Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
1
FACULTEIT TECHNISCHE NATUURKUNDE HET OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN HET STUDENTENSTATUUT UNIVERSITEIT TWENTE
WAARIN INTEGRAAL OPGENOMEN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELINGEN (OER)
voor DE BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE en DE MASTEROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE
UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Technische Natuurkunde 1 september 2002 Wijziging bijlagen juli 2004
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
2
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
3
INHOUDSOPGAVE
1.
2.
3.
4.
ALGEMENE BEPALINGEN
6
1.1
Toepasselijkheid van de regeling
6
1.2
Begripsbepalingen
6
DE BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE
7
2.1
Doel van de opleiding
7
2.2
Eindtermen van de opleiding (WHW art. 7.13 lid 2 sub b)
7
2.3
Omvang van de opleiding (WHW art. 7.4 lid 2, 3; WHW art. 7.7)
7
2.4 Toegang tot de opleiding 2.4.1 Colloquium doctum
8 8
2.5
Omschrijving van de opleiding
8
2.6
De minor
8
2.7
De propedeuse (WHW art. 7.8 en 7.10, lid 2)
8
2.8
Vrij bachelorprogramma (WHW art. 7.3. lid 4)
8
2.9
Aansluitende masteropleiding
8
DE MASTEROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE
9
3.1
Doel van de opleiding
9
3.2
Eindtermen van de opleiding (WHW art. 7.13 lid 2 sub b)
9
3.3
Omvang van de opleiding (WHW art. 7.4 lid 2, 3; WHW art. 7.7)
9
3.4
Toegang tot de opleiding
9
3.5 Het studieprogramma van de masteropleiding 3.5.1 Goedkeuring studieprogramma 3.5.2 De afstudeercommissie 3.5.3 Start van de afstudeeropdracht. 3.5.4 Afstudeeropdracht buiten de faculteit 3.5.5 Beoordeling afstudeeropdracht
9 10 10 10 10 10
3.6 De externe stage 3.6.1 Organisatie van de stage
11 11
3.7
11
Vrij masterprogramma (WHW art. 7.3. lid 4)
HET ONDERWIJS
12
4.1
Vakbeschrijving
12
4.2
Onderwijsvormen
12
4.3
Indeling studenten
12
4.4
Voorkenniseisen
12
4.5 Virtuele studiepunten 4.5.1 Toekenning virtuele studiepunten
12 12
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
5.
6.
4
4.6
Vrijstellingen en vervangende studieonderdelen
13
4.7
Studieonderdelen bij andere universiteiten
13
4.8
De taal in het onderwijs (WHW art. 7.2)
13
4.9 Registratie van gegevens 4.9.1 Archivering 4.9.2 Vertrouwelijkheid van gegevens 4.9.3 Errata in overzichten
13 13 13 14
4.10 Beklag en Beroepsrecht (WHW art. 7.61) 4.10.1 Het collectief recht van beklag van studenten
14 14
DE TENTAMENS
15
5.1 Beschrijving van de tentamens 5.1.1 Omschrijving 5.1.2 Vorm van de tentamens 5.1.3 Schriftelijke en mondelinge tentamens 5.1.4 Toetsen 5.1.5 Het aanvullend tentamen 5.1.6 Tijdvakken en frequentie tentamens 5.1.7 Maximum aantal tentamenpogingen 5.1.8 Legitimatie 5.1.9 Speciale voorzieningen (WHW art. 7.13) 5.1.10 Aanmelden voor tentamens 5.1.11 Deelname aan schriftelijke tentamenzittingen. 5.1.12 Tentamenverzuim door overmacht 5.1.13 Tentamens bij een andere faculteit
15 15 15 15 15 16 16 16 16 16 16 17 17 17
5.2 Tentamenuitslagen 5.2.1 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag (WHW art. 7.11) 5.2.2 De datum van beoordelingsmededelingen 5.2.3 Wijze van beoordeling 5.2.4 Inzagerecht 5.2.5 Geldigheid
17 17 17 18 18 18
5.3 Fraude bij de tentamens 5.3.1 Definitie van fraude 5.3.2 Maatregelen 5.3.3 Beroep bij fraude
18 18 18 19
DE EXAMENS
19
6.1 Algemeen 6.1.1 De examencommissies voor de bachelor- en masteropleiding 6.1.2 De voorbereiding van de examenvergaderingen 6.1.3 Roosters en inschrijving examens 6.1.4 De vaststelling van de examenuitslag 6.1.5 Diploma en cijferlijst
19 19 19 19 19 20
6.2 Het propedeutisch examen 6.2.1 Het afnemen van het propedeutisch examen 6.2.2 De uitslag van het propedeutisch examen 6.2.3 Uitzonderlijke bekwaamheid in de propedeuse 6.2.4 Diploma-uitreikingen 6.2.5 Nader onderzoek voor het propedeutisch examen
20 20 20 21 21 21
6.3 Het bachelorexamen 6.3.1 Toelating tot het bachelorexamen 6.3.2 Aanmelding bachelorexamen
21 22 22
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6 6.3.7
5
Roosters en inschrijvingstermijnen bachelorexamen Het afnemen van het bachelorexamen De uitslag van het bachelorexamen Uitzonderlijke bekwaamheid in de bacheloropleiding Diploma-uitreikingen bachelordiploma
6.4 Het masterexamen 6.4.1 Toelating tot het masterexamen (WHW art. 7.30) 6.4.2 Aanmelding masterexamen 6.4.3 Roosters en inschrijvingstermijnen masterexamen 6.4.4 Het afnemen van het masterexamen 6.4.5 De uitslag van het masterexamen 6.4.6 Uitzonderlijke bekwaamheid in de masteropleiding 6.4.7 Diploma-uitreikingen masterdiploma 7.
KWALITEITSZORG
22 22 22 23 23 23 23 23 23 23 24 24 26 27
7.1
Evaluatie van het onderwijs
27
7.2
Verdeling van de studielast.
27
7.3
Kwaliteit van de tentamens.
27
7.4
Studeerbaarheid.
27
7.5
Didactische professionalisering.
27
7.6
Studiebegeleiding
28
7.7
Studieadvies en studievoortgang
28
8.
FACILITEITEN
28
8.1
Bibliotheek
28
8.2
Ruimte voor de studievereniging
28
8.3
Postvakjes en computerfaciliteiten
28
8.4
E-mail-adres
28
9.
SLOT- EN INVOERINGSBEPALINGEN
29
9.1
Aard van deze regeling, bevoegdheden
29
9.2
Wijziging van de regeling
29
9.3
Bekendmaking
29
9.4
Hardheidsclausule
29
9.5 inwerkingtreding 9.5.1 Aanhaling
29 29
10.
Bijlage A. Vaststelling van het Studentenstatuut en de OER
30
11.
Bijlage B - Studieonderdelen die deel kunnen uitmaken van een keuzepakket
31
12.
Bijlage C De Bachelor- en Masteropleiding Technische Natuurkunde voor studenten van de generatie 2001/2002 32
13.
Bijlage D De Bachelor- en Masteropleiding Technische Natuurkunde voor studenten van de generatie 2002/2003 34
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
6
1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is opgesteld op grond van art. 7.10 t/m 7.12, art. 7.13 en art. 7.59 lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bachelor-en masteropleiding Technische Natuurkunde. De opleidingen worden met ingang van het studiejaar 2001/2002 verzorgd door de faculteit Technische Natuurkunde van de Universiteit Twente.
1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. De wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. Student: hij/zij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en examens van de opleiding; c. De faculteit: de faculteit der Technische Natuurkunde, Universiteit Twente; d. BOZ: Bureau Onderwijszaken van de faculteit; e. De opleidingen: de bacheloropleiding Technische Natuurkunde en de masteropleiding Technische Natuurkunde, als bedoeld in de WHW art. 7.3. f. De opleidingsdirecteur: de directeur van de opleidingen (WHW art. 9.17). g. Een studieonderdeel of onderwijseenheid: een afzonderlijk examenonderdeel waaraan een tentamen is verbonden als bedoeld in WHW art. 7.3 en 7.10. h. Een studiepunt (SP): een studielast van veertig uren studie (WHW art. 7.4) i. Een trimester: een onderwijsperiode van 14 weken. Een blok: een onderwijsperiode van 7 weken. j. Een examinator: een personeelslid dat door de desbetreffende examencommissie wordt aangewezen om een of meer tentamens af te nemen. (WHW art. 7.12 en faculteitsreglement). In de regel is de examinator een vakcoördinator als omschreven in het faculteitsreglement. k. Een docent: een examinator, of een personeelslid dat onderwijs verzorgt onder verantwoordelijkheid van een examinator. l. De propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding als bedoeld in WHW art. 7.8 van de wet; de propedeuse wordt afgesloten met het propedeutisch examen; m. Bi-fase (i = 1..3) : het i-de jaar van de bacheloropleiding. n. Mi-fase (i = 1..2): het i-de jaar van de masteropleiding. o. De post-propedeutische fase: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeuse en wordt afgesloten met het bachelorexamen (WHW art. 7.30); p. Technisch-wetenschappelijke studieonderdelen: studieonderdelen verzorgd door de faculteiten Technische Natuurkunde, Toegepaste Wiskunde, Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek, Chemische Technologie of Informatica waarvan de vakcodes respectievelijk beginnen met de cijfercombinatie 14, 15, 11, 12, 13, of 21. q. Natuurkunde-studieonderdelen: theorievakken en practica verzorgd door de faculteit waarvan de vakcode begint met de cijfercombinatie 14. r. WTM: Wetenschap, Technologie en Maatschappij-onderwijs in de technische opleidingen. s. BEX: de examencommissie voor het propedeutisch examen en het bachelorexamen als vermeld in dit statuut (art. 6.1.1) en omschreven in het faculteitsreglement. t. MEX: de examencommissie voor het masterexamen als vermeld in dit statuut (art. 6.1.1) en omschreven in het faculteitsreglement
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
7
2. DE BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE 2.1 Doel van de opleiding Het doel van de bachelor opleiding Technische Natuurkunde is: − Studenten de theoretische en praktische basiskennis en –vaardigheden op het gebied van de Technische Natuurkunde bij te brengen, zodat ze primair in staat zijn een masteropleiding in de (Technische) Natuurkunde of een aanverwante discipline te volgen of eventueel toe te treden tot de arbeidsmarkt. − Studenten te trainen in algemene vaardigheden als mondeling en schriftelijk rapporteren, computergebruik, projectmatig werken en werken in teams. − Studenten de gelegenheid te bieden zich te oriënteren op een aanpalend of een buiten de eigen discipline liggend vakgebied (minor).
