vanuit westelijke richting. Deze aanname van de verkeersverdeling ten behoeve van het bepalen van de toekomstige intensiteiten is in figuur 3.2 weergegeven. Alle drie de clusters uit figuur 3.3 worden via meerdere zijden ontsloten. De aanname van de verdeling van de verkeersstromen, als in figuur 3.2, is hierbij voldoende robuust. Zelfs wanneer alle toekomstig gegenereerd verkeer gebruik zou maken van één ontsluiting, ongeacht welke ontsluiting, dan worden de capaciteitsgrenzen van de wegvakken in de toekomst nergens overschreden.
Figuur 3.2: Aanname verdeling toekomstige verkeersstromen en intensiteiten (bron ondergrond: stedenbouwkundig plan gemeente Oud-Beijerland, kenmerk: 4446 – 27-032012)
In figuur 3.3 zijn de geprognosticeerde toekomstige etmaalintensiteiten weergegeven. Deze intensiteiten zijn gebaseerd op de recentelijk gehouden verkeerstellingen en de aanname van de verdeling van de verkeersstromen als in figuur 3.2. In de beschreven intensiteiten is rekening gehouden met het huidige verkeer op de Rembrandtstraat dat een herkomst of bestemming heeft bij Rembrandt.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
13
Figuur 3.3: Geprognosticeerde etmaalintensiteiten (bron ondergrond: GoogleEarth) In vergelijking met de basissituatie in het verkeersmodel 2005 blijkt dat de intensiteiten op de wegen in de praktijk lager liggen dan voorheen was geprognosticeerd. Cijfers van CBS laten zien dat het aantal auto’s in Oud-Beijerland de afgelopen jaren minder sterk is gegroeid dan voorheen. Hierdoor is voor de komende tijd weinig autonome verkeersgroei in Oud-Beijerland te verwachten. De straten en wegen in het studiegebied kunnen de toekomstige verkeersintensiteiten prima verwerken. Het is hierdoor niet nodig om verkeerscirculatiemaatregelen te treffen.
3.3.2
Weginrichting
Uit de berekeningen voor de toekomstige situatie blijkt dat de intensiteiten op de Rembrandtstraat oplopen tot boven de 6.000 mvt/etmaal. In het verkeersstructuurplan is aangegeven dat de gemeente voornemens is om de Rembrandtstraat, de Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat in de toekomst af te waarderen naar erftoegangswe6 gen . Door nieuwe inzichten en de verkeersdruk zijn er geen plannen om 30 km/h in te voeren op de Rembrandtstraat. Uitgaande van 50 km/h worden ook in de toekomstige situatie de maximum toegestane intensiteiten op de Rembrandtstraat dus niet overschreden. Wel wordt aanbevolen om de Rembrandtstraat uit te voeren in een gesloten wegdekverharding en fietsstroken (zie paragraaf 2.2). In het verkeersstructuurplan is beschreven dat nagenoeg alle aantakkende wegen op de Rembrandtstraat worden afgewaardeerd naar erftoegangswegen. Dit heeft als gevolg dat de kruispunten tussen de Rembrandtstraat en deze wegen moeten worden vormgegeven als voorrangskruispunten; waarbij het verkeer op de Rembrandtstraat voorrang heeft op het verkeer uit de zijstraten. Hiertoe dienen de kruispunten te worden aangekleed met de juiste wegdekmarkering en bebording.
6
Bron: verkeersstructuurplan Oud-Beijerland 2008-2015
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
14
De Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat kunnen op basis van de geprognosticeerde intensiteiten en de huidige weginrichting zonder problemen worden afgewaardeerd tot erftoegangswegen met een bijhorend snelheidsregime van 30 km/h. Zeker op de Frans Halsstraat, bij de haaksparkeerplaatsen ter hoogte van de basisschool, is het noodzakelijk het snelheidsregime in de toekomst af te waarderen naar 30 km/h om het verkeersveiligheidsniveau op peil te houden. Bij haaksparkeren, zoals is opgenomen in de ontwerpen, is het van belang dat verkeer op de rijbaan een lage snelheid rijdt. Bij haaksparkeren hebben uitrijdende parkeerders een minder goed overzicht op de verkeerssituatie op de rijbaan dan bij langsparkeerplaatsen. Door de rijsnelheid op de rijbaan laag te houden merken parkeerders het verkeer op de rijbaan beter op. Daarnaast neemt de ernst van de afloop van een (letsel)ongeval af naar mate de botssnelheid tussen twee voertuigen afneemt.
3.4
Verkeersveiligheid
Uit de geprognosticeerde toekomstige verkeersintensiteiten uit figuur 3.3 blijkt dat op geen van de wegvakken de maximaal toegestane intensiteiten worden overschreden. Hiermee voldoet het gebruik van de wegen aan de voorkeurskenmerken van Duurzaam Veilig. Op alle wegvakken bestaat voldoende restcapaciteit om in de toekomst extra verkeer te verwerken. De verkeerseffecten als gevolg van de verkeersplannen leiden niet tot (extra) verkeersonveilige situaties. Hierbij geldt wel de randvoorwaarde dat de nieuwe wegen in het gebied worden ingericht conform de voorkeurskenmerken van Duurzaam Veilig. De intensiteiten op de Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat zijn ook in de toekomst dermate laag dat hier geen fietsvoorzieningen noodzakelijk zijn. Het treffen van verkeerscirculatiemaatregelen is vanuit verkeersveiligheidsoverwegingen niet noodzakelijk.
3.5
Parkeren 7
De gemeente heeft voor het te ontwikkelen gebied een parkeerbalans opgesteld. De berekeningen van deze parkeerbalans zijn opgenomen in bijlage 2. Op basis van de parkeerbalans wordt geconcludeerd dat in het gebied in de toekomst een parkeerbehoefte van ten minste 232 parkeerplaatsen ontstaat. In het stedenbouwkundig plan zijn 244 parkeerplaatsen opgenomen waarvan 232 in de openbare ruimte (zie figuur 3.4). De overige twaalf parkeerplaatsen worden aangelegd op eigen terrein van de nieuwbouwwoningen waarbij de geschakelde woningen één parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar hebben.
7
Ontwerp bestemmingsplan d.d. 03-12-2012
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
15
Figuur 3.4: Locatie en anatal parkeerplaatsen (bron: ontwerp bestemmingsplan d.d. 0312-2012)
De aanpak van de parkeerbalans, zoals deze is uitgevoerd, is correct en zou door Goudappel Coffeng op dezelfde wijze zijn uitgevoerd. Het uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is het hanteren van de minimale parkeernormen. Onderbouwde afwijkingen komen echter ook voor. Conform deze normen worden voldoende parkeerplaatsen in het studiegebied gerealiseerd. Het hanteren van de minimum normen is een verkeerstechnisch correct uitgangspunt. Hiermee wordt voldaan aan de (minimaal) geprognosticeerde toekomstige parkeervraag. De noodzakelijke parkeerbehoefte kan in de toekomstige situatie derhalve binnen het plangebied worden opgelost.
3.6
Ontwerptoets
De wegen in het plangebied zijn getoetst aan de hand van richtlijnen van Duurzaam Veilig. In figuur 3.5 is het profiel van een erftoegangsweg weergegeven. Dit profiel wordt gekenmerkt door het mengen van fiets- en gemotoriseerd verkeer. De maximale breedte is 5,5 meter. Haaks parkeren is met een dergelijke breedte mogelijk.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
16
Figuur 3.5: Profiel erftoegangsweg
De Anton Mauvestraat en Frans Halsstraat zijn toekomstige erftoegangswegen (30 km/h zones). De Anton Mauvestraat heeft op dit moment een breedte van circa 7 meter. In de Anton Mauvestraat wordt op dit moment aan de zijde van de woningen geparkeerd. Hierdoor wordt de straat versmald tot een weg met een breedte van circa 5 meter. Dit voldoet prima aan de richtlijnen voor de breedte van een erftoegangsweg (zie figuur 3.5). De overige erftoegangswegen in het plangebied voldoen ook aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De parkeervakken in het plangebied voldoen aan de CROW richtlijnen voor breedte en lengte (minimaal 2,35 meter breed en 5,00 meter lang).
3.7
Conclusie
In de toekomstige situatie wordt meer verkeer gegenereerd in vergelijking met de huidige situatie. De gemeente is voornemens de Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat in de toekomst af te waarderen tot een erftoegangsweg. De verkeersgroei leidt op de Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat niet tot verkeerskundige problemen. De Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat kunnen zonder problemen worden afgewaardeerd. Voor de Frans Halsstraat is het in de toekomst vanwege verkeersveiligheidsoverwegingen (de school en de haaksparkeerplaatsen) zelfs noodzakelijk om deze af te waarderen. Er zijn geen plannen om de Rembrandtstraat af te waarderen naar een erftoegangsweg. De functie van gebiedsontsluitingsweg past goed bij de verwachte verkeersintensiteiten. Aanbevolen wordt om gesloten wegdekverharding toe te passen en om de fietssuggestiestroken om te bouwen naar ‘fietsstroken’. De bouwplannen leiden in de toekomstige situatie verder niet tot knelpunten met de verkeersveiligheid.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
17
De gemeente heeft voor de bouwplannen een parkeerbalans opgesteld. Uit een analyse van de opgestelde parkeerbalans blijkt dat in het studiegebied voldoende parkeerplaatsen zijn opgenomen om te kunnen voorzien in de toekomstige parkeervraag.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
18
4 Tijdelijke situatie
4.1
Inleiding
De gemeente Oud-Beijerland is voornemens om drie tijdelijke ontsluitingen aan te leggen voor de ontwikkeling van Rembrandt. Hierbij is de gemeente voornemens om één tijdelijke toerit te realiseren aan de Rembrandtstraat en twee tijdelijke in- en uitritten aan te sluiten op de Anton Mauvestraat. Aanvullend hierop wordt ten zuiden van de locatie een vierde tijdelijke uitrit aangelegd. Deze is bedoeld voor het bouwverkeer als primaire ontsluiting van het bouwterrein en is te bereiken via de N217. De tijdelijke ontsluitingen zijn bedoeld om Rembrandt tijdens de bouwperiode normaal te laten functioneren. Voor het aanleggen van tijdelijke in- en uitritten worden op dit moment de noodzakelijke procedures gevolgd. Omwonenden maken zich zorgen over het voornemen van de gemeente Oud-Beijerland om tijdelijke in- en uitritten langs de Rembrandtstraat en de Anton Mauvestraat te realiseren en hebben bij de rechter een voorlopige voorziening aangevraagd. De gemeente Oud-Beijerland heeft Goudappel Coffeng gevraagd te onderzoeken of het verkeerskundig mogelijk is om deze ontsluitingen aan te leggen zonder dat dit leidt tot verkeersonveilige situaties. In dit hoofdstuk zijn de voorgenomen tijdelijke ontsluitingen onderzocht.
4.2
Beschrijving tijdelijke situatie
In figuur 4.1 zijn de drie tijdelijke ontsluitingen weergegeven. In de figuur zijn de volgende elementen weergegeven: ■ Toerit nummer 1 is in de tijdelijke situatie bedoeld voor het bevoorradingsverkeer (wasgoed, food & beverages, et cetera). Deze toerit is gepland te realiseren tussen perceel Rembrandtstraat 46 en Mondriaanstraat 26. In de huidige situatie vindt de bevoorrading van het verzorgingstehuis plaats aan de toerit aan de Rembrandtstraat (rode pijl).
www.goudappel.nl
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
19
■ Toerit nummer 2 is bedoeld voor verzorgers en bezoekers van Rembrandt. Deze wordt in de tijdelijke situatie enkel gebruikt als inrit om het parkeerterrein op te rijden. De toerit komt te liggen ter hoogte van Anton Mauvestraat 27. ■ Toerit nummer 3 wordt gebruikt als uitrit om het parkeerterrein af te rijden. Deze toerit komt te liggen tegenover het kruispunt van de Anton Mauvestraat met de Breitnerstraat. ■ Met de rode pijl (richting Rembrandtstraat) is de huidige toerit voor het bevoorradingsverkeer weergegeven. Deze wordt in de tijdelijke situatie incidenteel gebruikt als uitrit voor lange voertuigen. In principe rijdt al het bouwverkeer het bouwterrein op en af via de tijdelijke inrit langs de N217 ten zuiden van het bouwproject. Enkel bouwverkeer dat op het bouwterrein zelf niet kan keren, zal de huidige toerit voor het bevoorradingsverkeer gebruiken om het terrein te verlaten.
Figuur 4.1: Locaties tijdelijke inritten (bron: Gemeente Oud-Beijerland)
Tot slot wordt een vierde tijdelijke ontsluiting gerealiseerd. Deze ontsluit het bouwterrein in het zuiden via de N217. Deze ontsluiting is alleen te gebruiken voor bouwverkeer. In de analyse binnen dit hoofdstuk wordt deze ontsluiting niet meegenomen.
4.3
Analyse
De onderstaande analyse is uitgevoerd op basis van figuur 4.1 en de informatie uit de voorgaande hoofdstukken. Tijdens de analyse waren geen verdere (ontwerp)details beschikbaar. In de onderstaande analyse is hierdoor gekeken naar de locatie van de ontsluitingen in relatie tot de verkeersveiligheid. Ontsluitingen Rembrandtstraat Het realiseren van twee aparte ontsluitingen ten behoeve van het bevoorradings- en
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
20
bouwverkeer, en daarmee scheiden van bouw- en bevoorradingsverkeer, is vanuit verkeersveiligheidsoverwegingen een verantwoorde keuze. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het wenselijk om bouwverkeer en regulier bevoorradingsverkeer van elkaar te scheiden en niet gebruik te laten maken van één en dezelfde ontsluiting. Hierdoor worden conflicten en verkeersonveilige handelingen (als herhaaldelijk moeten steken of achteruitrijden op de openbare weg) op het moment dat twee voertuigen tegelijkertijd in en uit willen rijden, voorkomen. Het realiseren van deze tijdelijke ontsluiting in oostelijke richting (nummer 1 in figuur 4.1) leidt niet tot (extra) verkeersonveilige situaties. Langs de Rembrandtstraat ligt in de huidige situatie al een ontsluiting van en naar Egmontshof. Deze is bestemd voor het bevoorradingsverkeer en functioneert goed en verkeersveilig: er zijn geen problemen met de verkeersafwikkeling en de doorstroming op de Rembrandtstraat en de in de buurt van de ontsluiting zijn in het (recente) verleden geen ongevallen geregistreerd. De enige feitelijke wijziging ten opzichte van de huidige situatie is het tijdelijk verleggen van de inrit waardoor deze enkele meters oostwaarts opschuift. De ontsluiting blijft op hetzelfde wegvak aangetakt ook de bevoorradingstijden, bevoorradingswijze en het type bevoorradingsvoertuigen blijven gelijk. De tijdelijke ontsluiting ligt op voldoende afstand van het kruispunt met de Mondriaanstraat om te voorkomen dat het manoeuvreren van het bevoorradingsverkeer leidt tot verkeersonveilige situaties op het kruispunt. Het laten functioneren van de huidige ontsluiting aan de Rembrandtstraat ten behoeve van de ontsluiting van incidenteel bouwverkeer leidt eveneens niet tot verkeersonveilige situaties. De bestaande ontsluiting voor bevoorradingsverkeer wordt tijdens de bouwwerkzaamheden incidenteel gebruikt door bouwverkeer dat op de bouwplaats vanwege de beschikbare ruimte niet kan draaien. Voor het bouwverkeer geldt de zuidelijke ontsluiting van het bouwterrein op de N217 als hoofdontsluiting. Net als bij het huidige bevoorradingsverkeer kan de chauffeur van het bouwverkeer het bouwterrein eenvoudig in voorwaartse (noordelijke) richting verlaten en nadert deze de Rembrandtstraat met de cabine haaks op de weg. De vrachtwagenchauffeur heeft hierdoor bij het uitrijden van het bouwterrein een goed overzicht op de verkeerssituatie op de Rembrandtstraat. Bijkomend voordeel is dat het overige verkeer op de Rembrandtstraat op deze manier zo minimaal mogelijk in de dode hoeken van de vrachtwagen zit. Bouw- en vrachtverkeer trekken minder snel op dan regulier gemotoriseerd verkeer. Hierdoor ontstaat de kans op een belemmering van de doorstroming op de Rembrandtstraat. Zowel het bevoorradingsverkeer als het bouwverkeer komt en gaat voornamelijk buiten de beide spitsperioden. Hierdoor blijft de belemmering van de doorstroming op de Rembrandtstraat, als gevolg van het manoeuvreren van bouw- en bevoorradingsverkeer, beperkt. Desondanks blijft de kans op belemmering van de doorstroming op de Rembrandtstraat echter wel aanwezig. Deze zal naar verwachting door het lage aantal verkeersbewegingen van het bouw- en bevoorradingsverkeer echter niet leiden tot problemen met de doorstroming of verkeersveiligheid.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
21
Ontsluitingen Anton Mauvestraat De beide gekozen locaties van de ontsluitingen zijn vanuit verkeersveiligheidsoogpunt acceptabel. Langs de Anton Mauvestraat zijn twee tijdelijke ontsluitingen gepland. De beide ontsluitingen worden aangelegd voor de werknemers en bezoekers van Rembrandt en ontsluiten de tijdelijke parkeerplaats via de Anton Mauvestraat. Hierdoor worden de beide ontsluitingen in de tijdelijke situatie gebruikt door regulier verkeer. De beide ontsluitingen zijn in één richting te berijden; de noordelijke functioneert als inrit van het parkeerterrein en de zuidelijke als uitrit. Dit geeft een overzichtelijke verkeerssituatie en levert naar verwachting geen problemen op met de doorstroming. Bij de zuidelijke aansluiting bestaat het gevaar dat weggebruikers op de Anton Mauvestraat deze uitrit als een vierde tak op het kruispunt Anton Mauvestraat/Breitnerstraat zien wat kan leiden tot verwarring. Echter door de lage intensiteiten en het feit dat deze weg voornamelijk wordt gebruikt door bestemmingsverkeer vormt de locatie van de uitrit geen problemen met de verkeersafwikkeling of de verkeersveiligheidssituatie op de Anton Mauvestraat en de Breitnerstraat. Door de lage intensiteiten heeft de Anton Mauvestraat nog voldoende restcapaciteit om het tijdelijke extra verkeer binnen de voorkeurskenmerken van Duurzaam Veilig af te wikkelen. De intensiteiten in de tijdelijke situatie blijven, ook met het extra verkeer, dermate laag dat hier geen aanvullende voorzieningen voor langzaam verkeer nodig zijn.
4.4
Conclusie
De gemeente heeft vier tijdelijke ontsluitingen beoogd om het verzorgingstehuis tijdens de bouwwerkzaamheden normaal te laten functioneren. Drie van deze tijdelijke ontsluitingen zijn geanalyseerd. Geen van deze aansluitingen leiden tot problemen met de verkeersafwikkeling. Ook de locatie van de ontsluitingen leidt in geen van de voorngenomen locaties tot verkeersonveilige situaties. De vierde tijdelijke ontsluiting, welke het bouwterrein in zuidelijke richting ontsluit via de N217, is niet in deze analyse meegenomen.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
22
5 Ontwerp schoolomgeving
5.1
Inleiding
Naast Rembrandt wordt ook het gebied tussen het zorgcentrum en de Willibrordusschool in de bouwplannen heringericht. Ook wordt het schoolplein uitgebreid. In dit hoofdstuk worden diverse verkeersontsluitingsvarianten verkeerskundig beoordeeld. Daarnaast wordt naar algemene verkeerskundige aspecten rondom de basisschool gekeken.
5.2
Analyse ontsluitingsvari ontsluitingsvarianten
In de figuren 5.1 en 5.2 zijn twee ontsluitingsvarianten weergegeven. Het verschil tussen de beide ontsluitingsvarianten is dat in variant 1 de doorgaande weg aan de zijde van Rembrandt ligt en in variant 2 ligt deze langs de Willibrordusschool. Variant 1 is als uitgangspunt gehanteerd in het stedenbouwkundig plan. Variant 2 is een alternatief hierop.
Figuur 5.1: Principe ontsluitingsvariant 1
www.goudappel.nl
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
Figuur 5.2: Principe ontsluitingsvariant 2
23
Bij de beoordeling van de beide ontsluitingsvarianten is als uitgangspunt gehanteerd dat de Frans Halsstraat en de parallel gelegen weg beide worden vormgegeven als erftoegangswegen. Het is noodzakelijk dat deze wegen in de toekomstige situatie worden afgewaardeerd ten opzichte van de huidige situatie (zie paragraaf 3.3.2). Doordat in de parkeerbalans is uitgegaan van dubbelgebruik van parkeerplaatsen, kan niet zonder meer worden verondersteld dat de parkeerplaatsen voor de school uitsluitend te gebruiken zijn voor ouders, werknemers en bezoekers van de school. Kinderen worden in de verkeerskunde beschouwd als kwetsbare verkeersdeelnemers. Zeker jonge kinderen, als de kinderen uit de lagere klassen, hebben nog niet voldoende kennis en inzicht ontwikkeld om zich zelfstandig veilig door het verkeer te bewegen. Het is hierdoor zaak te voorkomen dat deze kinderen in verkeersonveilige situaties terechtkomen of ze veroorzaken. Ook bij het ophalen en wegbrengen van kinderen is het daarom gewenst deze zo min mogelijk in contact te brengen met het reguliere (doorgaande) verkeer. Hierdoor geniet variant 1 de voorkeur boven variant 2. In variant 2 is de kans dat de ouders de auto aan de overzijde van de doorgaande weg (Frans Halsstraat) groter dan in variant 1. De rijsnelheid ligt op de doorgaande weg naar verwachting hoger dan op het doodlopende deel; waar de meeste parkeerplaatsen aan zijn gevestigd. Door de vele oversteekbewegingen, zowel ’s ochtends als tijdens de middagpauze als na schooltijd, neemt de theoretische kans op (letsel)ongevallen toe. Kleine kinderen zullen veelal onder begeleiding van de ouder/verzorger de straat oversteken. Toch bestaat de kans dat kleine kinderen uit de aandacht van de ouders ontsnappen met de kans op (letsel)ongevallen. Een nadeel van variant 1 is dat de kans groot is dat meer ouderen, bezoekers en werknemers van Rembrandt de straat over moeten steken om van en naar de parkeerplaats en het verzorgingstehuis te lopen. Van deze groepen verkeersdeelnemers mag worden verwacht dat zij meer en beter verkeersinzicht hebben dan de kinderen uit de (lagere klassen van de) basisschool. Het is hierdoor meer wenselijk dat de kinderen zo min mogelijk met het overige reguliere verkeer in aanraking komen. Dit is in variant 1 beter geregeld dan in variant 2.
5.3
Kiss & ride
Een Kiss & Ride (K&R) voorziening is een parkeervoorziening die enkel is bedoeld voor kortparkeren. Dit houdt in dat ouders op een K&R stoppen om hun kinderen in of uit te laten stappen danwel dat ouders hier stoppen om (kleine) kinderen te begeleiden van en naar de ingang van de school. Wanneer wordt gekozen voor de realisatie van ontsluitingsvariant 1 kan er voor gekozen worden om een K&R aan te leggen maar dit is verkeerskundig beschouwd niet noodzakelijk. In deze variant zijn voldoende parkeerplaatsen direct voor de school gesitueerd. Deze liggen op een korte loopafstand van de ingang van de school aan een verkeersluwe straat.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
24
Wanneer wordt gekozen voor ontsluitingsvariant 2 dan wordt wel sterk aanbevolen een K&R voorziening te realiseren. Hiermee wordt het aantal oversteekbewegingen met, en van, kleine kinderen over de doorgaande Frans Halsstraat gereduceerd waardoor de ontmoetingskans tussen (gemotoriseerd) verkeer en de kleine kinderen afneemt en de verkeersveiligheid wordt verhoogd. Wanneer in het ontwerp wordt gekozen een K&R voorziening te realiseren dan moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten: ■ De K&R voorziening moet aan de zijde van de school liggen zodat op de route tussen de K&R voorziening en de school geen straten of (brom)fietspaden moeten worden overgestoken; ■ De K&R voorziening moet op een zo kort mogelijke loopafstand van de school liggen maar niet direct voor de ingang van de school om een onoverzichtelijke situatie voor de ingang (zowel voor de kinderen als voor de ouders) te voorkomen; ■ De K&R voorziening is fysiek gescheiden van de naastgelegen rijbaan; ■ Zorg door middel van communicatie en goede bebording dat weggebruikers goed weten wat er van het wordt verwacht wanneer zij gebruik maken van de K&R voorziening; ■ Houdt met het ontwerp van de K&R voorziening rekening dat: - de rijsnelheid laag is; - voorkomen wordt dat deze als een langparkeerplaats wordt gebruikt; - deze veilig en vanzelfsprekend in gebruik is in- en uitstappen, in- en uitrijden, et cetera).; - deze in één rijrichting wordt uitgevoerd; - voertuigen elkaar niet al te makkelijk kunnen passeren.
5.4
Verkeersmaatregelen Verkeersmaatregelen
In de beide ontsluitingsvarianten is het niet noodzakelijk om verkeerscirculatiemaatregelen te treffen. In variant 1 is de weg voor de ingang van de school een doodlopende straat. Van de beide ontsluitingsvarianten heeft het instellen van circulatiemaatregelen in deze variant op deze locatie het meeste effect. Het doorgaande verkeer zit op de parallel gelegen Frans Halsstraat. Het wegvak voor de school is verkeersluw en de intensiteiten zijn hier laag. Hierdoor is het niet noodzakelijk om verkeerscirculatiemaatregelen te nemen. Wel kan er voor worden gekozen om tussen de school en de parkeerplaatsen een eenrichtingsregime in te stellen (zie figuur 5.3). Hiermee wordt de verkeerssituatie ter hoogte van de school op dit wegvak overzichtelijker gemaakt. Dit is echter niet per se noodzakelijk.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
25
Figuur 5.3: Eenrichtingsverkeer ontsluitingsvariant 1
Daarnaast wordt aanbevolen om een lage rijsnelheid op de rijbanen af te dwingen. Dit kan worden uitgevoerd door gebruik te maken van een (visueel) smalle weginrichting of door toepassing van snelheidsremmende maatregelen.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
26
6 Conclusie en aanbevelingen
6.1
Conclusie
In de huidige situatie past de verkeersdruk bij de verschillende wegcategorieën in het studiegebied en er zijn geen verkeersonveilige locaties aanwezig. Uit snelheidsmetingen blijkt dat op de Rembrandtstraat, de Anton Mauvestraat en de Frans Halsstraat het verkeer zich houdt aan de maximum toegestane 50 km/h. Tijdens de verkeerstellingen is op de Anton Mauvestraat en de Frans Halsstraat geen verkeer waargenomen dat harder heeft gereden dan het snelheidsregime toestaat. Op de Rembrandtstraat heeft tijdens de verkeerstellingen circa 6% harder gereden dan de maximum toegestane snelheid. Door de bouwplannen wordt in de toekomst meer verkeer gegenereerd. Deze verkeersgroei leidt niet tot verkeerskundige problemen. Ook hebben de ontwikkelingen geen directe invloed op de verkeersveiligheid in en rond het studiegebied. De gemeente is voornemens om in de toekomst de Anton Mauvestraat en de Frans Halsstraat af te waarderen tot erftoegangswegen (30 km/h). Op basis van het huidige wegprofiel en de toekomstige intensiteiten leidt dit niet tot problemen. Voor de Frans Halsstraat is het zelfs noodzakelijk deze af te waarderen in verband met verkeersveiligheidsoverwegingen. De Rembrandtstraat heeft momenteel een klinkerverharding. Deze wordt idealiter vervangen door een gesloten wegdekverharding. Wanneer de Frans Halsstraat en de Anton Mauvestraat worden afgewaardeerd, dienen de kruispunten met de Rembrandtstraat te worden vormgegeven als voorrangskruispunten met voorrang voor het verkeer op de Rembrandtstraat. Tijdens de bouw worden enkele tijdelijke ontsluitingen aangelegd. Deze zijn nodig om het verzorgingstehuis tijdens de bouw normaal te laten functioneren. De locaties van de tijdelijke ontsluitingen leiden niet tot verkeerskundige problemen of verkeersonveilige situaties. In het stedenbouwkundig plan zijn voldoende parkeerplaatsen opgenomen om de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie in het studiegebied op te vangen.
www.goudappel.nl
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
27
Voor de ontsluiting van de basisschool en de ligging van de parkeerplaatsen en de Frans Halsstraat zijn een tweetal ontsluitingsvarianten opgesteld. De variant zoals is opgenomen in het stedenbouwkundig plan geniet vanuit verkeersveiligheid de voorkeur boven de alternatief opgestelde variant. Het is in de beide varianten niet noodzakelijk om verkeers(circulatie)maatregelen te nemen of om een K&R voorziening aan te leggen.
6.2
Aanbevelingen
Op basis van de hiervoor beschreven uitgevoerde analyse plaatsen wij de volgende opmerkingen en aanbevelingen: ■ Voor de tijdelijk situaties waren tijdens de analyse geen rijcurvesimulaties bekend. Wij bevelen aan om deze, indien nog niet is gebeurd, op te stellen. Aan de hand van de rijcurven wordt inzichtelijk gemaakt of en welke parkeerplaatsen moeten verdwijnen en of de verschillende typen voertuigen de in – en uitritten vloeiend in- en uit kunnen 8 rijden . ■ Ondanks dat de bouw voor en tijdelijke periode plaatsvindt, bevelen wij aan toch maatregelen te nemen. Hierbij valt te denken aan bebording om overige weggebruikers te attenderen op de (tijdelijke) verkeerssituaties, instellen van voorrangsregeling rondom de in- en uitritten, instellen van een snelheidsbeperking rondom de ontsluitingen aan de Rembrandtstraat, et cetera. ■ Rondom de locaties van de uitritten zijn zichtbelemmerende objecten als bomen en struiken aanwezig. Wij bevelen aan om te onderzoeken of deze objecten hinder opleveren voor het in- en uitrijdend verkeer. Indien deze in de benodigde zichthoeken van het verkeer staan, kan het mogelijk zijn dat deze moeten worden verwijderd of gesnoeid.
8
Indien dit niet het geval is bestaat de kans dat er (herhaaldelijk) moet worden gestoken of achter-
uit moet worden gereden op de openbare weg. Dit kan, zeker bij bouw- en vrachtverkeer, leiden tot verkeersonveilige situaties.
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
28
Bijlage 1 Voorkeurskenmerken profielen wegcategorieën
Categorie
Gebiedsontsluitingsweg (bij weinig ruim ruim te) Erftoegangsweg rftoegangsweg
Verkeerskenmerken Maximumsnelheid
50
30
Ontwerpsnelheid
40
30
Intensiteit stedelijke omgeving
5.000-10.000
< 4.000
Intensiteit rurale omgeving
5.000-8.000
< 3.000
Minimale binding
lokaal
Buurt
Vrachtverkeer
matig
zeer weinig
Wegindeling Scheiding rijrichting
Geen
geen scheiding
Rijbaanindeling
1 rijbaan met fietsstroken
1 rijbaan gemengd verkeer
Wegvaklengte
250-500 m
< 100 m
Inhalen
Geen maatregelen
positie bromfiets
rijbaan
Rijbaan
positie fiets
Fietsstrook
Rijbaan
positie voetganger
trottoir
trottoir/loopstrook
positie landbouwverkeer
rijbaan
Rijbaan
halten openbaar vervoer
aanliggend of rijbaan
Rijbaan
parkeren
niet of in havens
Vakken
middelhoog (6-8m)
laag (3-5m)
inrichtings- en omgevingskenmerken verlichting bebouwing
op enige afstand (>10 m)
dicht op de weg (<10 m)
asmarkering
Geen
Nee
verharding
gesloten
Open
erfaansluitingen
beperkt toegestaan
Ja
met gebiedsontsluitingsweg A
voorrangskruispunt en snelheidsbeperking
niet toegestaan
met gebiedsontsluitingsweg B
voorrangskruispunt en snelheidsbeperking
Voorrang voor GOW
met gebiedsontsluitingsweg C
voorrangskruispunt en snelheidsbeperking
Voorrang voor GOW
kruispuntprincipes
www.goudappel.nl
met erftoegangsweg
voorrangskruispunt en snelheidsbeperking
gelijkwaardig kruispunt en snelheidsbeperking
met fietspaden
n.v.t.
