Fan mear nei better Beleidsopgave 2010 – 2020 Demografische Ontwikkelingen Fryslân
Koöperaasje Fryslân oktober 2010
Status: versie van 19 oktober 2010
Fan mear nei better Beleidsopgave 2010 – 2020 Demografische Ontwikkelingen Fryslân INHOUD
Blz.
Samenvatting........................................................................................................................3 1.
Demografische veranderingen in Fryslân................................................................5 1.1 Inleiding...............................................................................................................5 1.2 Van groei naar krimp: fan mear nei better ..........................................................6 1.3 Stad en land in regioverband..............................................................................6 1.4 Leeswijzer ...........................................................................................................7
2.
Koöperaasje Fryslân: fan mear nei better................................................................9 2.1 Fryslân in 2020 ...................................................................................................9 2.2 Bent u al lid? .......................................................................................................9 2.3 Samen werken....................................................................................................9
3.
Wonen........................................................................................................................13 3.1 Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor Wonen..............................13 3.2 Relaties met andere beleidsvelden ..................................................................13 3.3 Gewenst perspectief en beleidsopgave............................................................14
4.
Arbeidsmarkt en Economie .....................................................................................17 4.1 Gevolgen van demografisch ontwikkelingen voor arbeidsmarkt en economie 17 4.2 Relaties met andere beleidsvelden ..................................................................18 4.3 Gewenst perspectief en beleidsopgave............................................................18
5.
Onderwijs ..................................................................................................................21 5.1 Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor onderwijs..........................21 5.2 Relaties met andere beleidsvelden ..................................................................22 5.3 Gewenst perspectief en beleidsopgave............................................................23
6.
Zorg, leefbaarheid en welzijn ..................................................................................25 6.1 Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor zorg, leefbaarheid, welzijn25 6.2 Relaties met andere beleidsvelden ..................................................................26 6.3 Gewenst perspectief en beleidsopgave............................................................27
7.
Mobiliteit en infrastructuur ......................................................................................29 7.1 Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor mobiliteit en infrastructuur 29 7.2 Relaties met andere beleidsvelden ..................................................................30 7.3 Gewenst perspectief en beleidsopgave............................................................30
Versie van 19 oktober 2010
Versie van 19 oktober 2010 2
Samenvatting De Friese bevolking krijgt de komende decennia te maken met een betrekkelijk nieuw fenomeen: krimp. De bevolking zal over pakweg 15 jaar afnemen, terwijl de groei van de bevolking de afgelopen eeuwen bijna vanzelfsprekend was. Tegelijkertijd treedt vergrijzing op. De beroepsbevolking jonger dan 65 jaar neemt reeds af sinds 2010. Het aantal 65-plussers neemt toe. Fryslân is niet de sterkste krimpregio van Nederland, maar binnen Fryslân zullen wel grote verschillen ontstaan tussen gemeenten onderling. Dit is voldoende aanleiding voor provincie, gemeenten en maatschappelijke organisaties om de voor u liggende Beleidsopgave demografische ontwikkelingen Fryslân op te stellen. Het adequaat aanpakken van de gevolgen van de demografische veranderingen vraagt om samenwerking tussen overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en particulieren. Vanaf de start van het project is door de provincie onderkend dat deze samenwerking cruciaal is. Het kader waarin samengewerkt wordt tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties en de provincie is de gedachte van de Koöperaasje Fryslân. Gevolgen van demografische ontwikkelingen De gevolgen van krimp voor burgers zijn voelbaar op meerdere terreinen. De behoefte aan gezinswoningen neemt af, terwijl de behoefte aan seniorenwoningen toeneemt. Per saldo zijn in totaal minder woningen nodig, vooral in de kleinere kernen op het platteland. In de huidige (gedateerde) woningvoorraad uit de jaren ’50 en ’60 is sprake van leegstand en waardedaling. Behalve dat dit voor de eigenaren vervelend is, loopt ook de Friese gemeenschap als totaal inkomsten mis. Gemeenten ontvangen minder OZB en inkomsten uit grondexploitaties (verdienvermogen vanuit nieuwbouw) nemen af. Gemeenschappelijke voorzieningen die met dergelijke inkomsten betaald worden, krimpen dan eveneens in of moeten worden geclusterd. Op relatief korte termijn zal het aantal basisschoolleerlingen in Fryslân dalen met 10%. In sommige gemeenten ligt dat percentage zelfs rond de 20%. Dit heeft direct gevolgen voor de wijze waarop kwalitatief goed onderwijs georganiseerd kan worden en hoeveel scholen daarvoor nodig zijn en op welke plek. En net als bij gemeenschappelijke voorzieningen is bereikbaarheid van onderwijs onderdeel van de kwaliteit voor onze inwoners. De beroepsbevolking neemt af, terwijl de behoefte aan arbeidskrachten in sommige sectoren toeneemt. Dit geldt met name voor de zorg. Bij veel van de hiervoor genoemde gevolgen voor burgers, staan twee opgaven centraal: (1) bereikbaarheid en financierbaarheid van voorzieningen en (2) het voorkomen van leegstand en verpaupering in de woningvoorraad. Opgaven als gevolg van demografische ontwikkelingen Wonen Op het terrein van wonen is de belangrijkste opgave dat de woningvoorraad wordt aangepast aan de te verwachten demografische veranderingen. De woningvoorraad werd weliswaar de afgelopen decennia ook voortdurend vernieuwd en geherstructureerd afhankelijk van de woningbehoefte. Maar de toekomstige demografische veranderingen vereisen dat hierin een extra slag wordt gemaakt. Deze opgave moet in beeld gebracht worden op regionaal schaalniveau, vanuit een langetermijnperspectief en inclusief een financiële doorrekening. Het gaat dan om de transformatieopgave van sloop, om herstructurering, het levensloop bestendig maken van woningen en het duurzamer en meer flexibel maken van woningen voor verschillende doelgroepen of functies. Dit beeld van de totale transformatieopgave, inclusief de financiële vertaalslag daarvan, dient dan als basis
Versie van 19 oktober 2010 3
voor overleg tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties en de provincie Fryslân in het kader van de gedachte Koöperaasje Fryslân. Arbeidsmarkt en economie Op de terreinen van arbeidsmarkt en economie gaat het om het organiseren van de match van vraag naar en aanbod van arbeid. En om het beantwoorden van de vraag “Hoe met minder mensen het niveau van welvaart en welzijn kan worden behouden en zo mogelijk kan worden versterkt?” Gebruik kan worden gemaakt van de positieve effecten van krimp, doordat in specifieke sectoren zoals zorg en toerisme ‘ruimte’ ontstaat voor nieuwe initiatieven. Ook kan ingespeeld worden op nieuwe kansen voor de plattelandseconomie met behulp van ICT en innovatie. Onderwijs Voor het onderwijs is de samenwerking tussen of fusie van scholen aan de orde. Daarnaast kan gedacht worden aan het clusteren van voorzieningen tot multifunctionele centra of ketens. Daarbij gaat het om samenwerking tussen onderwijs en ketenpartners (gezondheidszorg, jeugdzorg, sport en maatschappelijk werk). Het maken van dergelijke keuzen vraagt om een spreidingsplan voor het onderwijs en andere voorzieningen, vanuit een langetermijnperspectief en op regionaal schaalniveau. Daarnaast is op het terrein van onderwijs van belang beroepskeuzes te stimuleren voor sectoren waarin meer behoefte aan arbeidskrachten zal komen. Dit geldt met name voor de zorgsector. Zorg, welzijn en leefbaarheid In relatie tot de thema’s zorg en welzijn is vergrijzing de meest prominente ontwikkeling in Fryslân, met als gevolg een toenemende en veranderende zorgvraag. Terwijl tegelijkertijd sprake is van krapte op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel. Ook voor voorzieningen op het terrein van zorg en welzijn zijn spreidingsplannen van belang, vanuit antwoorden op vragen: ‘Welke voorzieningen nodig zijn, op welk schaalniveau en op welke termijn, gegeven de demografische ontwikkelingen?’ Mobiliteit en infrastructuur In relatie tot de demografische ontwikkelingen, is de opgave voor het thema mobiliteit en infrastructuur het bereikbaar houden van onderwijs-, zorg- en welzijnsvoorzieningen en werkgelegenheid. Fan mear nei better Deze beleidsopgave vormt de basis voor het opstellen van een gezamenlijke beleidsagenda met alle partijen binnen de Koöperaasje Fryslân. De provincie Fryslân vervult een organiserende en stimulerende rol binnen deze Koöperaasje. Op 17 november wordt een symposium gehouden waarop de gezamenlijke opgave besproken wordt. Partijen kunnen dan aangeven in hoeverre ze deze opgave kunnen onderschrijven en welke bijdrage zij kunnen leveren. Dit levert uiteindelijk verschillende uitvoeringspamfletten op per organisatie of groep organisaties. Na 17 november 2010 worden deze uitvoeringspamfletten door de provincie gebundeld en vormen ze gezamenlijk met het voor u liggende document de Beleidsagenda “fan mear nei better”. Tegelijk is dit de start van een provinciebrede beweging “fan mear nei better” in het kader van Koöperaasje Fryslân. Natuurlijk zijn er al veel goede initiatieven van start gegaan als antwoord op de demografische veranderingen, maar in het kader van “fan mear nei better”, worden deze initiatieven aan elkaar gekoppeld en waar nodig aangevuld met extra maatregelen.
Versie van 19 oktober 2010 4
1.