2.2 Eindtermen van de opleiding (WHW art. 7.13 lid 2 sub b) 1. De afgestudeerde van de bacheloropleiding Technische Natuurkunde − heeft een gedegen theoretische en praktische basiskennis van de (technische) natuurkunde in samenhang met de daarvoor benodigde wiskunde en informatica, die toereikend is om met succes een natuurkundige Masteropleiding te selecteren en te volgen; − heeft voldoende inzicht in de diverse specialisaties van de (technische) natuurkunde die voortbouwen op de Bacheloropleiding om een verantwoorde keuze te maken voor een vervolgstudie; − heeft kennis gemaakt met wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden en methoden op het gebied van de natuurkunde en is in staat basale fysische problemen in een beperkte context te herkennen, te analyseren en met wiskundige hulpmiddelen (inclusief computertoepassingen) op te lossen; − is in staat het ontbreken van benodigde vakkennis en vaardigheden te onderkennen en deze zelfstandig te verwerven en te integreren in reeds opgedane kennis en vaardigheden; − beheerst de algemene vaardigheden op het gebied van presenteren en rapporteren, informatie zoeken en verwerken, computergebruik, projectmatig werken en werken in teams; − is zich bewust van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt na een eventuele afsluiting van de studie met het Bachelordiploma; − is zich bewust van de rol en positie van de natuurkunde in de wetenschap en de maatschappij en van het internationale karakter van de natuurkunde. 2. De eindtermen zijn gebaseerd op competenties van een bachelor en een master Technische Natuurkunde.
2.3 Omvang van de opleiding (WHW art. 7.4 lid 2, 3; WHW art. 7.7) De bacheloropleiding a. heeft een studielast van 126 studiepunten b. en is uitsluitend voltijds.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
8
2.4 Toegang tot de opleiding 1. Toegang tot de opleiding wordt verkregen door een van de volgende certificaten: − diploma vwo met het profiel Natuur&Techniek (WHW art. 7.25) − diploma vwo met het profiel Natuur&Gezondheid, met dien verstande dat gedurende het eerste studiejaar aanvullingen in de wiskunde verplicht worden gesteld. (WHW art. 7.25) − HBO-propedeutisch diploma (WHW art. 7.28 lid 1) − WO-propedeutisch diploma (WHW art. 7.28 lid 1) − HBO-diploma (afsluitend examen) (WHW art. 7.28 lid 1) − WO-diploma (afsluitend examen) (WHW art. 7.28 lid 1) − door de minister aangewezen diploma, al dan niet in Nederland afgegeven, dat als ten minste gelijkwaardig aan een vwo-diploma met het profiel Natuur&Techniek wordt aangemerkt (WHW art. 7.28 lid 2) − door het college van bestuur aangewezen diploma, al dan niet in Nederland afgegeven, dat naar het oordeel van het CvB ten minste gelijkwaardig is aan een vwo-diploma (WHW art. 7.28 lid 2) − een colloquium-doctumbeschikking (WHW art. 7.29). 2. Deficiënties in de vooropleiding met betrekking tot de vakken Wiskunde en Natuurkunde worden vervuld door het met goed gevolg afleggen van tentamens in deze vakken, af te nemen door de Commissie Bijzondere Toelatingen (WHW art. 7.25 lid 1).
2.4.1 Colloquium doctum Bij het toelatingsonderzoek (WHW art. 7.29), worden de volgende eisen gesteld: a. de algemene ontwikkeling, talenkennis en studievaardigheid dient vergelijkbaar te zijn met dat van een vwo-abituriënt; b. het kennisniveau voor natuurkunde en wiskunde dient te liggen op het peil van natuurkunde en wiskunde van het diploma vwo, profiel Natuur&Techniek.
2.5 Omschrijving van de opleiding 1. De opleiding bestaat uit verplichte studieonderdelen en keuzeonderdelen zoals omschreven in bijlage C1. 2. Het eerste studiejaar van de opleiding is de propedeuse die wordt afgesloten met het propedeutisch examen. 3. Tot de bacheloropleiding behoort in ieder geval een van de minors (zie art. 2.6) die is goedgekeurd door de accreditatiecommissie van de universiteit, gehoord de BEX.
2.6 De minor Een minor is een gestructureerd en samenhangend onderwijspakket op derdejaarsniveau met een omvang van in de regel 14 SP.
2.7 De propedeuse (WHW art. 7.8 en 7.10, lid 2) 1. De propedeutische fase wordt zodanig ingericht dat er sprake is van het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van verwijzing en selectie aan het einde van die fase. 2. De studiebelasting van de propedeuse bedraagt 42 studiepunten.
2.8 Vrij bachelorprogramma (WHW art. 7.3. lid 4) In afwijking van het bepaalde in art. 2.5 wordt aan de student toegang verleend tot het afleggen van het bachelorexamen op basis van een door de student zelf voorgesteld pakket van examenonderdelen mits dit pakket door de BEX is goedgekeurd.
2.9 Aansluitende masteropleiding Het met goed gevolg afleggen van het bachelorexamen geeft ten minste toegang tot de masteropleiding Technische Natuurkunde van de faculteit.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
9
3. DE MASTEROPLEIDING TECHNISCHE NATUURKUNDE 3.1 Doel van de opleiding De beoefenaren van het vak Technische Natuurkunde houden zich bezig met: 1. Het uitvoeren van onderzoek gericht op toepassingen en de ontwikkeling van meetmethoden binnen zowel als buiten de eigen discipline. 2. Het ontwerpen van fysische instrumentatie t.b.v. onderzoek en industriële toepassingen. 3. Het uitvoeren van fundamenteel onderzoek met het oog op toepassingen. Met de opleiding wordt daarom beoogd zodanige kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de technische natuurkunde, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beroepsuitoefening of in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot leraar, wetenschappelijk onderzoeker of technologisch ontwerper.
3.2 Eindtermen van de opleiding (WHW art. 7.13 lid 2 sub b) Het niveau waarop in en na de opleiding de natuurkunde moet worden beoefend is nationaal en internationaal bepaald. Met het oog op het doel van de opleiding is het onderwijs daarom gericht op het verwerven van: − een gedegen kennis van de basistheorieën van de natuurkunde en de wiskunde; − een diepergaande kennis op een of meer deelgebieden van de natuurkunde; − kennis van de fysische technologie, waaronder vaardigheid in het ontwerpen en toepassen van meetinstrumenten en experimentele technieken; − een oriëntatie in de toepassingsgebieden van de technische natuurkunde; − inzicht in de samenhang der wetenschappen en in de relatie tussen wetenschap en maatschappij en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden; − vaardigheden zoals het in staat zijn tot het zich zelfstandig eigen maken van kennis; het op creatieve en systematische wijze kunnen bijdragen aan het oplossen van vraagstukken uit het vakgebied; het kunnen werken met vak- en niet-vakgenoten; en vaardigheden op het communicatieve, sociale en organisatorische vlak.
3.3 Omvang van de opleiding (WHW art. 7.4 lid 2, 3; WHW art. 7.7) De masteropleiding a. heeft een een studielast van 84 studiepunten b. en is uitsluitend voltijds.
3.4 Toegang tot de opleiding Toegang tot de opleiding wordt verkregen door een van de volgende certificaten: a. Een afsluitend diploma van een van de bacheloropleidingen Technische Natuurkunde of Natuurkunde van de Nederlandse universiteiten b. Een door het college van bestuur aangewezen diploma, al dan niet in Nederland afgegeven, dat naar het oordeel van het CvB ten minste gelijkwaardig is aan een bachelopleiding Technische Natuurkunde of Natuurkunde. c. Een diploma van een andere opleiding, dat door de MEX wordt aangewezen als voldoende vooropleiding voor de masteropleiding, eventueel met aanvullende eisen te voldoen voor de start van de opleiding, of aanvullende eisen te voldoen tijdens de masteropleiding.
3.5 Het studieprogramma van de masteropleiding 1. Het studieprogramma van de masteropleiding bestaat uit verplichte studieonderdelen keuzeonderdelen zoals omschreven in bijlage C2. 2. In het eerste trimester van de masteropleiding kiest de student op basis van de door leerstoelen aangeboden mogelijkheden een leerstoel waar hij/zij de afstudeeropdracht uitvoeren. 3. In overleg met de hoogleraar van de leerstoel of met diens vertegenwoordiger stelt student het studieprogramma samen. 4. De hoogleraar van de leerstoel treedt op als afstudeerhoogleraar.
en de wil de
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
10
5. Als studenten willen afstuderen bij een bijzonder hoogleraar stellen zij in overleg met deze hoogleraar het studieprogramma samen. De bijzonder hoogleraar treedt dan op als afstudeerhoogleraar.
3.5.1 Goedkeuring studieprogramma 1. Het studieprogramma behoeft de goedkeuring van de afstudeerhoogleraar en de MEX. 2. Een verzoek tot goedkeuring door de MEX wordt door de student uiterlijk aan het eind van het eerste trimester van de opleiding ingediend bij BOZ. 3. indien een student het studieprogramma wil wijzigen dient hij/zij een door de afstudeerhoogleraar ondertekend verzoek in bij BOZ ter goedkeuring door de MEX. 4. Indien een verzoek tot goedkeuring van een vrij programma als bedoeld in artikel 3.7 wordt ingediend, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.
3.5.2 De afstudeercommissie 1. Ter begeleiding en beoordeling van de afstudeeropdracht stelt de afstudeerhoogleraar een afstudeercommissie samen, die ten minste uit drie leden van de wetenschappelijke staf van de faculteit bestaat. 2. Tot de afstudeercommissie behoren ten minste de afstudeerhoogleraar, de dagelijkse begeleider van de student en één lid van de wetenschappelijke staf, behorende tot een andere leerstoel van de faculteit. 3. Wetenschappelijk deskundigen van buiten de faculteit of universiteit kunnen deel uit maken van de afstudeercommissie. 4. Andere leden van de faculteit dan zij, die behoren tot de wetenschappelijke staf, kunnen deel uit maken van de afstudeercommissie. 5. De afstudeercommissie bestaat ten minste voor de helft uit leden van de wetenschappelijke staf van de faculteit. 6. Indien bij de samenstelling van de afstudeercommissie leden van een faculteitsoverschrijdende leerstoel zijn betrokken, worden voor de toepassing van het eerste, het tweede en het vijfde lid alle leden van deze leerstoel beschouwd als behorende tot de faculteit.
3.5.3 Start van de afstudeeropdracht. Op de eerste dag dat de student begint met de afstudeeropdracht meldt hij/zij dit bij de secretaresse van de leerstoel met het oog op de registratie van de virtuele studiepunten voor de opdracht (art. 4.5)
3.5.4 Afstudeeropdracht buiten de faculteit 1. Het is mogelijk de afstudeeropdracht buiten de faculteit uit te voeren mits één van de hoogleraren van de faculteit bereid is als afstudeerhoogleraar op te treden. Voor de samenstelling van de afstudeercommissie geldt het gestelde onder artikel 3.5.2. 2. In bijzondere gevallen kan de MEX toestaan dat een hoogleraar van buiten de faculteit optreedt als afstudeerhoogleraar. Hiertoe dient de betrokken student een met redenen omkleed verzoek in bij de MEX.
