Factsheet Huisvesting arbeidsmigranten Wet- en regelgeving en handhaving
Nederland heeft een lange tradtitie van arbeidskrachten uit het buitenland die tekorten opvangen op de arbeidsmarkt. Het soort werk dat deze zogenoemde arbeidsmigranten verrichten is zeer divers, van seizoensarbeid tot het jaar rond; van de agrarische sector tot de industrie, bouw, logistiek en dienstverlening. De afgelopen jaren komt de (toenemende instroom van arbeidsmigranten vooral uit Midden- en Oost-Europese (MOE) landen. De bijdrage van arbeidsmigranten aan de economie is onmisbaar. Het is dus van groot belang deze nieuwkomers een plek te geven in de samenleving. Voor de mensen zelf, maar ook voor hun omgeving is het dus belangrijk dat hun huisvesting goed wordt geregeld. Dat houdt in dat huisvesters, gemeenten en werkgevers de handen ineen moeten slaan om gezamenlijk structurele oplossingen te zoeken voor een probleem dat allesbehalve tijdelijk is. Deze factsheet helpt daarbij. Veel gemeenten kampen met het duivelse dilemma: huisvesting weren uit de bebouwde kom (uit angst voor overlast) versus het provinciaal beleid dat huisvesting in het buitengebied niet toelaat. Er zijn uiteraard wel verschillende mogelijkheden (zie factsheet Huisvestingsvormen) van huisvesting. De VROMInspectie heeft in 2006 een factsheet over gepubliceerd: Huisvesting, een zorg voor werkgevers. Welke oplossing je ook kiest, hij brengt zijn eigen scala aan regelgeving met zich mee. Van ad hoc reageren naar optreden Toen de stroom arbeidsmigranten begon toe te nemen, waren gemeenten in eerste instantie vooral reactief: pas als misstanden (brandgevaar, overlast) waren gemeld, traden ze handhavend op. Soms gebeurde dat ook binnen een samenwerkingsverband, zoals het in 2001 werd ingerichte Interventieteam in Noord-Limburg, dat zich richtte op het geheel van arbeids- en huisvestingsomstandigheden. Een paar provincies hebben op aandrang van gemeenten ruimtelijk beleid geformuleerd dat op het platteland huisvesting bij de agrariër mogelijk maakte. Later bleek echter dat het een structurele en groeiende behoefte betrof — ook in de steden. Enkel ad hoc reageren bleek niet voldoende; steeds meer gemeenten gingen optreden tegen illegale huisvesting. Het gevolg daarvan was dat werkgevers voor de huisvesting van hun werknemers oude hotels, kloosters of andere bestaande bouw gingen verwerven, of
recreatievoorzieningen gingen gebruiken. De aanwezigheid van arbeidsmigranten op die campings en recreatieparken bood een nieuwe kans voor onrendabele parken, maar het betekende ook dat het recreatieve product werd verdrongen. In de tussentijd is er nauwelijks geïnvesteerd in extra en structurele huisvesting. Daardoor moesten werkgevers — toen voornoemde markten waren 'afgegraasd' — wederom uitwijken; naar woningen dit keer. Hiermee kwamen de eerste signalen van overlast uit woon wijken (én kwamen de eerste afspraken tussen werkgevers en gemeenten om deze overlast in te dammen). Corporaties stelden woningen beschikbaar, vaak in hun bezit in herstructureringswijken. Sommige particuliere huisvesters verbouwden leegstaande kantoorgebouwen. Een enkele particuliere huisvester ontwikkelde met gebruik van COA-gebouwen grootschalige voorzieningen. Bij deze vormen van huisvesting begon strijd met het bestemmingsplan en met de bouwregelgeving / gebruiksverordening op te treden. Bijvoorbeeld bij het COA-gebouwen: die huisvester liep tegen ruimtelijke- en bouwregelgeving op.
02
Knelpunten • Gemeenten hebben problemen met het organiseren van voldoende (in omvang) en kwalitatieve huisvesting. • Gemeenten hebben problemen met het opsporen van huisvestingssituaties die in strijd zijn met (gemeentelijke) regelgeving. • Andere gemeenten kennen de problematiek niet of hebben er helemaal geen zicht op. • Gemeenten zijn niet altijd goed op de hoogte van de regelgeving. • Gemeenten gebruiken niet altijd alle tot de beschikking staande middelen. • Gemeente maken te weinig gebruik van de beleidsmatige ruimte binnen de regelgeving (is er uiteindelijk veel meer mogelijk dan vaak wordt aangenomen). Strategieën 1. Inzicht krijgen in de huisvesting van arbeidsmigranten in een gemeente 2. Gebruik maken van de speelruimte in de huidige regelgeving (preventie) * 3. Opsporen en aanpakken illegale huisvestingssituaties (repressie) 4. Actief beleid ontwikkelen om samen met werkgevers illegale huisvesting aan te pakken ** * Gemeenten, vanuit de beginselplicht tot handhaven, zullen moeten optreden tegen onrechtmatige situaties. Zij zullen daarbij prioriteiten moeten stellen (waarbij soms bewust of onbewust regels niet worden gehandhaafd). Dit (gedeeltelijk) afzien van handhaving vergt een zorgvuldige en transparante democratische besluitvorming. Hierbij zullen afwegingen gemaakt worden tussen direct en strikt maatregelen nemen of pragmatische toepassing van de regelgeving om een overgang van illegaal naar legaal te realiseren. ** Gemeenten kunnen ook pro-actief beleid ontwikkelen: randvoorwaarden voor huisvestingsoplossingen formuleren, afspraken met werkgevers over informatie-uitwisseling, afspraken met huisvesters over bouw en beheer, beleid voor de sociale component van de arbeidmigranten.
