FAQ’s over vastgelopen pensioenonderhandelingen en herziening ABP-pensioenregeling December 2012 1. Er is geen overeenstemming over herziening van de ABP-regeling per 2013. Wat betekent dit voor werkgevers en werknemers? Voor zowel werkgevers als bonden is de premieverhoging voor 2013 onwenselijk. Werkgevers krijgen hogere loonkosten. Tegen de achtergrond van een nullijn zal dat mogelijk leiden tot extra bezuinigingen op andere terreinen en heeft het zeer waarschijnlijk gevolgen voor de werkgelegenheid en de werkdruk bij overheid en onderwijs. Voor werknemers betekent de stijging van de premie een daling van de koopkracht. Toch is het niet gelukt om tot een akkoord te komen. Het grootste verschilpunt is de prijs die beide partijen voor pensioen willen betalen. Op dit moment werken werknemers ongeveer twee dagen per week voor hun inkomen voor later (pensioen en AOW). Werkgevers vinden dit te veel en willen dit terugdringen. 2. In het Regeerakkoord wordt een forse versobering van de fiscale mogelijkheden om pensioen op te bouwen, aangekondigd. Wat betekent dit voor de onderhandelingen over de ABP-regeling? In het Regeerakkoord is opgenomen dat de fiscale kaders voor pensioenopbouw worden beperkt. Dit betekent een forse inperking van de pensioenopbouw. Medewerkers die vanaf 2015 hun pensioen gaan opbouwen zullen uiteindelijk zo’n 20% minder pensioen ontvangen. Het reeds opgebouwde pensioen wordt door deze maatregel niet geraakt. De maatregel heeft dus vooral gevolgen voor jongeren die nog veel pensioen gaan opbouwen. Om te voorkomen dat de ABP-pensioenregeling fiscaal bovenmatig wordt en over de premie belasting moet worden betaald, zullen partijen de regeling moeten aanpassen. Als partijen hierover overeenstemming kunnen bereiken is een deel van de wensen van het VSO gerealiseerd; de ambitie en prijs worden teruggebracht. Maar het VSO wil ook dat de ABPregeling naar de toekomst toe houdbaar is en de premie stabiel houden. Hiervoor is het wenselijk ruimte in de premie in te bouwen; wat extra premie betalen om kans op tekorten te verkleinen. Maar ook is het nodig om met de bonden af te spreken dat de stijging van de levensverwachting niet leidt tot meer premie, maar tot aanpassing van de regeling. Kortom: het regeerakkoord is deels een antwoord op de wensen van het VSO voor een nieuwe ABP-regeling, maar het VSO zal nog steeds met de bonden overeenstemming moeten bereiken over fiscale zuiverheid van de regeling en andere aanpassingen in de regeling.
3. Had de verhoging van de ABP-premie voor ouderdomspensioen in 2013 kunnen worden voorkomen? Een premieverhoging in 2013 was niet nodig geweest. Door de versobering die nodig is om de pensioenregeling fiscaal zuiver te houden één jaar naar voren te halen (2013 in plaats van 2014), zou de premieverhoging in 2013 niet hoeven te worden doorgevoerd. Het ABP Bestuur heeft er bij sociale partners op aangedrongen de premieverhoging langs deze weg te voorkomen. Dat is niet gelukt omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt over de herziening van de regeling voor navolgende jaren. 4. Waarom stijgt de ABP-premie ieder jaar, de regeling wordt toch niet anders? De hoogte van de premie die voor het pensioen moet worden betaald, wordt voor het grootste deel bepaald door de volgende factoren: - De inhoud van de regeling: een luxe regeling met een hoge pensioentoezegging is vanzelfsprekend duurder dan een soberdere regeling. - De samenstelling van het bestand: hoe hoger de gemiddelde leeftijd van de deelnemers in het fonds hoe hoger de premie. De premie-inkomsten kunnen namelijk minder lang renderen omdat deelnemers al snel de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Een fonds met veel jonge deelnemers heeft om die reden een lagere doorsneepremie dan een fonds met oudere deelnemers, ook al hebben ze dezelfde pensioenregeling. - De tarieven: Bij het berekenen van de premie wordt rekening gehouden met hoe lang iemand naar verwachting pensioen krijgt. Deze verwachting wordt gebaseerd op overlevingstabellen en verwachte rente en rendement. Als blijkt dat we langer leven zal er meer premie moeten worden betaald of langer moeten worden doorgewerkt om hetzelfde pensioen te bereiken. 5.
