02
OKTOBER 2012
Periodieke nieuwsbrief van Boskamp & Willems Advocaten
p2
Alimentatie: een frisse wind erdoor Ondernemingsrecht
p4
Insolventierecht
p6
Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht
p8
De Flex-B.V., een kans voor u? Privéfaillissement en schuldsaneringsregeling, een oplossing voor u? De Q-koorts
INHOUD
ervormingen binnen het ontslagrecht | Bezint eer H gij op non-actief stelt | Een e-mailbericht als bewijs? Kan de (particuliere) verkoper zich ook beroepen op het schriftelijkheidsvereiste? | Een actief debiteurenbeleid werkt! | De aanvrager beslist
Familie- en erfrecht
Voorwoord Voor u ligt alweer nummer twee van de Raad in de nieuwe stijl. Raad is de nieuwsbrief van Boskamp & Willems Advocaten, met nieuws en wetenswaardigheden vanuit alle secties binnen onze advocatenpraktijk. U ontvangt Raad twee maal per jaar De eerstvolgende editie valt naar verwachting in april 2013 op de deurmat. Wij wensen u veel leesplezier en verwachten dat u, in welke branche u ook werkzaam bent, met onze Raad en adviezen uw voordeel kunt doen. De redactie.
Scheiden doe je met z’n drieën Mediation, wat houdt dat in? Mediation mag je ook bemiddeling noemen en is het voeren van overleg om tot de oplossing voor een geschil te komen. Hiervoor bespreken partijen (bijvoorbeeld: echtgenoten of samenwonenden) hun geschil onder de begeleiding van een onpartijdig deskundige. Deze mediator zal in de eerste plaats aandacht besteden aan het verleden van partijen. Hierbij kunnen zij ieder hun eigen verhaal doen en daarna op elkaars verhaal ingaan, waardoor zij
elkaar mogelijk beter leren begrijpen. In de tussentijd wordt door de mediator gelet op de manier waarop partijen met elkaar communiceren en wordt dit eventueel bijgestuurd. >>
Vervolg van pagina 1 >>
Partijen kunnen al pratend oplossingen aandragen waarover onderhandeld wordt om in de specifieke situatie tot afspraken te komen. De mediator kan met partijen mee denken over mogelijkheden en zal hen informeren over juridische zaken. Daarnaast toetst de mediator of de te maken afspraken juridisch houdbaar zijn. De kracht van mediation is dat partijen door te praten en te luisteren naar elkaar
zelf tot afspraken komen ter oplossing van hun geschil. De achterliggende emoties worden bespreekbaar gemaakt en een plaats gegeven. Doordat partijen en niet de rechter de regeling bepalen, is de kans veel groter dat de afspraken in de praktijk goed werken. Zelfs als een procesgang reeds opgestart is, blijkt het vaak toch lonend om alsnog te proberen met behulp van mediation tot elkaar te komen. In geval van een voorgenomen echtscheiding is het verstandig om
meteen een echtscheidingsbemiddelaar in te schakelen om de echtscheidings procedure te begeleiden: scheiden doe je met z’n drieën. Echtscheidingsbemiddeling is een van de expertises binnen ons kantoor.
Hervormingen binnen het ontslagrecht
Voor meer informatie over Echtscheidingsbemiddeling kunt u contact opnemen met mr. A.H. van Gerwen of mr. G. de Jong.
ARBEIDSRECHT
Raad • nummer 02 • oktober 2012
Alimentatie: een frisse wind erdoor Er gaan veel stemmen op om het huidige systeem van kinder- en partneralimentatie te veranderen. Alimentatie moet op een meer doorzichtige wijze kunnen worden berekend dan nu het geval is. Daar is vrijwel iedereen het over eens, zo blijkt uit onderzoek door onder andere het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Maar er moet meer veranderen. In het huidige systeem wordt de hoogte van de kinderalimentatie bepaald aan de hand van behoefte en draagkracht. Als een ouder financieel geen draagkracht heeft, wordt hij in beginsel niet verplicht aan de verzorgende ouder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding te betalen. De verzorgende ouder, die mogelijk ook geen draagkracht heeft, wordt dan geconfronteerd met alle kosten voor de kinderen. Dat wordt als onredelijk beschouwd. Er liggen nu plannen dit zo te wijzigen, dat de niet-verzorgende ouder in ieder geval een minimale bijdrage betaalt. Het systeem van partneralimentatie is aan modernisering toe, aldus de indieners van zowel een wetsvoorstel als een initiatiefnota. Daarbij gaat het vooral om aanpassing van de duur van de alimentatieverplichting. Deze zomer is het wetsvoorstel ingediend waarin
2
Hoewel de discussie over het invoeren van een eenvoudiger ontslagrecht niet nieuw is, is daar onlangs weer nieuw leven ingeblazen door het voornemen van minister Kamp (Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid) om uiterlijk dit najaar met een nieuw wetsvoorstel te komen.