3.5.5 Beoordeling afstudeeropdracht De afstudeeropdracht wordt beoordeeld met twee cijfers, één voor de fysische aspecten en één voor de algemene aspecten De fysische aspecten omvatten theoretisch inzicht, experimentele vaardigheid, probleemoplossend vermogen en originaliteit, fysische en/of technisch-wetenschappeljke relevantie, e.d. De algemene aspecten omvatten: zelfstandigheid, betrokkenheid, vermogen tot samenwerking, creativiteit, niveau van de voordracht en van het verslag, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de resultaten, e.d. Voor beide aspecten wordt een beoordelingsmededeling opgemaakt en beide cijfers worden op de cijferlijst van het masterdiploma vermeld.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
11
3.6 De externe stage 1. De externe stage maakt deel uit van het studieprogramma (bijlage C2). Het doel ervan is het opdoen van voor de opleiding relevante ervaring in een bedrijf of instelling buiten de Universiteit Twente. 2. De externe stage duurt nominaal 12 werkweken en wordt na een voldoende beoordeling gehonoreerd met 14 studiepunten.
3.6.1 Organisatie van de stage 1. Studenten melden zich ten minste een half jaar voor de feitelijke start van de externe stage bij de stagecoördinator om te overleggen over inhoudelijke en organisatorische aspecten van de stage. 2. Van de studenten wordt verwacht dat zij zich zelf inspannen voor het verwerven van een stageplaats, waarbij de stagecoördinator een bemiddelende rol speelt. Mocht een student er niet in slagen zich tijdig een geschikte stageplaats te verwerven, dan wijst de stagecoördinator hem of haar een plaats toe. 3. Een van de docenten van de faculteit treedt op als begeleider en beoordelaar van de stage.
3.7 Vrij masterprogramma (WHW art. 7.3. lid 4) In afwijking van het bepaalde in art. 3.5 wordt aan de student toegang verleend tot het afleggen van het masterexamen op basis van een door de student zelf voorgesteld pakket van examenonderdelen mits dit pakket door de MEX is goedgekeurd.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
12
4. HET ONDERWIJS 4.1 Vakbeschrijving Uiterlijk aan het begin van de onderwijsperiode (trimester of blok) waarin het onderwijs voor een studieonderdeel wordt aangeboden, maakt de desbetreffende docent de volgende aspecten van dat onderwijs bekend: de omvang en inhoud van het studieonderdeel, het studiemateriaal, de tentameneisen, de wijze van tentaminering, en de vormgeving van het onderwijs.
4.2 Onderwijsvormen Bij de opleiding wordt gebruik gemaakt van een mix van verschillende onderwijsvormen. De onderwijsvorm die wordt toegepast hangt af van de leerdoelstellingen van het vak. Gehanteerde onderwijsvormen zijn ondermeer: hoorcollege; werkcollege; practicum; project; opdracht; en scriptie.
4.3 Indeling studenten Ten behoeve van het onderwijs worden de studenten door of namens de opleidingsdirecteur ingedeeld in groepen. Het is een student niet toegestaan zonder toestemming deel te nemen aan onderwijs in een andere groep dan die waarbij hij/zij is ingedeeld. Studenten kunnen eventuele wensen ten aanzien van de indeling, met redenen omkleed, indienen bij het Bureau Onderwijszaken (BOZ). Bij het opmaken van de indeling zal met deze wensen zo veel mogelijk rekening worden gehouden.
4.4 Voorkenniseisen De verantwoordelijke docent voor een studieonderdeel maakt tijdig bekend welke voorkennis noodzakelijk is voor het volgen van het onderwijs in zijn/haar vak.
4.5 Virtuele studiepunten 1. Virtuele studiepunten zijn studiepunten die worden toegekend ter registratie van de studieprestaties tijdens de externe stage en de afstudeeropdracht. De virtuele studiepunten worden definitief, zodra een voldoende beoordelingsmededeling voor deze studieonderdelen is uitgebracht. 2. De virtuele studiepunten worden gerekend vanaf de eerste dag dat de student daadwerkelijk met de uitvoering van de stage respectievelijk met de afstudeeropdracht is begonnen. 3. Studenten zijn verplicht om de feitelijk begindatum van hun stage en afstudeeropdracht aan de stagecoördinator respectievelijk het leerstoelsecretariaat te melden. Indien studenten dit verzuimen riskeren zij het verlies van eventuele rechten die verbonden zijn aan de registratie van virtuele studiepunten. Dit geldt met name voor het effectueren van toegekende rechten op het verkrijgen van afstudeersteun.
4.5.1 Toekenning virtuele studiepunten Voor de toekenning van de virtuele studiepunten worden de volgende regels gehanteerd: 1. Voor de externe stage van 14 SP:. 3,5 SP per maand met een cumulatief maximum van 10,5 SP; 3,5 SP voor de beoordelingsmededeling. 2. Voor de afstudeeropdracht van 36 SP : 3,5 SP per maand met een cumulatief maximum van 31,5 SP; 4,5 SP voor de beoordelingsmededeling. 3. In bijzondere gevallen kan de MEX toestaan dat er wordt afgeweken van de verdeling van studiepunten zoals in de voorgaande leden is aangegeven.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
13
4.6 Vrijstellingen en vervangende studieonderdelen 1. Op grond van elders beoordeelde studieprestaties kan aan een student op zijn/haar verzoek door de desbetreffende examencommissie vrijstelling worden verleend voor verplichte studieonderdelen, indien deze studieprestaties qua inhoud, omvang en niveau overeenkomen met de bedoelde studieonderdelen. 2. Een examencommissie kan elders beoordeelde studieprestaties toelaten als vervangend voor niet verplichte studieonderdelen uit de bachelor- en masteropleiding, indien deze studieprestaties qua omvang en niveau gelijkwaardig zijn aan studieonderdelen uit desbetreffende opleiding. 3. Een beslissing tot vrijstelling of vervanging als bedoeld in de voorgaande leden wordt door de desbetreffende examencommissie slechts genomen na een schriftelijk advies van een terzake deskundige docent. 4. Een examencommissie kan een collectieve vrijstellingsregeling vaststellen ten behoeve van studenten die een bepaalde Hogere Beroepsopleiding met goed gevolg hebben afgerond.
4.7 Studieonderdelen bij andere universiteiten Aan elk onderscheiden studieonderdeel van een andere universiteit dat als vrijstellend of vervangend wordt erkend als bedoeld in art. 4.6, wordt door BOZ een vakcode toegekend waaraan herkenbaar is dat het elders is afgerond.
4.8 De taal in het onderwijs (WHW art. 7.2) Een regeling m.b.t de te voeren taal in het onderwijs is vastgelegd in de Gedragscode Voertalen en opgenomen in het instellingsgedeelte van het Studentenstatuut.
4.9 Registratie van gegevens 4.9.1 Archivering 1. De docent die het schriftelijk tentamenwerk van een student heeft beoordeeld, ziet erop toe, dat dit werk ten minste twee jaar na het vaststellen van de beoordelingsmededeling wordt bewaard in de desbetreffende leerstoel- of groepsadministratie. Na deze periode kan het desbetreffende werk worden vernietigd. 2. Beoordeelde journaals en verslagen van practica worden ten minste één jaar na het vaststellen van de beoordeling door de desbetreffende practicumadministratie bewaard. Een student kan binnen dat jaar aan de practicumadministratie kenbaar maken, dat hij/zij na afloop van de studie deze journaals en verslagen terug zou willen krijgen. In dat geval, draagt de practicumadministratie er zorg voor dat de stukken tot ten minste twee maanden na het behalen van het masterexamen worden bewaard. De student dient zich dan binnen deze termijn te melden bij de practicumadministratie om de stukken op te halen. Na afloop van de genoemde termijnen, kunnen de journaals en verslagen worden vernietigd.
4.9.2 Vertrouwelijkheid van gegevens Over formeel geregistreerde gegevens, wordt aan anderen dan de betrokken student zonder zijn/haar uitdrukkelijke toestemming geen mededeling gedaan behalve aan: a. leden van de examencommissie; b. de studentendecanen; c. het college van beroep voor de examens; d. faculteitsonderwijskundige; e. mentoren en studieadviseurs. f. degene die verantwoordelijk is voor de indeling in de practica.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
14
4.9.3 Errata in overzichten Indien in een cijferlijst of een overzicht m.b.t. het studieverloop van een student een vergissing is gemaakt, is zowel de faculteit als de student verplicht, om dit, direct na constatering ervan, aan de andere partij kenbaar te maken en mee te werken aan het ongedaan maken van de gemaakte vergissing. De door de faculteit gevoerde administratie strekt daarbij tot volledig bewijs, behoudens tegenbewijs. Als tegenbewijs geldt in elk geval de originele, volledig ingevulde en door de docent ondertekende beoordelingsmededeling.
4.10 Beklag en Beroepsrecht (WHW art. 7.61) 1. Een student kan tegen beslissingen van een docent bezwaar aantekenen bij de desbetreffende examencommissie. Het bezwaar wordt via een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen nadat de beslissing aan de student is meegedeeld of nadat het feit waartegen zich zijn/haar bezwaar richt, heeft plaatsgevonden. 2. Tegen beslissingen van de examencommissie en docenten staat voor de student beroep open bij het college van beroep voor de examens. Het beroepsschrift dient te worden ingediend binnen vier weken na de beslissing van de examencommissie c.q. de docent
4.10.1 Het collectief recht van beklag van studenten 1. Het collectief recht van beklag kan worden uitgeoefend ter zake van het niet of niet volledig dan wel in onvoldoende mate nakomen van de verplichtingen van de universiteit (i.c. faculteit) jegens studenten. 2. Het in het eerste lid bedoelde recht kan worden uitgeoefend door een groep studenten die voor dezelfde opleiding bij de universiteit zijn ingeschreven. 3. Het beklag wordt schriftelijk ingediend bij de decaan. Het bevat een duidelijke omschrijving van de bezwaren en van hetgeen volgens de indieners moet gebeuren om deze bezwaren weg te nemen. 4. De decaan bevestigt binnen 7 dagen de ontvangst van het klaagschrift en stelt de indieners hiervan in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn hierop een toelichting te geven. 5. Binnen 6 weken na ontvangst van het klaagschrift deelt de decaan aan de indieners schriftelijk en gemotiveerd mee of het beklag voor hem aanleiding is tot het treffen van maatregelen en - indien dit het geval is - welke maatregelen dit zijn. 6. Indien het beklag een aangelegenheid betreft die niet tot de bevoegdheid van de decaan behoort, zendt de decaan het beklag door aan het bevoegde orgaan of bevoegde functionaris. De decaan deelt dit aan de indieners van het klaagschrift mede. Het gestelde in het vierde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
15
5. DE TENTAMENS 5.1 Beschrijving van de tentamens 5.1.1 Omschrijving 1. Elke afronding van een studieonderdeel wordt aangeduid als een tentamen. Een tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van de student alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (WHW art. 7.10). 2. De vragen en opgaven van een tentamen gaan de vakinhoud als bedoeld in art. 4.1, niet te buiten.
