Demoproef stikstofbemesting bij appel en peer Februari 2007
door E.J.M.C. van der Hoeff (Fruitconsult) in opdracht van Stichting Lami 2006
Lingewal 1 b, 6668 LA Randwijk Postbus 70, NL - 6670 AB Zetten Telefoon +31 (0)488 - 421 471 Fax: +31 (0)488 - 422 326 Mail:
[email protected] Web: www.fruitconsult.com
Inhoudsopgave
pagina
1. 2. 3.
Voorwoord ....................................................................................... 1 Samenvatting................................................................................... 2 Inleiding .......................................................................................... 3 3.1. Gerichte stikstofbemesting in appel en peer .................................... 3 3.2. Stikstofbemesting in de praktijk .................................................... 3 3.3. Voorjaarsbemestingen ................................................................. 3 3.4. Overbemestingen ....................................................................... 4 3.5. Gebruik van organische mest........................................................ 4 3.6. N-mineraal ................................................................................ 4 3.7. Milieu-effecten van een gerichte stikstofbemesting ........................... 5 3.8. Demoproef bij Cornelis Uijttewaal in ’t Goy ..................................... 5 4. Resultaten ....................................................................................... 6 4.1. Behandelingschema .................................................................... 6 4.2. Resultatengrafieken .................................................................... 7 4.3. Effecten van de bemestingstrappen op de N-mineraal gehaltes .......... 9 4.4. Effecten van de bemestingstrappen op het vruchtgewicht................ 10 4.5. Conclusies vruchtgewicht ........................................................... 11 4.6. Vruchtanalyses......................................................................... 12 4.7. Analysemethode Blgg ................................................................ 13 5. Conclusie ....................................................................................... 14 6. Nawoord........................................................................................ 15 Bijlage 1. Tabellen t.b.v. resultatengrafieken .............................................. 16
1. Voorwoord In 2006 heeft Fruitconsult in samenwerking met de stichting Lami een demoproef opgestart op het bedrijf van Cornelis Uijttewaal in ’t Goy. De demo laat de waarde van een N-mineraal analyse zien om een meer gerichte stikstofbemesting in appel en peer uit te kunnen voeren. In dit verslag worden de resultaten besproken. Per onderdeel worden de bevindingen direct uitgewerkt.
© Fruitconsult
Pagina 1 van 17
2. Samenvatting
In 2006 hebben we op het bedrijf van C. Uijttewaal in ’t Goy (Utrecht) een demoproef op appel en peer aangelegd om de waarde van N-mineraal in de praktijk te demonstreren. Op dit moment wordt de stikstofgift vaak op basis van praktijkervaringen gedaan. Vooral de overbemestingen gedurende het seizoen worden gevoelsmatig gedaan. Een goed hulpmiddel om de noodzaak en hoogte van bemestingen op af te stemmen is daarom belangrijk. Hiervoor is de N-mineraal analyse in eerste instantie ontwikkeld. N-mineraal is een analysemethode die de hoeveelheid opneembare stikstof op een bepaald moment meet. In de praktijk is hier de laatste jaren behoorlijk wat ervaring mee opgedaan. De analyse geeft het aantal kg N per hectare aan die in de laag van 0 tot 30 cm diep aanwezig is. In de demoproef hebben we op zowel appel als peer verschillende stikstoftrappen aangelegd. Ook het aanvullend gebruik van organische mest hebben we getoetst. De stikstoftrappen waren 0 kg N, 15 kg N en 40 kg N per ha op de strook (maart), al dan niet gecombineerd met overbemestingen in het seizoen en het gebruik van aanvullende kippenmest. Resultaten appel: Bij de appels was sprake van een 80% drachtniveau. De groei van de bomen was goed onder controle en eerder aan de zwakke kant. Ondanks enorme verschillen in N-mineraalgehaltes konden we nauwelijks verschillen zien in de zetting, vruchtmaat, hardheid of kleuring. Het enigste verschil dat naar voren kwam was dat de stikstofgehaltes in de vruchten bij de twee laagste N-trappen (0,15 kg N) duidelijk lager waren. Opvallend was echter dat bij dit groeiniveau er ook geen negatieve effecten optraden bij de zeer hoge stikstoftrappen. Resultaten peer: In de demo zagen we een duidelijk effect op de maatvorming. Er was sprake van een bovengemiddelde dracht. Een bemesting van 40 kg N op de strook gaf grovere vruchten dan de lagere stikstoftrappen. Aanvullende bemesting van stikstof door organische mest en/of overbemesting gaf geen aanvullende verbetering (eventuele overjarige effecten op de bloemknopvorming zijn hierin niet meegenomen). Bij de objecten met zeer hoge stikstofgiften werden ook hier geen negatieve effecten waargenomen. Bij een rustige groei lijkt er ook bij peren geen sprake te zijn van een luxeconsumptie van stikstof. Aangezien de grond waar deze demoproef staat ook van nature stikstof vrijmaakt via de mineralisatie, is dit niet zomaar te vertalen naar andere praktijkbedrijven. Elke bodem heeft namelijk zijn eigen N-karakteristiek. Zo kan het zijn dat je op een zwakkere grond meer stikstof moet bemesten om het optimale resultaat te behalen. Aan de hand van de N-mineraal metingen gedurende het seizoen in deze demo hebben we wel duidelijke aanwijzingen dat je bij bepaalde N-niveau's geen aanvullende kwaliteitseffecten meer hoeft te verwachten. Deze N-niveau's kun je wel naar andere praktijkbedrijven vertalen. In deze demo kreeg je bij een zomerniveau van N-mineraal van ongeveer 75 kg N per hectare (0 tot 30 cm) geen aanvullende positieve kwaliteitseffecten. Een teler op een andere grond kan door middel van een N-mineraal meting daarom met een redelijke zekerheid vaststellen of er van een extra bemesting gedurende het seizoen nog positieve effecten te verwachten zijn.