Bij hoofdfietsroute voorrang voor fiets
met voetgangers
voorrangskruispunt en snelheidsbeperking
geen voorziening
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
1
Bijlage 2 Parkeerbalans
parkeerfunctie
parkeernorm
eenheid
parkeerparkeerbehoef behoef te
Deelgebied 1 basisvoorzieningen
restaurant
buitenschoolse opvang (lang- crèparkeren)
6 pp/100 m2 bvo*
200 m2
12,0
0,6 pp/arbeidsplaats 3 arbeidsplaat- 1,8 sen
che/peuterspeelzaal/kinde rdagverblijf
zorgcliëntenplaatsen
Verpleeg-/verzorgingtehuis 0,5/wooneenheid
102 wooneen-
51,0
heden lichte zorgappartementen
Verpleeg-
0,7/wooneenheid
/verzorgingstehuis (maxi-
47 wooneenhe- 32,9 den
maal) (para)medische voorzieningen arts/maatschap/
1,5/100 m2 bvo
67 m2
1,0
1,0/wooneenheid**
26
26,0
kruisgebouw/therapeut huurappartementen
extramuraal (vitaal)
Bestaande functies Basisschool (langparkeren en
14,0***
halen/brengen) woningen Frans Halsstraat
woning goedkoop
1,4/woning
6
Totaal deelgebied 1
8,4 147,1
deelgebied 2 woning midden
1,7/woning
56
95,2
woning duur (geschakelde
1,9/woning
12
22,8
woning) Totaal deelgebied 2
118,0
Totaal
265,1
* Zoals aangegeven wordt uitgegaan van 50% intern en 50% extern gebruik ** Uitgegaan wordt van het gemiddelde tussen de normen voor reguliere woningen en zorgwoningen ** 5 voor langparkeren en 8,3 voor halen en brengen, uitgaande van 10 leslokalen
www.goudappel.nl
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
1
Werkdag Woningen
Zaterdag
och oc h tend
middag
avond
KoopKoop-
Zondag
nacht
middag
avond
avond woning
50%
50%
90%
80%
100%
60%
80%
70%
restaurant
30%
40%
90%
95%
0%
70%
100%
40%
Sociaal medisch
100%
75%
10%
10%
0%
10%
10%
10%
50%
50%
100%
100%
25%
100%
100%
100%
100%
100%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
(arts/therapeut/consulta tiebureau) Verpleeg/verzorgingstehuis/aanl eunwoning/verzorgingsflat dagonderwijs
Werkdag Woningen
norm norm
och oc h tend
Zaterdag mid middag
avond
KoopKoop-
Zondag
nacht
mid middag
avond
152,4
91,4
121,9
avond woning
152,4
76,2
76,2
137,2
121,9
106,7
Restaurant
12,0
3,6
4,8
10,8
11,4
0,0
8,4
12,0
4,8
Sociaal medisch
1,0
1,0
0,8
0,1
0,1
0,0
0,1
0,1
0,1
83,9
42,0
42,0
83,9
83,9
21,0
83,9
83,9
83,9
dagonderwijs
15,8
15,8
15,8
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
totaal
265,1
138,6
139,5
232,0
217,3
173,4
183,8
217,9
195,5
(arts/therapeut/consult atiebureau) Verpleeg/verzorgingstehuis/aanl eunwoning/verzorgingsflat
Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Egmontshof
2
Vestiging Den Haag Verheeskade 197 2521 DD Den Haag T (070) 305 30 53 F (070) 389 66 32 Postbus 16770 2500 BT Den Haag
www.goudappel.nl
[email protected]
85
Bijlage 9
Externe veiligheid N217 te Oud-Beijerland
_______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
86
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
Adviesgroep AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
Project : 112087 Datum : 23 december 2011 Auteurs : ing. A.M. op den Dries ing. A.J.H. Schulenberg Opdrachtgever: RBOI t.a.v. W. Verweij Postbus 150 3000 AD Rotterdam
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding .......................................................................................................................... 2 2. Normstelling externe veiligheid ................................................................................... 3 2.1. Risicobenadering ....................................................................................................... 3 2.2. Plaatsgebonden risico ............................................................................................... 4 2.3. Groepsrisico .............................................................................................................. 5 2.4. Toekomstig beleid ..................................................................................................... 8 3. Uitgangspunten risicoberekening ................................................................................ 9 3.1. RBM II ....................................................................................................................... 9 3.2. Wegtraject ................................................................................................................. 9 3.3. Transportintensiteit ..................................................................................................10 3.4. Bebouwing ...............................................................................................................10 4. Risicoberekening .........................................................................................................11 4.1. Effectafstanden .......................................................................................................11 4.2. Plaatsgebonden risico .............................................................................................12 4.3. Groepsrisico ............................................................................................................13 5. Conclusie ......................................................................................................................15 Referenties .......................................................................................................................16 Bijlage 1. Gegevens bebouwing .....................................................................................17
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
2
1. Inleiding De gemeente Oud-Beijerland wenst inzicht in de externe veiligheidsrisico veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over de N217 (Groeneweg) ter hoogte van het bouwplan Rembrandt. Het plan biedt ruimte aan een verpleeghuis voor 95 bewoners, 77 seniorenwoningen en 68 grondgebonden eengezinswoningen op de plaats waar nu een verpleeghuis staat voor 100 bewoners. De berekeningen zijn uitgevoerd met RBM II versie 2.0. Het groepsrisico is berekend voor de situatie zonder en met de realisatie van het bouwplan. Het berekende risico is getoetst aan de normstelling externe veiligheid voor transportroutes. In hoofdstuk 2 wordt de normstelling externe veiligheid voor transportroutes toegelicht. De gegevens die nodig zijn voor de risicoberekening worden in hoofdstuk 3 samengevat. In hoofdstuk 4 wordt het resultaat van de berekening getoond. Hoofdstuk 5 tenslotte bevat de conclusie.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
3
2. Normstelling externe veiligheid 2.1. Risicobenadering Het transport van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading kan vrijkomen. Het risico voor omwonenden wordt gevat onder het begrip externe veiligheid. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is een risiconormering vastgesteld [1 en 2]. Tevens is een handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd [3]. Een combinatie van verschillende aspecten is bepalend voor het risiconiveau voor specifieke trajecten van transportroutes: de omvang van de vervoersstroom, die bepalend is voor de kans op ongevallen met effecten op de omgeving; de soort van gevaarlijke stoffen, die bepalend is voor de effecten op de omgeving; de veiligheid, die bepalend is voor de kans op ongevallen; het aantal mensen langs de route, dat bepalend is voor het mogelijk aantal dodelijke slachtoffers. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR, voorheen het individueel risico genoemd) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een transportroute bevindt, overlijdt door een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen op die route. Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven. Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een route en kwetsbare bestemmingen, zoals woonwijken. Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde activiteit. Het aantal personen dat in de omgeving van de route verblijft, bepaalt daardoor mede de hoogte van het GR. Het GR wordt weergegeven in een zogenaamde fN-curve, op de verticale as staat de cumulatieve kans per jaar f op een ongeval met N of meer slachtoffers en op de horizontale as het aantal slachtoffers. Het GR wordt bijvoorbeeld gebruikt om vast te stellen of de woningdichtheid in een bepaald gebied nog kan worden vergroot. Beide begrippen vullen elkaar aan: ze maken het mogelijk om vanuit verschillende invalshoeken situaties op risico te beoordelen. Met het PR wordt de aan te houden afstand geëvalueerd tussen de activiteit en kwetsbare functies, zoals woonbebouwing, in de omgeving. Met het GR wordt geëvalueerd of gegeven deze afstand tussen de activiteit en kwetsbare functies er als gevolg van een ongeval een groot aantal slachtoffers kan vallen, doordat er een grote groep personen blootgesteld wordt.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
4
2.2. Plaatsgebonden risico In het kader van de risicobenadering moet de vraag worden beantwoord of er sprake is van een relatief hoog risico. Afhankelijk van de omvang van de vervoersstromen en de specifieke gevaren voor de omgeving, kan een zekere scheiding tussen transportroutes en werk- en woongebieden gewenst zijn. Bij deze vraagstelling worden de risiconormen gehanteerd, die door de rijksoverheid zijn vastgesteld [1]. In de volgende tabel wordt weergegeven welke normen voor het plaatsgebonden risico op de verschillende situaties van toepassing zijn.
Situatie
Vervoersbesluit
Omgevingsbesluit
Bestaand
Grenswaarde PR 10-5 Streven naar PR 10-6 Grenswaarde PR 10-6 Richtwaarde PR 10-6
Grenswaarde PR 10-5 Streven naar PR 10-6 Grenswaarde PR 10-6 Richtwaarde PR 10-6
Nieuw
Kwetsbare objecten Beperkt kwetsbare objecten
Voor nieuwe situaties (een nieuwe route, een significante verandering in de transportstroom, nieuwe kwetsbare bestemmingen) geldt de PR-norm als grenswaarde. Voor bijzondere situaties wordt de mogelijkheid open gehouden om op basis van een integrale belangenafweging van deze grenswaarde af te wijken. De beslissing van het bevoegd gezag om af te wijken dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de betrokken ministeries. Voor bestaande situaties met een PR hoger dan 10 -6 /jr wordt er naar gestreefd om aan de grens van kwetsbare bestemmingen het PR te verlagen tot het gestelde normniveau. Voor dergelijke situaties geldt het stand-still beginsel voor nieuwe ontwikkelingen. Veelal is sprake van een gegroeide situatie en is het niet altijd mogelijk om aan de norm voor nieuwe situaties te voldoen. Mogelijkheden om hogere risico’s te reduceren kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij infrastructurele aanpassingen, die om andere redenen worden voorzien. Er wordt niet een op zichzelf staand saneringsbeleid gevoerd. Voor bestaande situaties is eerst van dringende sanering sprake indien kwetsbare bestemmingen binnen een gebied liggen met een PR hoger dan 10-5 /jr. In de circulaire is een (niet limitatieve) lijst van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (respectievelijk categorie I en II) opgenomen: I Kwetsbaar object: a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in categorie II onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2°. scholen; 3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
5
1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m 2 per object; 2°. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m 2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m 2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; II Beperkt kwetsbaar object: a. 1°. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; 2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden; 3°. lintbebouwing, voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren van het plaatsgebonden risico van een route of tracé; b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen; c. hotels en restaurants, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen; d. winkels, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen; e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet in categorie I onder d vallen; g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen; h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; j. objecten, zoals wegrestaurants over of naast een weg en passagiersstations, die een functionele binding hebben met de risico opleverende activiteit.
2.3. Groepsrisico De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is per km-route of –tracé bepaald op 10-2 / N2, dat wil zeggen een frequentie van 10-4 /jr voor 10 slachtoffers, 10-6 /jr voor 100 slachtoffers, etc. en geldt vanaf het punt met 10 slachtoffers. In figuur 1 is ter illustratie van het bovenstaande een voorbeeld van een fN-curve (f is de cumulatieve frequentie en N het aantal slachtoffers) en de oriëntatiewaarde gegeven. De oriëntatiewaarde houdt in dat het bevoegd gezag daarvan gemotiveerd kan afwijken. Berekende risico’s worden getoetst aan deze normen. Deze toetsing maakt duidelijk of sprake is van situaties waarbij risicoreducerende maatregelen aan de orde moeten komen, bijvoorbeeld het vergroten van de afstand tussen de route en de woonbebouwing of het beperken van de woningdichtheid in een bepaald bebouwingsgebied.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
6
Groepsrisico per km transportroute 1.0E-04
Oriëntatie waarde
Cumulatieve frequentie [/jr]
1.0E-05
1.0E-06 Voorbeeld fN-curve
1.0E-07
1.0E-08
1.0E-09
1.0E-10 1
10
100
1000
Aantal slachtoffers
Figuur 1.
Voorbeeld groepsrisico transportroute
Bij het beoordelen van het GR wordt het (lokale) bevoegd gezag de mogelijkheid geboden om gemotiveerd van de oriëntatiewaarde voor het GR af te wijken. Er moet sprake zijn van een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging, waarin moet zijn aangegeven waarom in het specifieke geval daarvan is afgeweken. De beslissing om van de oriëntatiewaarde af te wijken is vatbaar voor beroep. Het GR wordt voor het gehele relevante gebied berekend. Door middel van bronmaatregelen wordt zonodig en zo mogelijk dat risico gereduceerd. Daar waar het gaat om het stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening wordt, om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied echter gemaximaliseerd tot 200 meter van de route cq. het tracé. Het GR geeft voor dit gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde oriëntatiewaarde. In het aangegeven gebied is bebouwing dus wel toegestaan maar is de dichtheid van bebouwing soms gelimiteerd. Bij de toetsing moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoers- als omgevingsbesluiten en zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
7
Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Er moet altijd worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de oriëntatiewaarde kan worden voldaan of dat de toename van het groepsrisico niet kan worden verminderd. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan dient in overleg met betrokken overheden te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico uit hoofde van het ALARA-beginsel (As Low As Reasonably Achievable). Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen zijn afgewogen. Daarbij moet steeds in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. Het is raadzaam ook het bestuur van de regionale brandweer hierbij te consulteren. In de motivering bij het betrokken besluit moeten de volgende gegevens worden opgenomen: Beschrijving huidig en toekomstig GR het groepsrisico; indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico; een aanduiding van het invloedsgebied; de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied; een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriënterende waarde, alsmede een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico; een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico ; de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico; Bronmaatregelen en RO-maatregelen de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst, met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan; Beheersbaarheid de mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen; Zelfredzaamheid de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
8
2.4. Toekomstig beleid Momenteel wordt nieuw beleid ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen. De stand van zaken is verwoord in het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) [6]. Voor rijkswegen is samenhangend met het concept Btev een voorstel voor een basisnet geformuleerd [5]. Voor het transport van gevaarlijke stoffen wordt in het basisnet een gebruiksruimte gedefinieerd die een limiet stelt aan de transportintensiteit van gevaarlijke stoffen. Voor elk weggedeelte is met deze intensiteit vastgesteld of er een plaatsgebonden risico groter -6 dan 1.0 10 /jr aanwezig is. Zo ja, dan is er een veiligheidszone vanaf het midden van de weg tot deze risicocontour waarbinnen nieuwe bebouwing aan beperkingen is onderworpen. De N217 behoort overigens niet tot het basisnet. Voor het groepsrisico blijft de verantwoordingsplicht in principe onverminderd van kracht. Wel is in het concept Btev aangegeven dat deze verantwoording niet in extenso hoeft te worden gedaan als het groepsrisico kleiner blijft dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde of als het groepsrisico minder dan 10% toeneemt en onder de oriëntatiewaarde blijft. Wel dient de regionale brandweer in de gelegenheid te worden gesteld om te adviseren over de aspecten beheersbaarheid en zelfredzaamheid. Sinds 1 november 2011 is de concept Handleiding Risicoanalyse Transportroutes (HART) beschikbaar gesteld door het rijk [7]. In deze handleiding staat omschreven hoe moet worden gerekend aan transportroutes, waaronder tot welke afstand de omliggende bevolking moet worden geïnventariseerd. Voor wegen is deze afstand 355 meter (op basis van GF3), voor spoor 460 meter (indien LPG het groepsrisico bepaald). In dit rapport wordt bovengenoemde 355 meter aangehouden voor het inventariseren van de bevolking.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
9
3. Uitgangspunten risicoberekening 3.1. RBM II Het risico van het transport wordt berekend met RBM II versie 2.0, ontwikkeld in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor evaluatie van transportroutes [4]. Voor de berekening zijn de volgende gegevens nodig: De transportintensiteit van gevaarlijke stoffen. De uitstromingsfrequentie, de kans per voertuigkilometer dat een tankauto met gevaarlijke stoffen betrokken raakt bij een ongeval zodanig dat er uitstroming van de stof optreedt. In deze studie wordt uitgegaan van de standaard uitstromingsfrequentie -7 voor een weg buiten de bebouwde kom van 3.6 10 /vtgkm. Het aantal personen dat langs de route blootgesteld wordt aan de gevolgen van een ongeval. De bevolkingsdichtheden worden aangegeven in veelhoeken langs de route met een uniforme dichtheid per veelhoek. Voor de breedte van de weg is 10 m gehanteerd. De meteorologische condities van het weerstation Rotterdam zijn gehanteerd.
3.2. Wegtraject Het groepsrisico wordt berekend voor de Groeneweg (N217) tussen de rotonde bij de Langeweg en de gemeentegrens met de gemeente Korendijk. Figuur 2 toont de ligging van de gemodelleerde route en het plangebied.
Figuur 2.
Ligging gemodelleerde route inclusief plangebied (paars)
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
10
3.3. Transportintensiteit Tabel 1 toont de aard en omvang van het transport van gevaarlijke stoffen met tankauto’s over de N217 ter hoogte van het plangebied. Er is aangesloten bij de transportintensiteiten uit een eerdere studie [8].
Type Brandbaar gas Brandbare vloeistof
Tabel 1.
Stofcategorie GF3 LF1 LF2
N217 140 831 763
Transportintensiteit langs plangebied (aantal beladen transporten per jaar)
3.4. Bebouwing De huidige en toekomstige bebouwing binnen het plangebied en de hiermee gepaard gaande aanwezigheid van personen zijn door de opdrachtgever in kaart gebracht. De overige bebouwing is verkregen uit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen [9]. De werkwijze en de gegevens zijn opgenomen in bijlage 1.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
11
4. Risicoberekening 4.1. Effectafstanden De effectafstanden voor het maatgevende scenario zijn berekend door RBM II. Het maatgevende scenario van GF3 transport (brandbaar gas) is een BLEVE van de tankauto. Tabel 2 toont de 100% en 1% letaliteitsafstanden van alle drie de stofcategorieën. Stofcategorie GF3 LF1 LF2
Tabel 2.
Letaliteit 100% 1% 100% 1% 100% 1%
Afstand [m] 80 130 24 47 24 47
Effectafstanden
Figuur 3 toont het plangebied met de weg en de beide letaliteitsafstanden van stofcategorie GF3.
Figuur 3.
Effectafstanden BLEVE GF3 transport met plangebied Weg 100% letaliteit, 80 m 1% letaliteit, 130 m
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
12
4.2. Plaatsgebonden risico Figuur 4 toont de PR contouren. Er is geen contour aanwezig voor de grenswaarde van 1.0 10-6 /jr. Buiten de weg is het plaatsgebonden risico overal kleiner dan de grenswaarde. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het realiseren van nieuwe bebouwing langs de weg.
86950
87000
87050
87100
87150
87200
87250
87300
87350
87400
87450
87500
87550
425800
425750
425700
425650
425600
425550
425500
425450
425400
425350
425300
Figuur 4.
Plaatsgebonden risicocontouren huidig transport (gridgrootte 50 m) -7
10 /jr -8 10 /jr
87600
87650
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
13
4.3. Groepsrisico Het groepsrisico is berekend voor de N217 voor de huidige situatie en de toekomstige situatie. De resultaten zijn samengevat in tabel 3 en figuur 5. De in de berekening gebruikte bevolkingsaantallen zijn opgenomen in bijlage 1. Tabel 3 toont de mate van overschrijding van de oriëntatiewaarde. Er is aangegeven hoeveel de berekende frequentie op een bepaald aantal slachtoffers maximaal afwijkt van de oriëntatiewaarde. Een waarde van bijvoorbeeld 0.034 betekent dat het berekende GR over de gehele curve voor een zeker aantal slachtoffers ongeveer 30 keer kleiner is dan de oriëntatiewaarde. Een waarde van 1 of hoger betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Situatie Huidige situatie Toekomstige situatie
Factor t.o.v. OW 0.034 0.037
Bij aantal slachtoffers 104 75
Tabel 3.
Groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde
Figuur 5.
Groepsrisico huidige en toekomstige situatie Huidige situatie Toekomstige situatie
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
14
Figuur 6 vat het berekeningsresultaat op een andere wijze samen. In de figuur is het gedeelte van het traject dat het kilometervak met het maximale groepsrisico omvat weergegeven met blauwe cirkels. Geel gemarkeerd zijn de ongevalspunten die de grootste bijdrage levert aan het groepsrisico van het traject. Het overige gedeelte van het traject is groen gekleurd (het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde).
25
26
5 6
9 10
27
7
14
1
8 2
28
12
3
13
4 11
19
24
18 16 17 23 22
20 21
Figuur 6.
Kilometer hoogste groepsrisico Deel van het traject dat het kilometervak met het hoogste groepsrisico bevat en een aanduiding van de grootte van dit groepsrisico. Groen gekleurd is kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Ongevalspunten met de grootste bijdrage aan het groepsrisico van dit kilometervak. Kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde en geen bijdrage aan het hoogste groepsrisico
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
15
5. Conclusie Het groepsrisico voor de N217 ter hoogte van het plangebied Rembrandt is berekend voor de huidige en toekomstige situatie. Tevens is het plaatsgebonden risico berekend. Het plaatsgebonden risico is over de hele gemodelleerde route lager dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het plan Rembrandt. Voor het groepsrisico geldt dat zowel in de huidige als de toekomstige situatie de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. In de huidige situatie is het groepsrisico meer dan 29 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde. In de toekomstige situatie is het groepsrisico meer dan 27 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt dus toe. Een verantwoording van het groepsrisico is daarom nodig volgens de Circulaire RnVGS.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
16
Referenties 1.
Ministerie V&W
2004
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
2.
Ministeries V&W en VROM
1996
Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen Tweede Kamer, 1995-1996, 24611, nrs. 1 en 2
3.
IPO/VNG
1998
Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen
4.
AVIV
2011
Handleiding RBM II
5.
Werkgroep basisnet weg
2009
Voorstel basisnet weg eindrapportage
6.
Ministeries VROM en V&W
2008
Besluit transportroutes externe veiligheid Ambtelijk concept november 2008
7.
Ministerie I&M
2011
Concept Handleiding Risicoanalyse Transport Versie 0.3 1 november 2011
8.
AVIV
2011
Actualisatie externe veiligheid N217 gemeente OudBeijerland, versie 22 april 2010 Project: 101764
9.
Ministerie VROM
2010
www.populatiebestandvrom.gr.nl
AVIV
2008
Uitgangspunten Risicoberekeningen Basisnet Spoor per 1 juni 2008, versie 10, 17 juli 2008
10.
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
17
Bijlage 1. Gegevens bebouwing Binnen een zone van 355 m vanaf de weg is de bevolking geïnventariseerd, zie hiervoor figuur 8. Voor de inventarisatie van personen is gebruik gemaakt van het Populatiebestand groepsrisicoberekeningen [9]. Hiertoe is in opdracht van het Ministerie van VROM een internetapplicatie ontwikkeld waarmee het bevoegd gezag bevolkingsgegevens kan downloaden. De geleverde populatie omvat meerdere functies: Wonen Werken continu (zoals bv hotels) Werken dagdienst (waaronder ook onderwijs e.d.) In figuur 7 wordt een willekeurige locatie als voorbeeld getoond.
Voorbeeld Figuur 7.
Voorbeeld bouwvlakken Populatiebestand Groepsrisicoberekeningen
Voor gebruik in RBM II zijn de afzonderlijke bouwvlakken geaggregeerd tot grotere bevolkingsgebieden (zie figuur 8), de aanwezigheidgegevens zijn gesommeerd (zie tabel 5). Er is onderscheid gemaakt in een situatie dag en nacht. Het percentage binnen en buiten verblijvende personen zijn voor alle vlakken gelijk verondersteld. Hier zijn de standaard RBM II-waarden gehanteerd (overdag 7% buiten, ’s nachts 1%). Het aantal aanwezigen in het plangebied is op de volgende manier berekend: In de huidige situatie is ruimte voor 100 bewoners in het verpleeghuis. Conform het document Uitgangspunten Risicoberekeningen Basisnet Spoor versie 10 is voor het verpleeghuis uitgegaan van 1.1 personen per fte [10]. Er wordt derhalve uitgegaan van 1000 fte. Aangenomen wordt dat hiervan 1/5de deel kantoorpersoneel is en dat
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
18
het overige personeel in 3 ploegen dienst doet. De 100 bewoners worden verondersteld altijd in het verpleeghuis aanwezig te zijn. Het kantoorpersoneel alleen overdag. Dit resulteert in 567 personen overdag en 367 ’s nachts en in het weekend. In de toekomstige situatie is er ruimte voor 95 personen in het verpleeghuis. Het totaal aantal personen wordt op eenzelfde manier berekend als voor de huidige situatie. Daarnaast zijn er 77 senioren woningen. Hiervoor is aangenomen dat gemiddeld 2 personen per woning aanwezig zijn en dat deze 100% van de tijd in de woningen verblijven (conservatieve schatting). Tenslotte biedt het plan ruimte aan 68 gezinswoningen. Hiervoor wordt aangenomen dat hier gemiddeld 2.4 personen aanwezig zijn en dat deze op overdag voor 50% aanwezig zijn en voor 100% ’s nachts. Dit resulteert in 774 personen overdag en 666 ’s nachts en in het weekend.
Vlak ID 1 2 3
Wonen Dag Nacht 283.2 440.4 269.3 418.8
Werken continu Dag Nacht 0.0 0.0 112.0 112.0
Werken dagdienst 6.3 246.9
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Tabel 4.
203.3 122.7 149.8 172.3 144.5 77.2 131.1 5.9 6.0 2.6 48.4 0.0 0.0 0.0 0.0 1.3 0.0 1.1 6.0 6.4 1.3 0.0 32.9 26.8 1.6
316.2 190.9 233.0 267.9 224.8 120.1 203.9 9.2 9.3 4.0 75.3 0.0 0.0 0.0 0.0 2.1 0.0 1.8 9.4 10.0 2.0 0.0 51.1 41.6 2.5
1.0 0.0 2.3 9.0 0.0 0.0 7.0 26.0 0.0 0.0 0.0 0.0 14.4 0.0 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 1.3 0.0 0.0 3.0 0.0
1.0 0.0 0.3 0.0 0.0 0.0 6.0 20.0 0.0 0.0 0.0 0.0 2.1 0.0 0.2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 0.0 0.0 0.0 0.0
110.2 1.6 21.0 157.3 2.0 2.8 1.4 39.7 83.7 0.0 1.4 0.0 40.7 122.4 0.0 80.0 28.0 0.0 0.0 1.0 0.0 1917.0 1.2 0.0 0.0
Gegevens RBM II aantal aanwezige personen
Totaal aantal Dag Nacht 289 440 628 531 567 367 774
666
315 124 173 339 147 80 140 72 90 3 50 0 55 122 1 81 28 1 6 8 3 1917 34 30 2
317 191 233 268 225 120 210 29 9 4 75 0 2 0 0 2 0 2 9 10 2 0 51 42 2
Opmerking
Plangebied huidig Plangebied toekomstig
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland
Figuur 8.
19
Gedefinieerde bevolkingsgebieden binnen 355 m van het beschouwde traject (gestreepte zwarte lijn)
87
Bijlage 10
Verantwoording groepsrisico
10.1 Inleiding
Beleidskader Op grond het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit extern veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) dient de toename van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Bij de verantwoording komen aan bod:
de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit; de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde; indien mogelijk, maatregelen ter beperking van het groepsrisico van degene die de inrichting drijft, die in het ruimtelijk besluit zijn opgenomen of die mogelijk in de nabije toekomst worden genomen; de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, dient de regionale brandweer of veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. Dit volgt uit artikel lid 3 Bevi, artikel 12 lid van het Bevb en artikel 4.3 van de Circulaire RNVGS. In het kader van het vooroverleg over het ontwerpbestemmingsplan Rembrandt is advies uitgebracht door de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Dit advies is in de voorliggende verantwoording verwerkt. In het advies wordt ingegaan op de aspecten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. Leeswijzer In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico Beschrijving van het maatgevende scenario voor ongevallen met gevaarlijke stoffen Beschrijving van de effecten van het scenario Maatregelen voor beperken van de risico's en effecten Bestrijdbaarheid van rampen Zelfredzaamheid van personen in invloedsgebied Beschrijving van restrisico
_______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
88
10.2 Situatie en relevante risicobronnen 1. Plaatsgebonden risico en groepsrisico Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Door Adviesgroep AVIV is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor het transport van gevaarlijke stoffen over de N217 Kwakscheweg ten zuiden van het plangebied. Dit transport bestaat uit brandbare vloeistoffen en gassen waaronder LPG. Uit de risicoanalyse1 blijkt dat het plaatsgebonden risico buiten de weg niet groter is dan de grenswaarde 10-6. Als gevolg van de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt neemt het groepsrisico toe van 0,034 maal de oriëntatiewaarde in de huidige situatie tot 0,037 maal de oriëntatiewaarde na uitvoering van het bestemmingsplan. Het groepsrisico ligt daarmee ver beneden de oriënterende waarde. 2. Beschrijving van maatgevende scenario's Met betrekking tot het vervoer van brandbare gassen zoals LPG of propaan is een incident mogelijk met een tankwagen geladen met een van deze stoffen met als gevolg het voltrekken van een BLEVE. In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario. Het BLEVE scenario vormt het maatgevend ongevalscenario voor de verantwoording van het groepsrisico, dit scenario wordt onderstaand toegelicht. 3. Beschrijving van de effecten Bij het ontstaan van een BLEVE2 is er sprake de effecten overdruk en hittestraling. Bij een BLEVE als gevolg externe impact (koude BLEVE) is er nauwelijks tot geen tijd voor ontvluchting van het gebied, bij een BLEVE als gevolg van aanstraling van een externe hittebron (warme BLEVE) is meer tijd om het gebied te ontvluchten. De mate van zelfredding is afhankelijk van de situatie ter plaatse en van de gebouwen. Op het moment dat de hulpverlening ter plaatse komt kan er worden begonnen met het redden van slachtoffers. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het BLEVE scenario weergegeven. Dit scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor een ongeval met een LPG- tankwagen. Tabel 1
Effectafstanden BLEVE scenario
Koude BLEVE scenario met een tankwagen Effect
Schadebeeld
Effectafstand (m)
100% letaal (0,3 bar)
verwoestende schade
80 m
1% letaal ( 0,1 bar) (= invloedsgebied)
middelmatige schade
130 m
Glasbreuk (0,03 bar)
lichte schade
180 m
De 100% letaliteiteffectafstand reikt tot bebouwing in het plangebied. Het betreft de beoogde woningen aan de zuidzijde van het plangebied en een deel van het woongebouw van het beoogde woon-/zorgcomplex. In de huidige situatie is een deel van het verpleeghuis binnen de zone van 80 m van de weg gelegen evenals de bestaande woonbebouwing ten oosten en ten westen van het plangebied. 4. Maatregelen ter beperking van risico's en effecten De maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident, kunnen worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
89
zelfredzaamheid. Maatregelen voor een effectieve zelfredzaamheid worden besproken onder punt 6. Bronmaatregelen Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is het verminderen van het transport van gevaarlijke stoffen een te overwegen maatregel. Concreet gaat het om:
het beëindigen van het transport van LPG over de Kwakscheweg gedurende de dagperiode (07:00 – 19:00). Over de N217 vindt in ieder geval transport van LPG plaats in verband met de bevoorrading van een drietal LPG-tankstations. Hiervoor moet de milieuvergunning van een LPG tankstation worden aangepast. Deze maatregel heeft effect indien in de dagperiode sprake is van de aanwezigheid van groepen personen binnen het invloedsgebied van de weg. Tevens neemt de kans op een verkeersongeval af indien het vervoer van LPG buiten de spitsperiode plaatsvindt. het omleiden van het vervoer van LPG over wegen ten zuiden van Oud Beijerland. Deze wegen zijn buiten de gemeente Oud-Beijerland gelegen. Voor de uitvoering van deze maatregel is de gemeente Oud-Beijerland afhankelijk is van de medewerking van de gemeente Korendijk.