wordt voorgesteld de alimentatie verplichting in duur te beperken tot 5 jaren. Nu duurt de alimentatie verplichting maximaal 12 jaren, met een beperkte mogelijkheid tot verlenging. Maar dit wetsvoorstel gaat de indieners van de initiatiefnota nog niet ver genoeg. Zij stellen voor de alimentatieverplichting te beperken tot een termijn gelijk aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaren als het huwelijk minstens 3 jaren heeft geduurd en kinderloos is gebleven. Als tijdens het huwelijk kinderen zijn geboren en de zorg voor hen oneven redig is verdeeld, geldt de alimentatie
verplichting tot het jongste kind 12 jaar is. Heeft het huwelijk langer dan 15 jaren geduurd, is de termijn van de alimen tatieverplichting gelijk aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 10 jaren als de alimen tatiegerechtigde tijdens die periode niet aan het arbeidsproces heeft deelgenomen. Kinderloze huwelijken die korter dan 3 jaren hebben geduurd leiden niet (meer) tot een alimentatieverplichting. Het wachten is nu op een antwoord van de Kamer. Wij houden u op de hoogte. Voor meer informatie over alimentatie kunt u contact opnemen met mr. G. de Jong.
Dit wetsvoorstel zal gericht zijn op het hervormen van drie hoofdelementen binnen het ontslagrecht, te weten het vereenvoudigen van de procedure, het verlagen van de ontslagvergoedingen en het overhevelen van de kosten van een (deel van de) werkloosheids uitkering naar de werkgever.
mening is dat de werkgever zonder (geldige) reden de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, kan de werknemer de rechter vragen het ontslag te toetsen. Tegen de uitspraak van de rechter staat vervolgens hoger beroep open, hetgeen in het huidige ontslagstelsel niet mogelijk is.
Het eerste element, het vereen voudigen van de ontslagprocedure, houdt in dat de werkgever niet langer vooraf toestemming van de rechter of het UWV WERKbedrijf nodig zou hebben om een arbeidsovereenkomst te beëindigen. Wanneer een werkgever de wens heeft een arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen, kan hij, nadat hij de betreffende werknemer daarover heeft gehoord, overgaan tot ontslag. De werkgever dient overigens nog wel steeds een goede grond en onderbouwing voor het gewenste ontslag te hebben. Indien een werknemer van
Ook de ontslagvergoedingen worden aangepakt in het nieuwe wetsvoorstel. De minister is namelijk van mening dat deze te hoog zijn en daarmee de flexibiliteit op de arbeidsmarkt ongewenst beperken. In het wets voorstel wordt de ontslagvergoeding op basis van de kantonrechtersformule gewijzigd in een zogenaamd ‘transitiebudget’. Dit transitiebudget moet worden gebruikt voor scholing of outplacement en bedraagt een kwart maandsalaris per dienstjaar met een maximum van een half jaarsalaris. Bijzonder is dat wordt voorgesteld dit budget ook toe te kennen aan
werknemers met een tijdelijk dienstverband, wanneer dit dienstverband tegen de wil van de werknemer in wordt beëindigd (dus niet wordt verlengd). Tot slot wordt voorgesteld de werk gever de kosten van (ten hoogste) de eerste zes maanden van de werk loosheidsuitkering van hun voormalig werknemer te laten dragen. De gedachte hierbij is dat een werk gever niet kosteloos over kan gaan tot beëindiging van een dienstverband en daardoor meer zal investeren in zijn personeel. De minister hoopt de bovengenoemde plannen per 1 januari 2014 in te kunnen voeren. De vraag is echter of de voorgestelde maatregelen ook na de aankomende Tweede Kamerverkiezingen stand zullen houden. Wordt dus vervolgd!