1. Inzicht krijgen in de huisvesting van arbeidsmigranten in een gemeente Regelmatig komt in Nederland een gemeentelijke beleidsmedewerker naar aanleiding van klachten van burgers of aangetroffen gevaarlijke huisvestingsituaties voor de vraag te staan: “Wat is de omvang van de instroom van arbeidsmigranten in mijn gemeente en onder welke omstandigheden zijn deze mensen gehuisvest?”. Het is zaak dat gemeenten deze vraag beantwoorden; zij zijn immers primair verantwoordelijk voor de handhaving van huisvestingsnormen. (De VROM Inspectie heeft het tweedelijns toezicht en fungeert enkel als vangnet voor de gemeentelijke handhaving.) Er zijn diverse bronnen beschikbaar om antwoord te krijgen op deze vraag. • De belastingdienst levert op verzoek van een gemeente de opgegeven verblijfadressen van arbeidsmigranten die een BSN-nummer (sofinummer) hebben aangevraagd. De arbeidsmigranten verstrekken die gegevens vrijwillig. • Van arbeidsmigranten die zich inschrijven bij de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), is de verblijfplaats natuurlijk ook bekend. Het percentage dat zich inschrijft bij de GBA is erg laag, omdat arbeidsmigranten doorgaans maar korte tijd in Nederland verblijven, of de GBA-regels niet kennen. • Het CWI heeft de wettelijke plicht (Suwibesluit, artikel 5.10 lid 2) op verzoek een gemeente de verblijfsadressen van arbeidsmigranten met een tewerkstellingsvergunning te leveren. De werkgever is verplicht een verblijfadres in Nederland op te geven. Dit betreffen Roemenen, Bulgaren en andere groepen buiten de EU, maar geen andere OostEuropese arbeidsmigranten, zoals Polen! • De arbeidsinspectie levert huisvestingsgegevens aan de VROM Inspectie, die deze maandelijks doorgeeft aan de gemeente. Mogelijke misstanden qua huisvesting geeft de VROM-Inspectie onmiddelijk door. Deze vier bronnen geven bij elkaar al een beeld van waar en hoeveel arbeidsmigranten op een bepaald adres wonen. Deze gegevens zijn echter vluchtig zijn en kloppen niet altijd. Ze zijn aan te vullen door:
03
• Te informeren bij corporaties over al dan niet legaal gebruik van woningen door arbeidsmigranten • Te informeren bij lokale/regionale werkgevers waar zij hun arbeidsmigranten huisvesten (In steden is dit niet echt praktisch, gezien de diversiteit aan werkgevers. Voor kleine gemeenten is dit goed denkbaar. De actieve werkgevers, die huisvesten in een gemeente zijn gedeeltelijk al bekend aan de hand van de CWI- en Belastingdienstgegevens. Het CWI geeft dit sinds februari 2008 bij de verblijfsadressen aan en bij de aanvraag van een BSN-nummer wordt dit door de arbeidsmigrant op vrijwillige basis verstrekt. Een grote werkgever of corporatie binnen een bepaalde gemeente heeft belang bij een goede verstandhouding met de gemeente en is vaak bereid samen te werken op dit gebied. Zeker wanneer er niet enkel wordt ingezet op pure handhaving, maar ook wordt gezocht naar alternatieve, goedkope, veilige en legale huisvestingsmogelijkheden voor arbeidsmigranten. Tot slot is er nog een aantal extra methoden, die duurder en complexer in de uitvoering zijn: - Een meldpunt voor burgers, bijvoorbeeld een meldpunt woonoverlast (Dit kan ook van pas komen wanneer er gefundeerd wordt gekozen om alleen op signalen/ en excessen te reageren.) - Eigen controles door inspecteurs - Bestandsvergelijkingen - Interventieteams waarbinnen Arbeidsinspectie huisvestingsgegevens rechtstreeks aan de gemeente levert - Convenanten met andere diensten en organisaties (zoals Politie, Brandweer, SIOD, Sociale Dienst e.d.) om gegevens uit te wisselen / samen te werken (In tegenstelling tot het CWI en de Belastingdienst zijn dit wel altijd gegevens aan de “achterkant”, dus door een andere instantie ontdekt, nàdat een illegale huisvestingsituatie al is ontstaan.) Let wel: iedere gegevensuitwisseling moet voldoen aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Kale adresgegevens hoeven niet onder deze wet te vallen.