Voor het BP tankstation aan de Beneden Oostdijk geldt dat de gemeente reeds venstertijden voor toelevering van LPG heeft opgenomen. Deze maatregel is getroffen in verband met recente ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het tankstation. Het gevolg van het instellen van venstertijden is dat het vervoer van LPG over de N217 in de dagperiode afneemt. Het instellen van venstertijden voor het LPG- tankstation dat is gelegen aan de Randweg wordt door de gemeente onderzocht. Voor het bestemmingsplan Rembrandt is van belang dat het verminderen van transporten van LPG tijdens dagperiode geen effect heeft ter plaatse van het plangebied. Voor woningen geldt namelijk dat in de avond- en nachtperiode niet minder personen aanwezig zijn dan overdag. Het instellen van venstertijden is vooral effectief voor functies waarbij grote aantallen personen in de dagperiode aanwezig zijn, zoals scholen. Voor de vaststelling van de routering vervoer gevaarlijke stoffen geldt dat de gemeente een routering in voorbereiding heeft. Daarbij wordt voorlopig nog niet uitgegaan van omleiding van het vervoer van gevaarlijke stoffen over andere wegen dan de N217. Effectmaatregelen Een theoretische effectbeperkende maatregel zou bestaan uit een reductie van het aantal blootgestelde personen binnen het invloedsgebied van de weg. Dit zou betekenen dat een zone langs de N217 niet zou kunnen worden benut voor ontwikkeling van stedelijke functies. Er zijn echter redenen van stedenbouwkundige en planologische aard die hebben geleid tot herontwikkeling van het woon-/zorgcomplex op de voorgenomen locatie en tot de ontwikkeling van de beoogde grondgebonden woningen. Van belang hierbij is dat het gedeelte van het woon-/zorgcomplex waar niet-zelfredzame personen verblijven, namelijk het zorgcomplex waar intramurale zorg wordt geboden, buiten de 100% letaliteiteffectafstand is geprojecteerd en grotendeels ook buiten de 1% letaliteiteffectafstand is gelegen. De beoogde buitenschoolse opvang is buiten de 100% letaliteiteffectafstand mogelijk gemaakt door middel van een functieaanduiding. 5. Bestrijdbaarheid De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De mate waarin zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren is bepalend om escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR _______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
90
publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Voor de bluswatervoorziening geldt dat reeds afstemming heeft plaatsgevonden met de lokale brandweer. Bereikbaarheid Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Bluswatervoorziening Voor het voorkomen van een warme BLEVE dient een aangestraalde tankwagen tijdig (afhankelijk van vullingsgraad en omgevingstemperatuur binnen circa 15 minuten) te worden gekoeld en de brandhaard te worden geblust. Hiervoor is bluswater nodig. Nabij de Groeneweg is voldoende bluswater aanwezig om een tankwagen bij een dreigende BLEVE te kunnen koelen. Het bluswater moet echter wel bereikbaar zijn voor de brandweer. In overleg met de brandweer Oud-Beijerland moeten de voorzieningen hiervoor worden geregeld. In het plangebied moeten tevens primaire bluswatervoorzieningen worden gerealiseerd die aan de norm voldoen. Door dit in overleg met brandweer Oud-Beijerland te ontwikkelen wordt de optimale situatie bereikt. Zorgnorm De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn, er zijn geen omstandigheden die ertoe leiden dat de brandweer niet aan de zorgnorm zou kunnen voldoen. 6. Zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied De bevolking binnen het plangebied bestaat gedeeltelijk uit verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen. De niet zelfredzame personen bevinden zich in het zorgcomplex dat buiten de 100% letaliteiteffectafstand is gelegen, hierop wordt niet nader ingegaan. De verminderd zelfredzame personen bevinden zich in op enkele bouwlagen van het zuidelijk gelegen woongebouw. Op de begane grond (eerste bouwlaag), de tweede en de derde bouwlaag zijn namelijk woningen voorzien voor bewoners met een zorgvraag, waarbij sprake is van zelfstandig wonen in combinatie met zorg die wordt verleend vanuit het nabijgelegen zorgcomplex. De woningen op de vierde en vijfde bouwlaag zijn niet specifiek bestemd voor verhuur aan deze doelgroep, hier is op voorhand geen sprake van de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen. Voor het beoogde woongebouw geldt dat maatregelen kunnen worden getroffen teneinde de zelfredzaamheid te verhogen. Dit is vooral van belang voor de bewoners op de eerste drie bouwlagen vanwege de verminderde zelfredzaamheid. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kunnen de volgende maatregelen worden getroffen welke door de Veiligheidsregio worden aanbevolen:
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
91
De beoogde objecten binnen het invloedsgebied van 130 m vanuit de N217 zodanig construeren dat aanwezigen bij een dreigende BLEVE tijd en gelegenheid hebben te vluchten. Hierbij dienen de gebouwen en de omgeving zodanig te worden ingericht dat (nood)uitgangen van de bron af zijn gericht. De vluchtwegen moeten in voldoende mate aansluiten op bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde de gebouwen zodanig ontwerpen dat niet-verblijfsruimten als bergingen, keukens, wc's en trappenhuizen aan de risicozijde zijn geplaatst de gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobron de gebruikers van de objecten dienen door middel van risicocommunicatie geïnformeerd en geïnstrueerd te worden over de risico's en de mogelijke maatregelen die ze zelf kunnen nemen. Een BHV organisatie kan daarbij zeer nuttig zijn.
De uitvoering van bovengenoemde, bouwkundige, maatregelen kan niet zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van de bouwvergunning en worden in overleg tussen gemeente en initiatiefnemer verwerkt in het ontwerp van de gebouwen en de vergunningaanvraag. Met de gekozen stedenbouwkundige opzet wordt de mogelijkheid geboden om het gebied van de bron af te ontvluchten. Voor de risicocommunicatie geldt dat de gemeente samen met de beheerder van het woon-/zorgcomplex maatregelen beschouwd om aanwezige personen in het zorggebouw en het woongebouw in geval van een calamiteit tijdig te waarschuwen. Hierbij worden tevens de taken van een op te richten BHV organisatie onderzocht. 7. Restrisico Na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen. Het maatgevend scenario voor beschrijving van het restrisico is het zwaarst mogelijke incident: het BLEVE scenario. Het resteffect van een BLEVE is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Voor het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en van de schade in de zorgzone. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden e.d.). De schade die resteert, zal bestaan uit brand veroorzaakt door de hitte van de BLEVE (secundaire branden) en materiële schade aan gebouwen en inventaris door de drukeffecten.
10.3 Conclusie Het plan voldoet aan de normstelling ten aanzien van externe veiligheid (PR en GR). In geval van een calamiteit is van belang dat binnen het invloedsgebied van de weg sprake is van personen met een verminderde zelfredzaamheid. Het betreft senioren in het woongebouw van het woon-/zorgcomplex. Bij uitvoering van het bestemmingsplan wordt toegezien op de toepassing van maatregelen ter verhoging van de zelfredzaamheid die in de voorliggende verantwoording zijn onderscheiden. Met deze maatregelen wordt de kans op dodelijke slachtoffers verminderd en daalt het aantal gewonden en de schade in de zone langs de N217. Ondanks de getroffen maatregelen is er na uitvoering van het bestemmingsplan sprake van een restrisico of resteffect, net zoals dat in andere delen van Oud-Beijerland langs een transportroute voor LPG het geval is. De gemeente heeft kennis genomen van dit restrisico en acht dit risico aanvaardbaar.
_______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
92
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
93
Bijlage 11
Advies Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
_______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
94
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland afdeling Beleid & Ontwikkeling (team ruimtelijk beleid) Postbus 2003 3260 EA OUD-BEIJERLAND
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Datum
-
-
6 november 2012
Onderwerp
Bijlage(n)
Behandeld door/tel.nr.
Veiligheidsadvies voorontwerp-
1
Peter Gruijthuijsen/088-636 53 18
bestemmingsplan "Rembrandt”
Geacht college, Naar aanleiding van uw adviesaanvraag d.d. 18 oktober 2012, treft u hierbij het advies aan van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer, met betrekking tot bestemmingsplan "Rembrandt", Oud-Beijerland. Op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt het Bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. De onderbouwing van deze brief kunt u terugvinden in de bijgevoegde toelichting op dit advies. Dit advies geeft voorstellen om de veiligheidssituatie te optimaliseren. Het geeft geen antwoord op de vraag of het groepsrisico aanvaardbaar is. Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag om te oordelen of het groepsrisico wel of niet aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om een bestuurlijke afweging van de risico’s tegen de maatschappelijke baten. De Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, november 2007, is een hulpmiddel om de verantwoordingsplicht in te vullen. Deze handreiking is te downloaden via de site van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM).
Postbus 350, 3300 AJ Dordrecht, Bezoekadres: Romboutslaan 105, 3312 KP Dordrecht, T 078-635 53 55, F 078-613 97 02, E
[email protected], I
Het onderstaande advies is tot stand gekomen aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal aspecten die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. Conclusie en aanbevelingen De veiligheidstoets levert de volgende conclusie op: De ontwikkeling van zeer kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteiteffectafstand van de weg is ongewenst. Daarom mogen in het zuidelijke deel van het plangebied geen functies worden bestemd waarin niet-zelfredzame personen verblijven. Naar aanleiding van de analyse en de daaruit getrokken conclusies komen de volgende aanbevelingen naar voren: De meest effectieve maatregel om de mogelijkheden tot zelfredzaamheid te vergroten, is afstand houden tussen N217 en de potentiële slachtoffers. Geadviseerd wordt om het aantal aanwezigen binnen 80 meter (100 % letaliteitcontour BLEVE) vanaf het hart van de weg te beperken. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het scenario BLEVE verdient het aanbeveling de volgende maatregelen te treffen: De voorziene objecten binnen het invloedsgebied van 130 meter vanuit de N217 dienen zodanig te worden geconstrueerd dat aanwezigen bij een dreigende BLEVE tijd en gelegenheid hebben te vluchten. Hierbij dient minimaal één (nood-) uitgang van de bron af gericht te zijn. Alle (nood-) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; De gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobron. De gebruikers van de objecten dienen door middel van risicocommunicatie geïnformeerd en geïnstrueerd te worden over de risico’s en de mogelijke maatregelen die ze zelf kunnen nemen (bijvoorbeeld een adequate BHV-organisatie). De gemeente is hiervoor verantwoordelijk en heeft hierin een informatieplicht. In het plangebied dient tevens primaire bluswatervoorzieningen te worden gerealiseerd die aan de norm voldoet. Door dit in overleg met brandweer Oud-Beijerland te ontwikkelen wordt de optimale situatie bereikt. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen.
pagina 2 van 3
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer P.J.C. Gruijthuijsen van het Bureau Expertise en Advies Brandweer van mijn dienst. Hij is bereikbaar onder telefoonnummer 088-636 5318. Voor advies over risicocommunicatie kunt u contact opnemen met de afdeling Risico- en crisisbeheersing van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, telefoonnummer 088-636 5355. Graag ontvang ik van u een afschrift van het genomen besluit. Het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, namens deze,
A. Slofstra Directeur Brandweer
In afschrift aan: Brandweer Oud-Beijerland
Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid T.a.v. de heer E. Arnold Postbus 550 3300 AN DORDRECHT
pagina 3 van 3
Toelichting advies Voorontwerpbestemmingsplan “Rembrandt” Oud-Beijerland Versie 121102
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 1 van 8
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................... 2 1. Aanleiding ............................................................................................................................................... 3 2. Doelstelling van het advies ................................................................................................................. 4 3. Scenario’s ............................................................................................................................................... 4 4. Veiligheidstoets ..................................................................................................................................... 5 4.1. Plaatsgebonden risico ................................................................................................................... 5 4.2. Groepsrisico .................................................................................................................................... 5 4.3. Zelfredzaamheid ............................................................................................................................ 6 4.4. Beheersbaarheid ............................................................................................................................ 6 4.5. Resteffect......................................................................................................................................... 7 5. Conclusie ................................................................................................................................................. 7 6. Aanbevelingen ....................................................................................................................................... 8
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 2 van 8
1. Aanleiding Op 18 oktober 2012 heeft de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer (hierna “de brandweer”) een verzoek om advies ontvangen voor het vaststellen van bestemmingsplan “Rembrandt” (verder het plangebied). Het plangebied ligt in de woonwijk Zuidwijk, ten zuiden van het centrum van OudBeijerland. Het plangebied wordt omsloten door de Rembrandtstraat, de Anton Mauvestraat, de N217 en de Frans Halsstraat. De ligging is op onderstaande kaart aangegeven.
Figuur 1: plangebied
De bestaande zorginstelling aan de Rembrandtstraat wordt herontwikkeld (vervangende nieuwbouw) om het zorgaanbod te versterken. Daarnaast wordt aanvullende woningbouw gerealiseerd. Onderhavig bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van de zorginstelling en de realisatie van de woningbouw juridisch-planologisch mogelijk. De Brandweer is aangewezen als adviseur en mag op grond van artikel 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen en op grond van artikel 12.2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen advies uitbrengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 3 van 8
2. Doelstelling van het advies Het advies van de brandweer is primair in lijn met het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), artikel 12, lid 2 en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs): “Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de regionale brandweer in wier gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting”. In deze toelichting wordt het advies van de brandweer weergegeven, waarbij een analyse van de veiligheidssituatie wordt weergegeven en voorstellen worden gedaan om de veiligheidssituatie te optimaliseren. Het onderstaande advies is tot stand gekomen aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal aspecten die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. In deze toelichting wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de scenario’s die op deze locatie kunnen voorkomen. In hoofdstuk 4 wordt de veiligheidssituatie geanalyseerd aan de hand van het toetsingskader externe veiligheid. Tot slot worden ten aanzien van het plangebied conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
3. Scenario’s Voor de beoordeling van de externe veiligheidssituatie in het plangebied, dient onderzoek gedaan te worden naar de scenario’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen, die van invloed zijn op voorliggende situatie. In en rond het plangebied is één relevante risicobron aanwezig: De route gevaarlijke stoffen over de N217 (Groeneweg). Tabel 1 toont de aard en omvang van het transport van gevaarlijke stoffen met tankauto’s over de N217 ter hoogte van het plangebied. Type Brandbaar gas Brandbare vloeistof
Stofcategorie GF3 (LPG) LF1 (diesel) LF2 (benzine)
N217 140 831 763
Tabel 1. Transportintensiteit langs plangebied (aantal beladen transporten per jaar)
De effectafstanden voor het maatgevende scenario zijn berekend door RBM II. Het maatgevende scenario van GF3 transport (brandbaar gas) is een BLEVE van de tankauto. Tabel 2 toont de 100% en 1% letaliteitsafstanden van alle drie de stofcategorieën.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 4 van 8
Stofcategorie GF3 LF1 LF2
Letaliteit 100% 1% 100% 1% 100% 1%
Afstand [m] 80 130 24 47 24 47
Tabel 2: effectafstanden
4. Veiligheidstoets In het vorige hoofdstuk heeft een analyse plaatsgevonden van de scenario’s die kunnen optreden in het plangebied. Naar aanleiding van deze scenario’s vindt in dit hoofdstuk een veiligheidstoets plaats. Deze veiligheidstoets zal worden gedaan aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal criteria die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. 4.1. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen een inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De Adviesgroep AVIV BV heeft in haar rapport1 voor het transport van gevaarlijke stoffen over de N217 aangegeven dat buiten de weg het plaatsgebonden risico overal kleiner is dan de grenswaarde 10-6. Het PR is geen belemmering voor de planontwikkeling. 4.2. Groepsrisico Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario’s met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. AVIV geeft in haar rapport aan dat het groepsrisico door het transport van gevaarlijke stoffen over de N217 na de realisatie van het plangebied stijgt van 0,034 naar 0,037 maal de oriëntatiewaarde. De toename van het groepsrisico dient beperkt te worden verantwoord door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland.
1
Externe veiligheid N217 plan Rembrandt te Oud-Beijerland”,project 112087, 23 december 2011
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 5 van 8
4.3. Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen het invloedsgebied van de genoemde risicobronnen bevinden zich verschillende (beperkt) kwetsbare objecten. De ontwikkeling van zeer kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteiteffectafstand van de weg is ongewenst. Daarom mogen in het zuidelijke deel van het plangebied geen functies worden bestemd waarin niet-zelfredzame personen verblijven. De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de zelfredzaamheid inspelen. Bij nieuw te ontwikkelen gebouwen: De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; De gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. 4.4. Beheersbaarheid Beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. In overleg met het lokale brandweerkorps van uw gemeente zijn de volgende aspecten naar voren gekomen:
Bereikbaarheid Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar dient te zijn door de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. De onderhavige plannen voorzien in een goede bereikbaarheid.
Bluswatervoorziening Voor het voorkomen van een BLEVE dient een aangestraalde tankwagen tijdig (afhankelijk van vullingsgraad en omgevingstemperatuur binnen circa 15 minuten) te worden gekoeld en de brandhaard te worden geblust. Hiervoor is bluswater nodig. Nabij
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 6 van 8
de Groeneweg is voldoende bluswater om een tankwagen bij een dreigende BLEVE te kunnen koelen. Het bluswater moet echter wel bereikbaar zijn voor de brandweer. In overleg met de brandweer Oud-Beijerland moeten de voorzieningen hiervoor worden geregeld. Plangebied In het plangebied dienen tevens primaire bluswatervoorzieningen te worden gerealiseerd die aan de norm voldoet. Door dit in overleg met brandweer Oud-Beijerland te ontwikkelen wordt de optimale situatie bereikt.
Zorgnorm De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico’s voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn.
4.5. Resteffect Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario’s, ondanks de getroffen maatregelen. Het resteffect van een BLEVE is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en schade in de zorgzone. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden, e.d.). De schade die resteert, zal bestaan uit brand veroorzaakt door de hitte van de BLEVE (secundaire branden) en materiele schade aan gebouwen en inventaris door de drukeffecten.
5. Conclusie Van de in het Toetsingkader Externe Veiligheid genoemde criteria geven de zelfredzaamheid en het resteffect m.b.t. het voor ontwerpbestemmingsplan Rembrandt aanleiding tot aanmerkingen. De ontwikkeling van zeer kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteiteffectafstand van de weg is ongewenst. Daarom mogen in het zuidelijke deel van het plangebied geen functies worden bestemd waarin niet-zelfredzame personen verblijven.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 7 van 8
6. Aanbevelingen De meest effectieve maatregel om de mogelijkheden tot zelfredzaamheid te vergroten, is afstand houden tussen N217 en de potentiële slachtoffers. Geadviseerd wordt om het aantal aanwezigen binnen 80 meter (100 % letaliteitcontour BLEVE) vanaf het hart van de weg te beperken. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het scenario BLEVE verdient het aanbeveling de volgende maatregelen te treffen: De voorziene objecten binnen het invloedsgebied van 130 meter vanuit de N217 dienen zodanig te worden geconstrueerd dat aanwezigen bij een dreigende BLEVE tijd en gelegenheid hebben te vluchten. Hierbij dient minimaal één (nood-) uitgang van de bron af gericht te zijn. Alle (nood-) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; De gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobron. De gebruikers van de objecten dienen door middel van risicocommunicatie geïnformeerd en geïnstrueerd te worden over de risico’s en de mogelijke maatregelen die ze zelf kunnen nemen (bijvoorbeeld een adequate BHV-organisatie). De gemeente is hiervoor verantwoordelijk en heeft hierin een informatieplicht. In het plangebied dient tevens primaire bluswatervoorzieningen te worden gerealiseerd die aan de norm voldoet. Door dit in overleg met brandweer Oud-Beijerland te ontwikkelen wordt de optimale situatie bereikt.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 8 van 8
95
Bijlage 12
Beeldkwaliteitsplan
_______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
96
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
Beeldkwaliteitplan Rembrandt gemeente Oud-Beijerland
Beeldkwaliteitplan Rembrandt gemeente Oud-Beijerland
opdrachtgever nummer datum status referte auteurs
gemeente Oud-Beijerland 261503.16642.00 6 september 2013 beeldkwaliteitplan mw. I. de Feijter ir. R.A. Sips / ing. F. Mooij
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding
3
Hoofdstuk 2
Beeldkwaliteitskader
5
Hoofdstuk 3
Ruimtelijk kader
5
Hoofdstuk 4
Openbare ruimte
12
Hoofdstuk 5
Architectuur en vormgeving 14 gebiedsdeel: woon-zorgcentrum 14 gebiedsdeel: woningbouw 18
Hoofdstuk 5
Samenvatting en toetsingscriteria
22
3
1.Inleiding Zorginstelling Egmontshof aan de Frans Halsstraat in Oud-Beijerland wordt herontwikkeld. Het bestaande en verouderde zorgcomplex wordt vervangen door nieuwbouw waardoor het zorgaanbod in Oud-Beijerland en de Hoekse Waard wordt gemoderniseerd. Onderdeel van deze herontwikkeling is de realisatie van aanvullende woningbouw. Het nieuwe woonzorgcentrum en het woongebied worden in onderlinge samenhang en in samenhang met het omliggende gebied ontwikkeld. De herontwikkeling vormt daardoor ruimtelijk en functioneel een meerwaarde voor de omliggende wijk. De beoogde herontwikkeling past niet binnen de (bouw)regeling van het vigerende bestemmingsplan. Daarom is voor het nieuwe zorgcomplex en de aanvullende woningbouw een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling is daarnaast dit beeldkwaliteitplan opgesteld. Ten tijde van het opstellen van het beeldkwaliteitplan voor het gehele ontwikkelingsgebied was voor het woon-zorgcentrum Rembrandt reeds een Definitief Ontwerp van Bureau voor Stedebouw en Architectuur Wim de Bruijn ingediend. Op basis van gebiedscriteria in de gemeentelijke Welstandsnota is voor het Definitief Ontwerp een positief welstandsadvies gegeven. Nadien is echter gebleken dat de welstandsnota aangeeft dat bij (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken een beeldkwaliteitplan met welstandscriteria nodig is. Met het onderhavige beeldkwaliteitplan wordt daaraan alsnog voldaan. Het beeldkwaliteitplan biedt inzicht in de architectonische samenhang tussen de verschillende gebiedsdelen in het plangebied en stelt eisen aan de
samenhang van de openbare ruimte. Hiermee is voor het gehele gebied een ruimtelijk toetsingskader opgesteld. De welstandscommissie wordt verzocht om voor alle ontwerpen van vastgoed en openbare ruimte een toetsing uit te voeren op basis van het beeldkwaliteitplan. Het Definitief Ontwerp van het woon-zorgcentrum Rembrandt wordt hierdoor nogmaals getoetst en beoordeeld.
Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 aangegeven welke plaats het beeldkwaliteitplan in het ruimtelijk beleid krijgt. In de hoofdstukken 3 en 4 worden de visie op de ruimtelijke ontwikkeling en het stedenbouwkundig plan verwoord: het ruimtelijk kader. Vervolgens worden in de hoofdstukken 5 en 6 de criteria voor de uitwerking van de openbare ruimte en de bebouwing gegeven.
In het beeldkwaliteitplan wordt het ambitieniveau van het herontwikkelingsprogramma uiteengezet. De basis van het beeldkwaliteitplan is het stedenbouwkundig plan van Kokon Architectuur en Stedenbouw. Het beeldkwaliteitplan fungeert na vaststelling door de raad als ruimtelijk toetsingskader voor de Welstandcommissie. In het beeldkwaliteitplan worden uitspraken gedaan over na te streven beeldkwaliteit van de openbare ruimte en de bouwblokken. De samenhang tussen architectuur en openbare ruimte is daarbij belangrijk. Aandacht wordt besteed aan onder andere de inrichting van de openbare ruimte (onder andere parkeren), rooilijnen en oriëntatie, bebouwingsaccenten, bouwmassa, vormgeving van de bebouwing, materiaal- en kleurgebruik.
3
4
2.Beeldkwaliteitskader
3.Ruimtelijk kader
In de welstandsnota van de gemeente Oud-Beijerland (januari 2010) zijn de belangrijkste welstandscriteria opgenomen die van invloed zijn op het beeldkwaliteitplan. Na vaststelling door de raad maakt het beeldkwaliteitplan onderdeel uit van het gemeentelijke welstandsbeleid.
Omgeving Het gebied is onderdeel van de polderstructuur in de Hoekse Waard. Belangrijkste kenmerken zijn de bedijkte polders met kreken en dijken en de weidseopenheid. Oud-Beijerland ligt nabij de monding van het Spui op de Oude Maas aan de noordrand van de Hoekse Waard. Het dorp bestaat uit een kleine historische kern, omringd door verschillende woonwijken en bedrijventerreinen. Het ontwikkelingsgebied ligt aan de zuidkant van Oud-Beijerland en is onderdeel van het in de jaren zeventig gebouwde woongebied Zuidwijk. Er is veel variantie in bouwvormen. In het noordelijk deel bevindt zich een cluster met voorzieningen grenzend aan het nabijgelegen centrumgebied. Aan de zuidzijde ligt de Groeneweg (N217) en het aangrenzende buitengebied. Belangrijke ontsluitingsweg is de Rembrandtstraat, die via de Langeweg en de Zinkweg aansluit op de N217.
In de welstandsnota is door middel van een specifieke gebiedstypering het welstandsregime bepaald. Voor het gebied van de zorginstelling Egmontshof geldt een regulier welstandsregime. Het beleid ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit en het welstands toezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van dit gebied. In deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen plaatsvinden. Voor gebieden die aan de randen zijn gelegen, op de overgang van of naar het buitengebied, wordt er extra ambitie toegevoegd en dient welstandshalve extra aandacht te worden besteed aan de architectonische kwaliteit. In de welstandsnota is per gebiedstype een beoordelingskader uitgewerkt waaraan nieuwe ontwikkelingen dienen te worden getoetst. Voor het gebied van de zorginstelling Egmontshof is bepaald dat er bij nieuwbouw gestreefd dient te worden naar een eigentijdse representatieve vormgeving met bijzondere aandacht voor de alzijdige oriëntatie van het gebouw (zie welstandsnota artikel 5.9).
Ontwikkelingsgebied Het ontwikkelingsgebied wordt grofweg omsloten door de Rembrandtstraat, de Anton Mauvestraat, de N217 en de Frans Halsstraat. Kenmerkend voor het gebied is de groene setting waarin het huidige zorgcomplex van Zorgwaard ligt. Het complex dateert uit de jaren zeventig en omvat een centraal in het gebied gelegen complex bestaande uit een paviljoenachtige voorbouw langs de Rembrandtstraat geflankeerd door twee hogere stervormige woongebouwen langs de N217. De verschillende delen zijn met elkaar verbonden door middel van vleugels waardoor het geclusterde complex compact van opzet is. Langs de Anton van Mauvestraat heeft een zusterflat gestaan die in 2010 gesloopt is. De groene setting van het gebied manifesteert zich met name langs
de randen. Langs de N217 bevindt zich een groene rand met watergang en wandel en fietspaden. De hoofdentree van het gebouw lag aan de zijde van de Groeneweg (N217). De centrale parkeerplaats ligt aan de noordwestzijde van het gebied en is bereikbaar via de Frans Halsstraat en de Rembrandtstraat. Visie De bestaande gebouwen van zorginstelling Egmontshof zijn verouderd en hoognodig aan vervanging toe. De bestaande gebouwen zijn inmiddels voor een deel gesloopt om plaats te maken voor een nieuw modern woon-zorgcentrum. In de huidige situatie is het terrein particulier bezit. In de nieuwe situatie wordt het omliggende parkachtige groengebied openbaar. Zichtlijnen op het open landschap worden behouden en versterkt en er worden nieuwe zichtverbindingen gecreëerd. Stedenbouwkundig plan Het stedenbouwkundig plan gaat uit van twee gebiedsdelen die in samenhang met elkaar en de omliggende wijk worden ontwikkeld. Het westelijke gebiedsdeel omvat het nieuwe woon-zorgcentrum Rembrandt. In het oostelijke gebiedsdeel worden maximaal 68 woningen gebouwd. Voor het woonzorgcentrum Rembrandt is door Bureau voor Stedebouw en Architectuur Wim de Bruijn een definitief ontwerp uitgewerkt. Hierin is een gebouw voorzien met een gelaagde opbouw waarbij de hoogte in aansluiting op de zuidelijke dorpsrand van OudBeijerland stapsgewijs oploopt van 2 naar 5 bouwlagen. De hoogte van 5 bouwlagen zal op voldoende afstand van de naastgelegen woningen (westzijde) aan de rand moeten worden gerealiseerd .
5
Witsen st
raat
Marinie
adestr aat
J. Tooro
Breug h
Van O st
elstraat
Uitgangspuntenkaart stedenbouwkundig plan
Govert
groene inpassing met gras en bomen Remb
randts
traat
F. Halss
omstra
at
openbaar plein
F. Halss
groene verbinding en zichtlijn
grondgebonden woningen
traat
straat
zichtlijn en route
traat
at
zorggebouw
vestra
zichtlijn
Titaan
zone parkeren in groene setting
Bosbo
zone parkeren in groene setting
traat
Mesdag straat Mesdag straat
F. Halss
Witsen straat
dtstr aat
J. Maris straat traat
J. Maris straat
F. Halss
Mond
oplopende bouwhoogte vanuit bestaande wijk van 2 tot maximaal 5 bouwlagen
bran
A. Mau
Rem
riaanst raat
De Lair essestra
at
Flinckst raat
pstraat
verbinding Breitn
erstraat
groen/ b
lauwe
groene inpassing langs rand
zone
Jordae
nsdreef
Jordae
nsdreef
N 217
open buitengebied
0 5 10
20
50
6
Impressiebeelden verouderde zorgcentrum De Egmontshof
Vogelvluchtfoto De Egmontshof Entree De Egmontshof
Fotobeelden van de sloop van een deel van het oude zorgcentrum De Egmontshof
Fotobeelden van de sloop van een deel van het oude zorgcentrum De Egmontshof
Behoud van groene schakelfunctie Belangrijk is de groene schakelfunctie van het gebied tussen dorp en polder (zie ook Integrale dorpsvisie). Deze functie blijft zo veel mogelijk gehandhaafd, maar wordt op een nieuwe wijze ingevuld en vormgegeven. De schakelfunctie is in het stedenbouwkundig ontwerp op verschillende manieren ingevuld: • De bomen aan de Rembrandtstraat (en enkele in het plangebied) blijven zoveel mogelijk gehandhaafd. • De zuidrand krijgt een groene inrichting met een grotere waterpartij. • Tussen de bouwblokken worden groenvoorzieningen aangelegd met zichtlijnen naar het open landschap. Op deze manier wordt het groen als het ware naar binnen getrokken en wordt het gebied verbonden met het landschap. • In de groene zones van het plangebied wordt een voetpad aangelegd dat het plangebied verbindt met de omliggende wijk en andere groengebieden langs de zuidrand van Oud-Beijerland. Met de aanleg van het voetpad wordt een groot deel van het plangebied openbaar toegankelijk voor bewoners van het gebied en de omliggende wijk. Daarnaast wordt een vrij toegankelijke speelplaats aangelegd. • In het midden van het plangebied wordt een groene ‘scheg’ aangelegd, dat het karakter van het groene woonmilieu benadrukt en autoluw wordt. • Het groene woonmilieu wordt verder vormgegeven door overwegend laagbouw (grondgebonden woningen en wellicht beneden-bovenwoningen) te realiseren. • Een uitzondering is het woon-zorggebouw. Hier is gekozen voor een gebouw van twee tot vijf bouwlagen. Het gebouw wordt op ruime afstand van de provinciale weg gerealiseerd en ‘ingepakt’ met bomen, waardoor de effecten op het landschap minimaal zullen zijn.
7
Impressiebeelden bestaande omgeving bron: Google Earth / Google Maps
Rembrandtstraat - Mondriaanstraat
Rembrandtstraat
Rembrandtstraat Parkeerterrein zijde Frans Halsstraat
Woon-zorgcentrum Het woon-zorgcentrum is samengesteld uit twee zelfstandige delen; een zorg- en een woongebouw. Beide delen zijn zodanig van opzet en positionering dat ze een centrale openbaar toegankelijke ruimte omsluiten. Beide delen liggen vrij in een overwegend groene structuur waardoor een geleidelijke overgang naar de omliggende wijk en het landschap aan de zuidkant van het gebied ontstaat. Het gebouw is gelaagd vormgegeven; twee bouwlagen in aansluiting op de Rembrandstraat oplopend naar drie bouwlagen in aansluiting op het openbare plein. Het zuidelijke gebouw aan de N217 heeft een hoogte die oploopt van drie naar vijf bouwlagen. Het noordelijke gebouw is vierkant van opzet met een centrale open binnenruimte. Hierin zijn de zorgfuncties ondergebracht. Dit bouwblok heeft een besloten karakter waarbij de centrale open ruimte is afgesloten van de omgeving en dienst doet als een patio. Het grondvlak is volledig bebouwd op de begane grond en de eerste verdieping. Het zuidelijk deel van het gebouw heeft twee bouwlagen aan de zijde van de Rembrandtstraat oplopend naar drie lagen aan het centrale binnenplein met toevoeging van een technische ruimte op de vierde laag. Het zuidelijke woongebouw heeft een U-vormige opzet waarbij het gebouw vrijer in de ruimte ligt. Het grondvlak is trapeziumvormig met een verdraaiing in de gevel. Dit bouwdeel herbergt zelfstandige woonfuncties. De noordzijde van het gebouw ligt aan het centrale openbare binnenplein dat de verbindende schakel vormt met de omliggende woongebieden. Het complex en het plein zijn onderdeel van de wijk en vormen een centrale ontmoetingsplek waarbij de interactie tussen bewoners binnen en buiten het complex wordt gestimuleerd. Het grondvlak van het woongebouw is op de begane grond, de eerste en tweede verdieping volledig bebouwd. Het meest zuidelijke deel van het gebouw loopt op de derde en vierde verdieping door.
