Financiering statutaire pensioenen Geactualiseerd op 25 oktober 2013
De betrokken ziekenhuizen ontvingen eind september een schrijven van de FOD waarin verdere toelichting werd gegeven rond het bedrag dat in onderdeel B4 lijn 1903 van het BFM werd verdeeld. Deze informatie werd in onderstaande nota verwerkt.
Bijkomende middelen in het Budget Financiële Middelen: een belangrijke stap! ICURO stuurde een brief naar de minister van Volksgezondheid om haar te danken voor de bijkomende middelen die per 1 juli 2013 in het BFM werden opgenomen. Dit is niet evident in deze tijden van sterke budgettaire druk en toenemende besparingen. De toekenning van deze middelen aan de betrokken ziekenhuizen gebeurde op een complexe wijze: via onderdeel B4 werd op 1 juli 2013 een nieuwe lijn 1903 RSZPPO-maatregelen gecreëerd. Het inmiddels gekende bedrag van 37 miljoen euro (index 1 januari 2013) en het bedrag van 6,505 miljoen euro (index 2012 - cfr. regeerakkoord federale regering) werden verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen op basis van de gegevens dewelke rechtstreeks door de RSZPPO werden medegedeeld aan de FOD Volksgezondheid. Het voorheen weerhouden bedrag (voor 2012) op lijn 1902 werd op 0 gezet op 1 juli 2013 en uit het budget verwijderd via onderdeel C2, budgetlijn 2000. Langs de andere kant werd, aangezien de financiering voor 2013 pas in het BFM kwam op 1 juli 2013, een positief inhaalbedrag toegekend voor het eerste semester 2013 op lijn 9177 RSZPPO-maatregelen 2013. De financiering dewelke per 1 juli 2013 in het BFM wordt toegekend, is de verdeling van ongeveer 43 miljoen euro (bestaande uit 6,505 miljoen (geïndexeerd) dewelke reeds in 2012 werd gefinancierd en 37 miljoen supplementair) over de betrokken ziekenhuizen (inclusief privéziekenhuizen met gedetacheerd statutair personeel) pro rata drie parameters met de volgende formule: (A + B) x C waarbij: A = geschatte last van de responsabiliseringsbijdrage van het ziekenhuis, meer specifiek: de tweede schatting van de responsabiliseringsbijdrage zoals verstuurd naar de aangeslotenen en berekend in maart 2013 op basis van de laatste beschikbare gegevens van het 4de kwartaal 2011, het laatste trimester vóór de inwerkingtreding van de hervorming. Probleem: schatting ≠ factuur -> opgelet: uit de ICURO-enquête blijkt dat de schatting hoger lag dan de factuur. B = geschatte last van de pensioenbijdrage voor het ziekenhuis, meer specifiek: de basisbijdrage. Probleem: doordat de volledige pensioenbijdrage en niet de stijging wordt meegenomen, wegen ziekenhuizen met nog (zeer) veel statutairen zwaarder door in de vergelijking, ze krijgen hierdoor een groter deel van het nationale budget. Voor A en B wordt de tussenkomst vanuit de reserves van de RSZPPO in mindering gebracht.
Pagina 1van5
De RSZPPO deelde ons mee dat de totale meerkost die voortvloeit uit de reële verhoging van basisbijdragevoet van het statutair aangesteld ziekenhuispersoneel in 2012 (= verhoging van de reële basisbijdragevoet van 32 % in 2011 naar 32,50 % in 2012 voor ex-pool 1 besturen en van 40 % naar 40,50 % voor ex-pool 2 besturen) 2.385.828 euro beloopt. Zonder inzet van reserves zou deze meerkost 6.241.564 euro bedragen (stijging naar 34 % en 41 %). C = percentage statutair ziekenhuispersoneel voor het ziekenhuis, aldus percentage statutair personeel van de aangeslotenen berekend in verhouding tot haar personeelsbestand in het vierde kwartaal 2011. Of zoals door de RSZPPO reeds werd aangegeven: “De concrete berekeningsbasis van de parameter C is voor elke instelling de verhouding tussen enerzijds de - aan pensioenbijdragen onderworpen - loonmassa van de vastbenoemde personeelsleden van de instelling die zijn tewerkgesteld in een ziekenhuisactiviteit (activiteit wordt geïdentificeerd aan de hand van de NACE-code in de socialezekerheidsaangifte) en anderzijds de - aan pensioenbijdragen onderworpen - loonmassa van alle vastbenoemde personeelsleden van de instelling en dit ongeacht de activiteit waarin zij zijn tewerkgesteld (ziekenhuisactiviteit + niet-ziekenhuisactiviteit). Dit geeft 100 % voor de autonome verzorgingsinstellingen en een lager percentage voor de OCMW’s.”. Ondanks deze verduidelijking kunnen hieruit nog geen duidelijke conclusies, bijvoorbeeld voor de vzw ziekenhuizen, voor alle ziekenhuizen getrokken worden. Wij adviseren dan ook (zie verder) om hieromtrent rechtstreeks contact op te nemen met de heer P. Contreras zodat er een duidelijk zicht is op de betekenis van deze parameter voor elk ziekenhuis.
