BULLETIN
BEROEPSINSTITUUT
VAN HET
VAN ERKENDE
BOEKHOUDERS
EN
FISCALISTEN
FLASH Nieuw kilometertarief om het voordeel van alle aard te bepalen dat voortvloeit uit het privé gebruik van een bedrijfswagen Prijs per km 0,1554 0,1824 0,2016 0,2230 0,2433 0,2647 0,2928 0,3210
Fiscale PK 12 13 14 15 16 17 18 19 en meer
Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 • Tweewekelijks • NL : P309340
Fiscale PK 4 5 6 7 8 9 10 11
Prijs per KM 0,3401 0,3615 0,3750 0,3908 0,4021 0,4099 0,4201 0,4280
De eenmalige bevrijdende aangifte: De grondbeginselen van het nieuwe stelsel a) Koninklijk Besluit van 9 januari 2004 “tot uitvoering van de artikelen 2, § 1, zevende lid, 4, § 2, 6, § 3, tweede lid, en 10 van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte3”. Dit koninklijk besluit beoogt: - te definiëren hoe de waarde van de “roerende waarden” moet worden bepaald; - de voorwaarden te bepalen inzake de aard, de investerings- en herinvesteringsmodaliteiten van de aangegeven sommen, kapitalen en roerende waarden, alsmede de controle ter zake; - de voorwaarden te definiëren waarop de geïnde bedragen aan de Schatkist moeten worden gestort; - de modaliteiten te definiëren volgens welke de bijkomende bijdragen moeten worden betaald. b) Koninklijk Besluit van 9 januari 2004 “tot vastlegging van de modellen van formulieren die moeten worden gebruikt ter uitvoering van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte4, gewijzigd door een koninklijk besluit van 2 februari 20045. Dit besluit bevat de modellen van de eenmalige bevrijdende aangifte, naargelang deze wordt ingediend bij een Belgische instelling (Bijlage 1) of bij de
INLEIDING 1. Toen de Minister van Financiën in de zomer van 2003 met het idee kwam om een fiscaal-strafrechtelijke amnestie te verlenen aan de spaarders die in het buitenland tegoeden bezaten die roerende inkomsten opleverden, kon hij wellicht niet vermoeden dat de uitwerking ervan gedurende maanden de gemoederen zo zou beroeren en zoveel controverse zou uitlokken. Binnen het beperkte kader van deze commentaar zullen wij het ontstaan van deze Wet van 31 december 2003 “houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte” echter niet in detail behandelen1. Deze wetgeving kadert in de evolutie van de Europese fiscaliteit naar een grotere transparantie, geconcretiseerd o.a. door een uitwisseling van informatie tussen de belastingautoriteiten van de Lidstaten2. Wij zullen ons hier beperken tot een beknopte beschrijving van de inhoud van de nieuwe wetgeving en de uitvoeringsbesluiten. In het algmeen, moet men wel nog betreuren dat, in de huidige stand van zaken, er nog grijze zones en onzekerheden blijven bestaan. 2. Behalve de voornoemde Wet van 31 december 2003 wordt het stelsel van de eenmalige bevrijdende aangifte ook geregeld door de volgende reglementeringen, onverminderd de nieuwe teksten die in toekomst in werking kunnen treden:
I
1 Gepubliceerd in het BS van 6 januari 2004, Tweede Editie, blz. 276. 2 Cf. Richtlijn 2003/48/EG van de Europese Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, ook wel “Spaarrichtlijn” genoemd. Het einddoel van deze Richtlijn is het mogelijk maken dat de inkomsten uit spaargelden, in de vorm van rentebetalingen, die in een Lidstaat worden gedaan ten bate van werkelijke begunstigden/ natuurlijke personen, fiscale ingezetenen van een andere Lidstaat, worden belast overeenkomstig de wetsbepalingen van laatstgenoemde Lidstaat. 3 Gepubliceerd in het BS van 14 januari 2004, Tweede Editie, blz. 1993. 4 Gepubliceerd in het BS van 14 januari 2004, Tweede Editie, blz. 2002 5 Gepubliceerd in het BS van 9 februari 2004, blz. 7406. Dit koninklijk “herstelbesluit” heeft een dubbele rechtvaardiging: enerzijds bevat Bijlage 2 bij het Koninklijk Besluit van 9 januari 2004 tot vastlegging van de modellen van formulieren die moeten worden gebruikt, een schending van de Wet van 31 december 2003; anderzijds bevat de Franse tekst van Bijlage 3 van datzelfde koninklijk besluit een materiële fout die moet worden gecorrigeerd om het document bruikbaar te maken.
P A C I O L I
N ° 1 6 0
I P C F
-
B I B F
1
N
H
O
U
D
• De eenmalige bevrijdende aangifte: De grondbeginselen van het nieuwe stelsel
1
• BTW - aftrek – autovoertuigen – basisregels – gemengde belastingplichtige – cassatie 2 oktober 2003
6
• Contact
7
• Seminaries
8 0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
een EBA. De belastingplichtige kan echter de aandelen van deze vennootschap aangeven. 5. Het maakt niet uit of de natuurlijke persoon die de aangifte doet, volle eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker is van de tegoeden waarvoor de aangifte wordt gedaan10. De aangifte kan echter altijd maar door één enkele persoon worden gedaan. Indien de tegoeden in onverdeeldheid toebehoren aan twee echtgenoten zullen deze een verdeling over twee aangiften moeten maken. Hetzelfde geldt voor een blote eigenaar en een vruchtgebruiker11.
bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën (Bijlage 2), van het attest dat wordt opgesteld inzake de eenmalige bevrijdende aangifte (Bijlage 3), van de samenvattende opgave van de door te storten eenmalige bijdragen (Bijlage 4), van de samenvattende opgave van de door te storten bijkomende bijdragen (Bijlage 5), alsmede van de lijst van de attesten inzake de eenmalige bevrijdende aangifte ten behoeve van de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI – Bijlage 6). c) Ministerieel Besluit van 19 januari 2004 “in uitvoering van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte en van de uitvoeringsbesluiten van 9 januari 2004”6 en bericht van de Federale Overheidsdienst Financiën volgens hetwelk zij die sommen, kapitalen of roerende waarden op een buitenlandse rekening behouden, de eenmalige bevrijdende aangifte moeten indien bij de volgende dienst: Administratie van de Thesaurie – Dienst van de algemene boekhouding, Cel EBA7. d) FAQ, een formulier met een reeks van 29 vragen en antwoorden met betrekking tot de rol en de taken van de in België gevestigde banken, beursvennootschappen en verzekeringsondernemingen in het kader van de wetgeving betreffende de eenmalige bevrijdende aangifte8. Aangezien de Wet van 31 december 2003 daartoe geen enkele specifieke bepaling bevat, is zij in werking getreden tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, zijnde op 16 januari 2004. De twee Koninklijke Besluiten van 9 januari 2004 zijn eveneens op die datum in werking getreden krachtens een uitdrukkelijke bepaling in die zin. Het Ministerieel Besluit van 19 januari 2004 is van kracht vanaf 7 februari 2004. 3. Onze uiteenzetting over de eenmalige bevrijdende aangifte (afgekort,“EBA”) is als volgt opgebouwd: Deel I : Toepassingsgebied Deel II : Modaliteiten en formaliteiten van de aangifte Deel III : Gevolgen va de EBA Deel IV : Tarief van de boete Deel V : Sanctie bij gebrek aan EBA Deel VI : Beknopte kritische beoordeling Besluit
§2 Betrokken tegoeden 6. Het betreft sommen, kapitalen of roerende waarden die niet, of die voortspruiten uit inkomsten die evenmin, in een in België wettelijk verplichte boekhouding of aangifte werden vermeld of waarop de in België verschuldigde belasting niet werd geheven. Hoewel er hierover een enorme controverse bestond, die in hoofdzaak in de hand werd gewerkt door de leden van het kabinet van de Minister van Financiën zelf, zijn wij van oordeel dat enkel de sommen, kapitalen, roerende waarden en inkomsten waarvoor de verjaring nog niet definitief is verkregen, het voorwerp kunnen zijn van een EBA, en waarvan het ontbreken van deze EBA vanaf 1 januari 2005 kan worden bestraft met een belastingverhoging van minimum 100%12. 7. Globaal moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee categorieën van tegoeden: a) Enerzijds de sommen, kapitalen of roerende waarden die vóór 1 juni 2003 bij een buitenlandse kredietinstelling of buitenlandse beursvennootschap geplaatst waren op een rekening op hun naam of op een rekening waarvan zij aantonen dat ze de uiteindelijke gerechtigde zijn. Het is dus niet nodig dat deze sommen, kapitalen of roerende waarden per 31 mei 2003 nog op een buitenlandse rekening waren geplaatst, maar enkel op eender welk ogenblik vóór die datum (principe van de “foto”13). Het bestaan van een rekening vóór 1 juni 2003 kan met name worden bewezen door middel van een attest dat aan de aangever, op diens verzoek, verstrekt is door de buitenlandse instelling waar de aangegeven tegoeden op rekening stonden, of door een historisch overzicht van de bewegingen op de rekening aan de hand van de rekeningafschriften14. Wanneer de identiteit van de rekeninghouder op de “foto” verschilt van die van de aangever, dient deze laatste aan te tonen dat hij inderdaad de uiteindelijk gerechtigde is van de geregulariseerde tegoeden. Dit principe is inzonderheid toepasselijk wanneer de aangifte gebeurt door een “uiteindelijk gerechtigde”. Anderzijds de “roerende waarden”, bedoeld in artikel 2, 1°, a) tot d), van de wet van 2 augustus 2002 “betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten” met inbegrip van effecten van niet-genoteerde vennootschappen, waarvan de natuurlijke personen aantonen dat zij vóór 1 juni 2003 die waarden in bezit hadden. Deze roerende waarden zijn: aandelen en andere waarden die met aandelen kunnen worden gelijkgesteld; obligaties en andere schuldvorderingen die op de kapitaalmarkt kunnen worden verhandeld; alle andere waarden die gewoonlijk worden verhandeld en die het mogelijk maken deze aandelen, obligaties en vorderingen te verkrijgen via inschrijving of ruil of die aanleiding geven tot een betaling in contanten, met uitsluiting van de betalingsmiddelen; de aandelen van instellingen voor collectieve beleggingen (I.C.B.). Worden daarentegen niet bedoeld, onder meer financiële termijncontracten (“futures”), termijncontracten op rentevoeten (“forward rate agreements”), wisselcontracten (“swaps”) op rentevoeten of valuta en wisselcontracten op stromen die gekoppeld zijn aan aandelen of aan aandelenindexen (“equity swaps”), opties op valuta en op rentevoeten. Het bewijs van het bezit van de roerende waarden vóór 1 juni 2003 mag worden geleverd met alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van het bewijs door getuigen, de bekentenis en de eed. Bijgevolg
DEEL I: TOEPASSINGSGEBIED § 1. Betrokken belastingplichtigen 4. In het algemeen worden beoogd, de natuurlijke personen die het genot hadden van sommen, kapitalen of roerende waarden die niet, of die voortspruiten uit inkomsten die evenmin, in een in België wettelijk verplichte boekhouding of aangifte werden vermeld of waarop de in België verschuldigde belasting niet werd geheven. Rechtspersonen kunnen bijgevolg geen EBA indienen. De betrokken natuurlijke personen zijn: - ofwel de op grond van artikel 3 van het W.I.B./92 aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoners; - ofwel de op grond van artikel 227, 1° van het W.I.B./92 aan de belasting van niet-inwoners onderworpen niet-rijksinwoners. In het geval van sommen, kapitalen of roerende waarden die op een rekening in het buitenland werden geplaatst, staat de nieuwe maatregel ook open voor de “uiteindelijke gerechtigde” Het betreft een natuurlijk persoon “voor wiens uitsluitende rekening tegoeden op een rekening worden aangehouden, ook al wordt deze rekening fiduciair door een derde gehouden. Dit viseert de situatie waarbij de rekening zelf op naam van een naamlener, fiduciair houder, nominee of trustee staat, die evenwel uitsluitend en volledig voor rekening van de indiener handelt”9. Daaruit vloeit voort dat de vermogensbestanddelen die worden aangehouden via een vennootschap met een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld een holding 29 in het Groothertogdom Luxemburg) als dusdanig niet het voorwerp kunnen zijn van
6 Gepubliceerd in het BS van 28 januari 2004, blz. 4840. 7 Gepubliceerd in het BS van 28 januari 2004, blz. 4945. 8 De doelstelling van deze vragenlijst is “te komen tot een eenvormige interpretatie van de belangrijkste bepalingen van deze wetgeving”. In deze vragenlijst wordt bevestigd dat de antwoorden werden opgesteld na overleg tussen de vertegenwoordigers van de minister van Financiën en die van de Belgische bank-, beurs- en verzekeringsinstellingen (hoewel zij volgens laatstgenoemden vrijwel niet werden geraadpleegd). 9 Cf. FAQ, vraag nr. 2. 10 Cf. FAQ, vraag nr. 1. 11 Cf. FAQ, vraag nr. 1. 12 Cf. Artikel 9 van de wet van 31 december 2003. Er is hier enkel sprake van de EBA waarvan het ontbreken in principe zal worden bestraft, aangezien de belastingplichtige of de belastingschuldige altijd de keuze heeft sommen, kapitalen, roerende waarden of inkomsten aan te geven die niet of niet meer belastbaar zijn. Dienaangaande heeft de minister van Financiën de aangifte aangemoedigd van bedragen ten aanzien waarvan twijfel bestaat over het al dan niet belastbare karakter ervan. 13 Cf. FAQ, vraag nr. 5. 14 Cf. FAQ, vraag nr. 5: bij voorkeur moet het gaan om originele documenten die in beginsel op naam van de aangever dienen te staan. Wanneer in geval van overlijden de documenten op naam van de overledene staan, kan de aangever documenten op naam van laatstgenoemde overleggen, alsmede een akte van bekendheid.
0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
2
P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F
kan het bewijs onder meer worden geleverd door middel van een bij voorkeur originele inschrijvingsborderel15. Wanneer de identiteit van de rekeninghouder op de “foto” verschilt van die van de aangever, dient deze laatste ook hier aan te tonen dat hij inderdaad de uiteindelijk gerechtigde is van de geregulariseerde tegoeden. 8. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat bepaalde tegoeden niet het voorwerp kunnen zijn van een EBA en met name: de echte verzekeringsproducten16; b) contanten in een kluis, zowel in België als in het buitenland; c) contanten op een rekening in België; d) de roerende waarden, bedoeld door de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten waarop de Wet van 31 december 2003 niet van toepassing17.