8
Impressiebeelden bestaande omgeving bron: Google Earth / Google Maps
Frans Halsstraat
Anton Mauvestraat Zicht op polderlandschap vanaf Anton Mauvestraat
Zone langs de N217
In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met voldoende parkeerplaatsen. Een verder optimalisatie van het parkeren ten behoeve van het woonzorgcentrum en het nieuwe woongebied is mogelijk. Hierbij zullen keuzes moeten worden gemaakt rondom onder andere de situering en de hoeveelheid van het groen. Uitwerking hiervan gebeurt in een later stadium door de gemeente in overleg met omwonenden, de school en het woon-zorgcentrum. Woningbouw Het oostelijke deelgebied biedt ruimte aan maximaal 68 grondgebonden woningen (en mogelijk benedenbovenwoningen). Het woongebied voorziet in een centraal gelegen spievormige autoluwe binnenruimte dat twee bouwblokken van elkaar scheidt. Per bouwblok worden de woningen verdeeld over drie bouwstroken gesitueerd in een U-vormige opzet. De woningen hebben een traditionele opbouw bestaande uit twee bouwlagen met een kap. De voorkanten van de woningen zijn georiënteerd op de omgevingswegen Rembrandtstraat en Anton de Mauvestraat of op het centrale spievormige middengebied. Hierdoor worden achterkantsituaties voorkomen en ontstaat een aantrekkelijk beeld langs de randen. Aan de zuidkant van het gebied worden twee bouwstroken voorzien met in totaal 12 geschakelde woningen. Deze woningen grenzen aan een waterpartij dat onderdeel is van een brede groene parkzone langs de N217. Deze parkstrook is onderdeel van de groene dorpsrand aan de zuidkant van Oud-Beijerland waarin ook gewandeld kan worden. De woningen aan de waterpartij worden van elkaar gescheiden door een verbindingsgebied die vanuit de spievormige binnenruimte doorloopt tot in de groene dorpsrand langs de N217. Langs de randen en in het spievormige middengebied liggen wandel- en voetpaden. Het plan voorziet in een extra verkeersontsluitingsweg. Deze loopt vanaf de Rembrandstraat tussen het woon-zorgcentrum en het centraal gelegen woonblok
9
Stedenbouwkundig plan bron: Kokon Architectuur en Stedenbouw uatietekening - nieuw
door en buigt ter plaatse van de geschakelde wo3 ningen af richting de Anton Mauvestraat. Parkeren vindt plaats op eigen terrein (geschakelde woningen) dan wel op parkeerplaatsen langs de weg. De verbindingsroute wordt begeleid door bomen die het groene karakter van het gebied benadrukken.
B e i j e r l a n d
Afweging Als gevolg van de bouw van het nieuwe woon-zorgcentrum met woningbouw zal het gebied intensiever bebouwd worden dan tot op heden het geval is geweest. Met het plan transformeert het plangebied van een rommelige verouderde situatie naar een open en eigentijdse omgeving.
R e m b r a n d t
-
O u d
-
Het nieuwe en moderne woon-zorgcomplex wordt een expertisecentrum voor revalidatie en is van belang voor de gehele Hoekse Waard. Dat vraagt om een multifunctioneel gebouw. Daarnaast zal het gebied - in tegenstelling tot de huidige situatie - volledig toegankelijk worden. Een belangrijk uitgangspunt is dat het woon-zorgcentrum een meerwaarde heeft voor de wijk. Zo is er ruimte voor bijvoorbeeld buitenschoolse opvang en zouden wijkbewoners ook gebruik kunnen maken van vergader- en activiteitenruimten en het restaurant. Het nieuwe centrum is daarmee naar buiten gericht en stimuleert de interactie tussen bewoners binnen en buiten het complex. Ook wordt het omliggende en begroeide gebied openbaar toegankelijk en doorkruisbaar, omwonenden kunnen gebruik maken van de wandel- en voetpaden.
| 3 1 - 1 0 - 2 0 1 2 6 4 0
|
3 0 0 0
A P
|
R o t t e r d a m
|
|
3 3 4 0
W e s t b l a a k
5 c
|
|
B U R E A U
3 0 1 2
K C
|
0 1 0
V O O R 2 1
4 0
S T E D E B O U W 8 0 8
|
0 1 0
2 1
4 0
E N 8 6 6
A R C H I T E C T U U R |
|
w w w . w i m d e b r u i j n . n l
Tussen het nieuwe zorggebouw en basisschool Willibrordus voorziet het plan in herinrichting van het bestaande parkeerterrein (inclusief Frans Halsstraat), voor zowel het te realiseren woon-zorgcentrum als de basisschool. Daarnaast wordt in het bestemmingsplan de uitbreiding van het schoolplein van W i m d e B r u i j n b v de basisschool geregeld. Het schoolplein is buiten | i n f o @ w i m d e b r u i j n . n l schooluren vrij toegankelijk voor bewoners uit de
10
indeling parkeerterrein indicatief
uitbreiding schoolplein
Definitief Ontwerp Rembrandt met aanduiding: indeling parkeerterrein indicatief en uitbreiding schoolplein bron: Bureau voor Stedebouw en Architectuur Wim de Bruijn
wijk. Het plein heeft daarmee een belangrijke kwaliteit en ontmoetingsfunctie voor de wijk. In het gebied wordt tevens aanvullende woningbouw mogelijk gemaakt. Om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de markt zal het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit bieden ten aanzien van het type woningen dat gerealiseerd mag worden. Vooralsnog is het uitgangspunt een mix van 56 rijwoningen en 12 geschakelde woningen te realiseren. De oriëntatie van de woningen wordt vastgelegd door gevellijnen op te nemen. De woningen mogen uit maximaal twee bouwlagen bestaan met een kap. Door dit vast te leggen is de stedenbouwkundige kwaliteit geborgd. Conclusie Het woon-zorgcentrum en de aanvullende woningbouw worden in onderlinge samenhang en in samenhang met het omliggende gebied ontworpen. De ontwikkeling is gericht op het moderniseren van het zorgaanbod in Oud-Beijerland. Het zorgcentrum wordt daarbij ook in functioneel opzicht onderdeel van de wijk en staat midden in de samenleving. Samen met de herontwikkeling van het woon-zorgcentrum zorgt de aanvullende woningbouw voor een programmatische intensivering van het gebied. Om deze intensivering mogelijk te maken is in de stedenbouwkundige opzet aansluiting gezocht bij zowel de omliggende buurt als de huidige groene functie van het gebied. Daar waar nu extensief laagwaardig groen aanwezig is wordt groen in het nieuwe plan vertaald in een raamwerk van kwalitatief openbaar groen. De ‘buitenrand’ krijgt een speciale behandeling waarbij er een ruime groenblauwe buffer tussen de provinciale weg en bebouwing blijft bestaan. Hiermee behoudt het gebied zijn functie als groene schakel tussen dorp en polder.
11
4.Openbare ruimte
sfeerbeelden
Algemeen beeld De openbare ruimte wordt in het hele plangebied uniform uitgevoerd met dezelfde materialisering. Het profiel bestaat uit een rijbaan in twee richtingen. Waar mogelijk komen vrijliggende wandel- en voetpaden. Fietsverkeer wordt afgewikkeld via de rijbaan. Uitgangspunt bij de inrichting van de openbare ruimte is het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR). Het HIOR bevat gemeentelijke civieltechnische eisen die gericht zijn op een zo optimaal mogelijk ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte. Binnenplein Het door het woon-zorgcentrum omsloten binnenplein vormt een bijzonder onderdeel van de openbare ruimte. Het plein vormt een centraal onderdeel van de voetgangersroute die over het plein in oost-westrichting door het gebied loopt. Aan het plein liggen tevens de hoofdentrees van de gebouwen. Het plein vormt de verbindende schakel tussen de twee gebouwen onderling en de omliggende woongebieden ter weerszijden van het woon-zorgcomplex. Het plein wordt autovrij ingericht. Specifieke vervoersdiensten, zoals taxi’s, invalidenvervoer en hulpdiensten kunnen indien nodig er wel gebruik van maken. Bevoorradingsverkeer zal via een aparte toegang aan de oostelijke zijde van het zorggebouw worden afgewikkeld. Aan de noordzijde van het plein (zonzijde) is ruimte voor terrassen. Het plein krijgt een aantrekkelijke inrichting met bomen, zitgelegenheden en een gevarieerde bestrating.
12
Parkeren Parkeren vindt plaats in parkeervakken aan de westelijke en oostelijke zijde van het woon-zorgcentrum. De Frans Halsstraat wordt in overleg met omwonenden, school en het woon-zorgcentrum heringericht. Water Aan de zuidzijde wordt een brede groenzone voorzien. In deze groenzone is ruimte opgenomen voor een waterpartij. Deze waterpartij heeft een organische vorm bestaande uit gebogen lijnen met natuurlijke oevers (flauwe taluds). De noordoever grenst rechtstreeks aan de achtertuinen van de geschakelde woningen. Tussen deze woningen door is een doorsteek via een verbinding mogelijk over het water. Het water dient als waterberging voor de opvang van regenwater (retentie- Oude situatie met routestructuur rond de locatie gebied) en ter compensatie voor de toename aan verharding in het gebied. Het extra water vormt daarnaast een toegevoegde waarde voor de woonkwaliteit en het woonmilieu in het gebied. Groen De groene ruimtes zijn heel nadrukkelijk aan de noorden zuidrand van het gebied voorzien en zijn openbaar toegankelijk. Met name de zuidrand vormt een robuuste parkachtige strook met water, groen, wandel- en voetpaden. Het vormt een lineair park met een breed profiel. Langs de Rembrandtstraat wordt een brede groenstrook gerealiseerd. De woningen blijven hierdoor op ruime afstand van de weg. De bouwblokken worden van elkaar gescheiden door groene zones. Hierdoor wordt het deelgebied verbonden met de groenstructuur aan de zuidkant. Aan de zuidkant wordt de groene structuur Nieuwe fijnmazige routestructuur en doorkruisbaarheid door openbaar gebied nog versterkt door de aanleg van een waterpartij en een voetpad. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk ge-
bied waar bewoners en omwonenden kunnen wandelen. In de groene binnenruimte tussen de woonblokken zal een kinderspeelplaats worden gerealiseerd. Zo vormt de groene binnenruimte een luw en lommerrijk hof. Voetpaden De wandel- en voetpaden vormen een zelfstandig netwerk gekoppeld aan de openbare ruimte aan de noorden zuidzijde van het gebied en tussen de ontwikkelingsvelden door. De overwegend gebogen en gekromde paden vormen een organisch lijnenpatroon. Het parkachtige gebied met vloeiende wandel- en voetpaden en waterpartijen vormt het tegenbeeld van de strakke orthogonale opzet van de gebouwen. Het gebied was in eigendom van de Zorginstelling Egmontshof. Enkele paden konden door omwonenden worden gebruikt, maar de doorkruisbaarheid en toegankelijkheid van het terrein was niet optimaal. Een groot deel van gebied wordt na de ontwikkeling van Rembrandt openbaar en toegankelijk. Zo ontstaat een fijnmazige routestructuur tussen de blokken door. De routes verbinden zo plekken aan het water, besloten groentjes en het plein. Zo worden de nieuwe blokken sterk betrokken bij de omliggende buurt. Fasering Het gehele project wordt in drie fasen uitgevoerd. Hierover is met de omwonenden gecommuniceerd met een stappenplan. In de fasen waarin terreinen braak liggen zal de groene uitstraling worden behouden. De terreinen zullen dan worden beheerd zodat het gebied er visueel onderhouden uit zal zien.
13
5.Architectuur en vormgeving gebiedsdeel: woon-zorgcentrum Algemeen Dit ontwerp van het complex Rembrandt behelst de bouw van een woon- en een zorgcentrum in de vorm van twee zelfstandige bouwdelen, een zorg- en een woongebouw. Beide gebouwen omsluiten een centraal gelegen en openbaar toegankelijk binnenplein dat het verbindend element vormt binnen het woon-zorgcentrum en met de bewoners van de omliggende woonwijk. Belangrijk uitgangspunt bij de opzet van het gebouw is dat het geen massale en instituutachtige uitstraling krijgt. Er wordt aangesloten bij de sfeer van een woonwijk en het gebouw heeft een kleinschalige en dorspe uitstraling. Met kleinschalig dorpsachtig wordt in dit geval bedoeld: geen lange ononderbroken gevelwanden, een kleinschalige gevelindeling en afwisselende massaopbouw. Vanuit de aard van het gebouw, bestaat het zorggebouw uit twee relatief grote volumes. De (zorg)woningen zijn gelijkvloerse appartementen en worden derhalve gestapeld. Het kleinere van de twee bouwblokken bestaat deels uit 5 lagen. Aangezien het om een uitzondering gaat (het overgrote deel van het plan is lager) doet dit geen afbreuk aan het algehele beeld van een kleinschalige, dorpse uitstraling, passend bij de schaal van Oud-Beijerland en de aangrenzende buurt. Om deze uitstraling te bereiken wordt met diverse architectonische middelen verticale geleding nagestreefd, die een pandsgewijze opbouw suggereert. Dit gebeurt onder andere door toepassing van diversiteit in kleur- en materiaalgebruik, verschil in dakbeëindigingen en verschillende behandeling van buitenruimtes en gevelopeningen. Massa Het gebouw heeft een gelaagde opbouw. Het grondvlak omsluit een kleine binnenruimte die de patio/binnentuin
van het gebouw vormt. Het noordelijk bouwdeel heeft een hoogte van 2 bouwlagen oplopend naar 3 bouwlagen aan het centrale plein. Het grondvlak heeft een u-vormige opzet met een een binnenstraat waaraan de woningen zijn gelegen. Dit bouwdeel heeft een hoogte van 3 bouwlagen grenzend aan het plein oplopend naar 5 bouwlagen op de kop van het gebouw naar de provinciale weg. Hiermee wordt een hoogteaccent gemaakt richting het open polderlandschap aan de zuidkant van het dorp. De opzet van het gebouw is gelaagd en zorgvuldig vormgegeven. Daarbij is rekening gehouden met aansluiting op en overgang naar de omliggende bebouwing en eventuele schaduwwerking in verband met de hoogte. Door een trapsgewijze opbouw is het complex laag gehouden langs de bestaande woonbebouwing aan de Rembrandtstraat met een oplopende hoogte in aansluiting op de provinciale (rand)weg. Het gebouw wordt omgeven door groen. De overgang tussen het zuidelijk hoge deel (vijf lagen) en en de naastgelegen bestaande woningen aan de rand (2 lagen met kap) is het meest direct. Echter de tussenruimte is, met een afstand van ca. 30 m, meer dan voldoende. De gevel richting het nieuwe complex betreft een zijgevel. De bewoners hebben geen direct zicht op het gebouw. Deze ruimte is daarnaast ingeplant met bomen, waarmee de overgang aan deze zijde wordt verzacht. Alzijdig karakter Het alzijdige karakter van het complex is belangrijk. Rondom én aan de binnenzijde worden representatieve gevels gerealiseerd. Dit is van ook belang omdat er op enkele plekken naar binnen gekeerde gevels boven het dak uit steken.
Gevelopbouw Ondanks dat het complex één geheel vormt is bij de vormgeving van de gevels de diversiteit en de individualiteit benadrukt. Daarbij wordt een verticale geleding als uitgangspunt gehanteerd waarbij het gebouw een evenwichtige partiëring krijgt waardoor de kleinschaligheid wordt geaccentueerd. Door verspringingen en (uit)sparingen in de opbouw van de gevels wordt een afwisselend beeld gecreëerd. Daken De gelaagde opbouw van het gebouw en de individuele opzet van de gevels wordt versterkt door te variëren in de opbouw van het dakenlandschap. De verschillende onderdelen van het complex hebben een plat dak. Op strategische plekken zijn dakkappen toegepast waardoor de individualiteit wordt benadrukt. Op de verdiepingsovergangen van het gebouw zijn verspringende dakvlakken toegepast waarmee de hoogte-overgangen worden ingeleid. Kleur- en materiaalgebruik Het afwisselend toepassen van metselwerk met enkele (maximaal 4) ingetogen aardse kleuren dient een divers, doch genuanceerd totaalbeeld op te leveren. Op de daken worden keramische donkergrijze dakpannen toegepast. Kozijnen, hekwerken, daklijsten en andere gebouwdelen dienen op een hoogwaardige, samenhangende manier kwaliteit te geven aan de gebouwen. Installaties en noodvoorzieningen worden altijd onzichtbaar toegepast of anders geintegreerd met de architectuur van het gebouw. Beeldbepalende details worden na beoordeling van de welstandscommissie vastgelegd.
14
Impressies zorggebouw Rembrandt bron: Bureau voor Stedebouw en Architectuur Wim de Bruijn
Impressie
2
R e m b r a n d t
Noordwestzijde
Zuidoostzijde | 3 1 - 1 0 - 2 0 1 2
| P o s t b u s
6 4 0
|
3 0 0 0
R e m b r a n d t
-
-
O u d
O u d
-
-
B e i j e r l a n d
2
B e i j e r l a n d
Impressie
A P
|
R o t t e r d a m
|
|
3 3 4 0
W e s t b l a a k
5 c
|
|
B U R E A U
3 0 1 2
K C
|
0 1 0
V O O R 2 1
4 0
S T E D E B O U W 8 0 8
|
0 1 0
2 1
4 0
E N 8 6 6
A R C H I T E C T U U R |
|
w w w . w i m d e b r u i j n . n l
W i m |
d e
B r u i j n
b v
| P i n f o @ w i m d e b r u i j n . n l o s t b u s
| 3 1 - 1 0 - 2 0 1 2 6 4 0
|
3 0 0 0
A P
|
R o t t e r d a m
|
|
3 3 4 0
W e s t b l a a k
5 c
|
|
B U R E A U
3 0 1 2
K C
|
0 1 0
V O O R 2 1
4 0
S T E D E B O U W 8 0 8
|
0 1 0
2 1
4 0
E N 8 6 6
A R C H I T E C T U U R |
|
w w w . w i m d e b r u i j n . n l
W i m |
d e
B r u i j n
b v
i n f o @ w i m d e b r u i j n . n l
15
alzijdige oriëntatie
verticale parcellering op pandniveau
Concept Concept géén grootschaligheid en complexvorming
Concept Concept
Massa: Het woongebouw en het zorggebouw vormen samen één geheel en hebben een gelaagde opbouw.
Openbare ruimte: Woon- en zorggebouw hebben eigen binnenruimtes en een binnenplein koppelt de bouwdelen aan elkaar.
aaneengesloten pandjesstructuur kleinschalige samenhangende bouwdelen: dorpse sfeer Concept
kleinschalige en dorpse uitstraling
Dak: Opbouw middels verspringende dakvlakken vormt verbindend element van het gebouw.
Concept
4 4
Parcellering: Verticale parcellering op pandniveau benadrukt de kleinschaligheid en leesbaarheid van het gebouw.
Massa Massa
Verbindend Verbindend element element
De Rembrandt bestaat uit een zorggebouw en een De Rembrandtmet bestaat een zorggebouw en een één woongebouw lichteuit zorgfuncties, die gezamenlijk woongebouw met lichte zorgfuncties, die gezamenlijk één geheel vormen. geheel vormen.
Het Het dak dak vormt vormt het het verbindende verbindende element. element. De De o o naar hoog is vormgegeven door verspringend naar hoog is vormgegeven door verspringend
Accenten: Entrees, koppen en hoeken zijn geaccentueerd in hoogte en vorm.
RReemmbbr raannddt t - - OOuudd - - BBeei ij jeer rl laanndd
ontwerpprincipes
Geveldiversiteit: De verschillende functies zijn aanleiding tot een grote diversiteit van de gevelinvullingen.
Openbare ruimte Openbare ruimte
Accenten Accenten
Het zorggebouw en het woongebouw hebben een eigen Het zorggebouw het woongebouw een eigenvormt binnengebied. Deen koppeling tussen dehebben twee gebouwen binnengebied. koppeling tussen de gebouwen vormt het binnenpleinDe waaraan de entrees zijntwee gesitueerd. het binnenplein waaraan de entrees zijn gesitueerd.
Entrees, Entrees, koppen koppen en en hoeken hoeken zijn zijn geaccentuee geaccentuee vorm. vorm.
16
voorbeeld gevel Frans Halsstraat pannendaken, voorruimte woning, kleinschalig
voorkomen massaal beeld, instituut uitstraling, dit willen we dus niet.
voorkomen massaal beeld, instituut uitstraling, dit willen we dus niet.
voorbeelden van het woon-zorgcentrum
Beeldverslag bezoek 3 voorbeelden Wim de Bruijn en Angelique Mergler 15 maart 2012 - Havenkwartier Oud Beijerland kleurstelling in aardetinten - HBS gebouw Oud Beijerland - Wijk van je Leven Puttershoek
parcellering gevels
aaneengesloten gevels voorbeeld van pannendaken pannendaken
voorbeeld van loggia’s en inpandige balkons Inpandige balkons geen trappenhuis aan buitenkant
uitgangspunten beeldkwaliteit apr.opbouw 2013 samengesteldRembrandt gebouw / gelaagde
baksteen
tuin om gevel als overgang naar park
7.
tuin om gevel a
voorbeeld van verticale parcellering
sfeer- en referentiebeelden
voorbeeld van gelaagde opbouw
traditioneel materiaalgebruik geen complex maar dorpse uistraling afwisselend dakenlandschap voorbeeld van binnenplein voorbeeld gevel Frans Halsstraat pannendaken, voorruimte woning, kleinschalig
voorbeeld van pandjesstructuur en individuele gevels voorkomen mas
voorkomen massaal beeld, instituut uitstraling, dit willen we dus niet.
traling, dit wille
Beeldverslag bezoek 3 voorbeelden Wim de Bruijn en A 15 maart 2012 - Havenkwartier Oud Beijerland - HBS gebouw Oud Beijerland - Wijk van je Leven Puttershoek
17
Architectuur en vormgeving gebiedsdeel: woningbouw Algemeen Het woongebied dient qua sfeer en uitstraling afgestemd te zijn op het woon-zorgcentrum. Beide gebieden zijn als één familie herkenbaar. De afstemming kan per blokniveau plaatsvinden waarbij de bouwstroken onderling kunnen verschillen en variëren. De opzet en opbouw is echter afgestemd op de omliggende woonbebouwing. Deze bestaat overwegend uit een rechtlijnige blokverkaveling met grondgebonden woningen. Door de opzet van de openbare ruimte wordt ook een verbinding gelegd tussen deze gebieden onderling. De woningen zijn verdeeld over twee deelgebieden die van elkaar gescheiden worden door een centrale binnenruimte. Via deze ruimte wordt een (zicht)verbinding gelegd tussen het aangrenzende woongebied van Zuidwijk, het te ontwikkelen woongebied en het zuidelijk gelegen polderlandschap van de Hoekse Waard. Onderstaand worden enkele algemene richtlijnen gegeven voor de architectuur en vormgeving van deze woningen. Om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de markt is het belangrijk om flexibiliteit te behouden ten aanzien van het type woningen dat gerealiseerd mag worden. Woonblokken De twee bouwblokken liggen gedraaid ten opzichte van elkaar waardoor een spievormige open binnenruimte ontstaat die als groen openbaar toegankelijk gebied fungeert. Elk bouwblok bestaat uit drie bouwstroken met twee lange noord-zuidgerichte bouwstroken waarvan de achtertuinen aan de binnenzijde ruggelings aan elkaar grenzen met op de kop aan de zijde van de Rembrandstraat een kortere oost-westgerichte bouwstrook. Vooralsnog is het uitgangspunt
ten aanzien van het woningbouwprogramma een mix van 56 rijwongen en 12 geschakelde woningen. Massa De grondgebonden woningen hebben een traditionele opzet bestaande uit maximaal twee bouwlagen met een kap. Oriëntatie De woningen worden georiënteerd op de openbare ruimte. De gevels staan daarbij in een doorlopende rooilijn. De rijwoningen hebben voorlangs een voetpad waaraan een voortuin grenst. Aan de achterzijde bevindt zich een tuin met een berging. De tuinen worden ontsloten door een achterpad. De geschakelde woningen hebben een vergelijkbare opzet met een diepere voortuin en ruimte voor één of twee opstelplekken op eigen terrein. De tuinen zijn georiënteerd op het zuiden en grenzen aan een waterpartij.
Kleur- en materiaalgebruik Ook de toepassing van het kleur- en materiaalgebruik wordt afgestemd op het woon-zorgcentrum. De woningen worden opgetrokken uit traditionele materialen bij voorkeur baksteen, eventueel gecombineerd met hout. Het afwisselend toepassen van ingetogen aardse kleuren dient een divers, doch genuanceerd totaalbeeld op te leveren. Op daken worden keramische donkergrijze dakpannen toegepast. Kozijnen, hekwerken, daklijsten en andere gebouwdelen dienen op een hoogwaardige, samenhangende manier kwaliteit te geven aan de gebouwen. Beeldbepalende details worden na beoordeling van de welstandscommissie vastgelegd.
Gevelopbouw In de opbouw van de gevels dienen de woningen, ondanks dat ze aaneengesloten worden gebouwd, bij voorkeur als individuele woning herkenbaar te zijn. Een verticale opbouw en geleding van de gevel is daarbij het uitgangspunt. Daken De grondgebonden woningen worden afgedekt met een kap. Daarbij wordt uitgegaan van een zadeldak type langskap. Op strategische plekken, bijvoorbeeld op de hoeken, kan de nokrichting verdraaid worden of een hoogtevariatie worden toegepast waardoor afwisseling in de opbouw ontstaat en de individualiteit wordt benadrukt.
18
voorbeelden van geschakelde woningen
baksteen Rijwoningen en individualiteit
traditioneel materiaalgebruik zorgvuldige detaillering en kleine accenten één of twee bouwlagen met kap
Moderne vormgeving met hoogwaardige detaillering
Sfeer- en referentiebeelden dorps karakter
voorbeeld van wonen aan de waterkant
voorbeeld van geschakelde woningen met zorgvuldige detaillering
19
geen trappenhuis aan buitenkant
voorbeelden van rijwoningen
voorbeeld van wonen aan openbaar groen
Sfeer- en referentiebeelden dorps karakter twee bouwlagen met kap
baksteen
zorgvuldige detaillering en kleine accenten
traditionele grondgebonden woningen afstemming met omgeving voorbeeld van wonen aanHalsstraat een laan voorbeeld gevel Frans pannendaken, voorruimte woning, kleinschalig
voorbeeld van twee bouwlagen met kap
voorkomen massaal beeld, instituut uitstraling, dit willen we dus niet.
voorkomen massaal beeld, instituut uitstraling, dit willen we dus niet.
Beeldverslag bezoek 3 voorbeelden Wim de Bruijn en Angelique Mergler 15 maart 2012 - Havenkwartier Oud Beijerland - HBS gebouw Oud Beijerland - Wijk van je Leven Puttershoek voorbeeld van doorlopende kap
pannendaken
voorbeeld van hoekaccenten (dak en raampartij)
zorgvuldige detaillering
uitgangspunten beeldkwaliteit Rembrandt apr. 2013
20
Erfscheidingen Op de overgang van de openbare ruimte en de private kavels speelt de vormgeving van erfscheidingen een belangrijke rol. Om de wijk een verzorgde en groene uitstraling mee te geven kunnen erfscheidingen langs de openbare ruimte bestaan uit tuinmuren, hekwerken en groen zoals hagen en al of niet begroeide zwarte (spijlen) hekwerken. Erfscheidingen zijn onderdeel van de architectuur van de woning en kavel. Voor de voortuinen bij rijwoningen geldt dat aan de voorzijde de erfscheiding kan bestaan uit tuinmuurtjes, groenblijvende hagen of zwarte spijlenhekwerken of combinaties daarvan tot maximaal 1 m hoog. Aan de zij- en achterzijde van kavels grenzend aan de openbare ruimte worden erfgrenzen vormgegeven met tuinmuren tot 1.20 m gecombineerd met (begroeide) hekwerken, zwarte (spijlen)hekken, klimgroen en hagen of combinaties daarvan tot 2 m hoog.
begroeide hekwerken
gemetselde tuimuurtjes
Bij achtertuinen aan het water worden de overgangen bij voorkeur vormgegeven met open tuinen langs de oever. Hekwerken langs het water tot 1 m hoog (veiligheid kinderen).
hagen tuinmuurtjes 21
6.Samenvatting toetsingscriteria Openbare ruimte
Woon-zorgcentrum Rembrandt
Woongebied
- Een openbaar en autoluw binnenplein vormt het scharnierpunt van het woon-zorgcentrum en de verbindende schakel met het omliggende woongebied. Het plein wordt aantrekkelijk ingericht. - Herinrichting van het gebied aan de Frans Halsstraat in overleg met omwonenden, school en het woon-zorgcentrum Rembrandt. - Het omliggende parkachtige groengebied wordt openbaar toegankelijk gemaakt. - Extra waterbering wordt voorzien in de brede groenzone langs de Groeneweg (N217). - Bebouwing langs Rembrandtstraat wordt op gerede afstand van de weg gesitueerd met ruimte voor een ruime groenstrook/plantsoen langs de weg. - Een kinderspeelplaats wordt voorzien in het spievormige en autoluwe binnengebied. - Een langzaamverkeersnetwerk van wandel- en voetpaden wordt gekoppeld aan de openbare ruimte en openbaar toegankelijk gemaakt. - Versterken van de groene dorpsrand langs de Groeneweg. Dit wordt een robuuste parkstrook met water, groen, wandel- en voetpaden.
- Het nieuwe woon-zorgcentrum wordt een gebouw bestaande uit twee zelfstandige delen waartussen een centraal gelegen binnenplein wordt voorzien. - Het gebouw wordt omgeven door groene gebieden. - Het centrale binnenplein is openbaar toegankelijk ook voor omwonenden. - Het gebouw heeft een gelaagde opbouw waarbij rekening wordt gehouden met eventuele schaduwwerking van het gebouw en de aansluiting op de omgeving. - Er wordt gestreefd naar een zorgvuldige overgang naar de omliggende bebouwing door uit te gaan van een gebouw waarvan de hoogte trapsgewijs oploopt van 2 bouwlagen aan de Rembrandtstraat naar maximaal 5 bouwlagen in aansluiting op de Groeneweg (N217). - Het gebouw heeft géén massale en instituutachtige uitstraling maar een kleinschalige en dorpse uitstraling. - Bij de vormgeving van de gevels wordt een gevarieerd gevelbeeld gecreëerd. Daarbij staat centraal: - diversiteit binnen bandbreedte; - individualiteit; - verticale geleding /gevelindeling; - kleinschalige partiëring. - Er wordt gestreefd naar een gevarieerd en afwisselend dakenlandschap met zowel platte daken, verspringende dakvlakken bij hoogte-overgangen en volledige dakkappen op strategische plaatsen. - Er wordt gestreefd naar een gevarieerd kleur- en traditioneel materiaalgebruik waarbij als uitgangspunt geldt ingetogen warme aardse kleuren.