2. Gebruik maken van de ruimte van de speelruimte in de huidige regelgeving (preventie) Met welke regelgeving biedt een gemeente voldoende mogelijkheden aan werkgevers om legale en veilige huisvesting te realiseren? In woningen a. Huisvestingswet en Huisvestingsverordening b. Woningwet en bouwverordening c. Leegstandwet Nadelen van huisvesten in woningen: het gaat ten koste van de bestaande woningvoorraad. Minder woningen zullen beschikbaar zijn voor zelfstandige huishoudens van een bepaalde omvang. Dit is een zeer groot nadeel en kan op weerstand van burgers stuiten. Daarnaast loop je het risico op concentraties in bepaalde gebieden. Het voordeel van huisvesten in woningen is dat er geen vergunning nodig is (of indien dat wel het geval is, de vergunning geen inzageprocedure heeft). Dat beperkt de mogelijkheden voor burgers om de huisvesting vanuit een Not In My Back Yard-gevoel tegen te gaan. a. Huisvestingswet en Huisvestingsverordening De Huisvestingswet verbiedt in artikel 30 (zie bijlage) het aan de bestemming onttrekken of naar onzelfstandige bewoning (door meerdere huishoudens: werknemers) omzetten van een woning. Het gebied of de categorie (sociale woningvoorraad) waar dit geldt wordt vastgesteld in de Huisvestingsverordening. Er kan dus in bepaalde (beperkte) gebieden worden toegestaan om onzelfstandig te wonen zonder vergunning. Dit kan dan tot aan de vastgestelde grenzen (verblijfsinrichting, minimale oppervlakte per persoon) in de Bouwverordening. Probleem hierbij: de gemeente heeft niet meer in de hand of álle woningen in dat gebied onzelfstandig bewoond gaan worden. Denk goed na over de omvang van deze gebieden en waar zij gelegen zijn. Stem dit ook af met bestemmingsplannen. b. Woningwet en Bouwverordening De modelbouwverordening verbiedt om zonder vergunning aan meer dan tien personen bedrijfsmatig woon- en / of nachtverblijf te verschaffen. Het aantal personen kan per gemeentelijke Bouwverordening variëren (vanaf 2 personen, die geen huishouden vormen). Een dergelijke verblijfsinrichting moet aan
04
bepaalde brandveiligheidseisen voldoen. Aan deze gebruiksvergunning kunnen ook extra voorwaarden worden gesteld over bijvoorbeeld het maximale aantal personen per verblijfsruimte of bouwwerk, de minimale oppervlakte per gebruiksruimte en het beheer en gebruik van de woning. Door gebruik te maken van de extra voorwaarden bij de vergunningverlening kunnen onwenselijke of overlastsituaties voorkomen worden. c. Leegstandwet Gebouwen en woningen kunnen op grond van de leegstandwet een andere functie toegewezen krijgen. In dit geval de functie ‘logies’ of ‘kamergewijze verhuur’. Corporaties kunnen herstructureringswoningen hiervoor inzetten. In niet-woningen (wooncontainers, kantoren, verbouwde stallen, stacaravans e.d.) a. Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) Op basis van deze regelgeving huisvesten in niet-woningen heeft nadelen: de termijn van 5 jaar vrijstelling is mogelijk niet lang genoeg om een investering in huisvestingsruimte eruit te halen (bouw of omzetting van kantoorruimte of agrarisch bijgebouw). Er is een risico op planschade: burgers houden rekening met een bestemmingsplan als zij zich ergens vestigen en moeten hier ook op kunnen vertrouwen. Tot slot is een nadeel dat burgers uitgebreide middelen hebben om tegen dergelijke besluiten te ageren. Het voordeel is dat de woningvoorraad wordt niet aangetast. Dit is een zeer groot voordeel. Een ander voordeel is dat niet gebruikte, leegstaande (wellicht verloederde) (kantoor)ruimte een nieuwe maatschappelijke functie krijgt. a. Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) De WRO biedt twee mogelijkheden om huisvestingruimte te realiseren in afwijking van het bestemmingsplan. Er kan tijdelijk een vrijstelling worden gegeven op basis van artikel 17 WRO (5 jaar) en er kan “eeuwig” vrijstelling worden gegeven op basis van artikel 19 WRO. De “eeuwige” vrijstelling kent uiteraard een zwaardere procedure. Bij beide kan gedacht worden aan het omzetten van leegstaande kantoorruimte of stal naar huisvestingruimte, maar ook aan het realiseren van nieuwbouw op plekken die niet voor wonen bestemd zijn. In het laatste geval zou het gebouw gebouwd kunnen worden met een vrijstelling van artikel 19 WRO om er logies te realiseren. Wanneer later