Impact voor de ziekenhuizen en overzicht van de tekortkomingen van de huidige berekening voor de verdeling van de vrijmaakte budgetten De voorlopige vaststelling is dat de bijkomende middelen, waar de federale overheid al een grote financiële inspanning voor deed, niet voor alle ziekenhuizen alle bijkomende kosten (bijdrageverhoging én responsabiliseringsbijdrage) kunnen dekken. Vanuit de informatie die de leden aan ICURO bezorgden, bleken er inderdaad grote verschillen tussen de ziekenhuizen. De berekening houdt geen rekening met de stijging van de pensioenbijdragen, wel met de pensioenlast voor een ziekenhuis als geheel. Daardoor schiet de bijkomende financiering zijn hoofddoel voorbij: het financieren van de meerkost van de wet van 24 oktober 2011. In artikel 73, § 4 van het financieringsbesluit staat nochtans dat het budget wordt verdeeld op basis van het verschil tussen de huidige pensioenbijdragen en deze in 2011. Het is dan ook uitkijken naar het nieuwe financieringsbesluit dat de wijze moet regelen waarop de bijkomende middelen vanaf 1 juli 2013 worden verdeeld tussen de ziekenhuizen. Wij adviseerden de ziekenhuizen intussen om de gehanteerde waarden (berekeningswijze) voor de parameters ‘A’, ‘B’ en ‘C’ te vragen via uw inspecteur bij de FOD Volksgezondheid en/of bij de heer P. Contreras van de RSZPPO (
[email protected]), zodat er een duidelijke situatie ontstaat en deze informatie vervolgens ook kan geïntegreerd worden in het eventuele bezwaarschrift inzake het toegekende Budget Financiële Middelen. Dit zal voorbereid worden door ICURO en aan de leden bezorgd worden van zodra de nieuwe bepalingen in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd, op deze manier wordt zo goed mogelijk ingespeeld op de actualiteit.
Pagina 2van5
Uit de brief van de FOD (26 september 2013) blijkt dat de toegekende bedragen niet herzienbaar zijn, terwijl dit volgens het advies van de NRVZ (NRZV/D/AF/87-5) en artikel 73, § 4, laatste alinea van het financieringsbesluit wel herzienbaar zou moeten zijn. Het bedrag dat op 1 juli 2012 op lijn 1902 in het BFM werd toegewezen, was wel herzienbaar (praktijk?). Er werd geen correctie voorzien voor ziekenhuizen die een deel van de 7,5 miljoen euro ‘ter bevordering van statutarisering’ ontvingen. ICURO blijft er in dit verband voor pleiten (en een juridische procedure voeren) dat ook deze middelen volledig beschikbaar worden gesteld voor de financiering van alle pensioenverplichtingen in de betrokken ziekenhuizen. Nu nog incentives geven voor statutaire aanstellingen in ziekenhuizen staat haaks op het streven naar een uniform personeelsstatuut voor alle medewerkers in de ziekenhuizen.
