BULLETIN
BEROEPSINSTITUUT
VAN HET
VAN ERKENDE
BOEKHOUDERS
EN
FISCALISTEN
FLASH Wij informeren U dat Het Instituut zal gesloten zijn op vrijdag 21 mei 2004
Het Arbitragehof heeft in zijn arrest van 31 maart 2004 de toepassing verbroken van het gunstregime voor KMO’s waardoor zij niet verplicht waren pro rata temporis af te schrijven, maar blijvend per boekjaar de volledige afschrijving van de investeringsuitgaven ten laste konden nemen. Het Hof oordeelde evenwel dat de criteria om een KMO te definiëren niet objectif waren. Minister van Financiën, Didier REYNDERS, verklaarde op 23 april 2004 dat de regering een nieuwe definitie van KMO zal aannemen, beantwoordend aan de voorschriften van het artikel 15, § 1. van het Wetboek van Vennootschappen, nl. - jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50 - jaaromzet, exclusief BTW: 6.250.000 EUR - balanstotaal: 3.125.000 EUR tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt. Deze cijfers zullen evenwel opnieuw gewijzigd worden gelet op een aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 (PB 20.05.2003 L 124/36) die nog in nationale wetgeving zou moeten omgezet worden voor eind 2004. "In pacioli 163 pag 7, werd een artikel gepubliceerd inzake "inbreng in vennootschap". Het spreekt voor zich dat in de tekst (en in het uitgewerkte voorbeeld), het tarief inzake registratierechten voor Vlaanderen 10 % moet zijn ipv 12,5 %
Boekhouder en opdracht als technische raadgever: overzicht van het juridische kader I. Inleiding: de rol van de boekhouder als technische raadgever van zijn klant
I
1. De rol van de boekhouder1 is natuurlijk heel wat ruimer dan de activiteiten die worden opgesomd door de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. Tot deze andere activiteiten behoren het advies inzake belastingaangelegenheden of op het vlak van het vennootschapsrecht, bijvoorbeeld in het kader van verrichtingen inzake overdracht, fusie, ... of het herstel van een onderneming in moeilijkheden.
1 Omwille van de leesbaarheid zal meestal deze algemene term worden gebruikt. Hij omvat dus zowel de boekhouder(-fiscalist) als de accountant. Vanzelfsprekend wordt er rekening gehouden met het monopolie dat eigen is aan elk specifiek beroep binnen de economische beroepsbeoefenaars zoals voorzien door de artikelen 34, 38 en 49 van de Wet van 22 april 1999. N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
H
O
U
D
• Het Arbitragehof van 31 maart 2004
1
• Boekhouder en opdracht als technische raadgever: overzicht van het juridische kader
1
• Bijzondere aandachtspunten voor de jaarlijkse algemene vergadering
5
• Uitoefening van het recht op aftrek van de voorafgaande BTW – hoe lang kan men rechtsgeldig om de aftrek verzoeken – oude en nieuwe termijnen 8
Sommige van deze activiteiten kaderen in een omstreden context waar het advies dat de boekhouder geeft van uitzonderlijk belang kan zijn. De boekhouder kan bijvoorbeeld zijn klant bijstaan (of hem zelfs vertegenwoordigen) in fiscale geschillen, besprekingen bij het evalueren van participaties waarvan de overdracht wordt overwogen, ... Deze bijstand is soms nuttig en vaak noodzakelijk, gelet op de technische complexiteit van de problemen die zich stellen.
P A C I O L I
N
1
• Informatie betreffende extranet BIBF en enkele nuttige tips tegen SPAM !!!
9
• Uniek motorvoertuigenregister – circulaire nr 16/2004
10
• BIBF Prijs – Editie 2002-2003
10
• "Definitieve lijst van de BIBF publicaties voor 2004
11
• Seminaries
11
• Voor U gelezen
12
• Contact
12
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 • Tweewekelijks • NL : P309340
Het Arbitragehof van 31 maart 2004
king kunnen hebben op feiten of op rechtsvragen in verband met de toepassing van het boekhoudrecht. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor de persoon verstaan die zich gewoonlijk bezighoudt met de boekhouding van de belastingplichtige of die heeft meegewerkt aan het opstellen van de betwiste belastingaangifte of die de belastingplichtige heeft bijgestaan in de administratieve bezwaarprocedure.
Het doel van dit artikel is enkele juridische aspecten te belichten van de tussenkomst van de boekhouder om zijn klant van advies te dienen in het kader van diverse geschillen.
II. Geschillen waarbij de boekhouder kan tussenkomen als technische raadgever van zijn klant: een poging tot typologie
Zoals de ongelukkige opstelling van deze bepaling niet laat doorschemeren, geldt deze uitzondering enkel inzake directe belastingen voor de fiscale kamers van de rechtbanken.
2. De aanwezigheid van de boekhouder van een vennootschap op de algemene vergadering ervan kan door de raad van bestuur worden gewenst om hem bij te staan bij het voorstellen van de jaarrekening. De boekhouder kan daarop slechts aanwezig zijn indien de algemene vergadering zich daar niet tegen verzet.
5. Inzake het gerechtelijk akkoord machtigt artikel10, § 1, 4de lid van de wet van 17 juli 1997 de rechter die zetelt in de kamer voor handelsonderzoek, alle personen te horen van wie hij het verhoor nuttig acht. De bijstand van de boekhouder van de onderneming is in dit stadium van de akkoordprocedure van essentieel belang omdat hij aan de onderzoekskamer een maximum aan inlichtingen kan verstrekken over de financiële situatie van de onderneming.
Wat met de raadgever van een aandeelhouder? Er kunnen zich twee gevallen voordoen. - In de vennootschappen waarvoor de aanstelling van een commissaris voor de rekeningen niet is vereist, heeft elke vennoot individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid en hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een accountant (artikel 166 van het Wetboek van vennootschappen). Mag laatstgenoemde de algemene vergadering bijwonen in dezelfde hoedanigheid als de commissarisrevisor? - De aandeelhouder kan zich ook laten bijstaan door zijn eigen boekhouder, ondanks de aanwezigheid van een commissaris-revisor.
Artikel 13 van diezelfde wet machtigt de commissaris-revisor van de onderneming ertoe zich te laten horen tijdens de verschijning voor de rechtbank. Blijkbaar kan enkel de commissaris-revisor, die daartoe door de algemene vergadering officieel is benoemd, worden gehoord voor zover hij volgens de wetgever over een noodzakelijke autonomie zou beschikken om een objectieve kijk te hebben op de onderneming. De boekhouder van de onderneming zou dus niet het recht hebben zijn klant tijdens deze verschijning bij te staan.
In de twee veronderstellingen is de kwestie controversieel. Sommigen zijn van oordeel dat de onderzoeks- en controlebevoegdheid, die aan de aandeelhouder wordt toegekend, persoonlijk en niet-functioneel zijn en dat de accountant, bedoeld in artikel 166 van het Wetboek van vennootschappen niet de rechten kan genieten zoals die voorzien zijn voor een commissaris-revisor, waaronder het recht om de algemene vergadering bij te wonen. Zij concluderen daaruit dat behoudens het akkoord van de vergadering de accountant in geen geval de algemene vergadering mag bijwonen.2 Anderen gaan er globaal mee akkoord, dat de aandeelhouders zich kunnen laten bijstaan door een technische raadgever en dat de vergadering zich zonder bijzondere verantwoording daar niet kan tegen verzetten, op gevaar af zich schuldig te maken aan rechtsmisbruik.3
De Faillissementswet van 8 juli 1997 bevat geen enkele bijzondere bepaling betreffende de technische bijstand van de ondernemer of het verhoor van derden. Bijgevolg zijn de gemeenschappelijke bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing. 6. De waardering van de bewijzen van deelgerechtigdheid of aandelen van een vennootschap is het voorwerp van geschillen waarbij de boekhouder ontegenzeglijk een belangrijke rol kan spelen ten bate van zijn klant. Deze geschillen kunnen ontstaan uit de toepassing van diverse clausules die zijn opgenomen in de statuten of in een overeenkomst van overdracht van aandelen, zoals die welke voorzien in een recht van voorkoop, de afstand in geval van overlijden van een vennoot (wanneer de effecten niet overdraagbaar zouden zijn aan derden, met inbegrip van de erfgenamen van een vennoot), een verkoop- of koopoptie, ...
