2011
Fitheidprofiel Verslag FLP 2 2011 Dit verslag gaat over testen en metingen die zijn verricht door mij en andere fysiotherapeuten omwille de fitheid van de patiënt Don Grimminck. In dit verslag staat uitleg over de uitgevoerde testen en uitslagen hiervan.
Mikey Poppe Fysiotherapie Jaar 1 2011 28-11-2011 0
Deel 1 van het verslag Inleiding Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 Vraag 10 Vraag 11 Bronnen Feedback Docent
Pag. 3 Pag. 4 Pag. 5 Pag. 5 Pag. 6 Pag. 7 Pag. 7 Pag. 8 Pag. 9 Pag. 9 Pag. 10 Pag. 10 Pag. 11 Pag. 12
Deel 2 van het verslag Inleiding Astrand Fietstest & Shuttle Run Goniometrie Antropometrie Handknijpkracht & Hand Held Dynamometer Push-up test & Sit-up Test Kracht, Stabiliteit en Coördinatie Eetgedrag Vragenlijstje Feedback Docent
Pag. 14 Pag. 15 Pag. 17 Pag. 20 Pag. 22 Pag. 22 Pag. 23 Pag. 25 Pag. 26 Pag. 28
1
2
Inleiding Deel 1 Dit is deel 1 van het totale verslag, ik heb hiervoor gekozen aangezien het anders een te groot geheel zou worden. Hierin staan de opdrachten en de uitwerkingen van de Antropometrie en Goniometrie. Tevens staan hier ook de opdrachten en de uitwerkingen van de inspanningstesten. Deze opdrachten zijn gebaseerd op de gegevens van deel 2 van dit verslag. Ook staat hier informatie in over mijn eigen mening over de bepaalde testen. Deze gegevens zijn uitgewerkt door Mikey Poppe
3
Vraag 1a + 1c + 1d 1a: Beschrijf van iedere antropometriemeting kort de standaard uitvoering. 1c:Geef bij iedere meting een opsomming van mogelijke toevallige fouten en geef aan op wat voor manier deze fouten de uitkomst kunnen beïnvloeden. 1d: Geef bij iedere meting een opsomming van mogelijke systematische fouten en geef aan op wat voor manier deze fouten de uitkomst kunnen beïnvloeden. Lichaamslengte: 1a De patiënt moet blootsvoets met de hielen, billen, rug en het hoofd tegen de muur aan staan. De patiënt moet goed rechtop staan. Bij het aflezen moet op de hele cm worden afgerond. 1c Tijdens aflezen kijkt de patiënt naar de grond en de therapeut vergeet op te merken en te corrigeren waardoor de oren en ogen niet op een horizontale lijn liggen of de therapeut leest in de haast het meetlint een keer verkeerd af. Er wordt een te lange of juist een te korte lengte van de patiënt geconstateerd. 1d De Therapeut vergeet te vragen om de patiënt zijn schoenen uit te doen, of om het hoofd recht te houden. Er wordt een te lange of juist een te korte lengte van de patiënt geconstateerd. Lichaamsgewicht: 1a De weegschaal moet van te voren 0 kg moet aanwijzen, dus een geijkte weegschaal. De patiënt moet geheel uitgekleed zijn tot het ondergoed en het wegen moet steeds op hetzelfde moment van de dag gebeuren bij verschillende herhalingen. Bij het aflezen moet op hele kg worden afgerond (naar beneden). 1c De weegschaal is van te voren niet geijkt op het moment dat de patiënt op de weegschaal gaat staan. De therapeut constateert een verkeerde meting. Er wordt een verkeerd gewicht afgelezen. 1d De therapeut controleert nooit of de weegschaal wel 0 kg aangeeft voor de patiënt er op gaat Staan. De therapeut laat de patiënten altijd al hun kleding aan houden. Er wordt een verkeerd gewicht afgelezen. Quetelet/BMI index: 1a De Body Mass Index wordt berekend door het lichaamgewicht in kg te delen door de lichaamslengte in meters in het kwadraat. 1c Wanneer er een fout is gemaakt in het meten van de lengte en/of het gewicht, klopt de BMI niet. De therapeut kan ook een fout in de berekening maken door de cijfers verkeerd over te nemen in de rekenmachine of drukt per ongeluk op een verkeerd knopje zonder het door te hebben. Er wordt een te hoge of een te lage BMI berekend. 1d De Therapeut heeft geen idee hoe de BMI berekend moet worden. De Therapeut heeft door de verkeerde ijking een verkeerde BMI uitkomst. Er wordt een te hoge of een te lage BMI berekend.
4
Huidplooimeting: 1a De huid wordt opgetild waarbij het weefsel wordt opgelift zonder spierweefsel. De meting wordt gedaan 1 cm onder de vingers en wordt op 1mm nauwkeurig afgelezen. Dit wordt in totaal 4 op verschillende plekken uitgevoerd. Biceps: Halverwege de bovenarm ter hoogte van de m. biceps (ventraal) wordt er een verticale huidplooi opgetild, waarbij de huidplooimeter horizontaal is en de hand van de therapeut in bovengreep. Triceps: Halverwege de bovenarm ter hoogte van de m. triceps (dorsaal) wordt er een verticale huidplooi opgetild, waarbij de huidplooimeter horizontaal is en de hand van de therapeut in bovengreep. Subscapulair: Net onder de angulus inferior van de scapula wordt een diagonale (op 45 graden) huidplooi opgetild, waarbij de hand van de therapeut in ondergreep is. Supra-iliacaal: Net boven de SIAS wordt een diagonale huidplooi opgetild die parallel loop aan de lieslijn,waarbij de hand van de therapeut in ondergreep is. 1c De therapeut tilt een keer niet genoeg weefsel op De therapeut laat de knijper/meter voor het aflezen iets bewegen De therapeut let niet op en houdt de hand in ondergreep in plaats van bovengreep Er wordt een te kleine of een te grote (som van de) vetmeting geconstateerd 1d De therapeut let nooit op de handgreep tijdens het meten of de therapeut weet niet precies waar de metingen gedaan moeten worden Er wordt een verkeerde (som van de) vetmeting geconstateerd.
Vet percentage (%): 1a Het berekenen van het vetpercentage wordt gedaan door de 4 punten die je bij de huidplooimeting hebt gemeten bij elkaar op te tellen. Nadat je alle metingen bij elkaar zijn opgeteld kun je doormiddel van een tabel dat gerangschikt is op leeftijd en lengte berekenen welk vetpercentage een mens heeft. 1c Wanneer één van de metingen verkeerd wordt gedaan, komt er ook een fout in de som van de metingen. Wordt een verkeerd vet percentage opgezocht in de tabel of de therapeut telt de metingen verkeerd op of de therapeut kijkt verkeerd in de tabel. Er wordt een verkeerd vetpercentage geconstateerd. 1d De therapeut weet niet welke metingen bij elkaar opgeteld moeten worden. Telt telkens de verkeerde metingen bij elkaar op om het vetpercentage op te zoeken. Er wordt een verkeerd vetpercentage geconstateerd.