© Fruitconsult
Pagina 2 van 17
Met de nieuwe analysemethode van Blgg op stikstofgebied is er nog niet direct een goed houvast te geven om een gerichte stikstofbemesting uit te voeren. Ondanks een gelijkwaardige analyse, waren er toch zeer grote verschillen in stikstofdynamiek vast te stellen. Uit de demo kwam ook naar voren dat het juist de combinatie is van het gebruik van organische mest plus overbemestingen die hoge N-mineraal niveau’s later in het seizoen oplevert. Aangezien deze overblijvende stikstof voor een groot gedeelte uitspoelt naar het grondwater, moeten we er juist voor zorgen dat we alleen overbemestingen uit moeten voeren als dit echt noodzakelijk is. Het spaart de teler geld en moeite uit en het is beter voor het milieu. Een N-mineraal analyse in juni/juli kan daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn om de noodzaak van deze bemestingen vast te stellen.
3. Inleiding 3.1. Gerichte stikstofbemesting in appel en peer Stikstof is een uitermate dynamisch element. De grond geeft zelf stikstof vrij doordat organische stikstof onder invloed van het bodemleven omgezet wordt in opneembare stikstof. Daarnaast komt door de luchtverontreiniging nog depositiestikstof beschikbaar voor de boom. Daarbovenop geven de telers ook nog eens in de vorm van organische mest of kunstmest stikstof aan de boom. Dit samenspel van stikstofleverende bronnen moet afgestemd zijn op de behoefte van de boom. Stikstof is voor de boom van vitaal belang. Vrijwel elk levensproces van de boom wordt in grote mate gestuurd door stikstof. Belangrijke functies als assimilatie, bloemknopvorming en groei zijn sterk stikstof gerelateerd. Kwaliteitsfactoren van de vruchten, zoals hardheid, vruchtgrootte, kleuring, smaak en bewaarpotentieel, hangen nauw samen met een uitgebalanceerde stikstofbemesting. Zo is een te hoog stikstofgehalte in zijn algemeen negatief voor de kleuring, bewaarbaarheid en hardheid, terwijl juist de vruchtmaat positief beïnvloed wordt. Een laag stikstofniveau is juist weer negatief voor de productiecapaciteit en vruchtmaat. De fruitteler heeft dus belang bij een uitgebalanceerde stikstofvoorziening voor zijn boomgaard. 3.2. Stikstofbemesting in de praktijk Een jaar of tien geleden was het vrij normaal om in het voorjaar (maart) een basisbemesting te geven van 50-60 kg N per ha breedwerpig. Een eventuele overbemesting gedurende het seizoen werd dan op basis van een bladanalyse of op gevoel uitgevoerd. De laatste jaren wordt er echter veel gebruik gemaakt van wortelsnoei om de groei van de bomen af te remmen. Het opnamevolume van het wortelgestel wordt daar sterk door beperkt. Veel telers zijn daarom overgegaan op de strooksgewijze bemesting. De stikstof die immers buiten de snijzone valt, komt namelijk niet tegoed aan de boom. Aangezien de grondontsluiting van een wortelgestel door de wortelsnoei steeds beperkter wordt en de boom veel minder kan rekenen op de stikstof die uit de mineralisatie vrijkomt, wordt er echter wel steeds meer en vaker stikstof gestrooid. 3.3. Voorjaarsbemestingen In de praktijk is wel bewezen dat een voorjaarsbemesting in maart een bepaalde hoogte moet hebben om voldoende zekerheid te hebben dat de boom tijdens de bloei en in de belangrijke celdelingsfase nooit een tekort aan stikstof heeft. Dit niveau ligt tussen de 25 en 40 kg zuivere stikstof per hectare. Deze hoeveelheid moet dan wel ter beschikking staan van de boom en binnen de snijzone van de wortelsnoei liggen. © Fruitconsult
Pagina 3 van 17
In bepaalde jaren is het zeker mogelijk om zonder voorjaarsbemesting genoeg stikstof ter beschikking te hebben. Als alle factoren (bodemtemperatuur, bodemleven, mineralisatie) meezitten dan zou het theoretisch mogelijk zijn om met de van natuur aanwezige stikstof voldoende aanbod te hebben. Dit lukt echter maar in één van de vijf jaren. Een voorspelbaarheid van zo'n situatie heb je echter niet. Er is in het verleden wel gekeken naar metingen van opneembare stikstof (Nmineraal) in het voorjaar om de reserveniveaus in de grond vast te stellen. Als er immers voldoende stikstof in de bodem aanwezig is, dan zou een voorjaarsbemesting niet meer nodig zijn. De praktijk laat zien dat in het voorjaar vrijwel altijd een tekort aan stikstof aanwezig is om voldoende garantie te geven voor een goed stikstofgehalte in de bloeifase. Op het moment van voorjaarsbemesting is er dus geen instrument of meting beschikbaar, dat noodzaak of hoogte van een stikstofbemesting kan aangeven. 