3
Raad • nummer 02 • oktober 2012
De non-actiefstelling is een eenzijdige beslissing van de werkgever om de werknemer voorlopig niet meer werkzaam te laten zijn, maar zijn arbeidsovereenkomst (vooralsnog) in stand te laten. Voor zo’n maatregel kan de aanleiding zijn, het sterke vermoeden dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan ongeoorloofd gedrag. Wordt de betrokken medewerker bijvoorbeeld verdacht van het ontplooien van concurrerende activiteiten, van het plegen van diefstal of van verduistering, dan heeft de werkgever een deugdelijke grond om deze persoon op non-actief te stellen. Maar ook een langdurig disfunctioneren kan een geldige reden zijn om een ondergeschikte (tijdelijk) de laan uit te sturen. De werknemer zal echter vast en zeker protesteren en misschien ook proberen in kort geding de non-actiefstelling ongedaan te laten maken. De gedaagde werkgever behoeft dan weliswaar niet het sluitende bewijs te leveren van het wanpresteren van zijn ondergeschikte, maar hij zal het ondermaatse presteren wel zéér aannemelijk
moeten maken. Hier ligt dus een risico. Het kostenaspect is voor de werkgever echter nog veel vervelender. Ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, heeft uitgemaakt dat, als de werknemer protesteert tegen zijn non-actiefstelling, gedurende de gehele looptijd van de non-activiteit het salaris en alle andere vergoedingen en emolumenten volledig moeten worden doorbetaald. Zo mag de werknemer ook in de auto van de zaak blijven rijden. Mogelijk kan de werkgever nog wel verlangen dat de auto wordt terugbezorgd, maar hij zal dan een compensatie moeten betalen voor het gemis van de auto van de zaak. Intussen kan de werknemer thuis afwachten op de dingen die komen gaan en behoeft hij alleen maar op het eind van de maand te controleren of zijn loon correct is betaald. Het mag duidelijk zijn: eenmaal zo’n
situatie bereikt, is de uitgangspositie van de werkgever verzwakt om over een ontslagregeling te onderhandelen met zijn werknemer, die zich doorgaans weinig coöperatief op zal stellen in het afronden van die onderhandelingen. Tijd is hier dus echt geld.
Een e-mailbericht als bewijs? Tegenwoordig worden digitale communicatiemiddelen ook veelvuldig gebruikt voor het maken van allerlei afspraken c.q. het aangaan van overeenkomsten. Omdat het communiceren via (bijvoorbeeld ) e-mail veel voordelen biedt ten opzichte van het communiceren per brief. Zo bereikt een e-mailbericht sneller de geadresseerde en is het voor de verzender niet nodig de weg naar een brievenbus of postkantoor af te leggen (en postzegels aan te schaffen) alvorens een bericht te kunnen verzenden. Begrijpelijk dus dat zowel particulieren als ondernemers in toenemende mate gebruik maken van e-mail.
Voor een werknemer luidt het advies altijd: protesteer tegen non-actiefstelling. Voor de werkgever luidt het advies: bezint eer gij overgaat tot non-actief stelling. Doe dit uitsluitend als de aanwezigheid van de werknemer binnen het bedrijf schadelijk is voor de werksfeer, voor de voortgang van het werk of de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens in gevaar brengt.
ONDERNEMINGSRECHT
Bezint eer gij op non-actief stelt
Het bezinnen begint bij het tijdig raadplegen van een juridisch adviseur die ervaring heeft met non-actiefstellingen.
De Flex-B.V., een kans voor u? De Wet vereenvoudiging en flexibilisering B.V.-recht treedt in werking op 1 oktober 2012. Dit wetsvoorstel wijzigt in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de regeling voor B.V.’s (besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid). Deze wet moet het voor u makkelijker maken om een B.V. op te richten, de zogenaamde ‘Flex-B.V.’. Wat deze wijzigingen precies inhouden wordt in het onderstaande uiteengezet. Veel bedrijven zien op dit moment af van het oprichten van een B.V. gezien de hoge kosten en vereisten die met het oprichten van een B.V. gepaard gaan. Met het nieuwe recht worden de regels eenvoudiger en flexibeler. Een vlucht naar buitenlandse rechtsvormen, waarbij al sprake is van flexibeler recht, is dan niet meer nodig. Met het nieuwe B.V.-recht bestaat meer ruimte om een B.V. naar eigen wensen in te richten. Een aantal belangrijke veranderingen op een rijtje.