Wat zijn de belangrijkste 3 argumenten van VSO om de regeling te willen wijzigen? 1) Verbeteren van de indexatiekans/meer zekerheid over het pensioenresultaat: op dit moment heeft ABP al een indexatieachterstand van 9%. Er wordt dus een bepaalde pensioenhoogte beloofd, maar deze wordt structureel niet gehaald. VSO wil de pensioentoezegging beter waarmaken. Dit kan door extra premie te heffen waarmee schokken kunnen worden opgevangen. Terzijde: nu er geen akkoord is, stijgt de premie 2013. De premie verhoging zal niet leiden tot het wel gedeeltelijk indexeren van de pensioenen, dan wel het voorkomen van kortingen, en draagt dus niet bij aan een beter pensioenresultaat. Dat komt omdat de premieverhoging nodig is om vanuit de premie inleg bij te dragen aan herstel van het fonds (de dekkingsgraad mag niet verslechteren). 2) De premie is te hoog en te onzeker: Het VSO vindt dat er grenzen zitten aan de hoogte van de premie en wil terug naar een premie rond de 21%. Daarbij wil VSO graag een stabiele premie. Nu is de premie ieder jaar anders en hebben werkgevers geen duidelijk beeld van de bedragen die zij voor pensioen moeten reserveren. Om te komen tot een premie rond de 21% en daarbij een buffer voor meer zekerheid, zal de pensioenopbouw moeten worden aangepast. 3) meer keuzemogelijkheden. Het VSO gelooft in de meerwaarde van een collectief pensioen. Met elkaar kun je meer resultaat behalen dan ieder voor zich. Maar voor het VSO geldt dit vooral voor het ouderdomspensioen. Voor overige pensioenelementen (nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen) moeten werknemers zelf meer keuzes krijgen. VSO wil deze keuzes mogelijk maken door elementen uit de collectieve regeling te halen en via aanvullende individuele modules binnen de ABP-regeling aan te bieden.
6. Kan de overheid niet gewoon ingrijpen en zorgen dat de pensioenpremie omlaag gaat? Nee, de ABP-pensioenregeling is een overeenkomst tussen sociale partners, het Verbond Sectorwerkgevers Overheid en de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel. Net als bij een cao kan deze alleen worden gewijzigd als partijen hier overeenstemming over bereiken. Indien er geen nieuwe afspraken worden gemaakt, lopen de oude door. 7.
Als er minder pensioenpremie betaald moet worden, gaan de lonen dan omhoog? Als de pensioenpremie daalt, gaan de netto-lonen van werknemers omhoog. Werknemers betalen namelijk 30% van de premie. Of de bruto-lonen omhoog gaan is afhankelijk van de afspraken die centraal (pensioenkamer) en/of decentraal (aan de sectorale cao-tafel) worden gemaakt over de bestemming van de vrijval van het werkgeversdeel van de premie.
8.
Is de ABP-regeling duurder en beter dan andere pensioenregelingen? Logischerwijs bepaalt de luxe van de pensioenregeling voor een belangrijk deel de prijs. Hoe beter de regeling, hoe duurder. De regeling van ABP behoort tot de betere pensioenregelingen. Voor de lagere inkomens is de regeling positief omdat er een lage AOW-franchise wordt gehanteerd (drempelbedrag in het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd). Voor de hogere inkomens is de regeling positief omdat er geen inkomensgrens geldt waarboven de pensioenopbouw niet meer geldt. Daarnaast kent de ABP-regeling veel verzorgende elementen zoals een nabestaandenpensioen, een arbeidsongeschiktheidspensioen, extra pensioen bij een laag inkomen, doorlopende pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid of werkeloosheid. Maar voor de pensioenprijs zijn ook bestandsopbouw en bestandskenmerken belangrijk. Hoe ouder het deelnemersbestand en hoe meer vrouwen hoe duurder het pensioen is. Daarnaast leven hoogopgeleiden langer dan lager opgeleiden. Al deze factoren pakken voor de ABP-premie negatief uit, waardoor de premie van ABP relatief hoog is.
9. Is het waar dat jongere werknemers steeds meer moeten bijdragen aan de pensioentekorten van hun oudere en gepensioneerde collega’s? Het Nederlandse pensioenstelsel is gebaseerd op solidariteit. Voor en door iedere deelnemer wordt dezelfde premie betaald, een ‘doorsneepremie’. Voor jongeren is die premie te hoog, voor ouderen te laag. Maar als de rente laag is, het rendement tegenvalt of de levensverwachting stijgt, moeten premies verhoogd worden. Werknemers betalen dan dus eigenlijk mee voor de tekorten van de gepensioneerden van nu. Door het karakter van de doorsneepremie doen jongeren dat meer dan ouderen. Het VSO wil de regeling hierop aanpassen zodat de regeling eerlijker wordt. Tegenvallers moeten we over alle generaties verwerken en niet langer via de premie bij de actieven leggen. Dat betekent voor de huidige actieven dat langer leven betekent dat langer moet worden gewerkt voor hetzelfde pensioen. Gepensioneerden, maar ook werknemers, dragen hun steentje bij door een wat lagere uitkering of minder indexatie. 10. Waarom niet het overgangsrecht VPL afschaffen? Dit past toch niet meer in deze tijd? Het overgangsrecht VPL is in 2006 in de ABP-regeling opgenomen als vervanging voor de FPU. De FPU bleef bestaan voor iedereen die was geboren vóór 1950. Voor de generaties geboren na 1949 is afgesproken dat ze extra pensioen krijgen als ze tot 2023 in dienst blijven of voor die tijd met pensioen gaan. Daarbij geldt dat oudere werknemers in het algemeen meer krijgen dan