- De sfeer en uitstraling van het woongebied versus woon-zorgcentrum wordt op blokniveau afgestemd. - De opzet en opbouw wordt afgestemd op de omliggende bebouwing (strokenverkaveling met grondgebonden woningen). - De inrichting, opbouw en opzet van de openbare ruimte verbindt het ontwikkelingsgebied, het polderlandschap en de omliggende woongebieden onderling met elkaar. - Het woningbouwprogramma is flexibel om in te kunnen blijven spelen op ontwikkelingen in de markt. - Rijwoningen (mogelijk beneden-bovenwoningen): • De woningen hebben een traditionele opzet bestaande uit max. 2 bouwlagen met kap; • De voorgevels van de woningen staan in een doorlopende rooilijn; • Er wordt gestreefd naar voorkantsituaties langs en oriëntatie van de woningen op de openbare ruimtes. - De geschakelde woningen: • De woningen hebben een traditionele opzet bestaande uit max. 2 bouwlagen met kap; • Woningen staan in een doorlopende rooilijn; • Tuinen zijn georiënteerd op het zuiden en grenzen aan een waterpartij; • Woningen hebben een garage met ten minste één opstelplek. - De gevels hebben een verticale opbouw. - De woningen worden afgedekt met kap. - Er wordt gestreefd naar traditioneel materiaalgebruik zoals bakstenen waarbij als uitgangspunt geldt ingetogen warme aardse kleuren.
22
97
Bijlage 13
Nota van beantwoording zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Rembrandt
_______________________________________________________________________________________________________________ Rho adviseurs voor leefruimte
261503.16642.00
98
_______________________________________________________________________________________________________________ 261503.16642.00
Rho adviseurs voor leefruimte
Deel II: Nota van beantwoording zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Rembrandt
Algemeen Bevoegdheid Het vaststellingsbesluit bestemmingsplan Rembrandt is een bevoegdheid van de raad en aldus zal de raad zorgdragen voor de beantwoording van de ingekomen zienswijzen. Periode van terinzagelegging Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 21 januari 2013 gedurende 6 weken (tot 4 maart 2013) ter inzage gelegen. Ingekomen zienswijzen Gedurende de periode van terinzageligging zijn 4 zienswijzen ontvangen, waarbij een tweetal zienswijzen sprake was van meerdere machtigingen c.q. medeondertekenaars.
Zienswijze 1
Onderdeel 1. Plan is in strijd met het provinciaal beleid Uit de Woonvisie 2011-2020 van de provincie Zuid-Holland maakt indiener op dat bij planontwikkeling geanticipeerd moet worden op de gewijzigde marktomstandigheden en rekening moet worden gehouden met bevolkingsdaling. Expliciet wordt de Hoeksche Waard genoemd als regio in de provincie waar de bevolkingsomvang nu al daalt. Als concreet actiepunt wordt in de visie benoemd het terugbrengen van teveel plancapaciteit voor woningbouw in de Zuid-Hollandse Delta (waarvan de Hoeksche Waard deel uitmaakt). Voorkomen moet worden dat in nieuwe bestemmingsplannen meer plancapaciteit voor wonen wordt vastgesteld. Uit de toelichting blijkt dat het bestemmingsplan o.a. de bouw van 141 nieuwe woningen faciliteert. Dit terwijl op verschillende locaties elders in Oud-Beijerland nog in circa 650 nieuwe woningen worden voorzien, c.q. recent in uitvoering zijn genomen. Met het in procedure brengen van het onderhavige bestemmingsplan wordt geen rekening gehouden met de bevolkingskrimp en wordt de plancapaciteit van het aantal woningen vergroot. Het bestemmingsplan is hiermee in strijd met de in de provinciale Woonvisie. In paragraaf 2.2 van de bestemmingsplantoelichting wordt ingegaan op de provinciale Woonvisie Zuid-Holland. De hier weergegeven beschrijving bevat een opsomming van feiten. Niet onderbouwd wordt of het bestemmingsplan voldoet aan de provinciale Woonvisie.
Beantwoording In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat de provincie van de regiogemeenten verlangt dat zij hun woningbouwplannen zowel kwalitatief als kwantitatief met elkaar afstemmen in een regionale woonvisie. Het provinciale belang is vervolgens gewaarborgd door instemming met een dergelijke regionale woonvisie. Om ervoor te zorgen dat de regionale woonvisie (blijvend) voldoet aan de eisen van de provincie is de regionale Woonvisie Hoeksche Waard 2009 inmiddels geactualiseerd (Actualisatie Regionale woonvisie Hoeksche Waard 2013). Als te doen gebruikelijk is de provincie betrokken bij de totstandkoming van deze actualisatie. Tijdens de inspraak- en overlegprocedure is de conceptWoonvisie aan de provincie voorgelegd. De provincie heeft hierop gereageerd en de opmerkingen zijn verwerkt in definitieve regionale Woonvisie. Wij zijn van mening dat hiermee het provinciale belang is gewaarborgd en aan de Provinciale Verordening wordt voldaan. In aanvulling op het vorenstaande merken wij het navolgend op. Net als de provinciale woonvisie, onderkent de geactualiseerde regionale woonvisie dat marktomstandigheden zijn gewijzigd en dat rekening moet worden gehouden met bevolkingsdaling. Voor exactere sturing is daarom ook een lokaal woningbouwprogramma afgestemd. In de regionale Woonvisie is opgenomen dat deze doorvertaling nodig is. Het gaat hier om het integreren op regionaal niveau van de lokale woningbouwprogramma’s tot één evenwichtig woningbouwprogramma voor de Hoeksche Waard, dat zo goed mogelijk is afgestemd op de uitgangspunten van de woonvisie. Bouwstenen voor het woningbouwprogramma vormen in beginsel de lokale woningbouwprogramma’s. De lokale programma’s worden door de gemeenten opgesteld aan de hand van een checklist bouwplannen in de Woonvisie. Op die manier kan een goede onderbouwing worden gegeven van lokaal beleid mede in relatie tot de regionale woonvisie. Het gaat niet om het maken van een uitgebreide lokale woonvisie, maar om het maken en beargumenteren van keuzes op lokaal niveau binnen het kader van de regionale woonvisie. Zeer recent zijn afspraken gemaakt met de andere gemeenten in de Hoeksche Waard over het regionale woningbouwprogramma. Deze zijn vastgelegd in het Convenant Regionaal
Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020. Dit convenant zal binnenkort worden ondertekend door regiogemeenten, waaronder Oud-Beijerland. Het project Rembrandt is opgenomen in de projectenlijst van dit nieuwe convenant. Om tenslotte tot de gewenste productie i.c. een realistisch en kansrijk regionaal programma te komen hanteren de gemeenten een lijst met projecten. Dit is een flexibele lijst die kan worden aangepast afhankelijk van de wijzigingen in de vraag. Deze lijst wordt door de colleges van B&W van de vijf gemeenten vastgesteld. Het project Rembrandt is opgenomen in de projectenlijst van het nieuwe convenant, waarbij wordt uitgegaan van 145 woningen. Hierbij wordt opgemerkt dat het grotendeels gaat om vervangende nieuwbouw. Het gehele project voegt per saldo 50 woningen toe aan de woningvoorraad (+2 in deelgebied 1 en +48 in deelgebied 2), zie ook paragraaf 3.3.4 van de toelichting. Op basis van deze afspraken en analyses die daaraan ten grondslag liggen is de gemeente van mening dat – met de beoogde woningbouw in het plangebied van bestemmingsplan Rembrandt – geen overcapaciteit ontstaat aan woningen. Ook wordt met het nieuwe convenant rekening gehouden met de huidige woningmarkt en demografische ontwikkelingen. Het woningbouwprogramma dat het bestemmingsplan mogelijk maakt is dan ook in lijn met de uitgangspunten in de provinciale Woonvisie. Tot slot wordt in dit kader opgemerkt dat van de provincie op basis van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze is ingediend, en deze aldus heeft geoordeeld dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met het haar beleid. Met verwijzing naar het vorenstaande zal paragraaf 2.2. van de Toelichting worden geactualiseerd. Overigens zal de conclusie dat het bestemmingsplan past binnen de provinciale en regionale beleidskaders (zie laatste alinea paragraaf 2.2.) gehandhaafd blijven. Onderdeel 2: De woningbehoefte is niet onderbouwd. a. In het plan wordt niet onderbouwd waarom er sprake is van actuele woningbehoefte. Beantwoording In de beantwoording van onderdeel 1 wordt beargumenteerd waarom de gemeente van mening is dat het aannemelijk is dat er binnen de planperiode van het bestemmingsplan behoefte zal zijn aan woningen. Het project Rembrandt – inclusief woningaantallen – is immers opgenomen in het in binnenkort vast te stellen regionale woningbouwprogramma, dat is afgestemd op de actuele woningmarkt en demografische ontwikkelingen. In aanvulling hierop kan nog worden opgemerkt dat in het kader van de uitwerking van de regionale woonvisie onderzoek is gedaan naar de woningbehoefte in de Hoeksche Waard. Dit onderzoek is input geweest voor het nieuwe regionale woningbouwprogramma. Hieruit komt o.m. naar voren dat grote behoefte bestaat aan huurwoningen voor senioren (appartementen en grondgebonden) en koopwoningen voor verschillende doelgroepen. Tot slot wordt onderkend dat de huidige woningmarkt weerbarstig is. Het is dan ook van belang om in te kunnen spelen op de actuele behoefte aan woningen. Om deze reden is er in het bestemmingsplan gekozen voor een flexibele bestemmingsregeling. Zo zijn in deelgebied 2 alleen de stedenbouwkundige hoofdstructuur, het maximum aantal woningen en de goot- en bouwhoogte vastgelegd. Bovendien wordt naast grondgebonden woningen ook ruimte geboden aan benedenbovenwoningen (voor bijvoorbeeld starters). Met een dergelijke flexibele regeling kan worden ingespeeld op het bouwen van woningen voor verschillende doelgroepen (vraag uit de markt). Het bestemmingsplan biedt aldus ruimte voor alternatieve invullingen. Wellicht ten overvloede verwijzen wij hierbij ook naar hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.3.4 van de Toelichting (Programma).
Op basis van het vorenstaande achten wij het voldoende aannemelijk dat het project binnen de planperiode van 10 jaar zal worden uitgevoerd. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan.
b. Ook wordt niet uitgelegd waarom er sprake zou zijn van een waardevolle toevoeging. Indieners zien deze woningen niet als waardevolle toevoeging. Beantwoording Wij stellen vast dat door deze herontwikkeling, de verouderde bebouwing plaatsmaakt voor een gevarieerd aanbod van woningen (appartementen/grondgebonden woningen/benedenbovenwoningen) en voorzieningen in de wijk. Wij zijn van mening dat hierdoor een onderscheidend leefmilieu kan ontstaan, dat een meerwaarde heeft voor Zuidwijk en Oud-Beijerland. Wij zullen de betreffende tekst van de Toelichting (pagina 15) op basis van het vorenstaande aanpassen.
Onderdeel 3: Het plan is in strijd met het IVDO In de IVDO is het gebied aangeduid als grootschalig groenelement en als “schakelfunctie” tussen dorp en polder. Door het nieuwe plan verdwijnt een groot deel van het groen waardoor er sprake is van strijd met de IVDO. Beantwoording In de Toelichting bij het bestemmingsplan (onder 2.3 Gemeentelijk beleid) wordt stilgestaan bij de relatie tussen het voorliggende plan en de IVDO. Met verwijzing naar dit onderdeel van de Toelichting en hetgeen is opgenomen onder paragraaf 3.3.2 ( “Behoud van de groene schakelfunctie”) en paragraaf 3.3.3 (“Toetsing aan kernkwaliteiten landschap”) wordt opgemerkt dat in de herontwikkeling veel aandacht is besteed aan het behoud van het groene karakter van het gebied en de schakelfunctie van het gebied tussen dorp en polder. Zo worden groenzones tussen de bouwblokken aangelegd, die fungeren als zichtlijn naar het open landschap. Verder wordt de groenstructuur langs de N217 versterkt door de aanleg van waterpartijen en voetpaden. Hierdoor ontstaat opnieuw een aantrekkelijk en openbaar toegankelijk gebied voor bewoners en omwonenden van het plangebied. Wij stellen vast dat bij het opstellen van het IVDO destijds ten onrechte voorbij is gegaan aan het feit dat het gebied rond de huidige Egmontshof particulier eigendom is van Zorgwaard. Hoewel het gebied een parkachtig karakter heeft en (deels) vrij toegankelijk is, mag niet worden vergeten dat dit groene gebied in feite de privétuin van een zorginstelling is. Het stond en staat Zorgwaard vrij om haar eigendom anders in te richten. Mede om die reden heeft de locatie binnen het nieuwe bestemmingsplan “Wonen” in zijn geheel een bestemming “Maatschappelijk” en geen “Groen”bestemming verkregen. Tot slot wordt opgemerkt dat wij op 1 oktober 2013 een nieuwe structuurvisie hebben vastgesteld, te weten Structuurvisie 2015 “OBL Versterkt”. De vorige Structuurvisie (IVDO 2007 – 2011) dateert uit 2006 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma liep tot 2011. (Markt)ontwikkelingen maakten het wenselijk om deze visie te herzien. In het Visiegedeelte van deze nieuwe Structuurvisie, is het betreffende gebied aangemerkt als “woonzorglocatie in ontwikkeling” met daarbij waterpartijen aan de zuidrand. Het onderhavige project maakt daarbij ook onderdeel uit van de uitvoeringsparagraaf en het zogenoemde Uitvoeringsprogramma. De Toelichting bij het bestemmingsplan (paragraaf 2.3) zal op dit onderdeel worden geactualiseerd.
Onderdeel 4: De lokale woningmonitor is geen vastgesteld beleid In de Toelichting wordt verwezen naar de lokale en regionale woningbouwmonitor. Dit is geen vastgesteld beleid dus hier mag niet naar worden verwezen. Beantwoording In de onderbouwing van het bestemmingsplan is gebruikt gemaakt van de woningbouwmonitor. Deze wordt jaarlijks uitgevoerd en onder andere gebruikt voor het updaten van het Regionaal Woningbouwprogramma. In het regionale portefeuillehouder overleg Ruimte wordt de stand van het woningbouwprogramma doorgenomen door de portefeuillehouders. Tijdens deze overleggen informeren gemeenten elkaar over de voortgang, wordt bijgestuurd in het woningbouwprogramma om in te spelen op de woningmarkt en worden kansen en problemen van bovenregionaal niveau besproken. Op deze manier dient de monitor als sturingsinformatie. Daardoor is het niet nodig de monitor bestuurlijk vast te stellen. Vooruitlopend op de besluitvorming van het nieuwe Regionaal Woningbouwprogramma is gebruik gemaakt van de analyse van de woningbouwmonitor. Op deze manier kan het woningbouwprogramma, dat in het bestemmingsplan mogelijk wordt maakt, worden gemotiveerd met actuele en objectieve cijfers. Dat de toelichting behorende bij het ontwerpbestemmingsplan in strijd is met het motiveringsbeginsel wordt dan ook bestreden. Gelet op het feit dat het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020 binnenkort in regionaal verband, ook door de gemeente Oud-Beijerland, zal worden ondertekend, zal de Toelichting op dit onderdeel worden geactualiseerd. Onderdeel 5: De belangen van omwonenden zijn niet zorgvuldig gewogen bij de planopzet. De planopzet is ingegeven door de financiële en logistieke belangen van Zorgwaard en daarbij is onvoldoende aandacht besteed aan de belangen van omwonenden. Daardoor is er sprake van strijd met het “beoordelingskader vernieuwing bestaande zorgcentra Oud-Beijerland” waarin staat dat bij binnenstedelijke herontwikkeling zorgvuldige afwegingen nodig zijn. Dat er geen zorgvuldige afweging aan het plan ten grondslag ligt blijkt uit het communicatieplan waarin staat dat er geen alternatieven mogelijk zijn en waaruit blijkt dat de stedenbouwkundige adviezen niet zijn overgenomen. Beantwoording Wij delen de mening van indiener niet dat alleen de belangen van de marktpartijen bepalend zijn voor de stedenbouwkundige planopzet en deze alleen door logistieke en financiële overwegingen is ingegeven. Er heeft naar onze mening in de diverse stadia van planvorming tot besluitvorming wel degelijk een zorgvuldige integrale en samenhangende afweging plaatsgevonden van de verschillende belangen (omwonenden, bewoners van de Egmontshof en ontwikkelende partijen). Zo is bij de planvorming veel aandacht geschonken aan de vormgeving van de nieuwbouw en inpassing van de nieuwbouw in de omgeving en daarnaast zorgvuldig aandacht geschonken aan de vormgeving van een hoeveelheid groen (incl. behoud van en extra kwaliteit voor de wandelstructuur “rondje wijk”) enerzijds, en een voldoende aantal parkeerplaatsen anderzijds. Verder is ten behoeve van de belangen van omwonenden een bezonningsstudie uitgevoerd om de schaduwwerking van de nieuwbouw op bestaande bebouwing in de omgeving in beeld te brengen. Ook zijn de belangen van de huidige bewoners van de Egmontshof meegenomen in de overweging. Om sociaal-maatschappelijke redenen is ervoor gekozen de huidige bewoners van de zorginstelling zo min mogelijk keren te laten verhuizen. Dit heeft mede invloed op de positionering van de nieuwbouw in relatie tot de te slopen bebouwing. Het voorgaande neemt niet weg dat ook de financiële factor heeft meegespeeld in de planontwikkeling. Wij zijn in dit kader van mening dat dit een vereiste is om te komen tot een haalbaar plan.
Teneinde de (belangen van de) omgeving vervolgens te betrekken bij de herontwikkeling is het stedenbouwkundig plan met ingang van 13 februari 2012 ter inzage gelegd. Tijdens die periode zijn er 3 inloopmomenten georganiseerd in de “De Egmontshof”. Belangstellenden konden daar de plannen bekijken en vragen stellen of opmerkingen maken. Van die mogelijkheid is door een groot aantal mensen gebruik gemaakt. Gedurende de periode dat het plan was in te zien, kon er ook schriftelijk worden gereageerd op het stedenbouwkundig plan. De gemeente heeft alle ingekomen reacties gebundeld en voorzien van een themagewijze beantwoording, dit is vastgelegd in een aparte “Notitie beantwoording reacties stedenbouwkundig plan “Woonzorgcentrum Rembrandt”. In deze notitie wordt door de gemeente ook ingegaan op de reacties inzake de stedenbouwkundige opzet van het project. De resultaten van de inspraak zijn eveneens opgenomen in een aparte Nieuwsbrief, die is verspreid onder omwonenden. Op basis van de ingekomen reacties zijn o.a. de kinderspeelplaats in de wijk aan het programma toegevoegd. De betreffende notitie is opgenomen als bijlage bij deze Nota Overigens wordt opgemerkt dat de voorliggende terinzagelegging van de ontwerpbesluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning, besluit hogere waarden) en concepten (beeldkwaliteitsplan en welstandsadvisering) met bijbehorende reactiemogelijkheid (waarvan ook indiener gebruik heeft gemaakt) ook de gelegenheid biedt om de betrokken belangen te inventariseren en mee te laten wegen bij de uiteindelijke besluitvorming. Met verwijzing naar het vorenstaande zijn wij van mening dat bij de voorbereiding van de onderhavige binnenstedelijke herontwikkeling tot op heden wel degelijk sprake is van een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan Onderdeel 6: Het plan doet afbreuk aan het leef-en woongenot van aan plangebied grenzende woonpercelen aan de Frans Halsstraat. a. Het nieuwe gebouw wordt hoger en komt dichter op de bestaande woningen te staan. Dit veroorzaakt geluidsoverlast, minder uitzicht en vergezicht, minder zon en meer parkeeroverlast. Beantwoording Vooropgesteld wordt dat met de nieuwe ontwikkeling sprake is van een intensivering van de bebouwing ten opzichte van de huidige invulling. De voorgenomen ontwikkeling zal inderdaad een wijziging van het uitzicht vanuit de Frans Halsstraat, maar ook vanuit de overige omliggende woningen betekenen. Wij kunnen ons voorstellen dat deze verandering van uitzicht door een deel van de omwonenden als onwenselijk kan worden ervaren. Wij zijn echter van mening dat met de transformatie van de tot voor kort bestaande verouderde situatie naar de voorliggende eigentijdse invulling sprake is van een verbetering. In aanvulling hierop kan worden opgemerkt dat de opzet van het woonzorgcomplex gelaagd is. Deze gelaagde opzet is gekozen in verband met de aansluiting en overgang naar de omliggende bebouwing en eventuele schaduwwerking. Door deze trapsgewijze opbouw is het complex langs de bestaande woonbebouwing aan de Rembrandtstraat met een oplopende hoogte in aansluiting op de provinciale randweg. Het gebouw wordt verder omgeven door groen. De overgang tussen het zuidelijke deel (appartementengebouw met 5 lagen) en de naastgelegen bestaande woningen aan de rand is het meest direct. Echter de ruimte tussen gebouw en dichtstbijstaande hoekwoning is meer dan voldoende, aangezien dit een zijgevel betreft waarbij de bewoners niet (of nauwelijks) zicht hebben op het gebouw. De tussenruimte wordt daarnaast ingeplant met groen, waardoor de overgang wordt verzacht. Daarnaast hebben wij op een aantal belangrijke onderdelen (o.a. verkeer, geluid, luchtkwaliteit, bezonning), die van invloed zijn op het woon-en leefgenot van de omwonenden van het plangebied, nader onderzoek laten uitvoeren. De rapportages van deze onderzoeken zijn als bijlagen bij de Toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen. Met verwijzing naar de resultaten van deze onderzoeken zijn wij van mening dat als gevolg van de ontwikkeling van het woon-
zorgcentrum en naastgelegen bebouwing, geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon-leefklimaat van de omliggende woningen. Tot slot is voor wat betreft de toename van de geluidsbelasting op de gevels van bestaande woningen rondom het plangebied, op vrijwillige basis een aanvullende geluidsberekening uitgevoerd. Het uitvoeren van een dergelijk onderzoek voor bestaande geluidsgevoelige functies in de omgeving van het plangebied, is niet verplicht op basis van de Wet geluidhinder omdat er geen sprake is van een reconstructiesituatie. Gebleken is dat er een toename van de geluidsbelasting (max. 1,5 dB) zal plaatsvinden. Als de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, dan zou worden voldaan aan de daarin opgenomen normstelling (toename van max. 2dB). Ook op dit punt is dus sprake van een acceptabele situatie. Voor wat betreft het onderdeel parkeren verwijzen wij naar de beantwoording van onderdeel 7 van deze zienswijze De aanvullende geluidsberekening zal worden toegevoegd aan de akoestische rapportage die als bijlage bij de Toelichting is opgenomen. Voor het overige vormt dit onderdeel van de zienswijze geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. b. De opzet is in strijd met de weerlegging van een ingediende zienswijze in het kader van het IVDO. De bewoners hadden er op mogen vertrouwens dat het nieuwe plan aanzienlijk kleiner zou zijn dan het nu voorliggende plan. Beantwoording In de door indieners aangehaalde gemeentelijke reactie inzake de locatie Egmontshof wordt het navolgende opgemerkt : “ Momenteel wordt er een nieuwbouwstudie verricht door de zorginstelling Sabine van Egmont op de locatie Egmontshof. Bij de planvorming zal er de geldende parkeernormen worden toegepast en zal de bouwmassa afgestemd worden op de omgeving. Ook zal de welstandscommissie het bouwplan toetsen.” Met verwijzing naar hetgeen is vastgelegd in de Toelichting (onder 3.3.2) behorende bij het bestemmingsplan en het Beeldkwaliteitsplan is bij de voorliggende ontwikkeling nadrukkelijk aandacht besteed aan de afstemming (verbinding) met de omgeving. Wij zijn dan ook van mening dat niet wordt gehandeld in strijd met het door indieners aangehaald vertrouwensbeginsel. Overigens wordt opgemerkt dat een structuurvisie als het IVDO een beleidsdocument is dat de gemeente bindt en aldus de gemeente bevoegd is om hier gemotiveerd van af te wijken. In dat kader wordt opgemerkt dat wij op 1 oktober 2013 een nieuwe structuurvisie hebben vastgesteld, te weten Structuurvisie 2015 “OBL Versterkt”. De vorige Structuurvisie (IVDO 2007 – 2011) dateert uit 2006 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma liep tot 2011. (Markt)ontwikkelingen maakten het wenselijk om deze visie te herzien. In het Visiegedeelte van deze nieuwe Structuurvisie, is het betreffende gebied aangemerkt als “woonzorglocatie in ontwikkeling” met daarbij waterpartijen aan de zuidrand. Het onderhavige project maakt daarbij ook onderdeel uit van de uitvoeringsparagraaf en het zogenoemde Uitvoeringsprogramma. Dit is in overeenstemming met het voorliggende bestemmingsplan. De Toelichting bij het bestemmingsplan (paragraaf 2.3) zal op dit onderdeel worden geactualiseerd. c. In de afgelopen jaren is veelvuldig aandacht gevraagd bij Zorgwaard voor de afstemming van de nieuwe bouwmassa op de omgeving maar dit bleek onbespreekbaar. Beantwoording Wij nemen kennis van hetgeen door indiener wordt geconstateerd. Wij wijzen indiener er in dit kader echter op dat wij – als gemeente - een zelfstandige afweging maken omtrent de stedenbouwkundige inpassing van de ontwikkelingen en dat wij hierbij wel degelijk de betrokken
belangen hebben gewogen. Wij verwijzen indieners in dit geval naar de beantwoording van onderdeel 5). Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. Onderdeel 7: De parkeerbalans is niet in evenwicht De parkeerbalans uit de Toelichting kent een aantal gebreken: a. In de beleidsnotitie “Parkeernormen voor woonserviceszones” wordt een minimale en een maximale norm genoemd voor de verschillende gebiedstypes. Er is niet gemotiveerd waarom in dit plan de minimale parkeernorm wordt gehanteerd. Als dat niet kan worden onderbouwd, moet er worden uitgegaan van de gemiddelde parkeernorm. Beantwoording Op basis van de bestaande kennis en informatie achten wij voor wat betreft de parkeersituatie in de omgeving van de ontwikkelingslocatie, het hanteren van de minimale parkeernorm voldoende. Mocht in de tijd blijken dat de gekozen uitgangspunten toch leiden tot knelpunten voor wat betreft het parkeren in het gebied danwel de directe omgeving, dan is er met enige aanpassing van de inrichting van het openbaar gebied - binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied - voldoende ruimte om in aanvulling het aantal parkeerplaatsen uit te breiden. b. Bij de berekening van de parkeerbehoefte van het appartementengebouw dient uitgegaan te worden van de maximale planologische invulling. In de berekening van de parkeerbehoefte is ten onrechte uitgegaan van: - lichte zorgappartementen, aangezien op basis van de bestemmingsplanregels en verbeelding "gewone" appartementen zijn toegestaan. Dit wordt bevestigd in de door de gemeente vastgestelde beleidsnotitie "Parkeernormen voor woonservicezones", waarin expliciet wordt aangegeven dat extramurale woningen eigenlijk gewone appartementen zijn die geschikt zijn voor zorg op afroep. - buitenschoolse opvang, aangezien uit de bestemmingsplanregels blijkt dat binnen de bestemming, tevens naschoolse en buitenschoolse opvang is toegestaan. Deze redactie laat ook ruimte om bij recht appartementen toe te staan. Beantwoording Indiener stelt terecht vast dat bij de berekening van de parkeerbehoefte van het appartementengebouw dient te worden uitgegaan van de maximale planologische invulling. Voor wat betreft de huidige bestemming “Wonen-2” betekent dit maximaal 76 wooneenheden. Op basis van de ingediende zienswijze zal paragraaf 3.3.6 van de Toelichting alsmede de bestemming(sregeling) van het appartementengebouw in artikel 8 “Wonen-2” zodanig worden aangepast, dat daadwerkelijk sprake is van enerzijds een invulling met een kinderdagverblijf, maximaal 47 lichte zorgappartementen en maximaal 26 huurappartementen (zelfstandige woningen) en anderzijds maximaal 50 lichte zorgappartementen en maximaal 26 huurwoningen (zelfstandige woningen). Met daarbij een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een “lichte zorg-appartement” om te zetten naar een huurappartement, onder de voorwaarde dat voorzien is in voldoende parkeergelegenheid. Voor het overige zal de parkeerparagraaf van de Toelichting worden aangepast op zodanige wijze dat ook de invulling van de reservering voor de buitenschoolse-opvang voor wat betreft de parkeerbehoefte wordt gesteld op de parkeerbehoefte van 3 zorgappartementen. Op deze wijze komt de berekening van de maximale parkeerbehoefte overeen met de maximale planologische invulling van het appartementengebouw.