4
• Minimumkapitaaleis van € 18.000,verdwijnt. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de aandeelhouders van de B.V. bij het niet voldoen aan de volstortingsplicht komt hierdoor te vervallen. • De verplichte bankverklaring (waaruit blijkt dat het minimum kapitaal is gestort) vervalt. • De accountantscontrole bij inbreng in natura wordt afgeschaft. • Bescherming crediteuren. Het besluit van de aandeelhouders inzake uitkering van dividend dient goedgekeurd te worden door het bestuur. Dit heeft tot gevolg dat bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden als zij ten tijde van de uitkering wisten of behoorden te voorzien dat de B.V. na uitkering niet in staat zou zijn voort te gaan met het betalen van haar opeisbare schulden. • Blokkeringsregeling (verplichte aan bieding aan andere aandeelhouder(s) bij overdracht aandelen is optioneel. Uitgangspunt is dat er een blokkeringsregeling geldt, maar hier kan in de statuten van worden afgeweken. • Mogelijkheden om besluitvorming buiten de algemene vergadering te laten plaatsvinden worden verruimd.
• Mogelijkheid wordt gecreëerd om in de statuten te voorzien in stemrechtloze of winstrechtloze aandelen of in een flexibele verdeling van stemrechten. Treedt dit nieuwe recht ook direct in werking? Uitgangspunt is dat het nieuwe B.V.-recht met onmiddellijke ingang zal gelden. Dit betekent dat B.V.’s die vanaf 1 oktober 2012 worden opgericht onder het nieuwe B.V.-recht vallen. Voor bestaande B.V.’s gelden er enkele bijzondere bepalingen van overgangsrecht. Hierdoor kan het voor een bestaande B.V. nood zakelijk zijn om over te gaan tot statutenwijziging. Het verdient dus aanbeveling om uw (oude) statuten te laten beoordelen en zo nodig te laten aanpassen aan de nieuwe wettelijke regels. Kortom, genoeg voordelen om nu wél tot het oprichten van een B.V. over te gaan of om uw huidige statuten te laten aanpassen om gebruik te kunnen maken van de flexibelere mogelijkheden. Mocht u naar aanleiding van dit artikel nog vragen hebben, neem dan gerust contact op met een van de leden van de sectie ondernemingsrecht.
Een gevolg van deze toename van digitale communicatie (dus ook: e-mail) is dat steeds vaker afdrukken van e-mailberichten in gerechtelijke procedures aangevoerd worden als bewijsstuk. Nu kan de inhoud van een e-mail bericht op betrekkelijk eenvoudige wijze ‘gemanipuleerd’ worden, dit in tegenstelling tot die van een verzonden brief met handtekening, zeker wanneer slechts kopieën van deze documenten voorhanden zijn. Er zijn voorbeelden van zaken waarin één van de partijen de als bewijs ingebrachte e-mailberichten had vervalst. Dat roept de vraag op welke bewijswaarde een rechter toe mag c.q. zal kennen aan een (kopie van) een e-mailbericht. Uitgangspunt in het Nederlandse civiele recht is dat de procederende partijen zoals dat heet ‘leidend’ zijn. Zij bepalen de inhoud van het debat, niet de rechter. Dit brengt onder andere met zich mee dat wanneer een
der partijen iets stelt wat vervolgens niet of niet voldoende door de andere partij wordt betwist, de rechter er in beginsel vanuit gaat dat het gestelde juist is. Een onbetwist e-mailbericht wordt daarom als daadwerkelijk (met die inhoud) voor verzonden aangenomen. De rechter gaat het waarheidsgehalte daarvan niet uit zichzelf onderzoeken, ook al omdat als uitgangspunt in ons recht geldt dat een rechter bij de waardering van bewijs slechts een redelijke mate van zekerheid behoeft te verkrijgen over het bestaan van de aangevoerde feiten. Omdat een rechter ook niet hoeft toe te lichten waarom hij bewijsstukken betrouwbaar vindt wanneer deze niet betwist worden, is het raadzaam om als procespartij altijd zelf met een kritische blik te kijken naar door de wederpartij ingebrachte bewijsstukken, zeker wanneer dit (kopieën van) e-mailberichten zijn. Als er vervolgens twijfels bestaan over de authenticiteit van een dergelijk bericht, doet u er verstandig aan dit expliciet en gemoti-
veerd aan te geven. Ter onderbouwing van uw stelling kunt u er in zo’n geval voor kiezen de authenticiteit te laten onderzoeken door een ICT-bedrijf of te verlangen dat de zogenaamde ‘log-data’ worden overgelegd . Uiteraard kunt u ook de eigen versie van het aan gevochten e-mailbericht in het geding brengen en wijzen op de verschillen. De rechter zal al snel geneigd zijn een gemotiveerd betwiste kopie van een e-mailbericht als bewijsstuk buiten beschouwing te laten, vanwege het (grotere) gemak waarmee dergelijke stukken gemanipuleerd kunnen worden. In die zin houdt ons recht geen gelijke tred met de digitalisering van alle dag. Deze rechtspraktijk geeft aan dat belangrijke stukken, omwille van de bewijsbaarheid van de daadwerkelijke ontvangst en de inhoud daarvan, bij voorkeur nog steeds verzonden worden per aangetekende brief of fax (met behoud van de faxbevestiging). >>
5
Raad • nummer 02 • oktober 2012
Privéfaillissement en schuldsaneringsregeling, een oplossing voor u?