3. In de geschillen van fiscale aard kan de boekhouder zijn klant bijstaan en vertegenwoordigen voor de belastingadministratie om er de noodzakelijke besprekingen en onderhandelingen te voeren. Een dergelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt niet verondersteld en moet voortvloeien uit een uitdrukkelijk mandaat.
In deze veronderstellingen kunnen de statuten of de overeenkomst van overdracht op nuttige wijze voorzien in de tussenkomst van een onafhankelijke deskundige die tot taak heeft de over te dragen bewijzen van deelgerechtigdheid te waarderen of in geval van een beding van voorkoop na te gaan of het aanbod van de derde ernstig is. De opsteller van de statuten of van de overeenkomst van overdracht moet erop toezien dat hij de modaliteiten betreffende de aanstelling en de bezoldiging van de deskundige, zijn opdracht, de termijn waarbinnen hij zijn beslissing moet nemen, de rechtskracht van deze beslissing (advies of onherroepelijk deskundigenonderzoek) en de gevolgen ervan preciseert.
4. De toegang tot de rechtszaal als lasthebber is ontzegd aan de boekhouder, net zoals in principe aan elk ander beroep, met uitzondering van de advocatuur (artikel 728, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek). Artikel 728 § 2bis van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt echter, dat op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige of van zijn advocaat, ingediend bij conclusie, de rechter de door de belastingplichtige gekozen accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor kan horen in zijn schriftelijke of mondelinge toelichting ter terechtzitting. Het oproepen van de accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor staat ter beoordeling van de rechter, die onderzoekt of het opportuun is in deze zaak raad in te winnen over elementen die slechts betrek-
Bij gebrek aan een overeengekomen deskundigenonderzoek in der minne zal het geschil voor de rechtbanken worden gebracht, waar doorgaans een gerechtelijk deskundigenonderzoek zal worden bevolen. Een dergelijk gerechtelijk deskundigenonderzoek zal ook vaak worden gelast wanneer een vordering tot gedwongen inkoop of tot
2 Zie F. De Bauw, Les assemblées générales dans les sociétés anonymes, Bruylant, Brussel, 1996, blz. 225. 3 Zie S. WATILLON, A.P. ANDRE-DUMONT, J.P. RENARD, Guide pratique du conseil d’administration et de l’assemblée générale, éd. C.C.I., Luik, 2003, blz. 170.
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
2
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
gedwongen uitsluiting (artikelen 334 en volgende en 635 en volgende van het Wetboek van vennootschappen) door een aandeelhouder wordt ingesteld tegen een andere aandeelhouder op grond van gerechtvaardigde motieven die de werking van de vennootschap blokkeren4.
contract worden vernietigd indien de afsluiting ervan is aangetast door een gebrek in de toestemming, zoals de vergissing, het bedrog of het geweld of ook nog worden ontbonden in geval van foutieve en zware niet-uitvoering. Het beginsel van de uitvoering te goeder trouw van de overeenkomsten legt echter de eerbiediging op van de essentiële principes van het Gerechtelijk Wetboek. Bijgevolg moet de deskundige volkomen onafhankelijk, objectief en onpartijdig zijn. Er kan dus niet worden toegestaan dat een van de medecontractanten bij het deskundigenonderzoek rechter en partij is. Het principe van de eerbiediging van de rechten van de verdediging en van de tegenspraak is eveneens van toepassing: de deskundige mag bijvoorbeeld zijn verslag niet richten aan een van de partijen zonder om de opmerkingen van de andere partij te hebben verzocht. Uit dit beginsel vloeit het recht van de partijen voort om te worden bijgestaan door juridische of technische raadgevers. Laatstgenoemden mogen de eventuele vergaderingen bijwonen en hun opmerkingen maken, waarvan zij tevens het tegensprekelijke karakter moeten verzekeren. Het verslag van het deskundigenonderzoek in der minne moet ten slotte worden gemotiveerd: de motivering staat de partijen maar ook de rechter toe na te gaan of de deskundige zijn opdracht heeft uitgevoerd en rekening heeft gehouden met de eventuele opmerkingen van de partijen.
7. Er kunnen zich tal van andere gevallen voordoen waarin een gerechtelijk deskundigenonderzoek noodzakelijk is om een schade te ramen. Zoals bijvoorbeeld de vaststelling van de onteigeningsvergoedingen in geval van een onteigening ten algemenen nutte van een onderneming, het commerciële nadeel dat wordt geleden bij burenhinder, de verkoop van een handelszaak om uit een onverdeeldheid te geraken of wegens elke andere omstreden oorzaak, het doen van rekening en verantwoording door een lasthebber (artikelen 1358 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek). 8. Laat ons enkele regels onderzoeken die van toepassing zijn op de gerechtelijke en minnelijke deskundigenonderzoeken en in het bijzonder die welke betrekking hebben op de manier waarop de raadgever zijn rol kan spelen. Vervolgens behandelen wij de kwestie van de tenlasteneming van de kosten als technische raadgever, die de jongste jaren een even snelle als belangrijke evolutie heeft gekend.
Er wordt aanvaard dat het verslag van het deskundigenonderzoek in der minne, dat deze principes niet respecteert, nietig is en de partijen niet bindt7.
III. Regels die van toepassing zijn op de deskundigenonderzoeken in der minne
III.3. Vergoeding van de deskundige
III.1. Begrip
11. De deskundige bepaalt zijn ereloon overeenkomstig de geleverde prestaties. De begrotingsregeling waarin artikel 984 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet, is niet van toepassing op de deskundigenonderzoeken in der minne. Ingeval de partijen het niet eens zijn over het bedrag van het ereloon, kan een van de partijen het geschil voorleggen aan de rechter die net als voor elke vergoeding van een aanneming van werk of van een lastgeving over de bevoegdheid beschikt om het bedrag van het ereloon te herzien.
9. Het deskundigenonderzoek in der minne bestaat in de opdracht die de partijen toevertrouwen aan een derde, die wordt gekozen wegens zijn beroepsbekwaamheid, om van hem een advies te krijgen in de vorm van een verslag betreffende een technisch probleem5. Het deskundigenonderzoek in der minne wordt doorgaans gekwalificeerd als een aanneming van werk, die voorzien is van een lastgeving die betrekking heeft op de bepaling van een prijs of van een schade6 . Er moet een zorgvuldig onderscheid worden gemaakt tussen de overeenkomst van deskundigenonderzoek in der minne en het arbitragebeding: terwijl de scheidsman een uitspraak doet die betrekking heeft op de veroordeling van een partij en die het voorwerp kan zijn van een gedwongen tenuitvoerlegging, kan het deskundigenverslag niet uitvoerbaar worden verklaard, zelfs al is overeengekomen dat het onherroepelijk is. Bij gebrek aan een vrijwillige tenuitvoerlegging door een partij moet de andere partij haar dus dagvaarden voor de rechtbank om de overeenkomst te laten erkennen en de gedwongen tenuitvoerlegging ervan te vorderen. We moeten echter toegeven dat dit onderscheid in de praktijk niet altijd gemakkelijk is.
De modaliteiten inzake de tenlasteneming van de kosten worden bij voorkeur geregeld door het contract: dit kan voorzien in een pro capita of de deskundige de bevoegdheid geven om deze verdeling soeverein te bepalen. Bij gebrek aan een uitdrukkelijke bepaling komt het ereloon voor rekening van de partij die de deskundige heeft aangesteld.