9 januari 2004, gewijzigd door het koninklijk besluit van 2 februari 2004; c) De voorlegging van de “foto” van de tegoeden uiterlijk op 31 mei 200322. Wanneer het gaat om roerende waarden moet de aangever een onderscheid maken tussen effecten aan toonder en andere effecten; d) Voor zover nodig, de instemming van de aangever met een bijzondere overeenkomst tot waarborg (in speciën of in roerende waarden) voor een bedrag dat gelijk is aan de bijkomende bijdrage van 6%, bedoeld in artikel 10 van de Wet van 31 december 200323. § 2. Waar moeten de sommen, kapitalen of roerende waarden die op buitenlandse rekeningen zijn geplaatst, worden aangegeven? 12. De aangifte kan worden ingediend bij een in België gevestigde kredietinstelling, een beursvennootschap of een verzekeringsonderneming. In dit geval moeten de sommen, kapitalen of roerende waarden die op een buitenlandse rekening zijn geplaatst, tegelijk met deze aangifte worden overgemaakt op een rekening die bij deze instellingen is geopend. De bijdrage die wegens de aangifte is verschuldigd, moet eveneens worden betaald aan deze instellingen die dan de aangever, op het ogenblik van de betaling, een genummerd attest op naam afgeven als bewijs van de aangifte. De betaling moet gebeuren binnen vijftien dagen na de datum van indiening van de aangifte. Een instelling kan aan een zelfde aangever verscheidene attesten afgeven, met dien verstande dat voor een zelfde aangifte slechts één attest kan worden afgegeven24. Indien de aangegeven tegoeden onder verscheidene aangevers moeten worden verdeeld kan de instelling echter slechts één attest afgeven25. De aangever of zijn rechthebbende kan in principe geen duplicaat van het attest opvragen26. De Belgische kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming moet de geïnde bedragen dan doorstorten aan de Schatkist en een samenvattende opgave opstellen. Deze lijst die de identiteit vermeldt van de natuurlijke personen aan wie een attest werd afgegeven, alsmede het nummer van het attest en het bedrag van de overgemaakte sommen, kapitalen of roerende waarden wordt bezorgd aan de Cel voor financiële informatieverwerking (CFI). Een van de belangrijkste troeven van het stelsel van de EBA, zoals geregeld door het kabinet van de Minister van Financiën wordt onderstreept, namelijk de anonimiteit van de aangifte, wordt hier grotendeels verwezenlijkt. De CFI is gebonden door een versterkt beroepsgeheim. Ten opzichte van de fiscus, de politiediensten en de gerechtelijke overheid is de cel dus waterdicht. Indien zij echter ernstige aanwijzingen ontdekt van witwaspraktijken, beslist de cel gezamelijk het dossier over te maken aan het Parket27. 13. De sommen, kapitalen of roerende waarden die op een buitenlandse rekening zijn geplaatst, kunnen eveneens behouden blijven op een rekening bij een buitenlandse kredietinstelling of beursvennootschap. Die moet gevestigd zijn in een land of op een grondgebied dat niet is opgenomen in de lijst (opgesteld door de financiële actiegroep)van de landen en grondgebieden die geen medewerking verlenen. In dit geval moet de aangifte worden ingediend bij de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën, aangewezen door de Minister van Financiën. Het Ministerieel Besluit van 19 januari 2004 preciseerde dat deze dienst de Administratie van de Thesaurie is – Dienst Algemene Boekhouding – Cel EBA (hierna vermeld als “Cel EBA”). Hoewel laatstgenoemde administratieve dienst geen controledienst is, kan er toch enige twijfel bestaan over de “waterdichtheid” van de departementen van de Federale Overheidsdienst Financiën, zodat a priori de anonimiteit hier minder gegarandeerd is dan wanneer de aangifte wordt gedaan bij een Belgische instelling28. De wet van 31 december 2003 voorziet trouwens niet in een stelselmatige mededeling van de informatie door de Cel EBA aan de CFI. Het is bijgevolg niet uitgesloten dat de gelijkwaardige buitenlandse instellingen
§ 3. Uitsluitingen van het toepassingsgebied van de EBA 9. Artikel 2, § 2 van de Wet van 31 december 2003 bepaalt dat in de drie volgende situaties het absoluut onmogelijk is om beroep te doen op de EBA: a) de sommen, kapitalen of roerende waarden zijn afkomstig van het verrichten van een witwasoperatie of van een onderliggend misdrijf als bedoeld in artikel 3 van de Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; b) de aangever is vóór de indiening van de aangifte door een Belgische belastingadministratie, sociale zekerheidsinstelling of sociale inspectiedienst schriftelijk in kennis gesteld van lopende specifieke onderzoeksdaden; c) beroepsinkomsten werden ontdoken voor de belastbare tijdperken 2002, 2003 en 2004, zowel wat de inkomenbelastingen (art. 23 van het W.I.B./92) als wat de bijdragen voor de sociale zekerheid betreft. In de drie bovenstaande veronderstellingen zullen noch de aangifte, noch de betaalde eenmalige bijdrage de gunstige gevolgen hebben waarin de Wet van 31 december 2003 voorziet18.
DEEL II: MODALITEITEN EN FORMALITEITEN VAN DE AANGIFTE § 1. Aangifteperiode 10. De sommen, kapitalen, roerende waarden en inkomsten die binnen het toepassingsgebied van de Wet van 31 december 2003 vallen, “kunnen” vanaf 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 het voorwerp zijn van een EBA. Er moet echter worden aangestipt dat het hier een eigenaardige mogelijkheid betreft aangezien in geval van niet-aangifte de belastingverhoging vanaf 1 januari 2005 is vastgesteld op minimum 100%19. Wij menen dat de belastingplichtigen die sommen, kapitalen, roerende waarden of inkomsten hebben genoten die zijn verjaard, niet kunnen worden bestraft. In dit verband moet worden opgemerkt dat de sanctie bestaat in de verhoging van “de belasting”, wat volgens ons lijkt te veronderstellen dat de belastingschuld bestaat. 11. De aangifte moet uiterlijk op 31 december 2004 worden ingediend, zelfs indien de afgifte van het attest, de betaling van de belasting en het deponeren 20 (van de roerende waarden) na die datum gebeurt . Op het ogenblik van de indiening ervan moet de aangifte “volledig” zijn, wat impliceert dat diverse elementen tegelijk moeten zijn gerealiseerd21: a) Het feit van de overschrijving van de tegoeden uit het buitenland of de deponering van de roerende waarden op een rekening op naam van de aangever bij de instelling waarbij de aangifte gebeurt; b) De overlegging van een volledig ingevulde, gedateerde en ondertekende aangifte, in tweevoud, volgens het model bepaald bij het Koninklijk Besluit van
15 Cf. FAQ, vraag nr. 5: de Belgische of buitenlandse documenten moeten in beginsel op naam van de aangever staan. 16 Bepaalde verzekeringsproducten, zoals de takken 23, werden op dit punt door de producerende instellingen “vervormd” (bijvoorbeeld wanneer er ten bate van de begunstigde een volledige dekking wordt verleend voor het toeval) zodat zij als het ware zuivere financiële producten worden, die het voorwerp kunnen zijn van een EBA. 17 Cf. supra, nr. 7 – b). 18 Cf. infra, Deel III. 19 Cf. Artikel 9 van de wet van 31 december 2003. 20 Cf. FAQ, vraag nr. 3. 21 Cf. FAQ, vraag nr. 4. 22 Ter herinnering, het principe van de “foto” bestaat in de overlegging van documenten die bewijzen dat de tegoeden in kwestie uiterlijk op 31 mei 2003 in het bezit waren van de aangever. 23 Zie verder, nrs. 24 en 25. 24 Cf. FAQ, vraag nr. 18. 25 Cf. FAQ, vraag nr. 19 en supra, nr. 5. 26 Cf. FAQ, vraag nr. 20. 27 Cf. Parl. Besch. Kamer, verklaring van de heer Spreutels, Voorzitter van de CFI in Verslag namens de Commissie voor Financiën en Begroting, nr. 0353/005, blz. 41. 28 De gegevens die vervat zijn in de aangifte die wordt ingediend bij de Cel EBA, worden geregistreerd in een elektronisch bestand. Ook hier is er geen enkele garantie over de anonimiteit van de in dit elektronisch bestand opgeslagen gegevens.