3.4. Overbemestingen Een bemesting die gedurende het groeiseizoen gedaan wordt, noemen we een overbemesting. Deze overbemestingen worden gedaan op basis van bladanalyses, waarnemingen of op gevoel. Meestal wordt de beslissing van een overbemesting genomen na half juni. De junirui is dan bekend en men kan de oogst voorspellen. Een bladanalyse is een matig bruikbaar instrument aangezien in deze zomerperiode het type blad en de groeisnelheid een grote invloed hebben op de bladgehaltes. Een sterk groeiend gewas heeft dan vaak de laagste N-gehaltes, terwijl de noodzaak van een overbemesting daar juist het kleinst is. Telers zijn de laatste jaren steeds minder ‘bang’ geworden van de nadelen van overbemesten. Door een goede groeiregulatie lijken de nadelen van teveel stikstof (groei, kleuring, hardheid) mee te vallen. De fout van een te laag stikstofgehalte wordt echter hard afgestraft, met name in de vruchtmaat en de bloemknopsterkte. Bij peren speelt dan nog eens extra mee dat een lager stikstofgehalte gelere peren geeft, waardoor de marktwaarde van het fruit drastisch afneemt. In de praktijk wordt er daarom vaak het zekere voor het onzekere genomen, door bij een zware dracht flink over te bemesten. Bij sommige telers zie je door het feit dat er weinig nadelen (behoudens de kosten van de kunstmest) aan teveel stikstof kleven er jaar op jaar meer bemest gaat worden (opwaartse spiraal). Deze spiraal kan alleen doorbroken worden, als er nadelen van teveel stikstof zichtbaar worden of als er een gerichte methode komt die de noodzaak van een extra bemesting met grote zekerheid kan voorspellen. 3.5. Gebruik van organische mest Fruittelers maken matig gebruik van organische mest. Champost is de meest gebruikte organische meststof. Vaak wordt dit gebruikt om een betere bodemstructuur te krijgen of de onderstammen af te dekken in de winter tegen vorstschade. In peren zie je de laatste jaren weer een toename van het gebruik van vaste meststoffen. Het gaat dan vaak om gedroogde kippenmest om de groei en vitaliteit van de boom wat te versterken. Drijfmest wordt sporadisch gebruikt, voornamelijk door telers die een combinatiebedrijf van fruit en vee hebben. 3.6. N-mineraal Een N-mineraal analyse geeft de hoeveelheid opneembare stikstof in een bepaalde bodemlaag aan. Dit wordt uitgedrukt in kg N per hectare. De methode is de laatste jaren sterk verbeterd, nadat de grondmonsters na de monstername ingevroren werden. Hierdoor is een duidelijk betrouwbaardere analyseuitslag te verkrijgen. De teler kan zelf met een sneltest (Nitracheck) een waardebepaling doen, maar meestal wordt dit toch in een laboratorium uitgevoerd. © Fruitconsult
Pagina 4 van 17
De N-mineraal methode is de laatste jaren in de praktijk uitgetest. Door het meten van de hoeveelheid stikstof die beschikbaar is, kan de teler bepalen of een extra bemesting nog zinvol is. De N-mineraal methode is dus een goed hulpmiddel om de stikstofbemesting gericht uit te kunnen voeren. 3.7. Milieu-effecten van een gerichte stikstofbemesting In 2006 is een nieuwe mestwet van kracht geworden. De hoofdreden om te stoppen met de MINAS-regeling was dat deze regeling geen garantie gaf dat de Nitraat richtlijn van de EU gehaald kon worden. De Nitraatrichtlijn bepaalt hoeveel nitraat maximaal mag uitspoelen om geen overmatige vervuiling van het grondwater te verkrijgen. Binnen de nieuwe mestwet zijn er duidelijke restricties gesteld aan de hoeveelheid stikstof die gebruikt mag worden. Of de nieuwe regelgeving een garantie geeft dat een bepaalde telersgroep uiteindelijk voor minder uitspoeling zorgen, zal over enkele jaren getoetst worden. Elke telersgroep is dus verantwoordelijk dat ze zorgen voor minder nitraatuitspoeling naar het grondwater. In het geval van de fruitteelt, zullen we dus moeten kijken naar ons stikstofbeleid. Voldoet dat op dit moment aan de normen voor nitraatuitspoeling en zouden we bij toetsing juist een pluim of een afstraffing krijgen? Om dit grofweg te toetsen kunnen we gaan kijken naar de hoeveelheid stikstof die in het najaar ‘overblijft’. Diverse onderzoeken hebben bewezen dat als in november de laag van 0 tot 90 cm diep bekeken wordt, je met redelijke zekerheid aan de nitraatrichtlijn kunt voldoen indien je onder de 70 kg nitraat per hectare blijft. 3.8. Demoproef bij Cornelis Uijttewaal in ’t Goy In de demoproef hebben we zowel op appel als op peer getracht verschillende niveaus van stikstof in de grond te creeëren. Dat hebben we gedaan door de voorjaarsbemesting trapsgewijs van 0 tot 40 kg op de strook te verhogen en daarnaast nog van ieder object een variant te maken waar gedroogde kippenmest bij gestrooid werd. De proeven zijn uitgevoerd op een volwassen aanplant Elstar (3 x 1 meter aanplant) en een volwassen perenaanplant (V-haag). Vooraf hadden we verschillende vraagstellingen bij de demo: • bij welk zomerniveau van N-mineraal zijn er geen effecten meer te behalen op vruchtmaat? • heeft het stikstofgehalte in de grond een nadelig effect op de suikergehaltes, kleuring (achtergrond) en/of de hardheid van de vruchten? • is met de nieuwe analysemethode van het Blgg in te schatten hoeveel stikstof de bodem zelf mineraliseert (combinatie van N-totaal, C/N-coëfficiënt)? Het doel van deze vraagstellingen is om een teler inzicht te geven in de stikstof dynamiek van de grond en de niveaus waarbij teelttechnisch geen positieve resultaten meer te verwachten zijn van een extra of hogere bemesting. We weten dat iedere grond een andere dynamiek heeft en je daarom moeilijk kan spreken van één bepaalde stikstofstrategie. Door te meten kun je echter wel weer gronden met elkaar vergelijken en streefwaardes daarvoor opstellen.