5
Bloeddruk systole/diastole: 1a Er zijn bepaalde voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het onderzoek: De patiënt mag een half uur voorafgaand aan de test niet roken. De patiënt mag een uur voorafgaand aan de test geen koffie drinken. De meting moet op kamertemperatuur worden verricht. De meting moet zoveel als mogelijk op het zelfde tijdstip en omstandigheden worden verricht. De patiënt moet zitten met de elleboog bijna gestrekt waarbij de arm wordt ondersteund. De patiënt moet met de handpalm omhoog houden. De arm van de patiënt wordt ontbloot, het manchet wordt stevig vastgemaakt, maar niet te strak. Het manchet wordt opgepompt tot 30 mm Hg (kwik) boven wegvallen van de pols. Door de manchet langzaam leeg te laten lopen beluisterd/meet de therapeut met de stethoscoop de bovendruk na twee duidelijke hartslagen. De onderdruk wordt gemeten na de laatste hartslag. 1c De therapeut kan vergeten zijn om te vragen of de patiënt gerookt of koffie heeft gedronken. De therapeut kan vergeten zijn om het tijdstip te noteren van de vorige meting De therapeut kan vergeten zijn om te vragen of de patiënt de handpalm omhoog draait. De therapeut kan de systole te laat opmerken of de therapeut kan de dopjes van de stethoscoop verkeerd in de oren doen. Er wordt een te hoge en/of te lage bloeddruk geconstateerd. 1d De therapeut denkt dat de oordopjes van de stethoscoop naar achter moeten wijzen. De therapeut weet niet dat de patiënt moet zitten en de arm moet steunen met de handpalm naar boven. De therapeut ontbloot de arm niet. Er wordt een te hoge of te lage bloeddruk geconstateerd. Taille omtrek: 1a De patiënt moet in de onderkleding en in een rechtopstaande positie staan. Er wordt gemeten met een linnen centimeter. De tailleomtrek is het smalste punt van de taille, midden tussen ribbenboog en de crista iliaca. 1c De therapeut leest de centimeter een keer verkeerd af. De therapeut laat de centimeter zakken/scheef gaan voor het aflezen. Er wordt een te grote of te kleine omtrek gemeten. 1d De therapeut weet niet waar de taille omtrek gemeten moet worden of meet dit op de verkeerde plek. Er wordt een te grote of te kleine omtrek gemeten. Heup omtrek: 1a De heupomtrek is het breedste punt van de heupen ter hoogte van de trochanter major. 1c De therapeut leest de centimeter een verkeerd af. De therapeut laat de centimeter zakken/scheef gaan voor het aflezen. Er wordt een te grote of te kleine omtrek gemeten. 1d De therapeut weet niet waar de heup omtrek gemeten moet worden of meet dit op de verkeerde plek. Er wordt een te grote of te kleine omtrek gemeten. 6
Kniebreedte linker en rechter knie: 1a De patiënt moet zitten op de bank met een afhangend onderbeen. De breedte van de femurcondylen wordt gemeten iets proximaal van de gewrichtsspleet waarbij de meter stevig moet worden aangedrukt 1c De therapeut drukt de meter niet stevig genoeg aan omdat hij of zij bang is om de patiënt pijn te doen. De therapeut houdt de meter scheef zonder het door te hebben vlak voor het aflezen. De therapeut leest de meter verkeerd af. De therapeut is verward over welk potpunt nou het botpunt is dat hij of zij zoekt. Er wordt een te grote of te kleine breedte geconstateerd. 1d De therapeut weet niet waar de breedtes precies gemeten moeten worden of meet de breedtes op de verkeerde plek of de therapeut drukt de meter nooit stevig aan. De therapeut laat de patiënt nooit zitten voor de knie breedste meting. Er wordt een te grote of te kleine breedte geconstateerd.
Heup/Taille Ratio 1a De ratio is de tailleomtrek gedeeld door de heupomtrek. 1c Wanneer de heup of taille omtrek verkeerd gemeten is, zal de heup-taille ratio ook fout zijn. De therapeut maakt een fout bij het intypen van de getallen op de rekenmachine Er wordt waarschijnlijk een te grote ratio geconstateerd. 1d De therapeut rekent de ratio uit door de heupomtrek door de tailleomtrek te delen. Er wordt een te grote of te kleine ratio geconstateerd.
Polsbreedte: 1a De polsbreedte is de afstand tussen het mediale en laterale deel van de onderarm bij de meest brede en distale gedeeltes van de ulna en de radius. 1c De therapeut drukt de meter niet stevig genoeg aan omdat hij of zij bang is om de patiënt pijn te doen. De therapeut houdt de meter scheef zonder het door te hebben vlak voor het aflezen. De therapeut leest de meter verkeerd af. De therapeut is verward over welk potpunt nou het botpunt is dat hij of zij zoekt. Er wordt een verkeerde breedte geconstateerd. 1d De therapeut weet niet waar de breedtes precies gemeten moeten worden of meet de breedtes telkens op de verkeerde plek of de therapeut drukt de meter niet stevig aan. De therapeut laat de patiënt niet zitten voor de knie breedste meting. Er wordt een te grote of te kleine breedte geconstateerd.
7
Elleboogbreedte: 1a De elleboogbreedte is de afstand tussen de distale epicondylen van de humerus. 1c De therapeut drukt de meter niet stevig genoeg aan omdat hij of zij bang is om de patiënt pijn te doen De therapeut houdt de meter scheef zonder het door te hebben vlak voor het aflezen. De therapeut leest de meter verkeerd af. De therapeut is verward over welk potpunt nou het botpunt is dat hij of zij zoekt. Er wordt een verkeerde breedte geconstateerd. 1d De therapeut weet niet waar de breedtes precies gemeten moeten worden of meet de breedtes telkens op de verkeerde plek of de therapeut drukt de meter nooit stevig aan De therapeut laat de patiënt nooit zitten voor de knie breedste meting Er wordt een te grote of te kleine breedte geconstateerd.
Normaal gewicht: 1a Normaal gewicht: Het normaalgewicht wordt verkregen door de breedte van de linker en rechter knie bij elkaar op te tellen en dit in een tabel op te zoeken door lengte en die kniebreedtes met elkaar te vergelijken. 1c Wanneer de breedtes van de knieën of de lengte verkeerd zijn gemeten, wordt er ook een fout in het normale gewicht geconstateerd of de therapeut zoekt het normale gewicht verkeerd op. Er wordt een te groot of de klein normaal gewicht geconstateerd. 1d De therapeut weet niet welke breedtes opgeteld moeten worden of telt telkens de verkeerde breedtes bij elkaar op om het normaal gewicht te bereken. Er wordt een te groot of de klein normaal gewicht geconstateerd.
Vraag 1b: Wat is het verschil tussen een toevallige fout en een systematische fout. Een toevallige fout: Is een fout die eenmalig gemaakt wordt doordat er op dat moment iets gebeurt waardoor er iets mis gaat. Bijv. Als de therapeut de schoenen vergeet uit te laten doen, als de therapeut alle keren daarvoor wel de schoenen wel heeft uit laten doen. Een systematische fout: Is een fout die steeds weer gemaakt wordt doordat de manier van meten niet goed begrepen is. Bijv. De weging van een patiënt bij verschillende therapeuten op verschillende weegschalen.
8
Vraag 2a + 2b Wat is Intra-individuele betrouwbaarheid? Wat is Inter-individuele betrouwbaarheid? Inter-individuele Dit is een betrouwbaarheid dat bijvoorbeeld een fysiotherapeut drie keer dezelfde patiënten gaat meten. Dit probeert hij/zij onder dezelfde omstandigheden te volbrengen. Intra-individuele Deze betrouwbaarheid is dat meerdere fysiotherapeuten dezelfde metingen doen op dezelfde patiënten. Ook hierbij wordt gestreefd naar dezelfde omstandigheden.
Vraag 2c Op lijsten 1 van antropometrie en goniometrie staan de drie metingen die door dezelfde fysiotherapeut zijn uitgevoerd. Van welke soort betrouwbaarheid is hier sprake? Hier is de inter-individuele betrouwbaarheid van sprake aangezien deze test 3x door dezelfde therapeut is uitgevoerd.