geen behoefte meer is aan de logiesfunctie, kan het gebouw gemakkelijk worden omgezet naar een functie in overeenstemming met het bestemmingsplan, zoals wonen of anderzins (vergelijk: schoolwoningen). Houd bij de realisatie van deze vormen van huisvesting moet ook rekening met de Woningwet, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en in de toekomst het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken. Combineer deze vormen van huisvesting met een nachtregister en afspraken over beheer/overlast. 3. Opsporen en aanpakken illegale huisvestingssituaties en overlast (repressie) Gemeenten, vanuit de beginselplicht tot handhaven, zullen moeten optreden tegen onrechtmatige situaties. Zij zullen daarbij prioriteiten moeten stellen (waarbij soms bewust of onbewust regels niet worden gehandhaafd). Dit (gedeeltelijk) afzien van handhaving vergt een zorgvuldige en transparante democratische besluitvorming. Maak hierbij afwegingen tussen direct en strikt maatregelen nemen of pragmatische toepassing van de regelgeving om een overgang van illegaal naar legaal te realiseren. Welke regelgeving biedt een gemeente voldoende mogelijk heden om illegale huisvestingssituaties en overlast aan te pakken? a. Bestemmingsplannen b. Leefmilieuverordeningen c. Huisvestingswet en Huisvestingsverordening d. Woningwet: Bouwverordening en Wet Economische Delicten e. Algemene Politieverordening a. Bestemmingsplannen Formuleer in nieuwe bestemmingsplannen een definitie van wat woning is (bewoond door één huishouden: casus Helmond) en wat een kamerverhuurbedrijf is. Gebruik eventueel een paraplubestemmingsplan. Voldoet de huisvestingsituatie niet aan de definitie van een woning of juist aan de definitie van kamerverhuurbedrijf, dan is er geen sprake van de bestemming “wonen”, of “woning”. De situatie is dan strijdig met het bestemmingsplan en kan op basis daarvan aangepakt worden.
05
Een weigering van vrijstelling van het bestemmingsplan is vaak goed te motiveren, omdat de belangenafweging grotendeels al is gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. b. Leefmilieuverordeningen Is er geen definitie van een kamerverhuurbedrijf opgenomen in de bestemmingsplannen, dan kan een Leefmilieuverordening uitkomst bieden. Wijs een bepaald gebied aan waarbinnen op grond van de Leefmilieuverordening een ontheffing nodig is voor een kamerverhuurbedrijf (weer definiëren!). Pak kamerverhuur zonder ontheffing aan. Een weigering op een ontheffingaanvraag is vaak goed te motiveren. De belangenafweging is grotendeels al gemaakt bij het opstellen van de Leefmilieuverordening. Tip: Juridisch aandachtspunt. Bestemmingsplannen recenter dan de Leefmilieuverordening stellen de Leefmilieuverordening buiten werking (jurisprudentie). c. Huisvestingswet en Huisvestingsverordening Als meerdere huishoudens in één woning wonen, is er sprake van woningomzetting van zelfstandige naar onzelfstandige bewoning (artikel 30 Huisvestingswet). Dit is aan de hand van een aantal criteria in de jurisprudentie uitgekristalliseerd. In de Huisvestingsverordening wordt het gebied en de categorie bepaald, waarin een vergunning hiervoor nodig is (in de gemeente Den Haag: alle woningen). Bij het ontbreken van een vergunning kan dit op basis hiervan aangepakt worden. De weigering van een vergunning ligt echter moeilijker. Een uitgebreide en goed gemotiveerde belangenafweging zal gemaakt moeten worden. d. Woningwet: Bouwverordening en Wet Economische Delicten De Woningwet biedt meerdere handvaten voor de bestrijding van gevaarlijke en onwenselijke situaties. De Woningwet verplicht een gemeente een bouwverordening op te stellen. In de bouwverordening worden een vergunning en brandveiligheidseisen gesteld bij bewoning door een bepaald aantal huishoudens/ personen. Ook zijn in deze verordening bepalingen opgenomen over de gebruiksoppervlakte per persoon, de hygiëne en voorkoming van overlast. Hierbij is onderscheid gemaakt naar onder andere ‘wonen’ en ‘logies’. Via de Wet Economische Delicten is strijdigheid met de Woningwet (en indirect met de Bouwverordening) strafbaar gesteld. BOA’s (buitengewoon
opsporingsambtenaren) kunnen binnen de gemeente deze strafbare feiten opsporen en strafrechtelijk aanpakken. Wanneer een bedrijf of persoon eenmaal verdachte is, kan dit strafrechtelijke traject gebruikt worden om verdere gegevens te vorderen en weigering hiervan is gesanctioneerd (in tegenstelling tot het vorderen van gegevens via de AWB). Dit laatste is een aanvulling op de hiervoor genoemde opsporingsmiddelen. Tip: werk met een nachtregister. De gemeente kan eigenaren van logiesverblijven het hebben en bijhouden van een nachtregister voorschrijven. Controles kan de betrouwbaarheid uitwijzen. Het ontbreken ervan kan leiden tot sancties. e. Algemene Politieverordening Deze verordening biedt vooral handvaten op het moment dat overlast uit woningen en andere vormen van huisvesting zo groot is, dat het invloed heeft op de openbare orde.