c. Uit de intentieovereenkomst Rembrandt blijkt volgens indiener dat van de 73 appartementen er 25 gedifferentieerd op de markt gezet zullen worden. Uit de bestemmingsplantoelichting valt op te maken dat het om 26 woningen gaat. In de intentieovereenkomst is vastgelegd dat maximaal 15 appartementen als 'dure huur' worden gerealiseerd. De overige, i.c. 11 appartementen, worden als 'goedkope huur' gerealiseerd. Indiener verwijst naar de beleidsnotitie “Parkeernormen voor woonserviceszones” en stelt vervolgens vast dat de parkeerbalans ten onrechte uitgaat van parkeernorm van 1. Beantwoording Bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan is ervan uitgegaan dat de betreffende 26 huurappartementen gelet op de locatie, oppervlakte van de appartementen en integratie met het woonzorgcentrum, een afwijking van de parkeernorm rechtvaardigen. Mede gelet op de ingekomen zienswijzen en voortschrijdend inzicht zijn wij van mening dat voor wat betreft de parkeerbalans in dit geval beter kan worden vastgehouden aan de beleidsnotitie “ Parkeernormen voor woonservicezones”. Aangesloten zal worden bij de contractuele afspraken. De in de Toelichting opgenomen parkeerbalans zal op dit onderdeel worden aangepast in die zin dat “de minimale norm zal worden gehanteerd voor 11 goedkope huurwoningen (extramuraal (vitaal)) en 15 dure huurwoningen (extramuraal (vitaal)). d. De woningen aan de Frans Halsstraat worden in de parkeerbalans aangemerkt als “goedkope” woningen terwijl deze woningen op basis van de WOZ-waarde als middelduur moeten worden aangemerkt. De parkeerbalans dient hierop te worden aangepast. Beantwoording Op basis van jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden bestaande woningen bij de parkeerberekeningen meegerekend voor de norm die bij de bouw is gehanteerd. Voor een eventuele verrekening van de parkeernormen van de bestaande functies is geen plaats. De parkeerbalans zal dan ook op dit onderdeel niet worden aangepast. e. Er is ten onrechte geen rekening gehouden met de 3 woningen Frans Halsstraat 5-9. Beantwoording Wij zijn van mening dat overeenkomstig de huidige situatie de betreffende woningen aan de Frans Halsstraat langs de weg voor hun huis kunnen parkeren. De situatie ter plaatse verandert niet. Om die reden behoeven deze woningen niet meegenomen te worden in de parkeerbalans. Samenvatting indieners : Op basis hiervan concluderen Indieners dat er totaal 369 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd terwijl het plan voorziet in 244 plaatsen. Samenvatting beantwoording (onderdeel 7) Samenvattend stellen wij vast dat – na dubbelgebruik – 252 parkeerplaatsen in het plangebied nodig zijn. In het stedenbouwkundig plan (zie Figuur 3.5) zijn nu 244 parkeerplaatsen opgenomen. Door een efficiëntere inrichting van de openbare ruimte kunnen de 8 extra benodigde parkeerplaatsen zondermeer worden gerealiseerd. De inrichting zal overigens in nauw overleg gaan plaatsvinden met omwonenden. In aanvulling hierop merken wij op dat indien de gekozen uitgangspunten in de praktijk leiden tot knelpunten voor wat betreft parkeren in het gebied danwel de directe omgeving, het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit biedt om deze knelpunten op te vangen. Concluderend geeft de vorenstaande zienswijze van indiener aanleiding voor de navolgende wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan:
- artikel 8 “Wonen-2” zal zodanig worden gewijzigd dat het maximaal aantal huurappartementen (26) en zorgappartementen (50) wordt vastgelegd. Met daarbij een afwijkingsbevoegdheid voor het college om een zorgappartement onder voorwaarden (parkeren) om te zetten naar een huurappartement. - paragraaf 3.3.6 van de Toelichting bij het bestemmingsplan zal worden aangepast zodanig dat wordt uitgegaan van een maximale planologische invulling van het appartementengebouw, waarbij sprake is van 11 “goedkope” en 15 “dure” huurwoningen (extramuraal(vitaal)). - parkeerbalans (tabel 3.4) zal worden aangepast op zodanige wijze dat ook de invulling van de reservering voor de buitenschoolse-opvang voor wat betreft de parkeerbehoefte wordt gesteld op de parkeerbehoefte van 3 zorgappartementen (extramuraal). - in artikel 3 “Groen” zal een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen teneinde onder stringente voorwaarden parkeerplaatsen te kunnen realiseren. Onderdeel 8: Er is geen noodzaak om het schoolplein uit te breiden Uitbreiding tast het woon- en leefgenot van direct aangrenzende bewoners aan. Uitbreiding is vanuit onderwijskundig perspectief niet noodzakelijk want het huidige schoolplein voldoet aan de onderwijswetgeving. Het plein is ook niet noodzakelijk als ontmoetingsplaats in de wijk omdat het nieuwe plein bij het zorggebouw in die behoefte zal voorzien. Beantwoording Ondanks het ontbreken van een noodzaak voor de uitbreiding van het schoolplein, omdat qua oppervlakte van de buitenruimte wordt voldaan aan de onderwijswetgeving, stellen wij vast dat door de ligging van deze buitenruimte – een smalle strook rond het gebouw- feitelijk sprake is van een beperkt bruikbaar oppervlak. Om die reden wordt momenteel door de school gedurende de pauzes gebruik gemaakt van 2 locaties, die momenteel zijn ingericht als parkeerplaatsen c.q. groen/openbaar gebied. Met name het gebruik van parkeerplekken direct grenzend aan de school levert tijdens de pauzes een verkeersonveilige situatie op. Gelet op deze situatie en het feit dat in het onderhavige project de betreffende openbare ruimte opnieuw zal worden ingericht en in ieder geval 1 speelplek vervalt, achten wij het wenselijk dat de betreffende parkeerplaatsen (ca. 160 m2) wordt toegevoegd aan het schoolplein. Daardoor verdwijnen een aantal parkeerplaatsen die nu direct voor deze school liggen. De vanuit de school voortvloeiende parkeerbehoefte van 14 parkeerplaatsen wordt echter meegenomen als opgave in de voorgenomen herinrichting van het openbare gebied. Per saldo verdwijnen er dus geen parkeerplaatsen, die voor de school nodig zijn. Het schoolgebouw zelf wordt niet uitgebreid. Gelet op de beperkte oppervlakte en ligging van de uitbreiding ten opzichte van de woningen van indiener aan de Frans Halsstraat achten wij het niet aannemelijk dat als gevolg van deze uitbreiding sprake is van een dusdanige aantasting van het woon-en leefklimaat ter plaatse van de aangrenzende woningen, dat wij in redelijkheid geen medewerking zouden moeten verlenen aan de wens van de school en deze verkeersveilige oplossing. Tot slot merken wij op dat het schoolplein als gevolg van de openstelling buiten de schooltijden een meerwaarde betekent voor de (kinderen in de) omgeving. De verwachting is dat dit na de verruiming van het schoolplein nog steeds het geval zal zijn. Binnen het woonzorgcomplex is er inderdaad sprake van een nieuw binnenplein, met een belangrijke kwaliteit en ontmoetingsfunctie , maar dat zal niet de functie van een openbare speelruimte voor kinderen vervullen, zoals het onderhavige schoolplein. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan
Onderdeel 9: De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid is niet aangetoond. a. Het plan is alleen financieel haalbaar als de aanvullende woningbouw kan worden gerealiseerd. Er is geen garantie dat dit binnen de planperiode haalbaar is gelet op de huidige ontwikkelingen in de woningmarkt. Bovendien is woningcorporatie HW Wonen één van de belangrijkste financiële dragers van het project. In verband met de nieuwe regelgeving omtrent de borgstelling vanuit het WSW staat de positie van HW onder druk. Uit het plan blijkt niet of op deze nieuwe regelgeving is geanticipeerd. Beantwoording Bij het maken van bestemmingsplannen moet de gemeente onderzoek doen naar de financiële haalbaarheid. Als deze haalbaarheid aannemelijk kan worden gemaakt, dan kan de gemeente medewerking verlenen aan een plan. In Hoofdstuk 6 onder 6.1 wordt uitgebreid ingegaan op de onderhavige uitvoerbaarheid. In aanvulling op hetgeen hier is bepaald merken wij op dat als gevolg van het scheiden van wonen en zorg (extramuralisering) de financiële haalbaarheid van het plan niet ter discussie is komen te staan. Inderdaad zal de financiering van wonen en zorg in het project anders worden geregeld. De veranderingen in de zorg zijn juist reden om het project in de huidige vorm te realiseren, om zo beter in te kunnen spelen op de behoeftevraag zoals die er ligt naar de toekomst. Het huidige plan (zorgcentrum) is dan ook volledig opgenomen in de meerjarenbegroting van Zorgwaard. Overigens is het project Rembrandt (appartementengebouw) ook opgenomen in de meerjarenbegroting van HW Wonen. Tevens is het project Rembrandt opgenomen in het door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aan HW Wonen vrijgegeven faciliteringsvolume. Het faciliteringsvolume is de hoeveelheid geld die een woningbouwcorporatie mag lenen. Een deel van de financiering heeft HW Wonen inmiddels opgenomen voor het project. Op dit punt worden dan ook, op basis van de huidige inzichten, geen problemen verwacht. Gelet op het vorenstaande achten wij het voldoende aannemelijk dat het project binnen de planperiode van 10 jaar zal worden uitgevoerd. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan
b. Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat het plan geen inzicht geeft hoe de overige gemeenten in de Hoekse Waard bij de planvorming zijn betrokken. Dit is in strijd met artikel 3.1.1 van het Bro. Beantwoording Met indiener zijn wij van mening dat het Bro in artikel 3.1.1. een verplichting bevat voor het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan om overleg te voeren met de gemeente waarvan de belangen in het plan in het geding zijn. In de Toelichting bij dit artikel wordt aangegeven dat partijen ervoor dienen te zorgen dat het overleg in redelijke verhouding staat tot aard en omvang van de wijziging van het bestemmingsplan. Met verwijzing naar hetgeen in de beantwoording van de onderdelen 1 en 2 is opgemerkt, maakt het onderhavige project onderdeel uit van de afspraken met de andere gemeenten in de Hoeksche Waard over het regionale woningbouwprogramma. Deze afspraken als aangegeven vastgelegd in het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020. Dit convenant wordt binnenkort ondertekend door regiogemeenten, waaronder Oud-Beijerland. Het project Rembrandt is opgenomen in de projectenlijst van het nieuwe convenant. Daarnaast wordt in het kader van “Pact van mijn hart” regionaal samengewerkt om voldoende aanbod van levensloop bestendige woningen en andere woonvormen voor senioren en mensen met een beperking te realiseren. De voorliggende herontwikkeling geeft invulling aan de afspraken. Gelet op deze afstemming en overigens aard en omvang van de herziening (herontwikkeling binnen de bebouwingscontour), achtten wij het niet noodzakelijk om de gemeenten in de Hoeksche Waard
verder bij de totstandkoming van het plan te betrekken. Dit is ook binnen de Hoekse Waard niet gebruikelijk. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan c. Gelet op de weerstand uit de wijk moet worden geconcludeerd dat er geen sprake is van maatschappelijke uitvoerbaarheid. Beantwoording In het onderdeel maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt nader ingegaan op de wijze waarop belanghebbenden zijn betrokken en hoe met hun bezwaren is omgegaan in het kader van een zorgvuldige besluitvorming. Verwezen wordt o.a. naar de gemeentelijke beantwoording van de ingekomen reacties op het stedenbouwkundig plan (zie “Notitie beantwoording reacties stedenbouwkundig plan “Woonzorgcentrum Rembrandt”) en de wijze waarop de ingekomen zienswijzen zullen worden betrokken bij de nadere besluitvorming. Betrokken belangen zullen op deze wijze op een zorgvuldige manier tegen elkaar( kunnen) worden afgewogen (zie ook beantwoording onderdeel 5). Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. Conclusie De zienswijze geeft aanleiding voor het doorvoeren van de navolgende wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan: - paragraaf 2.2. van de Toelichting Provinciaal en regionaal beleid zal worden geactualiseerd. - paragraaf 2.3 van de Toelichting onder Integrale Visie Dorpsontwikkeling 2007-2011 zal worden geactualiseerd. - paragraaf 2.3 van de Toelichting onder Woonvisie Oud-Beijerland 208 - laatste alinea zal gedeeltelijk worden herschreven. - artikel 8 “Wonen-2” zal zodanig worden gewijzigd dat het maximaal aantal huurappartementen (26) en zorgappartementen (50) wordt vastgelegd. Met daarbij een afwijkingsbevoegdheid voor het college om een zorgappartement onder voorwaarden (parkeren) om te zetten naar een huurappartement. - paragraaf 3.3.6 van de Toelichting bij het bestemmingsplan zal worden aangepast zodanig dat wordt uitgegaan van een maximale planologische invulling van het appartementengebouw, waarbij sprake is van 11 “goedkope” en 15 “dure” huurwoningen (extramuraal(vitaal)). - parkeerbalans (tabel 3.4) zal worden aangepast op zodanige wijze dat ook de invulling van de reservering voor de buitenschoolse-opvang voor wat betreft de parkeerbehoefte wordt gesteld op de parkeerbehoefte van 3 zorgappartementen (extramuraal). - artikel 3 “Groen” zal een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen teneinde onder stringente voorwaarden parkeerplaatsen te kunnen realiseren.
Zienswijze 2.
Onderdeel 1: Vervuiling van het terrein door asbest Indiener stelt vast dat bij de sloop van het zusterhuis sprake is geweest van vermaling van witte eternietplaten (sloop zusterhuis) die daarna zijn gestort op de plaats van de fundering van het zusterhuis. Dit puin is later verspreid over het terrein (verharding van uitritten en nieuwe wegen). Hij vreest voor vervuiling van het gehele terrein met asbest. Beantwoording Tijdens de sloopwerkzaamheden in 2010 en meer specifiek tijdens de verwijdering van de asbest uit het de voormalige bebouwing van de Egmontshof (zusterhuis) is door de gemeente toezicht gehouden. Op 2 september 2010 heeft een toezichthouder van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid een controle uitgevoerd bij de mobiele breker. Tijdens het bezoek is gebleken dat de voorschriften van het Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval werden nageleefd. De eternietplaten zijn afgevoerd naar het tijdelijk depot bij de Milieudienst. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is door het buro IDDS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie (datum 29 december 2012). Het betreffende onderzoek is opgenomen als bijlage bij de Toelichting bij het bestemmingsplan. Tijdens het veldonderzoek (december 2012) is visueel onderzoek uitgevoerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Er is tijdens dit onderzoek op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Er is op grond van het vorenstaande dan ook geen aanleiding om te vrezen dat het omliggende terrein is vervuild met asbest.
Onderdeel 2: Rapportage Goudappel Coffeng en bezwaar tegen nieuwe inrit Indiener verwijst naar rapportage van het bureau Goudappel Coffeng (hierna GC) en stelt dat deze rapportage op onderdelen fouten bevat. a. Paragraaf 2.3.2: Indiener stelt dat er wel degelijk regelmatig ongelukken gebeuren ter hoogte van de Willibrordusschool, alleen altijd met een goede afloop. Deze worden nooit gemeld bij de politie.
Beantwoording Met verwijzing naar de tekst van de betreffende paragraaf is bij het opstellen van de betreffende onderdeel van de rapportage gebruik gemaakt van een database met ongevallenregistraties. De door indiener aangevoerde ongelukken zijn niet gemeld en aldus niet geregistreerd. Wij zien in vorenstaande zienswijze geen aanleiding om deze tekst aan te passen.
b. Paragraaf 4.2 en 4.3:Indiener geeft aan dat de Rembrandtstraat in het verleden altijd een uitrit maar geen inrit heeft gehad. De inrit van de Egmontshof was in de Frans Halsstraat. De nieuwe inrit betekent een levensgevaarlijke situatie (achteruitrijdende vrachtwagens/fietsverkeer). Indiener stelt voor om geen nieuwe uitrit realiseren maar oude uitrit handhaven.
Beantwoording Bij de aanleg van de uit-en inritten moet onderscheid worden gemaakt tussen de tijdelijke situatie en de eindsituatie. Daarnaast wordt in de tijdelijke situatie een onderscheid gemaakt tussen bouwverkeer en bestemmingsverkeer. Voor wat betreft de tijdelijke situatie zijn de benodigde in-en
uitrit vergunningen onlangs verleend. Zowel bij de tijdelijke als de uiteindelijke situatie is vanzelfsprekend rekening gehouden met de verkeersveiligheid. Overigens valt de aanleg van in-en uitritten buiten het bereik van het voorliggende bestemmingsplan. Wij zien op basis vorenstaande zienswijze geen aanleiding om de rapportage op dit onderdeel aan te passen.
Onderdeel 3: Schade aan de woningen Indiener vreest overlast (schade) aan zijn woning door heien (geluid en trillingen). En stelt voor om een dam van piepschuim te plaatsen in de grond. Voorbeeld Rotterdam. Beantwoording De heiwerkzaamheden vinden op een zodanige afstand van de bestaande woningen plaats dat de verwachting is dat er geen maatregelen behoeven te worden getroffen voor de bescherming van de omliggende woningen. Desondanks zal voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden een zogenoemde nulmeting worden uitgevoerd door de bouwer. Een dergelijke meting heeft overigens ook plaatsgevonden voorafgaande aan de sloop. De bouwer hanteert hierbij de navolgende stelregels: Binnen 25 meter van bouwkavel: binnen-en buitenopname
-
Binnen 25-50 meter van bouwkavel: alleen buitenopname Verder dan 50 meter : geen opname
Omwonenden zullen hierover in een later stadium door de bouwer worden geïnformeerd. Hierbij wordt nog opgemerkt dat de gemeente geen eisen mag stellen t.a.v. de gebruikte heimethode. Wel zal in overleg met de ontwikkelaar worden bekeken op welke wijze deze overlast gedurende de bouw, zoveel mogelijk kan worden beperkt. Wij realiseren ons dat de omgeving tijdens de bouw van het project en met name tijdens het heien enige overlast zal ondervinden. Overigens valt de wijze van uitvoering van de bouwwerkzaamheden buiten het bereik van het voorliggende bestemmingsplan.
Onderdeel 4: Aanleg van zebrapaden en voorrang zijstraten Indiener wil graag dat er zebrapaden ter hoogte van de zijstraten aangelegd worden om de rijsnelheid van het verkeer te verminderen en om veilig de weg over te steken. Verder is het voorstel om de zijstraten voorrang te verlenen, ook dan zal de rijsnelheid op de Rembrandtstraat automatisch teruglopen. Beantwoording Met verwijzing naar de rapportage van Goudappel Coffeng “Verkeerseffecten nieuwbouwplannen Rembrandt”, wordt ten aanzien van de “Huidige situatie” (zie onderdeel 2) geconcludeerd dat in de directe omgeving van de Egmontshof geen verkeersonveilige locaties aanwezig zijn. Ook voor de “Toekomstige situatie” (onderdeel 3) wordt geconstateerd dat ondanks het feit dat meer verkeer zal worden gegenereerd, dit niet tot knelpunten leidt inzake de verkeersveiligheid. Wij zijn dan ook van mening dat de aanleg van extra zebrapaden en wijzigen van de voorrangssituatie vanuit dat oogpunt niet noodzakelijk is . Overigens valt dit onderdeel buiten het bereik van het voorliggende bestemmingsplan
Onderdeel 5: Geluidsoverlast bij de woningen Indiener maakt bezwaar tegen het aantal decibellen bij zijn woning. Beantwoording Voor wat betreft de toename van de geluidsbelasting op de gevels van bestaande woningen rondom het plangebied als gevolg van de ontwikkeling, is op vrijwillige basis een aanvullende geluidsberekening uitgevoerd. Het uitvoeren van een dergelijk onderzoek voor bestaande geluidsgevoelige functies in de omgeving van het plangebied, is niet verplicht op basis van de Wet geluidhinder omdat er geen sprake is van een reconstructiesituatie. Gebleken is dat er een toename van de geluidsbelasting (max. 1,5 dB) zal plaatsvinden. Als de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, dan zou worden voldaan aan de daarin opgenomen normstelling (toename van max. 2dB). Ook op dit punt is dus sprake van een acceptabele situatie. De aanvullende geluidsberekening zal worden toegevoegd aan de akoestische rapportage die als bijlage bij de Toelichting is opgenomen. Voor het overige vormt dit onderdeel van de zienswijze geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan.
Onderdeel 6 Taxatie van de woningen Indiener vraagt zich af of de bewoners en eigenaren nog een taxatierapport kunnen ontvangen (of een afschrift daarvan). Beantwoording In principe maakt een taxatie geen deel uit van de werkzaamheden. Een taxatie vindt eventueel pas plaats in het kader van een planschadeprocedure. Voor wat betreft een zogenoemde nulmeting wordt verwezen naar hetgeen hierboven opgemerkt onder onderdeel 3. Overigens valt dit onderdeel buiten het bereik van het voorliggende bestemmingsplan. Onderdeel 7: De riolering moet worden aangepast. Indiener stelt vast dat de riolering niet voldoet aan de eisen. Bij een regenbui loopt het water terug in de woning en spoelt het over in het openbaar water. Laat staan als er nog een nieuwe woonwijk wordt aangesloten. Beantwoording Bij de gemeente is niet bekend dat er problemen zijn met het functioneren van de riolering in de omgeving van de Egmontshof. Dat het singelpeil bij hevige regenval stijgt is wel bekend. De singels dienen namelijk als berging om het overtollige regenwater wat valt in het stedelijk gebied op te vangen, waarna dit gecontroleerd wordt afgevoerd richting de polder. Gelet op het aantal extra aansluitingen is de verwachting dat dit niet zal leiden tot problemen. Op het moment dat op basis van nader onderzoek blijkt dat er aanpassingen aan het bestaande rioolstelsel uitgevoerd moeten worden, dan zullen deze worden doorgevoerd. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan Conclusie De onderhavige zienswijze geeft geen aanleiding voor aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
Zienswijze 3.
Het schoolplein moet verder worden uitgebreid Op basis van ervaring geeft indiener aan dat het schoolplein te klein is voor de veiligheid van de kinderen. In de nieuwe situatie vervalt namelijk de mogelijkheid om een plek nabij 'Rembrandt' te gebruiken voor de kinderen van groep 8 waardoor per saldo ruimte wordt ingeleverd. Indiener is van mening dat de kinderen de meest veilige situatie kan worden geboden binnen het grondgebied van de school. Indiener geeft verder aan dat de school haar schoolplein – als enige school in de gemeente – ook na schooltijd openstelt en dat zijn in vergelijking met andere scholen in OudBeijerland het kleinste schoolplein heeft. Indiener verzoekt het bestemmingsplan aan te passen ten behoeve van vergroting van het schoolplein, bij voorkeur volgens door indiener bijgevoegd voorstel. Beantwoording Ten aanzien van de uitbreiding van het schoolplein is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de belangen van de school enerzijds en de overige betrokken belangen o.a. de belangen van omwonenden (woon-leefklimaat, parkeren, groen). In het ontwerpbestemmingsplan is nu sprake van een uitbreiding van het schoolplein van ca. 160 m2. Ondanks het ontbreken van een noodzaak voor de uitbreiding van het schoolplein, omdat qua oppervlakte van de buitenruimte wordt voldaan aan de onderwijswet-en regelgeving, stellen wij namelijk vast dat door de ligging van deze buitenruimte – een smalle strook rond het gebouwfeitelijk sprake is van een beperkt bruikbaar oppervlak. Met name het gebruik van de 5 parkeerplekken direct grenzend aan de school levert tijdens de pauzes een verkeersonveilige situatie op, die wij willen beëindigen. Gelet op deze situatie en het feit dat in het onderhavige project de betreffende openbare ruimte opnieuw zal worden ingericht achten wij het wenselijk dat de betreffende 5 parkeerplaatsen (ca. 160 m2) worden toegevoegd aan het schoolplein en als zodanig kunnen worden ingericht. Daardoor verdwijnen ongeveer 5 parkeerplaatsen die ervoor liggen. Deze compenseren we door de vermeerdering van het aantal parkeerplaatsen eromheen. Wij achten het mede met het oog op het feit dat het schoolplein met de uitbreiding nu groter wordt dan de wettelijke norm, niet wenselijk om extra (schaarse) ruimte op te offeren ten behoeve van een verdere vergroting van het schoolplein. Conclusie De onderhavige zienswijze geeft geen aanleiding voor aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
Zienswijze 4.
Onderdeel 1: De situering en bouwmassa van het nieuwe zorggebouw is niet passend a. De beoogde situering van de nieuwe bebouwing past niet in een rustige woonwijk. De bebouwing komt als een enorme bouwmassa over. Beantwoording Situering: De makers van dit plan stonden voor de uitdaging om het gevraagde programma (de zorglocatie en de woningen) goed in te passen in de bestaande wijk. Daarnaast dienden zij rekening te houden met de stedenbouwkundige uitgangspunten (o.a. inpassing waterpartij/ groen/ parkeren) en de fasering (verhuizing huidige bewoners locatie Egmontshof). Het voorliggende stedenbouwkundig plan dat als basis dient voor het bestemmingsplan is naar onze mening aanvaardbaar en passend binnen de woonwijk. Bouwmassa: De opzet van het woonzorgcomplex is gelaagd (2-5 lagen). Met deze gelaagde opzet is rekening gehouden met aansluiting en overgang naar de omliggende bebouwing en eventuele schaduwwerking in verband met de hoogte. Door deze trapsgewijze opbouw is het complex langs de bestaande woonbebouwing aan de Rembrandtstraat met een oplopende hoogte in aansluiting op de provinciale randweg. Het gebouw wordt omgeven door groen. De overgang tussen het zuidelijke deel (appartementengebouw met 5 lagen) en de naastgelegen bestaande woningen aan de rand is het meest direct. Echter de ruimte tussen gebouw en dichtstbijstaande hoekwoning aan de Frans Halsstraat, is meer dan voldoende, aangezien dit een zijgevel betreft waarbij de bewoners niet (of nauwelijks) zicht hebben op het gebouw. De tussenruimte wordt daarnaast ingeplant met groen, waardoor de overgang wordt verzacht. Op basis van het vorenstaande zijn wij van mening dat ook de bouwmassa op een zorgvuldige wijze is ingepast in de bestaande woonomgeving. Volledigheidshalve wordt verwezen naar de Toelichting bij het bestemmingsplan onder paragraaf 3.3.2. Hier wordt aandacht besteed aan de stedenbouwkundige opzet van het plan en de verbinding met de omgeving. Daarnaast wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitsplan, waar in Hoofdstuk 5 op basis van het ruimtelijke kader nader wordt ingegaan op architectuur en vormgeving van de 2 deelgebieden. De zienswijze geeft op dit onderdeel geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan. b. Oppervlakte en hoogte van de voorgestelde bebouwing doen ernstig afbreuk aan het woongenot van de bewoners van de Frans Halsstraat, Rembrandstraat en de daarop uitkomende dwarsstraten. Beantwoording Vooropgesteld wordt dat met de nieuwe ontwikkeling sprake is van een intensivering van de bebouwing ten opzichte van de huidige invulling. De voorgenomen ontwikkeling zal inderdaad een wijziging van het uitzicht vanuit de overige omliggende woningen betekenen. Wij kunnen ons voorstellen dat deze verandering van uitzicht door een deel van de omwonenden als onwenselijk kan worden ervaren. Wij zijn echter van mening dat met de transformatie van de tot voor kort bestaande rommelige en verouderde situatie naar de voorliggende eigentijdse invulling sprake is van een sterke verbetering. Daarnaast hebben wij op een aantal belangrijke onderdelen (o.a. verkeer, geluid, luchtkwaliteit, bezonning), die van invloed zijn op het woon-en leefgenot van de omwonenden van het plangebied, nader onderzoek laten uitvoeren. De rapportages van deze onderzoeken zijn als bijlagen bij de Toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen. Met verwijzing naar de resultaten van deze onderzoeken zijn wij van mening dat als gevolg van de ontwikkeling van het woon-
zorgcentrum en naastgelegen bebouwing, geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon-leefklimaat van de omliggende woningen. Tot slot wordt opgemerkt dat voor wat betreft de toename van de geluidsbelasting op de gevels van bestaande woningen rondom het plangebied een aanvullende geluidsberekening uitgevoerd. Het uitvoeren van een dergelijk onderzoek voor bestaande geluidsgevoelige functies in de omgeving van het plangebied, is niet verplicht op basis van de Wet geluidhinder omdat er geen sprake is van een reconstructiesituatie. Gebleken is dat er een toename van de geluidsbelasting (max. 1,5 dB) zal plaatsvinden. Als de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, dan zou worden voldaan aan de daarin opgenomen normstelling (toename van max. 2dB). Ook op dit punt is dus geen sprake van een onacceptabele situatie. De aanvullende geluidsberekening zal worden toegevoegd aan de akoestische rapportage die als bijlage bij de Toelichting is opgenomen. Voor het overige vormt dit onderdeel van de zienswijze geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. c. Ook het parkeren gaat de nodige problemen opleveren. Beantwoording Dit onderdeel wordt hierna beantwoord onder onderdeel 6.
Onderdeel 2: Het bouwplan is ingegeven door financiële motieven a. Indiener is van oordeel dat het zeer compact bouwen van het nieuwe zorgcentrum uitsluitend ingegeven wordt door financiële overwegingen. De grond wordt nu doorverkocht voor een hoger bedrag dan waarvoor zij in 1972 is aangekocht waardoor volgens de berekening van indiener de gemeente een opbrengst van ongeveer 3 miljoen euro misloopt. Er is geen inzicht in de financiële afspraken tussen de gemeente en de ontwikkelaar. Er is niet aangetoond dat het plan financieel haalbaar is. Beantwoording Met verwijzing naar hetgeen onder 1 reeds is aangegeven stonden de makers van dit plan voor de uitdaging om het gevraagde programma (de zorglocatie en de woningen) goed in te passen in de bestaande wijk. Daarnaast dienden zij rekening te houden met de stedenbouwkundige uitgangspunten (o.a. inpassing waterpartij/ groen/ parkeren) en de fasering (verhuizing huidige bewoners locatie Egmontshof). Met verwijzing naar vorenstaande stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn wij van mening dat voldoende duidelijk is gemaakt dat de compacte bouwwijze van het woon-zorgcentrum niet alleen is ingegeven door financiële overwegingen. De constatering dat de gemeente bij de onderliggende ontwikkeling, op basis van eerdere transacties inzake de onderliggende gronden (1972) volgens indiener een bedrag van 3 miljoen euro misloopt, valt buiten de beoordelingskaders inzake de haalbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan. Bij het maken van bestemmingsplannen moet de gemeente inderdaad onderzoek doen naar de financiële haalbaarheid. Als deze haalbaarheid aannemelijk kan worden gemaakt, dan kan de gemeente medewerking verlenen aan een plan. In Hoofdstuk 6 onder 6.1 wordt uitgebreid ingegaan op de onderhavige uitvoerbaarheid. Wij zijn van mening dat als gevolg van deze compacte wijze van bouwen de financiële uitvoerbaarheid is gegarandeerd. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan b. De verwachting is dat als gevolg van wijzigingen in de financiering van de zorg, het voorgenomen gebruik van zowel het zorg als het woongebouw zal wijzigen.
Beantwoording Wij merken in dit kader op dat als gevolg van het scheiden van wonen en zorg (extramuralisering) de financiële haalbaarheid van het plan niet ter discussie is komen te staan. Wel zal de financiering van wonen en zorg in het project anders worden geregeld. De veranderingen in de zorg zijn juist reden om het project in de huidige vorm te realiseren, om zo beter in te kunnen spelen op de behoeftevraag zoals die er ligt naar de toekomst. Het huidige plan (zorgcentrum) is dan ook volledig opgenomen in de meerjarenbegroting van Zorgwaard. Overigens is het project Rembrandt (appartementengebouw) ook opgenomen in de meerjarenbegroting van HW Wonen. Tevens is het project Rembrandt opgenomen in het door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aan HW Wonen vrijgegeven faciliteringsvolume. Het faciliteringsvolume is de hoeveelheid geld die een woningbouwcorporatie mag lenen. Een deel van de financiering heeft HW Wonen inmiddels opgenomen voor het project. Op dit punt worden dan ook, op basis van de huidige inzichten, geen problemen verwacht. Tot slot wordt opgemerkt dat de bestemming van het woonzorgcentrum (zorgdeel en appartementengebouw) is vastgelegd in het voorliggende bestemmingsplan (Verbeelding en Regels). Een wijziging in het voorgenomen gebruik is alleen mogelijk binnen de kaders van dit bestemmingsplan. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan
Onderdeel 3. De communicatie rond de planvorming kent gebreken Op p. 10 van de Toelichting wordt in paragraaf 2.1 aangegeven dat er sprake is van zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming. Indieners bestrijden dat dit het geval is en zijn van mening dat het plan daarom in strijd is met de AMVB Ruimte. Beantwoording De onderhavige herontwikkeling kent zoals bekend een lange voorgeschiedenis. Mede op basis van deze voorgeschiedenis met verschillende initiatieven heeft de gemeente besloten om de eigenaar van de onderliggende gronden een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden mee te geven. Op basis van deze randvoorwaarden is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Teneinde de (belangen van de) omgeving vervolgens te betrekken bij de herontwikkeling is het stedenbouwkundig plan met ingang van 13 februari 2012 ter inzage gelegd. Tijdens die periode zijn er 3 inloopmomenten georganiseerd in de “De Egmontshof”. Belangstellenden konden daar de plannen bekijken en vragen stellen of opmerkingen maken. Van die mogelijkheid is door een groot aantal mensen gebruik gemaakt. Gedurende de periode dat het plan was in te zien, kon er ook schriftelijk worden gereageerd op het stedenbouwkundig plan. De gemeente heeft alle ingekomen reacties gebundeld en voorzien van een themagewijze beantwoording, dit is vastgelegd in een aparte “Notitie beantwoording reacties stedenbouwkundig plan “Woonzorgcentrum Rembrandt”. In deze notitie wordt door de gemeente ook ingegaan op de reacties inzake de stedenbouwkundige opzet van het project. De resultaten van de inspraak zijn eveneens opgenomen in een aparte Nieuwsbrief, die is verspreid onder omwonenden. Op basis van de ingekomen reacties zijn o.a. de kinderspeelplaats in de wijk aan het programma toegevoegd. De betreffende notitie is opgenomen als bijlage bij deze Nota Overigens wordt opgemerkt dat de voorliggende terinzagelegging van de ontwerpbesluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning, besluit hogere waarden) en concepten (beeldkwaliteitsplan en welstandsadvisering) met bijbehorende reactiemogelijkheid (waarvan ook indiener gebruik heeft gemaakt) ook de gelegenheid biedt om de betrokken belangen te inventariseren en mee te laten wegen bij de uiteindelijke besluitvorming.