Vraag 2d Op lijsten 2 van antropometrie en goniometrie staan de drie metingen die door verschillende fysiotherapeuten zijn uitgevoerd. Van welke soort betrouwbaarheid is hier sprake? Doordat de testen door intotaal drie andere fysiotherapeut is nagelopen gaat het hier om een intra-individuele betrouwbaarheid.
9
Vraag 3a + 3b Beschrijf van iedere Anteropometriemeting je mening over de Inter-individuele betrouwbaarheid, en leg uit hoe het komt dat de betrouwbaarheid hoog of laag is. Indien je de betrouwbaarheid laag vindt, wat je eraan zou kunnen veranderen. Er is hier sprake van Inter-individuele betrouwbaarheid. Antropometrie o Weegschaal: Deze meting vindt ik maar op één manier betrouwbaar. De meting moet elke keer op dezelfde weegschaal gebeuren, indien dit niet gebeurt is er kans op een lagere betrouwbaarheid omdat weegschalen vaak van elkaar verschillen. o Huidplooimeter: Deze meting vind ik zelf niet echt betrouwbaar, elke fysiotherapeut zal het toch anders aanpakken waardoor de metingen nogal van elkaar kunnen verschillen. Er staat namelijk in de basis literatuur wel de “Landmarks” waar je deze metingen zou moeten uitvoeren. Toch zal het vaak voorkomen dat de metingen nogal van elkaar verschillen. Aan deze test zou je echte strakke richtlijnen kunnen aanmeten zodat iedere fysiotherapeut hiernaar te werk gaat. Ook kunnen alle fysiotherapeuten worden aangeraden een automatische vetpercentage meter aan te schaffen, hierdoor zal de betrouwbaarheid beter worden. o Meetlint Deze betrouwbaarheid vind ik naar behoren, indien er natuurlijk door de fysiotherapeut adequaat mee wordt omgegaan. Hiermee wil ik aangeven dat er wel aan bepaalde richtlijnen voldaan hoort te worden (b.v. sokken schoenen uit, recht op staan). o Bloeddrukmeter De bloeddrukmeter vindt ik een valide meetinstrument. Er wordt natuurlijk wel enige concentratie c.q. ervaring verreist, maar toch zul je zien dat de metingen over het algemeen gelijk wordt gemeten door verschillende fysiotherapeuten. o BMI index De BMI index meting vind ik zeer valide aangezien de manier van berekenen van de BMI index is overal hetzelfde en alle fysiotherapeuten zijn verplicht zich aan deze manier te behouden.
10
o Heup-Taille Ratio Deze meting vind ik valide vanwege het feit dat er een richtlijn aanwezig is om deze berekening uit te voeren. Wel kan er een probleem optreden als toevallige fout indien de fysiotherapeut per ongeluk de berekening verkeerd uit voert. o Normaal gewicht Deze metingen zoals: elleboog, knie, pols vind ik valide indien ze door getrainde fysiotherapeuten worden uitgevoerd, want de ongetrainde fysiotherapeuten kunnen nog te veel fouten doen qua botpunten. Waarnaar je op later stadium wanneer je het normale gewicht aan het berekenen bent in de problemen zou kunnen raken indien je de metingen verkeerd hebt uitgevoerd. Deze test zou je kunnen verbeteren doormiddel van zelf meer inzicht te krijgen in de “Landmarks” waar je deze metingen zou moeten uitvoeren, hierdoor verklein je de kans dat je het meerdere malen fout zou doen.
11
Vraag 4a + 4b Beschrijf van iedere Anteropometriemeting je mening over de Intra-individuele betrouwbaarheid, en leg uit hoe het komt dat de betrouwbaarheid hoog of laag is. Indien je de betrouwbaarheid laag vindt, wat je eraan zou kunnen veranderen. Er is hier sprake van Intra-individuele betrouwbaarheid. Antropometrie o Weegschaal: De weegschaal vind ik zelf een lage inter-individuele betrouwbaarheid hebben aangezien het gewicht echt aan de tijdstip, sporten. voedsel, etc.. ligt. Indien er niet steeds op dezelfde tijdstip en zelfde omstandigheden wordt gewogen zal er een andere uitkomst ontstaan. o Huidplooimeter: Deze meting is inter individueel laag van betrouwbaarheid, ben ik van mening. Dit komt vind ik doordat elke fysiotherapeut zijn eigen manier van werken. Natuurlijk zijn er wel bepaalde plekken die vast staan om de metingen uit te voeren. Mijn metingen zaten wel dicht bij elkaar maar dat kwam omdat ik ten allen tijde hulp heb gehad tijdens het afnemen van deze testen. o Meetlint Don is 20 jaar, dan kan je er van uitgaan dat hij uitgegroeid is, dit maakt dat de inter individuele betrouwbaarheid hoog is omdat die niet van de een op de andere dag zal verschillen. o Bloeddrukmeter De bloeddrukmeter vindt ik een valide meetinstrument. Er wordt natuurlijk wel enige concentratie c.q. ervaring verreist, maar toch zul je zien dat de metingen over het algemeen gelijk wordt gemeten door verschillende fysiotherapeuten. Eigen waarde was gemiddeld: 128/87 o BMI index Hiervan is de betrouwbaarheid hoog in mijn ogen omdat iedereen rond dezelfde waarde zit. Er kan ook weinig fout gaan zolang de lichaamslengte en het lichaamsgewicht goed gemeten zijn anders zijn de uitkomsten weer niet goed. o Heup-Taille Ratio De heup-taille ratio vind ik een hoge betrouwbaarheid hebben aangezien net als bij de BMI kan er weinig fout gaan zolang de goede tabellen wordt aangehouden of de juiste berekening. Indien dat niet goed is dan zijn de uitkomsten ook niet goed. o Normaal Gewicht Deze betrouwbaarheid vind ik een hoge inter-individuele betrouwbaarheid hebben aangezien het een zelfde soort berekening is als de BMI en de Haup-Taille Ratio.
12
Vraag 5 Je hebt de volgende waardes gevonden: BMI index Normaal gewicht Heup-Taille omtrek Hieruit kun je afleiden of er sprake is van ondergewicht, normaal gewicht of overgewicht. Komt jouw partner met alle drie deze testen in dezelfde categorie?Wat kun je zeggen over de gewichtscategorie en het vetpercentage? Is het bijvoorbeeld mogelijk om overgewicht te hebben, maar toch een laag vetpercentage? Leg je antwoord uit. Uit mijn gegevens kan ik concluderen dat mijn patiënt met een goede gewicht door het leven gaat. De patiënt heeft op alle punten een normaal en gezond gewicht. De vetpercentage van deze patiënt is op een gezond niveau. Dit vetpercentage kan heel erg verschillen als de fysiotherapeut niet de juiste “Landmarks” gebruikt. Daarom is het ook mogelijk dat deze patiënt een te hoog of te laag vetpercentage heeft. Het zou kunnen dat de patiënt veel naar de sportschool gaat en daar spiermassa kweekt waardoor de patiënt veel weegs maar een laag vetpercentage heeft. Ook kan het zijn dat de andere fysiotherapeut niet volgens de eerste fysiotherapeut gehandeld heeft.
