10 regels voor discipelschap: inleiding
Extra gespreksvragen bij Exodus 19 (naast ‘Heel het leven’: Inleiding)
1. Israël was door God en voor God apart gezet. Waaruit moest dat blijken? In welk opzicht moest Israël anders zijn dan andere volken? 2. a. De woorden in Exodus 19: 5,6 over de positie van Israël worden in 1 Petrus 2: 9 doorgetrokken naar de gemeente. Wat wordt gezegd over onze positie? b. Elke (geschonken) positie brengt zegeningen en verantwoordelijkheden mee. Welke zegeningen en welke verantwoordelijkheden? 3. Een heilig God en een onheilig mens. Daarover gaat het ook in Jesaja 6: 1 – 8 en Openbaring 1: 9 – 18. Wat hebben deze gedeelten mij te zeggen over God en mij? 4. In Hebreeën 12: 18 – 28 wordt terug gegrepen op het gebeuren in Exodus 19, tegenstellingen aangegeven en daar waarschuwingen aan verbonden. Welke waarschuwingen en met welke motivatie?
10 regels voor discipelschap: 1e gebod
Extra gespreksvragen bij Mattheüs 6: 19-34 (naast ‘Heel het leven’ hfk 1)
1. Bij vs. 19-23: Wanneer verzamel je schatten op aarde? Hoe verzamel je schatten in de hemel? (Zie ook Lucas 12: 13-21 en 33, 34 en Jacobus 5: 1-6) 2. Bij vs.24: “Mammon is het tot een afgod geworden aardse bezit. Het woord (in het Grieks: Mamonas) hangt samen met de hebreeuwse stam aman die ‘vast zijn’, ‘zeker zijn’ betekent (vgl. het woord ‘amen’). De zekerheid van het leven wordt gezocht in de schijnvastheid van het geld ….” (prof . J.P. Versteeg in ‘Tekst voor Tekst ‘) Ook wij zoeken zekerheid in de waardevastheid van ons huis, de stabiliteit van de bank, onze pensioenvoorziening, ……. Dienen wij daardoor dan de Mammon? Hebben wij daardoor ‘een andere god voor Zijn aangezicht’ op wie we (ook) vertrouwen en bij wie wij (ook) zekerheid zoeken? 3. Bij vs. 25-33: Wie zijn kleingelovigen? Wie zijn heidenen? Wat is het verschil? Welke levensrichting wordt in vs. 33 aangewezen? Hoe maak je dit concreet? 4. Het woordje ‘Daarom’ (vs. 25) is een verbindingswoord. Wat hebben de verzen 25-33 met het voorgaande te maken?
Uit ‘De Heidelbergse Catechismus – Een eigentijdse weergave’ door dr. W. Verboom: Vraag 94 Wat verbiedt God in het eerste gebod? Antwoord Afgoderij, bijgeloof en al dat soort zonden. Hij wil dat we alleen Hem kennen, vertrouwen en liefhebben. (Bijgeloof is dat je in plaats van op God te vertrouwen, geloof hecht aan dingen die je niet verklaren kunt.)
Vraag 95 Antwoord
Wat is afgoderij? In plaats van God of naast Hem op iemand of iets anders vertrouwen.