III.2. Verloop van het deskundigenonderzoek in der minne
12. Het gerechtelijk deskundigenonderzoek is een onderzoeksmaatregel, een bewijsmiddel dat wordt bevolen door de rechter die deskundigen kan gelasten vaststellingen te doen of een technisch advies te geven. Binnen het bestek van deze bijdrage zal de deskundige bijvoorbeeld worden belast met het waarderen van de prijs van over te dragen aandelen, van het bedrag van de commerciële schade enz.
IV. Regels die van toepassing zijn op de gerechtelijke deskundigenonderzoeken IV.1. Begrip
10. Het deskundigenonderzoek in der minne is niet onderworpen aan de regels van het Gerechtelijk Wetboek (artikelen 962 tot 991), maar aan het verbintenissenrecht. Overeenkomstig artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek is de overeenkomst die in een dergelijk deskundigenonderzoek voorziet, bindend voor de partijen en moet zij te goeder trouw ten uitvoer worden gebracht. Zij kan echter zoals elk 4 5 6 7
Het deskundigenonderzoek kan dus in geen geval betrekking hebben
Artikel 34 2° van de Wet van 22 april 1999 voorziet dat enkel een accountant (en een revisor) een expertise mag doen. Zie Ph. DE BOURNONVILLE, “L’arbitrage”, Rép. not., t. XIII, Boek. 6, blz. 62. Zie P. LURQUIN, Traité de l’expertise en toute matière, Bruylant, Brussel, 1985, blz. 10 en v. Het deskundigenverslag dat de rechten van de verdediging heeft geschonden kan echter als advies dienen voor de deskundigen die door de rechtbank zijn aangesteld (zie Burg. Brussel, 12 oktober 1995, J.J.P., 1996, blz. 326; Burg. Brussel, 10 november 1995, Journ. proc., 95, Boek. 294, blz. 26).
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
3
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
op juridische aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld de vraag of bij de waardering van de bewijzen van deelgerechtigdheid in een procedure van uitsluiting of van gedwongen inkoop deze waarde moet worden bepaald op de datum van indiening van de vordering, van de uitspraak van het vonnis dat het deskundigenonderzoek gelast of van de indiening van het verslag. Deze juridische kwestie moet worden beslecht door de rechter, bij voorkeur vóór het deskundigenonderzoek. De rechter zal de deskundige evenmin kunnen vragen een contract te interpreteren of een feit af te wegen tegen het recht (bijvoorbeeld te zeggen of een burenhinder al dan niet buitensporig is).
zal uitgaan, vormt vaak het meest geschikte ogenblik voor een dergelijke poging. Alle gesprekken en alle mededelingen betreffende de verzoeningspoging moeten vertrouwelijk blijven. Komt het niet tot een verzoening, dan geeft de deskundige inzage van het tweede deel van zijn verslag, waarin hij de argumenten van de partijen bespreekt en ze beantwoordt. Hij moet ook zijn advies motiveren. Hoewel deze motivering niet moet voldoen aan dezelfde voorwaarden als de gerechtelijke of scheidsrechterlijke beslissingen, moet de redenering van de deskundige toch logisch, samenhangend en vrij van elke tegenstrijdigheid zijn. Uit deze motivering wordt dan het besluit van de deskundige afgeleid dat de samenvatting vormt van hetgeen uit deze vaststellingen voortvloeit. Het besluit antwoordt heel beknopt op elk punt van de opdracht die door de rechter is bevolen.
Deze regel valt erg moeilijk toe te passen in boekhoudkundige aangelegenheden waar de boekhoudkundige verrichtingen ook juridisch van aard kunnen zijn. Tot slot dient te worden opgemerkt, dat de opinie van de deskundige een advies is en dat de rechter er niet door gebonden is.
IV.2.
Geïnformeerd door dit verslag waarvan hij de geldigheid moet nagaan (met name vanuit het oogpunt van de eerbiediging van de rechten van de verdediging) beslist de rechter dan het besluit van de deskundige te bekrachtigen of het te verwerpen. Hij kan eventueel een bijkomend deskundigenonderzoek bevelen of een nieuwe deskundige aanstellen.
Verloop van het gerechtelijk deskundigenonderzoek
13. Het verloop van het gerechtelijk deskundigenonderzoek wordt geregeld door de artikelen 962 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
IV.3.
Tussenkomst van de technische raadgevers
14. Zoals hiervoor aangestipt, houdt de tussenkomst van juridische en technische raadgevers van de partijen verband met de rechten van de verdediging. De technische raadgevers staan de partijen bij op technisch vlak en zij mogen alle bijeenkomsten bijwonen en alle fasen van het deskundigenonderzoek volgen. Voorts mogen zij namens hun lastgever aan de deskundige alle verzoeken doen. Net als de deskundige zien zij erop toe dat het tegensprekelijke karakter van alle correspondentie wordt verzekerd.
Kort samengevat, het deskundigenonderzoek wordt bevolen door een vonnis dat uitvoerbaar is bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep of verzet (artikel 1496 van het Gerechtelijk Wetboek). Het betreft een vonnis alvorens recht te doen, behalve voor zover het een juridische kwestie zou beslechten. Nadat het deskundigenonderzoek door de meest gerede partij in gang is gezet en de deskundige zijn opdracht heeft aanvaard, roept bij binnen een termijn van acht dagen de partijen bijeen voor de eerste bijeenkomst waarop zij hun opinie uiteenzetten en hun dossier indienen. Om het tegensprekelijke karakter van het deskundigenonderzoek te garanderen, nodigt de deskundige de partijen ook uit bij alle andere handelingen of, indien hij daarvan ontslagen werd, tenminste op de belangrijke handelingen waarbij de aanwezigheid van de partijen vereist is.
Er bestaan echter enkele uitzonderingen op de aanwezigheid van de partijen of van hun technische raadgevers op bepaalde bijeenkomsten. Zo werd al aanvaard dat een partij zich kan verzetten tegen de aanwezigheid van haar tegenpartij bij het onderzoek van haar handelsboeken. In deze veronderstelling kon de tegenpartij zich laten vertegenwoordigen door een bedrijfsrevisor.8 Voorts kan een partij zich wegens bepaalde redenen verzetten tegen de aanwezigheid van een technische raadgever, zoals een geschil dat bestaat of bestond tussen deze partij en gezegde technische raadgever, een gewezen werknemer van de partij.9
Nadat hij de partijen op tegenspraak heeft gehoord, hun relaas van de relevante feiten heeft onderzocht en hun nuttige verzoeken heeft ingewilligd, daarin eventueel bijgestaan door specialisten (“schatters” genoemd) geeft de deskundige aan de partijen en aan hun advocaten en technische raadgevers inzage van de voorbereiding die het eerste deel van zijn verslag vormt. In die inleiding worden de feiten onder de controle van de partijen op tegenspraak vastgelegd en ze bevat de vaststellingen van de deskundige, maar heeft niet tot doel grondig te antwoorden op de opmerkingen van de partijen, noch de motivering en de besluiten van het verslag te preciseren. Zelfs indien al kan worden aangevoeld welke richting het deskundigenonderzoek zal uitgaan, is het immers van essentieel belang dat de partijen de mogelijkheid behouden hun opmerkingen te maken in de hoop het verloop van het deskundigenonderzoek te beïnvloeden en dat de deskundige zelf de vrijheid behoudt zijn besluiten te wijzigen. Met eerbiediging van de rechten van de verdediging moeten de partijen over een termijn beschikken die lang genoeg is om hun opmerkingen betreffende de voorbereiding te kunnen maken.
15. De partijen kunnen zich in alle fasen van het deskundigenonderzoek laten bijstaan, ook wanneer de rechter beveelt de deskundige te verhoren nadat die zijn verslag heeft ingediend. Artikel 987, 6de lid van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt uitdrukkelijk, dat de rechter op verzoek van de partijen dan hun technische raadgevers kan horen. Die zullen echter niet door de griffie worden opgeroepen. Zij zullen gebruik mogen maken van alle documenten waarvan vooraf inzage is verleend en hun verklaringen zullen worden aangetekend in het proces-verbaal van verhoor.