© Fruitconsult
Pagina 5 van 17
4. Resultaten 4.1. Behandelingschema Appel
Behandelingsschema Lami-demo 2006
Peer
kunstmest-trappen A
P
totaal geen stikstof
B
Q
50 kg KAS (13 kg N per hectare) op de strook (15 gram KAS per boom)
C
R
150 kg KAS (40 kg N per hectare) op de strook (45 gram per boom)
D
S
150 kg KAS (40 kg N per hectare) op de strook (45 gram per boom) en 150 kg kalksalpeter (23 kg N per hectare) half juni en nogmaals 150 kg kalksalpeter (23 kg N per hectare) eind juli
kippenmestkorrels 4% = 32 gram N/bm = 100 kg N op de strook E
T
als A + kippenmestkorrels 2.500 kg per hectare (800 gram per boom)
F
U
als B + kippenmestkorrels
G H
V W
als C + kippenmestkorrels als D + kippenmestkorrels
runderdrijfmest 0,5%-60% werkingscoëfficiënt = 75 kg N op de strook M
X
geen kunstmeststikstof, alleen drijfmest in maart en half juni, te weten 15 m3 per hectare in maart en 15 m3 per hectare half juni (± 5 liter per boom).
De voorjaarsbemesting is op 17 maart 2006 uitgevoerd met Kalkammonsalpeter (KAS) met 27% N (50% ammonium, 50% nitraat). Als overbemesting is kalksalpeter gebruikt met 15,5% N (100% nitraat). De gedroogde kippenmest is in korrelvorm op dezelfde dag gegeven. We hebben als extra object runderdrijfmest bij de bomen gegoten. Na de behandeling in maart is het acht dagen droog gebleven. We hebben de kunstmest, korrels en drijfmest bewust niet kunstmatig ingespoeld, om de praktijk na te bootsen. Op 4 juli is de overbemesting gegeven in object D en S. Ook op M en X is toen voor de tweede maal drijfmest toegepast. Juli was erg warm, dus na deze behandeling zijn de meststoffen direct naberegend om ze in te laten spoelen. Op 3 augustus is de tweede maal overbemest met kalksalpeter op object D en S. In de periode zijn de meststoffen gedurende de regen gegeven.
© Fruitconsult
Pagina 6 van 17
4.2. Resultatengrafieken Grafiek 1. N-mineraal in kunstmesttrappen toegepast op appel
Grafiek 2. N-mineraal na kippenmest en drijfmest, toegepast op appel
© Fruitconsult
Pagina 7 van 17
Grafiek 3. N-mineraal in kunstmesttrappen, toegepast op peer
Grafiek 3. N-mineraal na kippenmest en drijfmest, toegepast op peer
© Fruitconsult
Pagina 8 van 17
4.3. Effecten van de bemestingstrappen op de N-mineraal gehaltes In de resultatengrafieken (tabellen kunt u als bijlage 1 vinden) zijn de N-mineraal analyses weergegeven. In grafiek 1 en 3 is duidelijk te zien dat de kunstmesttrappen die in maart zijn aangelegd terug te vinden zijn in de N-mineraal analyses. De analyses zijn in totaal zes keer gestoken (maart, april, mei, juni, juli en augustus). De opname van stikstof door de boom begint rond de bloei (7 tot 10 mei). De kunstmest is op de zwartstrook toegepast (een derde van de oppervlakte). Theoretisch zou een bemesting van 15 kg N op de zwartstrook een verhoging van 45 kg N moeten geven in de N-mineraal uitslag. De eerste meting van de Nvoorraad was ongeveer 20 kg N. Als we naar de analyses in mei kijken, zien we dat dit aardig gelukt is. Op 20 mei zijn de gehaltes rond de 60 kg N. Bij de 40 kg N objecten (C, D, R en S) zie je wat meer fluctuatie. Theoretisch zou dit ongeveer 140 kg N moeten zijn. In de analyses van mei zien we gehaltes van 105 tot 162 kg naar voren komen. Opvallend is wel dat de onbehandelde objecten nauwelijks stikstof vrij gezet hebben. Na een lichte daling in april zit het onbehandelde object op vrijwel hetzelfde niveau als in het voorjaar (maart). Bij de appels zitten de objecten met kippenmest ongeveer 50 kg N hoger, dan de gelijke behandelingen maar dan zonder de kippenmest. Het is niet bekend hoeveel % van de totale hoeveelheid N van de korrels direct beschikbaar is. Meestal wordt aangenomen dat ongeveer 20 tot 30% van de stikstof als direct opneembaar geldt. Bij een totale gift van 100 kg N in de vorm van korrels zou dan 75 kg N meer gevonden moeten worden (wordt toegepast op een derde hectare). Door het indrogen van de mest lijkt er minder dan 30% N direct ter beschikking te staan. Bij de peren is bij de kippenmestobjecten ook vaak zo'n 40 tot 50 kg N meer te vinden dan bij de varianten met kunstmest of de onbehandelde. Als de onbehandelde objecten vergeleken worden met de onbehandeld + kippenmest dan komt het heel duidelijk naar voren dat de toevoeging van vaste organische mest (kippenmest in dit geval) het gehele stikstofverloop gedurende het gehele seizoen verhoogt. Vanaf de analyse op 20 mei gaan de lijnen sterk uit elkaar lopen. Op dat moment komt de natuurlijke mineralisatie op gang en gaat ook de opname van de boom een grote rol spelen. De kippenmest gaat ook verder mineraliseren. Als we naar het onbehandelde object kijken dan zien we dat het perceel appels minder stikstof van nature vrijzet dan bij de peren. Begin augustus wordt in het onbehandelde object het hoogste niveau bereikt. Bij de appels ligt dat op 35 kg N per hectare en bij de peer op ruim 60 kg N. Aannemende dat appels niet meer stikstof gebruiken dan peren, kan dit alleen door de natuurlijke kracht (mineralisatie van de organische stof) van de bodem bereikt worden. Dit zou bijvoorbeeld verklaard kunnen worden door de herhaalde toepassing van champost in het perenobject in voorgaande jaren. Bij de kustmesttrappen is het mooi te zien dat de voorjaarsbemesting in juli zo’n beetje uitgewerkt is. De stikstofniveaus van onbehandeld en de diverse stikstoftrappen lopen sterk naar elkaar toe. Alleen de kippenmestvarianten liggen gedurende het gehele seizoen een stap hoger en blijven ook een stap hoger dan dezelfde N-trap zonder kippenmest.