13
Vraag 6a + 6b + 6c + 6d + 6e 6a) Doe een uitspraak over de betrouwbaarheid (intra- en inter individueel) van de Astrand fietstest, Steep Ramp Test en de Shuttle run. 6b) Doe een uitspraak over de validiteit en standaardisatie van deze drie testen. 6c) Hoe evidence based zijn deze testen? 6d) Hoe zou je dit eventueel kunnen verbeteren? 6e) Welke bronnen heb je gebruikt? Shuttle run Inter-individueel betrouwbaarheid De inter-individueel betrouwbaarheid van de shuttle run test vind ik een lage betrouwbaarheid bevatten aangezien sommige patiënten al met een hogere hartslag begonnen dit kan verschillende oorzaken hebben (bv opgewonden voor de run, meting storing omdat er meerdere apparaten aanwezig waren, etc…) Intra-individueel betrouwbaarheid Qua intra-betrouwbaarheid vind ik deze test een lage betrouwbaarheid bevatten aangezien de fysiotherapeuten vaak andere manieren hebben om deze testen af te nemen. Qua inter-betrouwbaarheid vind ik deze test ook niet echt bepaald een hoge betrouwbaarheid hebben aangezien de patiënt meerdere problemen zouden kunnen ondergaan: het weer, de ondergrond, ontbijt, etc… Validiteit en standaardisatie De validiteit van de Shuttle run test blijkt uit onderzoek redelijk als het gaat om het meten van de conditie van patiënten. Dit komt waarschijnlijk doordat de instelling van de patiënt een grote rol speelt tijdens de test. De test duurt vrij lang en de patiënt kan eerder opgeven dan zijn of haar conditie toe laat, omdat de motivatie ontbreek. De standaardisatie van de test lijkt mij redelijk omdat er redelijk veel patiënten zullen zijn die de test niet kunnen uitvoeren. Er zijn namelijk vrij veel contra indicaties voor de test en niet iedere patiënt kan zo hard rennen. Evidence based Ik ben op meerdere websites geweest op zoek naar informatie. Ik ben daar best veel informatie tegen gekomen over de shuttle run test. Alle informatie die ik heb gevonden komen in het algemeen wel overeen met elkaar. Hieruit maak ik op dat wanneer de test wordt uitgevoerd er goed opgelet moet worden door de fysiotherapeut. Indien dit echt is gebeurd dan zou je de test evidence based kunnen beschouwen.
14
Mogelijke verbeteringen Ik zou deze test eigenlijk als eerste individueel afnemen. Ik zou dit doen omdat de metingen die ik deed toen de test werd afgenomen nogal stoorde met de andere hartslagmeters die andere patiënten om hadden. Dit zou je kunnen oplossen doormiddel van de patiënt alleen te laten lopen. Zelf zou ik deze test liever samen met nog een professional doen aangezien je dan nog beter kan checken of de patiënt de lijnen op tijd haalt. Bronnen http://www.runinfo.nl/shuttleruntest.htm
15
Astrand Fietstest Inter-individueel betrouwbaarheid De Astrand fietstest vind ik zelf een hoge betrouwbaarheid hebben, zodra de fysiotherapeut(en) zich aan de regels houden is. Hiermee bedoel ik dat de regels van de fietstest wel nageleefd moeten worden. Anders zou de uitkomst van de test nog steeds niet betrouwbaar en valide zijn. Intra-individueel betrouwbaarheid Het is ook zeer moeilijk om dezelfde simulatie na te bootsen als je de test ook als intra individueel betrouwbaar wilt beoordelen. Er zou van te voren vaste regels moeten worden gesteld als de test goedgekeurd kan worden. Validiteit en standaardisatie De validiteit van de Astrand fietstest is hoog als het gebruikt wordt om de trainingsvooruitgang te meten, maar minder hoog als het gebruikt wordt om de conditie van de patiënt precies vast te stellen. De test zal namelijk wel telkens hetzelfde uitgevoerd kunnen worden, dus de betrouwbaarheid tussen de verschillende metingen is hoog, maar de test zal de VO2max niet precies naar waarheid kunnen meten. De standaardisatie van de test is naar mijn mening vrij hoog: de test is voor bijna iedereen goed uit te voeren, met uitzondering op bijvoorbeeld patiënten met knie klachten. De test is namelijk voor de meeste patiënten niet te zwaar omdat het een submaximale inspanningstest is en niet erg ingewikkeld om uit te voeren omdat de fietsbeweging bijna bij iedereen bekend is. Het enige lastige aan de test is dat goed op de hartslag gelet moet worden, maar dat geldt voor iedere patiënt even veel. Evidence based De âstrand fietstest is een stuk minder evidence based. Dit komt doordat er tijdens de test niet altijd een professionele beroepsbeoefenaar aanwezig kan zijn. In mijn bronnen staat de test overal zelfde beschreven, het enige verschil zit hem in het verschil in fiets. Ook in de COPD-richtlijnen wordt de âstrand fietstest aangeraden. Bij de Åstrand fietstest moet de leeftijd correctiefactor meegenomen worden voor een betrouwbaar resultaat. Ook werd er een vergelijking gemaakt tussen meerdere testen om de VO2max uit te rekenen. Hierbij kwam de Åstrand fietstest niet als de betrouwbaarste naar voren. Mogelijke verbeteringen Verbeteringen aan de astrand fietstest kan ik eigenlijk niet bedenken/vinden alleen een mogelijke standaardisatie van de bepaalde fietsen. Ook zou ik geen mensen op de fiets zetten met knie klachten, want hierdoor zou de test verkeerde uitslagen kunnen geven. Bronnen http://www.fysio-web.nl/Astrand_test_reuma_11_jun.pdf
16
Steep Ramp Test Inter-individueel betrouwbaarheid Ik vind de betrouwbaarheid van de speciale fiets op zich wel voldoende indien er wel kennis aanwezig is over de instellingen van de speciale fiets. Ook vind ik de criteria van het stoppen van de test (te hoge bloeddruk, veel zweten) een risico factor aangezien deze facetten kunnen verschillen in duidelijkheid bij verschillende fysiotherapeuten, hierdoor zou de fysiotherapeut de test te lang of te kort door laten gaan. Intra-individueel betrouwbaarheid De intra-individueel betrouwbaarheid van deze steep ramp test vind ik ook bij de intra betrouwbaarheid opzich wel voldoende maar nogmaals moet er kennis zijn van de fiets anders kunnen de verkeerde instellingen ingevoerd worden. Fouten die wel gemaakt kunnen worden zijn dingen zoals dat de patiënt steeds op een ander tijdstip de test doet of dat de patiënt eerst een korte broek en een dun shirt draagt en vervolgens een hele dikke broek en een trui of dat de hartslag steeds weer anders wordt gemeten, soms met een meter en soms manueel. Evidence based Exercise Testing and Training in a Cancer Rehabilitation Program: The Advantage of the Steep Ramp Test: Conclusions The submaximal test proved to be invalid, whereas the steep ramp test seems to be a practicable, reliable, and valid test for the assessment of the training dose. The steep ramp test can be regularly repeated during the training program, providing information needed to readjust the training dose according to the progress made.” “Een maximale korte inspanningscapaciteit test (steep ramp test) is vergeleken met een submaximale test ten opzichte van de gouden standaard in de inspanningsfysiologie, de VO2 peak test. De VO2 peak test is weliswaar de meest betrouwbare test en met name geschikt om te screenen op cardio- en pulmotoxiciteit van chemotherapeutica. Een nadeel is echter dat deze test veel tijd in beslag neemt en supervisie van een arts noodzakelijk is. De submaximale test bleek slechts van beperkte waarde in deze patiëntengroep. De steep ramp test daarentegen blijkt een prima alternatief te zijn voor kankerpatiënten na chemotherapie.” Bronnen Proefschrift Ingrid De Backer: ‘Exercise training in cancer survivors'