En de toekomst ? In de brief van de FOD staat dat er voor 2014 bijkomend 12,294 miljoen euro wordt voorzien (cfr. regeerakkoord 2011). In het goedgekeurde RIZIV-budget voor 2014 wordt het RIZIV-deel van de bijkomende financiering alvast voorzien, waardoor de bijkomende financiering van 2013 wordt doorgetrokken en verhoogd met de 12,294 mio euro die volgens dezelfde formule wordt verdeeld. Dit betekent in reële termen dat er dan nog een stijging van de totale financiering is tegenover de middelen van 2013. Is er al een perspectief naar de toekomst, zijnde vanaf 2015? Dit zal uiteraard verder bepaald worden door de federale regering, waardoor het van groot belang is dat deze problematiek, net zoals in het huidige regeerakkoord, expliciet aan bod komt. De laatste alinea van de FOD-brief stelt: “Vanaf 2015 zal er jaarlijks een actualisatie van de gegevens gedaan worden rekening houdend met de gegevens van de bijdrage- en pensioenlasten van het vorige jaar bezorgd door de RSZZPO.”. De FOD bevestigt hiermee alvast de noodzaak tot verdere continuïteit van deze financiering. Vermits de lasten van de pensioenfinanciering voor de betrokken ziekenhuizen verder zullen stijgen, is het weinig realistisch dat een volgende regering deze additionele financiering terug zal schrappen en mag er redelijkerwijze van uitgegaan worden dat het budget van 2014 het vertrekpunt is voor de financiering vanaf 2015. Formele zekerheden kunnen daarover uiteraard niet gegeven worden. Zoals reeds gezegd: dit wordt een erg belangrijke kwestie in de onderhandelingen omtrent het nieuw federaal regeerakkoord. Dit dossier zal door ICURO uiteraard met topprioriteit opgevolgd worden, want het is van bijzonder groot belang voor de toekomst van alle betrokken ziekenhuizen. De Raad van Bestuur van ICURO bevestigde op 25 oktober 2013 het standpunt dat in het voorjaar op de Afdeling “Financiering” van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen werd gebracht. “ Standpunt ICURO inzake pensioenfinanciering NRZV 14 maart 2013 In het regeerakkoord wordt gesteld: ‘De impact van de verhoging van de RSZPPO-bijdragen voor de betrokken ziekenhuisinrichtingen zal via het BFM geneutraliseerd worden, ongeacht of ze openbaar zijn of het gevolg zijn van een fusie tussen openbare en privéziekenhuizen. De in 2012, 2013 en 2014 nodige bedragen zullen binnen de globale begrotingsdoelstelling gecompenseerd worden.’ 1. In het kader van het regeerakkoord werden budgettaire middelen vastgelegd voor de jaren 2012, 2013 en 2014. In het kader van de begroting 2013 werd bijkomend 37 mio euro vastgelegd.
Pagina 3van5
2. De lastenverhoging voor de basisbijdragen kunnen exact berekend worden en dit is in het kader van het BFM een herzienbaar element. ICURO vraagt dat de bijdrageverhoging sluitend wordt gefinancierd voor de statutaire aanstellingen van het verleden. Wanneer de beschikbare middelen hiervoor niet volstaan, vraagt ICURO om deze aan te vullen met het pro rata deel van de bijkomende 37 mio euro in het kader van het budget 2013. 3. Inzake de financiering van de responsabiliseringsbijdragen: de bijkomende kosten voor responsabilisering kunnen exact berekend worden. ICURO vraagt dat de kosten voor de responsabiliseringsbijdragen zo snel mogelijk sluitend worden gefinancierd. Voor 2013 kan dit met het nog beschikbaar deel van de 37 mio euro (cfr. voorgaand punt). 4. Voor 2014 vraagt ICURO de sluitende financiering van de bijkomende pensioenverplichtingen van het verleden, zoals gesteld in het federale regeerakkoord. ICURO wenst te onderstrepen dat de financiering van patronale lasten voor statutaire pensioenverplichtingen enkel betrekking kan hebben op het verleden. Dit is belangrijk enerzijds om de financiële impact te beperken, maar anderzijds ook om een gemeenschappelijk basisstatuut voor alle personeelsleden in de ziekenhuizen te kunnen ontwikkelen. ” Er wordt gewerkt aan een bespreking met de minister van Pensioenen, in afstemming met het ASZ. De heer Stefan Vercramer stelde parlementaire vragen aan ministers De Croo en Onkelinx. Er was een bespreking met de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, tevens gekaderd in de VIPA-dossiers. Ziekenhuizen dreigen geen goedkeuring te krijgen van het technisch-financieel plan omdat ze de openstaande pensioenverplichtingen niet kunnen vervullen. ICURO heeft dit reeds uitgebreid besproken met het afdelingshoofd van VIPA. Een werkvergadering zal gepland worden. Vanuit ICURO zullen de voorzitters/studiediensten van de Vlaamse partijen gecontacteerd worden om de absolute noodzaak naar een sluitende financiering van de statutaire pensioenen in de ziekenhuizen te realiseren in het nieuwe regeerakkoord, evenals in de budgetopmaak voor de komende jaren. ICURO pleit daarbij uitdrukkelijk om werk te maken van een gemeenschappelijk, contractueel basisstatuut voor alle medewerkers in de ziekenhuizen. Samen met het Q & S-beleid zal dit de speerpunt zijn van de acties van ICURO naar de nieuwe regering in 2014.