© Fruitconsult
Pagina 9 van 17
De drijfmestvariant geeft slechts een lichte verhoging ten opzichte van het onbehandelde object. Drijfmest bevat 50% direct opneembare stikstof. In dit geval zou dit vergelijkbaar zijn meet een object van 37 kg N. In de demo zien we een gehalteverloop dat het meest te vergelijken is met het object van 15 kg N. Dit zou alleen te verklaren te zijn door de vervluchtiging van de stikstof. Dit is zeker niet denkbeeldig, omdat het zeker acht dagen na de voorjaarstoepassing droog bleef en de drijfmest niet ondergewerkt was. Het is vreemd dat echter de zomertoepassing ook nauwelijks effect heeft. Het hete weer in juli en het feit dat het erg droog was, hebben er waarschijnlijk voor gezorgd dat de stikstof nauwelijks ingespoeld is en daardoor voortdurend heeft kunnen vervluchtigen. 4.4. Effecten van de bemestingstrappen op het vruchtgewicht Een belangrijk kwaliteitskenmerk dat met stikstof te maken heeft is de vruchtmaat. Hieronder staan de metingen die uitgevoerd zijn op drie bomen per object. Om geen invloed te hebben van de dracht, zijn alle objecten half juli teruggedund naar een vast aantal. Bij de appels hingen de bomen niet vol (80 tot 90% van optimum) en bij de peren juist overvol (120 tot 130% van optimum). Na de pluk zijn de vruchtaantallen bepaald. Hierbij werd duidelijk dat er toch tussen de objecten verschillen zaten in vruchtaantal. Aangezien er geen herhalingen zijn, kunnen deze verschillende drachtniveaus toch weer een aanzienlijke invloed hebben op de vruchtmaat. Dit effect stellen we ook in de praktijk vaak vast, maar dan alleen op percelen die erg vol hangen. Bij percelen die de dracht makkelijk aankunnen (zoals hier bij de appels), zie je dat meestal niet.
APPEL A B C D E F G H M
Kunstmesttrappen totaal geen stikstof 13 kg N 40 kg N 40 kg N + 2 x 23 kg N als A + kip als B + kip als C + kip als D + kip Twee keer drijfmest
Vruchten per boom 76 78 65 79 83 85 68 88 85
Gem. vruchtgewicht in kg 0,165 0,173 0,182 0,164 0,160 0,165 0,183 0,168 0,160
Vruchtgewicht t.o.v. onbehandeld in % 100% 105% 110% 99% 97% 100% 111% 102% 97%
Als we bij de peren willen weten of een bepaald stikstofniveau een verklaring geeft voor een vruchtmaat, zullen we echter moeten corrigeren voor de dracht. Om voor dracht te corrigeren, hebben we bij de perenobjecten een rekenfactor ingebracht. Je gaat er dan vanuit dat een boom met 10% vruchten meer, ook 10% kleinere vruchten geeft. Als een object meer of minder vruchtgrootte geeft dan je op basis van de dracht verwacht, dan geeft dat aan dat er een andere factor meespeelt (in dit geval is de variabele de stikstofbemesting). Bij de perenobjecten hebben we alle kunstmestobjecten op een bepaalde rij gelegd. De rij daarnaast hebben we gebruikt om dezelfde objecten neer te leggen en daar aanvullend ook kippenmestkorrels bij te leggen. Nu mag je deze rij niet geheel vergelijken met de rij waar de kunstmestobjecten op gelegen hebben. De rij met de kippenmest groeit van nature duidelijk harder dan de andere rij en dat is ook te zien aan 15 tot 20% minder vruchten. Deze rij staat naast een rij Triomphe die voor wat meer beurtjaren in de Conference zorgt. © Fruitconsult
Pagina 10 van 17
In de vruchtmetingen vergelijken we daarom de objecten P-S onderling en de objecten T-X onderling. Dit geeft het eerlijkste vergelijk.
PEER - linkerrij
Aantal Aantal Gemiddeld vruchten vruchten vruchtper boom t.o.v. "P" gewicht
Gemiddeld vruchtgewicht t.o.v. "P"
Kunstmesttrappen
Verwacht gem. Gemeten vruchtgewicht vruchtgewicht o.b.v. aantal gemeten t.o.v. vruchten de verwachting
P totaal geen stikstof Q 13 kg N
136 138
100% 101%
0,138 kg 0,122 kg
100% 88%
0,138 kg 0,136 kg
100% 91%
R 40 kg N
141
104%
0,153 kg
111%
0,133 kg
119%
S 40 kg N+2 x 23 kg N
136
100%
0,153 kg
111%
0,137 kg
112%
PEER - rechterrij kunstmesttrappen
Aantal Aantal Gemiddeld vruchten vruchten vruchtper boom t.o.v. "T" gewicht
Gemiddeld vruchtgewicht t.o.v. "T"
Verwacht gem. Gemeten vruchtgewicht vruchtgewicht o.b.v. aantal gemeten t.o.v. vruchten de verwachting
T als P + kip
117
100%
0,143 kg
100%
0,143 kg
100
U als Q + kip
122
104%
0,152 kg
110%
0,137 kg
116
V als R + kip
122
105%
0,153 kg
111%
0,136 kg
118
W als S + kip
115
99%
0,160 kg
116%
0,145 kg
109
X 2 x drijfmest
120
103%
0,161 kg
117%
0,139 kg
120