Tijden van economische crisis, waarschijnlijk ook een zware tijd voor u. Mogelijk zit u zelfs in de situatie dat uw schulden verder oplopen en u er niet meer uitkomt. Wanneer is het verstandig om te overwegen uw faillissement aan te vragen? Het aanvragen van uw eigen faillissement heeft één belangrijk voordeel. Indien u uw eigen faillissement aanvraagt kunt u namelijk omzetting vragen van uw faillis-
sement naar de schuldsaneringsregeling (wsnp). Dit is dus alleen mogelijk als uzelf uw eigen faillissement aanvraagt, niet als een schuldeiser dat doet. Wanneer een schuldeiser uw faillissement dreigt aan te vragen doet u er dus verstandig aan om hem hierin vóór te zijn, zodat de mogelijkheid tot omzetting naar de schuldsaneringsregeling blijft bestaan. Deze schuldsaneringsregeling betreft de wettelijke schuldsaneringsregeling en niet de buitengerechtelijke schuldsanerings regeling die via een gemeente loopt. Ook natuurlijke personen die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen kunnen toepassing van de schuldsaneringsregeling verzoeken. U kunt hierbij denken aan de eenmanszaak of vof. De schuldsaneringsregeling beslaat in beginsel een periode van drie jaar. Indien u gedurende deze drie jaar aan uw verplichtingen uit de schuldsanerings regeling voldoet, zoals de sollicitatieverplichting en de inspanningsverplichting jegens de schuldeisers, dan wordt aan
het einde van deze periode aan u een ‘schone lei’ verleend. Dit betekent dat de vorderingen die na deze drie jaar nog bestaan niet meer afdwingbaar zijn. Schuldeisers kunnen deze vorderingen niet meer op u verhalen. Dit is anders wanneer het faillissement blijft voort bestaan of wanneer u niet om omzetting naar de schuldsaneringsregeling heeft verzocht. Gevolg is dan dat voor zover de vorderingen van schuldeisers onvoldaan blijven, deze na het opheffen van het faillissement blijven bestaan. Schuldeisers kunnen dan nog steeds verhaal op u halen. Kortom, als het onvermijdelijk is dat u failliet gaat, dan kunt u beter het heft in eigen handen nemen. Nog beter is het uiteraard om een faillissement te voor komen en tijdig te reorganiseren of te saneren. Mocht u naar aanleiding van dit artikel nog vragen hebben, neem dan gerust contact op met een van de leden van de sectie insolventierecht.
Kan de (particuliere) verkoper zich ook beroepen op het schriftelijkheidsvereiste? Het Burgerlijk Wetboek bepaalt sinds de inwerkingtreding van artikel 7:2 dat de koop van een woonhuis uitsluitend schriftelijk kan worden aangegaan indien de koper particulier is. Dit brengt met zich mee dat een mondelinge overeenstemming een particuliere koper niet bindt zolang deze overeenstemming niet schriftelijk is vastgelegd en door de koper ondertekend. Maar wat nu als de verkoper de overeenkomst niet wil ondertekenen? Geldt dan dat de particuliere verkoper ook niet aan de overeenkomst is gebonden? De Hoge Raad heeft onlangs in zijn arrest van 9 december 2011 een einde gemaakt aan de discussie of het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 BW ook de verkoper
6
bescherming biedt, indien de verkoper van de verkoop wil afzien. Geoordeeld is dat hetgeen geldt voor een particulier koper ook geldt voor een particulier verkoper. De uitspraak van de Hoge Raad houdt dus in, dat indien de verkoper een mondelinge overeenstemming heeft bereikt met de koper, ook de verkoper, mits hij particulier is, zich mag terugtrekken van de koop zolang de overeenstemming niet schriftelijk is vastgelegd en door beide partijen ondertekend. De verkoper kan niet gedwongen worden tot het ondertekenen van de koopovereenkomst. Maar is eenmaal de overeenkomst door beide partijen ondertekend, dan geldt de wettelijke bedenktijd van drie dagen waarbinnen de koopovereenkomst zonder opgaaf van redenen kan worden ontbonden uitsluitend voor de koper. Dus niet voor de verkoper!