17
Vraag 7 Ga bij elk van de inspanningstesten na hoe het deze wordt uitgevoerd. Geef een opsomming van mogelijke toevallige en systematische fouten en geef aan op welke manier deze uitkomsten zouden kunnen beïnvloeden. Vind je jouw uitkomst eerlijk of is het maar net welke test je doet? De Astrand fietstest werd uitgevoerd in Center. Dat is een fitnesszaal met allemaal Zardio apparaten, pullie’s, etc… Hier stonden ook een aantal fietsen die het mogelijk maakte om de fietstest af te nemen. Er was ook een hartslag meter aanwezig om de hartfrequentie te meten. De shuttle run test werd buiten op het parkeerterrein afgenomen. De afstand was precies afgemeten en de tijd werd ook gemeten. Ook werd de Cd en de Piepjes met elkaar geijkt. Verder werden aan ons voor de test hartslag meters uitgeleend. Mogelijke systematische fouten zouden kunnen zijn: Astrand Fietstest o Fiets niet goed afgesteld o Zadelhoogte niet goed ingesteld (hierdoor kan je mogelijk niet genoeg kracht zetten of te weinig kracht waardoor je sneller uitgeput raakt. o Slechte kwaliteitsborging van de fysiotherapeut (bv. Niet de juiste watt ingesteld, niet op hartslag gelet, verkeerde voorbereiding, etc…) Shuttle run test o Meerdere hartslagmeters in de buurt (Hierdoor word het signaal verstoord en krijg je de raarste uitslagen.) o Slechte weersomstandigheden (bv regen tijdens de shuttle run test) o Slechte schoenen waardoor je sneller last krijgt o Afstand verkeerd afgemeten o De tijd niet geijkt ( er moet een bepaalde tijd tussen de “biepen” zitten De astrand fietstest vind ik meer betrouwbaar dan de shuttle run test. Dit komt alleen doordat de shuttle run buiten moet uitgevoerd en door de weersomstandigheden zou je geen valide uitkomst kunnen hebben rondom het VO2max. Bij de Astrand fietstest is het eigenlijk makkelijker om de kwaliteit (t.o.v Shuttle run) te waarborgen. Denk hierbij aan verschillende dingen: Zadelhoogte volgends de norm HF in de gaten houden 3 min voor de test rusten Etc…
18
Kortom er zijn wel duidelijke regels aanwezig waardoor deze test valide en betrouwbaarder is. Bij de shuttle run is dit niet het geval. Bijvoorbeeld wat een belangrijke factor kan spelen is het aantikken van de lijn. Bij de shuttle run zijn er minder “objectieve” regels om ervoor te zorgen dat de test zo valide mogelijk en betrouwbaar te maken.
Vraag 8 Wat is het verschil tussen een submaximaal test en een maximaal test? Bij het submaximaal testen gaat men uit van het idee dat er een verband bestaat tussen maximale kracht en kracht uithoudingsvermogen. De maximale kracht is de grootste kracht die bij een maximale, willekeurige spiercontractie kan worden uitgeoefend, en de spieruithoudingsvermogen is het weerstandsvermogen tegen vermoeidheid bij langdurige krachtprestaties. Het verschil tussen submaximaal en maximaal is, is dat submaximaal niet tot uitputting lijdt en maximaal leidt wel tot uitputting.
Vraag 9 Waarom is Steady State en waarom is dit tijdens de fietstest zo belangrijk? Steady state = aerobe system Tijdens inspanningen worden de spieren gevoed doordat er opgeslagen koolhydraten worden omgevormd tot onder meer glucose. Die glucose wordt weer afgebroken en bij een gedeelte van die afbraak wordt melkzuur geproduceerd, een bijproduct eigenlijk. De hoeveelheid melkzuur dat wordt geproduceerd hangt af van de intensiteit en duur van de inspanning. Zolang je in aerobe zone blijft wordt het melkzuur in de spieren zelf verbruikt. Bij inspanningen boven de aerobe drempel(steady state) wordt die melkzuur, via de spieren opgenomen in de bloedbaan en in de lever weer opgezet in glucose. Die glucose wordt weer gebruikt als brandstof voor de spieren. Er is dus een evenwicht en deze inspanning kan lang worden volgehouden. Dit wordt dus de maximale “steady state” genoemd. Het is dus eigenlijk een fase waarin de zuurstoftoevoer gelijk is aan de zuurstofafvoer. De steady state is dus belangrijk voor het volhouden van de inspanning.
19
Vraag 10 Wat waren de verschillen in de VO2max waarde die je hebt berekend bij de Astrand fietstest en de shuttle-run. Welke van de waardes lijkt jouw het meest betrouwbaar en motiveer waarom. Astrand fietstest – VO2max = 79 Shuttle run test – VO2max = 58 De uitkomst van de Astrand fietstest is in mijn ogen meer betrouwbaar aangezien de patiënt voor deze test rustiger was en van tevoren afwist van wat er ging gebeuren doordat de regels rondom de Astrand fietstest vrij duidelijk zijn. Een belangrijk gegeven is ook dat tijdens de Astrand fietstest de hartfrequentie veel vaker in de gaten wordt gehouden waardoor je ook een beter beeld van de patiënt krijgt. Bij de shuttle run kan je alleen maar een indicatie maken aan de hand van uiterlijke uitingen.
Vraag 11 Tijdens de Shuttle run heb je de volgende waarders genoteerd: De hartfrequentie op het moment van stoppen De borgscore voor dyspneu De borgscore voor zwaarte Aan de hand van deze gegevens kun je een uitspraak doen over de conditie van een aantal orgaansystemen. Welke zijn dit en wat is je uitspraak? Welk orgaansysteem heeft jouw partner ervoor gezorgd dat hij de shuttle run moest staken en probeer dit te beargumenteren. De kortademigheid tijdens de test was tamelijk sterk (Borgscore dyspneu 4) De patiënt vond het een zware inspanning voor de benen (Borgscore zwaarte 6) De patiënt had een redelijk hoge hartfrequentie op het moment van stoppen ( HF max = 177) Meerdere systemen hebben ervoor gezorgd dat de patiënt moest stoppen. Hij ervaart enige kortademigheid. Dit leidde tot onvoldoende zuurstofopname in de spieren. Het gevolg hiervan is dat de patiënt ervaart dat zijn spieren “Verzuren”. Uiteindelijke moest de patiënt de inspanning staken. Dit is precies het geval wat er aan de hand was bij mijn patiënt. Zijn longsysteem zorgde voor te weinig zuurstof waardoor zijn spieren het uiteindelijk opgaven. Des al niet te min heeft mijn patiënt wel trap 11 gehaald en dat is geen slechte prestatie.