IV.4. Vergoeding van de deskundige 16. De vergoeding van de deskundige wordt geregeld door de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. De provisies die door de deskundige in de loop van het deskundigenonderzoek worden gevraagd, moeten worden voorgeschoten door de partij die hem heeft aangesteld. Het ereloon moet in het deskundigenverslag worden vermeld. Het komt voor rekening van de partij die in het ongelijk wordt gesteld, overeenkomstig hetgeen in het vonnis is bepaald.
Artikel 972, lid 3, van het Gerechtelijk Wetboek legt de deskundige de verplichting op te pogen de partijen te verzoenen. De inzage in de voorbereiding, waar de feiten objectief worden uiteengezet en waaruit eventueel kan worden afgeleid welke richting het deskundigenonderzoek 8 Brussel, 22 oktober 1968, Pas., 1969, II, blz. 14. 9 Luik, 8 juli 1954, Jur. Liège, 1954
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
4
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
V. Kwestie van de verhaalbaarheid van de kosten van een technische raadgever
len we vast dat de hoven van beroep van Brussel, Gent en Luik en de burgerlijke en correctionele rechtbanken van Namen, Gent, Luik en Hoei reeds aanvaard hebben dat het voor het slachtoffer noodzakelijk was een beroep te doen op de bijstand van juridische en technische raadgevers, in hoofdzaak in complexe of technische geschillen, wat ontegenzeglijk het geval is in die welke wij hiervoor hebben beschreven. Wat de technische raadgevers betreft, is dit des te meer het geval omdat hun tussenkomst vaak toestaat de technische discussie die aan de deskundige wordt voorgelegd “op een hoger peil te tillen” en de deskundige de mogelijkheid geeft zijn opdracht beter uit te voeren.
17. Sinds een reeks arresten die in 1956 werden gewezen, volgt het Hof van cassatie een constante rechtspraak, volgens welke de kosten van technische raadgevers, net zoals die van advocaten, geen bestanddeel vormen van de schade van het slachtoffer van een fout (een contractuele of ten gevolge van een oneigenlijk misdrijf), aangezien het feit dat een beroep wordt gedaan op hun tussenkomst voortvloeit uit de keuze van het slachtoffer. Volgens het Hof van cassatie kunnen deze kosten dan ook geen aanleiding geven tot schadeloosstelling. Tot voor kort werd deze rechtspraak in meerderheid gevolgd door de feitenrechters. Zij werd echter fel bekritiseerd door een groot gedeelte van de rechtsleer, die met name van oordeel was dat de bijstand van een technische raadgever absoluut noodzakelijk was geworden door de schuld van de aansprakelijke partij, zonder welke zij niet noodzakelijk zou zijn geweest en dat de desbetreffende kosten in mindering kwamen van de ontvangen vergoeding en een schade vormden.
Bij het Hof van cassatie is momenteel een voorziening aanhangig gemaakt tegen een arrest van het hof van beroep van Luik van 2 november 2000. De beslissing van het Hof zal het mogelijk maken (al dan niet) te bevestigen dat de kosten die worden gemaakt door de klanten die zich voor de technische aspecten van een deskundigenonderzoek (gerechtelijk of zelfs in der minne indien de overeenkomst er dienaangaande het zwijgen toe doet) lieten bijstaan door hun boekhouder, ten laste kunnen worden gelegd van de verliezende partij.
Recentelijk kon in diverse beslissingen van feitenrechters (en misschien in een arrest van het Hof van cassatie van 28 februari 2002, waarvan de draagwijdte echter omstreden is) een ommezwaai in de rechtspraak worden vastgesteld. In de gepubliceerde rechtspraak, stel-
Jean-François JAMINET Advocaat bij de Balie van Luik ELEGIS - HANNEQUART & RASIR S.C.R.L
Bijzondere aandachtspunten voor de jaarlijkse algemene vergadering In Pacioli nr. 162 werd een overzicht gegeven van de vennootschapsrechtelijke basisregels m.b.t. de voorbereiding en het houden van de jaarlijkse, ook wel gewone algemene vergadering genoemd. Soms zijn er bijzondere vraagstukken aan de orde bij de voorbereiding of het houden van deze vergadering. Zij hebben vooral betrekking op de regels inzake: - winstuitkeringen; - belangenconflicten; - alarmbelprocedure; - ontslag en de benoeming van bestuurders en zaakvoerders; en - het instellen van de vennootschaps- en de minderheidsvordering.
1° de voorzieningen en de schulden 2° het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van oprichting en uitbreiding; 3° het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van onderzoek en ontwikkeling (behoudens in uitzonderingsgevallen, te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de jaarrekening). - Y = het bedrag van het gestorte kapitaal of, indien dit hoger is, van het opgevraagde kapitaal + alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd (de wettelijke reserve, de onbeschikbare reserves, de onbeschikbaar gestelde uitgiftepremies, de herwaarderingsmeerwaarden en de kapitaalsubsidies).
In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de ter zake geldende wettelijke bepalingen.
Winstuitkering is verboden indien bedrag X reeds tevoren is gedaald of ten gevolge van de voorgenomen uitkering zou dalen beneden bedrag Y.
I. De winstuitkering
Elke uitkering in strijd met deze regels moet door de ontvangers ervan worden terugbetaald indien de vennootschap bewijst dat zij wisten dat de uitkering te hunnen gunste in strijd met de voorschriften was of daarvan, gezien de omstandigheden, niet onkundig konden zijn.
De gewone algemene vergadering keurt niet alleen de jaarrekening goed, maar beslist ook over de bestemming van het resultaat. Wanneer er winst is gerealiseerd kan deze worden uitgekeerd. De uitkeringen betreffen in de regel ofwel dividenden (winstuitkering aan de aandeelhouders), ofwel tantièmes (winstuitkering aan de bestuurders).
II. Belangenconflicten in hoofde van bestuurders en zaakvoerders
De regels betreffende de winstuitkering zijn opgenomen in de artikelen 320 (BVBA), 429 (NV) en 617 (CV) W.Venn.
Deze procedure is aanzienlijk verschillend voor de NV (art. 523 W.Venn.) en de BVBA (art. 259 W.Venn.).
Teneinde na te gaan of er winst mag worden uitgekeerd dienen twee bedragen te worden vergeleken. Wij noemen die bedragen hierna X en Y. - X = het netto-actief of het eigen vermogen op de datum van de afsluiting van het laatste boekjaar; dit bedrag is het totaalbedrag van de activa, verminderd met
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
De raad van bestuur van een NV kan alle beslissingen nemen en alle verrichtingen stellen die nuttig of noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel van de vennootschap. Indien evenwel, in de loop van het boekjaar, een bestuurder bij het nemen van dergelijke beslissing of het stellen van dergelijke verrichting, een belang van vermogensrechte-
5
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
lijke aard heeft (rechtstreeks of onrechtstreeks), dat strijdig is met het belang van de vennootschap, dan moet hij een bijzondere procedure naleven.
Behoudens in de eerste hypothese is het belang van de procedure inzake belangenconflicten minder belangrijk voor de gewone algemene vergadering van een BVBA
Vooreerst moet de bestuurder in kwestie melding doen aan de andere bestuurders en dit vooraleer de raad van bestuur enige beslissing neemt. Deze verklaring wordt opgenomen in de notulen van de raad van bestuur, waarin de volgend punten worden toegelicht: - de aard van de beslissing of de verrichting; - de verantwoording van het genomen besluit; - de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap. In geval de vennootschap een commissaris heeft, moet ook deze op de hoogte worden gebracht door de betrokken bestuurder.
III. De “alarmbelprocedure” De naleving van de zogenaamde “alarmbelprocedure” is van uitermate groot belang, niet alleen voor de vennootschap, maar ook in het licht van de mogelijke aansprakelijkheid van de bestuurders en zaakvoerders. De procedure geldt zowel voor de BVBA (art. 332) en de CV (art. 431), als voor de NV (art. 633).
Wat is nu het belang van deze procedure voor de gewone algemene vergadering?