Met verwijzing naar het vorenstaande zijn wij van mening dat bij de voorbereiding van de onderhavige binnenstedelijke herontwikkeling tot op heden wel degelijk sprake is van een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan Onderdeel 4: “Beleid ten aanzien van zorg” wel actueel? Indieners vragen zich af of dit onderdeel van paragraaf 2.1 van de Toelichting wel actueel is omdat de regelgeving rond de financiering van zorginstellingen flink in beweging is. Als door deze ontwikkelingen blijkt dat de zorginstelling financieel niet meer haalbaar is, zal het gebouw een nieuwe bestemming krijgen met een extra ruimtevraag (groen/parkeren). Het gebouw moet daarom worden verschoven zodat deze extra ruimtevraag kan worden opgevangen. Beantwoording Wij zijn van mening dat dit onderdeel van de Toelichting nog altijd actueel is en rekening houdt met de veranderingen in de zorg. Daarbij wordt in dit kader opgemerkt dat de veranderingen in de zorg juist reden zijn om het project in de huidige vorm te realiseren, om zo beter in te kunnen spelen op de behoeftevraag zoals die er ligt naar de toekomst. Het huidige plan (zorgcentrum) is dan ook volledig opgenomen in de meerjarenbegroting van Zorgwaard. Overigens is het project Rembrandt (appartementengebouw) ook opgenomen in de meerjarenbegroting van HW Wonen. Tevens is het project Rembrandt opgenomen in het door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aan HW Wonen vrijgegeven faciliteringsvolume. Het faciliteringsvolume is de hoeveelheid geld die een woningbouwcorporatie mag lenen. Een deel van de financiering heeft HW Wonen inmiddels opgenomen voor het project. Op dit punt worden dan ook, op basis van de huidige inzichten, geen problemen verwacht. De financiële haalbaarheid van het plan is hierbij niet ter discussie komen te staan. Wel zal de financiering van wonen en zorg in het project anders worden geregeld. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan Onderdeel 5: Het plan is in strijd met het provinciaal volkshuisvestingsbeleid Op grond van de Provinciale Woonvisie 2011-2020 mogen er niet meer woningen worden gepland dan noodzakelijk. Het plan is in strijd met dit uitgangspunt. In het regionale woningbouwprogramma wordt uitgegaan van een te ambitieuze woningbouwproductie. Indieners geven een inschatting van het aantal beschikbare (nog te ontwikkelen) woningen in Oud-Beijerland en concluderen op basis daarvan dat er geen behoefte bestaat aan de 68 woningen in het plangebied. Indieners verzoeken daarom om de bestemming Wonen-1 te wijzigen in Groen zodat de wijk weer kan functioneren als groene long voor de wijk Zuid. Beantwoording In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat de provincie van de regiogemeenten verlangt dat zij hun woningbouwplannen zowel kwalitatief als kwantitatief met elkaar afstemmen in een regionale woonvisie. Het provinciale belang is vervolgens gewaarborgd door instemming met een dergelijke regionale woonvisie. Om ervoor te zorgen dat de regionale woonvisie (blijvend) voldoet aan de eisen van de provincie is de regionale Woonvisie Hoeksche Waard 2009 geactualiseerd (Actualisatie Regionale woonvisie Hoeksche Waard 2013). Als te doen gebruikelijk is de provincie betrokken bij de totstandkoming van deze actualisatie. Net als de provinciale woonvisie, onderkent de geactualiseerde regionale woonvisie dat marktomstandigheden zijn gewijzigd en dat rekening moet worden gehouden met bevolkingsdaling. Voor exactere sturing is daarom ook een lokaal woningbouwprogramma afgestemd. In de regionale Woonvisie is opgenomen dat deze doorvertaling nodig is. Het gaat hier
om het integreren op regionaal niveau van de lokale woningbouwprogramma’s tot één evenwichtig woningbouwprogramma voor de Hoeksche Waard, dat zo goed mogelijk is afgestemd op de uitgangspunten van de woonvisie. Bouwstenen voor het woningbouwprogramma vormen in beginsel de lokale woningbouwprogramma’s. De lokale programma’s worden door de gemeenten opgesteld aan de hand van een checklist bouwplannen in de Woonvisie. Op die manier kan een goede onderbouwing worden gegeven van lokaal beleid mede in relatie tot de regionale woonvisie. Het gaat niet om het maken van een uitgebreide lokale woonvisie, maar om het maken en beargumenteren van keuzes op lokaal niveau binnen het kader van de regionale woonvisie. Zeer recent zijn afspraken gemaakt met de andere gemeenten in de Hoeksche Waard over het regionale woningbouwprogramma. Deze zijn vastgelegd in het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020. Dit convenant wordt binnenkort ondertekend door regiogemeenten, waaronder Oud-Beijerland. Om tenslotte tot de gewenste productie i.c. een realistisch en kansrijk regionaal programma te komen hanteren de gemeenten een lijst met projecten. Dit is een flexibele lijst die kan worden aangepast afhankelijk van de wijzigingen in de vraag. Deze lijst wordt door de colleges van B&W van de vijf gemeenten vastgesteld. Het project Rembrandt is opgenomen in de projectenlijst van het nieuwe convenant, waarbij wordt uitgegaan van 145 woningen. Hierbij wordt opgemerkt dat het grotendeels gaat om vervangende nieuwbouw. Het gehele project voegt per saldo 50 woningen toevoegt aan de woningvoorraad (+2 in deelgebied 1 en +48 in deelgebied 2), zie ook paragraaf 3.3.4 van de toelichting. In aanvulling hierop kan nog worden opgemerkt dat in het kader van de uitwerking van de regionale woonvisie onderzoek is gedaan naar de woningbehoefte in de Hoeksche Waard. Dit onderzoek is input geweest voor het nieuwe regionale woningbouwprogramma. Hieruit komt o.m. naar voren dat grote behoefte bestaat aan huurwoningen voor senioren (appartementen en grondgebonden) en koopwoningen voor de verschillende doelgroepen. Op basis van de voornoemde afspraken en analyses die daaraan ten grondslag liggen is de gemeente van mening dat – met de beoogde woningbouw in het plangebied van bestemmingsplan Rembrandt – geen overcapaciteit ontstaat aan woningen. Ook wordt met het nieuwe convenant rekening gehouden met de huidige woningmarkt en demografische ontwikkelingen. Het woningbouwprogramma dat het bestemmingsplan mogelijk maakt is dan ook in lijn met de uitgangspunten in de provinciale Woonvisie. Tot slot wordt onderkent dat de huidige woningmarkt weerbarstig is. Het is dan ook van belang om in te kunnen spelen op de actuele behoefte aan woningen. Om deze reden is er in het bestemmingsplan gekozen voor een flexibele bestemmingsregeling. Zo zijn in deelgebied 2 alleen de stedenbouwkundige hoofdstructuur, het maximum aantal woningen en de goot- en bouwhoogte vastgelegd. Bovendien wordt naast grondgebonden woningen ook ruimte geboden aan benedenbovenwoningen (voor bijvoorbeeld starters). Met een dergelijke flexibele regeling kan worden ingespeeld op het bouwen van woningen voor verschillende doelgroepen (vraag uit de markt). Het bestemmingsplan biedt aldus ruimte voor alternatieve invullingen. Wellicht ten overvloede verwijzen wij hierbij ook naar hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.3.4 van de Toelichting (Programma). Met verwijzing naar het vorenstaande zal paragraaf 2.2. van de Toelichting worden geactualiseerd. Overigens zal de conclusie dat het bestemmingsplan past binnen de provinciale en regionale beleidskaders (zie laatste alinea paragraaf 2.2.) gehandhaafd blijven. Voor het overige vormt dit onderdeel van de zienswijze geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. Onderdeel 6: Er wordt onvoldoende parkeercapaciteit gerealiseerd Indieners zijn van mening dat de parkeercapaciteit in en om het gebied al volledig wordt benut. Er worden te weinig nieuwe plaatsen gerealiseerd.
Beantwoording In paragraaf 3.3.6 wordt ruim aandacht besteed aan het parkeren. Mede op basis van ingekomen zienswijzen is het onderdeel parkeren nogmaals zorgvuldig bekeken. Geconcludeerd wordt dat – na dubbelgebruik – 252 parkeerplaatsen in het plangebied nodig zijn. In het stedenbouwkundig plan (zie Figuur 3.5) zijn nu 244 parkeerplaatsen opgenomen. Door een efficiëntere inrichting van de openbare ruimte kunnen de 8 extra benodigde parkeerplaatsen zondermeer worden gerealiseerd. De inrichting zal overigens in nauw overleg gaan plaatsvinden met omwonenden. In aanvulling hierop merken wij op dat mocht in de tijd blijken dat de gekozen uitgangspunten in de praktijk toch leiden tot knelpunten voor wat betreft parkeren in het gebied danwel de directe omgeving, dan biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit om deze knelpunten op te vangen. De ingediende zienswijzen geven aanleiding voor de navolgende wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan: - artikel 8 “Wonen-2” zal zodanig worden gewijzigd dat het maximaal aantal huurappartementen (26) en zorgappartementen (47) wordt vastgelegd. Met daarbij een afwijkingsbevoegdheid voor het college om een zorgappartement onder voorwaarden (parkeren) om te zetten naar een huurappartement. - paragraaf 3.3.6 van de Toelichting bij het bestemmingsplan zal worden aangepast zodanig dat wordt uitgegaan van een maximale planologische invulling van het appartementengebouw, waarbij sprake is van 11 “goedkope” en 15 “dure” huurwoningen (extramuraal(vitaal)). - parkeerbalans (tabel 3.4) zal worden aangepast op zodanige wijze dat ook de invulling van de reservering voor de buitenschoolse-opvang voor wat betreft de parkeerbehoefte wordt gesteld op de parkeerbehoefte van 3 zorgappartementen (extramuraal). - in artikel 3 “Groen” zal een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen teneinde onder stringente voorwaarden parkeerplaatsen te kunnen realiseren. Volledigheidshalve wordt verwezen naar de beantwoording van onderdeel 7 van zienswijze 1 in deze Nota (Deel II). Onderdeel 7: Het parkeren in de Anton Mauvestraat wordt niet goed geregeld Vinden het onveilig als de nieuwe parkeerplaatsen in de Anton Mauvestraat rechtstreeks te bereiken zijn via die straat omdat hier al veel geparkeerde auto’s staan. Omdat de straat geblokkeerd wordt door schoolbussen moet hiervoor een betere oplossing worden gezocht. In de Jordaensdreef moet een betere opstelplaats voor de bussen worden gezocht. De verkeersveiligheid en de parkeercapaciteit in de Jordaensdreef vermindert door de realisatie van de nieuwe woningen. De ontsluiting via de Jordaensdreef moet worden verbeterd. Beantwoording Met verwijzing naar het verkeersonderzoek dat is uitgevoerd door Goudappel Coffeng en als bijlage bij de Toelichting bij het bestemmingsplan is opgenomen, leidt de verkeersgroei als gevolg van de ontwikkeling niet tot verkeerskundige problemen of zijn deze van invloed op de verkeersveiligheid in en rond het gebied. Gesteld wordt verder dat wij voornemens zijn om de Anton Mauvestraat af te waarderen tot een erftoegangsweg (30km/u). Gelet op de huidige situatie (wegprofiel) en toekomstige intensiteiten zal dit niet tot problemen leiden. Met deze afwaardering zijn wij van mening dat geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat in de toekomst sprake zal zijn van een onveilige situatie.
Voor wat betreft de routering van de bussen door de straat zijn wij van mening dat het aantal bussen dat per etmaal hiervan gebruik maakt, vooralsnog geen aanleiding vormt om aanpassingen door te voeren. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. Onderdeel 8: De toetsing aan de kernkwaliteiten van het landschap is niet goed uitgevoerd. De toelichting op pagina 27 van het ontwerpbestemmingsplan is pure onzin en louter bladvulling Beantwoording Wij delen de mening van indiener niet. Het aansluiten van verkavelingen op bestaande landschappelijke lijnen zoals poldersloten is niet ongebruikelijk. Alleen al omdat vanuit historisch oogpunt ook veelal eigendomsgrenzen samenvallen met deze lijnen. Met de groene lobben/zichtlijnen tussen de bouwblokken is aangesloten op de landschappelijke lijnen in het onbebouwde buitengebied aan de overzijde van de N217. Er wordt hiermee meer aansluiting met het landschap gezocht dan in de oude situatie. De stelling dat kan worden geconcludeerd dat de verkaveling min of meer aansluit op het polderslotenpatroon aan de overzijde van de randweg, laat ruimte voor een reactie als die van indiener. Dit geeft echter geen aanleiding om deze te schrappen. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan.
Onderdeel 9: Is het programma in Deelgebied 1 wel haalbaar. Indieners stellen vragen bij de financiële haalbaarheid van het programma omdat de financieringsregelingen van de overheid aan veranderingen onderhevig zijn. Beantwoording Bij het maken van bestemmingsplannen moet de gemeente onderzoek doen naar de financiële haalbaarheid. Als deze haalbaarheid aannemelijk kan worden gemaakt, dan kan de gemeente medewerking verlenen aan een plan. De gemeente heeft nadrukkelijk aangestuurd op contractvorming tussen partijen waarbij vooral rondom de realisatie van het woonzorgcomplex garanties zijn verkregen en vastgelegd. De ontwikkelaars HW Wonen, Zorgwaard en Van Mierlo zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor alle kosten en zij dragen het financiële risico van de ontwikkeling van het zorgcentrum en de woningen. De oprichting van het woonzorgcomplex wordt in eerste instantie gefinancierd door HW Wonen die in dit geval dus optreedt als belegger. De ontwikkelende partijen verzorgen voor eigen rekening en risico de inrichting van het openbaar gebied. De gemeente doet voor haar rekening en risico de herinrichting van de Frans Halsstraat want hiervan is de gemeente eigenaar. De aannemer doet hieraan een bijdrage. De raad heeft voor de herinrichting van de Frans Halsstraat in februari 2009 een krediet vastgesteld. Zorgwaard en HW Wonen zijn eigenaar van de overige grond. Als eerder bij onderdeel 4 opgemerkt, is als gevolg van het scheiden van wonen en zorg (extramuralisering) de financiële haalbaarheid van het plan niet ter discussie komen te staan. Wel zal de financiering van wonen en zorg in het project anders worden geregeld. De veranderingen in de zorg zijn juist reden om het project in de huidige vorm te realiseren, om zo beter in te kunnen spelen op de behoeftevraag zoals die er ligt naar de toekomst. Het huidige plan (zorgcentrum) is dan ook volledig opgenomen in de meerjarenbegroting van Zorgwaard. Overigens is het project Rembrandt (appartementengebouw) ook opgenomen in de meerjarenbegroting van HW Wonen. Tevens is het project Rembrandt opgenomen in het door het
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aan HW Wonen vrijgegeven faciliteringsvolume. Het faciliteringsvolume is de hoeveelheid geld die een woningbouwcorporatie mag lenen. Een deel van de financiering heeft HW Wonen inmiddels opgenomen voor het project. Op dit punt worden dan ook, op basis van de huidige inzichten, geen problemen verwacht. Gelet op het vorenstaande achten wij het voldoende aannemelijk dat het project binnen de planperiode van 10 jaar zal worden uitgevoerd. Aldus vormt dit onderdeel van de zienswijze geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan.
Onderdeel 10: De waterparagraaf is onduidelijk a. Het is niet duidelijk wat de opmerkingen van het Waterschap waren en hoe deze zijn verwerkt in de Toelichting Beantwoording De totstandkoming van de waterparagraaf vindt als te doen gebruikelijk plaats in nauwe samenwerking met het Waterschap. Bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan is op 31 mei 2012 overleg gevoerd met het waterschap Hollandse Delta. Zoals in de toelichting vermeld zijn de opmerkingen van het waterschap die tijdens dit overleg zijn gemaakt, verwerkt in de waterparagraaf. Op basis van de toezending van het voorliggende ontwerpbestemmingsplan heeft het waterschap schriftelijk aangegeven geen opmerkingen meer te hebben na verwerking van hun opmerkingen. Hieruit leiden wij af dat het hoogheemraadschap kan instemmen met de wijze van verwerking. Wij zien dan ook geen aanleiding om de opmerkingen toe te voegen aan de Toelichting bij het bestemmingsplan. Dit onderdeel van de zienswijze vormt aldus geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan. b. Indieners zijn van mening dat het watersysteem in de wijk nu al onvoldoende werkt. Het toevoegen van 68 woningen zal de situatie verslechteren. Onduidelijk is wat de gevolgen voor het rioleringsstelsel zijn. Beantwoording Wij stellen vast dat bij de gemeente niet bekend is dat er problemen zijn met het functioneren van de riolering in de omgeving van de Egmontshof. Dat het singelpeil bij hevige regenval stijgt is bekend. De singels dienen namelijk als berging om het overtollige regenwater op te vangen, dat valt in het stedelijk gebied, waarna dit gecontroleerd wordt afgevoerd richting de polder. Gelet op het aantal extra aansluitingen (per saldo), is de verwachting dat dit niet zal leiden tot problemen. Op het moment dat blijkt dat er op basis van nader onderzoek aanpassingen aan het bestaande rioolstelsel uitgevoerd moeten worden, dan zullen deze worden doorgevoerd. Onderdeel 11: Mogelijke bodemverontreiniging Indieners hebben gezien dat er eternietplaten zijn vermalen en daardoor is de bodem verontreinigd zijn. Er moet nader onderzoek worden gedaan. Beantwoording Tijdens de sloopwerkzaamheden in 2010 en meer specifiek tijdens de verwijdering van de asbest uit het de voormalige bebouwing van de Egmontshof (zusterhuis) is door de gemeente toezicht gehouden. Op 2 september 2010 heeft een toezichthouder van de Milieudienst ZuidHolland-Zuid een controle uitgevoerd bij de mobiele breker. Tijdens het bezoek is gebleken dat de voorschriften van het Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval werden nageleefd. De eternietplaten zijn afgevoerd naar het tijdelijk depot bij de Milieudienst.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is door het buro IDDS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie (datum 29 december 2012). Het betreffende onderzoek is opgenomen als bijlage bij de Toelichting bij het bestemmingsplan. Tijdens het veldonderzoek (december 2012) is visueel onderzoek uitgevoerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Er is tijdens dit onderzoek op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen Er is dan ook geen aanleiding voor een nader bodemonderzoek op dit onderdeel.
Punt 12: De geluidsbelasting is te hoog Het is niet duidelijk of er ter compensatie van de te hoge geluidsbelasting maatregelen worden getroffen. Bijvoorbeeld wordt de aanbeveling betonstenen vervangen door asfalt overgenomen? Beantwoording Met verwijzing naar het akoestisch onderzoek dat als bijlage bij de Toelichting is opgenomen wordt vastgesteld dat bij het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding leidt tot een aanzienlijke reductie van de geluidsbelasting. Echter, met deze maatregel wordt de voorkeursgrenswaarde nog steeds overschreden. Bij toepassing van geluidsreducerend asfalt op de Rembrandtlaan en de N217 ligt de ‘vrije-veld’contour van de voorkeursgrenswaarde 31 m vanaf de Rembrandtlaan en 96 m van de N217. Dit betekent dat er alsnog te weinig ruimte over blijft om het beoogde programma buiten deze contouren te realiseren. Met name van de N217 treden in grote delen van het plangebied hogere waarden op. Wij achten het toepassen van stil asfalt dan ook in dat geval geen doelmatige geluidsmaatregel. Daarbij stuit de toepassing van dit wegdektype op bezwaren van financiële aard. Voor wat betreft de toename van de geluidsbelasting op de gevels van bestaande woningen rondom het plangebied als gevolg van de ontwikkeling, is op vrijwillige basis een aanvullende geluidsberekening uitgevoerd. Het uitvoeren van een dergelijk onderzoek voor bestaande geluidsgevoelige functies in de omgeving van het plangebied, is niet verplicht op basis van de Wet geluidhinder omdat er geen sprake is van een reconstructiesituatie. Gebleken is dat er een toename van de geluidsbelasting (max. 1,5 dB) zal plaatsvinden. Als de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, dan zou worden voldaan aan de daarin opgenomen normstelling (toename van max. 2dB). Ook op dit punt is dus sprake van een acceptabele situatie. De aanvullende geluidsberekening zal worden toegevoegd aan de akoestische rapportage die als bijlage bij de Toelichting is opgenomen. Voor het overige vormt dit onderdeel van de zienswijze geen aanleiding voor het doorvoeren van wijzigingen in ontwerpbestemmingsplan.
Punt 13: De maatschappelijke haalbaarheid is niet aangetoond Gelet op het grote aantal tegenstanders (omwonenden) is er geen sprake van maatschappelijke uitvoerbaarheid van het ontwerp-bestemmingsplan. Beantwoording In het onderdeel maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt nader ingegaan op de wijze waarop belanghebbenden zijn betrokken en hoe met hun bezwaren is omgegaan in het kader van een zorgvuldige besluitvorming. Verwezen wordt o.a. naar de gemeentelijke beantwoording naar aanleiding van de ingekomen reacties op het stedenbouwkundig plan (zie “Notitie beantwoording reacties stedenbouwkundigplan “Woonzorgcentrum Rembrandt” en de wijze waarop de ingekomen zienswijzen zullen worden betrokken bij de nadere besluitvorming. Betrokken belangen zullen op
deze wijze op een zorgvuldige manier tegen elkaar kunnen worden afgewogen (zie ook beantwoording onderdeel 3). Conclusie De zienswijze geeft aanleiding voor het doorvoeren van de navolgende aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan: - paragraaf 2.2. van de Toelichting Provinciaal en regionaal beleid zal worden geactualiseerd. - artikel 8 “Wonen-2” zal zodanig worden gewijzigd dat het maximaal aantal huurappartementen (26) en zorgappartementen (50) wordt vastgelegd. Met daarbij een afwijkingsbevoegdheid voor het college om een zorgappartement onder voorwaarden (parkeren) om te zetten naar een huurappartement. - paragraaf 3.3.6 van de Toelichting bij het bestemmingsplan zal worden aangepast zodanig dat wordt uitgegaan van een maximale planologische invulling van het appartementengebouw, waarbij sprake is van 11 “goedkope” en 15 “dure” huurwoningen (extramuraal(vitaal)). - parkeerbalans (tabel 3.4) zal worden aangepast op zodanige wijze dat ook de invulling van de reservering voor de buitenschoolse-opvang voor wat betreft de parkeerbehoefte wordt gesteld op de parkeerbehoefte van 3 zorgappartementen (extramuraal). - in artikel 3 “Groen” zal een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen teneinde onder stringente voorwaarden parkeerplaatsen te kunnen realiseren. - toevoeging aanvullende geluidsberekening inzake geluidsbelasting bestaande woningen aan akoestische rapportage (bijlage bij Toelichting).
Bijlage bij Deel II: Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Rembrandt
Staat van wijzigingen Deze Staat van wijzigingen biedt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen dien zijn doorgevoerd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan “Rembrandt” (NL.IMRO.0584.BPWONEN2012016-ON99), zoals dat ter inzage heeft gelegen. Voor de definitieve tekst van deze wijzigingen wordt verwezen naar het door de raad vastgestelde bestemmingsplan “Rembrandt” (deze laatste tekst prevaleert bij eventuele redactieverschillen).
Regels Begripsbepaling onderdeel 1.26 Lichte Zorg Diensten en voorzieningen behorend bij de zorgzwaartepaketten VV 1 tot en met VV 4 in de sector verpleging en verzorging, zoals bedoeld in de Regeling zorgaanspraken AWBZ, of behorend bij een vergelijkbare indicatie. Artikel 3 Groen - Tussenvoegen onder 3.1 Bestemmingsomschrijving: d. het parkeren, uitsluitend na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in lid 3.3. - Toevoegen lid 3.3 als volgt: “3.3 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het realiseren van parkeerplaatsen binnen de bestemming met dien verstande: a. de parkeerplaatsen noodzakelijk zijn om aan de parkeerbehoefte van de in het plangebied opgenomen functie te voldoen b. afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.” Artikel 8
Wonen-2
-
Lid 8.2 onder 1 sub d vervalt
a.
b.
Tussenvoegen onder lid 8.4 Specifieke gebruiksregels: het aantal woningen ten behoeve van lichte zorg bedraagt niet meer dan: 1. 50 in het geval er geen voorziening voor buitenschoolse opvang wordt gerealiseerd; 2. 47 in het geval er wel een voorziening voor een buitenschoolse opvang wordt gerealiseerd; het aantal zelfstandige woningen bedraagt niet meer dan 26.
-
Toevoegen lid 8.5. als volgt:
“8.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4 onder a teneinde het aantal zelfstandige woningen te vergoten ten koste van het aantal woningen ten behoeve van lichte zorg en omgekeerd, met dien verstande: a. het totaal aantal woningen niet meer mag bedragen dan 76; b. uit nader onderzoek blijkt dat voldoende parkeerruimte in het plangebied aanwezig is dan wel kan worden gerealiseerd.”
Toelichting (belangrijkste wijzigingen) Actualiseren tekst hoofdstuk 2 – Onder 2.2. Provinciaal en regionaal beleid Actualiseren tekst hoofdstuk 2 - Onder 2.3 Gemeentelijk beleid Herschrijven hoofdstuk 2 - laatste alinea onderdeel 2.3 onder Woonvisie Oud-Beijerland 2008 Aanpassen hoofdstuk 3 onderdeel 3.3.6 Parkeren Actualiseren hoofdstuk 4 onderdeel 4.6 Geluidshinder en vervangen bijlage 7 door een geactualiseerd akoestisch onderzoek als bijlage. Aanpassen hoofdstuk 5 onderdeel 5.2 voor wat de bestemmingsbeschrijving “Wonen-2”en “Groen”
Notitie beantwoording reacties stedenbouwkundig plan ‘Woonzorgcentrum Rembrandt’
1
Hoort bij het collegebesluit van 15 mei 2012 Inleiding Zorgwaard werkt aan de herontwikkeling van haar zorglocatie “De Egmontshof”. Zorgwaard doet dit in samenwerking met Van Mierlo en HW Wonen. In februari 2012 hebben deze drie partijen met de gemeente een intentieovereenkomst getekend voor deze herontwikkeling. Het plan voorziet in de bouw van een zorggebouw met 102 plaatsen, een appartementengebouw met totaal 77 woningen en 68 grondgebonden woningen. Het plan zal gefaseerd worden ontwikkeld. De intentieovereenkomst is gesloten op basis van een stedenbouwkundig plan. Dit plan was vanaf 13 februari 2012 in te zien op de gemeentelijke website. Tijdens die periode zijn er 3 inloopmomenten gehouden in de “De Egmontshof”. Belangstellenden konden daar de plannen bekijken, vragen stellen of een reactie geven. Van die mogelijkheid is door een groot aantal mensen gebruik gemaakt. Gedurende de periode dat het plan was in te zien, kon er ook schriftelijk worden gereageerd. Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt door een aantal omwonenden en de Willibrordusschool. Reacties: Indeling in thema’s In deze notitie geven we een antwoord op de gegeven reacties en de gestelde vragen. Alle reacties zijn in thema's samengevat. In verband met de bescherming van privégegevens worden er geen namen genoemd in dit stuk. Daarom kan het lastig zijn de door u gestelde vraag terug te vinden.
Thema 1 Stedenbouwkundige opzet en verkaveling Ingediende reacties − Verplaats het zorggebouw naar het midden op de plaats van het bestaande gebouw en bouw minder woningen aan de zijkanten. − Waarom komt er geen weg tussen de woningblokken in plaats van een groen plein? − Spiegel het hoofdgebouw met de woningen, zodat het aan de zijde van de Anton Mauvestraat komt te staan. Op die locatie kan een goede combinatie worden gemaakt met de doelgroep in de woningen van HW Wonen aan de Anton Mauvestraat. Het zorggebouw kan dan worden gebouwd op de plaats van de oude zusterflat. Het gebruikte argument over de fasering is onterecht. − Schuif het hoofdgebouw op in de richting van de Groeneweg. − De stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied neemt af. De huidige situatie voorziet in een aangename leefomgeving voor de bewoners en een goede overgang naar de omringende wijk. De stedenbouwkundige kwaliteit gaat ten koste van de financiële haalbaarheid. De planopzet is ingegeven vanuit financiële en logistieke motieven en is niet gebaseerd op goede ruimtelijke en stedenbouwkundige overwegingen. De belangen van de huidige bewoners worden onvoldoende in acht genomen, want het plan is voornamelijk gebaseerd op (onduidelijke) financiële overwegingen. − Het nieuwe zorggebouw staat op het minst aantrekkelijk deel (mede in verband met bezonning) van het gebied waardoor zicht op open polderlandschap voor bewoners niet meer mogelijk is. Er is ook geen aantrekkelijke plaats om buiten te zitten. − Is renovatie niet makkelijker en verstandiger? − Het groen in het gebied komt nu toe aan de nieuwe bewoners en niet aan de bestaande bewoners. − Het appartementengebouw is te hoog t.o.v. de naastgelegen woning. − Het ontwerp is te stads, het gebouw geeft geen dorps gevoel. Het zorggebouw beïnvloedt het straatbeeld negatief want het is te massaal. Het uitzicht van de woningen aan de Rembrandtstraat verslechtert.
2
Beantwoording Bij de stedenbouwkundige opzet van het project is zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen en belangen van verschillende partijen. Uiteraard is daarbij gedacht aan de omwonenden. In onderstaande gaan we in op een aantal argumenten en praktische oplossingen die een rol hebben gespeeld. Integreren in de buurt Zorgwaard wil het nieuwe woonzorgcomplex zoveel mogelijk integreren in de bestaande woonomgeving. Dat is ook de wens van de gemeente. Bij de ontwikkeling van de zorglocaties in Oud-Beijerland streven we naar een goede aansluiting op de bestaande woonomgeving. Dat gaat dan niet alleen over de bouw, maar ook over de functies die in een zorglocatie worden gerealiseerd. Hoewel het aantrekkelijk lijkt om de zorglocatie als een eiland in het groen te bouwen, kiezen we daar dus uitdrukkelijk niet voor. Het nieuwe woonzorgcomplex moet juist meer contact hebben met de buurt. Uiteraard realiseren we zoveel mogelijk groen en wordt er gezorgd dat er vanuit het gebied nog een doorkijk naar het agrarisch gebied blijft bestaan. Het nieuwe plein kan dienen als ontmoetingsplek waar bewoners buiten kunnen zitten of waar zij deel kunnen nemen aan activiteiten. De inrichting van dat plein moet nog verder worden uitgewerkt. Efficiënte inrichting openbaar gebied Ook is het openbaar gebied beter in te richten door de ligging van het nieuwe zorgcomplex aan de Frans Halsstraat. De school, de zorg en de buurt kunnen tegelijk gebruik maken van de grote parkeerplaats, zoals ook nu het geval is. Als de nieuwe zorglocatie midden in het gebied zou komen te liggen, is dit niet mogelijk. Fasering Wat een grote rol heeft gespeeld, is dat de bewoners van de Egmontshof met de huidige plannen maar één keer hoeven te verhuizen. Het project wordt gerealiseerd in fases. Het al afgesloten deel van de Egmontshof wordt eerst gesloopt. Op deze plaats komt het nieuwe zorggebouw te staan. Vervolgens kunnen de bewoners verhuizen. Zij blijven nu zo lang mogelijk in het deel van het pand waar de technische voorzieningen zich bevinden. Omdat die technische voorzieningen in dit deel van het pand zitten, kan het nieuwe zorggebouw dus niet in het midden van het gebied worden gebouwd. Zorgwaard hecht heel veel belang aan dit punt, omdat algemeen bekend is dat een verhuizing voor bewoners van zorginstellingen heel erg ingrijpend is. Voor de ongeveer 100 huidige bewoners en hun familie is het dus van groot belang dat de bestaande locatie zo lang mogelijk in gebruik blijft. Bijkomend voordeel is dat Zorgwaard (eigenaar van de locatie) zo bovendien geen extra kosten hoeft te maken voor tijdelijke huisvesting. Opbrengst woningen Zorgwaard heeft eenvoudigweg niet de middelen om de nieuwbouw van het woonzorgcomplex volledig te financieren. Zij verkopen daarom een deel van de grond voor woningbouw aan een projectontwikkelaar. De opbrengst wordt vervolgens weer gebruikt voor het nieuwe zorgcomplex. De gemeente heeft belang bij de bouw van voldoende woningen en voorzieningen. Stedenbouwkundige uitgangspunten De makers van het stedenbouwkundig plan stonden voor de uitdaging om het gevraagde programma (de zorglocatie en de woningen) goed in te passen in de bestaande wijk. Een van de uitgangspunten was ook dat de wandelroute in het gebied in stand moest blijven, omdat de wijk hier veel gebruik van maakt. Daarnaast hebben ze ook rekening gehouden met het feit dat er nieuw water moet worden aangelegd in het gebied, omdat er meer bebouwing komt. Door die bebouwing neemt het verharde grondoppervlak toe en moet er extra oppervlaktewater worden aangelegd, zodat bij regen al het water kan worden opgevangen. In het gebied moet bovendien een groot aantal parkeerplaatsen worden ingepast waarbij het groene karakter van het gebied zoveel mogelijk behouden wordt. Aan de kant van de Rembrandtstraat komt er een brede groenstrook, zodat de groene uitstraling daar behouden blijft. De groenstructuur is – net als het huidige groen- voor iedereen toegankelijk. Alle randvoorwaarden die hierboven genoemd zijn, zijn in het huidige plan meegenomen. Het stedenbouwkundig plan is daarom naar onze mening daarom aanvaardbaar.