5.1.2 Vorm van de tentamens Een tentamen als bedoeld in art. 5.1.1 kan ondermeer de volgende vorm hebben: Een schriftelijk tentamen, in de regel bedoeld ten behoeve van een groep studenten. − Een mondeling tentamen ten behoeve van een individuele student. − Het resultaat van een reeks toetsen behorend bij een studieonderdeel. − De resultaten van een groepsopdracht/project dan wel een individuele opdracht anders dan de afstudeeropdracht. − De resultaten van de afstudeeropdracht. − De resultaten van een practicum. − De resultaten van een externe stage. − De resultaten van een buitenlandse excursie. − Een individueel dan wel groepsgewijze samenstelling van een scriptie als resultaat van een literatuurstudie.
5.1.3 Schriftelijke en mondelinge tentamens 1. Een schriftelijk tentamen duurt ten hoogste 3½ uur; een mondeling tentamen 1½ uur. 2. De beoordeling van een schriftelijk tentamen vindt plaats aan de hand van vooraf opgestelde normen voor de verschillende opgaven of delen van opgaven van het tentamen. 3. Het bij een schriftelijk tentamen maximaal per opgave te behalen aantal punten wordt aan de studenten bekend gemaakt door dit bij de tentamenopgaven te vermelden. 4. Wanneer bij verplichte studieonderdelen de beoordeling van een schriftelijk tentamen tot een cijfer 5 leidt, dient het werk nog eens door een tweede corrector te worden beoordeeld. Wanneer, na overleg tussen beide correctoren, een verschil in beoordelingsresultaat blijft bestaan, wordt het cijfer vastgesteld op basis van de gemiddelden van de waarderingen van de twee correctoren. De naam van beide correctoren wordt op de beoordelingsmededeling vermeld.
5.1.4 Toetsen 1. Een toets is een tussentijds onderzoek naar de opgedane kennis van een studieonderdeel om de student en de docent inzicht te verschaffen in de voortgang van het onderwijsproces. 2. Indien een toetsresultaat wordt gewaardeerd, legt de docent deze waardering schriftelijk in zijn of haar eigen administratie vast en maakt deze bekend aan de betrokken studenten, bijvoorbeeld via een collectieve uitslagenlijst op studentnummer. Van een toetsresultaat wordt geen formele beoordelingsmededeling als bedoeld in art. 5.2.1 opgemaakt. 3. Aan het begin van de onderwijsperiode maakt de docent bekend of, en op welke wijze, toetsen vrijstellend zijn voor een deel van het tentamen en hoe lang de toetsresultaten geldig blijven. 4. Indien het toetsresultaat wordt gewaardeerd en deze waardering is voldoende, kan de toets worden meegeteld ten behoeve van de studievoortgangseisen van de wet studiefinanciering, mits de studiebelasting van de stof waarover de toets werd afgenomen, naar het oordeel van de desbetreffende examencommissie in redelijkheid kan worden geschat.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
16
5.1.5 Het aanvullend tentamen 1. Een aanvullend tentamen is een aanvulling op een voorafgaand schriftelijk tentamen waarvan de studenten op individuele basis gebruik kunnen maken. Aanvullende tentamens komen voor in de doctorale fase, niet in de propedeuse. Alleen studenten die hun P-diploma hebben gehaald mogen er gebruik van maken. Een aanvullend tentamen telt niet als afzonderlijke tentamenpoging. 2. Een student die voor een tentamen na twee reguliere schriftelijke tentamenzittingen ten minste één vijf heeft behaald, kan bij de desbetreffende docent een verzoek indienen om een aanvullend tentamen af te leggen. 3. Het aanvullend tentamen zal in de regel betrekking hebben op een deel van de reguliere tentamenstof, zulks ter beoordeling van de docent. 4. Het aanvullend tentamen zal in de regel binnen 2 maanden na bekendmaking van de uitslag van het laatst afgelegde tentamen plaatsvinden. 5. Bij de eindbeoordeling van het tentamen betrekt de docent zowel de resultaten van de reguliere zitting als die van het aanvullend tentamen.
5.1.6 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Voor alle verplichte theorievakken wordt in elk geval een schriftelijke tentamengelegenheid geboden aan het eind van de onderwijsperiode (trimester of blok) waarin het onderwijs in het desbetreffende vak is gegeven. 2. Voor elk theorievak in de propedeuse wordt ten minste driemaal per periode van 12 maanden gelegenheid geboden een schriftelijk tentamen af te leggen. 3. Voor elk theorievak van de masteropleiding en van bacheloropleiding na de propedeuse wordt ten minste twee maal per jaar gelegenheid geboden een schriftelijk tentamen af te leggen. 4. In bijzondere gevallen kan een student met de docent overleggen over een individuele tentamengelegenheid.
5.1.7 Maximum aantal tentamenpogingen Als regel mag een student voor ieder theorievak ten hoogste drie maal een tentamen afleggen. Studenten die na drie tentamenpogingen geen voldoende beoordeling hebben behaald, of met cijfer(s) 5 toch niet voldoen aan de eisen van het propedeutisch examen, het bachelorexamen of het masterexamenexamen, kunnen bij de desbetreffende examencommissie een beargumenteerd verzoek indienen om alsnog een tentamen voor het desbetreffende vak te mogen afleggen.
5.1.8 Legitimatie Een student mag slechts aan een tentamen deelnemen indien hij/zij zich kan legitimeren met een bewijs van inschrijving als student of extraneus.
5.1.9 Speciale voorzieningen (WHW art. 7.13) Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun handicap aangepaste wijze af te leggen.
5.1.10 Aanmelden voor tentamens 1. Studenten dienen zich voor de tentamens binnen de daarvoor geldende termijnen aan te melden. Deze termijnen worden tijdig door BOZ via het UT-Nieuws, publicatieborden, internet-sites of anderszins gepubliceerd. 2. Indien studenten zich niet tijdig voor een tentamen hebben aangemeld, lopen zij het risico, dat ze niet tot het tentamen worden toegelaten of dat het desbetreffende tentamenwerk niet wordt nagekeken. De deelname aan het tentamen telt slechts dan mee als tentamenpoging, als het tentamenwerk wordt beoordeeld en overigens is voldaan aan het gestelde in art 5.1.11 lid 2 en 3
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
17
5.1.11 Deelname aan schriftelijke tentamenzittingen. 1. In de ruimte waar een tentamenzitting plaatsvindt draagt BOZ er zorg voor dat er naast een voldoende aantal tentamenbladen en kladpapier ook beoordelingsmededelingen ter invulling door de studenten aanwezig zijn. 2. Nadat de studenten hebben plaatsgenomen, vullen zij op de beoordelingsmededeling hun naam, studentnummer en de naam met vakcode van het desbetreffende studieonderdeel in. 3. Tegelijk met of direct na het in ontvangst nemen van de tentamenopgaven, overhandigt iedere student de ingevulde beoordelingsmededeling aan de surveillant. Met het overhandigen van de beoordelingsmededeling geeft de student te kennen aan het tentamen deel te nemen. (zie ook art. 5.1.10 lid 2)
5.1.12 Tentamenverzuim door overmacht Indien studenten door overmacht niet in staat zijn gebleken aan een tentamen deel te nemen worden zij door de desbetreffende examencommissie achteraf in de gelegenheid gesteld een vervangend tentamen af te leggen, mits zij een schriftelijk bewijs van de overmachtsituatie, dat door de examencommissie als zodanig wordt erkend, aan deze commissie kunnen overleggen.
5.1.13 Tentamens bij een andere faculteit Ten aanzien van een tentamen dat betrekking heeft op een vak dat niet binnen de faculteit wordt onderwezen, gelden de regels van de desbetreffende faculteit.
5.2 Tentamenuitslagen 5.2.1 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag (WHW art. 7.11) 1. Van ieder tentamen wordt door de docent ten behoeve van elke betrokken student een schriftelijke formele beoordelingsmededeling opgemaakt. 2. De docent stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen drie weken na de dag waarop het is afgelegd. 3. De docent stelt de uitslag van een mondeling tentamen binnen één dag na het afnemen ervan vast. 4. De docent stelt de beoordeling van een practicum, een externe stage en een (groeps)opdracht vast binnen drie weken nadat het verslag van het werk is ingeleverd.
5.2.2 De datum van beoordelingsmededelingen 1. De beoordelingsdatum zoals die wordt vermeld op de beoordelingsmededeling is: − bij een schriftelijk tentamen: de datum van de desbetreffende tentamenzitting − bij een mondeling tentamen: de datum waarop het tentamen is afgenomen − bij een practicum: de dag waarop het desbetreffende journaal of verslag is ingeleverd bij BOZ c.q. de practicumadministratie − bij de externe stage: de dag waarop het stageverslag is ingeleverd bij de stagecoördinator of BOZ. − bij de afstudeeropdracht: de dag waarop de afstudeervoordracht wordt gehouden. − in de overige gevallen: de dag waarop de student aan de verplichtingen heeft voldaan. 2. Indien de vooraf ingevulde data op beoordelingsmededelingen kennelijk onjuist zijn, worden ze door BOZ gecorrigeerd.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
18
5.2.3 Wijze van beoordeling 1. Een beoordeling heeft in de regel betrekking op een individueel geleverde prestatie; bij een groepsopdracht kan de beoordeling worden gebaseerd op de geleverde groepsprestatie. 2. De wijze van beoordeling vindt op een van de volgend manieren plaats: − Kwantitatief: in de vorm van een cijfer 1 tot en met 10, met de gebruikelijke betekenis. − Kwalitatief: "Gedaan", om aan te duiden dat het desbetreffende studieonderdeel tot genoegen is afgerond. 3. Vervangende studieonderdelen als bedoeld in art. 4.6 van dit reglement, worden door een docent van de faculteit beoordeeld als bedoeld onder lid 2. 4. Studieonderdelen bij andere universiteiten als bedoeld in art. 3.5.4, lid 2 en art. 4.7 van dit reglement, worden door een docent van de faculteit beoordeeld als omschreven onder lid 2. 5. Op de cijferlijsten wordt een tien aangegeven met "T", een vrijstelling met "V" en Gedaan met "G". Indien een student een bepaald studieonderdeel niet hoeft te doen, wordt dit aangegeven met een liggend streepje: "-".
5.2.4 Inzagerecht Een student die heeft deelgenomen aan een schriftelijke tentamenzitting kan op zijn/haar verzoek inzage verkrijgen in zijn/haar beoordeelde werk tegelijk met de gehanteerde beoordelingscriteria. Op verzoek van de student vindt er bij die gelegenheid een nabespreking plaats met de docent die het werk heeft gecorrigeerd. De student wordt in de gelegenheid gesteld om, indien hij/zij dit wenst, een kopie te ontvangen van de opgaven en het beoordeelde werk.
5.2.5 Geldigheid 1. Wanneer een student meer dan één keer beoordeeld is voor een studieonderdeel, geldt het hoogst behaalde resultaat. 2. Beoordelingen van studieonderdelen blijven onbeperkt geldig.