Wanneer de vennootschap verlies heeft geleden, moet het bestuursorgaan onderzoeken hoe groot het verlies is. Zij doet dat door vergelijking van het netto-actief en het maatschappelijk kapitaal.
Op één of andere manier dienen de aandeelhouders op de hoogte te worden gebracht van de belangenconflicten die zich tijdens het afgelopen boekjaar hebben voorgedaan. Dat gebeurt door de opname van de bovengenoemde notulen van de raad van bestuur in het jaarverslag, dat uiteraard wordt voorgelegd aan de aandeelhouders. Wanneer er geen jaarverslag moet worden opgesteld (voor kleine vennootschappen), dient de informatie te worden opgenomen in een stuk dat samen met de jaarrekening wordt neergelegd.
Indien het netto-actief gedaald is tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal, moet het bestuursorgaan een bijzonder verslag opmaken waarin een voorstel wordt gedaan omtrent het voortbestaan van de vennootschap. Is het bestuursorgaan van oordeel dat de vennootschap kan voortbestaan, dan moet het een herstelplan opstellen. In ieder geval moet binnen de twee maanden nadat het verlies is vastgesteld de algemene vergadering bijeenkomen. De aandeelhouders zullen beraadslagen en besluiten over de ontbinding of het voortbestaan van de vennootschap. Het bijzonder verslag van het bestuursorgaan moet 15 dagen vóór de algemene vergadering ter beschikking zijn op de zetel van de vennootschap.
Het is dus via deze stukken dat de aandeelhouders kennis kunnen nemen van de beslissingen die werden genomen niettegenstaande het belangenconflict in hoofde van één of meerdere bestuurders. Op dat moment kan de algemene vergadering de handelswijze van de bestuurders beoordelen en hen al dan niet kwijting verlenen. Eventueel kan zij beslissen de vennootschapsvordering in te stellen indien de procedure inzake belangenconflicten niet of niet naar behoren is nageleefd.
De vennootschap kan aldus worden ontbonden bij drie/vierde meerderheid. Let op! De aanwezigen moeten minstens de helft van het kapitaal vertegenwoordigen (BVBA 286 W.Venn.; CVBA: zie de statuten, art. 386, eerste lid, 2° W.Venn.; NV: art. 558 W.Venn.).
Maar er is meer: ondanks het feit dat de procedure werd nageleefd, kunnen de bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. De voorwaarde is wel dat de beslissing of verrichting aan de bestuurders of aan één van hen een onrechtmatig financieel voordeel heeft bezorgd én de vennootschap schade heeft geleden.
Indien het netto-actief verder zakt tot minder dan één vierde van het maatschappelijk kapitaal, kan de ontbinding worden goedgekeurd door een vierde van de uitgebrachte stemmen. Uiteraard kan ook deze procedure aan de orde zijn naar aanleiding van het opstellen van de jaarrekening en het houden van de daaropvolgende gewone algemene vergadering.
De vennootschap kan tenslotte ook de nietigheid vorderen van de beslissingen of de verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding met de betreffende regels. Zij moet in voorkomend geval bewijzen dat de wederpartij van de overtreding op de hoogte was of behoorde te zijn.
Het niet naleven ervan kan opnieuw zware gevolgen hebben voor de bestuurders. Indien immers de algemene vergadering niet of niet tijdig is bijeengeroepen, dan wordt de door derden geleden schade geacht uit deze nalatigheid voort te vloeien. Het betreft dus een wettelijk vermoeden: éénmaal de inbreuk en de schade is aangetoond, zal men tot aansprakelijkheid besluiten. De bestuurder kan evenwel het tegenbewijs leveren, maar dit zal meestal een lastige opdracht zijn.
In de BVBA kunnen zich drie situaties voordoen. Indien er een college van zaakvoerders is, wordt gehandeld zoals voor de raad van bestuur van de NV (art. 259 W.Venn.). Indien er geen college van zaakvoerders is en één van de zaakvoerders (omdat er slechts één zaakvoerder is of de zaakvoerders afzonderlijk bevoegd zijn) voor een tegenstrijdigheid van belangen wordt geplaatst, dan stelt de betrokken zaakvoerder de vennoten (en dus niet de medezaakvoerders) daarvan in kennis. De beslissing mag slechts worden genomen voor rekening van de vennootschap door een zaakvoerder ad hoc (art. 260 W.Venn.).
De naleving van de procedure is des te belangrijker voor vennootschappen die later failliet worden verklaard. Misnoegde leveranciers of andere medecontractanten kunnen zich in voorkomend geval tot de bestuurders of de zaakvoerders wenden. Hun stelling kan bijvoorbeeld zijn: “Indien de algemene vergadering tijdig was bijeengeroepen en de ernst van de toestand had ingezien, dan was de vennootschap ontbonden geworden en waren mijn schuldvorderingen op de vennootschap niet ontstaan! Ik vraag vergoeding van de bestuurders wegens het niet naleven van de alarmbelprocedure!”.
De derde en laatste hypothese betreft de zaakvoerder die tevens de enige vennoot is. In voorkomend geval kan deze persoon de beslissing nemen of de verrichting doen, doch hij moet hierover bijzonder verslag uitbrengen. Dit stuk moet samen met de jaarrekening worden neergelegd (ar. 261 W.Venn.) en overigens alle tussen de enige vennoot/zaakvoerder en de vennootschap gesloten overeenkomsten bevatten (tenzij het courante verrichtingen onder normale omstandigheden betreft).
Het is evenzeer belangrijk de procedure niet te herleiden tot de eenvoudige goedkeuring van een bijzonder verslag zonder enige inhoud. Het moet duidelijk zijn dat de bestuurders zich terdege over de situatie moeten bezinnen en een gedegen herstelplan moeten opzetten. In familiale vennootschap wordt soms zeer onvoorzichtig omgegaan met de alarmbelprocedure. Het herstelplan beperkt zich in vele gevallen tot een
De zaakvoerder die laatstgenoemde regel overtreedt, moet de schade vergoeden die voortvloeit uit het voordeel dat hij ten koste van de vennootschap ten onrechte heeft verkregen. P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
6
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
verwijzing naar de wettelijk regeling en de vermelding van een aantal “holle” saneringsvoorstellen. De aandeelhoudersvergadering keurt vervolgens het plan met gesloten ogen goed. Dergelijke werkwijze is uiteraard uit den boze!
W.Venn.; CV: art. 416 W.Venn; NV: art. 562 W.Venn.). Menen de meerderheid van de aandeelhouders dat geen vordering tegen de bestuurders moet worden ingesteld, dan nog is het gevaar niet geweken. In voorkomend geval kunnen de minderheidsaandeelhouders de zgn. “minderheidsvordering” instellen. Deze vordering volgt dus niet op een beslissing van de algemene vergadering, maar wordt wel ingesteld voor rekening van de vennootschap.
Wanneer de algemene vergadering beslist de vennootschap verder te zetten, dan moet uiteraard ook het herstelplan worden uitgevoerd.
IV. Ontslag en benoeming van bestuurders en zaakvoerders
De eisers moeten wel voldoen aan een aantal voorwaarden: - op de dag waarop de algemene vergadering zich uitspreekt over de kwijting, effecten bezitten die ten minste 10 % (voor NV en CVBA) en 1 % (voor de NV) vertegenwoordigen van de stemmen, verbonden aan het geheel van de op die dag bestaande effecten; - of op die dag effecten bezitten die een gedeelte van het kapitaal vertegenwoordigen ter waarde van ten minste 1.250.000 EUR (enkel voor CVBA en NV).
Uiteraard zijn op de gewone algemene vergaderingen ook vaak het ontslag en de benoeming of herbenoeming van bestuurders en zaakvoerders aan de orde. Bestuurders – zij moeten in de regel met zijn drieën zijn – worden benoemd voor een termijn van maximaal zes jaar (art. 518 W.Venn.). Om te vermijden dat er zich problemen stellen inzake vertegenwoordiging van de vennootschap, moet hun mandaat tijdig worden verlengd of moeten zij tijdig vervangen worden. Meestal werd in het benoemingsbesluit gesteld dat de bestuurder benoemd is voor een periode van X jaar om te eindigen op de gewone algemene vergadering van het jaar Y. De jaarlijkse vergadering is dan ook het moment om over de (her)benoeming te beslissen.