P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F
3
0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
bij het Arbitragehof een beroep aantekenen dat stoelt op de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De Cel EBA reikt de aangever een genummerd attest op naam uit als bewijs van de aangifte. De bijdrage moet aan de Cel EBA worden betaald binnen vijftien dagen na de datum van indiening van de aangifte. 14. Binnen de grenzen gesteld door de Wet van 31 december 2003, kan de aangifte die wordt uitgereikt door de kredietinstelling, de beursvennootschap, de verzekeringsonderneming of de Cel EBA als bewijsmiddel worden gebruikt29: a) voor de hoven en rechtbaken; b) voor administratieve rechtscolleges; c) tegenover elke openbare dienst en parastatale instelling.
als de jaarrekening op grond waarvan de berekening is gemaakt, moeten samen met de aangifte worden overgelegd; c) voor de andere roerende waarden die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, hun reële waarde op 1 juni 2003, waarbij die wordt bepaald volgens de waarderingsregels die voor dergelijke waarden van toepassing zijn met het oog op de inning van de belasting op de afgifte van effecten op naam33.
DEEL III: GEVOLGEN VAN DE EBA § 1. Onweerlegbaar vermoeden dat de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden volledig en definitief bevrijd zijn van alle belastingen en sociale zekerheidsbijdragen34 Na betaling van de verschuldigde eenmalige bijdrage worden de sommen, kapitalen of onroerende waarden geacht onweerlegbaar – dat wil zeggen zonder dat het is toegestaan het tegenbewijs te leveren – en definitief bevrijd te zijn van alle belastingen, sociale zekerheidsbijdragen, belastingverhogingen, bijdrageopslagen, nalatigheidsinteresten en boetes. Bedoeld worden de voornoemde sommen die verschuldigd zijn of verschuldigd hadden kunnen zijn vóór de datum van indiening van de aangifte. Dit geldt zowel in hoofde van de aangever en zijn rechtsvoorgangers als in hoofde van de natuurlijke personen of rechtspersonen van wie deze sommen, kapitalen of roerende waarden rechtstreeks of onrechtstreeks werden verkregen of die deze sommen aan de aangever of zijn rechtsvoorganger op enigerlei wijze hebben toegekend.
§ 3. Waar moeten de ”roerende waarden”30 worden aangegeven die niet op een buitenlandse rekening zijn geplaatst en die onder de toepassing vallen van de wet van 31 december 2003? 15. De roerende waarden moeten worden gedeponeerd op een rekening op naam van de aangever bij een Belgische of buitenlandse kredietinstelling of beursvennootschap, waarbij de deponering gelijktijdig moet gebeuren met de aangifte die wordt ingediend bij de Belgische instelling of de Cel EBA. De aangever moet het bewijs van deze deponering leveren. Ook in dit geval wordt aan de aangever een genummerd attest op naam uitgereikt als bewijs van zijn aangifte. De betaling aan de Belgische instelling of aan de Cel EBA moet gebeuren binnen vijftien dagen na de datum van indiening van de aangifte. Voor het overige is de procedure identiek met die welke wordt gevolgd voor de sommen, kapitalen of roerende waarden die op een buitenlandse rekening zijn geplaatst. Het attest dat wordt uitgereikt door de kredietinstelling, de beursvennootschap, de verzekeringsonderneming of de Cel EBA kan als bewijs worden gebruikt voor de hoven en rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en tegenover elke openbare dienst en parastatale instelling. 16. Uit wat voorafgaat, vloeit voort dat de roerende waarden moeten worden gedeponeerd op een rekening op naam van de aangever en dit tijdens een ononderbroken periode van drie jaar. Bij gebrek aan deponering of indien deze niet regelmatig is, zal op de aangegeven roerende waarden een bijkomende bijdrage van 6% verschuldigd zijn31. In twee gevallen wordt afgeweken van de noodzaak de roerende waarden gedurende een ononderbroken periode van drie jaar in bewaring te houden: a) in geval van overdracht door erfopvolging, aangezien dan de erfgenamen ertoe gehouden zijn deze waarden in bewaring te houden tot bij het verstrijken van de termijn van drie jaar; b) ingeval deze roerende waarden worden vervreemd, voor zover de totale verkregen verkoop- of wederinkoopprijs binnen een termijn van dertig dagen opnieuw wordt geïnvesteerd in hetzelfde type van roerende waarden32. Daaruit volgt dat wat de roerende waarden betreft, geen nalatenschapsplanning kan worden georganiseerd in de vorm van schenkingen die worden gedaan tijdens de voornoemde periode van drie jaar, op straffe van aanleiding te geven tot de bijkomende bijdrage van 6%. 17. Wanneer roerende waarden worden aangegeven, welk waarde moet men aangeven? a) voor de roerende waarden die worden verhandeld op een gereglementeerde markt, de marktwaarde op 1 juni 2003 die wordt bepaald op grond van de slotkoers of van de laatste gepubliceerde verkoopprijs van de roerende waarden op 30 mei 2003; b) voor de aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, en die geen aandelen van ICB’s zijn, hun boekwaarde die wordt bepaald op grond van de laatste jaarrekening die is afgesloten vóór 1 juni 2003; zowel de berekeningsmethode van deze waarde
29 30 31 32 33 34 35 36 37
§ 2. Geen aanwending van de EBA en van de betaling van de eenmalige bijdrage als indicie of aanwijzing door de administratie der belastingen35 19. De aangifte, de daaropvolgende betaling van de verschuldigde bijdrage en het attest dat wordt afgegeven door de kredietinstelling, de beursvennootschap, de verzekeringsonderneming of de Cel EBA kunnen door de administratie der belastingen niet als indicie of aanwijzing worden aangewend om: - fiscale onderzoeks- of controleverrichtingen uit te voeren; - mogelijke inbreuken op de belastingwetgeving te melden; - inlichtingen uit te wisselen. De fiscale administratie kan echter nagaan hoe de ingevolge de EBA verschuldigd bijdragen werden vastgesteld. De fiscale administratie zal overigens onderzoeken kunnen instellen en/of haar toevlucht nemen tot speciale bewijsmethoden, zoals de aanslag op grond van indiciën, wanneer zich achteraf bepaalde gebeurtenissen voordoen (bijvoorbeeld ingeval de belastingplichtige of de belastingschuldige een gebouw koopt). § 3. Strafrechtelijke amnestie36 20. Er bestaat een echte strafrechtelijke amnestie wat de diverse inbreuken betreft, bedoeld door de fiscale wetboeken, de reglementering inzake de sociale zekerheid en artikel 505 van het Strafwetboek37, ten minste wat betreft de vermogensvoordelen die rechtstreeks werden gehaald uit deze misdrijven of uit de goederen en waarden waardoor zij werden vervangen, alsmede wat de inkomsten uit deze geïnvesteerde voordelen betreft. De vrijstelling van de strafrechtelijke vervolging betreft zowel de daders als de mededaders of medeplichtigen van dergelijke misdrijven in de zin van de artikelen 66 en 67 van het Strafwetboek, voor zover: a) deze personen vóór de datum van de indiening van de EBA niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven; b) een EBA werd ingediend onder de voorwaarden van de Wet van 31 december 2003 en de uitvoeringsbesluiten; c) de ingevolge de EBA verschuldigd bedragen, regelmatig werden betaald.