5.3 Fraude bij de tentamens 5.3.1 Definitie van fraude Onder fraude wordt verstaan: 1. Het bij tentamens gebruik maken van meer of andere hulpmiddelen dan die waarvan de docent vóór het tentamen schriftelijk heeft bekendgemaakt dat ze waren toegestaan. 2. Het bij tentamens gebruik maken van hulpmiddelen of hulp waarvan de student wist of behoorde te weten dat zij niet waren toegestaan. Onder de in de vorige zin bedoelde hulp of hulpmiddelen vallen in ieder geval: − Spieken, al dan niet: met behulp van spiekbriefjes; door af te kijken bij andere deelnemers aan het tentamen; door anderen af te laten kijken bij het tentamen; door tijdens een tentamen, terwijl het werk nog niet is ingeleverd, in contact te treden met andere deelnemers aan het tentamen. − Valsheid in geschrifte. 3. Gedrag van studenten waarvan de docent vóór het afnemen van het tentamen schriftelijk heeft bekendgemaakt dat hij/zij het als frauduleus beschouwt. 4. Plagiaat.
5.3.2 Maatregelen 1. Bij geconstateerde fraude legt de docent de volgende maatregel op: beoordeling van het gehele tentamen met het cijfer 1. Dit geldt ook bij fraude bij een gedeelte van een tentamen. 2. De docent deelt de betrokken student schriftelijk mede dat hij/zij fraude heeft geconstateerd. Tevens deelt de docent mede, dat de fraude zal worden gemeld aan de examencommissie die gerechtigd is extra maatregelen op te leggen. 3. De docent meldt de geconstateerde fraude direct schriftelijk aan de examencommissie.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
19
4. De examencommissie kan besluiten aanvullende maatregelen op te leggen. Daartoe behoren de volgende: − De examencommissie kan de student wegens fraude voor ten hoogste één jaar uitsluiten van deelname aan het desbetreffende tentamen. − Bij ernstige fraude zoals recidief fraudegedrag of beraamde fraude kan de examencommissie de betrokken student(en) voor maximaal één jaar uitsluiten van deelname aan een of meer tentamens.
5.3.3 Beroep bij fraude Voor wat betreft bezwaar en beroep tegen een beslissing die in het kader van art. 5.3.2 zijn genomen, is art. 4.10 van dit reglement van toepassing.
6. DE EXAMENS 6.1 Algemeen 6.1.1 De examencommissies voor de bachelor- en masteropleiding 1. De decaan van de faculteit stelt een bachelorexamencommissie (BEX), in ten behoeve van: − het afnemen van het propedeutisch examen en het uitbrengen van het studieadvies als bedoeld in WHW 7.8b. − het afnemen van het bachelorexamen 2. de organisatie en coördinatie van de tentamens van de bacheloropleiding. 3. De decaan van de faculteit stelt een masterexamencommissie (MEX) in ten behoeve van het afnemen van het masterexamen en ten behoeve van de organisatie en coördinatie van de tentamens in de masteropleidng. 4. De samenstelling van de examencommissies is geregeld in het faculteitsreglement Technische Natuurkunde.
6.1.2 De voorbereiding van de examenvergaderingen De examenvergaderingen worden voorbereid door het dagelijks bestuur van de desbetreffende examencommissie. BOZ draagt er zorg voor, dat de vergaderingen tijdig worden aangekondigd en dat de noodzakelijke gegevens ter beschikking staan. BOZ treedt op als griffier van de BEX en de MEX.
6.1.3 Roosters en inschrijving examens De data van de examenvergaderingen worden vermeld op het jaarrooster. De termijnen waarbinnen inschrijving voor examens open staat worden door BOZ gepubliceerd, op de daarvoor bestemde publicatieborden en via het UT-net.
6.1.4 De vaststelling van de examenuitslag 1. De uitslag van een examen wordt vastgesteld in een vergadering van de desbetreffende examencommissie. De vergaderingen zijn besloten. 2. Indien over de uitslag gestemd wordt, wordt de beslissing genomen bij meerderheid van uitgebrachte stemmen. Aan de stemming dienen ten minste 3 leden van de examencommissie deel te nemen. Wanneer de meerderheid niet is behaald is de student afgewezen. 3. De examenuitslag van het bachelorexamen en het masterexamen worden gedateerd op de dag van het laatst behaalde studieonderdeel dat deel uitmaakt van het desbetreffende examen. 4. De examenuitslag van het propedeutisch examen wordt in de regel gedateerd op de dag van examenvergadering.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
20
6.1.5 Diploma en cijferlijst 1. Indien een student een examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt hem/haar door de desbetreffende examencommissie een diploma uitgereikt. Het bachelordiploma en het masterdiploma worden ondertekend door twee leden van de desbetreffende examencommissie; het propedeusediploma door één lid. 2. Wanneer uit de beoordelingsresultaten blijkt dat sprake is van uitzonderlijke bekwaamheid, zoals bedoeld in art. 6.2.3, 6.3.6 en 6.4.6 van dit reglement, kan de desbetreffende examencommissie beslissen dat op het diploma de woorden "met lof" worden vermeld. 3. Aan de geëxamineerde wordt bij de uitreiking van het diploma een afzonderlijke cijferlijst verstrekt.
6.2 Het propedeutisch examen Een student die de tentamens van de tot de propedeuse behorende studieonderdelen heeft afgelegd en heeft voldaan aan de eisen voor het propedeutisch examen zoals omschreven in artikel 6.2.2, heeft daarmee het propedeutisch examen afgelegd.
6.2.1 Het afnemen van het propedeutisch examen 1. Ter vaststelling van de uitslag van het propedeutisch examen wordt eind augustus een vergadering voor het propedeutisch examen belegd. 2. Daarenboven is er een vergadering voor het propedeutisch examen omstreeks januari. In deze vergadering wordt vastgesteld welke studenten tussen augustus en januari hebben voldaan aan de eisen voor het propedeutisch examen. 3. De mentoren kunnen de vergaderingen voor het propedeutisch examen bijwonen. Zij hebben een raadgevende stem.
6.2.2 De uitslag van het propedeutisch examen 1. De uitslag van het propedeutisch examen kan zijn: geslaagd of afgewezen. 2. Een kandidaat is geslaagd indien hij/zij: − op alle examenonderdelen van de propedeuse is beoordeeld én − ten hoogste tweemaal het onvoldoende cijfer 5 heeft behaald waarbij deze onvoldoende cijfers niet beide binnen de groep natuurkundetheorievakken of de groep wiskundevakken voorkomen én: − zowel binnen de groep natuurkundetheorievakken als binnen de groep wiskundevakken een gemiddelde van ten minste 6.0 heeft behaald. Onder wiskundevakken worden die vakken verstaan die worden verzorgd door de faculteit Toegepaste Wiskunde. 3. Een kandidaat is afgewezen indien hij/zij: − niet op alle examenonderdelen is beoordeeld of: − meer dan tweemaal het onvoldoende cijfer 5 heeft behaald of: − een beoordeling lager dan het cijfer 5 heeft behaald. 4. In die gevallen waarin een kandidaat als bedoeld in het tweede of het derde lid noch reglementair is geslaagd conform het tweede lid, noch reglementair is afgewezen conform het derde lid beslist de examencommissie op de examenvergadering over de uitslag. In haar afweging betrekt de commissie het advies van de mentor. De mentor stelt zich daarbij, ter bescherming van de privacy van de student, terughoudend op bij het verwijzen naar persoonlijke omstandigheden, die mede kunnen hebben geleid tot de behaalde studieresultaten. 5. De uitspraken van de examencommissie en de resultaten van gehouden stemmingen worden vastgelegd in het verslag van de vergadering.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
21
6.2.3 Uitzonderlijke bekwaamheid in de propedeuse 1. Bij uitreiking van het propedeusediploma wordt door de BEX het judicium "met lof" verleend als voldaan is aan de volgende voorwaarden: − Het P-diploma wordt in het eerste verblijfsjaar behaald; − Het over alle onderdelen gemiddelde cijfer is 8 of hoger; − Als regel komen er op de cijferlijst geen cijfers lager dan een 7 voor; − Er is als regel voor ten hoogste vier studieonderdelen van de propedeuse vrijstelling verleend. 2. In – naar haar oordeel – grensgevallen, kan de examencommissie van het in lid 1 bepaalde afwijken door ook andere zaken in de beoordeling betrekken, zoals: − de mogelijkheid van compensatie van een cijfer lager dan een 7 door andere positieve factoren. − het aantal herhalingen van examenonderdelen. − de resultaten behaald voor examenonderdelen die op een andere wijze dan door middel van een cijfer zijn beoordeeld. − de kwaliteit van de verkregen vrijstellingen.
6.2.4 Diploma-uitreikingen De uitreikingen van het propedeusediploma vinden plaats in een openbare bijzondere zitting van de BEX.
6.2.5 Nader onderzoek voor het propedeutisch examen 1. Studenten in de propedeutische fase kunnen in aanmerking komen voor een Nader Onderzoek (N.O.) als zij een studie-inspanning van ten hoogste 3 SP moeten leveren om aan de eisen voor het P-examen te voldoen. 2. Eind juni wordt in een vergadering van de BEX vastgesteld welke studenten recht hebben op een N.O. waarbij door de BEX de in lid 1 genoemde voorwaarde als noodzakelijke voorwaarde wordt beschouwd; er kunnen redenen zijn waardoor de BEX desondanks besluit geen recht op een N.O. te verlenen. 3. De BEX neemt een besluit over de invulling van het N.O. voor een hiervoor in aanmerking komende student op voorstel van de mentor. 4. Het voorstel van de mentor komt tot stand na overleg met betrokken docent(en) en na de student gehoord te hebben. 5. Het N.O. bevat noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor het slagen voor het propedeutisch examen. 6. In het voorstel worden de studieonderdelen genoemd, die deel uitmaken van het N.O. Ook zal er aangegeven worden wat er ter afronding van een studieonderdeel van de student wordt verwacht. Een N.O. kan bestaan uit: (a) Een gewone tentamenzitting in augustus (b) Een aanvullend (partieel) tentamen (c) Een werkstuk of pakket thuis te maken opgaven (d) Een combinatie van de mogelijkheden a, b en c. Voor zover het N.O. aanvullende tentamens, werkstukken of pakketten opgave bevat, wordt tevens vastgelegd welke eindbeoordeling de betreffende studieonderdelen zullen krijgen indien het N.O. met een voldoende resultaat wordt afgerond. 7. Het N.O. heeft de vorm van een contract. Het wordt iedere student aangeboden wie het recht tot N.O. is verleend. 8. Indien een student niet van het aanbod voor een N.O. gebruik maakt behoudt hij of zij het recht om deel te nemen aan de reguliere herkansingen. 9. In het N.O. contract is opgenomen op welke wijze de student in de vakantieperiode hulp kan krijgen bij de voorbereiding van het N.O. 10. Indien de student het N.O. met goed gevolg heeft afgelegd heeft hij of zij daarmee voldaan aan de eisen voor het P-examen.
6.3 Het bachelorexamen Een student die de tentamens van de tot opleiding behorende studieonderdelen heeft afgelegd en heeft voldaan aan de eisen voor het bachelorexamen zoals omschreven in artikel 6.4.5,
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
22
heeft daarmee het bachelorexamen afgelegd.