Bovendien mogen de eisende minderheidsaandeelhouders geen kwijting hebben gegeven op de gewone algemene vergadering. Indien zij dit wel hebben gedaan, dan kunnen zijn de minderheidsvordering nog enkel instellen nadat zij voorafgaand hebben aangetoond dat de gegeven kwijting ongeldige kwijting was, d.w.z. dat ze gegeven is op basis van een valse jaarrekening die de werkelijke situatie niet weergaf. De minderheidsaandeelhouders zullen pas in duidelijke gevallen geneigd zijn een aansprakelijkheidvordering in te stellen tegen de bestuurders of de zaakvoerders. Zij procederen immers voor rekening van de vennootschap (en dus in het voordeel van alle aandeelhouders) terwijl zij, wanneer de vordering door de rechtbank niet wordt geapprecieerd, zelf moeten instaan voor de kosten!
In een BVBA zal in de regel minder vaak aandacht moeten worden besteed aan de (her)benoeming van zaakvoerders. Indien de zaakvoerder statutair is benoemd, dient het ontslag te verlopen volgens bijzondere regels (overeenkomstig art. 256 W.Venn. kunnen zij slechts worden ontslagen met bij eenparig goedvinden van de vennoten of om gewichtige redenen) en is de jaarlijkse algemene vergadering niet bevoegd. De niet-statutair zaakvoerder is in de regel benoemd voor onbepaalde duur of voor de duur van de vennootschap, zodat het ook voor hem niet nodig is de termijn van het verstrijken van zijn mandaat in het oog te houden.
VI. Belang van de gewone algemene vergadering voor de bestuurders Uit wat voorafgaat is duidelijk gebleken dat de jaarlijkse algemene vergadering een cruciaal moment is voor de bestuurders en de zaakvoerders, meer bepaald voor de beoordeling van hun aansprakelijkheid: krijgen zijn kwijting of zal er misschien een aansprakelijkheidsvordering tegen hen worden ingesteld? In het licht hiervan moet nog gewezen worden op één belangrijk bepaling. Bestuurders en zaakvoerders zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtredingen van het Wetboek van vennootschappen en de statuten. Van deze hoofdelijkheid zullen zij slechts worden ontheven wanneer zij voldoen aan drie voorwaarden (BVBA: art. 263, tweede lid W.Venn.; CVBA: art. 408, derde lid W.Venn.; NV: art. 528, derde lid; W.Venn.): - zij hebben geen deel gehad aan de overtreding; - er kan hen geen schuld worden verweten; en - zij hebben de overtreding aangeklaagd op de eerste algemene vergadering nadat zij er kennis van hebben gekregen. De bestuurder van een NV moeten de melding doen op de eerstkomende zitting van de raad van bestuur of op de eerste algemene vergadering, al naar gelang het geval. De jaarlijkse algemene vergadering kan dus een cruciaal moment zijn voor de bestuurders die vooralsnog willen bevrijd zijn van hun hoofdelijke aansprakelijkheid voor inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen of de statuten. Hier geldt dus: “zwijgen is schuld bekennen”, ook al is men in werkelijkheid onschuldig!
V. Het instellen van de vennootschapsvordering of de actio mandati Tijdens de gewone algemene vergadering kan ook de vennootschapsvordering aan de orde zijn. Het is de vordering die door de vennootschap wordt ingesteld tegen bestuurders wegens het begaan van een bestuursfout of wegens een inbreuk op de vennootschapswet of op de statuten (BVBA: art. 289 W.Venn.; CV: art. 415 W.Venn.; NV: art. 561 W.Venn.). Het initiatief voor dergelijke vordering dient genomen te worden door de algemene vergadering. De gewone algemene vergadering is hét moment om zich over dergelijke vordering te buigen. Waarom? Wel, de gewone algemene vergadering krijgt vooreerst een volledig overzicht van de financiële toestand van de vennootschap: de jaarrekening wordt haar ter goedkeuring voorgelegd én daarnaast wordt tevens verslag uitgebracht door de raad van bestuur of de zaakvoerder(s). In dat jaarverslag wordt onder meer – zoals hierboven reeds aangeduid – melding gemaakt van de situaties waarin zich een belangenconflict in hoofde van één of meerdere bestuurders/zaakvoerders voordeed. De algemene vergadering krijgt dus veel informatie en zal bovendien, op basis van deze informatie, bij afzonderlijke stemming, oordelen omtrent de kwijting aan de bestuurders of zaakvoerders. Wanneer geen kwijting wordt verleend, kan eventueel nog een stapje verder worden gezet en kan de algemene vergadering beslissen een aansprakelijkheidsvordering tegen de bestuurders of de zaakvoerders in te stellen tot vergoeding van de schade die de vennootschap zou hebben geleden door de vermeende fout. Deze beslissing wordt genomen bij éénvoudige meerderheid van de aanwezige stemmen (BVBA: art. 290 3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
Luc Stolle Meritius advocaten-avocats Kantoor Gent
7
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
Uitoefening van het recht op aftrek van de voorafgaande BTW – hoe lang kan men rechtsgeldig om de aftrek verzoeken – oude en nieuwe termijnen 1. Probleemstelling
Doet hij dat niet, dan kan hij zijn recht op aftrek nog uitoefenen in een aangifte die moet worden ingediend binnen de twee jaar te rekenen vanaf 25 oktober 2002, zijnde uiterlijk 24 oktober 2004. Na afloop van deze termijn moet hij een speciale aanvraag indienen vóór 25 oktober 2007. Vanaf 25 oktober 2007 is zijn recht op aftrek definitief tenietgegaan. Onder de vroegere wetgeving worden de termijnen voor het uitoefenen van het recht op aftrek berekend van datum tot datum (van 25 oktober 2002 tot 24 oktober 2004 of tot 24 oktober 2007). Krachtens de nieuwe wetgeving worden zij op een andere manier berekend (zie voorbeeld sub 3).
De belastingplichtige die periodieke BTW-aangiften indient, oefent over het geheel genomen zijn recht op aftrek uit. Daartoe rekent hij op het totaal van de belastingen die over een bepaalde aangifteperiode zijn verschuldigd, het totaal van de belastingen aan waarvoor het recht op aftrek tijdens diezelfde periode is ontstaan. Wanneer de belastingplichtige onder de vroegere wetgeving de aftrek niet had toegepast in de eerste in te dienen aangifte, kon dat recht nog worden uitgeoefend in een volgende aangifte, op voorwaarde dat sinds het ontstaan van dat recht niet meer dan twee jaar was verstreken. Nog altijd volgens deze vroegere wetgeving kon de belastingplichtige, wanneer hij zijn recht niet door middel van een periodieke aangifte had uitgeoefend, nog altijd een speciale aanvraag richten tot de controledienst. Daartoe beschikte hij over een nieuwe termijn van 3 jaar. Het recht op aftrek kon dus worden uitgeoefend gedurende een periode van in totaal 5 jaar (2 jaar door middel van een periodieke aangifte en een verlenging van 3 jaar via een speciale aanvraag). De nieuwe wetgeving heeft de termijn voor de uitoefening van het recht op aftrek door middel van een periodieke aangifte ingekort tot aan het verstrijken van het 3de kalenderjaar na het ontstaan van het recht. Welke wetgeving(en) moet(en) worden toegepast? Vervangt de nieuwe wetgeving de vroegere of bestaan de oude en nieuwe termijnen nog tijdelijk naast elkaar? Welke “spil”dat(um)(a) moet(en) in acht worden genomen? Met dit artikel willen wij tegemoetkomen aan het verzoek om opheldering van verscheidene van onze leden.