Cf. artikel 6, § 5 van de wet van 31 december 2003. Voor wat door dit begrip wordt gedekt, cf. supra, nr. 7-b). Cf. artikel 10 van de wet van 31 december 2003. Het betreft de roerende waarden, bedoeld in artikel 2, 1° a) tot d) van de wet van 2 augustus 2002 “betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten”. Cf. Wetboek van met het zegel gelijkgestelde taksen, artikelen 159 en volgende. De wetgever bedoelt hier ongetwijfeld het begrip “verkoopwaarde”. Toch moet worden vastgesteld dat de verduidelijking die wordt aangebracht door het koninklijk besluit van 9 januari 2004, het begrip “reële waarde” eigenlijk niet toelicht. Cf. artikel 3 van de wet van 31 december 2003. Cf. artikel 5 van de Wet van 31 december 2003. Cf. artikel 7 van de Wet van 31 december 2003. Het betreft de misdrijven bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het WIB/92, in de artikelen 73 en 73 bis van het WBTW, in de artikelen 133 en 133 bis van het Wetboek der successierechten, in de artikelen 206 en 206 bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, in de artikelen 207/1 en 207 bis van het Wetboek van met het zegel gelijkgestelde taksen, in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de uitvoeringsbesluiten ervan en in het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut van de zelfstandigen en de uitvoeringsbesluiten ervan.
0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
4
P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F
DEEl IV: TARIEF VAN DE BOETE
een verzekeringsonderneming onderschreven door de aangever. De aangever moet per soort van investering of van herinvestering aan de Belgische instelling of de Cel EBA waarbij de aangifte is ingediend, het bewijs leveren dat de investeringsverplichting is nageleefd. De modaliteiten worden bepaald door het voornoemd koninklijk besluit van 9 januari 2004. § 3.Sanctie in geval van het ontbreken van een correcte deponering en van niet-naleving van de investerings- en/of herinvesteringsverplichting 24. Indien de belastingplichtige de deponeringsverplichtingen die gesteld zijn voor de roerende waarden die niet op een buitenlandse rekening zijn geplaatst niet of niet meer naleeft, is op de aangegeven waarden een bijkomende bijdrage van 6% verschuldigd, waardoor de totale bijdrage wordt verhoogd tot 15% van deze bedragen wanneer het effecten aan toonder betreft. Indien de belastingplichtige de investerings- of herinvesteringsverplichtingen niet of niet meer naleeft, is op de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden eveneens een bijkomende bijdrage van 6% verschuldigd, zijnde een totale bijdrage van 12%, tenzij het effecten aan toonder betreft. 25. Teneinde de eventuele betaling van de bijkomende bijdrage van 6% te garanderen, wordt op het ogenblik van de betaling van de eenmalige bijdrage als volgt te werk gegaan: wanneer de aangifte wordt ingediend bij een in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming wordt een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde bijkomende bijdrage, geblokkeerd bij wijze van waarborg ter voldoening van deze verschuldigde bijdrage; b) wanneer de aangifte werd ingediend bij de Cel EBA vestigt de aangever een zakelijke zekerheid, een bankwaarborg of een andere persoonlijke zekerheid voor een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde bijkomende bijdrage44. De blokkering bij wijze van waarborg en de vestiging van een zakelijke zekerheid, bankwaarborg of andere persoonlijke zekerheid, kan betrekking hebben op, voortkomen uit of gebaseerd worden op zowel de sommen, kapitalen of roerende waarden waar de aangifte specifiek betrekking op heeft, als andere sommen, kapitalen of roerende waarden. Wat de praktische modaliteiten van deze waarborg betreft, verwijzen we naar het Koninklijk Besluit van 9 januari 2004.
§ 1. Principe: tarief van 9% 21. Het tarief van de eenmalige bijdrage bedraagt 9% van de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden38. Dit tarief van 9% is altijd van toepassing op de effecten aan toonder. Volgens de laatste verduidelijkingen die door de Minister van Financiën werden verstrekt, blijkt dat het begrip “effecten aan toonder” moet worden begrepen in de zin van de artikelen 466 en 467 van het Wetboek van Vennootschappen of gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht, ongeacht het feit of deze effecten al dan niet op een rekening zijn geplaatst39. § 2. Afwijking : vermindering van het tarief tot 6% in geval van investering 22. Het tarief van 9% wordt verminderd tot 6% van de aangegeven sommen, kapitalen of roerende waarden (behalve wanneer het effecten aan toonder betreft) wanneer deze bedragen binnen dertig dagen na de indiening van de aangifte gedurende minstens drie jaar worden geïnvesteerd40. De geïnvesteerde bedragen worden vooraf verminderd met de eenmalige bijdrage. Indien aan deze investeringsvoorwaarde niet wordt voldaan, is een bijkomende bijdrage van 6% verschuldigd. Er moet aandacht worden besteed aan de omstandigheid dat eens de volledige aangifte is ingediend, de daarin vermelde keuze (met name wat het tarief betreft) definitief is41. In de volgende situaties blijft voldaan aan de voorwaarde betreffende het behoud van de investering gedurende een minimumperiode van drie jaar: a) in geval van vervreemding of beëindiging van de verrichte investering op voorwaarde dat de netto-overdrachtprijs of de verkregen nettoterugbetaling binnen dertig dagen wordt geherinvesteerd in dezelfde investeringen en die voor het resterende gedeelte van de minimumperiode van drie jaar worden aangehouden; b) in geval van overgang door erfopvolging van de sommen, kapitalen of roerende waarden of van de investering waarvan sprake sub a) wanneer de verplichting tot investering of herinvestering wordt verdergezet door de rechtsopvolgers. Indien men na de aangifte een erfenisplanning wil organiseren door middel van schenking(en) moet vanaf het begin een eenmalige bijdrage worden betaald tegen het tarief van 9% en niet van 6%. 23. De investeringen die worden aanvaard om het verlaagd tarief van 6% te kunnen genieten, worden limitatief opgesomd in artikel 2, § 1 van het Koninklijk Besluit van 9 januari 2004 tot uitvoering van sommige bepalingen van de Wet van 31 december 2003: a) de aankoop, bouw en/of renovatie van gebouwde onroerende goederen gelegen in een Lidstaat van de Europese Gemeenschap; b) de aankoop of de totstandbrenging van materiële vaste activa, andere dan onroerende goederen, personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen en het geheel van pc en randapparatuur, die worden gebruikt voor een beroepswerkzaamheid die winst of baten oplevert in de zin van artikel 23, § 1, 1° en 2° van het W.I.B./92; c) de inschrijving op, en de afbetaling in geld van, aandelen die vennootschappen hebben uitgegeven ter gelegenheid van hun oprichting of van de verhoging van hun kapitaal die anders gebeurt dan door een openbaar beroep te doen op het spaarwezen wanneer die aandelen op naam zijn van of gedeponeerd zijn op een rekening op naam van de aangever; d) de aankoop, de inschrijving op en de afbetaling in geld van roerende waarden bedoeld in artikel 2, 1°, a) tot d), van de wet van 2 augustus 200242, met inbegrip van effecten van niet-genoteerde vennootschappen, wanneer die roerende waarden op naam zijn van of gedeponeerd zijn op een rekening op naam van de aangever; e) de gelddeposito’s op naam van de aangever, met uitzondering van de in artikel 21, 5° van het W.I.B./92 bedoelde spaardeposito’s43; f) de betaling van een premie ter gelegenheid van het afsluiten van een levensverzekeringsovereenkomst of een kapitalisatieovereenkomst gesloten bij
DEEL V : SANCTIE BIJ ONTBREKEN VAN EBA 26. Indien de belastingplichtige in staat was een EBA te doen en hij in 2004 heeft nagelaten de sommen, kapitalen of roerende waarden aan te geven die betrekking hebben op sommen, kapitalen of roerende waarden bedoeld in artikel 2, § 1 van de Wet van 31 december 2003, wordt vanaf 1 januari 2005 een sanctie voorzien in de vorm van een belastingverhoging, bepaald op minstens 100%45. Zoals wij al hebben gesignaleerd, is het verrassend dat een “mogelijkheid” wordt bestraft, wanneer zij door de begunstigde ervan niet te baat wordt genomen. Wij zijn trouwens van mening dat de verhoging waarvan hierboven sprake is, enkel zal kunnen worden toegepast op de niet-verjaarde belastingen46.