20
Literatuur Lijst Internet: o www.enclyclo.nl o www.ncbi.nl o www.caloriecalculator.nl o www.caloriechecker.nl Overige: o D.W. van Mechelen, Fit, Fitter, Fittest, de Theori. o J.J. Morree, Inspanningsfysiologie oefentherapie en training. o Introductie Skills reader, skill 108 – 109, FLP 2 o PowerPoint Skill 110 – 111 (http://intra.ashp.hva.nl/fysiotherapie/flp_2/fb/index.xml)
21
Feedback Docent Naam Docent:
22
23
Inleiding Deel 2 Dit is Deel 2 van het algehele verslag. Hierin staat alle gegevens die zijn afgenomen tijdens de testen. Alle informatie die in deel 1 is verteld is gebaseerd op de gegevens van dit deel. Deze uitslagen c.q testen zijn afgenomen door Mikey Poppe. Het fitheidprofiel gaat over de patiënt Don Grimminck. Om de intra- en inter betrouwbaarheid van dit verslag te beoordelen, zijn er tevens ook door medestudenten testen afgenomen. De rol van fysiotherapeut B wordt ingevuld door Kim Loopeker. De rol van fysiotherapeut C wordt uitgevoerd door Lindsay ten Have. Deze gegevens zijn uitgewerkt door Mikey Poppe
24
Åstrand fiets test Naam Geboortedatum Geslacht Gewicht
Don Grimminck 10-07-1991 Man 72.6
HF max HF rust Gekozen wattage
142 69 Max – 250 Watt Rust – 0 Watt
Berekening 1 m.b.v. Tabel HF 5e + 6e / 2 (bpm)
VO2-max (L/min)
145,5
6,5
VO2-max Lft.correctie (L/min) 6,8
VO2-max (ml/kg/min)
Norm Leeftijdspecifiek
Norm Sportspecifiek
Vergelijking Norm
79
>57 (zeer hoog)
50.1
Ruim boven zeer hoog
Registratieformulier
HF
WATT
Fase 1 Rust HF
69
Fase 2 1e minuut 2e minuut 3e minuut 4e minuut 5e minuut
87 89 93 96 91
50 50 50 50 50
Fase 3 1e minuut 2e minuut 3e minuut 4e minuut 5e minuut 6e minuut
111 120 132 139 146 149
100 Watt 150 Watt 200 Watt 225 Watt 225 Watt 250 Watt
Fase 4 uitfietsen
109
50Watt
Boven de 130 bpm
Tussen 130 - 170
25
Shuttle Run Naam Geboortedatum Geslacht Gewicht
Don Grimminck 10-07-1991 Man 72.6
HF max HF rust Borgscore Dyspneu Borgscore Zwaarte
188 76 4 7
Trapscore
VO2-max (ml/kg/min)
11,5
58
VO2-max Lft. Correctie (ml/kg/min) 1
HF bij beëindigen test 188
Norm
52 - 55
Vergelijking Norm +3
Steep Ramp Test Naam Geboortedatum Geslacht Gewicht
Don Grimminck 10-07-1991 Man 72.6
HF max HF rust Borgscore Dyspneu Borgscore Zwaarte
192 82 4 7
Maximale Wattage 300
VO2-max (ml/kg/min) 43
HF bij beëindigen test 173
Reden eindigen van test Benauwd, uitgeput.
26
Deel 1: Antropometrie en Goniometrie Gegevens patiënt Naam: Don Grimminck Geboortedatum: 10 – 07 – 1991 Geslacht: Man Gegevens Fysiotherapeut A: Mikey Poppe Fysiotherapeut B: Kim Loopeker Fysiotherapeut C: Lindsay ten Have Score A Score A Norm Vergelijking Norm Lijst 1 Antropometrie Score A 8/11/2011 16/11/2011 24/11/2011 Datum: 14:00 09:30 14:23 Tijd: Lichaamslengte: Lichaamsgewicht: Quetelet/BMI index:
185CM 72.6KG 21.3
185CM 74KG 21.6
185CM 73.2KG 21.2
n.v.t n.v.t 20.1 – 25
Huidplooimeting Biceps Triceps Subscapulair Supra-iliacaal Som huidplooien Vet percentage (%)
6 11 11 11 39 15.55%
7 12 12 11 41 16.17%
6 11 12 11 40 15.88%
X X X X 60mm 15%
Taille omtrek Heup omtrek Heup-taille ratio
81CM 93CM 0.87
83CM 94CM 0.88
82CM 92CM 0.8913
X X 0.8
Kniebreedte Li Kniebreedte Re Kniebreedte Li + Re Polsbreedte Elleboogbreedte Normaal gewicht
10 CM 9.7 CM 19.7 CM 5.9 CM 6.8 CM 71.2
10.1 CM 10 CM 20.1 CM 6.1 CM 7.2 CM 71.2
10 CM 9.8 CM 19.8 CM 6.0 CM 7.1 CM 71.2
9.0 9.0 18.0 X X X
Bloeddruk systole/diastole
119/85
122/86
132/86
120/80 tussen de 90/60 en 140/90 27
Lijst 2 Antropometrie Datum: Tijd:
Score A 16/11/2011 09:30
Score B 16/11/2011 10:30
Score C 16/11/2011 11:30
Lichaamslengte: Lichaamsgewicht: Quetelet/BMI index:
185 CM 74.6KG 21.6
185 CM 74.6KG 21.6
185 CM 74.6KG 21.6
n.v.t n.v.t 20.1 – 25
Huidplooimeting Biceps Triceps Subscapulair Supra-iliacaal Som huidplooien Vet percentage (%)
6 12 11 11 40 16.17%
7 12 11 12 42 16.76%
6 11 12 12 41 16.76%
X X X X 60mm 15%
Taille omtrek Heup omtrek Heup-taille ratio
81 94 0.87
82 93 0.88
81 94 0.87
X X 0.8
Kniebreedte Li Kniebreedte Re Kniebreedte Li + Re Polsbreedte Elleboogbreedte Normaal gewicht
10.1 CM 9.6 CM 19.7 CM 6.0 CM 6.4 CM 71.2
10.3 CM 9.6 CM 19.9 CM 6.1 CM 6.5 CM 71.2
10.3 CM 9.7 CM 20.0 CM 6.4 CM 6.8 CM 71.2
9.0 9.0 18.0 X X X
138/96
128/81
BloeddrukSystole/Diastole 122/86
Norm
Vergelijking Norm
120/80 tussen de 90/60 en 140/90
28
Lijst 1 Goniometrie Score A 8/11/2011 14:00
Score A 16/11 09:30
Score A 24/11/2011 14:23
Norm
Li
Re
Li
Re
Li
Re
Li
Re
Art. coxae
BewegingsRichting Flex/ext
130/12
134/16
126/13
127/17
126/13
124/17
126/18
126/18
Art. coxae
Abd /add
50/9
52/11
52/31
54/29
55/30
51/31
59/34
59/34
Art. coxae
Abd (knie in 30° flex) Exo/endo (vauit 0° flex) Exo/endo vanuit 90° flex)
59/34
56/36
59/34
51/31
50/32
58/31
59/36
59/36
47/43
47/42
48/43
47/44
50/43
36/51
54/56
54/56
36/47
37/47
36/54
37/49
38/50
48/42
36/65
36/65
Art. Genu
Flex/Ext
165/4
164/6
162/5
165/5
165/4
161/4
169/8
169/8
Art. Genu
Exo/Endo
5/4
6/6
6/5
6/7
6/7
5/4
10/6
10/6
B.S.G
Dorsfl/plantfl
22/53
19/51
21/51
19/51
19/51
20/52
26/54
26/54
M.T.P. 1
Dorsfl/plantfl
41/43
43/45
45/42
44/46
42/40
42/44
43/48
43/48
M.T.P. 1
Abd/add
44/41
41/39
42/42
41/40
45/47
46/41
48/48
48/48
I.P. 1
Flex/ext
61/0
59/0
50/0
59/0
61/0
58/0
56/0
56/0
Datum: Tijd: Gewricht
Art. coxae Art. coxae
Vergelijking Norm
29
Lijst 2 Goniometrie Score A 16/11/2011 09.30
Score B 16/11/2011 10.30
Score C 16/11/2011 11.30
Norm
Li
Re
Li
Re
Li
Re
Li
Re
Art. coxae
BewegingsRichting Flex/ext
126/13
127/17
120/15
126/18
120/15
126/18
126/18
126/18
Art. coxae
Abd /add
52/31
54/29
47/36
42/39
47/36
59/34
59/34
59/34
Art. coxae
Abd (knie in 30° flex) Exo/endo (vauit 0° flex) Exo/endo vanuit 90° flex)
59/34
51/31
63/31
59/36
59/36
59/36
59/36
59/36
48/43
47/44