3. Uitoefening van het recht op aftrek dat is ontstaan vanaf 7 juli 2003 Vanaf die datum zijn de nieuwe termijnen van toepassing, namelijk het verstrijken van het derde kalenderjaar na het ontstaan van het recht op aftrek. Net zoals vroeger stemt het ontstaan van dit recht in hoofdzaak overeen met de levering, de uitvoering van de prestatie, de facturering en de betaling. Voorbeeld Een levering wordt uitgevoerd en gefactureerd op 25 oktober 2003. De belastingplichtige valt onder de regeling van de indiening van maandelijkse aangiften. Het recht van aftrek kan worden uitgeoefend in de aangifte die betrekking heeft op de verrichtingen van de maand oktober 2003, die in november 2003 moet worden ingediend. Doet hij dat niet, dan kan de belastingplichtige zijn recht op aftrek nog uitoefenen door de indiening van een latere periodieke aangifte, die uiterlijk 31 december 2006 moet worden ingediend. De manier waarop de periode gedurende welke het recht op aftrek kan worden uitgeoefend, verschilt van die welke onder de vroegere wetgeving van kracht was (zie voorbeeld sub 2). Volgens de vroegere wetgeving wordt die periode immers bepaald van datum tot datum ten opzichte van het ontstaan van het recht op aftrek. Bij de nieuwe wetgeving moet het recht op aftrek uiterlijk worden uitgeoefend door de indiening van een aangifte vóór de 31ste december van het derde kalenderjaar na het ontstaan van het recht (in dit voorbeeld 31 december 2006). Vanaf 1 januari 2007 is het recht definitief tenietgegaan.
2. Uitoefening van het recht op aftrek dat is ontstaan voor 7 juli 2003 Wanneer het recht op aftrek is ontstaan vóór 7 juli 2003 blijven de vroegere termijnen (2 jaar + 3 jaar = 5 jaar) van toepassing. Voor de BTW op goederen en diensten die aan de belastingplichtige worden geleverd, ontstaat het recht op aftrek op de datum waarop de belasting opeisbaar wordt. De BTW is in hoofdzaak opeisbaar op het ogenblik van de levering, van de uitvoering van de prestatie, van de facturering of van de betaling. Voorbeeld Een belastingplichtige heeft reclamekosten gemaakt en gefactureerd op 25 oktober 2002. Hij dient maandelijkse aangiften in. De op deze kosten verschuldigde BTW kan worden afgetrokken in de maandelijkse aangifte van de verrichtingen van de maand oktober 2002 die in november 2002 moet worden ingediend.
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
4. Conclusie Vanaf de spildatum van 7 juli 2003 bestaan beide wetgevingen naast elkaar. In dit geval kan er bijgevolg niet worden van uitgegaan dat de nieuwe wetgeving, die geacht wordt gunstiger te zijn, ambtshalve de vroegere vervangt.
8
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
Informatie betreffende extranet BIBF en enkele nuttige tips tegen SPAM !!! 1. OPT IN/OUT
alias aan te maken. Deze kunnen dan dienen als “wegwerpbare” adressen, nuttig om in te tekenen op bepaalde abonnementen op het web, om een programma op te slaan of in te schrijven op forums….. Eenmaal dit alias adres aangetast is (wanneer er spam langs deze weg toekomt) , verhindert er U niets om dit adres eenvoudigweg te schrappen en een ander aan te maken.
Sinds 1 januari 2004, legt de Belgische wetgeving nieuwe beperkingen op met betrekking tot het versturen van niet gevraagde E-mails (zogenaamde “spam”) Het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten is uiteraard bezorgd om het respect van het privé leven van haar leden. Daarom is het nu mogelijk om, via het extranet, te kiezen tussen volgende twee opties:
• Nooit antwoorden op spam : zelfs indien een E-mail de boodschap bevat “klik hier om U uit te schrijven” !!. Anders valideert U enkel de conformiteit van uw E-mail adres ten behoeve van diegene die spam verstuurt
• JA : U geeft toelating aan het BIBF om uw E-mail adres , in overeenstemming met de voorwaarden die destijds door de Nationale Raad werden vastgesteld, over te maken aan derden. Het betreft verenigingen of vennootschappen die U op die manier kunnen informeren over studiedagen, initiatieven, promoties alsook producten en diensten die U in uw beroepsuitoefening als boekhouder(-fiscalist) kunnen interesseren en dit tegen voordelige voorwaarden.
• Vermeldt nooit op een directe wijze uw E-mail adres op uw website : anders zullen “web-bots” en andere “crawlers” uw adres immers snel toevoegen in hun databestanden. Gebruik veeleer de functie “javascript”, die op een dynamische manier uw E-mail adres decrypteert en in een verborgen code stockeert. Op het extranet (onder “doucmenten”) , vindt U een javascript –functie alsook een voorbeeld van werkwijze, die U vrij kan gebruiken.
• NEEN: wij zullen uw E-mail adres niet doorgeven aan derden, hierbij inbegrepen alle erkende beroepsverenigingen die door het BIBF werden erkend.
Link : http://www.ipcf.be/ipc/XPClassified.asp • Deel nooit uw UserId mee : bij de inschrijving via bepaalde internetproviders, kennen deze U automatisch een E-mail adres toe onder de vorm van “ userid@internetleverancier” (voorbeeld
[email protected] ) . Dit stelt twee problemen. Eerst en vooral , kan U dit (hoofd)adres niet meer wijzigen indien het getroffen wordt door spam en daarenboven kan het een probleem van veiligheid opleveren vermits de Userid vervat zit in dit E-mail adres
Link : http://www.ipcf.be/ipc/XPOptInOut.asp
2. WIJZIGING VAN UW E-MAIL Via het Extranet (portaalsite waar U mits gebruik van uw persoonlijke codes toegang toe heeft via www.bibf.be – zie kader links beneden “extranet”) is het tevens mogelijk uw persoonlijk E-mail adres te wijzigen. Wij dringen er sterk op aan dat U deze methode gebruikt om elke wijziging van uw E-mail adres door te geven
• Anti-spam tools : Deze zijn legio, maar dikwijls betalend. Nochtans bestaat er gratis software die hetzelfde resultaat kan bereiken en die op een efficiënte manier tot 95 – 98 % van de spam kan filteren. Wij citeren enkel: Mozilla Thunderbird, SpamPal, K9, EmC, Spam Assassin,…..
Link : http://www.ipcf.be/ipc/XPSetEmail.asp
3. SPAM, EEN PLAAG Tenslotte, geven we U enkele nuttige tips om de overvloed aan spam te beperken • Gebruik meerdere “alias”: de meeste internetproviders bieden U gratis de mogelijkheid aan om tot 10 alias toe te voegen aan uw basis E- mail adres. Het kan nuttig zijn om enkele van deze
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
Philippe Huysmans Informaticus BIBF
9
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
Uniek motorvoertuigenregister – circulaire nr 16/2004 Sedert 1 april 2002 zijn de herstellers en/of verkopers van motorvoertuigen verplicht één enkel register bij te houden van alle voertuigen die binnenkomen in hun inrichting met het oog op het ondergaan van één of meerdere handelingen. Voorheen dienden verscheidene registers bijgehouden te worden. Niettegenstaande dit “nieuwe” register reeds twee jaar geleden werd ingevoerd, is de circulaire hierover zopas verschenen met als datum 23 maart 2004. Deze circulaire kan geraadpleegd worden via de website “www.fisconet.fgov.be” (BTW). Hierbij wensen we in het bijzonder uw aandacht te vestigen op volgende punten:
• de circulaire is van toepassing vanaf 1 mei 2004 en alle daarin vermelde bepalingen dienen verplichtend toegepast te worden vanaf deze datum. • de personen die het papieren register wensen te vervangen door een geïnformatiseerd register dienen daartoe hun aanvraag te richten aan het BTW controlekantoor bij middel van een aangetekende brief (zie artikel 33,1 en 35,1 van de omzendbrief). • de voormelde toelating kan bekomen worden met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2004 voor zover de aanvraag werd gedaan voor 30 juni 2004. De draagwijdte van deze circulaire zal verder uitgelegd worden in een volgende editie van PACIOLI.