10 regels voor discipelschap: 2e gebod
Extra gespreksvragen bij Exodus 32: 1-14 (naast ‘Heel het leven’ hfk 2)
1. Citaat 1: “Bij zoveel rampen en ellende in de wereld kan ik niet geloven dat er een God is.” Citaat 2: “Mensen in Nederland haken af van geloof en kerk. En dan zeggen ze dat ze niet kunnen geloven in een God die zoveel ellende toelaat. Ik kan dat niet begrijpen. God is God. Hij staat boven ons denken en begrijpen, anders zou Hij God niet zijn. Maar wij willen Hem tot mens maken en verwijten Hem menselijke fouten. Maar God is geen mens, en juist daarom ben ik zo blij, omdat Hij het uiteindelijk voor het zeggen heeft.” (Martha, vluchtelinge uit Congo; citaat uit blad Opwekking) Welk (denk)beeld van God ligt achter uitspraak 1 gezien citaat 2? Ken je meer voorbeelden waarin van God een denkbeeld naar eigen projectie gemaakt wordt? 2. Bij Exodus 20: 4-6: Wat was nieuw voor je in de uitleg van dit gebod zoals die in ‘Heel het leven’ gegeven wordt? 3. Bij Exodus 32: 1-6: Waarom wilden de Israëlieten graag een zichtbaar beeld van God hebben? Hoe keek Israël later op deze geschiedenis terug (zie Handelingen 7: 39-43)? 4. Syncretisme is ‘vermengen van godsdiensten en godsdienstige riten’. Kun je door de Bijbel heen vormen van syncretisme aanwijzen? En in onze tijd? 5. Bij Exodus 32: 6:
‘Een feest voor de HERE’, kan dat? Hoe vierden de Israëlieten later een feest voor de HERE? Hoe zouden wij dat vieren?
6. Vergelijk Exodus 32: 7-14 met Ezechiël 22: 30,31 Wat zeggen deze gedeelten over hoe de HERE is? Wat zeggen deze gedeelten over voorbede?
Uit ‘De Heidelbergse Catechismus – Een eigentijdse weergave’ door dr. W. Verboom: Vraag 96 Wat eist God in het tweede gebod? Antwoord Dat wij God niet afbeelden en Hem niet anders vereren dan Hij ons in zijn Woord heeft bevolen.
10 regels voor discipelschap: 3e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 3
1. Zie Exodus 3: 13,14. De Here heeft zijn Naam aan ons gegeven. Denk er samen eens over na wat de betekenis van deze Naam is en wat dit voor ons persoonlijk betekent. 2. Ps. 86 (vs. 8-13 wordt als leestip bij dit hoofdstuk genoemd) is ‘een gebed in grote nood’ (HSV). Maar midden in deze psalm wendt David zijn oog af van zijn nood en richt hij zijn oog op wie de Here is. Wat zegt hij over de Here? Maakt dit perspectief zijn gebed anders? Kun jij vs. 11-13 na-bidden? 3. De Naam van de Here wordt een heilige Naam genoemd. Er wordt gesproken over ‘de heilige Naam ontheiligen’ (bijv. Ezechiël 36: 20-23) Waardoor hadden de Israëlieten de heilige Naam ontheiligd? Hoe zou/zal God zelf zijn Naam weer verheffen (zie ook vs. 24 e.v.) 4. Zie Rom. 2: 17-24.
Geldt vs. 17-20 ook voor de kerk? Ook voor ons? Geldt vs. 21-24 ook voor de kerk? Ook voor ons?
5. Jezus leerde ons te bidden: ‘Uw Naam worde geheiligd’. Wat houdt deze bede in?
Tip: luister aan het eind van de kringavond naar het lied ‘Ik zal er zijn’ op de CD ‘Ik zal er zijn’ van Sela.
Uit ‘De Heidelbergse Catechismus – Een eigentijdse weergave’ door dr. W. Verboom: Vraag 99 Wat eist God in het derde gebod? Antwoord Dat wij zijn Naam niet lasteren door vloeken of een valse eed, en de ontheiliging van zijn Naam bestrijden. Hij wil dat wij zijn heilige Naam alleen eerbiedig gebruiken en prijzen in al onze woorden en daden. Vraag 100 Is het lasteren van de Naam van God dan zo’n grote zonde? Antwoord Ja, want er is geen zonde die God meer tot toorn verwekt. In Israël kreeg men de doodstraf.