49/32
53/46
49/42
54/56
54/56
54/56
36/54
37/49
32/54
37/49
32/54
36/65
36/65
36/65
Art. Genu
Flex/Ext
162/5
165/5
168/6
165/7
165/6
169/8
169/8
169/8
Art. Genu
Exo/Endo
6/5
6/7
7/8
7/6
9/7
10/6
10/6
10/6
B.S.G
Dorsfl/plantfl
21/51
19/51
23/53
21/56
23/54
26/54
26/54
26/54
M.T.P. 1
Dorsfl/plantfl
45/42
44/46
46/42
49/43
42/46
43/48
43/48
43/48
M.T.P. 1
Abd/add
42/42
41/40
43/41
45/41
46/36
48/48
48/48
48/48
I.P. 1
Flex/ext
50/0
59/0
51/0
61/0
62/0
56/0
56/0
56/0
Datum: Tijd: Gewricht
Art. coxae Art. coxae
Vergelijking Norm
30
Kracht Naam Geboortedatum Geslacht Gewicht
Don Grimminck 10-07-1991 Man 72.6
Handknijpkrachtmeter Meting Uitgangshouding Staand Staand Staand
Meting
Meting
Links 115 117 125
Rechts 142 145 154
Norm Re = 55/Li = 48 Re = 55/Li = 48 Re = 55/Li = 48
Vergelijking norm Onder de Norm Onder de Norm Onder de Norm
VAS
Hand held Dynamometer Knie-extensie Uitgangshouding Links Rechts Norm Vergelijking norm Zittend 400 418 508.457 Onder de Norm Zittend 411 382 508.457 Onder de Norm Zittend 413 468 508.457 Onder de Norm
Hand Held Dynamometer Elleboog-flexie Uitgangshouding Links Rechts Norm Vergelijking norm Staand 193 206 317.475 Onder de Norm Staand 194 248 317.475 Onder de Norm Staand 210 212 317.475 Onder de Norm
VAS
VAS
Aantal
Push-up test Norm
Vergelijking Norm
50
39+ (Uitstekend)
Boven De Norm
Aantal
Buikspieren Norm
Vergelijking Norm
64
47+ (Uitstekend)
Boven de Norm
31
Functionele Spierkrachttest
Naam Geboortedatum Geslacht Casus/Aandoening
Don Grimminck 10-07-1991 Man Biceps brachin tendinitis
Naam Test
Dumbel Lift
Benodigdheden Voorwaarden Contra-indicaties Uitvoering Score
Dumbells met verschillende kilogrammen Zwaarte gevoelsmatig Pijn-stillers Patient tilt dumbell op tot 10x, neemt hierna 30 – 60 sec pauze 0 – 10 moet minimaal 1 scoren anders is de test niet uitvoerbaar
Standaardisatie
Stabiliteit Naam Geboortedatum Geslacht Sport
Don Grimminck 10-07-1991 Man Boksen
Naam Stabiliteitstest Sportspecifiek
Bal oppvangen op Bosu Ja/Nee Welke: Alle Soorten Balsport
Benodigdheden Voorwaarden
Bal & Bosu of ander balance plateau Patiënt gaat met twee benen op de balance plateau staan tenzij het beter gaat dan gaat de patiënt op 1 been staan.
Contra-indicaties Uitvoering Score
25 * 2 gooien + uitwijkend indien verbetering en aantal verhogen 46/50 moet haalbaar zijn.
Standaardisatie
5x mis
32
Coördinatie Naam Geboortedatum Geslacht Sport
Don Grimminck 10-07-1991 Man Boksen
Naam Coördinatietest Sportspecifiek
Bal oppvangen op Bosu Ja/Nee Welke: Alle Soorten Balsport
Benodigdheden Voorwaarden
Bal & Bosu of ander balance plateau Patiënt gaat met twee benen op de balance plateau staan tenzij het beter gaat dan gaat de patiënt op 1 been staan.
Contra-indicaties Uitvoering Score
25 * 2 gooien + uitwijkend indien verbetering en aantal verhogen 46/50 moet haalbaar zijn.
Standaardisatie
5x mis
33
Eetgedrag 01-12-2011 Product
Aantal
Eenheid
Kcal
Verzadigd vet
Totaal vet
Allisonbrood
6
snee
982
1
5
Notenrijst, gekookt
2
opscheplepel
204
0
8
Water
5
groot glas
0
0
0
Cappuccino met suiker
2
kopje
85
1
2
1271
2
15
Totaal
Verwijder
Sport vandaag: Vandaag heeft Don geen sport uitgeoefend.
34
02-12-2011 Product
Aantal
Eenheid
Kcal
Verzadigd vet
Totaal vet
Allisonbrood
6
snee
491
1
5
Goudse kaas, 48+, oud
6
voor 1 snee
502
26
40
Espressokoffie zonder suiker
3
kopje klein
2
0
0
Sushi
45
stuks
3645
11
47
Water
6
groot glas
0
0
0
4640
38
93
Totaal
Verwijder
Gesport vandaag: 1.5 uur gebokst in de ring. Hiermee heeft de patiënt ong. 343 kcal verbrand. 2 uur gewandeld á 5,5 km/h = 234 kcal In totaal: 4640 – 577 = 4063 Calorieën (Kcal)
35
Conclusie Eetpatroon Don krijgt op een goede dag zo rond de 1271 caloriëen binnen, de norm van de gemiddelde man ligt op de 2500 calorieën per dag. Dat van de patiënt is dus ver onder de norm. Don krijgt op zijn ongezonde dag 4640 Kcal binnen, de norm voor een man is 2500 Kcal per dag. Wat ik opvallend vind is dat Don op zijn ongezonde dag sport en op de gezonde dag niet aan sport doen. Don zit op haar ongezonde dag toch al dik over de norm van 2500 Kcal per dag, maar omdat hij deze dag ook nog gesport heeft, zijn de binnengekomen calorieën verminderd. Ik zou Don willen adviseren om voor door te gaan met het sporten tijdens de ongezonde dagen. Dit omdat hij anders veel te weinig calorieën binnen krijgt op de gezonde dagen om de gevraagde energie te leveren. Daarnaast lijkt het me verstandig om vooral s’ morgens meer te gaan ontbijten en op sportdagen ook s’ middags een boterham meer te eten bijvoorbeeld drie boterhamen inplaats van één of twee. Dit om zo het dag totaal wat dichter bij de 2500 Kcal per dag te krijgen. Aangezien Don in de ochtend een vrij moeilijke eter is, hierdoor komt de stofwisseling niet opgang en neemt het lichaam de latere stadium de nodige voedingstoffen niet meer op of verminderd.
Advies Eetpatroon Mijn advies zou ter eerste zijn om zo door te gaan met water drinken en bewegen. Daarnaast zou ik adviseren om per dag te zorgen dat het eten en bewegen in balans is, dus niet te vaak een hele slechte of een overdreven goede dag. Hoe meer het in het algemeen in balans is hoe beter. Zo een goede dag lijkt misschien wel goed voor het gewicht, maar wijkt eigenlijk te veel van de norm af en is dus eigenlijk niet gezond. Misschien zou een idee kunnen zijn om er op te letten dat de lunch en het avondeten beide voldoende kcal bevatten. De lunch zou 300 tot 400 kcal kunnen bevatten en het avondeten 500 tot 600 kcal. Als dit als uitgangspunt wordt genomen dan kan de rest van de dag aangevuld worden met de hoeveelheid kcal die nog ontbreken. Daarnaast zou een idee zijn om gevarieerder te eten.