Overkoepelende regelgeving • Wet Bescherming Persoonsgegevens Dient altijd rekening mee gehouden te worden bij de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens. • Wet op het Binnentreden Dient altijd rekening mee gehouden te worden bij het controleren in woningen en (logies)-gebouwen. • Algemene Wet Bestuursrecht Biedt instrumenten voor de aanpak van illegale situaties: dwangsom, bestuursdwang en preventieve dwangsom / bestuursdwang (het laatste middel staat niet uitgeschreven). • Maar ook algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waar altijd rekening mee gehouden dient te worden.
0
4. Actief beleid ontwikkelen om samen met werkgevers illegale huisvestingsituaties aan te pakken Om het huisvestingsvraagstuk echt structureel aan te pakken, zal een gemeente een duidelijk en weloverwogen beleidskader moeten opstellen. In gemeentes met veel arbeidsmigranten, zullen die arbeidsmigranten een belangrijk onderdeel van dat kader vormen. Op het beleidskader werken nogal wat krachten: • De specifieke lokale omstandigheden, zoals de woningvoorraden en de samenstelling van de inwoners verschillen per gemeente. • Het instrumentarium en de regelgeving omtrent huisvesting is voor gemeenten, zoals hierboven geschetst, complex en • divers. • Binnen een gemeente spelen verschillende belangen een rol, zoals huisvesting van studenten, toeristen op campings, de opvang en begeleiding van daklozen naar een reguliere situatie, het aangezicht van een landschap, politieke afwegingen met betrekking tot publieke opinie, een tekort aan grote • woningen voor grote gezinnen en dergelijke. • Een gemeente is onderdeel van een regio. Arbeidsmigranten werken soms in een bepaalde gemeente, maar hebben huisvesting in een andere gemeente, of een gemeente wil een zeer repressief beleid gaan voeren. Dit alles heeft effect op gemeentes in de regio, dus met hen zullen afspraken gemaakt moeten worden. • Een gemeente kent een bepaalde economische en beleidsmatige afhankelijkheid met randgemeenten (m.a.w. wat gemeente A baadt, kan gemeente B schaden). Beleidskader ontwikkelen, maar ondertussen: Quick wins! Een allesomvattend beleidsmatig kader rond huisvesting is natuurlijk heel mooi en meestal zelfs noodzakelijk. Maar een gemeente kan rustig enkele jaren verder zijn, voordat dit gerealiseerd is. Het probleem rond de huisvesting van arbeidsmigranten speelt in veel gemeenten nú en de verwachting is dat het de komende jaren zal toenemen. Ga daarom terwijl het beleidskader wordt ontwikkeld alvast aan de slag met beleidsmatige “Quick-wins”. • Ga om de tafel zitten met werkgevers en kijk daarbij goed met wie je om tafel zit. De samenstelling de groep werkgevers die werken met arbeidsmigranten is zeer divers. Sommige werkgevers zijn ronduit malafide, andere zoeken
•
•
een grijs gebied op en een aantal doet alles binnen de regelgeving. Door legale en veilige huisvestingsmogelijkheden te creëren voor de arbeidsmigranten van de laatste groep en strikte handhaving op de eerste en tweede groep verbetert de concurrentiepositie van de bonafide werkgevers. Daarnaast is repressie beter te verantwoorden als ook legale huisvestingsmogelijkheden worden geboden. De malafide werkgevers worden zo van de markt gedreven en de overige werkgevers uit het grijze gebied. In ieder geval wordt het moeilijk gemaakt. Koepelorganisaties en keurmerken spelen een belangrijke rol bij de bepaling of een werkgever bonafide of malafide is. Bij voorkeur stelt een keurmerk ook regels over huisvesting (zoals SKIA). Repressie kan economische effecten hebben en wordt daarom pas bestuurlijk en maatschappelijk geaccepteerd als er voldoende legale huisvestingsmogelijkheden zijn. Zorg voor goede afstemming tussen gemeentelijke handhavers en beleidsmakers. Doe een beroep werkgevers, uitzendbureaus en huisvesters voor de realisatie van legale huisvesting! Formeer integrale handhavingteams door bijvoorbeeld het sluiten van convenanten met andere organisaties. Op veel gebieden liggen mogelijkheden om de diverse spelers bij illegale kamerverhuur aan te pakken. Een werkgever of huisjesmelker, die mensen onder zeer slechte omstandigheden laat wonen, gaat vaak ook op andere punten de fout in. Denk aan het vragen van te hoge huurprijzen, hypotheken met een rente gebaseerd op “eigen gebruik” (hypotheekfraude), de woning zwart laten verbouwen om veel kamertjes in een woning te realiseren (belastingfraude), niet opgegeven inkomsten uit verhuur (uitkeringsfraude, belastingfraude) e. d. Door een integrale aanpak wordt ook inzichtelijk of een huisjesmelker of werkgever structureel de fout in gaat of dat er enkel in strijd met een vergunning gehuisvest wordt. Dat kan helpen bij de beoordeling van termijnen voor beëindiging van de illegale huisvestingsituatie en of een strafrechtelijk traject door BOA’s ingezet wordt. Wanneer streek-/ of bestemmingsplannen in de weg staan aan het bieden van huisvestingsmogelijkheden voor tijdelijke arbeidsmigranten en het belang van deze huisvesting groot is, dring dan bij de beleidsmakers aan op aanpassing van deze plannen. Op deze wijze kan in buitengebieden huisvesting van voornamelijk tijdelijke aard mogelijk gemaakt worden. Stroomlijn de samenwerking en afstemming tussen gemeen-
0
telijke diensten. Er is nog te vaak sprake van niet goed samenwerkende gemeentelijke diensten en ook de vergunningaanvraag/ en verlening bij verschillende afdelingen. Rotterdam heeft de zogenaamde “stadsmarinier” bedacht om dergelijke barrières te slechten. Een andere vorm is een zware projectleider te benoemen. • Investeer in de handhavingcapaciteit. Hoger opgeleide inspecteurs en juridisch medewerkers komen de effectiviteit van de handhaving ten goede. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een strafrechtelijk aanpak van een structureel zware over treder via de Woningwet. Werk samen met andere hand havingsdiensten, bijvoorbeeld via Interventieteams. • Beoordeel de kwaliteit van de gemeentelijke basisadminis tratie persoonsgegevens en onderneem, waar nodig, actie. In grote gemeenten is het ondoenlijke taak om alle inschrijvingen/ en mutaties fysiek te controleren. Neem bij controles altijd de gemeentelijke basisadministratie mee en geef veranderingen door aan de Dienst Burgerzaken. Is er sprake van concentraties van illegale huisvestingsituaties (bijvoorbeeld in de “krachtwijken”) dan kan een blok-voor-blok controle van een krachtwijk overwogen worden en dan kan tegelijkertijd de gemeentelijke basisadministratie verbeterd worden. • Ontwikkel beleid over de uitvoering van de regelgeving. Hierbij kan eventueel pragmatisch met de regelgeving worden omgegaan. Door ruime termijnen voor beëindiging illegale huisvestingsituaties (zonder gevaar) te hanteren, wordt een werkgever in staat gesteld zonder al teveel schade legale huisvesting voor de arbeidsmigranten te realiseren. Andere afwegingen bij een dergelijk beleid zijn: hoe om te gaan met recidive, hoe ziet de woning of de husvesting eruit, wordt teveel ‘huur’ betaald en in welke gebied vindt het plaats (“krachtwijken”)? Toekomstige ontwikkelingen De wet- en regelgeving op het gebied van huisvesting is voortdurend in beweging. Momenteel komt het “Besluit Brandveilig Gebruik bouwwerken” eraan. Dit is een uniformering van de diverse gemeentelijke Bouwverordeningen. Aan de ene kant is dit een inperking van de gemeenten om lokaal maatwerk te leveren. Aan de andere kant wordt de regelgeving voor werkgevers en huisvesters, die te maken hebben met verschillende gemeenten, overzichtelijker. De mogelijkheid om lokaal het
aantal personen te bepalen waarvoor een vergunning en brandveiligheidseisen verplicht zijn, blijft bestaan. Een andere ontwikkeling op is er één op het gebied van handhaving. Momenteel is een wijzigingsvoorstel van de Huisvestings wet in voorbereiding voor een bestuurlijke boete bij het ontbreken van een huisvestingsvergunning (in gebruik geven zonder vergunning èn gebruiken zonder vergunning) en bij onzelfstandige bewoning. De bedragen van deze boetes zullen waarschijnlijk hoog zijn. Voor bepaalde Woningwetovertredingen is een voorstel voor een bestuurlijke strafbeschikking in voorbereiding. Het Rijk is zich bewust van de onwenselijke ontwikkelingen op het gebied van illegale huisvestingsituaties. In sommige panden wisselen de overtreders, zodat een dwangsom niet ingevorderd kan worden. Na een toepassing van bestuursdwang is de woning leeg en de overtreding voorbij. In principe moet deze woning weer direct vrijgegeven worden. Dit zijn de redenen, waarom huisjesmelkerij redelijk risicoloos plaatsvindt. Met deze middelen geeft het Rijk de mogelijkheid voor een lik-opstukbeleid. Bovendien zal van de dreiging van een hoge boete een bepaalde preventieve werking uitgaan. Als rekening met deze ontwikkeling gehouden wordt naast de eerder genoemde voordelen, dan loont het om te investeren in beter opgeleide handhavingcapaciteit (bijvoorbeeld BOA-cursus).