Demografische veranderingen in Fryslân
1.1
Inleiding
Het aantal inwoners van Fryslân stijgt al eeuwenlang en zal ook de komende jaren blijven stijgen. Weliswaar zijn er in het verleden periodes geweest met een tijdelijke afvlakking van de groei, bijvoorbeeld tussen 1984 en de jaren ‘90. Een dergelijke tijdelijke afvlakking had te maken met reguliere conjuncturele golfbewegingen. Sinds enkele jaren is echter sprake van een structurele afvlakking van deze groei. Over vijftien jaar zal de Friese bevolking voor het eerst sinds mensenheugenis structureel afnemen. We noemen dat krimp. Hoewel de bevolkingsdaling van Fryslân als geheel nog enige tijd duurt, zijn er al gemeenten waar de bevolking afneemt. Het Friese platteland kent al langere tijd dorpen waar de bevolking terugloopt, terwijl de bevolking in naburige steden nog iets toeneemt. Naast bevolkingsdaling krijgt de Friese bevolking de komende decennia te maken met drie demografische veranderingen: 1. De Friese bevolking ontgroent en vergrijst: bijvoorbeeld de beroepsbevolking tot 65 jaar neemt al vanaf 2010 af, terwijl het aantal 65-plussers sterk toeneemt. 2. Het aantal gezinnen neemt af en het aantal alleenstaande ouders en alleenstaanden neemt toe. 3. Binnen Friesland verhuizen meer mensen van het platteland naar de stad dan andersom. Bovengenoemde veranderingen zijn al enige jaren gaande, maar niet altijd zichtbaar. Demografische ontwikkelingen grijpen ook op elkaar in. Hoewel Fryslân op dit moment nog niet behoort tot de sterkste krimpregio’s van Nederland, nemen Provinciale Staten van Fryslân bovengenoemde ontwikkeling dermate serieus dat opdracht is gegeven de toekomstige ontwikkelingen in kaart te brengen. In januari 2010 verscheen zowel de “Prognose Fryslân 2009 – 2030”, als het rapport “Krimp en Groei; demografyske feroaring yn de provinsje Fryslân”. Voor meer specifieke informatie over demografische ontwikkelingen in Fryslân verwijzen wij u graag naar deze rapporten op de website www.fryslan.nl/bevolkingsontwikkeling. Op deze website treft u bovendien ook alle verslagen van bijeenkomsten aan, die het afgelopen jaar door de provincie Fryslân zijn georganiseerd over demografische ontwikkelingen. Uitkomst van de genoemde verkenningen was dat de ontwikkelingen aanleiding geven tot actie. De bevolking zal tot 2025 nog stijgen en daarna zo geleidelijk dalen dat deze tot rond 2040 nog boven het niveau van 2010 ligt. Waar de bevolkingsontwikkeling op provinciaal niveau gematigd is, zijn er regionaal, lokaal en zeker op kernenniveau sterkere pieken en dalen. Al met al is er dan ook zeker aanleiding tot actie ten aanzien van de voorziene demografische ontwikkelingen in Fryslân. Door op tijd te anticiperen op de demografische ontwikkelingen in Fryslân kunnen de negatieve effecten van krimp worden verzacht dan wel worden voorkomen. Daarom hebben Provinciale Staten van Fryslân opdracht gegeven tot het opstellen van een beleidsagenda voor de komende jaren. Het vaststellen van de voor u liggende beleidsopgave vormt daarbij de basis. De beleidsopgave, zoals deze nu voor u ligt, is opgesteld in samenwerking met Friese gemeenten en maatschappelijke organisaties. Deze beleidsopgave ‘fan mear nei better” beschrijft het gewenste perspectief in relatie tot demografische veranderingen. De beleidsopgave laat vervolgens ruimte aan partners binnen Koöperaasje Fryslân om op eigen wijze hun bijdrage te leveren. Het verdelen van de provinciale opgave in regionale intergemeentelijke opgaven ligt daarbij voor de hand en sluit ook aan bij de recente intergemeentelijke streekagenda’s. In hoofdstuk 2 leest u daar meer over. Versie van 19 oktober 2010 5
Deze beleidsopgave is tegelijkertijd ook een uitvloeisel van “Krimpen met Kwaliteit; het interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling” van Rijk, IPO (Interprovinciaal Overleg) en VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) (november 2009). Het opstellen van een beleidsagenda krimp Friesland is daarin namelijk als één van de actiepunten opgenomen. Daarnaast bood dit Nationale actieplan de mogelijkheid om experimenten in te dienen. In dat kader worden door het Rijk op dit moment vier Friese experimenten ondersteund (zie ook www.fryslan.nl/bevolkingsontwikkeling). Ook in de Gebiedsagenda Noord-Nederland (vastgesteld Bestuurlijk Overleg Mirt (Meerjaren Investeringsprogramma Ruimte en Transport) najaar 2009), op basis waarvan afspraken met het Rijk worden gemaakt, zijn in noordelijk verband de demografische ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende opgaven geagendeerd.
1.2
Van groei naar krimp: fan mear nei better
De vanzelfsprekendheid van groei is voorbij, terwijl dit eeuwenlang wel vanzelfsprekend was. Systemen, structuren, ons denken en handelen zijn ingesteld op groei. Denken en doen in termen van groei zit stevig in onze samenleving verankerd. Krimp en zelfs een afname van groei, stelt betrokken partijen voor volstrekt nieuwe vragen en opgaven. Oude oplossingen werken niet meer. Nieuwe manieren van denken en doen zijn nodig. Een omslag in denken van groei naar krimp is voor veel mensen buitengewoon lastig. Groei is in het verleden vaak als doelstelling gekozen, terwijl de kwaliteit van onze samenleving centraal hoort te staan. In eerste instantie bestaat de neiging om de krimp te ontkennen en tegen te gaan. Dat is met de huidige inzichten een gepasseerd station. Het gaat er nu om de doelstellingen om te buigen van groei naar kwaliteit: fan mear nei better. De Koöperaasje Fryslân beschouwt de geschetste demografische ontwikkelingen, inclusief krimp, als onvermijdelijk en onontkoombaar. Het doel is dan ook niet om de demografische ontwikkelingen tegen te gaan. Het doel is om de negatieve effecten te verzachten, te voorkomen dat samenhangende ontwikkelingen elkaar in een negatieve spiraal versterken en kansen te benutten om de economie en het niveau van welvaart en welzijn, met minder mensen, op peil te houden en zo mogelijk te versterken. Hoe houden we bij een krimpende bevolking de economie en het voorzieningenniveau op het gewenste niveau? Dit vereist dat overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en particulieren tijdig en adequaat anticiperen op de gevolgen van demografische ontwikkelingen: niet ontkennen, maar onderkennen.
1.3 Stad en land in regioverband Het schaalniveau waarop acties worden ondernomen is bepalend. Terwijl op provinciaal niveau de bevolking nog zo’n vijftien jaar zal toenemen, zijn er tegelijkertijd gemeenten waar de bevolking vanaf 2010 al krimpt. Op andere plaatsen is nog sprake van groei, maar in een lager tempo. Ook dat stelt partijen voor nieuwe vragen omdat verdienmechanismen via grondexploitaties en verkoop van huurwoningen alleen werken in een situatie van groei. Voor wat betreft de bevolkingsontwikkeling is er een faseverschil tussen stad en platteland. In de meeste Friese steden is een daling van de groei ingezet, terwijl veel dorpen op het platteland inmiddels al te maken hebben met krimp. Maar ondanks dit faseverschil zijn stad en platteland in deze ontwikkeling meer dan ooit op elkaar aangewezen. In steden leidt een afname van de groei tot afname van inverdienvermogen voor het in stand houden van voorzieningen. Op het platteland zijn bewoners als gevolg van krimp sterker op het voorzieningenniveau van de steden aangewezen. Samenwerking tussen stad en platteland is meer dan ooit nodig.
Versie van 19 oktober 2010 6
1.4 Leeswijzer Het volgende hoofdstuk gaat in op samenwerking, door de Koöperaasje Fryslân, aan de vraagstukken en opgaven die de demografische ontwikkelingen met zich meebrengen. Vervolgens beschrijven we per thema in de hoofdstukken 3 t/m 7 de belangrijkste opgaven en maatregelen voor de komende jaren. Per thema gaan we in deze hoofdstukken nader in op: • De gevolgen van de demografische ontwikkelingen voor dit thema. • De relaties met andere beleidsvelden. • Het gewenste perspectief en de beleidsopgave. Deze hoofdstukken eindigen steeds met een kader met aanknopingspunten voor een meer innovatieve aanpak. Dit kader is bedoeld om het verder nadenken over creatieve en innovatieve maatregelen te stimuleren. De voor u liggende beleidsopgave vormt de basis voor uitvoeringspamfletten, die na het symposium op 17 november worden gebundeld. De beleidsopgave met het gewenste perspectief blijft de komende jaren het vertrekpunt. Op basis van onderzoek of overleg kunnen de opgaven op onderdelen worden aangescherpt. Maar de nadruk zal echter liggen op de uitvoering van de uitvoeringspamfletten. Deze vormen gezamenlijk een “levend document”. De voor u liggende beleidsopgave vormt uiteindelijk samen met de uitvoeringspamfletten de gezamenlijke beleidsagenda “fan mear nei Better”. Er zullen nieuwe partners aanhaken en eveneens aan de slag gaan met hun eigen uitvoeringspamflet om zo een bijdrage te leveren aan de gezamenlijke beleidsopgave. In het uitvoeringspamflet van de Provincie Fryslân is de taak van programmaregie en monitoring opgenomen namens de Koöperaasje Fryslân.
Versie van 19 oktober 2010 7
Versie van 19 oktober 2010 8
2.
Koöperaasje Fryslân: fan mear nei better
2.1 Fryslân in 2020 Ook in 2020 is Fryslân, als het aan Koöperaasje Fryslân ligt, de mooiste provincie van Nederland. Het is goed wonen, werken en recreëren in onze provincie. De provincie biedt ook in 2020 nog volop rust en ruimte en landschappelijke en natuurlijke waarden. De herstructurering van de bestaande woningvoorraad heeft een kwalitatief beter woningaanbod opgeleverd en heeft de ruimtelijke kwaliteit van dorpen en steden verhoogd. Fryslân kent ook in 2020 een aantrekkelijk woonklimaat, breed en divers aanbod van woningtypen en woonmilieus voor eigen inwoners en voor inwoners van buiten. Het voorzieningenniveau is weliswaar in sommige dorpen lager, maar per regio wel kwalitatief beter. Zo is er nog steeds een kwalitatief goed en bereikbaar onderwijs. En zijn er voldoende kwalitatief goede en bereikbare zorg- en welzijnsvoorzieningen. Fryslân is en blijft een leefbare provincie om te wonen, werken, recreëren en te studeren. Er is ingezet op speerpunten zorg en toerisme, maar ook op nieuwe initiatieven zoals plattelandseconomie met behulp van ICT, innovatie en kennis. Er is ook in 2020 voldoende aansluiting van zowel ouderen als jongeren bij de Friese samenleving. Een voorbeeld daarvan is de toegenomen interesse bij jongeren voor een baan in de zorg.