4.5. Conclusies vruchtgewicht Bij de appels lijkt het erop dat het vruchtgewicht niet beïnvloed wordt door de stikstoftrappen. Een object met een flinke bemesting zoals D (40 kg N + 2 x 23 kg N) geeft geen hoger vruchtgewicht dan de onbehandelde variant. Ondanks de grote verschillen in N-mineraal verloop, is er geen duidelijke lijn in de vruchtmaat. Bij de peren is het wel duidelijk dat bij de kunstmestobjecten met een basisbemesting van 40 kg N een hogere vruchtmaat bereikt wordt, dan bij 0 of 13 kg N. Het verschil is 10 tot 20% op basis van deze voorjaarsbemesting. De overbemestingen van object S hebben geen aanvullend effect op de vruchtmaat. Het grote verschil in N-mineraal tussen deze behandelingen komt naar voren in de maanden april/mei. Daar zit een duidelijk verschil tussen 0-13 en 40 kg N. Na half juni is het verschil in N-mineraal echter helemaal verdwenen. Het onbehandelde object ligt eind juni op hetzelfde niveau als degene die 40 kg N gekregen heeft. Het N-mineraal niveau van 40 tot 50 kg N in juni lijkt dus voldoende hoog te zijn om geen extra effecten meer te hoeven te verwachten op de vruchtmaat. Bij de kippenmestobjecten trekken we het vergelijk tussen het object 0 kg N + kippenmest (T) en de andere objecten. Alle aanvullende stikstoftrappen geven een verbeterd vruchtgewicht. Het drijfmestobject spreekt dit tegen. Het object drijfmest ligt in N-mineraal lager dan het T object (0 kg N + kippenmest), terwijl toch het maximale vruchtgewicht gehaald wordt. Het maximale vruchtgewicht lijkt al bereikt te worden bij het drijfmestobject. In de N-mineraal gaf het object drijfmest niet erg hoge waardes. Ten opzichte van onbehandeld (0 kg N zonder kippenmest) zat er alleen een verschil in de april/mei fase. Ook in deze kippenmestrij lijkt het erop dat een N-mineraal niveau van 40 tot 50 kg N eind juni voldoende kracht geeft, mits het meigehalte maar voldoende hoog ligt. Een voldoende hoge basisbemesting moet hiervoor zorgen. © Fruitconsult
Pagina 11 van 17
Als we naar de N-mineraal van het U object kijken (maximaal vruchtgewicht) ligt dit net iets onder het niveau van object R (40 kg N). De optimale basisbemesting ligt dan ergens rond de 30 tot 40 kg N op de strook. Aanvullende kracht na half juni geeft in deze demo geen extra stimulans aan de vruchtmaat. Zelfs het W object met N-mineraal gehaltes die gedurende het gehele groeiseizoen 100 tot 150 kg hoger liggen dan het object drijfmest geeft geen aanvullend effect op de vruchtmaat. 4.6. Vruchtanalyses Bij de pluk zijn er vruchten naar het laboratorium gestuurd om te laten analyseren op hun minerale samenstelling. Ook zijn van ieder object 45 vruchten (15 per telboom) geplukt om te beoordelen op rijpheidscriteria als hardheid, suiker en zetmeelstadium.
APPEL
Suiker
Hardheid 2
(kg/cm )
Zetmeel
(°Brix)
Streifindex
Droge stof (%)
mg per 100 gr versgewicht
N
P
K
Mg
Ca
A
totaal geen stikstof
7,06
5,36
13,00
0,101
17,0
44
13,6
138
6,8
4,6
B
13 kg N
7,34
3,49
13,65
0,155
17,6
49
14,1
174
8,8
6,9
C D
40 kg N 40 kg N+2 x 23 kg N
7,23 7,06
4,51 4,87
13,93 14,00
0,114 0,104
17,1 17,8
60 50
13,7 14,2
166 142
8,6 7,1
4,4 5,5
E
als A + kip
7,23
5,00
13,30
0,108
16,4
52
13,1
151
8,2
6,6
F
als B + kip
7,24
5,24
13,47
0,103
17,6
55
14,1
162
8,8
5,3
G H
als C + kip als D + kip
7,21 7,33
5,24 4,07
13,87 13,87
0,101 0,131
16,1 17,6
50 51
12,9 14,1
175 158
8,1 8,8
6,3 5,1
M
Drijfmest 2 x
7,28
4,42
13,33
0,123
16,5
50
14,9
144
8,3
4,8
Suiker
PEER
(kg/cm )
Zetmeel
(°Brix)
Streifindex
Droge stof (%)
Hardheid 2
mg per 100 gr versgewicht
N
P
K
Mg
Ca
P
totaal geen stikstof
5,2
8,4
12,6
0,049
15,1
41
10,6
146
7,6
8,6
Q
13 kg N
4,9
5,9
13,1
0,064
16
48
11,2
131
6,4
7,4
R
40 kg N
5,7
8,2
11,7
0,059
15,1
50
12,1
157
9,1
8,6
S
40 kg N+2 x 23 kg N
5,3
8,1
11,8
0,055
15,2
53
12,2
129
7,6
7,3
Suiker
PEER
mg per 100 gr versgewicht
(kg/cm )
Zetmeel
(°Brix)
Streifindex
Droge stof (%)
N
P
K
Mg
Ca
Hardheid 2
T
als P + kip
5,1
5,5
12,7
0,070
16,2
50
11,3
128
8,1
7,0
U
als Q + kip
5,1
7,3
13,0
0,054
15,6
50
10,9
125
7,8
7,6
V
als R + kip
5,4
7,9
12,6
0,056
15,1
50
10,6
134
7,6
7,1
W als S + kip
5,0
5,9
12,9
0,064
15,9
48
11,1
110
4,8
5,6
X
5,5
8,1
12,7
0,054
15,8
47
11,1
123
6,3
6,3
2 x drijfmest
Tijdens de pluk hebben we de vruchten beoordeeld op hun kleuring. Aangezien we geen enkele tendens konden ontdekken hebben we de kleur (discutabele meting) beoordeling achterwege gelaten. Eerder onderzoek op het PPO in Randwijk gaf aan dat de voorjaarsbemesting een negatieve invloed had op de hardheid. Bij peren vond men lagere suiker-gehaltes bij toenemende stikstofbemesting.