10 regels voor discipelschap: 4e gebod
Extra gespreksvragen bij Romeinen 14 (naast ‘Heel het leven’ hfk 4)
Hoewel de leestip bij dit hoofdstuk Romeinen 14: 1-8 is, hebben de onderstaande vragen betrekking op het hele hoofdstuk. 1. Wie worden in Romeinen 14 ‘zwakken in het geloof’ genoemd en wie ‘sterken in het geloof’? Waarom worden ze zo genoemd? 2. a. Waarom past het niet op een medegelovige neer te zien of een oordeel over een medegelovige te vellen? b. Noem eens concrete zaken waardoor je in de verleiding kan komen op een ander neer te zien of over een ander te oordelen? 3. “Een christen is vrij heer over alles en aan niemand onderworpen.” (Luther) Wat leert Romeinen 14 ons over deze vrijheid? Waardoor wordt zij begrensd? 4. “Een christen is de trouwe dienaar van allen, aan allen onderworpen.” (Luther) Wat leert Romeinen 14 ons over zelfverloochenend dienen? Waarom is de christelijke vrijheid niet absoluut? Welke dingen moeten ten koste van alles bewaard blijven in de gemeenschap van christenen? 5. Zie onderstaand antwoord van de catechismus bij de vraag naar de betekenis van het vierde gebod.. Wat valt op in dit antwoord? Wat wordt niet genoemd? Wat wordt wel genoemd?
Uit ‘De Heidelbergse Catechismus – Een eigentijdse weergave’ door dr. W. Verboom: Vraag 103 Wat gebiedt God in het vierde gebod? Antwoord Ten eerste dat er predikanten worden opgeleid om het Woord van god te verkondigen. Ten tweede dat we vooral op zondag trouw naar de kerk gaan, om het Woord van God te horen, de sacramenten te gebruiken, te bidden en onze gaven in de collecte te geven. Ten derde dat we ook door de week de zonde laten. Dan krijgt elke dag iets van de eeuwige rustdag, die komt.
10 regels voor discipelschap: 5e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 5
1. Vergelijk Deuteronomium 5: 16 en Efeze 6: 1-3 en Kolossenzen 3:20 In welk opzicht vullen deze verzen elkaar aan? 2. Als leestip bij dit hoofdstuk wordt ook Efeze 4: 32 – 5:2 genoemd. a. Wat hebben deze verzen met het 5e gebod te maken? b. Een navolger volgt een voorbeeld. Welk voorbeeld gaf het Voorbeeld? 3. Zie Lucas 2: 40-52. a. Wat betekende het ‘eert uw vader en uw moeder’ voor Jezus? b. Hoe illustreert deze geschiedenis de verzen 40 en 52? 4. Lees Spreuken 6: 20-23. Hoe wordt het ‘eren van je ouders’ hier uitgewerkt? Heb je concrete voorbeelden hiervan in je eigen leven? 5. Lees Efeze 6: 4 en Kolossenzen 3: 21 eens in verschillende vertalingen. a. Wat houden deze verzen concreet in? b. Waarom staan ook deze verzen niet los van Efeze 4: 32 – 5:2? 6. In de Heidelbergse Catechismus worden de gezagsverhoudingen van de 5e gebod doorgetrokken naar andere terreinen van het leven. Lees daarom Romeinen 13: 1-7 a. Welke drie redenen geeft Paulus om de overheid te gehoorzamen? b. Wanneer jij ‘boven’ anderen geplaatst bent, welke aanwijzingen staan hier dan voor jou in? 7. Lees Hebreeën 13: 17 en 1 Petrus 5: 1-3 voor de gezagsverhoudingen binnen de gemeente. a. Wat wordt hierin tégen gemeenteleden en óver gemeenteleden gezegd? b. Wat wordt hierin tégen kerkenraadsleden en óver kerkenraadsledenleden gezegd?
Van www.holyhome.nl/leerversieheidelbergercatechismus: Vraag 108 Antwoord
Wat bedoelt God met het vijfde gebod? Er zijn mensen, bijvoorbeeld ouders, die gezag over mij hebben. Ik moet hen eer, liefde en trouw bewijzen. Ik moet naar hen luisteren, en geduld hebben met hun zwakke kanten, want God wil mij door hen regeren.