jongeren, omdat zij meer dienstjaren hadden in 2006. Daarmee kunnen ze dan toch nog eerder stoppen met werken financieren. Voor dat recht betalen werkgevers en iedere ABP-deelnemer (ook degenen die vanaf 2006 in dienst zijn en geen rechten hebben) tot 2023 premie. Werkgevers bij overheid en onderwijs vinden deze regeling heel onwenselijk. Het maakt hen minder aantrekkelijk en belemmert de mobiliteit van werknemers. Voor het afschaffen van deze regeling is echter overeenstemming met de bonden nodig. 11. De AOW-leeftijd wordt toch in 2013 al met een maand opgeschoven? Wat betekent dit voor de ABP-regeling? AOW en pensioen zijn nauw aan elkaar verbonden, maar staan toch los van elkaar. Met ingang van 2013 gaat de AOW-leeftijd stapsgewijs omhoog. Dat betekent dat de AOW 1 of meerdere maanden later ingaat. De pensioenleeftijd van ABP blijft voorlopig ongewijzigd op 65 jaar. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen deelnemers die nog gebruik kunnen maken van de FPU-regeling en deelnemers die onder het ABP-Keuzepensioen vallen. ABP Keuzepensioen De pensioenrichtleeftijd in de ABP-regeling blijft in ieder geval in 2013 nog 65 jaar. Dit betekent dat het pensioen ingaat op de eerste dag van de maand waarin iemand 65 wordt. De deelnemer kan ervoor kiezen zijn pensioen eerder te laten ingaan (maandelijkse pensioenuitkering wordt lager) of later (maandelijkse pensioenuitkering wordt hoger) Het verhogen van de AOW-leeftijd betekent dat de deelnemer in de periode tussen ingangsdatum pensioen en ingangsdatum AOW een zgn. AOW-gat heeft. Dit kan hij/zij oplossen door een deel van zijn pensioen naar voren te halen. Het ABP-reglement maakt deze verschuiving mogelijk voor deelnemers aan het ABP Keuzepensioen. FPU Werknemers die zijn geboren vóór 1950 hebben, onder voorwaarden, nog recht op FPU. De FPUuitkering loopt tot de eerste dag van de maand volgend die waarin ze 65 zijn geworden hun pensioen, aansluitend ontvangen zij hun pensioen. In die maand krijgen ze echter geen AOW. Gemiddeld is het AOW-gat in 2013 een halve maand en zijn de problemen dus nog beperkt. Daarnaast is er een voorschotregeling door het Kabinet ingesteld die overigens vervangen gaat worden door een overbruggingsregeling om de lage inkomens te ontzien. 12. Is er wel een echt probleem? ABP heeft toch meer vermogen dan ooit? Het vermogen is de bezittingenkant van de balans van het pensioenfonds. Maar de problemen komen vooral vanuit de sterk gestegen verplichtingen; d.w.z. de pensioenen die ABP nu uitkeert en straks moet gaan uitkeren. Deze moeten door langer leven en de lage rente hoger worden gewaardeerd. Er is veel discussie of de huidige rente wel een juiste graadmeter is. Maar niemand kan de toekomst voorspellen, en de afspraak is dat we onze pensioenen op voorzichtige wijze waarderen om te voorkomen dat we nu geld uitgeven en straks tekort komen. In september is er een maatregel genomen om met een iets hogere rente te kunnen rekenen (zgn. UFR-methodiek). Dat heeft de dekkingsgraden een paar procent laten stijgen maar niet genoeg om uit de problemen te zijn. 13. Waarom willen werkgevers niet meer premie betalen? In het verleden is er toch ook geld aan ABP onttrokken? In de jaren ’80 was er ook sprake van een crisis. Veel jongeren hadden geen werk en de overheid had grote tekorten. De pensioenpotten waren toen goed gevuld en er was sprake van zeer hoge dekkingsgraden. Daarop werden twee maatregelen genomen: verlaging van de premies en
onder omstandigheden kon zelfs geld uit de pensioenkas worden gehaald. Werkgevers hadden daar natuurlijk baat bij. Maar werknemers hebben in die tijd ook van de maatregelen geprofiteerd door lagere premies en het introduceren van VUT-regelingen om ouderen vervroegd met pensioen te laten gaan en jongeren aan het werk te krijgen. Toen ABP halverwege de jaren ’90 verzelfstandigde, is het vermogen in het ABP zo vastgesteld dat dit voldoende was om op eigen benen te staan. Zowel werkgevers- als werknemersvertegenwoordigers waren hierbij betrokken. De dekkingsgraad van ABP was toen vergelijkbaar met de fondsen in de markt. Sindsdien is er veel gebeurd dat van invloed is op de financiële positie van pensioenfondsen en dus ook het ABP. Pensioenfondsen zijn namelijk grote beleggers en hebben dus last van de ontwikkelingen op beurzen en de lage rente. Maar ook zijn dekkingsgraden afgelopen jaren ook zo’n 10% lager geworden door het gelukkige feit dat we langer leven. Er is dus sindsdien teveel gebeurd om nu alsnog te vergen dat de onttrekkingen alsnog moeten worden teruggestort.