Onder zeer bijzondere omstandigheden kan een particuliere verkoper zich niet beroepen op het ontbreken van een schriftelijke vastlegging. Daarbij is het krijgen van een hogere koopprijs geen bijzondere omstandigheid zoals de Hoge Raad dit bedoelt. Is er wel sprake van zeer bijzondere omstandigheden, dan kan de verkoper niet worden gedwongen om medewerking te verlenen aan de schriftelijke vastlegging van de wilsovereenstemming, maar kan hij wel worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de koper door zijn weigering lijdt. Als particuliere verkoper van een woning is het dus goed van deze uitspraak van de Hoge Raad op de hoogte te zijn. Mocht u nog behoefte hebben aan nader advies, kunt u altijd contact opnemen met de sectie onroerend goed van ons kantoor.
Een actief debiteurenbeleid werkt! De ervaring leert dat in tijden van economische crisis bedrijven geconfronteerd worden met een hogere debiteurenstand. Om uw openstaande debiteurenstand te verbeteren is het aan te bevelen dat een actief debiteurenbeleid wordt gevoerd. Dit zorgt ervoor dat uw vorderingen sneller worden betaald, waardoor de liquiditeit van uw onderneming verbetert. Tevens beperkt dit uw risico’s en zullen minder posten afgeboekt hoeven worden als oninbaar door bijvoorbeeld een faillissement. Indien het u zelf niet lukt een open staande vordering te incasseren dan is het raadzaam om een advocaat in te schakelen. In de praktijk merk ik dat ondernemers lang wachten met het uit handen geven van hun openstaande vorderingen aan hun advocaat.
Dit terwijl een advocaat snel en doel treffend tot incassering kan overgaan door bijvoorbeeld een incasso kort geding te starten of beslag te leggen. Een advocaat zal hierbij rekening houden met de belangen van u als ondernemer en de handelsrelatie. Op 1 juli 2012 is een nieuwe wettelijke regeling in werking getreden. Deze regeling voorziet in de normering van de incassokosten die aan uw debiteur in rekening worden gebracht bij het incasseren van een geldvordering. De wetgever heeft hiermee getracht rechtszekerheid te scheppen en conflicten over de incassokosten te voorkomen. De vergoeding voor incassokosten wordt nu berekend als percentage van het verschuldigde bedrag, waarbij het percentage trapsgewijs lager wordt naarmate de vordering hoger wordt. Daarbij heeft de wetgever een minimumbedrag van € 40,- vastgesteld en een maximumbedrag van € 6.775,-.
Ook mag u bij consumenten pas incassokosten in rekening brengen nadat veertien dagen zijn verstreken na het verzenden van de eerste betalingsherinnering. In de betalingsherinnering moet het bedrag dat als vergoeding voor de incassokosten in rekening zal worden gebracht worden vermeld. Wanneer uw wederpartij een consument is, dan bent u voor het vaststellen van de vergoeding voor incassokosten aan deze wet gebonden. Indien uw wederpartij geen consument is maar handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan bij overeenkomst van voormelde wettelijke regeling worden afgeweken. Zijn er geen afspraken gemaakt dan geldt voormelde wettelijke regeling onverkort. Het verdient dus aanbeveling om in uw algemene voorwaarden of in de overeenkomst duidelijke afspraken te maken omtrent verschuldigde rente en incassokosten.