10 regels voor discipelschap: 6e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 6
1. In Genesis 4 wordt niet verteld waarom het offer van Kaïn niet en dat van Abel wel aangenomen werd. Op andere plaatsen in de Bijbel wordt daar wel iets over gezegd, bijv. Hebreeën 11: 4 en 1 Johannes 3: 11,12 en Mattheüs 23: 35. Welke redenen worden genoemd? 2. Ga in Genesis 4 na hoe zonde groeit, welke macht zij uitoefent en waar dit uiteindelijk toe leidt. Ken je meer van zulke voorbeelden in de Bijbel? Ga in Genesis 4 ook na hoe God steeds weer oproept tot terugkeer. 3. Lees Mattheüs 5: 21,22 en 1 Johannes 3: 15. Over welke diepere lagen van het zesde gebod wordt gesproken? 4. In de Bijbel wordt gesproken over (bloed)schuld door nalatigheid (Deuteronomium 22: 8) en onverantwoord gedrag (Exodus 21: 29 -34). Heeft dit ook met het 6e gebod te maken? Noem eens hedendaagse voorbeelden waarbij je door risicovol gedrag een leven in gevaar brengt. 5. In ‘Heel het leven’ hoofdstuk 6 wordt regelmatig gesproken over ‘een smeulend vuurtje’. Welk vuurtje smeulde er bij: * de broers van Jozef (Genesis 37: 1-11)? * Saul (1 Samuël 18: 6-9)? * Absalom (2 Samuël 13: 2—22)? En waar leidden deze vuurtjes toe? 6. Het gebod ‘Gij zult niet doodslaan’ is negatief geformuleerd. Hoe zou je positief formuleren wat God ten aanzien van een ander bedoelt met dit gebod? Hoe zou je positief formuleren wat God ten aanzien van jezelf bedoelt met dit gebod?
Van www.holyhome.nl/leerversieheidelbergercatechismus: Vraag 105 Antwoord
Wat bedoelt God met het zesde gebod? Ik mag mijn naaste op geen enkele manier kwetsen of doden. Niet met daden, ook niet met gebaren of woorden of in gedachten. Ik moet juist de haat uit mijn leven wegdoen. Ook op mijn eigen leven moet ik zuinig zijn.
Vraag 106 Antwoord
Betekent het zesde gebod dan meer dan alleen dat je niemand mag vermoorden? Zeker. God verbiedt ook jaloezie, haat, drift en wraak. Hij wil ons duidelijk maken dat moord bij deze dingen begint.
Vraag 107 Antwoord
Zijn we klaar met het zesde gebod wanneer we maar niemand vermoorden? Nee. God verbiedt niet alleen iets. Hij gebied ons ook iets. Namelijk dat we van onze naaste even veel moeten houden als van onszelf. Zelfs van onze vijanden. We moeten tegenover onze naasten geduldig zijn en vriendelijk en zorgzaam, en zo het goede voor hen zoeken.