DEEL VI: BEKNOPTE KRITISCHE BEOORDELING 27. Het beperkte en in hoofdzaak beschrijvende kader van deze commentaar geeft ons nauwelijks de kans om de nieuwe reglementering inzake de EBA kritisch en in detail te bespreken. Wij zullen ons er dan ook toe beperken enkele toekomstgerichte opmerkingen te maken: a) Terwijl in het voorontwerp van de wet houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte de successierechten uitdrukkelijk werden bedoeld, is dit niet meer het geval in de Wet van 31 december 2003, aangezien zij in hoofdzaak onder de bevoegdheid van de Gewesten vallen. De Minister van Financiën garandeerde dat de Gewesten zich zouden richten naar het stelsel dat op federaal vlak wordt toegepast. De gewestelijke maatregelen zijn echter nog niet in werking getreden, maar dit zou niet lang meer
38 Cf. artikel 4, § 1 van de Wet van 31 december 2003. 39 Cf. FAQ, vraag nr. 14. Het betreft het begrip “effecten aan toonder” zoals het wordt omschreven voor de naamloze vennootschappen, wat ongetwijfeld een ietwat beperkende interpretatie is. 40 Cf. artikel 4, § 2 van de Wet van 31 december 2003. 41 Cf. FAQ, vraag nr. 15. 42 Cf. supra, nr. 7- b). 43 Het is mogelijk de sommen per verrichting op een zichtrekening te deponeren voor een maximumperiode van drie maanden. 44 Cf. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 januari 2004 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 31 december 2003. Er is voorzien in een beroepsprocedure voor een speciaal college. 45 Cf. artikel 9 van de wet van 31 december 2003. 46 Cf. supra, nr. 10.
P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F
5
0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
BESLUIT
duren, met uitzondering wellicht van Vlaanderen waar de goedkeuring van deze maatregelen misschien zal worden uitgesteld tot na de regionale verkiezingen van juni 2004. De in het voorontwerp van wet vastgelegde spildatum zou ongewijzigd moeten blijven: de EBA zou enkel betrekking hebben op de successierechten en op de rechten van overgang van een rijksinwoner die na 31 december 2002 is overleden. b) Is het na de inwerkingtreding van de nieuwe reglementering inzake de EBA nog mogelijk een spontane aangifte te doen van zijn inkomsten die onderworpen zijn aan de directe belastingen? Bij de huidige stand van de teksten blijft volgens ons een dergelijke aangifte mogelijk, zowel in 2004 als vanaf 1 januari 2005. Er heerst enige onzekerheid wat het aantal inkomensjaren betreft die door de administratie der belastingen in aanmerking zullen worden genomen (drie of vijf jaar) en wat het tarief van de verhoging betreft dat voortaan zal worden toegepast, althans voor het jaar 2004 (aangezien het vanaf 1 januari 2005 zal worden bepaald op minimum 100%). De Minister van Financiën heeft de onmiddellijke afschaffing aangekondigd van de inschikkelijkheid die vervat was in nummer 444/8 van het W.I.B./92 krachtens hetwelk “de administratie aanvaardt dat de belastingplichtige die de door hem verdoken inkomsten spontaan aangeeft, in dien hoofde wordt belast zonder toepassing van een belastingverhoging bij wijze van straf” c) De Europese fiscaliteit evolueert snel naar een grotere transparantie, die met name wordt geconcretiseerd door de invoering van een uitwisseling van inlichtingen tussen administratieve autoriteiten op Europees vlak. Het bankgeheim dreigt de komende jaren zwaar onder vuur komen te liggen. Bovendien zullen de houders van roerende inkomsten afkomstig van effecten aan toonder duidelijk identificeerbaar zijn wanneer die in een min of meer nabije toekomst verdwenen zullen zijn. Bijgevolg dient men zich af te vragen of de EBA geen gelegenheid vormt om schoon schip te maken met het verleden.
28. Het nieuwe stelsel van de EBA zou volgens ons de belastingplichtige of de belastingschuldige ertoe moeten aanzetten zich vragen te stellen bij zijn eigen vermogenssituatie, alsmede bij zijn verwachtingen, met name rekening houdend met de op til zijnde evolutie van de Europese en de Belgische fiscaliteit. Beducht zijn voor de toekomst betekent ook zich afvragen of het niet opportuun zou zijn tijdig een erfenisplanning te organiseren. De EBA is beslist niet de enige maatregel die daarvoor in aanmerking komt, maar zij kan één van de middelen vormen die het mogelijk maken daartoe te komen. Er moet echter aandacht worden besteed aan de globale gezins- en vermogenssituatie en de analyse ervan niet beperken tot de eenmalige bevrijdende aangifte. Het is ongetwijfeld nog te vroeg om nu al zonder enige vrees de weg in te slaan van een EBA, aangezien er nog bepaalde discriminaties bestaan (die aanleiding kunnen geven tot een beroep bij het Arbitragehof), alsmede bepaalde onzekerheden of zelfs schemerzones die door het kabinet van de Minister van Financiën en de specialisten ter zake momenteel geleidelijk worden weggewerkt. De EBA zal in de loop van 2004 wellicht nog aanleiding geven tot diverse controversen en verduidelijkingen. De belastingplichtigen en belastingschuldigen waarop de EBA eventueel betrekking kan hebben, zullen daar aandacht aan moeten besteden, vooral omdat vanaf 1 januari 2005 zwaardere straffen in het vooruitzicht worden gesteld waarvan de efficiëntie natuurlijk zal afhangen van de intensiteit van de onderzoeken die vooraf door de administratie der belastingen zullen zijn ingesteld. LUC HERVE, Advocaat aan de Balie van Luik– ELEGIS, HANNEQUART & RASIR, Wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Luik, Professor aan de Ecole Supérieure de Comptabilité de Liège (C.B.C.E.C.)