6.3.1 Toelating tot het bachelorexamen Een student wordt toegelaten tot het bachelorexamen als een van de volgende voorwaarden is voldaan: a. De student is geslaagd voor het propedeutisch examen van de bacheloropleiding van de faculteit. b. De student is geslaagd voor het propedeutisch examen van de bacheloropleiding technische natuurkunde van een andere technische universiteit of een opleiding natuurkunde van een universiteit in Nederland. De BEX kan bepalen dat in een dergelijk geval één of meer onderdelen worden toegevoegd aan het bachelorexamen.
6.3.2 Aanmelding bachelorexamen Een student die wenst deel te nemen aan het bachelorexamen dient zich daarvoor uiterlijk vier weken voorafgaand aan de desbetreffende examenzitting bij BOZ aan te melden op het daartoe bestemde formulier. Nadere regelingen hiervoor worden door of namens de opleidingsdirecteur jaarlijks bekend gemaakt tegelijk met het jaarrooster.
6.3.3 Roosters en inschrijvingstermijnen bachelorexamen De uiterste datum waarop beoordelingsmededelingen t.b.v. het bachelorexamen bij BOZ kunnen worden ingeleverd, is de donderdag voorafgaand aan de vergadering van de BEX.
6.3.4 Het afnemen van het bachelorexamen 1. Ter vaststelling van de uitslag van het bachelorexamen wordt viermaal per jaar een vergadering van de BEX belegd: in of omstreeks december, maart, juni en augustus. 2. Een student, die op het moment van aanmelding studieonderdelen in zijn/haar bachelorprogramma heeft opgenomen waarvoor hij/zij nog geen beoordeling heeft ontvangen, of waarvan de resultaten niet aan de eisen voldoen, wordt daarvan zo spoedig mogelijk na aanmelding door BOZ op de hoogte gesteld. 3. Indien op het moment van aanmelding ten hoogste één onvoldoende beoordeling er de reden van is, dat een student niet voldoet aan de eisen voor reglementair slagen, zal vanwege de BEX op verzoek van de student worden bevorderd, dat hij/zij alsnog vóór de examenzitting in de gelegenheid wordt gesteld aan de eisen te voldoen door − indien het een TN-studieonderdeel betreft, de student een extra tentamengelegenheid te bieden; − indien het een studieonderdeel van een andere faculteit betreft, de desbetreffende faculteit te verzoeken de student een extra tentamengelegenheid te bieden. Deze gelegenheid wordt niet geboden, indien niet eerder aan een tentamenzitting voor het desbetreffende studieonderdeel of aan het desbetreffende practicum heeft deelgenomen. 4. Een student kan zich tot uiterlijk één dag voor de examenvergadering terugtrekken voor het examen.
6.3.5 De uitslag van het bachelorexamen 1. De uitslag kan zijn: geslaagd of afgewezen. Indien de student is afgewezen, kan de BEX hem/haar het recht verlenen binnen een aangegeven periode opnieuw in een of meer onderdelen geëxamineerd te worden. 2. Geslaagd is de student die: − voor alle examenonderdelen van de bacheloropleidng na de propedeuse is beoordeeld. − ten hoogste één 5 als onvoldoende cijfer heeft behaald voor de studieonderdelen van de bacheloropleiding na de propedeuse. 3. Afgewezen is de student die: − meer dan tweemaal het onvoldoende cijfer 5 heeft behaald voor studieonderdelen van de bacheloropleiding na de propedeuse. of: − een beoordeling lager dan het cijfer 5 heeft behaald voor één van de onderdelen van de bacheloropleiding na de propedeuse. 4. In die gevallen waarin de student noch reglementair is geslaagd conform het tweede lid,
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
23
noch reglementair is afgewezen conform het derde lid beslist de BEX op de examenvergadering over de uitslag. In haar afweging betrekt de BEX het advies van de mentor c.q. studieadviseur. Deze stelt zich daarbij, ter bescherming van de privacy van de student, terughoudend op bij het verwijzen naar persoonlijke omstandigheden, die mede kunnen hebben geleid tot de behaalde studieresultaten. 5. De uitspraken van de BEX en de resultaten van gehouden stemmingen worden vastgelegd in het verslag van de vergadering.
6.3.6 Uitzonderlijke bekwaamheid in de bacheloropleiding 1. Bij uitreiking van het bachelordiploma kan door de BEX het judicium "met lof" worden verleend, op voorstel van de desbetreffende afstudeercommissie.
2. Voorwaarden voor verlening van het judicium zijn:
3. In, naar haar oordeel, grensgevallen kan de BEX van het in lid 1 en 2 bepaalde afwijken door ook andere zaken in de beoordeling te betrekken zoals: − de feitelijke studieduur − het gedaan hebben van een dubbele bacheloropleiding − de studieresultaten uit de propedeuse. 4. Een eenmaal verleend bachelordiploma kan later niet worden vervangen door een diploma voorzien van het judicium "met lof".
6.3.7 Diploma-uitreikingen bachelordiploma 1. 2.
3.
De uitreikingen van het bachelordiploma vinden plaats in een openbare bijzondere zitting van de BEX. Het bachelordiploma wordt aan de student persoonlijk uitgereikt, tenzij de BEX hem/haar, na een gemotiveerd schriftelijk verzoek van hem/haar toestaat, het diploma op een andere wijze in ontvangst te nemen. Aan het diploma wordt een overzicht toegevoegd met daarop vermeld de tot het examen behorende onderdelen uit de bacheloropleiding). Daarenboven worden eventueel de niet tot het examen behorende studieonderdelen vermeld, mits die onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd.
6.4 Het masterexamen Een student de tentamens van de tot de masteropleiding behorende studieonderdelen heeft afgelegd en heeft voldaan aan de eisen voor masterexamen zoals omschreven in artikel 6.4.5, heeft daarmee het masterexamen afgelegd.
6.4.1 Toelating tot het masterexamen (WHW art. 7.30) Een student wordt toegelaten tot het masterexamen als hij is toegelaten tot de masteropleiding. (zie art. 3.4 ).
6.4.2 Aanmelding masterexamen Een student die wenst deel te nemen aan het masterexamen dient zich daarvoor uiterlijk vier weken voorafgaand aan de desbetreffende examenzitting bij BOZ aan te melden op het daartoe bestemde formulier. Nadere regelingen hiervoor worden door of namens de opleidingsdirecteur jaarlijks bekend gemaakt tegelijk met het jaarrooster.
6.4.3 Roosters en inschrijvingstermijnen masterexamen De uiterste datum waarop beoordelingsmededelingen t.b.v. het masterexamen - uitgezonderd die voor de afstudeeropdracht - bij BOZ kunnen worden ingeleverd, is de donderdag voorafgaand aan de vergadering van de masterexamencommissie.
6.4.4 Het afnemen van het masterexamen 1. Ter vaststelling van de uitslag van het masterexamen wordt viermaal per jaar een vergadering van de MEX belegd: in of omstreeks december, maart, juni en augustus. 2. Een student, die op het moment van aanmelding studieonderdelen in zijn/haar
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
24
masterprogramma heeft opgenomen waarvoor hij/zij nog geen beoordeling heeft ontvangen, of waarvan de resultaten niet aan de eisen voldoen, wordt daarvan zo spoedig mogelijk na aanmelding door BOZ op de hoogte gesteld. 3. Indien op het moment van aanmelding ten hoogste één onvoldoende beoordeling er de reden van is, dat een student niet voldoet aan de eisen voor reglementair slagen, zal vanwege de MEX op verzoek van de student worden bevorderd, dat hij/zij alsnog vóór de examenzitting in de gelegenheid wordt gesteld aan de eisen te voldoen door − indien het een TN-studieonderdeel betreft, de student een extra tentamengelegenheid te bieden; − indien het een studieonderdeel van een andere faculteit betreft, de desbetreffende faculteit te verzoeken de student een extra tentamengelegenheid te bieden. Deze gelegenheid wordt niet geboden, indien niet eerder aan een tentamenzitting voor het desbetreffende studieonderdeel of aan het desbetreffende practicum heeft deelgenomen. 4. Een student kan zich tot uiterlijk één dag voor de examenvergadering terugtrekken voor het examen.
6.4.5 De uitslag van het masterexamen 1. De uitslag kan zijn: geslaagd of afgewezen. Indien de student is afgewezen, kan de MEX hem/haar het recht verlenen binnen een aangegeven periode opnieuw in een of meer onderdelen geëxamineerd te worden. 2. Geslaagd is de student die: − voor alle examenonderdelen van de masteropleiding een beoordeling heeft verkregen. en: − een voldoende beoordeling heeft behaald voor beide onderdelen van de afstudeeropdracht, en: − ten hoogste één 5 als onvoldoende cijfer heeft behaald voor de studieonderdelen van de masteropleiding. 3. Afgewezen is de student die: − een onvoldoende beoordeling heeft behaald voor een van beide onderdelen van de afstudeeropdracht; of: − meer dan tweemaal het onvoldoende cijfer 5 heeft behaald voor studieonderdelen van de masteropleiding. of: − een beoordeling lager dan het cijfer 5 heeft behaald voor één van de onderdelen van de masteropleiding. 4. In die gevallen waarin de student noch reglementair is geslaagd conform het tweede lid, noch reglementair is afgewezen conform het derde lid beslist de MEX op de examenvergadering over de uitslag. In haar afweging betrekt de MEX het advies van de studieadviseur. Deze stelt zich daarbij, ter bescherming van de privacy van de student, terughoudend op bij het verwijzen naar persoonlijke omstandigheden, die mede kunnen hebben geleid tot de behaalde studieresultaten. 5. De uitspraken van de MEX en de resultaten van gehouden stemmingen worden vastgelegd in het verslag van de vergadering.
6.4.6 Uitzonderlijke bekwaamheid in de masteropleiding 1. Bij uitreiking van het masterdiploma kan door de MEX het judicium "met lof" worden verleend, op voorstel van de desbetreffende afstudeercommissie. 2. Voorwaarden voor verlening van het judicium zijn: − Het gemiddelde van de onderdelen van de afstudeeropdracht bedraagt ten minste 9; en: − Het gemiddelde cijfer van de overige onderdelen van de masteropleiding is 8 of hoger. 3. In, naar haar oordeel, grensgevallen kan de MEX van het in lid 1 en 2 bepaalde afwijken door ook andere zaken in de beoordeling te betrekken zoals: − de feitelijke studieduur − het gedaan hebben van een dubbele studie
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
25
− de studieresultaten uit de bacheloropleiding. 4. Een eenmaal verleend masterdiploma kan later niet worden vervangen door een diploma voorzien van het judicium "met lof".
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
26
6.4.7 Diploma-uitreikingen masterdiploma 1. 2.
3.