2.2 Bent u al lid? Voordat het 2020 is, moet er nog veel gebeuren. De bevolkingsveranderingen in Fryslân vereisen een allesbehalve traditionele aanpak. Een groot aantal overheden en maatschappelijke organisaties onderkent de in dit rapport beschreven beleidsopgave en wil daar ook de schouders onder zetten. Maar dan wel op een vernieuwende wijze binnen de aanpak Koöperaasje Fryslân. En net als bij een echte koöperaasje, wil men zich lid voelen van een nieuwe beweging. De beweging “fan mear nei better”. Er zijn inmiddels voorlopers vanuit Friese gemeenten, wonenorganisaties, zorginstellingen, de onderwijssector en partners op het gebied van arbeidsmarkt en economie. Deze voorlopers “fan mear nei better” presenteren hun uitvoeringspamflet op 17 november 2010. En daarna houdt het niet op. We gaan in de komende jaren door met een open proces, waarbij eenieder die zich wil inzetten, mag aanhaken. Als dit maar bijdraagt aan de gezamenlijke uitdaging zoals geschetst in deze beleidsopgave. We zetten daarvoor sociale media in en betrekken bewoners van dorpen en steden bij dit proces. We organiseren veldwerkdiscussies, werkbezoeken, groei-krimp café’s. Provincie en gemeenten faciliteren en stimuleren daarbij: de Friese burger staat centraal. 2.3 Samen werken Vanuit de Koöperaasje Fryslân geven de leden vorm aan de beleidsopgave “fan mear nei better”. Overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en particulieren werken samen om de negatieve effecten van demografische veranderingen zoveel mogelijk te voorkomen en de kansen optimaal te benutten. Vanaf de start van het project is door de provincie onderkend dat deze samenwerking cruciaal is. Vanwege dit belang van samenwerking zijn in februari 2010 vier thematische stakeholdersessies georganiseerd, waarbij per thema door gemeenten, maatschappelijke organisaties en de provincie is gesproken over de uitkomsten van eerdere verkenningen. De uitkomsten van deze verkenningen werden gedeeld door alle betrokkenen en de noodzaak tot het gezamenlijk nemen van maatregelen is onderkend. Vervolgens is in april 2010 een werkconferentie georganiseerd waarbij gebiedsgericht aan gebiedstafels is gesproken over prioriteiten voor het anticiperen op en omgaan met de bevolkingsontwikkelingen. Als voorbereiding voor de werkconferentie zijn per deelregio analyses opgesteld. Tijdens de werkconferentie zijn per regio ook prioriteiten benoemd.
Versie van 19 oktober 2010 9
Tijdens verschillende stakeholdergesprekken in augustus en september 2010 spraken we over samen werken aan de vraagstukken die demografische ontwikkelingen met zich meebrengen. De voor u liggende Beleidsopgave “fan mear nei better” is het resultaat van deze stappen. Op voorhand is al duidelijk dat communicatie over en bewustwording van de toekomstige ontwikkelingen een belangrijk eerste element in de uitvoering vormt. Alle verslagen van overleggen kunt u vinden op www.fryslan.nl/bevolkingsontwikkeling. Op 17 november 2010 organiseren we daarom een bestuurlijk symposium waar de betrokken partijen binnen de Koöperaasje Fryslân de ambities en beleidsopgaven kunnen onderschrijven. Dit bestuurlijk symposium biedt daarnaast de mogelijkheid voor voorlopers om hun uitvoeringspamflet te presenteren. Hiermee wordt het aandeel van deze “leden” in de beweging ‘fan mear nei better’ van de Koöperaasje Fryslân zichtbaar. Voordat we in de volgende hoofdstukken nader ingaan op de gevolgen van demografische ontwikkelingen per thema, staan we hierna allereerst stil bij een aantal samenwerkingsprincipes binnen de Koöperaasje Fryslân. Top down en bottom up De gezamenlijke visie van de Koöperaasje Fryslân op het krimpvraagstuk vereist soms een “van boven af” en soms een “van onderen op” aanpak. Zo vereist bijvoorbeeld een spreidingsplan van onderwijs-, zorg- of welzijnsvoorzieningen een “van boven af” benadering en een langetermijnperspectief. Hierbij worden individuele voorzieningen beoordeeld op toekomstbestendigheid en steeds worden geplaatst binnen de regionale context. Tegelijkertijd is input, creativiteit en betrokkenheid vanuit kernen en dorpen cruciaal. Op dat niveau zijn immers gevolgen van demografische ontwikkelingen als eerste voelbaar en zichtbaar. Deze “van onderen op” ervaringen zijn cruciaal voor het ontwikkelen van een adequate aanpak. Samenhangend krimpproof beleid Demografische ontwikkelingen raken vele beleidsterreinen. Van wonen tot onderwijs, van zorg & welzijn tot mobiliteit, van leefbaarheid tot economie en arbeidsmarkt. De thematische werksessies (februari 2010), de werkconferentie (april 2010) en de rondetafelgesprekken (10 september) hebben bevestigd dat een indeling in thema’s helder en duidelijk werkt. Krimp vraagt om een samenhangende benadering, dwars door deze thema’s heen en vraagt om een gedachteverandering bij de verschillende partners. We moeten het gebruikelijke groeidenken doorbreken om te kunnen anticiperen op de gevolgen van krimp en waar mogelijk kansen te benutten. Anticiperen op krimp vraagt, dwars door bestaande bestuurlijke taken en portefeuilles heen, om krimpproof beleid. De bereikbaarheid en betaalbaarheid van voorzieningen staat daarbij centraal, evenals het voorkomen van verpaupering en leegstand van de bestaande woningvoorraad. Een bijzonder aandachtspunt daarbij is ook de positie van de Friese taal. Hoe kunnen bij verandering van het schaalniveau waarop voorzieningen in de toekomst aanwezig zullen zijn, de mogelijkheden van het gebruik van de Friese taal gewaarborgd worden. Krimp vereist dus deels nieuw beleid en deels aanpassing van bestaand beleid. De beleidsopgave is dan ook pas geslaagd als de daarop volgende uitvoeringspamfletten worden uitgevoerd door gemeenten, maatschappelijke organisaties en de provincie. De provincie Fryslân kan daarin als regionale overheid een coördinerende, regisserende en intermediaire rol vervullen.
Versie van 19 oktober 2010 10
Schakelen tussen schaalniveaus Behalve het aanbrengen van samenhang tussen verschillende beleidsvelden, zijn ook de verschillende schaalniveaus per thema van belang. Zo hebben zorg- en welzijnsinstellingen veelal een bovengemeentelijk verzorgingsgebied en vraagt het thema Economie (ook) om een benadering vanuit het interprovinciale schaalniveau van Noord-Nederland. Terwijl het basisonderwijs zich afspeelt op het schaalniveau van dorpen binnen één of meerdere gemeente(n). Het onderwerp demografische ontwikkelingen vraagt dus om het kunnen schakelen tussen verschillende schaalniveaus, van dorpskernen tot landsdelen. Op voorhand lijken de intergemeentelijke regio’s het meest logische schaalniveau voor de meerderheid van de beleidsopgaven. Hierbij zou kunnen worden aangesloten bij recente initiatieven om te komen tot streekagenda’s. Samenwerking binnen en tussen intergemeentelijke regio’s: koöperaasje Fryslân Binnen Friesland verschilt de mate waarin demografische veranderingen optreden en de impact die het vervolgens heeft per regio. Tijdens de werkconferentie van 20 april is gesproken over prioriteiten per intergemeentelijke regio. Tijdens deze conferentie en de daarop volgende bijeenkomsten is duidelijk geworden dat het gehanteerde schaalniveau van intergemeentelijke regio’s goed werkt voor de beleidsopgave. Deze intergemeentelijke regio’s kennen al diverse afstemmingsverbanden, zodat voor de beleidsopgave “fan mear nei better” gebruik kan worden gemaakt van bestaande netwerken en overlegstructuren. Tegelijkertijd stelt de bevolkingsverandering overheden voor nieuwe opgaven die vragen om innovatieve aanpak buiten de bestaande kaders om. Er moet ruimte zijn voor experimenteren, reflecteren en leren, kennis en ervaring delen. Dus dan ook juist breder opereren dan via bestaande netwerken en overlegstructuren. De beweging “fan mear nei better” van de Koöperaasje Fryslân biedt deze flexibiliteit. Gemeenten en intergemeentelijke regio’s zijn hiervan dan vanzelfsprekend “lid”, naast de provincie, wonenorganisaties, zorginstellingen, de onderwijssector en partners op het gebied van arbeidsmarkt en economie. Een aanzet voor samenwerking binnen intergemeentelijke regio’s wordt voorbereid in de pilots “streekagenda”. De streekagenda is bedoeld als een methode van werken enerzijds en als een “pakket van afspraken” anderzijds. De streekagenda bouwt voort op de positieve ervaringen opgedaan met de gebiedsgerichte aanpak van plattelânsprojekten.
Versie van 19 oktober 2010 11
Versie van 19 oktober 2010 12
3.
Wonen
3.1 Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor Wonen Tot 2020 zal het aantal huishoudens in de meeste Friese gemeenten nog licht groeien. In de periode 2020-2030 zal in één op de drie Friese gemeenten het aantal huishoudens dalen. De kwantitatieve vraag naar extra woningen zal daardoor de komende jaren 1 afvlakken en vanaf 2030 is bouwen voor de groei verleden tijd. Door de vergrijzing, toename van het aantal alleenstaanden en door afname van het aantal gezinnen met kinderen is er behoefte aan andere woningen. De behoefte aan seniorenwoningen wordt groter, er zijn minder starterswoningen nodig en de vraag naar gezinswoningen neemt af. De behoefte aan minder en andere woningen zal ingrijpend zijn voor de woningmarkt. Alle gemeenten in Fryslân krijgen hiermee te maken. Grote delen van Noord-Nederland kennen nu al een ontspannen woningmarkt. De daling van het aantal huishoudens zal leiden tot een nog meer ontspannen woningmarkt en zal – zonder (beleidsmatig) ingrijpen – leiden tot waardedaling van woningen, langere verkooptijden, onverkoopbare woningen, leegstand en 2 uiteindelijk verpaupering. De gevolgen voor gemeenten, woningcorporaties en particulieren van de geschetste ontwikkeling zijn: • Wegvallen verdienvermogen voor gemeenten vanuit woningbouw (grondexploitaties). • Terugloop Onroerend Zaak Belasting voor gemeenten (OZB). • Toename voor gemeenten en corporaties van investeringen voor sloop en herstructurering. • Waardevermindering van woningen bij gelijkblijvende hypotheek voor particulieren. De genoemde gevolgen staan niet op zichzelf en hebben, als het gaat om de fysieke gevolgen, consequenties en wellicht kansen voor de ruimtelijke kwaliteit. Een kwalitatief goed woonmilieu met goed onderhouden en bewoonde woningen is randvoorwaardelijk voor een goede leefbaarheid en is bepalend voor de aantrekkelijkheid van onze dorpen en steden. Als gemeenten minder inkomsten krijgen, komen noodzakelijke investeringen in het bestaand bebouwd gebied onder druk te staan. Hiermee kan een zichzelf versterkende negatieve spiraal ontstaan. 3.2
Relaties met andere beleidsvelden
Het thema wonen heeft met betrekking tot krimp de volgende relaties met andere thema’s. Wonen en ruimtelijke kwaliteit Krimp heeft een sterke relatie met ruimtelijke kwaliteit. De fysieke gevolgen van krimp zijn direct van invloed op de ruimtelijke kwaliteit van zowel dorpen en steden als op het landschap. Herstructurering of zelfs afbraak van bebouwing leiden tot een verandering in de dorpsstructuur waarbij de invloed groot is op aspecten als cultureel erfgoed, de openbare ruimte en overgangszones van bebouwd gebied naar buitengebied Wonen en financiën In een situatie van krimp, en zelfs bij stabilisatie van groei, nemen de inverdienmogelijkheden af. Terwijl de opgaven in bestaand bebouwd gebied eerder meer geld vragen (financiering van herstructurering). Kort gezegd: de opgave is lastiger en er zijn minder middelen. Door verminderde inkomsten uit nieuwbouw van woningen komt ook de realisatie van voorzieningen, die hier tot nu toe (mede) uit werden gefinancierd, onder druk te staan. 1
2
Rapport ‘Krimp en Groei’, provincie Fryslân, 2010. Notitie Regionale Woningbouwafspraken, GS-besluit 26-08-2008.
