Heuts, Pien, Tegenmacht, Stichting fnv Pers, 2011, p. 128. 11 Sennett, Rihard, De flexibele mens. Psychogram van de moderne samenleving, Byblos boeken, Amsterdam 2000, p. 23.