10 regels voor discipelschap: 7e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 7
1. Lees 2 Samuël 11: 1-4. Koning David brak het huwelijk van een ander. Wat ging er aan zijn daad van overspel vooraf? Leg Jacobus 1: 13-15 eens naast deze geschiedenis. Waar zie je overeenkomsten? 2. “In Johannes 8: 1-11 zijn de aangeklaagden de vrouw, Jezus en de Joodse leiders.” Leg deze uitspraak eens uit. 3. De Joodse leiders hadden de wet aan hun zijde (Deuteronomium 22: 22-24) maar niet het morele recht om deze wet uit te voeren. Dat gold niet voor Jezus. Waarom veroordeelde Hij dan niet? Ging Hij nu niet tegen de wet in door deze vrouw niet te veroordelen? Zijn er meer voorbeelden waarbij Jezus, tegen de wet in, niet veroordeelde? 4. Na Johannes 8: 7 zullen wij deze vrouw wel niet meer veroordelen. We spreken nu liever het oordeel na zoals dat in Mattheüs 23: 27,28 staat over die huichelachtige leiders. Toch? Of toch maar niet? 5. Lees Efeze 5: 22-33 Wat wordt hier over de Here Jezus gezegd? Wat wordt hier over de gemeente (over ons) gezegd? Wat wordt door middel van deze spiegelbeelden (beelden om ons in te spiegelen) tot man en vrouw in het huwelijk gezegd? Hoe is dat in het concrete leven van iedere dag? 6. Laat de Bijbel ruimte voor echtscheiding? (Teksten in dit verband: Deuteronomium 24: 1, Maleachi 2: 14-16, Mattheüs 5: 31,32, Mattheüs 19: 3-9, 1 Korinthe 7: 10-16)
Van www.holyhome.nl/leerversieheidelbergercatechismus: Vraag 108 Antwoord
Wat is de betekenis van het zevende gebod? God verbiedt elk verkeerd omgaan met seksualiteit. Hij wil dat we dat hartgrondig haten en dat we ook op seksueel gebied zuiver leven, of we nu getrouwd zijn of niet.
Vraag 109 Antwoord
Ben je klaar met het zevende gebod wanneer je geen huwelijk kapot breekt? Wij zijn helemaal -ons lichaam en onze ziel- eigendom van God. Hij noemt ons lichaam en onze ziel zelfs een tempel van de Heilige Geest. Daarom moeten we er brandzuinig op zijn. God verbiedt alle smerigheid op seksueel gebied: daden, gebaren, woorden, gedachten, verlangens en zelfs de dingen die je daartoe kunnen verleiden.
10 regels voor discipelschap: 8e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 8
1. Lees Deuteronomium 24: 6-22 a. Ga eens na welke voorbeelden van rechtvaardig en respectvol handelen hier genoemd worden. Wat hebben deze voorbeelden met de eerste levensbehoeften te maken? Kun je meer voorbeelden uit de toenmalige maatschappij bedenken? b. Zijn zulke voorschriften door te vertalen naar onze huidige maatschappij? Noem eens voorbeelden. c. Zie vs. 13b, 15b en 19c. Wanneer we ‘voor het aangezicht van de Here, onze God’ staan, telt ook ons (on)rechtvaardig behandelen van onze naaste. Op welke manier? 2. Vergelijk Lucas 18: 18-27 en Lucas 19: 1-10 a. Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen deze geschiedenissen? b. Hoe zie je Lucas 18: 24-27 in het leven van Zacheüs geïllustreerd? 3. In Jacobus 5: 1-6 worden hardvochtige rijken bestraft in een taal die doet denken aan het spreken van profeten in het Oude Testament (zie bijv. Amos 4: 1 en 8: 4-7). a. Wat heeft dit gedeelte met het 8 e gebod te maken? b. Bespreek onze westerse consumptiemaatschappij eens in het licht van dit gedeelte. c. Zie je ook nu voorbeelden van tegendraads spreken (in woorden en/of daden) door de kerk? 4. Lees 1 Timotheüs 6: 17-19 a. Wat zegt dit gedeelte over ons bezit? b. ‘Geven’ wordt in vers 18 ook ‘delen’ genoemd. Wat is het verschil tussen geven en delen? c. Wat is de betekenis van vs. 19?
Van www.holyhome.nl/leerversieheidelbergercatechismus: Vraag 110 Antwoord
Wat bedoelt God met het achtste gebod? God verbiedt alle vormen van diefstal. Niet alleen de dingen die de overheid straft maar ook al onze trucjes en plannen waardoor we proberen spullen van een ander naar ons toe te halen. Voorbeelden daarvan zijn: roof, oplichterij met gewicht of maat, bedrog met geld, enz. God wil niet dat we gierig of hebzuchtig zijn. Ook verbiedt Hij ons verkwisting of misbruik van de dingen die Hij geeft.