Versie van 19 oktober 2010 13
Wonen, welzijn en voorzieningen De combinatie tussen wonen, welzijn en zorg wordt belangrijker als gevolg van de vergrijzing. Welzijn voorkomt zorg is de gedachte en hoe meer dit gekoppeld is aan de woonomgeving des te beter. Wonen en mobiliteit Een verminderd draagvlak voor voorzieningen in kernen, leidt mogelijk tot clustering van voorzieningen in grotere kernen, waardoor bereikbaarheid en mobiliteit voor senioren, maar ook voor gezinnen met jonge kinderen een sterker criterium wordt bij woningkeuze. 3.3
Gewenst perspectief en beleidsopgave
Fryslân heeft een aantrekkelijk woonklimaat met een gevarieerd woningaanbod voor zowel de eigen inwoners als voor nieuwe inwoners van buiten. Dat willen we graag ook in de toekomst blijven bieden. Het ruimtelijk beleid van de provincie richt zich op concentratie van woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. Vanuit het ruimtelijke kader van het Streekplan (2007) en de bijbehorende Uitvoeringsagenda dient in de stedelijke bundelingsgebieden een breed en divers aanbod van woningtypen en woonmilieus beschikbaar te zijn om de (boven)lokale kwantitatieve en kwalitatieve woningvraag op te vangen. In de kleinere kernen 3 is ruimte voor opvang van de plaatselijke woningbehoefte. Ter bevordering van de leefbaarheid en vitaliteit in heel Fryslân streeft de Koöperaasje Fryslân een balans na van een evenwichtige verdeling van woningen en woningbouw over de verschillende regio’s. Krimp is geen opgave, net als groei geen opgave is. Krimp is een context waarbinnen keuzes en maatregelen moeten worden genomen. Uitgangspunt is dat bij nieuwe ontwikkelingen, ook binnen de krimp-context, bewust moet worden omgegaan met bestaande waarden en kwaliteiten, op een manier waarop recht wordt gedaan aan de ontwikkelingsgeschiedenis van Fryslân. Naast respect voor bestaande waarden en kwaliteiten is het onze ambitie om waarde toe te voegen bij wijziging en/of verandering van bestaande functie. De woonkwaliteiten van Fryslân, zoals rust en ruimte, landschappelijke en natuurlijke waarden, veiligheid en woon-zorgmogelijkheden, kunnen benut worden als sociaal-economische impuls voor Fryslân. We stimuleren hiermee dat ook mensen uit andere provincies naar Fryslân verhuizen. Om het toekomstig ruimtebeslag van wonen te beperken, worden nieuwe woningen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied geprogrammeerd (inbreiding). Het optimaal benutten van het bestaande bebouwde en onbebouwde gebied, draagt bij aan een efficiënt gebruik van ruimte en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Inbreiding mag overigens niet ten koste gaan van kwalitatief hoogwaardige open ruimten in bebouwd 4 gebied. Bestaande waarden en kwaliteiten moeten te allen tijde worden gerespecteerd. Hier ligt ook een relatie met de ambities voor ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit én de herstructureringsopgaven in de woningvoorraad en van bedrijventerreinen. De kwaliteit van het bebouwde gebied, inclusief de duurzaamheid daarvan, is van groot belang voor zowel het leefmilieu voor de eigen inwoners als voor de toeristische aantrekkelijkheid van onze provincie. Het gewenste perspectief is een goede balans op de woningmarkt op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. De demografische veranderingen in Fryslân kunnen bepaalde ontwikkelingen op de woningmarkt in negatieve zin versterken. De beleidsopgave is: • Het voorkomen van een overaanbod aan woningen (niet bouwen voor de leegstand). 3
Streekplan 2007, Om de kwaliteit fan de romte. Welke zijn vastgelegd in de Cultuurhistorische kaart en de Landschapstyperingenkaart van de provincie 4
Versie van 19 oktober 2010 14
• •
•
• • •
Het voorkomen van onevenredige concurrentie (kannibalisme) tussen gemeenten. Het definitief verleggen van de focus van woningbouw op uitleglocaties naar (vervangende) woningbouw binnen dorpen en binnenstedelijke locaties, waarbij rekening wordt gehouden met de waarden en kwaliteiten in en aan de randen van dorpen en stedelijke gebieden; Het in gang zetten van een transformatieopgave voor voldoende betaalbare woningen, afgestemd op de nieuwe vraag (met name senioren), naast het aanpakken van de noodzakelijke reguliere herstructurering van de woningvoorraad. Het betrekken van duurzaamheid en energiebesparing bij de transformatieopgave. Het bieden van mogelijkheden aan mensen om zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woning te kunnen blijven wonen. Het zoeken naar nieuwe financieringsconstructies voor de aan krimp gerelateerde herstructureringsopgave (verantwoordelijkheid van ondermeer gemeenten en corporaties). De kwaliteit van het bebouwde gebied, inclusief de duurzaamheid daarvan, is van groot belang voor het leefmilieu voor de Friezen èn als recreatief milieu voor de toerist of recreant. De provincie heeft daarbij een agenderende, mogelijk regisserende rol. Vanuit dat oogpunt kan ook gedacht worden aan financiële inzet van 5 de provincie (stimulering lokale partijen). Naar een innovatieve aanpak: Mogelijkheden tot bundeling doeluitkeringen provincie en fondsen en mogelijkheden ontschotten van middelen Wmo en Awbz. Goedkoper om zorg naar de mensen te brengen dan volop te bouwen voor de doelgroep, dan wel doelgroep intramuraal te laten wonen. Bekostiging zorg dan niet alleen uit Wmo, maar ook uit Awbz. Hier lopen experimenten op. Landelijke/Europese discussie in de driehoek wonen, zorg, pensioenen. “Laat het pensioenfonds het huis van een oudere kopen en aanpassen naar behoefte in ruil voor woongenot en benodigde zorg.” Zie ook European Pension Debate 2010. Hoe zorg betaalbaar houden? Stel een “verwijderingsbijdrage” in voor nieuwbouwwoningen. Beleid op vrijkomende agrarische bebouwing waardoor bijvoorbeeld splitsing van agrarisch vastgoed tot stand kan komen en er grondgebonden woningen in kunnen komen, ondernemers of juist woon-zorgconcepten.
5
Gebiedsdocument Fryslân Opkreazje, GS-besluit 23-06-2009.
Versie van 19 oktober 2010 15
Versie van 19 oktober 2010 16
4.