© Fruitconsult
Pagina 12 van 17
Bij appel is de enige duidelijke lijn dat het stikstofgehalte bij onbehandeld (A) in de vrucht lager is dan bij alle andere objecten. Opvallend is wel dat het stikstofgehalte niet toeneemt bij de hoogste stikstoftrappen. Bij 50 mg per 100 gram versgewicht lijkt het maximale stikstofgehalte al bereikt te worden. Van luxeconsumptie lijkt geen sprake. De hardheid reageert niet op de stikstoftrappen zoals in eerder onderzoek aangetoond werd. Het laagste stikstofaanbod (A) geeft zelfs de laagste hardheid. Ook het suikergehalte in dit object is het laagste. Uit de vruchtanalyses is behalve bij het stikstofgehalte geen logische lijn te ontdekken. Bij de peren is ook geen effect op de hardheid terug te vinden. Gelijk aan de appels is de enigste lijn in de vruchtanalyses dat het stikstofgehalte bij het laagste object duidelijk lager is dan bij alle stikstoftrappen. Van luxe consumptie van stikstof lijkt ook hier geen sprake. Ook het suikergehalte wordt niet beïnvloed. Bij zowel het appel- als het perenperceel is sprake van een zeer rustige beheerste groei. Ook in de praktijk zie je vaak geen negatieve gevolgen van een overmatig stikstofaanbod. Hoewel in de literatuur een overmatig stikstofaanbod vaak leidt tot bewaarproblemen, minder calcium en minder kleuring lijkt dit dus afhankelijk te zijn van de mate waarin luxeconsumptie van stikstof optreedt. In deze demo is daar echter geen sprake van. Wij wijten dit aan een goede groeiregulatie. 4.7. Analysemethode Blgg Het bedrijfslaboratorium voor grond- en gewasonderzoek in Oosterbeek heeft sinds 2005 een extra analyse toegevoegd aan het standaardpakket voor de fruitteelt. Er wordt een meting gedaan naar de hoeveelheid stikstof die in totaal in de grond aanwezig is (organisch) en aan de hand van de C/N-coëfficiënt wordt dan een voorspelling gedaan van de hoeveelheid stikstof die gedurende het seizoen door de mineralisatie vrij kan komen. Dit zou dan een beeld kunnen geven van de mate waarin aanvullende bemesting noodzakelijk is. We hebben deze analyse uit laten voeren op zowel het appel als het perenperceel. De analyse uitkomst staat in de onderstaande tabel. N-totaal
C/N-coëfficiënt
N-leverend vermogen
Appel
1.036
8
65 kg N per hectare
Peer
1.374
12
62 kg N per hectare
Als we nu eens kijken naar de resultaten van de N-mineraal analyse van de groeiperiode op de objecten waar geen enkele stikstof gegeven is dan zien we het beeld in de grafiek hiernaast.
Grafiek 5. verschillen in N-mineraal tussen appel en peer bij 0 kg N.
© Fruitconsult
Pagina 13 van 17
Het appelperceel heeft minder kracht om van nature stikstof te leveren dan bij de peer. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de champost bemestingen op het perenperceel in het verleden. In de analyse zien we bij de peren wel een hogere N-buffer (ongeveer 30% hoger dan bij de appels). De voorspelling gaat echter niet op wat betreft de hoeveelheid stikstof die vrijkomt. Dit moet veel hoger zijn dan de aangegeven waarde. Het is namelijk zo dat in de gemeten zone ook dagelijks stikstof door de boom opgenomen wordt. Reken maar met een opname van 50 tot 80 kg N uit een zone van een derde hectare. Zonder bomen op de rij zouden deze meetwaardes wel 150 tot 200 kg hoger moeten zijn. Ondanks de opname zie je echter nog een stijgende lijn. Dat betekent dat er meer stikstof wordt vrij gezet dan dat de boom opneemt. Als we een kleine correctie voor de bovengrondse depositie en ureumbespuitingen (bladvoeding) maken, dan komt de voorspelling nog niet in de buurt van de werkelijke waarde. We zullen meer ervaring moeten opdoen met deze nieuwe meetmethode om de waarde voor de fruitteler te kunnen bepalen. Vooralsnog lijkt een gelijke analyse toch grote verschillen in natuurlijke mineralisatie te kunnen geven.