BTW - aftrek – autovoertuigen – basisregels – gemengde belastingplichtige –cassatie 2 oktober 2003 1. Probleemstelling
2.2. Voertuigen die onder de beperking van de aftrek tot 50 % vallen Binnen het bestek van dit artikel wordt ervan uitgegaan dat de betrokken voertuigen wel degelijk onder de beperking van het recht van aftrek vallen. Voor nadere informatie over de voertuigen die onder de aftrekbeperking vallen, verwijzen we naar Pacioli nr. 131 van 30 november 2002.
Het komt geregeld voor dat de basisregels, die het recht op aftrek van de BTW geheven op de kosten in verband met autovoertuigen beheersen, verschillend worden toegepast. We herhalen deze basisregels. Het arrest van het Hof van Cassatie van 2 oktober 2003 stelt een einde aan de uiteenlopende zienswijzen inzake de samenloop van de aftrekbeperking tot de helft en het algemeen verhoudingsgetal van de aftrek.
2.3. Niet-gemengde belastingplichtigen Onder niet-gemengde belastingplichtigen dient hier te worden verstaan, de belastingplichtigen, die BTW in ontvangst nemen, en van wie de totale uitgaande economische activiteit recht geeft op aftrek van de voorbelasting. Voor de toepassing van de BTW wordt een economische activiteit steeds onder het statuut van zelfstandige uitgeoefend. In de overgrote meerderheid van de gevallen, is het recht op aftrek van de voorbelasting met betrekking tot autovoertuigen derhalve beperkt tot de absolute grens van 50 %. Dit grensbedrag impliceert dat het gebruik van het voertuig voor de economische activiteit die recht geeft op de aftrek begrepen is tussen 50 % en 100 %. Voorbeelden Een boekhoudkantoor koopt een personenwagen die volledig voor deze activiteit zal worden gebruikt. De aftrek van de BTW moet worden beperkt tot de helft van de voorbelasting. Een loodgieter-zinkbewerker ontvangt een factuur voor de aankoop van brandstof voor een auto die voor 6/7 voor zijn economische activiteit wordt gebruikt (1/7 privé). De aftrek blijft beperkt tot de helft van de BTW. Een universiteitsprofessor (ambtenaar) oefent de economische (neven)activiteit van zelfstandig consulent uit. Hij gebruikt zijn personenwagen 50 % voor zijn economische activiteit, 30 %
2. Basisregels 2.1. Belastingplichtigen die onder de beperking van de aftrek tot 50 % vallen De beperking van het recht van aftrek van de BTW tot 50 % geldt niet voor de volgende belastingplichtigen : - handelaars in autovoertuigen als deze bestemd zijn om te worden verkocht; - personen die zich bezighouden met bezoldigd personenvervoer (hoofdzakelijk taxi-ondernemingen); - specifieke verhuurders van automobielen. De analyse van deze uitzonderlijke situaties valt buiten het bestek van dit artikel. We vermelden evenwel dat : - er een bijzondere regeling voor autohandelaars bestaat, met name voor directie- en demonstratiewagens die rijden onder dekking van een handelaarsplaat (aanschrijving nr. 9 van 1985); - de onenigheid over de vervangwagens blijft voortduren, aangezien uit de verschillende gerechtelijke beslissingen nog geen constante rechtspraak kon worden afgeleid. Deze commentaar beperkt zich dus tot situaties waarin de beperking van de aftrek tot 50 % buiten kijf staat. 0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
6
P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F
Het resultaat wordt uitgedrukt door een percentage. Dit percentage, gebaseerd op de uitgaande handelingen, bepaalt het recht op aftrek van de BTW met betrekking tot de inkomende handelingen. Voorbeeld Een gemengde belastingplichtige stelt zijn algemeen verhoudingsgetal van de aftrek vast op 62 %. De BTW die normaal aftrekbaar is, is gelijk aan 62 % van de betaalde voorbelasting.
voor zijn activiteit als professor en 20 % privé. Het recht op aftrek bedraagt 50 %. Wanneer het gebruik voor de economische activiteit die recht geeft op aftrek evenwel begrepen is tussen 1 % en 49 %, is het recht op aftrek gelijk aan deze coëfficiënt.. Voorbeelden Een bediende oefent een bijkomende activiteit als zelfstandig boekhouder uit. Hij gebruikt zijn personenwagen ten belope van 40 % voor zijn zelfstandige activiteit. De BTW geheven van de kosten in verband met het gebruik van de wagen is aftrekbaar ten belope van 40%. Een meubelmaker in loondienst oefent in zijn vrije tijd een zelfstandige nevenactiviteit uit als installateur van ingerichte keukens. Hij gebruikt zijn auto 1/7 voor deze economische activiteit. Het recht op aftrek van de BTW is beperkt tot 1/7. Opmerking – NIET-gemengde belastingplichtige In de twee laatste gevallen is het verkeerd om de aftrekbeperking tot de helft op de verhouding van de economische activiteit toe te passen. In het eerste geval is het volkomen foutief om de aftrek te beperken tot 50 % van 40 %. En door in het tweede geval slechts 50 % van 1/7 te aanvaarden, wordt de belastingplichtige ten onrechte de helft van zijn recht op aftrek geweigerd.
2.4.3. Samenloop aftrekbeperking tot de helft en algemeen verhoudingsgetal van de aftrek We resumeren de feiten. Een gemengde belastingplichtige had een algemeen verhoudingsgetal van meer dan 50 %. Voor zijn autokosten vorderde hij een aftrek van de helft van de BTW. De fiscale administratie beweerde dat eerst de beperking van de aftrek tot de helft moest worden toegepast, en vervolgens, op het saldo, het algemeen verhoudingsgetal. Aanvankelijk had de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel beslist dat, wanneer het algemeen verhoudingsgetal van de aftrek met betrekking tot een gemengde belastingplichtige gelegen is tussen 50 % en 100 %, het recht op aftrek gelijk is aan de voor autovoertuigen geldende beperking van de aftrek tot 50 %. Met andere woorden moest volgens deze rechtbank geen dubbele beperking van de aftrek worden toegepast (eerst de beperking tot de helft en vervolgens het percentage van het algemeen verhoudingsgetal op het saldo). De fiscale administratie ging tegen dit vonnis in beroep. Ook in beroep werd de Administratie in het ongelijk gesteld. Ten slotte diende de administratie een cassatievoorziening in. Het arrest van 2 oktober 2003 bevestigt het standpunt van de Administratie. Voorbeelden Een gemengde belastingplichtige stelt zijn algemeen verhoudingsgetal van de aftrek vast op 70 %. De aftrek van de BTW geheven van zijn autokosten wordt vooreerst beperkt tot de helft. Vervolgens wordt op de resterende 50 % het verhoudingsgetal van 70 % toegepast. De werkelijke aftrek bedraagt dus 35 %. Het algemeen verhoudingsgetal van een gemengde belastingplichtige bedraagt 22 %. De aftrekbare voorbelasting met betrekking tot zijn autovoertuigen bedraagt 11 % (totale BTW x 50 % x 22 %).