BIBF Prijs – Editie 2002-2003 Sinds het academiejaar 1997-1998, heeft het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten "B.I.B.F-PRIJZEN" uitgereikt die eindverhandelingen bekronen. Om de beurt kwamen de studenten van het Economisch Hoger Onderwijs van het korte type, met volledige leerplan of sociale promotie en de studenten van het Universitair of Economisch Hoger Onderwijs van het lange type, van wie het te behalen diploma toegang verleent tot het beroep van "erkend boekhouder(-fiscalist) B.I.B.F", in aanmerking om deel te nemen aan dit initiatief. Dit jaar was het andermaal de beurt aan de studenten van het economisch onderwijs van het korte type (volledig leerplan en sociale promotie). Hierbij vindt U de resultaten van deze editie Nederlanstalige laureaten : Eerste Prijs:
VEERLE VERVOTTE – CVO Brussel Onderwerp : Huwen of samenwonen : een burgerrechtelijke en fiscale vergelijking
Tweede Prijs:
VALERIE DE BOEVRE – KATHO- HANTAL Kortrijk Onderwerp: De nieuwe OCMW boekhouding
Derde Prijs:
CINDY POLFLIET – Karel de Grote Hogeschool Antwerpen Onderwerp: Verschuiving en repatriëring van winsten tussen binnenlandse en buitenlandse vennootschappen, middelen van de fiscus om belastingvermijding tegen te gaan.
Franstalige laureaten : Eerste Prijs:
ALEXANDRE de CHESTRET – IEPSCF Waremme Onderwerp : Les normes comptables IAS
Tweede Prijs:
niet uitgereikt
Derde Prijs :
CLAUDE PETILLON – CBCEC Luik Onderwerp : Mémoire de technique du contrôle et des expertises comptables – SA Flash
Het BIBF houdt er aan de laureaten te feliciteren en de juryleden te bedanken voor hun medewerking.
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
10
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
"Definitieve lijst van de BIBF publicaties voor 2004 Het BIBF zal, naar jaarlijkse traditie, volgende BIBF publicaties ter beschikking stellen van al haar leden en stagiairs die in orde zijn met hun ledenbijdrage. • • • • •
Een onderneming opstarten in de praktijk: 100 vragen en 101 antwoorden (publicatiedatum : april/mei 2004) De Belasting - & Beleggingsgids 2004 (april/mei 2004) Codex Fiscaal Recht, inbegrepen het WIB, BTW wetboek, Wetboek successie en andere fiscale wetboeken (augustus/september 2004) Het ABC van de VZW (november 2004) Praktisch Boekhouden (december 2004/januari 2005).
Seminaries 25/05/2004
Elewijt
25/05/2004
Universiteit Antwerpen (Wilrijk)
26/05/2004
Vennootschapsbelasting Guy Poppe, advokaat
Leuven
UPDATING BOEKHOUDRECHT Albert Bauwens bedrijfsrevisor, accountant
IAS-normen en optimalisatie liquiditeitspositie van een KMO Dhr. Moreels en Eggermont, VGD Bedrijfsrevisoren
27/05/2004
Elewijt-Zemst GRONDIGE CURSUS IAS/IFRS Lic. S. PODEVIJN
01/06/2004
Waregem
03/06/2004
21/06/2004
22/06/2004
23/06/2004
24/06/2004
P A C I O L I
ACC VER LBC-NVK Tel : 03-2208753 - Fax : 03-2316664 LBAB Tel : 0496/272.440 - Fax : 02/426.22.06
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24 MAB Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62.18.48
IAS-normen en optimalisatie liquiditeitspositie van een KMO Dhr. Moreels en Eggermont, VGD Bedrijfsrevisoren
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24
Ruddervoorde IAS-normen en optimalisatie liquiditeitspositie van een KMO Dhr. Moreels en Eggermont, VGD Bedrijfsrevisoren
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24
Aalst
De boekhouder of accountant en de begeleiding van groeiende KMO’s De heer Georges Deschrijver
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24
De boekhouder of accountant en de begeleiding van groeiende KMO’s De heer Georges Deschrijver
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24
De boekhouder of accountant en de begeleiding van groeiende KMO’s De heer Georges Deschrijver
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24
Ruddervoorde De boekhouder of accountant en de begeleiding van groeiende KMO’s De heer Georges Deschrijver
BBB Tel : 056/44 37 21 - Fax : 056/44 37 24
Waregem
Leuven
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F
11
3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
Voor U gelezen BTW in België – Praktische Gids 2004 2004, Kluwer, Mechelen DE VRUCHT VAN VIJFTIEN JAAR RESEARCH De toepassingsregels zijn vaak ingewikkeld. In het boek 'BTW in België - Praktische Gids 2004' van auteur Benoît Vanderstichelen vindt u een antwoord op meest voorkomende BTW- en boekhoudkundige vragen. Aan de hand van verhelderende 'casi' komen alle BTW-handelingen aan bod, met aandacht voor de juridische en boekhoudkundige aspecten. EEN BOEK VOOR PROFESSIONELEN EN NEOFIETEN Dit boek richt zich zowel tot professionelen die thuis zijn in de materie, als tot beginnende professionals die nood hebben aan een heldere leidraad. BIJGEWERKT TOT 1 MEI 2004 Dit boek bevat uiteraard de nieuwe facturatieregels die van toepassing zijn sinds 1 januari 2004. De bijwerking van deze regels gebeurde onder de deskundige leiding van Erik Bauwens, voormalig BTW-ambtenaar en medewerker binnen het BTW-departement van Deloitte. ORIGINELE AANPAK De auteur concentreert zich op de voornaamste BTW-handelingen, en geeft een antwoord op de eenvoudigste vragen. Deze werkwijze leidt tot een gedetailleerde 'casus' van elke handeling, met aandacht voor de te respecteren regels inzake facturatie, aangifte en boekhouding. Prijs abonnement : 58,30 EUR (incl. BTW) Prijs eenmalige aankoop : 75,79 EUR (incl. BTW) Tel: 0800/40 300
Contact ■ Stagiair boekhouder zoekt boekhouder om een aantal dossiers in onderaanneming te verwerken of ter ondersteuning tijdens drukke periodes. Tel : 0476/38.02.37 ■ Boekhoudkantoor in regio Antwerpen zoekt zowel boekhouder met enige ervaring in het beheer van vennootschapsdossiers en het versterken van fiscale adviezen aan het cliënteel. Elk vorm van samenwerking is bespreekbaar ook eventueel met andere kantoren van boekhouders. Ref.: 164/02
■ Boekhoud -en fiscaal kantoor gevestigd regio Kasterlee zoekt voor verdere uitbreiding een samenwerking met en/of overname van een bestaand kantoor (zelfde regio). Modaliteiten te bespreken. Contact : 0474/860.777 ■ Boekhoudkantoopr in Zuid- Limburg zoektovername van portefeuille (volledig of gedeeltelijk) en/of werk in onderaanneming. Alle vormen van samenwerking bespreekbaar. Ref : 164/03
■ Regio Antwerpen : boekhoudkantoor zoekt boekhouder BIBF of stagiair boekhouder BIBF. Kennis expert/M en MS Office is een pluspunt. De kandidaat heeft bij voorkeur zijn woonplaats in de regio Antwerpen. Doorgroeimogelijkheden tot partnership. Schrijven met C.V. naar FISAC bvba, Ruggeveldlaan 759, 2100 Antwerpen-Deurne
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. V e r a n t w o o r d e l i j k e u i t g e v e r: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. - Legrandlaan 45, 1050 Brussel • Tel. 02 626 03 80 • Fax 02 626 03 90 • E-mail:
[email protected] • Url: www.bibf.be. R e d a c t i e : Valérie CARLIER, Geert LENAERTS, José PATTYN. A d v i e s r a a d : Professor P. MICHEL, Ecole d'Administration des Affaires de l'Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. 3 - 1 6
M E I
2 0 0 4
12
P A C I O L I
N ° 1 6 4
B I B F
-
I P C F