07
Bijlage Overzicht wetten en enkele specifieke wetsartiken
Relevante wetgeving: - Algemene Wet Bestuursrecht - Wet op de Ruimtelijke Ordening - Woningwet - Bouwbesluit 2003 - Huisvestingswet - Wet op de stads- en dorpsvernieuwing - Leegstandwet - Huurwet - Uitvoeringswet Huurprijzen Woonruimte - Wet op het Binnentreden - In de toekomst: het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken
Leefmilieuverordening recreatie-inrichtingen c.a. (LMVRECA), gemeente Den Haag
Gemeentelijk: - Bestemmingsplannen - Bouwverordening - Algemene Politie Verordening - Leefmilieuverordening - Nachtregister
Artikel 2: Het is verboden te bouwen, werken en werkzaamheden te verrichten alsmede opstallen en gronden te gebruiken ten behoeve van recreatie-inrichtingen, sexclubs, sexwinkels, kamerverhuurbedrijven, prostitutiebedrijven, garagebedrijven, paddoshops, belwinkel, hennepkwekerijen en drugsdealpanden.
Enkele specifieke wetsartikelen:
Artikel 1 lid 3 sub f: kamerverhuurbedrijf: een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet de verhuur van één of twee kamers door de eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan twee personen.
10
Huisvestingswet
Regionale huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden 2005
§1. Onttrekking, samenvoeging en omzetting §2. Onttrekkingen, samenvoeging en omzetting Artikel 30 1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de Artikel 45 gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het 1. Het verbod als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimteis uitsluitend van toepassing op woonruimten die behoren tot voorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burde in bijlage III van deze verordeningen opgenomen categogemeester en wethouders: rieën woonruimten. a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor 2. Op verzoek van burgemeester en wethouders kan het dageeen zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, lijks bestuur bijlage III bij deze verordening wijzigen. dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is; b. met andere woonruimte samen te voegen; c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. 2. Onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. 3. Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, wordt tevens aangewezen overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de gemeenteraad met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet noodzakelijk is.
11
Bouwverordening, gemeente Den Haag HOOFDSTUK 6 Gebruiksvergunning en gebruikseisen §1. Gebruiksvergunning. Artikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk in gebruikt te hebben of te houden, waarin: a. meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig zullen zijn, anders dan in een één- of meergezinshuis; b. aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woon- en/of nachtverblijf zal worden verschaft (verblijfsinrichting); c. aan meer dan vier personen in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; d. aan meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft. 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de gebruiksvergunning slechts voorwaarden verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgebaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en artikel 7.1.1 kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de in het eerste lid onder b genoemde bouwwerken aan de gebruiksvergunningvoorwaarden verbinden met betrekking tot het maximum aantal bewoners per verblijfsruimte of per bouwwerk, de minimum gebruiksoppervlakte per verblijfsruimte of per bouwwerk dan wel met betrekking tot het beheer over (het gebruik van) het bouwwerk. 4. Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken.
5. Het is verboden het in het eerste lid bedoelde bouwwerk in gebruik te geven aan een exploitant die niet beschikt over een gebruiksvergunning.