3
Afstanden Het appartementengebouw krijgt een goothoogte van ongeveer 15 meter. Dit gebouw komt op een afstand van ongeveer 25 meter ten opzichte van de naastgelegen woning. Het appartementengebouw en het zorggebouw komen op een aftand van circa 50 meter ten opzichte van de overige woningen aan de Frans Halsstraat. Gelet op deze afstanden en het feit dat er geen onaanvaardbare veranderingen in de hoeveelheid schaduw (schaduwhinder) ontstaan, vinden wij deze hoogte en de onderlinge afstanden stedenbouwkundig acceptabel. Ook de afstand van het nieuwe woonzorggebouw tot de woningen aan de Rembrandtstraat vinden wij acceptabel. Het gaat daarbij om een afstand van 36-40 meter. Alternatieven Uiteraard is er bij de beoordeling van dit plan ook gekeken naar alternatieven. Zorgwaard heeft gekeken naar de mogelijkheden om het pand te renoveren. Het pand is echter zo verouderd dat dit niet haalbaar is. Daarnaast zou de Egmontshof bij renovatie toch de aansluiting met de buurt blijven missen, omdat het plan dan solitair gelegen blijft. Het opschuiven van de gebouwen in de richting van de N217 is niet mogelijk, omdat deze weg onderdeel uitmaakt van de gevaarlijke stoffenroute. Bovendien zouden de woningen dan een te grote geluidsoverlast gaan ondervinden. Uiterlijk van het gebouw Aan het uiterlijk van het gebouw wordt nog gewerkt. De architect overlegt met de gemeente en de welstandscommissie hoe het plan beter aan kan sluiten op de buurt. Door de ontwikkelingen verandert het uitzicht van de woningen die direct aan het gebied grenzen. Bij de uitwerking van dit plan wordt zoveel mogelijk gedaan om die verandering geen verslechtering te laten zijn.
Thema 2 Tekeningen, filmpje, bezonningsstudie Ingediende reacties – De afstand op de tekeningen tot de woningen aan de Rembrandtstraat is niet correct weergegeven, want de woningblokken verspringen. – De bezonningstudie is alleen opgesteld voor de periode maart, maar deze zou ook inzicht moeten geven in de andere maanden. Dan zal blijken dat er onacceptabele vermindering van lichtinval optreedt aan de zijde van de Frans Halsstraat. Ook aan de Anton Mauvestraat is er sprake van schaduwhinder. – Er zitten verschillen tussen de maquette en het getoonde filmpje. Het is niet duidelijk hoe hoog het zorggebouw wordt. Beantwoording Het filmpje en de tekeningen met de profielen van de straat zijn bedoeld om een beeld te geven van de toekomstige situatie. Het is bekend dat de woningen aan de Rembrandtstraat verspringen. De afstand van de woningen aan de Rembrandtstraat tot het zorggebouw bedraagt 36 tot 40 meter. De afstand ten opzichte van de woningen is zodanig dat er voor wat betreft bezonning geen sprake is van beïnvloeding. Er is dus ook geen sprake van een verslechterde situatie. De volledige bezonningsstudie voor drie perioden in het jaar is bijgevoegd. Indien het plan bij de verdere uitwerking wijzigt, zal deze worden aangepast. Thema 3 Programma en type woningen Ingediende reacties − Waarom komen er zoveel woningen terwijl de behoefte aan woningbouw niet is aangetoond? Er staan nu veel woningen te koop, het is daarom niet aannemelijk dat de 68 nieuwe woningen zullen worden verkocht. Er is sprake van oneigenlijke concurrentie ten opzichte van de bestaande
4
− − −
woningbezitters. De maatschappelijke uitvoerbaarheid komt daardoor in het gedrang. De regio kampt met krimp en de Provincie Zuid-Holland stelt de woningproductie naar beneden bij. Er is aangegeven dat de 77 appartementen ook een ander karakter kunnen krijgen. Als er starterswoningen of huurwoningen worden gerealiseerd, kan dit gevolgen hebben voor de leefbaarheid en de parkeerbalans Welk type woningen komt er? Is er sprake van sociale woningbouw? Het nieuwe zorggebouw wordt kleiner. Dit is niet toekomstgericht, want er komen steeds meer ouderen.
Beantwoording Woningen Voor de huisvesting van ouderen met een (potentiële) zorgbehoefte wordt landelijk meer en meer ingezet op een zogenoemd extramuraliseringsbeleid. Dit houdt in dat bestaande, onzelfstandige verzorgingshuisplaatsen (intramurale eenheden) worden omgezet in zelfstandige woongelegenheden (extramurale eenheden). Hierdoor worden ouderen in de gelegenheid gesteld om langer zelfstandig te blijven wonen. Dit bouwproject is een uitvloeisel van dit extramuraliseringbeleid. In het westelijk deel van het plangebied wordt een appartementengebouw gerealiseerd waarin, naast intramurale wooneenheden, ook extramurale appartementen worden ondergebracht. In het oostelijk plandeel worden 68 grondgebonden woningen gebouwd, waarvan er 20 in het bijzonder geschikt zijn voor ouderen, doordat het wonen geheel op de begane grond kan plaatsvinden. Dit is in lijn met het in het najaar van 2010 uitgevoerde woonbehoefte-onderzoek in de Hoeksche Waard. Uit dat onderzoek blijkt dat ouderen vooral geïnteresseerd zijn in (senioren)appartementen, maar ook in voor hen geschikte grondgebonden woningen. Naast de woningbouw voor senioren voorziet het bouwproject in woningen voor de ‘reguliere’ doelgroep, namelijk gezinnen. Wij achten het redelijk en gewenst dat ook dergelijke woningen worden gerealiseerd. De genoemde bevolkingskrimp houdt namelijk op de korte en middellange termijn geen terugloop in van het aantal huishoudens. Dat effect zal zich pas op langere termijn voor gaan doen. Overigens is de lichte teruggang van het inwonertal van de gemeente Oud-Beijerland in de laatste jaren mede het gevolg geweest van het feit dat er hier de afgelopen jaren vrijwel geen nieuwbouw is gebouwd. Met de voorgenomen nieuwbouw op deze, maar ook andere locaties (bijvoorbeeld Poortwijk) wordt hier verandering in gebracht. De bouw van nieuwe eengezinswoningen in de categorie (middel)duur draagt ten slotte bij aan een gewenste doorstroming vanuit bestaande, goedkopere huur- en koopwoningen elders in de gemeente. Deze komen daardoor vrij voor andere doelgroepen, zoals starters. Zorggebouw In het nieuwe woonzorgcomplex komen 102 plaatsen voor intensieve 24-uurs zorg (intramuraal) en revalidatie. In het woongebouw worden 77 zelfstandige appartementen gebouwd. Een deel van deze woningen (25) is bestemd voor vitale ouderen. Het andere deel is bestemd voor mensen met een zorgvraag (52). Juist omdat er steeds meer ouderen komen, wil de overheid dat mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen,bijvoorbeeld met behulp van thuiszorg. De appartementen zijn zo ontworpen dat ze geschikt zijn om er lang zelfstandig in te wonen. Zo zijn de woningen bijvoorbeeld toegankelijk voor rolstoelen. Het is niet de bedoeling dat een andere doelgroep de 77 appartementen gaat bewonen. Dat er sprake zou zijn van gevolgen voor de leefbaarheid als dit toch zou gebeuren, deelt het college niet.
5
Thema 4 Groen, spelen, waterpartij – – – − −
Er zijn geen speelplaatsen opgenomen. In het plan komt te weinig groen. Dit compenseert het bestaande groen te weinig. Bestaand groen moet zoveel mogelijk behouden blijven. 15 jaar geleden is er al veel groen verdwenen en dat is, ondanks toezeggingen, niet elders gecompenseerd in de wijk. Het is niet gewenst dat de grote bomen aan de Rembrandtstraat en de kastanjes aan de Anton Mauvestraat verdwijnen. Welke bomen worden herplant of verplant? Voorzie in een herplantplicht van minstens 15 bomen in plaats van 3. De nieuwe waterpartij is gevaarlijk en slecht te onderhouden.
Beantwoording Spelen In het voorlopig ontwerp was inderdaad nog geen speelplaats opgenomen. We gaan kijken of dit bij de verdere uitwerking van de plannen in te passen is. Groen De bomen bij de bestaande woningen aan de oostzijde van de Anton Mauvestraat blijven staan, evenals de drie bomen aan de Rembrandtstraat .Van de andere bomen wordt onderzocht of zij kunnen blijven staan. Verplanting is niet haalbaar. In het plangebied wordt een heel nieuwe groenstructuur aangelegd die nog moet worden uitgewerkt. Het uitgangspunt is dat we streven naar groen met kwaliteit. De ontwikkelaar heeft voor het vellen van de bomen geen kapvergunning nodig, omdat de bomen in het gebied (met uitzondering van de drie eerder genoemde bomen aan de Rembrandtstraat) niet op de gemeentelijke Bomenlijst staan. Een herplantplicht kan alleen worden opgelegd bij een kapvergunning. In dit geval maken we met de ontwikkelaar goede afspraken over de nieuwe groenstructuur. Daar willen we ook buurtbewoners bij betrekken. Waterpartij Omdat er meer verharding in het gebied komt, is het nodig om extra water aan te leggen. In de gekozen opzet kan het bestaande wandelpad behouden blijven en kan er langs het water gewandeld worden. Het Waterschap gaat het water beheren. Wij zullen afspraken maken over de vormgeving van de waterpartij. Daarbij kijken we uiteraard naar de veiligheid.
Thema 5 Verkeer en ontsluiting Ingediende reacties - Er is sprake van overlast van bussen in de Anton Mauvestraat. - De nieuwe ontsluiting op de Anton Mauvestraat is ongelukkig, want deze verstoort de rust op de Anton Mauvestraat en de Jordaensdreef. - De parkeervakken in de Anton Mauvestraat liggen ongelukkig. De verkeersdoorstroming is nu al beperkt, mede door de bussen. De doorstroming mag niet verder worden gehinderd. - Voorgesteld wordt om in de Rembrandtstraat eenrichtingsverkeer te hanteren. - Voorgesteld wordt om snelheidsverlagende maatregelen te nemen in de Rembrandtstraat - De toename van verkeer en de nieuwe ontsluiting op de Rembrandtstraat zijn ongewenst. - Door de nieuwe parkeersituatie krijgen de bewoners van de Frans Halsstraat meer drukte voor het huis. Ook zullen zij hinder ondervinden van naar binnen schijnende koplampen. - Het is ongewenst dat de dienstingang ook wordt gebruikt voor de bevoorrading (met vrachtverkeer). - Blijven de bushaltes op dezelfde plaats?
6
Beantwoording Anton Mauvestraat De nieuwe parkeerplaatsen aan de kant van de Anton Mauvestraat maken de straat niet smaller, want zij komen niet in de bestaande straat, maar juist ernaast. De Anton Mauvestraat is breed genoeg om het nieuwe verkeer te kunnen verwerken. De huidige verkeerssituatie en de hinder die nu worden ervaren, zijn een aandachtspunt bij de verdere uitwerking van het plan. Rembrandtstraat Ook de Rembrandtstraat is breed genoeg om het nieuwe verkeer te kunnen verwerken. We delen de zorg over de verkeerssituatie op deze weg. Die situatie gaat door de komst van de nieuwe woonstraat veranderen. Bij de verdere uitwerking wordt gekeken hoe we de verkeersveiligheid kunnen verbeteren. Frans Halsstraat Bij het herinrichten van de Frans Halsstraat staat het verbeteren van de verkeerssituatie en het reduceren van de overlast centraal. Wij hebben al wat schetsen gemaakt waaruit blijkt dat dit kan, maar de definitieve uitwerking willen we graag met de buurtbewoners bepalen in een speciale werkgroep. In ieder geval komen er in de nieuwe situatie meer parkeerplaatsen. Nu zijn dat er ongeveer 64, dat worden er 128. Dat kunnen er nog meer worden, maar dat betekent dat er minder groen wordt aangelegd. Bij de uitwerking van de inrichting zijn meerdere varianten mogelijk. We willen omwonenden hier graag bij betrekken. Dienstingang De dienstingang aan de kant van de nieuwe woonstraat zal gebruikt worden voor laden en lossen. De bevoorrading van het zorggebouw zal vanaf die kant plaatsvinden. Bushalte In principe blijft de bushalte op de huidige plaats. Een kleine verschuiving is niet uit te sluiten. Bij de verdere uitwerking van het inrichtingsplan moet dit blijken.
Thema 6 Parkeren Ingediende reacties − Er is nu al een parkeerprobleem in de wijk. Er wordt gevreesd voor een parkeertekort en dit is voor oudere bewoners extra hinderlijk. De parkeerdruk verschuift verder de wijk in. − Er moet inzicht gegeven worden in de parkeerbalans. De uitgangspunten moeten worden toegelicht. De door de gemeente vastgestelde parkeernormen moeten worden gehanteerd. Daarbij moet rekening worden gehouden met extra activiteiten in de school en in de Egmontshof. − Er moet rekening gehouden worden met een parkeernorm van 2,5 (exclusief bezoekersparkeren) bij de woningen, maar ook met een toename van 13% van het autoverkeer. − Er komen minder parkeerplaatsen terug dan er nu zijn in het gebied. − De uitbreiding van het plein van de Willibrordusschool leidt tot een verder verlies van parkeerplaatsen − Er moet aan de oostzijde van de Anton Mauvestraat een parkeerverbod worden ingesteld. − Waarom komt er geen halfverdiepte of ondergrondse parkeerplaats? − Voorgesteld wordt om bij het seniorengebouw plaatsen aan te wijzen. Beantwoording Parkeerbalans Ten behoeve van het project is een parkeerbalans opgesteld. Voor woonzorgcomplexen bestaan er geen landelijke parkeernormen. Volgens de richtlijnen van het CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) geldt voor zorgwoningen een parkeernorm van 0,6 parkeerplaatsen per woning. Deze norm is inclusief bezoekersparkeerplaatsen. Omdat de gemeente
7
parkeeroverlast zoveel mogelijk wil voorkomen, heeft de gemeenteraad aanvullend op deze landelijke richtlijnen voor woonzorgcomplexen aangepaste parkeernormen opgesteld. Tussen de gemeente en de ontwikkelende partijen is daarom afgesproken dat per locatie maatwerk wordt toegepast. Voor het woonzorgcomplex Rembrandt zijn de volgende parkeernormen afgesproken: Appartementen: 1 parkeerplaats per woning Lichte zorgwoningen: 0,7 parkeerplaatsen per woning Verzorgingsplaatsen: 0,5 parkeerplaatsen per zorgplaats
Voor de overige woningen en functies in het gebied hanteren we andere normen. De parkeerbalans is nog niet definitief, omdat het plan nog verder wordt uitgewerkt. De concept-parkeerbalans wordt opgenomen in het bestemmingsplan (zie bijlage 1). Waar de plaatsen precies komen, is nog niet duidelijk. Er is
voldoende ruimte in het plangebied om de benodigde plaatsen te realiseren. De inrichting van de openbare ruimte kan nog worden aangepast, dus ook het aantal parkeerplaatsen. Dit willen we graag samen doen met de buurt. Het is mogelijk om extra plaatsen aan te leggen, maar het gevolg daarvan is dat er minder groen kan worden aangelegd. Verlies parkeerplaatsen door uitbreiding schoolplein De school wil al geruime tijd het schoolplein uitbreiden. Het gemeentebestuur deelt deze wens. In de praktijk komt dit neer op een uitbreiding van 160m². Met een verdere uitbreiding van het schoolplein stemmen wij niet in. Door de uitbreiding verdwijnen ongeveer 5 parkeerplaatsen die grenzen aan het plein. Dit compenseren we door de vermeerdering van het aantal parkeerplaatsen erom heen. Het gebouw zelf wordt niet uitgebreid. Deze invulling willen we meenemen in de werkgroep met de buurt. Instellen parkeerverbod en aanwijzen plaatsen voor senioren Het instellen van een parkeerverbod op sommige wegdelen kan aan de orde komen bij het maken van het inrichtingsplan voor de openbare ruimte. Deze suggestie wordt meegenomen, maar op dit moment lijkt dit onnodig, omdat de weg niet minder breed wordt door de nieuwe parkeerplaatsen. Waarschijnlijk moeten er vergunningen voor invalidenparkeerplaatsen worden verstrekt. Daar houden we rekening mee. Er zullen geen parkeervakken of -gebieden worden aangewezen voor specifieke doelgroepen. Alle parkeerplaatsen worden openbaar. Ondergronds parkeren Verdiept of half-verdiept parkeren is vanwege de hoge kosten niet haalbaar. Bij halfverdiept parkeren is het, naast de hoge kosten, ook lastig om een aantrekkelijk en toegankelijk plein te realiseren. Daarom heeft Zorgwaard gekozen voor parkeerplaatsen op het niveau van de ‘begane grond’.
Thema 7 Hinder en schade tijdens de bouw, planschade, bouwmethode, heien Ingediende reacties − Bouwen geeft overlast in de omliggende woonstraten. Gefaseerd bouwen geeft extra overlast. − Door de bouw kan schade ontstaan aan de omliggende woningen. Hoe wordt dit geregeld? − De woningen in de omliggende straten verminderen in waarde door verlies aan uitzicht, zonlicht en doordat er meer verkeer door de straten komt. − Worden de huidige woningen getaxeerd? Wie regelt dat? − Wordt er warmte/koude opslag toegepast en heeft dit gevolgen voor aangrenzende panden? − Niet kiezen voor traditionele heimethoden in verband met de overlast van trillingen etc. − Er moet informatie worden verstrekt over de afwikkeling van het bouwverkeer.
8
Overlast en schade In overleg met de ontwikkelaar gaan we proberen om overlast en schade aan omringende panden te voorkomen. Ondanks die inspanning is schade helaas nooit helemaal uit te sluiten. De gemeente heeft heibeleid vastgesteld waarin is bepaald dat er gekozen moet worden voor een heimethode die zo weinig mogelijk hinder veroorzaakt. De bouwer kiest welke methode hij wil gebruiken, maar hij mag pas starten als de gemeente de heimethode heeft goedgekeurd. De verantwoordelijkheid voor eventuele schade ligt bij de bouwer. De gemeente maakt afspraken met de ontwikkelaar en de aannemer om overlast te beperken. Ook bepaalt de gemeente een bouwroute met de aannemer. De gemeente ziet er op toe dat alle partijen zich aan de voorschriften en regelgeving houden. Uiteraard worden de omwonenden tijdig geïnformeerd. Planschade Door de ontwikkelingen verandert het gebied. In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeente de waardevermindering van woningen moet vergoeden als die het gevolg is van een gewijzigd bestemmingsplan. Het gaat daarbij om een vergelijking tussen het oude en het nieuwe bestemmingsplan. Alleen als de nieuwe situatie nadeliger is voor omwonenden, kan er sprake zijn van een waardevermindering die moet worden vergoed. Planschadeverzoeken worden volgens een vaste procedure voorgelegd aan een externe deskundige, die zal adviseren of er sprake is van planschade. Indien er op grond van het voorgaande bestemmingsplan al veel bebouwing mogelijk was, kan het zijn dat er geen sprake is van een planologische verslechtering. Een verzoek om planschadevergoeding kan pas worden ingediend, nadat het nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld en in werking is getreden. Meer informatie kan worden verkregen bij de afdeling Beleid en Ontwikkeling. Opname vooraf De aannemer heeft een speciale verzekering voor bouwschade. Vooruitlopend op het heiwerk zullen de omliggende panden worden geïnventariseerd. Deze gegevens worden vastgelegd. De ontwikkelaar regelt dit. In principe maakt een taxatie geen deel uit van die werkzaamheden. Een taxatie vindt pas plaats in het kader van een eventuele planschadeprocedure. Warmte/koude-opslag Het is nog niet duidelijk of er gebruik wordt gemaakt van warmte/koude-opslag. Deze methode heeft geen gevolgen voor omliggende gebouwen. Thema 8 Bestemmingsplanprocedure Ingediende reacties - Welke procedures zijn nodig? - Wat komt er voor bestemmingsplan? - Is de intentieovereenkomst getekend door de gemeente? - Wordt er gekeken naar de flora en fauna: graag aangeven hoe dit wordt onderzocht en afgewogen. - De bouwhoogtes in het bestemmingsplan worden overschreden. Beantwoording Bestemmingsplanprocedure Het nieuwe plan voldoet niet aan de bouwregels van het geldende bestemmingsplan ‘Wonen’. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor het bouwen alleen kan worden verleend als er een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld. In dit geval worden het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning tegelijkertijd voorbereid en tegelijk ter inzage gelegd. Deze coördinatieprocedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening is overzichtelijk en snel. Het nieuwe bestemmingsplan zal het plan mogelijk maken, maar weinig flexibiliteit kennen. In het plan zal dus duidelijk te zien zijn waar alle gebouwen zullen komen en hoe hoog deze mogen worden.
9
Flora en Fauna Bij het maken van het bestemmingsplan wordt er gekeken naar de in het gebied aanwezige flora en fauna. Het eerste deel van dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd. Er moet nog verder onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen. Dit zal de komende maanden plaatsvinden. Alle rapporten worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Thema 9 Luchtkwaliteit Ingediende reacties - Er is sprake van overlast door uitstoot van uitlaatgassen in de Anton Mauvestraat. - De toename van verkeer op de Frans Halsstraat leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. - Verwezen wordt naar het Besluit gevoelige bestemmingen Luchtkwaliteit. Er mogen geen gevoelige bestemmingen worden opgericht binnen 50 meter van de rand van een provinciale weg. Beantwoording Verslechtering luchtkwaliteit In de Wet Milieubeheer staan de luchtkwaliteitseisen waaraan moet worden voldaan. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met wettelijke grenswaarden. Bij projecten met beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit hoeft dit niet te worden getoetst. Dit is bepaald in het Besluit niet in betekenden mate (Nibm). Het plan voldoet hier aan. In het bestemmingsplan zal worden toegelicht dat in Oud-Beijerland overal ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet nodig. Besluit gevoelige bestemmingen Luchtkwaliteit Dit besluit geeft afstandsnormen voor de bouw van gevoelige bestemmingen, indien deze op korte afstand van de weg liggen en er niet aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit wordt voldaan. In het geval van Rembrandt wordt er wel aan de grenswaarden voldaan. Er hoeft dus geen rekening gehouden te worden met de genoemde afstanden.
Thema 10 Financiële haalbaarheid, toekomstige eigendom Ingediende reacties -
De financiële haalbaarheid is niet gegarandeerd, omdat de woningen kostendragers zijn en er geen vraag is naar woningen. Men bouwt voor leegstand De financiële haalbaarheid is niet toegelicht. Zijn de alternatieven (herontwikkeling op bestaande plaats of zusterflat) financieel doorgerekend en is daar inzicht in te verkrijgen? De grond is 35 jaar geleden verkocht voor een niet commerciële bestemming en wordt door bestemmingswijziging commercieel. Dit moet worden verrekend en duidelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan. Er moet inzicht worden gegeven in de gemaakte planschadeafspraken. De vertraging in de eerdere planvorming leidt er toe dat er nu een te zwaar programma moet worden gerealiseerd om het project betaalbaar te maken. Wie betaalt de aanleg van de infrastructuur (parkeren, wegen, groen)? Blijft de gemeente eigenaar van het openbaar gebied (parkeerstrook)? Er moet duidelijk worden gemaakt door wie de intentieovereenkomst is getekend (ook door de gemeente) en of de grond al verkocht is?
10
Beantwoording Vraag naar woningen Op de woningbehoefte is in voorgaande ingegaan. Er is voldoende vraag naar de te ontwikkelen woningen, waardoor de financiële haalbaarheid voldoende aannemelijk is gemaakt. Financiële haalbaarheid Bij het maken van bestemmingsplannen moet de gemeente onderzoek doen naar de financiële haalbaarheid. Als deze haalbaarheid aannemelijk gemaakt kan worden, kan de gemeente medewerking verlenen aan een plan. Er zijn verschillende alternatieven bekeken. Renovatie is om financiële, bouwkundige en maatschappelijke redenen niet haalbaar. De gemeente heeft nadrukkelijk aangestuurd op contractsvorming tussen partijen waarbij garanties zijn verkregen en vastgelegd rondom de realisatie van het woonzorgcomplex. De ontwikkelende partijen HW Wonen, Zorgwaard en Van Mierlo zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor alle kosten: zij dragen het financiële risico van de ontwikkeling van het zorgcentrum en de woningen. De oprichting van het woonzorgcomplex wordt in eerste instantie gefinancierd door HW Wonen, die in dit geval dus optreedt als belegger. De ontwikkelende partijen verzorgen voor eigen rekening en risico de inrichting van het openbaar gebied. De gemeente doet een bijdrage aan de herinrichting van de Frans Halsstraat, want hiervan is de gemeente eigenaar. De raad heeft hiervoor in februari 2009 een krediet vastgesteld. Zorgwaard en HW Wonen zijn eigenaar van de overige grond in het plangebied. Als het project is opgeleverd, wordt al het openbaar gebied eigendom van de gemeente. Mogelijk zal er sprake zijn van een kleine grondruil. Omzetting maatschappelijk naar wonen De gedeeltelijke wijziging in het bestemmingsplan van ‘maatschappelijk’ naar ‘wonen’ is aan de orde geweest bij de onderhandeling over de gemeentelijke kosten. Planschade Eventuele planschade wordt op basis van de gesloten overeenkomst verhaald op de ontwikkelaar. De intentieovereenkomst is ondertekend door de gemeente, Zorgwaard, Van Mierlo en HW Wonen. Er zullen vervolgovereenkomsten worden gesloten. Kosten eerdere plannen Zorgwaard heeft aangegeven dat het beschikbare budget beperkt is door de kosten van voorgaande plannen. Voor de gemeente is enkel van belang of het huidige voorliggende plan voldoet aan de kwalitatieve criteria die zijn gesteld en of het financieel haalbaar is. Hoe de kosten van eerdere plannen financieel worden verwerkt door Zorgwaard, speelt bij die toets geen rol. Dit punt is tijdens de planontwikkeling ook niet aan de orde geweest. Wij zijn van mening dat de gemeente en de ontwikkelaars er – ondanks de financiële beperkingen – er in zijn geslaagd om tot een goed plan te komen. Thema 11 Overlast Ingediende reacties - De bomen in de Anton Mauvestraat zijn te hoog en verliezen besjes. - Er is sprake van overlast door jongeren op de hoek Jordaensdreef/Breitnerstraat/Anton Mauvestraat. - Door het verdwijnen of verkleinen van de hondenuitlaatplaats zal overal de hinder van hondenpoep toenemen. Beantwoording Bomen De al aanwezige bomen aan de oostzijde van de straat worden niet vervangen. Klachten over onderhoud kunnen worden ingediend via de gemeentewinkel.
11
Hangjongeren Wij delen de zorg dat de ontwikkeling van het gebied een gunstige omgeving creëert voor hangjongeren niet. Hondenpoep De overlast door hondenpoep is erg vervelend. De gemeente heeft daarom een hondenpoepbeleid. Dit valt buiten de reikwijdte van dit project.
Thema 12 School Ingediende reacties - Het uitbreiden van het schoolplein leidt tot vermindering van het aantal parkeerplaatsen. - De school geeft nu al veel parkeer- en verkeersoverlast. - Het uitbreiden van het schoolplein is onnodig, verplaatsing van de school ligt voor de hand. Beantwoording De school wil al geruime tijd het schoolplein uitbreiden. Het gemeentebestuur deelt deze wens. In de praktijk komt dit neer op een uitbreiding van 160m². Daardoor verdwijnen ongeveer 5 parkeerplaatsen die ervoor liggen. Deze compenseren we door de vermeerdering van het aantal parkeerplaatsen erom heen. Het gebouw zelf wordt niet uitgebreid. Ook met een verdere uitbreiding van het plein wil ons college niet instemmen.
Thema 13 Communicatie Ingediende reacties - In 2008 is er niet goed gecommuniceerd. - Worden de naaste bewoners op de hoogte gehouden? - Het College wekt de indruk zich al aan het plan gecommitteerd te hebben. Buurtbewoners waren graag betrokken geweest bij het formuleren van de stedenbouwkundige uitgangspunten. Tijdens de inloop is de suggestie gewekt dat er niets meer aan het plan te doen is, maar dat men zich moet concentreren op de inrichting. Dit is onterecht en voorbarig. - Graag een recente planning verstrekken. - Bewoners voelen zich niet serieus genomen door Zorgwaard en de gemeente. Beantwoording Voorgeschiedenis Buurtbewoners geven aan dat de communicatie in 2008 tekort heeft geschoten. Wij betreuren dat dit zo wordt ervaren. We erkennen dat wij onvoldoende met de buurt hebben gesproken toen duidelijk werd dat het plan geen doorgang zou vinden. Ook Zorgwaard erkent dit. Het college van burgemeester en wethouders neemt de communicatie met omwonenden zeer serieus. Dit blijkt ook wel uit het feit dat we in deze procedure het stedenbouwkundig plan aan de omwonenden hebben voorgelegd, omdat wij graag horen hoe het plan wordt ervaren. Het college heeft nog geen definitieve besluiten over het project genomen, maar door de ondertekening van de intentieovereenkomst hebben wij wel ingestemd met de hoofdopzet van het project. Tijdens de inloopmomenten is uitgelegd dat de hoofdopzet van het plan niet eenvoudig meer aan te passen is, maar dat er wel veel winst kan worden behaald door mee te denken over de verdere uitwerking en de inrichting van het gebied. Het is niet de bedoeling geweest om te suggereren dat er niets meer aan het plan valt te doen. Communicatietraject Inmiddels hebben we een aantal zeer uitgebreide reacties ontvangen. Wij stellen het op prijs dat zoveel mensen de moeite hebben genomen hun mening over het plan op papier te zetten. We constateren daardoor dat een tweede inspraakronde niet zinvol meer is. De ontvangen reacties waren zeer duidelijk.
12
Een tweede inspraakronde zou een herhaling van zetten zijn voor alle betrokkenen. Omdat het houden van inspraak op grond van de Wet niet verplicht is en wij een groot belang hechten aan de voortgang van het project, hebben we daarom besloten om geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Het plan zal verder worden uitgewerkt. Vervolgens kan de aanvraag voor een omgevingsvergunning worden ingediend. De procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan daarna starten. Met de omwonenden willen wij in werkgroepen aan de slag voor het opstellen van een inrichtingsplan. Dit is een plan waarin tot in detail is uitgewerkt hoe het gebied eruit komt te zien. Dat is nu nog te vroeg. Wij zullen u hierover nader informeren. Eventueel kan u uw belangstelling om deel te nemen alvast kenbaar maken bij de projectleider. Misschien is het nodig om een selectie te maken. Daarover is nog niets bekend. Planning Als bijlage bij deze notitie vindt u een stappenplan. Op basis daarvan verwachten wij dat de bouw medio 2013 zal starten. In een groot project als dit is het mogelijk dat de planning bijgesteld moet worden. Op dit moment is er daarom nog geen definitieve planning beschikbaar. Thema 14 Diverse reacties Reactie Plan vaag, rondleiding - Plan te vaag om een goede reactie te geven. Graag rondleiding met toelichting Beantwoording Het gaat in deze fase om de stedenbouwkundige opzet. Veel details zijn nog onbekend. Op dit moment is er geen aanleiding voor een rondleiding. Reactie Trafo Wat gebeurt er met de trafo nabij de Rembrandtstraat? Beantwoording Het is bekend dat de trafo hier staat. Deze zal mogelijk moeten worden verplaatst. De ontwikkelaar regelt dit. Reactie Horeca Wat is het karakter van het restaurant? Horeca op deze locatie is ongewenst. Beantwoording In het gebied ontwikkelen we voorzieningen die gerelateerd zijn aan de zorg of die daarmee goed samengaan. Het restaurant wordt een plaats waar bewoners en omwonenden samen kunnen eten. In het bestemmingsplan zal worden opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Het is inderdaad niet de bedoeling dat hier zware avondhoreca gaat ontstaan. Dit past niet bij het karakter van het gebied.
Conclusie Ons college heeft kennis genomen van alle ingediende inspraakreacties en naar aanleiding daarvan het plan nog eens goed bestudeerd. De Rembrandt is een zeer belangrijke voorziening in de gemeente en wij vinden het van groot maatschappelijk belang dat het nieuwe gebouw meer tegemoet komt aan de wensen van bewoners, personeel en familieleden. De gekozen stedenbouwkundige opzet voorziet in een plan dat voldoet aan de gestelde criteria. Het plan heeft gevolgen voor de leefomgeving, maar die gevolgen zijn naar onze mening acceptabel. Er is voldoende ruimte om op sommige plaatsen zelfs de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Op 15 mei 2012 hebben wij daarom besloten om het stedenbouwkundig plan verder uit te werken. Er zullen geen ingrijpende aanpassingen worden gedaan aan de hoofdopzet van het plan.
13