De uitreikingen van het masterdiploma vinden plaats in een openbare bijzondere zitting van de MEX. Het masterdiploma wordt aan de student persoonlijk uitgereikt, tenzij de MEX hem/haar, na een gemotiveerd schriftelijk verzoek van hem/haar toestaat, het diploma op een andere wijze in ontvangst te nemen. Aan het diploma wordt een overzicht toegevoegd met daarop vermeld de tot het examen behorende onderdelen uit de masteropleiding). Daarenboven worden eventueel de niet tot het examen behorende studieonderdelen vermeld, mits die onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
27
7. KWALITEITSZORG 7.1 Evaluatie van het onderwijs 1. Ten behoeve van de evaluatie van het gegeven onderwijs is de Periodieke Evaluatiecommissie ingesteld, zoals omschreven in het faculteitsreglement TN. 2. De PEC neemt regelmatig – in overleg met of op verzoek van – de opleidingscommissie of opleidingsdirecteur enquêtes af over onderwerpen met betrekking tot de uitvoering van het onderwijs en de tijdsbesteding van studenten. Deze enquêtes zijn anoniem. De studenten zijn gehouden de enquêtes naar eer en geweten in te vullen. 3. De PEC rapporteert over de resultaten van de enquêtes aan de opleidingscommissie en de opleidingsdirecteur. De opleidingscommissie kan naar aanleiding van de resultaten advies uitbrengen aan de opleidingsdirecteur.
7.2 Verdeling van de studielast. 1. Bij de verroostering van het onderwijs wordt gestreefd naar een zo gelijkmatig mogelijke studiebelasting voor de studenten over iedere onderwijsperiode. 2. In de propedeutische fase is de afwijking tussen de verroosterde en nominale studielast per week ten hoogste plus of minus 10 % (1 ± 0.1 SP). In de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding en de masteropleiding is deze afwijking voor de diverse periodes ten hoogste: per blok: ±20 % (7 ± 1½ SP) per trimester: ±15 % (14 ± 2 SP)
7.3 Kwaliteit van de tentamens. Voordat een docent een schriftelijk tentamen in één van de verplichte studieonderdelen afneemt, beoordeelt ten minste één ter zake deskundige collega-docent of het voorgenomen tentamen voldoende representatief is, of de vragen eenduidig zijn gesteld en of de moeilijkheidsgraad past bij die van het gegeven onderwijs. Op de tentamenopgaven worden de namen van beide docenten vermeld.
7.4 Studeerbaarheid. 1. Als signaalfunctie voor de studeerbaarheid van de opleiding wordt voor elke studiefase een criteriumgroep gedefinieerd. Voor zo'n groep worden eisen gesteld aan het minimale, gemiddelde slaagpercentage voor de tentamens, waarbij rekening wordt gehouden met de gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding van de groep voor het onderwijs. 2. De opleiding kent de volgende criteriumgroepen: − Voor de propedeuse: de groep studenten die rechtstreeks van het vwo komt en als gemiddeld eindexamencijfer voor Wiskunde B en Natuurkunde ten minste een 8 heeft. − Voor het tweede studiejaar van de bacheloropleiding: de groep studenten die in één jaar het propedeusediploma heeft behaald. − Voor het derde studiejaar van de bacheloropleiding en voor de masteropleiding: per tentamen, alle studenten die voor het eerst aan dat tentamen deelnemen. 3. Voor de criteriumgroepen wordt gestreefd naar een gemiddeld slaagpercentage per tentamen van ten minste 85 % bij een gemiddelde tijdsbesteding per studieonderdeel van ten minste 80 % van de nominale studielast.
7.5 Didactische professionalisering. 1. Aangestelde Universitair (Hoofd)docenten en Medewerkers Onderwijs (MOW) nemen in hun proefperiode deel aan een didactisch inwerktraject, dat door de decaan op voorstel van de opleidingsdirecteur wordt vastgesteld. Om voor een vaste aanstelling in aanmerking te komen dienen deze docenten ten minste een bewijs van deelname aan dit traject te kunnen overleggen. 2. Het beleid is erop gericht dat post-docs, aio's, oio's en studentassistenten een didactische training volgen, gericht op de onderwijstaak die zij zullen vervullen.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
28
7.6 Studiebegeleiding 1. Ten behoeve van de studiebegeleiding stelt de opleidingsdirecteur een of meer studieadviseurs aan. Zij hebben enerzijds als taak de studenten individueel te adviseren over alle aspecten van hun studie en anderzijds de opleidingsdirecteur in te lichten over de studievoortgang van de studenten. Een van de studieadviseurs coördineert tevens het werk van de mentoren als bedoeld in lid 2. 2. Bij aanvang van de studie wordt aan iedere student een lid van het wetenschappelijke personeel toegewezen als mentor. 3. De mentor houdt zich gedurende het eerste, tweede en derde verblijfsjaar op de hoogte van de vorderingen van de aan hem/haar toegewezen studenten en geeft hun gevraagd of ongevraagd advies. 4. De mentoren adviseren de BEX over te nemen beslissingen die de individuele studenten aangaan; daarbij zullen zij de door studenten gegeven informatie als vertrouwelijk beschouwen. 5. Indien een student dat wenst kan hem of haar een andere mentor worden toegewezen. Hij/zij kan daarover vertrouwelijk overleggen met de studieadviseur. 6. Zodra studenten van de masteropleidng zich bij een leerstoel hebben aangemeld en gestart zijn met het leerstoelvak neemt een leerstoelmentor het werk van de eerdere mentor over tot de student is afgestudeerd.
7.7 Studieadvies en studievoortgang 1. Aan het eind van eerste jaar van inschrijving van de propedeuse ontvangt iedere student een studieadvies zoals omschreven in het faculteitsreglement. 2. De opleidingsdirecteur draagt er zorg voor, dat ten minste eenmaal per jaar aan elke student een overzicht verschaft wordt van de door hem/haar gerealiseerde studievoortgang.
8. FACILITEITEN 8.1 Bibliotheek Zowel in faculteitsbibliotheek als de centrale universiteitsbibliotheek is een omvangrijke collectie met voor de technische natuurkunde relevante literatuur aanwezig.
8.2 Ruimte voor de studievereniging De faculteit stelt aan de studievereniging Arago in het faculteitsgebouw een ruimte ter beschikking voor de uitvoering van haar activiteiten. In deze ruimte kan tevens van PC's gebruik worden gemaakt ten behoeve van onderwijsdoeleinden.
8.3
Postvakjes en computerfaciliteiten
In het faculteitsgebouw is een kamer met postvakjes voor de studenten ingericht. Post voor de studenten wordt in de regel via deze postvakjes verspreid. In deze ruimte is door de faculteit een aantal PC’s geplaatst die geschikt zijn voor het via het UT-net inschrijven van tentamens en het verzenden en ontvangen van E-mail.
8.4
E-mail-adres
Iedere student heeft een eigen E-mail-adres dat hem/haar aan het begin van de studie wordt toegekend.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
29
9. SLOT- EN INVOERINGSBEPALINGEN 9.1 Aard van deze regeling, bevoegdheden 1.
2.
Deze regeling is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in WHW art. 59 van de wet. Het bevat tevens de regelingen behorend bij de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in WHW art. 7.13 van de wet, alsmede regels en bepalingen vanwege de examencommissies als bedoeld in WHW art. 7.10 t/m 7.12 van de wet. De bevoegdheden met betrekking tot vaststelling en medezeggenschap van de onderscheiden artikelen in deze regeling zijn samengevat in bijlage A.
9.2 Wijziging van de regeling 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan per afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar kunnen alleen worden aangebracht indien de belangen van studenten hierdoor niet worden geschaad.
9.3 Bekendmaking 1. De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen daarvan. 2. De regeling wordt voor belanghebbenden via het UT-net en bij BOZ verkrijgbaar gesteld.
9.4 Hardheidsclausule Indien toepassing van bestaande artikelen uit deze regeling tot onbedoelde en onredelijke beslissingen mochten leiden, kan daartegen beargumenteerd bezwaar worden aangetekend bij de bevoegde instantie. Deze zal de argumentatie in overweging nemen en de decaan zonodig adviseren te effectueren dat de bedoelde beslissingen worden herroepen.
9.5 inwerkingtreding Dit opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut van de bachelor- en masteropleidingen Technische natuurkunde is vastgesteld door de decaan Technische Natuurkunde op 1 juli 2002. Voorafgaand aan vaststelling van deze regeling of een wijziging ervan is hij besproken door de Opleidingscommissie, de Faculteitsraad en de desbetreffende examencommissie. De huidige versie is een vervolg op het Opleidingsspecifieke deel Studentenstatuut Technische Natuurkunde Bachelor- en Masteropleiding van 1 oktober 2001, kenmerk 4035766
9.5.1 Aanhaling Deze regeling kan worden aangehaald als het Opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut van de faculteit Technische Natuurkunde, kortheidshalve SSUT/TN en – voorzover het gedeelten betreft die betrekking hebben op het gestelde in de WHW art. 7.13 van de wet –, als de Onderwijs- en Examenregeling van de faculteit Technische Natuurkunde, kortheidshalve OER/TN.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
30