12
Wet op de Economische Delicten
Woningwet
Artikel 1A sub 2 Economische delicten zijn eveneens: (….) de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de artikelen 10, eerste en tweede lid, en 14 – voorzover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 17, vierde lid, 21, derde lid, 28, vierde lid, 29, achtste lid, en 45, tweede lid; de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, artikel 31 juncto de artikelen 10, eerste en tweede lid, en 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening – voorzover aangeduid als strafbare feiten – alsmede de artikelen 17, vierde lid, 21, derde lid, 28, vierde lid, 29, achtste lid, en 45, tweede lid, van laatstgenoemde wet; (….) de Woningwet, de artikelen 1a, 1b, 7b, 14a, 16, 40, 45, zevende lid, 60, 103 en 120, tweede lid;
Artikel 7b 1. Tenzij een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 het uitdrukkelijk toestaat, is het verboden te bouwen, voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdelen c en g, en vijfde lid, met dien verstande dat voorschriften van stedenbouwkundige aard als bedoeld in dat vijfde lid niet van toepassing zijn op het bouwen waarvoor op grond van artikel 43 geen bouwvergunning is vereist. 2. Het is verboden: a. een bouwwerk of standplaats te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a; b. een open erf of terrein te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b; c. een open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b; d. te slopen, tenzij daarbij wordt voldaan aan de op dat slopen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d en g. 3. Een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid heeft mede betrekking op het niet voldoen aan de voorschriften met betrekking tot het bouwen, het gebruik, de staat of het slopen van een bouwwerk, bedoeld in: a. artikel 8, zevende lid, voor zover deze voorschriften in de bouwverordening zijn opgenomen; b. artikel 8, achtste lid, indien en voor zover deze voorschriften op grond van het negende lid van dat artikel rechtstreeks gelden. Artikel 8 1. De gemeenteraad stelt een bouwverordening vast, die uitsluitend de voorschriften, bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, bevat. 2. De bouwverordening bevat voorschriften omtrent: a. het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en
13
standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot: 1°. de beschikbaarheid van drinkwater en energie; 2°. de reinheid; 3°. het bestrijden van schadelijk of hinderlijk gedierte; 4°. de brandveiligheid en 5°. voor zover het woningen, woonketen of woonwagens betreft, het aantal personen dat in een dergelijk gebouw mag wonen; b. het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden; c. het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem; d. het slopen, waaronder begrepen voorschriften omtrent selectief slopen; e. de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om woonvergunning als bedoeld in artikel 60; f. de overdraagbaarheid van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, en van een woonvergunning als bedoeld in artikel 60; g. het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot: 1°. de veiligheid op de bouw- of sloopplaats; 2°. de tijdstippen waarop met het bouwen of het slopen mag worden en wordt begonnen; 3°. de tijdstippen waarop met het bouwen of het slopen moet zijn begonnen en het bouwen of het slopen moet zijn beëindigd, alsmede de wijze van gereedmelding van het bouwen of het slopen; 4°. de termijn gedurende welke het bouwen of het slopen ten hoogste mag stilliggen; 5°. bescheiden die op de bouw- of sloopplaats aanwezig moeten zijn; 6°. opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onder zoekingen, die met betrekking tot het bouwen of het slopen noodzakelijk zijn en 7°. het tijdstip en de wijze van overleggen van kwaliteits- verklaringen en van nadere gegevens met betrekking tot de installaties voor drinkwater en energie.
Wet op de Ruimtelijke Ordening Artikel 17 1. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen. Het derde lid van artikel 15 is van overeenkomstige toepassing. 2. Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald, dat de toepasselijkheid van dit artikel is uitgesloten indien het belang ter bescherming waarvan een bepaalde bestemming in het plan is opgenomen, zich niet verdraagt met een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid. 3. Burgemeester en wethouders zenden van iedere vrijstelling onverwijld afschrift aan de inspecteur. 4. Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn is degeen aan wie de vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger verplicht de met het bestemmingsplan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen. 5. De in het vierde lid genoemde verplichting wordt opgeschort, indien vóór het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn een ontwerp voor een op opheffing van bedoelde strijdigheid gerichte herziening van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Deze opschorting duurt totdat de termijn bedoeld in artikel 25 is overschreden, de termijn voor terinzagelegging, genoemd in artikel 26 is overschreden, dan wel omtrent goedkeuring van de herziening onherroepelijk is beslist. Ingeval van goedkeuring vervalt de verplichting. 6. Indien degeen aan wie de vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger in gebreke blijft aan zijn verplichting als in het vierde lid bedoeld te voldoen, schrijven burgemeester en wethouders hem onverwijld aan tot naleving van die verplichting. 7. Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur voorschriften geven, die bij het verlenen van vrijstelling ingevolge dit artikel in acht genomen moeten worden. Artikel 19 1. De gemeenteraad kan, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmings-
14
plan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders. 2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. 3. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen. Het derde lid van artikel 15 is van overeenkomstige toepassing. 4. Vrijstelling krachtens het eerste lid wordt niet verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor a. het bestemmingsplan niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, is herzien of b. geen vrijstelling overeenkomstig artikel 33, tweede lid, is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
15
vrom 8144 / MAART 2008
Deze factsheet is samengesteld door VROM-Inspectie, VNG en VIA. Wij zijn zeer geïnteresseerd in uw ervaringen met de huisvesting van arbeidsmigranten. Heeft u: • Aanvullingen op deze factsheet • Een goed voorbeeld van hoe het moet • Of juist van hoe het niet moet • Commentaar bij deze factsheet • Een bepaalde praktijk ervaring die u wilt delen • Andere reacties, vragen, opmerkingen? Mail het ons vooral via
[email protected] Wij gebruiken uw praktijkkennis en –ervaring graag voor het samenstellen van de nieuwe Handreiking Huisvesting arbeidsmigranten (verschijnt zomer 2008). Als u ons mailt, houden wij u uiteraard op de hoogte van het uitkomen van de handreiking.