Bijlagen Inzake de financiering van de RSZPPO zijn er inmiddels vier financieringsstromen voor de ziekenhuizen: 1. De historische financiering in het BFM. 2. De verhoging van de bijdragen in de periode 2005 - 2007, maar helaas niet voor alle ziekenhuizen in het BFM (cfr. artikel 73, § 3 van hoger vermeld financieringsbesluit). 3. De financiering via het Beheerscomité Sociale Maribel met een enveloppe van circa 7 miljoen euro voor ziekenhuizen die hun statutaire tewerkstelling op punt houden. Zoals geweten, is ICURO van mening dat deze middelen moeten toegevoegd worden aan de financiering van de bijkomende lasten voor alle ziekenhuizen. Vanuit het uitdrukkelijk streven naar een eenheidsstatuut voor alle medewerkers (gelijk loon voor gelijke arbeidsvoorwaarden) in de ziekenhuizen dienen financieringsmechanismen die de verdere statutaire aanstelling aanmoedigen, te worden afgewezen. 4. De bijkomende financiering 2012 - 2013 ten bedrage van 43,5 miljoen euro in het BFM (cfr. artikel 73, § 4 van hoger vermeld financieringsbesluit).
Pagina 4van5
Artikel 73 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 § 1. De bedragen toegekend op 30 juni 2002 en die betrekking hebben op de kosten bedoeld in artikel 15, 15° en 26° van dit besluit blijven behouden op 1 juli 2002. § 2. De lasten m.b.t. de overeenkomsten van eerste tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 15, 9°, worden aangepast op basis van de uitgaven vastgesteld voor het burgerlijk jaar 2005, met dien verstande dat het aantal desgevallend wordt beperkt tot 1,8 % van de personeelsformatie, uitgedrukt in VTE, die op 30 juni van het voorafgaande jaar in dienst was. § 3. De lasten met betrekking tot de verhoging van de werkgeversbijdragen voor pensioenen, toegepast van 2005 tot 2007, voor de nieuwe aangeslotenen bij "pool 2 van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZPPO)", zoals bedoeld in artikel 15, 15°, worden gefinancierd op basis van reële, door de RSZPPO meegedeelde, kosten. § 4. Vanaf 1 januari 2012, voor de ziekenhuizen aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, wordt de verhoging van de pensioenbijdrage van het vastbenoemd personeel gecompenseerd op basis van het verschil tussen het basispercentage van de pensioenbijdrage, bepaald door artikel 18, 1) tot 2) van de wet van 24 oktober 2011, tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, en het percentage van de pensioenbijdrage dat op 1 januari 2011 van toepassing was op de ziekenhuizen aangesloten bij de pensioenstelsels bedoeld in deze punten 1) tot 2). Dit verschil wordt toegepast op de reële salarismassa die dient als basis voor de basispensioenbijdrage die door de RSZPPO wordt opgeheven. Indien voor de jaren 2012, 2013 en 2014 het totaal van de individuele compensaties bedoeld in vorig lid respectievelijk hoger is dan 6.505 duizenden euro, 9.360 duizenden euro en 12.294 duizenden euro, dan wordt op de individuele compensaties een correctiefactor toegepast. Deze correctiefactor wordt verkregen door het hoger genoemd bedrag voor het jaar in kwestie te delen door de som van de individuele compensaties bedoeld in vorig lid. Wat het private ziekenhuis betreft dat beschikt over statutair personeel dat ter beschikking is gesteld door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het gesolidariseerd Pensioenfonds van de RSZPPO, kan de financiële tussenkomst bedoeld in de voorgaande leden worden toegekend, indien het het formeel bewijs levert dat het effectief de financiële last van dit ter beschikking gesteld personeel draagt en dit met inbegrip van de financiële last van de verhoging van de pensioenbijdrage bedoeld in het eerste lid. Deze financiering wordt jaarlijks herzien in het kader van de herziening van het Budget van Financiële Middelen op basis van de gegevens die voor het betreffende jaar worden aangeleverd door de RSZPPO.
Voor bijkomende info staat Katia Debaetselier graag ter beschikking:
[email protected]. Vriendelijke groeten Johan Hellings Katia Debaetselier
Pagina 5van5