2.4. Gemengde belastingplichtigen onderworpen aan het algemeen verhoudingsgetal 2.4.1. Begrip gemengde belastingplichtige Een gemengde belastingplichtige is een belastingplichtige die twee afzonderlijke activiteitstakken uitoefent. De eerste activiteit geeft recht op aftrek van de voorbelasting. De tweede zelfstandige activiteit ontzegt de belastingplichtige dat recht. Voorbeelden Een doctor in de geneeskunde baat tevens een geneesmiddelendepot (apotheek) uit. Een vzw oefent een bij artikel 44 van het BTW-Wetboek vrijgestelde activiteit uit en exploiteert tevens een voor het publiek toegankelijke drankslijterij. Een bouwpromotor verkoopt nieuwe gebouwen onder heffing van de BTW en gronden onder heffing van de registratierechten. Een uitbater van automaten plaatst in drankslijterijen zowel (aan de BTW onderworpen) ontspanningstoestellen als (bij artikel 44 vrijgestelde) kansspelen. 2.4.2. Begrip algemeen verhoudingsgetal van de aftrek De gemengde belastingplichtige is voor de uitoefening van zijn recht op aftrek in de regel onderworpen aan het stelsel van het algemeen verhoudingsgetal. Het stelsel van het algemeen verhoudingsgetal van de aftrek is gebaseerd op de vaststelling van een breuk. De teller wordt gevormd door de handelingen van de omzet die recht geven op aftrek van de voorbelasting. De noemer wordt gevormd door het totaalbedrag van de omzet (handelingen die recht geven op aftrek en handelingen die geen recht geven op aftrek).
3. Conclusies Het besproken arrest stelt een einde aan de langdurige onenigheid inzake het recht van aftrek met betrekking tot autovoertuigen van een gemengde belastingplichtige, wanneer deze zijn recht van aftrek uitoefent volgens het algemeen verhoudingsgetal. Het arrest kan (in het Nederlands) worden geraadpleegd op de website van het Hof van Cassatie (www.cass.be).
Contact ■ Tweetalig erkend boekhouder BIBF zoekt overname van dossiers of cliënteel in regio Leuven en Waals Brabant. Tel. : 0475/35.51.23
■ Nederlandstalig erkend boekhouder-fiscalist, uit regio tussen Gent en Brugge, zoekt part-time werk op zelfstandige basis in boekhoudkantoor of bedrijf. Ref. :160/02
■ Nederlandstalig boekhouder-fiscalist BIBF wenst uit te breiden en zoekt samenwerking of onderaanneming voor 3 tot 4 dagen per week. Regio West Vlaanderen. Ref : 160/01
Stagiair zoekt stagemeester Tweede jaar stagiair (NL/FR) is dringend op zoek naar bijkomende stage-uren en wenst in onderaanneming enkele dossiers te behandelen. (bijberoep). Tel : 052/35.03.27, GSM : 0473/86.17.29 E-mail :
[email protected]
■ Boekhoudkantoor te Brussel zoekt tweetalige en dynamische boekhouder (m/v) voor het beheer van boekhouddossiers. Professionele ervaring gewenst. Schriftelijke sollicitatie verzenden naar Dhr.Mesot, DBM – Tax & Accounting, Av. Louise,453 bus 9 –1050 Brussel P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F
7
0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
Seminaries 25/03/2004
Gent
Faillissementswetgeving Prof. Dr. Bernard Tilleman, Hoogleraar K.U. Leuven
26/03/2004
Sint-Katelijne-Waver
Personenbelasting Paul BALLON, accountant-belastingconsulent
MAB Tel : 015/62. 31.10 - Fax : 015/62. 18. 48
27/03/2004
Antwerpen - Wilrijk
Updating Sociaal Recht John DE GRAEF
BKR Tel : 03/248.56.25 - Fax : 03/238.45.16
27/03/2004
Hasselt
27/03/2004
Sint-Katelijne-Waver
Personenbelasting Paul BALLON, accountant-belastingconsulent
MAB Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62. 18.48
28/03/2004
Sint-Katelijne-Waver
Personenbelasting Paul BALLON, accountant-belastingconsulent
MAB Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62.18.48
30/03/2004
Brugge
Sociaal, burgerlijk en vennootschapsrecht Prof. Dr. Bernard Tilleman: Hoogleraar K.U. Leuven
KVABB Tel : 09/231.21.01 - Fax : 09/231. 21.20
31/03/2004
Hasselt
Updating personenbelasting - Deel 2 JEF WELLENS, belastingconsulent - fiscaal jurist
LVAB Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67
01/04/2004
Elewijt-Zemst Grondige cursus IAS/IFRS Professor J. VERHOEYE
MAB Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62.18.48
03/04/2004
Hasselt
Updating Personenbelasting - Deel 2 JEF WELLENS, belastingconsulent - fiscaal jurist
LVAB Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67
15/04/2004
Lokeren
Personenbelasting – Wim Van Kerchove, Eerstaanwezend Inspecteur Ministerie Financien
ACC VER LBC-NVK Tel : 03/220.87.53 - Fax : 03/231.66.64
20/04/2004
Universiteit Antwerpen Updating personenbelasting, AJ 2004 – Inkomsten 2003 LBAB (wilrijk) Luc Taillieu – accountant, belastingconsulent Tel : 0496/27.24.40 - Fax : 02/426.22.06
21/04/2004
Geel
Vennootschapsbelasting – Guy Poppe, advokaat
ACC VER LBC-NVK Tel : 03/220.87.53 - Fax : 03/231.66.64
22/04/2004
Lokeren
Personenbelasting – Wim Van Kerchove, Eerstaanwezend Inspecteur Ministerie Financien
ACC VER LBC-NVK Tel : 03/220.87.53 - Fax : 03/231.66.64
22/04/2004
Kasterlee
Updating Vennootschapsbelasting – Dhr. Luc Cappelle, docent Fiscale Hogeschool
KBAB Tel : 014/41.61.46 - Fax : 014/71.02.67
22/04/2004
Elewijt-Zemst Grondige Cursus IAS/IFRS Prof. dr. E. DE LEMBRE
Updating Personenbelasting - Deel 1 JEF WELLENS, belastingconsulent - fiscaal jurist
23/04/2004 Sint-Katelijne-Waver 24/04/2004
Gent
24/04/2004
Antwerpen - Wilrijk
24/04/2004
KVABB Tel : 09/231. 21.01 - Fax : 09/231. 21.20
LVAB Tel : 011/23.87.76 - Fax : 011/23.88.67
MAB Tel : 015/62.31.10 - Fax : 015/62.18.48
Vennootschapsbelasting. – Yves VERDINGH, tax director, Legal en Tax, Prof. Fiscale Hogeschool
MAB Tel : 015/62. 31. 10 - Fax : 015/62 .18 .48
De aangifte in de personenbelasting ink. 2003 BBAV Johan Brock, E.a. Inspecteur, diensthoofd A.O.I.F. cc. Brugge Tel : 09/377. 87. 88 - Fax : 09/378. 06. 67
Sint-Katelijne-Waver
Updating Personenbelasting – Luc DE GREEF, Docent Centrum voor Beroepsopleiding Directe Belastingen
BKR Tel : 03/248.56.25 - Fax : 03/238.45.16
Vennootschapsbelasting. Yves VERDINGH, tax director, Legal en Tax, prof. Fiscale Hogeschool.
MAB Tel : 015/62. 31. 10 - Fax : 015/62. 18 .48
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. V e r a n t w o o r d e l i j k e u i t g e v e r: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. - Legrandlaan 45, 1050 Brussel • Tel. 02 626 03 80 • Fax 02 626 03 90 • E-mail:
[email protected] • Url: www.bibf.be. R e d a c t i e : Valérie CARLIER, Geert LENAERTS, José PATTYN. A d v i e s r a a d : Professor P. MICHEL, Ecole d'Administration des Affaires de l'Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. 0 8 - 2 1
M A A R T
2 0 0 4
8
P A C I O L I
N ° 1 6 0
B I B F
-
I P C F