De aanvrager beslist Indien omwonenden bezwaar maken tegen de vestiging van een bedrijf in hun omgeving, wijzen zij vaak op een alternatieve locatie die volgens hen geschikter zou zijn om dat bedrijf te vestigen. Een bezwaar met dit argument kan hen echter niet baten. Uit vaste rechtspraak blijkt dat moet worden beslist op de aanvraag zoals die is ingediend. Als bij de beoordeling van de aanvraag blijkt dat het bedrijf op de aangevraagde locatie gevestigd kan worden, moet de vergunning worden verleend. Zelfs ook wanneer de gemeente of de provincie van oordeel zou zijn dat een andere locatie beter zou passen. De Raad van State legt daaraan ten grondslag dat uit de systematiek van de Wet milieubeheer en/of de Wabo volgt dat degene die de vergunning aanvraagt,
bepaalt voor welke inrichting op welke locatie een vergunning wordt gevraagd. Het is niet aan het vergunningverlenend bestuursorgaan om dat te bepalen. Het is namelijk de verantwoordelijkheid van de exploitant om ervoor te zorgen dat zijn bedrijf in overeenstemming is met de vergunning die gaat gelden voor het bedrijf op de aangevraagde locatie. Zelfs in het geval dat de exploitant met de gemeente of de provincie een overeenkomst heeft gesloten waarin is geregeld dat het bedrijf op een bepaalde locatie moet worden gevestigd, vormt die overeenkomst geen weigeringsgrond indien de aanvrager er later voor kiest het bedrijf toch op een andere locatie te vestigen. Datzelfde doet zich voor indien de exploitant kiest voor een ander productieproces dan het proces waarover hij met de betrokken overheid een overeenkomst heeft gesloten.
Duidelijk moge zijn dat de exploitant in de laatste gevallen wel een stevig probleem kan hebben, ondanks het feit dat de gevraagde vergunning aan hem moet worden verleend. De betrokken overheid kan namelijk in een civiele procedure wel nakoming van de overeenkomst vorderen. Het is echter aan de betrokken overheid om te bepalen al dan niet zo’n civielrechtelijke procedure te starten, de omwonenden hebben daarop geen invloed.
7
De Q-koorts Onlangs zijn er ontwikkelingen geweest met betrekking tot de Q-koorts affaire. De Q-koorts bacterie werd in 2006 en 2007 aangetroffen op een aantal geitenhouderijen en dat heeft tot gevolg gehad dat er tenminste vijfentwintig mensen zijn overleden en, naar schatting, tienduizenden besmet zijn geraakt. Door de commissie Van Dijk is de aanpak van de Q-koortscrisis onderzocht. Uit het onderzoek, dat in november 2010 gepresenteerd is, komt naar voren dat de overheid verweten kan worden dat er onvoldoende informatie werd gegeven en dat de epidemie in een te laat stadium is aangepakt. Colofon Raad is een uitgave van Boskamp & Willems Advocaten Boskamp & Willems Advocaten Postbus 8727 5605 LS Eindhoven Tel +31 (0)40 250 14 14 Fax +31 (0)40 250 14 50 www.boskampwillems.nl Redactie H.G.M. van der Westen H. Schmidgall Ontwerp en productie Korteweg Communicatie, Eindhoven
Q-uestion, de belangenvereniging van de Q-koorts patiënten, heeft vervolgens een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman. De Ombudsman heeft de kwestie ook onderzocht. In zijn onlangs uitgebrachte rapport “Het spijt mij; over Q-koorts en de menselijke maat” concludeert de Ombudsman eveneens dat de aanpak niet behoorlijk is geweest. Excuses waren hier op zijn plaats geweest. Betekent dit nu automatisch dat de overheid aansprakelijk is voor de schade die de slachtoffers lijden? Nee, de overheid diende destijds alle betrokken belangen af te wegen, waaronder de belangen van de veehouderij en de volksgezondheid. Bij die belangenafweging is, volgens de Ombudsman, aan de belangen van
de Q-koortspatiënten onvoldoende recht gedaan. De overheid heeft hiermee echter geen onrechtmatige daad gepleegd. Er is echter wel voldoende grond om in schrijnende gevallen een compensatie te bieden, aldus de Nationale Ombudsman. Ook de geitenhouders op wier boerderij destijds de besmetting is aangetroffen, kunnen aansprakelijk worden gesteld. Om met succes schadevergoeding te kunnen vorderen, geldt dat de slachtoffers als eisende partij bewijs moeten leveren van de besmetting en het verband met de ontstane klachten. De aansprakelijkheid is niet zonder meer gegeven. De aangesproken geitenhouders kunnen mogelijk een beroep doen op een (aansprakelijkheids)verzekering of op de overheid.