10. Bijlage A. Vaststelling van het Studentenstatuut en de OER In onderstaande tabel is de vaststellingsbevoegdheid en het medezeggenschapsrecht m.b.t. de artikelen in deze regeling, voorzover van toepassing, samengevat. Daarbij zijn de volgende overwegingen gehanteerd: 1. Art. 7.59 van de wet heeft betrekking op het studentenstatuut. Voor de vaststelling van het opleidingsspecifieke deel daarvan is er instemmingsrecht van de Faculteitsraad (FR) 2. Art. 7.13 van de wet heeft betrekking op de onderwijs– en examenregeling (OER); er is instemmingsrecht van de FR voor lid 2, sub h t/m v; voor de punten sub a t/m g is er geen instemmingsrecht. 3. Art. 7.10-7.12 van de wet hebben betrekking op de bevoegdheden van de examencommissie, onverminderd die van de decaan. Er is geen medezeggenschapsrecht. Artikel van Referentie Advies OC Aard Vaststelling *** deze regeling art. WHW ( ) gewenst (*) medezeggenschap FR 2.1 - 2.3a 7.13/2a-g x -decaan 2.3b 7.13/2i x instemming decaan 2.4 7.24-7.29 --2.5-2.6 7.13/2a-g -decaan 2.7 7.13/2a-g 2.8 7.3/4 -examencie 2.9 <nog onbekend> x 3.1- 3.3a 7.13/2a-g x -decaan 3.3b 7.13/2i x instemming decaan 3.4 <nog onbekend> x --3.6 7.13/2a-g -decaan 3.7 7.3/4 -examencie 4.1 7.1`3/2a x -decaan 4.2 - 4.3 7.59/4 instemming decaan 4.4 7.13/2s instemming decaan 4.5 7.13/2e x -decaan 4.6–4.7 7.13/2r instemming decaan 5.1.1 7.10 -examencie 5.1.2 7.13/2l instemming decaan 5.1.3 7.12.4 -examencie. 5.1.4 7.10 -examencie 5.1.5 7.10 -examencie 5.1.6–5.1.7 7.13/2j instemming decaan 5.1.8 7.12.4 -examencie 5.1.9 7.13/2m instemming decaan 5.1.10–5.1.12 7.12.4 -examencie 5.1.13 7.13/2j instemming decaan 5.2.1 7.13/2o instemming decaan 5.2.2–5.2.3 7.10–7.12 -examencie 5.2.4 7.13/2p instemming decaan 5.2.5 7.13/2k instemming decaan 5.3 7.12/4 -examencie (**) 6.1.2–6.1.3 7.13/2f-v instemming decaan 6.1.4–6.1.5 7.11 -examencie 6.2.1 7.13/2j instemming decaan. 6.2.2 7.10.1/7.10.3 -examencie. 6.2.3–6.2.5 7.11 -examencie 6.4.1–6.4.3 7.13/2j instemming decaan 6.4.4-6.4.5 7.10.1/7.10.3 -examencie 6.4.6 7.11 -examencie 7.1–7.7 7.13/2u instemming decaan 8 7.59/4 instemming decaan (*) Ten minste voor de aangekruiste artikelnummers is advies van de Opleidingscommissie gewenst (**) Overeenkomstig de aard van de onderwerpen in dit artikel. *** ( ) 20e aanvulling, maart 2001.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
11. Bijlage B keuzepakket
31
-
Studieonderdelen die deel kunnen uitmaken van een
De Buitenlandse Excursie 1. De Buitenlandse Excursie omvat een meerdaagse studiereis naar buitenlandse bedrijven, voorafgegaan door een voorstudie en het schrijven van een voorverslag over een relevant technisch-fysisch onderwerp en afgesloten met een eindverslag. 2. De Buitenlandse Excursie wordt gehonoreerd met 2 SP, indien een studie-inspanning van tenminste 80 uur is geleverd en indien het onderwerp van studie is bewerkt op master niveau. 3. Het onderdeel wordt op de gebruikelijke manier met de cijfers 1...10 beoordeeld. 4. Het studieonderdeel Buitenlandse Excursie kan slechts worden uitgevoerd in een studiejaar waarin de studievereniging ARAGO een groepsgewijze buitenlandse excursie organiseert en indien door de organisatoren docenten van de faculteit bereid zijn gevonden als beoordelend excursiedocent te fungeren. 5. Indien zowel de Buitenlandse Excursie als leerstoelintroductiecursussen deel uitmaken van het studieprogramma van de masteropleiding, is hun gezamenlijke studielast maximaal 7.5 SP.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
32
Bijlage C De Bachelor- en Masteropleiding Technische Natuurkunde voor studenten van de generatie 2001/2002 C1 De bacheloropleiding Artikel C1.1. Het eerste studiejaar, de propedeuse (B1) De studieonderdelen van het propedeutisch examen zijn: a. De verplichte studieonderdelen Vakcode Naam 140521 Warmteleer 140538 Inleiding mechanica 140560 Natuurkundig practicum eerste deel 140539 Dynamica 140525 Elektriciteit en magnetisme 140565 Natuurkundig practicum tweede deel 140564 P-project 150533 Maple practicum 152026 Calculus I 152006 Lineaire structuren 152027 Calculus II 152028 Analyse A 140571 Ontwerpen in de fysische techniek b. Twee keuze-onderdelen uit het vakgebied WTM, van elk 2 SP Totaal propedeuse
SP 2.5 2.0 4.0 4.5 4.5 3.5 3.0 1.0 2.5 3.0 3.0 2.5 2.0 4.0 42
Artikel C1.2. - Het tweede studiejaar (B2) De studieonderdelen van het tweede studiejaar zijn: a. De verplichte studieonderdelen Vakcode Naam 144117 Fysische modelvorming en regeltechniek 146012 Inleiding optica 141128 Inleiding quantummechanica 149003 Thermodynamica 141127 Klassieke mechanica 147023 Fysica van vloeistoffen 156016 Analyse B 151024 Lineaire analyse 156029 Analyse C 211017 Inleiding programmeren in Java 140702 Practicum optica 140703 Practicum simulatie 144019 Toegepaste instrumentatie 149981 B-project 168234 Communicatieve vaardigheden voor TN b. WTM-vak naar keuze Totaal tweede studiejaar
SP 3.0 3.0 3.0 3.0 2.5 3.0 2.0 2.0 1.5 2.5 3.0 2.5 3.0 3.0 2.5 2.5 42.0
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
33
Artikel C1.3 - Het derde studiejaar (B3) De onderdelen van het derde studiejaar zijn: a. De verplichte studieonderdelen Vakcode 144118 141129 141110 142002 142002 144006 147024 142013 144020 155010 154021 140705 140706 149983 149984
Naam Fysische signaalanalyse en -bewerking Toegepaste quantummechanica Statistische fysica Inleiding vastestoffysica Practicum vastestoffysica Elektromagnetisme, velden en golven Warmte- en stofoverdracht Fysische materiaalkunde Technische optica Partiële differentiaalvergelijkingen uit mathematische fysica Numerieke wiskunde Practicum inl. instrumentatiecomputers Practicum signaalverwerking D2-project Informatieverwerving
b. WTM-vak naar keuze Totaal derde studiejaar
de
SP 3.5 3.0 2.5 3.0 2.0 3.0 2.5 2.5 2.5 3.0 2.5 2.0 2.0 3.0 2.5 2.5 42.0
C2. De masteropleiding De masteropleiding: het vierde (M1) en vijfde (M2) studiejaar Het programma van de masteropleiding heeft een omvang van 84 SP en bestaat uit de volgende studieonderdelen: 1. Het leerstoelvak, ter grootte van 8 SP, verzorgd door de leerstoel waar de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd. 2. De externe stage ter grootte van 14 SP. 3. De afstudeeropdracht ter grootte van 36 SP. 4. Naar keuze: − Een keuzepakket ter grootte van 26 SP, dat ten minste 8 SP aan technischwetenschappelijke studieonderdelen bevat, waarvan ten minste 4 SP aan natuurkundeonderdelen. De muldtidisciplinaire ontwerpopdracht (MDOO) van 6 SP en een keuzepakket van 20 SP. In de MDOO is een WTM-component opgenomen van 1 SP. Het keuzepakket bevat ten minste 8 SP aan technisch- wetenschappelijke studieonderdelen, waarvan ten minste 4 SP aan natuurkunde-onderdelen.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
34
Bijlage D De Bachelor- en Masteropleiding Technische Natuurkunde voor studenten van de generatie 2002/2003 D1 De bacheloropleiding Artikel D1.1. Het eerste studiejaar, de propedeuse (B1) De studieonderdelen van het propedeutisch examen zijn: De verplichte studieonderdelen Vakcode Naam 140544 Actuele natuurkunde 140530 Energie en entropie 140501 Fysisch experimenteren 140539 Dynamica 140525 Elektriciteit en magnetisme 140502 Inleiding Instrumentatie 140564 P-project 150533 Maple-practicum voor TN 152026 Calculus I 152006 Lineaire structuren 152027 Calculus II 152028 Analyse A 140571 Ontwerpen in de fysische techniek Totaal propedeuse
SP 4 2.5 5 5 5 3 3.5 1 2.5 3 3 2.5 2 42
Artikel D1.2. - Het tweede studiejaar (B2) De studieonderdelen van het tweede studiejaar zijn: a. De verplichte studieonderdelen Vakcode Naam 144117 Fysische modelvorming en regeltechniek 146012 Inleiding optica 141128 Inleiding quantummechanica 149003 Thermodynamica 141127 Klassieke mechanica 147023 Fysica van vloeistoffen 14**** Practicum Fysica van Vloeistoffen 156016 Analyse B 151024 Lineaire analyse 156029 Analyse C 211017 Inleiding programmeren in Java 140702 Practicum optica 140703 Practicum simulatie 149981 B-project 168234 Communicatieve vaardigheden voor TN b. WTM-vak naar keuze Totaal tweede studiejaar
SP 3.0 3.0 3.5 3.0 2.5 3.0 2.0 2.0 2.0 1.5 2.5 3.0 2.5 3.5 2.5 2.5 42.0
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
35
Artikel D1.3 - Het derde studiejaar (B3) De studieonderdelen van het derde studiejaar zijn: De verplichte studieonderdelen Vakcode 144118 144006 142002 142002 141002 140705
142013 147024 144020
Naam Fysische signaalanalyse Elektromagnetisme, velden en golven Inleiding Vastestoffysica Practicum Vastestoffysica Thermodynamica & Statistische Fysica Practicum Instrumentatiecomputers Minor Keuze uit: - Fysische Materiaalkunde - Warmte en Stofoverdracht - Technische Optica Bachelor opdracht
Totaal derde studiejaar
SP 3,5 3,5 3.5 1.75 3,5 1.75 14 3.5
EC 5.0 5.0 5.0 2.5 5.0 2.5 20 5.0
7.0
10.0
42
60
D2. De masteropleiding Het programma van de masteropleiding zal met ingang van het collegejaar 2005-2006 worden aangepast en opgenomen worden in een apart onderwijs- en examenreglement.
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
36
Index a aanmelden voor tentamens aanvullend tentamen afstudeercommissie afstudeerhoogleraar afstudeeropdracht afstudeeropdracht buiten de faculteit archivering
g 15 15 9 8 11, 14 9 12
geldigheid
i inschrijving bachelorexamen inschrijving examens inschrijvingstermijnen masterexamen inzagerecht
b bachelorexamen bachelorexamen begripsbepalingen beoordeling afstudeeropdracht beoordelingsmededeling beroepbij fraude beroepsrecht beroepsschrift bex bezwaarschrift bibliotheek bijzonder hoogleraar buitenlandse excursie buitenlandse excursie
20 21 5 9 16 18 13 13 5 13 27 9 14 30
c cijferlijst collectieve uitslagenlijst colloquium doctum computerfaciliteiten criteriumgroep
19 14 7 27 26
16 7 19 20, 22, 25
keuzepakket kwaliteitszorg
30 26
l leerstoelvak legitimatie
32, 34 15
m master masterexamen masterexamenvergadering mentor met lof met lof mex minor mondeling tentamen
27 13 26 18 18 18 5
20
o onderwijs- en examenregeling opleidingsdirecteur overmacht
faciliteiten faculteitsoverschrijdende leerstoel fraude frequentie tentamens
27 9 17 15
28 5 16
p postvakjes propedeuse propedeutisch examen
27 7 19
r recht van beklag
f
22 22, 23 22 27 22, 23 20 5 7 14
n
e e-mail-adres errata evaluatie van het onderwijs examencommissies examenuitslag examenvergaderingen examinator
21 18 22 17
k
nader onderzoek
d datum van beoordelingsmededelingen deficiënties in de vooropleiding diploma diploma-uitreikingen
17
13
s schriftelijk tentamen schriftelijke tentamenzittingen speciale voorzieningen
14 16 15
Kenmerk: 4035791 Datum: 1 juli 2002
2
stage stagecoördinator studeerbaarheid studentenstatuut studieadvies studiebegeleiding studielast studieprogramma studievereniging
10, 11, 32, 34 10 26 28 27 27 6, 8, 26 9 27
t tentamen tentamenpogingen tentamenuitslagen toegang tot de opleiding toepasselijkheid van de regeling toets tweede corrector
14 15 16 7, 8 5 14 14
v vakbeschrijving vertrouwelijkheid van gegevens vervangende studieonderdelen vervangende studieonderdelen virtuele studiepunten voorkenniseisen vrij programma vrijstellingen
11 12 12 17 11 11 7, 10 12
w wijze van beoordeling wijziging van de regeling
17 28