5. Conclusie In deze demoproef is aangetoond dat de N-mineraalmethode een goed hulpmiddel kan zijn om de hoogte en noodzaak van stikstofbemesting in te schatten. Vooral de hoogte van de voorjaarsbemesting heeft een positieve invloed op de vruchtmaat. Bij een perceel dat geen 100% dracht heeft, geeft stikstof niet direct voordelen voor de vruchtmaat. Bij een zware dracht echter duidelijk wel. Deze proef geeft geen inzicht in de effecten op de bloemknopvorming. Zo kunnen lagere stikstofgehaltes wellicht geen invloed laten zien op kwaliteitseffecten of productie in hetzelfde jaar, maar wellicht wel een negatieve invloed hebben op de productie van het volgjaar. Ook zijn er grote verschillen tussen de percelen. In deze demoproef is er een duidelijk verschil tussen de peren en de appels. Je kunt daarom ook niet spreken van een algemeen advies. Juist daarom kunnen Nmineraal metingen een veel beter inzicht geven in de situatie op een bepaald perceel. De noodzaak en hoogte van een stikstofbemesting kan met een Nmineraal meting veel beter ingeschat worden. Verfijning van deze methode en meer onderzoek is nodig om deze methode te optimaliseren, maar met de huidige kennis is toch al wel een richtlijn af te geven. Het gebruik van organische mest geeft een duidelijk hoger stikstofaanbod tijdens het gehele groeiseizoen. Dit is voor zwakkere percelen zeker een voordeel. Overbemestingen hebben in deze proef niet geleid tot hogere opbrengsten. Bij een goede groeiregulatie lijkt een hoog stikstofaanbod niet te leiden tot problemen of kwaliteitsverlies. Natuurlijk moeten we wel in de gaten houden dat een overbodige bemesting geldverlies betekent. Daarnaast geeft een zeer hoog stikstofaanbod ook hoge stikstofresidueen aan het einde van het groeiseizoen die weer belastend kunnen zijn voor het milieu. Door regelmatige N-mineraal analyses te doen kan men vaststellen of een stikstofbemesting nog effect kan geven. Als men een redelijke veiligheidsmarge aanhoudt, kan men stellen dat bij een junigehalte van 75 kg N of meer, geen positieve effecten meer te verwachten zijn. Let er wel op dat percelen die sterk gewortelsnoeid zijn wellicht hogere streefwaardes aan moeten worden gehouden dan op percelen waar dat niet het geval is. De stikstof moet dan uit een kleiner
© Fruitconsult
Pagina 14 van 17
oppervlak opgenomen worden. Een perceel dat echter nooit gewortelsnoeid is, kan daarentegen juist weer met een lager gehalte toe. Een N-mineraal analyse geeft een goed houvast voor een teler, waardoor hij veel gerichter zijn beslissingen kan nemen. In het voorjaar is zowel milieutechnisch als teelttechnisch weinig voordeel te halen door te gaan besparen op de N-bemesting. Juist deze bemesting heeft de grootste invloed op de vruchtmaat en -gehaltes. Tevens zie je weinig residueen op het eind van het seizoen terug van deze voorjaarsbemesting. Het zijn juist de overbemestingen al dan niet gecombineerd met het gebruik van organische mest die in deze demo weinig aanvullende voordelen geven. Door hier gericht mee om te gaan kan men op alle gebieden winst behalen. We zijn daarmee weer een stapje in de goede richting gekomen om het gebruik van dit uitermate complexe maar ook zo belangrijke element te optimaliseren.
6.
Nawoord
Met dank aan: Allereerst gaat onze dank uit naar Cornelis Uijttewaal voor al zijn hulp en steun bij het uitvoeren van de proeven en het positief meedenken hierover. De demoproeven zijn ook op zijn percelen uitgevoerd, waardoor er nogal eens wat extra werk ontstond. Verder dank aan Jop Westplate voor de algemene uitvoering en de begeleiding van de proef. Tenslotte nog dank aan Joke Janse van de Stichting Lami die de coördinatie, planning en financiële afhandeling van deze demoproef heeft verzorgd. Haar kritische maar positieve houding heeft voor een demoproef gezorgd die inhoudelijk veel informatie en inzicht boven water heeft gebracht.
© Fruitconsult
Pagina 15 van 17
Bijlage 1. Tabellen t.b.v. resultatengrafieken N-mineraal in kg N per hectare Appel Kunstmesttrappen
Genomen mengmonster voorafgaand aan 24-mrt 22-apr 20-mei 10-jun 31-jul 31-aug
A totaal geen stikstof
21
13
23
27
33
12
B 50 kg KAS (13 kg N per hectare) op de strook (15 g KAS per boom)
21
48
54
38
32
16
C 150 kg KAS (40 kg N per hectare) op de strook (45 g per boom)
21
67
124
60
47
27
150 kg KAS (40 kg N per hectare) op de strook (45 g per boom) + D 150 kg kalksalpeter (23 kg N) half juni + 150 kg kalksalpeter (23
21
59
105
87
72
69
kg N) eind juli
Kippenmestkorrels 4% = 32 g N per boom = 100 kg N op de strook E
als A + kippenmestkorrels 2.500 kg per hectare (800 g per boom)
21
65
79
76
54
36
F
als B + kippenmestkorrels
21
74
126
111
38
31
G als C + kippenmestkorrels
21
199
184
244
137
78
H als D + kippenmestkorrels
21
141
103
149
153
136
44
65
47
66
28
Runderdrijfmest 0,5% - 60% werkingscoëfficiënt = 75 kg N op de strook geen kunstmeststikstof, alleen drijfmest in maart en half juni
M rundveedrijfmest (5% N) + 15 m3 per hectare in maart en 15 m3
21
half juni (± 5 liter per boom)
Peer Kunstmesttrappen P
24-mrt 22-apr 20-mei 10-jun 31-jul 31-aug 17
19
27
36
60
32
Q 50 kg KAS (13 kg N per hectare) op de strook (15 g KAS per boom)
17
46
62
51
59
28
R 150 kg KAS (40 kg N per hectare) op de strook (45 g per boom)
17
110
132
51
51
38
17
124
162
69
67
63
17
43
83
86
104
71
U als B + kippenmestkorrels
17
72
93
74
70
81
V
als C + kippenmestkorrels
17
126
133
91
95
114
W als D + kippenmestkorrels
17
86
123
128
228
141
39
43
39
59
43
S
totaal geen stikstof
Genomen mengmonster voorafgaand aan
150 kg KAS (40 kg N per hectare) op de strook (45 g per boom) + 150 kg kalksalpeter (23 kg N) half juni + 150 kg kalksalpeter (23 kg N) eind juli
Kippenmestkorrels 4% = 32 g N per boom = 100 kg N op de strook T
als A + kippenmestkorrels 2.500 kg per hectare (800 g per boom)
Runderdrijfmest 0,5% - 60% werkingscoëfficiënt = 75 kg N op de strook X
geen kunstmeststikstof, alleen drijfmest in maart en half juni rundveedrijfmest (5% N) + 15 m3 per hectare in maart en 15 m3 half juni (± 5 liter per boom)
© Fruitconsult
17
Pagina 16 van 17