Interpretatie Eetpatroon Norm o Een gezonde hoeveelheid om in te nemen voor een man is 2500 kcal per dag. Uitleg: o Deze norm is gebaseerd op het idee dat een gemiddelde man 2500 kcal verbrand per dag, maar geldt niet precies voor iedereen. Dit zou bijvoorbeeld een man kunnen zijn die met de auto naar werk gaat en een kantoor baan heeft of een vrouw die met de fiets naar werk gaat en gymleraar is. Daarom is 2500 kcal maar een gemiddelde en verschilt het per persoon en leefstijl wat een gezonde hoeveelheid kcal is om in te nemen. Waar het op neer komt is dat een persoon niet meer of minder kcal moet innemen dat hij of zij verbrandt op een dag, tenzij die persoon wilt aankomen of afvallen
36
Vragenlijst Fysiofitheidsscan NL 1. a. b. c. d.
Aan welke beweeg- of sportieve activiteiten doet u? Hardlopen, roeien of wielrennen op wedstrijdniveau (extra zware belasting) balsporten op wedstrijdniveau (zware belasting) recreatief fietsen, recreatiesporten, sportief wandelen (matig intensieve belasting) rustig wandelen, rustig fietsen (lichte belasting)
2. a. b. c. d.
Hoe lang doet u deze beweeg- of sportieve activiteiten achter elkaar? meer dan 30 minuten 20-30 minuten 10-20 minuten minder dan 10 minuten
3. a. b. c. d.
Hoe vaak doet u aan beweeg of sportieve activiteiten? dagelijks 3-5 x per week 1-2 x per week 1-2 x per maand of minder
4. Weet u wat de Nederlandse Norm Gezond Bewegen is? a. ja b. nee 5. Hoeveel lichaamsbeweging is volgens u nodig om de gezondheid te bevorderen? a. 1 x per week 10 minuten matig intensief actief zijn, zoals flink doorwandelen of fietsen 15 km/uur b. 3 x per week 10 minuten matig intensief actief zijn, c. 5 x per week, maar bij voorkeur dagelijks, 30 minuten matig intensief actief zijn, zoals flink doorwandelen of fietsen 15 km/uur d. 3x per week tenminste 20-30 minuten intensieve activiteiten, zoals hardlopen. 6. Is er ooit door een arts geconstateerd dat u last van hart- en vaatziekten heeft? a. ja b. nee 7. Heeft u regelmatig pijn op de borst? a. ja b. nee 8. Heeft u regelmatig last van kortademigheid of duizeligheid a. ja b. nee 9. Is er ooit door een arts geconstateerd dat uw bloeddruk te hoog is? a. ja b. nee
37
10. Is er ooit door een arts geconstateerd dat u bot- en gewrichtsaandoening heeft die verergert door inspanning? (zoals artrose, artritis of reuma) a. ja b. nee 11. Is er een goede reden die nog niet genoemd is waardoor u niet mee zou kunnen doen aan een activiteitenprogramma? a. ja b. nee 12. Voor deelnemers ouder dan 65 jaar: bent u gewend aan zware lichamelijk inspanning? a. ja b. nee
38
Conclusie Onderzoeken Na het onderzoeken van de verschillende waardes bij mijn patiënt kan ik verschillende conclusies trekken. Over het algemeen kan ik in elk geval concluderen dat Don Grimminck gezond is en geen tot weinig afwijkende waardes zijn gevonden. Ook hebben we geen rariteiten aangetroffen die kunnen leiden tot belemmering van een test. Vragenlijst fysiofitheidsscan: Conclusie o Mijn patiënt is zich bewust van de gezonde hoeveelheid beweging, maar beweegt zelf iets minder dan de norm. Al hoewel uit haar eet en beweeg gegevens wel blijkt dat ze regelmatig beweegt. Ze onderneemt voornamelijk activiteiten met matig intensieve belasting. Advies o Mijn patiënt zou nog vaker kunnen bewegen per week door misschien nog wat vaker de fiets te pakken inplaats van zijn scooter en vaker activiteiten te ondernemen met een intensieve belasting. o Activiteiten met een intensieve belasting zijn vaak uitdagender en zullen voor een jongen man op zijn leeftijd een leuke vorm van bewegen, zoals boksen wat Don op dit moment al uitvoert. Atropometrie: Conclusie o Gewicht: Binnen het gezonde gewicht voor zijn lengte o BMI: Een gezonde BMI, eerder laag dan hoog o Vetpercentage: Onder de norm van het vetpercentage o Heup taille ratio: Een gezonde heup taille ratio o Normaal gewicht: hij mag nog 1 of 2 kilo zwaarder wegen o Bloeddruk: Een gezonde bloeddruk, soms is de onderdruk lichtelijk verlaagd. Advies o Mijn patiënt zou nog gezonder kunnen zijn als hij meer spiermassa zou kweken door bijvoorbeeld meer krachttraining te doen. o Voor de rest is mijn patiënt gezond. Inspanningstesten: Conclusie o Astrand fietstest: Mijn patiënt scoorde relatief hoog voor zijn leeftijd en gezondheid. o Steep Ramp Test: Voor de Leeftijd en geslacht scoorde mijn patiënt hier in de normale norm o Shuttle Run Test: De shuttle run test was voor mijn patiënt een goede training want hij scoorde hier in extreem hoog. Advies o Mijn patiënt levert volgens de norm een goed resultaat tijdens de inspanningstesten. o Mijn advies zou daarom zijn om zo door te gaan met zijn levensstijl en om zijn conditie op pijl te houden
39
Kracht en stabiliteit Conclusie o Kracht: Volgens de verschillende testen scoort mijn patiënt hoog als het gaat om spierkracht in de buik en schouders/armen en juist lager als het gaat om de spierkracht in de benen. Dit is ook begrijpelijk als de feit is dat mijn patiënt al jaren aan kickboxen doet. o Stabiliteit: De test die wij hebben opgesteld was in zekere zin in verschillende moeilijkheidsgraden in te stellen, hierdoor kwam mijn patiënt met 1 van de moeilijkste graden ook moeilijk uit de voeten door de bal op te vangen op een bozu. Advies o Mijn patiënt zou haar kracht en stabiliteit kunnen verbeteren door de spieren in haar benen te trainen volgens een trainingprogramma.
40
Behandelplan en Doelen Behandelplan & Doelen: Doel: o Algehele conditie en beweegpatroon van de patiënt optimaliseren binnen 3 tot 4 maanden. Subdoelen: o Uithoudingsvermogen op pijl houden o Meer bewegen in ADL o Stabiliteit verbeteren o Bloeddruk verlagen Oefeningen o Een abductie beweging maken in de heup in rechtopstaande positie met het been gestrekt. Intensiviteit opbouwen door een dynaband te gebruiken en die steeds strakker aan te trekken. o Squads maken op 1 been. Intensitiet opbouwen door gewichten in de handen te houden. o Bewegingen maken met de enkel: inversie, eversie, doorsaalflexie en plantairflexie. Intensiviteit opbouwen door een dynaband te gebruiken en die steeds strakker aan te trekken. Intensiviteit o Binnen de eerste maand opbouwen van 3x15 herhalingen op 70% van 1 RM naar 3x15 o herhalingen op 80% van 1 RM. Binnen de tweede maand opbouwen van 3x15 o herhalingen op 80% van 1 RM naar 20 herhalingen op 80% procent van 1RM. o Binnen de derde maand opbouwen van 3x20 herhalingen van 80% van 1 RM naar 3x20 herhalingen van 90% van 1 RM. Frequentie o 4x per week oefenen en opbouwen via het schema opbouwen en na de 5de maand weer afbouwen naar 4 per week. o Na de 7de maand de spier verder ontwikkelen in een sport activiteit
Bij een maand reflecteren op de geleerde (voedings)tips, bij twee maanden reflecteren op de vermindering van stress en de bloeddruk meten en bij drie maanden de bloeddruk (vermindering) meten.
41
Feedback Docent Naam Docent:
42