Arbeidsmarkt en Economie
4.1
Gevolgen van demografisch ontwikkelingen voor arbeidsmarkt en economie
In Fryslân zal, als regio in de periferie van Nederland, als gevolg van afnemende groei en na 2020 ook krimp, sprake zijn van een negatieve spiraal: minder bevolking, minder groei en later mogelijk daling van uitgaven. Dat leidt tot verschraling en ondermijning van de economische continuïteit. Minder economie in de regio, vooral in de verzorgende sector, leidt tot minder werkgelegenheid, met alle kans op een versterkt wegtrekken van de bevolking. Die ontwikkeling manifesteert zich op twee schaalniveaus: regionaal en lokaal, én in onderscheiden fases. Eerst in de noordelijke schil en zuidwest, later ook in de andere delen van Fryslân. Aanbod en spreiding van voorzieningen De noodzaak tot versterking van het draagvlak voor commerciële voorzieningen leidt tot verplaatsing van deze voorzieningen (en werk) vanuit kleinere dorpen naar grotere dorpen en steden. Bundeling van commerciële functies kan in die grotere kernen zorgen voor nieuwe economische synergie. Dat is positief. Deze trend kan lokaal ‘op het platteland’ echter tot verschraling van aanbod leiden. Dat is fysiek zichtbaar in leegstand van voormalige winkel- en bedrijfspanden. In dit proces is bereikbaarheid van de grotere kernen en steden van groot belang. Het verkeer- en vervoersysteem kan een knelpunt worden, zonder afstemming en herijking van infrastructuur en de (openbaar) vervoerstructuur. Desondanks doet zich ook in die grotere dorpen en steden in toenemende mate verschraling voor van het aanbod, de kwaliteit en diversiteit van de verzorgende commerciële markt. Regionaal betekent dat een afname van werkgelegenheid in de verzorgende sector. Op het vlak van detailhandel en commerciële diensten is dat fysiek zichtbaar in veel (middel)grote steden en grotere dorpen, zich manifesterend in leegstand van commerciële ruimten. Op langere termijn, vanaf 2030, zal bovendien ook daar krimp optreden. Ruimte voor nieuwe voorzieningen ontstaat slechts bij vervanging van bestaande. Bijkomend effect is dat nieuwe projecten, ge(co)financierd met investeringen vanuit de commerciële voorzieningen, moeilijker worden gerealiseerd. Dat is zichtbaar zowel in de dorpen als in de steden. Een afremmend effect treedt op als toename van het toerisme kan zorgen voor compensatie van het verminderde bevolkingsdraagvlak. Dat is in de toeristische regio’s zichtbaar in het relatief sterke aanbod aan verzorgende functies. Belangrijk is ook het gevolg voor de stuwende bedrijven in de economie. Op zichzelf zijn deze bedrijven minder gevoelig voor het regionale bevolkingsdraagvlak. Maar als gevolg van de bevolkingsontwikkeling kan er ook in deze sector onevenwichtigheid ontstaan in de kwalitatieve (en kwantitatieve) verhouding tussen vraag naar en aanbod van werk. Ook kan door het schralere aanbod aan verzorgende commerciële functies sprake zijn van een synergieverlies waarvan ook de stuwende sectoren last hebben. De attractiviteit van steden en dorpen als woon- en werkmilieu zal afnemen. Minder kansen op economische synergie, minder aanbod aan opgeleide vakkrachten, een schraler aanbod aan voorzieningen in de steden, en mede daardoor achteruitgang van de kwaliteit van de (binnen)steden en dorpskommen. Daardoor minder aantrekkingskracht voor vestiging van nieuwe stuwende bedrijvigheid en minder aantrekkingskracht als woonmilieu van talentvolle, goed opgeleide beroepsbevolking. Arbeidsmarkt, vraag en aanbod Deze demografische ontwikkelingen met economische effecten doen zich voor in een fase waarin het platteland in een proces van transitie verkeert. Transitie van de productiefunctie Versie van 19 oktober 2010 17
(landbouw, visserij) naar de consumentendiensten (toerisme, recreatie, decor). Dat leidt tot onevenwichtigheid in de kwalitatieve vraag en het aanbod van werk. Opleiding en bestaand werkaanbod komen niet of steeds minder met elkaar overeen. We zien twee hoofdrichtingen van problemen. Enerzijds biedt de regio, nu al, maar in de komende jaren versterkt, een te beperkt aanbod aan HBO- en WO-geschoolde functies. Het aandeel startende HBO’ers dat in Fryslân werk vindt, is nu nog relatief hoog voor een perifere regio. Verschraling van het aanbod zal dat aandeel reduceren. Bijkomende vraag is wat het toekomstperspectief is voor de stevige HBO-clusters in Fryslân (Leeuwarden) als het evenwicht tussen scholing en beroepsmogelijkheden in de regio verschuift. Anderzijds neemt, als gewenst effect van het onderwijsbeleid, het aandeel van lager opgeleide jongere werknemers in de beroepsbevolking af. Dat geeft problemen voor mogelijke groeisectoren in Fryslân (toerisme en zorgeconomie), waarin vooral behoefte bestaat aan lager en middelbaar opgeleid personeel om die groei te faciliteren. Op dit moment worden hiervoor onvoldoende jongeren opgeleid. Fysieke effecten en randvoorwaarden Bovenstaande trends hebben effecten op de fysieke component van de economie. Richting 2020 is sprake van een fase waarin het aandeel werk op bedrijventerreinen vanwege de verdergaande omslag naar een diensteneconomie relatief zal afnemen. Rond 2020 zal de vraag naar nieuw bedrijventerrein per saldo opdrogen, met regionale verschillen en met dito 6 herstructureringsopgave . Er zit spanning op de balans tussen aanbod van bedrijventerreinen, vooral ook potentieel aanbod als gevolg van gemeentelijke voornemens en de behoefte daaraan. Een fase waarin leegstand en verpaupering zal optreden dreigt. Dat kan leiden tot een negatieve spiraal als ook nog goed in de regio verankerde bedrijven wegtrekken vanwege achteruitgang van de omgeving als vestigingsfactor. Dit terwijl de leisure en diensten economie zal groeien, waarbij de overgang tussen stedelijke systemen (dienstverlening) en de landschappelijk-recreatieve systemen (leisure) het kapitaal van 7 Noord-Nederland vormt . Bij deze opkomende sectoren zijn woon-werk combinaties in een aantrekkelijke woonomgeving met goede ICT verbindingen van groot belang. Bijkomend negatief effect is dat de ‘achterblijvers’ te kampen zullen hebben met waardedaling van onroerend goed op de bedrijfsbalans. En dat hoge maatschappelijke kosten ontstaan als gevolg van de noodzaak tot herstructurering of transformatie van verouderde bedrijventerreinen of bedrijfslocaties. 4.2
Relaties met andere beleidsvelden
Uit de voorgaande paragraaf blijkt de sterke relatie van arbeidsmarkt en economie met de beleidsvelden onderwijs, wonen en mobiliteit; het belang van een goede match tussen vraag naar en aanbod van arbeidskrachten. Onderwijs, het aanbod van arbeidskrachten, woon- en leefvoorzieningen en mobiliteit gelden als cruciale vestigingsvoorwaarden voor bedrijven en voor het behouden en zo mogelijk versterken van economische activiteiten. 4.3
Gewenst perspectief en beleidsopgave
Overheden hebben een bescheiden rol in de ontwikkeling van de economie in brede zin en arbeidsmarkt in engere zin. Wel kan de overheid er, uiteraard in nauwe samenwerking met de markt, toe bijdragen dat randvoorwaarden worden gecreëerd waarin een transformatie van de Friese economie mogelijk is. Een transformatie die al nodig was, maar te meer speerpunt moet zijn met het oog op een dalende bevolking en (op termijn) krimp.
6 7
Convenant Bedrijventerreinen 2010 - 2020 Noorderlicht, prof. Dr. Tordoir in opdracht van Kamer van Koophandel 2010
Versie van 19 oktober 2010 18
Ook kan gebruik worden gemaakt van de positieve effecten van krimp, doordat in specifieke sectoren zoals zorg en toerisme ‘ruimte’ ontstaat voor nieuwe initiatieven. Ook kan ingespeeld worden op nieuwe kansen voor de plattelandseconomie met behulp van ICT en innovatie. Een focus is nodig op drie items, waarin het toekomstperspectief voor een dalende en later krimpende Friese bevolking besloten ligt: • De balans tussen vraag naar en aanbod van arbeid. • De balans tussen opleidingsvraag en opleidingsaanbod. • De kwaliteit/attractiviteit van de omgeving voor vragers, aanbieders en consumenten. We werken dat nader uit. Creëren van een nieuwe balans tussen de vraag naar en het aanbod van arbeid in provincie en onderscheiden regio’s • Randvoorwaarden creëren voor een transformatie van de Friese economie naar een kenniseconomie. Bevorderen van de innovatiekracht van het bedrijfsleven. • Economische groei in de stuwende sectoren bevorderen door het creëren van synergie in stedelijke werkmilieus. • Het stimuleren van de potentiële groeisectoren zorg en toerisme in de daartoe kansrijke regio’s. • (Nieuwe) werkgelegenheid op het platteland stimuleren door ruimte te bieden aan (innovatieve vormen van) werk in combinatie met zorg, kantoor, zakelijke dienstverlening etc., door optimale benutting van vrijkomende gebouwen. Verbetering van de balans tussen opleidingsvraag en opleidingsaanbod, zowel naar niveau (MBO, HBO) als naar segment (speerpunten) • Afstemming van het onderwijsaanbod MBO en HBO op vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, gericht op de nieuwe economische speerpunten en op stabiele (verzorgende) sectoren, te weten zorg, onderwijs, detailhandel, openbaar bestuur en techniek (water, duurzaamheid). • Versterking Fries aanbod aan HBO- en kennisinstituten, gericht op de speerpunten van innovatie. Zorgen voor een attractieve omgeving (platteland én steden) waarin vragers (bedrijven), aanbieders (personeel) in de markt en consumenten (zorg/toeristen) graag willen blijven en komen • Strategisch aanbod van goed onderhouden werklocaties en bedrijventerreinen, met behoud van waarde onroerend goed. • Het voorkomen van een onnodige, versnelde uitstroom van bedrijven vanuit de meest perifere subregio’s door het onderhouden van een aantrekkelijk werkmilieu (dorp, bedrijventerreinen). • Een optimaal aanbod van verzorgende commerciële en niet commerciële functies, waar mogelijk in combinatie in de regio’s of deelregio’s. • Bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van stad, dorp en landschap in brede zin, vooral gericht op strategische speerpunten. Naar een innovatieve aanpak: In relatie tot het voorkomen van leegstand en verpaupering wordt aanbevolen na te gaan of, als onderdeel van het toeristisch-recreatieve beleid, het toestaan of zelf bevorderen van het gebruik van woningen in de dorpskommen als deeltijdwoning wenselijk is. Waar voorheen de nadelen daarvan groter werden geacht dan de voordelen, zou dat in het licht van krimp opnieuw gewogen moeten worden. Variant op die benadering is verzameling van leegstaande panden in een hotelformule (bijvoorbeeld Hotel IJlst, De moeders van Petra). Werken met arbeidspools waar meerdere bedrijven bij zijn aangesloten (om zo onder meer pieken in de arbeidsvraag te kunnen opvangen). Instellen van gemeentelijk energiebedrijf (Ferwerderadeel). Versie van 19 oktober 2010 19
Versie van 19 oktober 2010 20
5.
Onderwijs
5.1
Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor onderwijs
Krimp en andere demografische ontwikkelingen beïnvloeden het onderwijs in Fryslân. In dit hoofdstuk leest u meer over de gevolgen van afname van aantallen leerlingen en de kwaliteit van onderwijs. Afname van jongeren, schoolgrootte en bereikbaarheid De afname van het aantal jongeren is het eerst merkbaar in de voorschoolse educatie (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). De voorschoolse educatie (centra voor kinderen tot 4 jaar) heeft nu al te maken met een afname van het aantal 0- tot 4-jarigen. Er zijn minder kinderen en de voorzieningen zullen daarom moeten krimpen. Maar sluiting van bestaande voorzieningen kan weer ten koste van de bereikbaarheid en kwaliteit. Ook voor het basisonderwijs heeft de afname van het aantal jongeren gevolgen. De provincie Fryslân heeft de hoogste dichtheid van basisscholen van ons land en het laagste gemiddeld aantal leerlingen per school. Het Friese gemiddelde is 134 leerlingen per school. Landelijk is dat 225 leerlingen. Op basis van een analyse van de telgegevens van 2008 is het duidelijk dat 20% van de ruim 470 basisscholen in Fryslân onder of iets boven de lokale opheffingsnorm zit. Als gevolg van krimp zal het aantal kleine basisscholen verder toenemen. Natuurlijk is het zo dat bij een dalend aantal jongeren de lokale opheffingsnorm na een periode neerwaarts zal worden bijgesteld, maar in de inmiddels bekende krimpregio’s (Zuid-Limburg, Noordoost- en Oost-Groningen) is de daling van het aantal leerlingen op bepaalde scholen al zodanig hoog, dat de bijstelling van de lokale opheffingsnorm voor deze scholen te laat komt en het ook de vraag is of dit een passende oplossing is voor de langere termijn. Een werkgroep binnen het Ministerie van OCW zoekt naar een passende oplossing voor dit fenomeen. Het voortgezet onderwijs (VO) binnen de provincie Fryslân is grofmaziger gespreid dan het basisonderwijs. Vanaf 2020 krijgt deze onderwijssector te maken met een afname van het aantal leerlingen met gemiddeld ongeveer 9%. Deze afname zal tussen gemeenten behoorlijk kunnen verschillen. Dit heeft zonder meer consequenties voor de scholen voor VO op de vier Waddeneilanden. De scholen op Vlieland en Schiermonnikoog zijn erg klein (minder dan 50 leerlingen). De scholen op Terschelling en Ameland zijn wat groter met een leerlingaantal dat ruim boven de 100 ligt. Vanwege de kleine omvang en de eilandsituatie komen deze scholen tot nu toe nog steeds in aanmerking voor een speciale vorm van bekostiging. De vraag is of het Ministerie van OCW deze speciale bekostiging op termijn zal willen continueren en daar eventueel strikte eisen aan gaat stellen. Het mbo zal wat later met een daling van het aantal leerlingen worden geconfronteerd. De spreiding van de mbo-instellingen is nog grofmaziger dan die van het VO. Het gaat om grote instellingen in een beperkt aantal grote plaatsen in de provincie. Kwaliteit van het onderwijs: onderwijskundige kwaliteit, opbrengsten en schoolgrootte Het onderwijsbeleid van het Rijk, de gemeenten, de schoolbesturen – en tijdelijk ook het beleid Boppeslach van de provincie Fryslân – legt sterk de nadruk op kwaliteit van onderwijs. De kwaliteit binnen het basisonderwijs wordt vaak in verband gebracht met de schoolgrootte. Uit de gegevens van de Inspectie van het Onderwijs lijkt namelijk een zekere correlatie te bestaan tussen schoolgrootte en kwaliteit. Maar voor het Noorden van Nederland is deze correlatie beduidend minder sterk. Een kleine school is niet per definitie een zwakke school en een grote school niet per definitie een goede. Kleine scholen zijn wel kwetsbaarder. Financieel hebben kleine scholen relatief minder te besteden, ze zijn relatief duur en als er een leraar uitvalt, dan is dat een forse tegenslag. Bij een kleine school moet een klein team vele zaken regelen, er is weinig ruimte voor specialisatie. Het aantal leeftijdgenoten van een leerling is op een kleine school vaak zeer gering. Als een kleine school van de Inspectie dan vervolgens het predicaat “zeer zwak” krijgt, dan kan dat een Versie van 19 oktober 2010 21
substantiële daling van het aantal leerlingen tot gevolg hebben, met als gevolg dat het aantal leerlingen in de buurt van de lokale opheffingsnorm komt te liggen. Kwaliteit van het onderwijs: voorbereidingen op de arbeidsmarkt Naast de algemeen vormende taak heeft het onderwijs ook de taak leerlingen goed voor te bereiden op een betaalde baan (beroepsvoorbereiding en beroepsopleiding). Bij een afname van het aantal jongeren wordt het voor werkgevers extra belangrijk om goede contacten met het onderwijsveld te onderhouden, om: • Voldoende instroom van jonge werknemers te houden. • Ervoor te zorgen dat de jongeren ook worden opgeleid met de juiste competenties. • Efficiënte doorstroming van bijvoorbeeld het vmbo naar het mbo te stimuleren. Bovengenoemde punten waren altijd al belangrijk, maar bij een afnemende beroepsbevolking en minder jongeren wordt dit cruciaal. Bijvoorbeeld vanuit de sector techniek is er ruime belangstelling voor het basis- en het voortgezet onderwijs (verbreding techniek basisonderwijs, technasia, project meester-mentor-gezel). De demografische ontwikkelingen leiden tot de volgende gevolgen voor het Friese onderwijs: • Minimale en optimale omvang van onderwijsinstellingen Als gevolg van het dalende aantal jongeren komt een deel van de kindercentra, de basisscholen en enkele scholen voor voortgezet onderwijs (Waddeneilanden) onder druk te staan vanwege het geringe aantal peuters/leerlingen, met sluiting tot gevolg. • Spreiding en bereikbaarheid van onderwijsinstellingen Bij een afname van het aantal jongeren en het sluiten van te kleine instellingen treedt er een verandering op in de spreiding en de bereikbaarheid van de betreffende onderwijsinstellingen. Vooral in de instellingen voor voorschoolse educatie – waar deelname van peuters zeer gewenst, maar niet verplicht is – leidt een grotere afstand tot minder deelname. Dat komt het voorkomen van onderwijsachterstanden niet ten goede. Ook voor het basisonderwijs betekent sluiting van te kleine scholen voor leerlingen (en ouders) grotere afstanden. Dat laatste neemt forse vormen aan als één of meer scholen voor VO op de Waddeneilanden zouden sluiten. • De schaal in relatie tot de toekomstige kwaliteitseisen Met de introductie van het beleid op het terrein van “passend onderwijs” worden er extra eisen gesteld aan het onderwijs. De essentie van passend onderwijs is dat scholen in principe een gepast aanbod kunnen bieden voor leerlingen die speciale behoeften hebben vanwege een beperking, een stoornis, gedragsmatige problemen, leerproblemen etc. De scholen worden geacht voor deze leerlingen een zodanige vorm van zorg te bieden, dat ze daardoor optimaal kunnen profiteren van het onderwijs dat wordt geboden. Daar is een zekere schaal voor nodig die dus onder druk staat als gevolg van de krimp.
5.2
Relaties met andere beleidsvelden
Wonen Het sluiten van kleine scholen op het platteland kan tot gevolg hebben dat bepaalde gezinnen met kinderen het dorp verlaten. Maar er vestigen zich ook weer gezinnen met kinderen die dit gegeven voor lief nemen. De kwaliteit van woning, woonomgeving en sociale cohesie speelt dan een belangrijkere rol. Als het ook op deze andere aspecten in een dorp minder is gesteld, kan wel een ontgroening van een dorp ontstaan. En er zijn dorpen waarbij de afstand tot de dichtstbijzijnde school evenvoudigweg te groot wordt (bijvoorbeeld voor dorpen langs de Wadden). Dan ontstaat uiteindelijk een eenzijdige (vergrijsde) bevolkingsopbouw van deze dorpen en sneller leegstand van de gezinswoningen.
Versie van 19 oktober 2010 22
Zorg en welzijn Het sluiten van scholen kan invloed hebben op de leefbaarheid van kleine kernen, zeker als de sociale cohesie van de betreffende kern niet zo hoog is. De school als ontmoetingsplek verdwijnt dan uit het dorp. Maar als er andere ontmoetingsplekken, zoals een dorpshuis, beschikbaar blijven hoeft dit geen probleem te zijn. Arbeidsmarkt en economie Als gevolg van een proces van een verdunning van het aantal beroepsopleidingen binnen een regio, kan er een onevenwichtigheid ontstaan tussen het aanbod van beroepskrachten in de regio en de vraag daarnaar op de regionale arbeidsmarkt. Het is bijvoorbeeld de vraag of het inderdaad zo is dat de behoefte aan laaggeschoolde medewerkers per saldo afneemt. Toerisme en zorg vraagt om voldoende beroepskrachten, daar waar de komende periode extra behoefte aan dergelijke beroepskrachten ontstaat vanwege de vergrijzing. Het hebben en houden van voldoende goed geschoold personeel op deze terreinen, vergt een goede spreiding en samenwerking tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. Mobiliteit, infrastructuur en ICT Als gevolg van de verwachte functionele en de fysieke schaalvergroting in het onderwijs, nemen de eisen op het gebied van mobiliteit, infrastructuur en ICT toe. We moeten hierbij denken aan het optimaal gebruiken van educatieve ICT-programma’s, het volgen van onderwijsactiviteiten die op een andere school fysiek plaatsvinden en het vergaderen via de faciliteiten van “video-conferencing”. In het onderwijs binnen onze provincie is hier al de nodige ervaring mee opgedaan. Een goede en veilige bereikbaarheid van schoolvoorzieningen in een naburig dorp zijn belangrijk. Daarnaast is er behoefte aan (georganiseerd) openbaar vervoer om leerlingen van de woonkern naar een naburig kindercentra of basisschool te vervoeren (en terug). Er zijn momenteel concessies in het busvervoer voor Noord, Zuidwest en Zuidoost Friesland waar ook schoolbussen in opgenomen zijn. De provincie Fryslân is hiervoor concessieverlener, maar voor lokale initiatieven ligt deze taak bij gemeenten. Er zijn bijvoorbeeld ook dorpen die het leerlingenvervoer collectief regelen, zoals bijvoorbeeld de schoolbus voor Reduzum en omgeving. Voor leerlingen in het basis- en speciaal onderwijs geldt dat dit niet alleen vraagt om bussen en chauffeurs, maar ook om goede kindbegeleiding. 5.3
Gewenst perspectief en beleidsopgave
De beleidsopgave “fan mear nei better” laat zich voor het thema onderwijs als volgt verwoorden: • Een kwalitatief goed en bereikbaar onderwijs, aan te tonen met goede opbrengsten, een goede sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en laagdrempeligheid. • Een regionaal spreidingsplan van onderwijsvoorzieningen, op initiatief van besturen van kindercentra en instellingen voor primair onderwijs in overleg met de gemeenten. Daarin geven de partijen - naast concrete vormen van samenwerking of fusie - ook aan welke (kleine) instellingen zullen worden gesloten. • Samenwerking of fusies van lokale educatieve voorzieningen met lokale instellingen van een andere denominatie. • Samenwerking tussen ketenpartners in het kader van passend onderwijs en zorg in en om de school. • Zorgen voor een goed functionerend systeem van leerlingenvervoer als een noodzakelijk proces van regionale schaalvergroting daarom vraagt, inclusief toezicht en begeleiding tijdens het vervoer. Naar een innovatieve aanpak: Het gedeeltelijk benutten van vrijkomende onderwijsvoorzieningen voor de zorgbehoefte van senioren, waardoor het draagvlak voor scholen in kleine kernen wordt vergroot. Het daarnaast clusteren van losse voorzieningen tot geïntegreerde kindvoorzieningen (kinderopvang, peuterspeelwerk, basisonderwijs en speciaal onderwijs onder één dak). Versie van 19 oktober 2010 23
Versie van 19 oktober 2010 24
6.
Zorg, leefbaarheid en welzijn
6.1
Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor zorg, leefbaarheid, welzijn
Financiering van maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen kunnen onderscheiden worden in publieke voorzieningen (door de overheid gefinancierd), commerciële voorzieningen (door de markt georganiseerd) en gemeenschapsvoorzieningen (door de lokale bevolking georganiseerd en vaak mede door de overheid gefaciliteerd door investerings- en/of exploitatiesubsidies). Via plattelânsprojekten en Doarpswurk is er bijvoorbeeld een constante stroom van projecten van onderop mogelijk die deels bekostigd wordt uit het pMJP onderdeel sociaaleconomische vitalisering, verbrede plattelandseconomie en dorpshuizen. Als gevolg van de demografische ontwikkelingen ontvangen overheden minder inkomsten (OZB, grondexploitaties). Hierdoor komen overheidsfinanciën en dus ook de financiering van maatschappelijke voorzieningen onder druk te staan. Bereikbaarheid van voorzieningen Wanneer als gevolg van demografische ontwikkelingen de noodzaak ontstaat tot clusteren of sluiten van voorzieningen, komt de bereikbaarheid van voorzieningen in het geding. Het gaat dan niet om die ene school, die ene winkel of dat ene verzorgingstehuis. Het gaat om het totaal aan voorzieningen en de bereikbaarheid ervan. Als voorbeeld schetsen we hieronder een aantal huidige knelpunten in de bereikbaarheid van zorgvoorzieningen. De ziekenhuizen zijn op dit moment niet overal binnen 30 minuten bereikbaar. De Waddeneilanden en delen van Zuidwest Fryslân en Noord Fryslân hebben een langere reistijd. In 9,2% is de aanrijtijd van ambulances niet binnen 13 minuten te realiseren. De langste aanrijtijden zijn rond de Friese meren en in een aantal plattelandsgebieden. Een deel van Zuidwest Fryslân en de eilanden Terschelling en Vlieland zijn niet binnen de 30 minuten responstijd van de traumahelikopter uit Groningen te bereiken. De bereikbaarheid van de huisartsen ’s avonds, ’s nachts en in het weekend is niet overal in Fryslân binnen de norm van 15 minuten vanaf het woonadres. Langs de Waddenkust (Noordoost en Noordwest Fryslân), Zuid Fryslân en Zuidoost Fryslân is de reistijd naar de dichtstbijzijnde huisartsenpost meer dan 15 minuten en soms zelfs meer dan een half uur.
Vraag naar zorg en aanbod zorgpersoneel Ontgroening en vergrijzing resulteren de komende decennia enerzijds in een toename van de vraag naar zorg, terwijl anderzijds sprake is van een tekort aan geschikt personeel in de 8 zorg . Niet alleen omdat cijfermatig het aantal ouderen groeit en het aantal jongeren daalt, ook omdat de beroepsbevolking tussen de 25 en 65 jaar gaat dalen. We staan voor de opgave om de kwantiteit en kwaliteit van zorg en voorzieningen af te 9 stemmen op de nieuwe veranderende samenstelling van de bevolking. Er is onvoldoende 10 diversiteit aan woonvormen beschikbaar voor ouderen. We voorzien een vraag naar meer diversiteit aan tussenvormen van zelfstandig wonen waarbij de ouderen zelf diensten en voorzieningen inkopen, groepsgewijs wonen en wonen-met-zorg. Leefbaarheid Naast deze concrete gevolgen zijn er ook minder zichtbare gevolgen. De Friese dorpen 11 kenmerken zich door een grote mate van zelfredzaamheid . Dit is het vermogen van groepen om zichzelf te kunnen redden, hun doelen te kunnen verwezenlijken, die leiden tot een meer leefbare lokale samenleving. Dit uit zich in een rijk geschakeerd verenigingsleven: 8
Calibris, Rapportage arbeidsmarktonderzoek zorg 2008-2011. Provincie Fryslân, ‘Krimp en Groei’, 2010. 10 CMO Partoer, ‘doelgroepen….. wonen’ (2010). 11 75% van de Friese dorpen beschikken over een dorpsvisie (Doarspwurk, 2009) 9
Versie van 19 oktober 2010 25
binnen- en buitensport, cultuur, cultuurhistorie, vrije tijd, educatie en evenementen. Vrijwilligers in dorpen creëren hun eigen voorzieningen. Sportaccommodaties en dorpshuizen zijn hier belangrijke voorbeelden van. Ontmoetingsruimten-/plekken zijn belangrijk voor de leefbaarheid in de dorpen. De veranderende bevolkingssamenstelling, de grotere mobiliteit en voor sommige dorpen de afnemende inwoneraantallen hebben gevolgen voor de sociale netwerken waarin mensen (jong en oud) participeren, het draagvlak voor verenigingen en hun activiteiten zal verschralen en daarmee ook de leefbaarheid van de kernen. Voor de groeiende groep ouderen kan het lastiger worden om hun sociale netwerk vitaal te houden en eenzaamheid te voorkomen. Tegelijkertijd vormen de ouderen een grotere groep waardoor er meer contact kan zijn en vormen zij een grote groep potentiële vrijwilligers. Voor de groep jongeren kan het aanbod voor onderwijs, sporten en jeugdactiviteiten minder worden. Onderzoek van prof. Thissen (Universiteit van Amsterdam) wijst uit dat sommige dorpen vatbaarder zijn voor een neerwaartse spiraal dan andere. Die vatbaarheid verklaart Thissen vanuit de vaardigheden en capaciteiten van inwoners om (nieuwe) sociale netwerken vitaal te houden. De vitaliteit van een dorp vormt daarmee een belangrijk aandachtspunt bij de aanpak van aan krimp gerelateerde vraagstukken.
6.2
Relaties met andere beleidsvelden
De beleidsvelden zorg, welzijn en leefbaarheid kennen duidelijke relaties met de beleidsvelden wonen, arbeidsmarkt, mobiliteit & infrastructuur en onderwijs. Wonen Een goede woning en een aantrekkelijke woonomgeving bepalen voor een groot deel de aantrekkelijkheid van een dorp. Kans op ontmoeting, op contact, de mate van sociale cohesie, is de tweede belangrijke pijler voor een leefbaar dorp. Daling van inwonertal en wijziging in de bevolkingssamenstelling zullen van grote invloed zijn op de mate waarin vrijwilligers in staat zijn om het verenigingsleven en de accommodaties gezond te exploiteren. Vanuit de gedachte dat mensen zolang mogelijk thuis blijven wonen in de eigen omgeving, is het van belang verbanden te leggen met de behoefte van de doelgroepen die zorg nodig hebben. Ouderen en mensen met een beperking hebben ondersteuning nodig om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen: qua aanpassingen in huis en qua hulp bij aankleden, koken en verzorging. Mantelzorg en vrijwilligerswerk spelen een belangrijke rol hierin. De effecten van de demografische ontwikkeling is tweeledig op deze terreinen. Enerzijds is de verwachting dat mantelzorg onder druk komt te staan vanwege de stijgende arbeidsparticipatie. Anderzijds vormen de grotere groep ouderen ook een grotere groep potentiële vrijwilligers. Arbeidsmarkt Om de (sociale) ondersteuning en zorg in Fryslân te kunnen blijven bieden, is voldoende en gekwalificeerd personeel nodig die ondersteuning en zorg biedt. Voor zorg en welzijn is het 12 van belang om voldoende gekwalificeerd personeel te behouden en aan te trekken. Voor het hoger onderwijs is het eveneens van belang om voldoende gekwalificeerd personeel te behouden. Economie, bedrijvigheid Bedrijvigheid is ook een fundament onder leefbaarheid. Ondernemers zijn belangrijk als bestuurlijk kader in het verenigingsleven. Vrijkomende agrarische bebouwing (vab) biedt ook prima kansen voor woon-werk-combinaties. Sommige ondernemers, specifiek gericht op kleinschalige bedrijvigheid, behoeven eerder een goede ICT-infrastructuur dan een autosnelweg. 12
Sociaal Cultureel Planbureau, 2010.
Versie van 19 oktober 2010 26
Mobiliteit en infrastructuur Nabijheid van voorzieningen is niet altijd meer mogelijk. De focus wordt gelegd op de bereikbaarheid van deze voorzieningen. Mobiliteit is kostbaar en kan onder invloed van energieschaarste duurder worden, de minst draagkrachtige groepen en chronisch zieken kunnen in een isolement terecht komen. Nieuwe, energiezuinige vormen van vervoer bieden kansen. Energietransitie heeft onmiskenbaar een raakvlak met vitale dorpsgemeenschappen in de toekomst. Basisonderwijs De vanzelfsprekendheid van basisscholen in elk dorp is niet meer aan de orde. Bereikbaarheid en kwaliteit worden belangrijker. 6.3
Gewenst perspectief en beleidsopgave
Fryslân is en blijft een leefbare provincie om te wonen, te werken, te recreëren en te studeren. Het onderdeel zorg, welzijn en leefbaarheid richt zich daarbij op de volgende beleidsopgaven: • Een kwalitatief goed basisaanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen is beschikbaar en bereikbaar voor alle inwoners van Friesland. • Dorpsgemeenschappen blijven aan zet om zelf leefbaarheid handen en voeten te geven. De visie, kennis en werkkracht bij de dorpsgemeenschappen worden benut bij het in beeld brengen van toekomstperspectieven voor voorzieningen en activiteiten in dorpen. • Zorg en welzijn worden de grootste werkgever in Friesland en dat vraagt om voldoende en kwalitatief goed personeel en creatieve oplossingen om zorg en welzijn 13 te kunnen blijven bieden. • Het stimuleren van sociale steunstructuren, zodat door informele zorg mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, als aanvulling op de formele zorg. • Creatieve verbindingen blijven maken tussen zorg, onderwijs (hogeschool/Regionale Opleidingscentra en University Campus), economie en wonen. • Kansen voor vestiging en/of uitbreiding van kleinschalige bedrijvigheid verzilveren, mits passend in ruimtelijk en milieubeleid. Naar een innovatieve aanpak: Ook is het nodig om creatieve verbanden te leggen om meer spin-off te krijgen. Als voorbeeld noemen we de hoofdpijnkliniek in Dokkum. Deze kliniek biedt een unieke kans om meer te benutten: de cliënten die daar komen kunnen zorgarrangementen aangeboden krijgen, zodat ze in de omgeving verblijven, studenten kunnen worden aangetrokken voor een stage waardoor ze ook in de omgeving gaan wonen, de specialisten van de kliniek kunnen onderwijs geven aan de hogeschool enz. Door creatief, ondernemend en breed te denken, kunnen we de kansen beter benutten. Van krimpachtig naar energiek: Het ontwikkelen van duurzame zelfvoorzienende dorpen: energiebesparings- en opwekkingsprogramma’s waardoor dorpen CO2 neutraal worden en kunnen “leven” van zonne-, wind- en biomassa-energie (o.a. kleinschalige energiecentrales bij agrarische ondernemers). Het levert dorpsgemeenschappen een eigen geldstroom op om kleinschalige zorg-, welzijns-, educatieve en ontspanningsactiviteiten te financieren. Slow Care ontwikkelen: zorg waarvan zowel de gever als de ontvanger geniet en waarvan de kwaliteit bepaald wordt door het plezier en niet door een protocol. Bijvoorbeeld particuliere ‘huiskamerzorg’ analoog aan gastouderopvang. Onderzoek ten behoeve van behoud van arbeidspotentieel voor de zorg onder Big14 geregistreerde werkers in de zorg. Veel mensen stappen uit de zorg omdat de werkdruk te
13
Provincie Fryslân, ‘Fryslân in cijfers’,(2009). Het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) is een Nederlandse databank, waarin een aantal officieel erkende gezondheidswerkers is geregistreerd. In het BIG-register zijn artsen, apothekers, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen opgenomen. 14
Versie van 19 oktober 2010 27
zwaar wordt en de huidige verzakelijking in de zorg hen niet meer aanspreekt. Na verloop van tijd vervalt hun Big-registratie en hun bevoegdheid als verpleegkundige. Mogelijkerwijs kunnen deze mensen en hun competenties behouden blijven en worden ingezet in slow care. Good practice behouden: Innovatie en ICT/e-health, e-participatie, zorg op afstand met domotica. Domotica staat voor elektronische communicatie tussen allerlei elektrische toepassingen in de woning en woonomgeving ten behoeve van bewoners en dienstverleners. In een Domotica-woning worden zorgtaken, communicatie, ontspanning en andere huiselijke bezigheden door talrijke elektrische apparaten en netwerken gemakkelijker gemaakt. Het ondernemende dorp: dorpsbewoners zetten zelf hun voorzieningen op. Het ‘rotte kiezen project’ (uitgevoerd door Steunfunctie Doarpswurk, in samenwerking met corporaties en gemeenten) zoekt samen met eigenaren/bewoners en de inwoners van een dorp naar een oplossing voor leegstand en verpaupering. Het project ‘Krimpsterterp en Groeisterwoude’ waarbij scenario’s zijn ontwikkeld voor twee denkbeeldige dorpen. Deze scenario’s worden gebruikt voor dorpsgesprekken over de toekomt van dorpen in relatie tot de basisfunctie wonen, onderwijs, zorg, ontmoeten en sporten. Lijmpotten en Wokkelprojecten in de Wmopilot in Zuidwest Fryslan. Europa biedt kansen: krimp en plattelandsontwikkeling zal een thema zijn in het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma 2013 – 2020. Fryslân is er met de gebiedsgerichte aanpak klaar voor om die kansen te verzilveren. Mogelijk via Streekagenda’s, als uitwerking van de Koöperaasjegedachte (als opvolger van de vigerende Gebiedskaders Plattelânsprojekten). Doorgaan met bundelen van voorzieningen en functies (bijvoorbeeld brede school en integrale invulling multifunctionele centra).
In januari 2009 werden alle op dat moment bevoegde verpleegkundigen, verloskundigen en fysiotherapeuten opnieuw voor 5 jaar ingeschreven in het BIG-register. Als per 1-1-2014 echter niet wordt voldaan aan de criteria tot herregistratie in het BIG-register, wordt de persoon uitgeschreven en vervalt dus de bevoegdheid.
Versie van 19 oktober 2010 28
7.
Mobiliteit en infrastructuur
7.1
Gevolgen van demografische ontwikkelingen voor mobiliteit en infrastructuur
Onder infrastructuur verstaan we het wegennetwerk, het netwerk van openbaar vervoer, vaarwegen, maar ook de publieke ICT-infrastructuur. Wijzigingen in de ruimtelijke structuur als gevolg van de concentratie van voorzieningen hebben gevolgen voor de verkeers- en vervoersstromen. Goede openbaar vervoervoorzieningen kunnen alleen bestaan bij voldoende draagvlak. Bij keuzes voor concentratie van voorzieningen en woonfuncties is dit een wezenlijk onderdeel van de afweging. De diverse demografische ontwikkelingen (vergrijzing, huishoudenverdunning, regionale bevolkingsdaling) hebben alle effect op de vereisten ten aanzien van infrastructuur. Die effecten verschillen per component van de ontwikkelingen. Bevolkingsdaling zal regionaal leiden tot een relatief kleiner verkeersvolume. Dit wordt vooralsnog echter meer dan gecompenseerd door de toenemende mobiliteit per persoon, 15 zoals blijkt uit een analyse van het Kennisinstituut Mobiliteit (KIM) van april 2010 . Vanaf 2030, 2040 kan wellicht sprake zijn van een afvlakking van de mobiliteitsgroei, of zelfs een absolute afname van het verkeersvolume. Verkeersmodellen geven echter geen voorspellingen voor deze periode. Door ongelijke regionale verdeling van bevolkingskrimp zal de verdeling van verkeersstromen relatief wel veranderen. In groeigebieden worden verkeersstromen relatief groter, in krimpgebieden relatief kleiner. Echter, verkeersstromen kunnen door toenemende 16 mobiliteit nog wel in absolute zin groeien. Vergrijzing leidt tot verkeersdeelnemers met gemiddeld andere kenmerken, daarmee moet rekening gehouden worden in de vormgeving van de infrastructuur en bij verkeerseducatie. Er is een grote variatie in de ouderenpopulatie. Gemiddeld kennen ouderen een langere reactietijd. Ze zijn fysiek kwetsbaarder, hun motorische vaardigheden nemen af. Daarnaast hebben ouderen doorgaans meer moeite met het verdelen van hun aandacht tussen taken. Hoewel ouderen meer dan voorheen gebruik blijven maken van de auto, zal het tijdstip van 17 hun verplaatsing veel vaker buiten de spits liggen . Dit draagt bij aan het afvlakken van de verkeersspitsen. Een verschijnsel dat ook wordt bepaald door andere vormen van werken (zoals thuiswerken). Het toegenomen autogebruik onder ouderen betekent ook een afnemende afhankelijkheid van deze groep van het openbaar vervoer. Hier zal zich naar verwachting een tweedeling voordoen: een deel van de ouderen zal afhankelijk zijn van het openbaar vervoer, maar een groot deel van de ouderen zal het openbaar vervoer hooguit als keuzeoptie zien. Ontgroening zal leiden tot minder fietsers, vooral in de spitsen. Onder jongeren is het fietsgebruik het hoogst; tot de leeftijd van 20 jaar is de fiets het meest gebruikte vervoermiddel. Voor ouderen is dit anders: zij maken voor ongeveer een kwart van hun verplaatsingen gebruik van de fiets. Daar staat tegenover dat het fietsgebruik onder ouderen waarschijnlijk wordt gestimuleerd door de komst van de elektrische fiets. Een toenemend aantal ouderen zal ook leiden tot een toename van bepaalde recreatievormen, zoals bijvoorbeeld een toenemend aantal recreatievaarders. Vanwege de gemiddelde fysieke kenmerken van ouderen is hierbij is een relatief groot aandeel motorbootgebruik te verwachten.
15 16
17
Krimp en Mobiliteit, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, april 2010. Wie ik ben en waar ik ga, advies Raad voor Verkeer en Waterstaat, april 2010. Verkenning Ouderen en Mobiliteit, Boer&Croon/ROF, augustus 2009.
Versie van 19 oktober 2010 29
Als gevolg van de demografische veranderingen zal het belang van een goede ICT infrastructuur alleen maar toenemen. ICT kan bijdragen aan het verbeteren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van diensten en voorzieningen. Bij het verhogen van de kwaliteit in zorg en onderwijs en het tegelijkertijd verhogen van de efficiëntie speelt ICT een belangrijke rol.
7.2 Relaties met andere beleidsvelden De demografische ontwikkeling is niet de enige trend die gevolgen heeft voor mobiliteit. Andere relevante trends zijn: de economische ontwikkeling, de kostprijsontwikkeling van mobiliteit, verandering in leefstijl en de ontwikkeling van meer duurzame vormen van mobiliteit. Voor wat betreft infrastructuur geldt dat deze voorwaardenscheppend is voor het gewenste perspectief in de hiervoor benoemde beleidsvelden. Wonen, economie, onderwijs en zorg zijn afhankelijk van een adequaat en functionerend stelsel van infrastructuur, zowel op het gebied van wegen, openbaar vervoer als ICT. 7.3
Gewenst perspectief en beleidsopgave
In relatie tot de demografische ontwikkelingen, is de beleidsopgave voor het thema mobiliteit en infrastructuur het bereikbaar houden van voorzieningen en werkgelegenheid. Daarnaast is het gewenste perspectief om te komen tot een Fryslânbrede hoogwaardige en toekomstvaste ICT-infrastructuur ten behoeve van de toegang tot een breed scala van (toekomstige) digitale diensten. Naar een innovatieve aanpak: Schoolbus/leerlingenvervoer voor behoud van kwaliteit van onderwijs. Afstemming en samenvoeging van verschillende vervoersbudgetten van provincie, gemeenten en maatschappelijke organisaties waardoor een openbaar en persoonlijk georiënteerd vervoer mogelijk is. Vraaggestuurde vervoersvormen; gezien mogelijke verschuiving van gebruik OV (meer ouderen, minder jongeren). Investeren in een hoogwaardige en toekomstvaste breedbandinfrastructuur in het buitengebied (de zogenaamde onrendabele gebieden om zodoende de opkomst van kleine 18 internationaal opererende ondernemingen (micromultinationals ) op het Friese platteland te stimuleren.
==========================
18
In tien jaar tijd is hun aantal wereldwijd vertienvoudigd (Noorderlicht, prof Tordoir 2010) en op het Friese Platteland zijn enkele van deze bedrijven gevestigd. Versie van 19 oktober 2010 30