Vraag 111 Antwoord
Wat wil God dan dat je wel zult doen? Dat ik het geluk van anderen zoek, zoveel als ik kan en mag. Dat ik me zo opstel tegenover anderen, als ik graag zou willen dat ze tegenover mij doen. Dat ik trouw mijn werk doe, zodat ik met mijn geld ook anderen kan helpen.
10 regels voor discipelschap: 9e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 9
1. In de Bijbel staan meerdere geschiedenissen waarin een vals getuigenis gegeven wordt tegen een naaste. Ga na welk getuigenis gegeven werd en wat de gevolgen waren: * 1 Samuël 22: 6-19 (het getuigenis van Doëg over David) * 2 Samuël 16: 1-4 en 19: 24-30 (Mefiboseth en Ziba) * 1 Koningen 21: 1-16 (de wijngaard van Naboth) * Marcus 14: 55-59 (Jezus voor het Sanhedrin) * Handelingen 6: 8-15 (Stefanus voor de Joodse Raad) 2. Bij dit hoofdstuk wordt als leestip Jakobus 3: 1-12 genoemd. Waarmee wordt in dit gedeelte onze tong vergeleken? Ga voor ieder beeld na waarom het als beeld voor de tong gebruikt wordt. Wat wil Jakobus met het schrijven van dit gedeelte bereiken (zie ook Jakobus 1: 26)? 3. David wijst er regelmatig op dat onze woorden tussen God en ons in kunnen staan. Wat zegt hij daarover * in Psalm 15: 1-5? * In Psalm 34: 12-15? * In Psalm 141: 1-4? 4. Spreuken is een boek om, soms via vermaning, wijsheid en inzicht te verkrijgen. * Welke lessen worden in Spreuken 10: 18-21 gegeven ten aanzien van ons spreken? * Welke lessen worden in Spreuken 12: 16-22 gegeven ten aanzien van ons spreken? * Welke lessen worden in Spreuken 25: 8-12 gegeven ten aanzien van ons spreken? 5. Zomaar een paar lossen teksten uit het Nieuwe Testament over ons spreken. Ga de betekenis van deze teksten na. * Mattheüs 5: 37 * Efeze 4: 25 * Efeze 4: 29 * Efeze 5: 3,4 * Kolossenzen 4: 6 * 1 Petrus 3: 10,11
Van www.holyhome.nl/leerversieheidelbergercatechismus: Vraag 112 Antwoord
Wat bedoelt God met het negende gebod? God maakt duidelijk dat liegen en bedriegen echt duivelswerk is en daarom verbiedt Hij ons dat. Ik mag niemands woorden verdraaien en ook niet roddelen of iemand ongegrond veroordelen. God wil dat ik de waarheid liefheb en daarvoor uitkom en dat ik opkom voor de goede naam van anderen.
10 regels voor discipelschap: 10e gebod
Extra gespreksvragen bij ‘Heel het leven’ hfk 10
1. Zie Lucas 12: 13 – 21. * Wat zou jij met de opbrengst doen ‘als je land veel opbracht’? Opslaan in een grotere schuur? * Is reserves apart zetten voor de toekomst (vers 18, 19) verkeerd? * Wat zijn de lessen uit dit bijbelgedeelte? 2. Wat leren we uit Genesis 3: 1 – 7 over * de ‘listige verleidingen van de duivel’ (Efeze 6: 11)? * de eerste stappen die gevaarlijk kunnen zijn en tot zonde kunnen leiden? * Welke andere verleidingstechnieken kunnen begeerten wakker roepen en aanwakkeren? 3. Lees Jacobus 1: 12 – 15. * Zie vers 13. Waarom bidden we dan toch ‘Leid ons niet in verzoeking’? * Kun je voorbeelden geven van vers 15? Bijbelse voorbeelden zijn Lot (Genesis 13: 10,11), Achan (Jozua 7 : 20,21), David (2 Samuël 11: 2 – 4), Gehazi (2 Koningen 5: 20 – 27). 4. Lees 1 Johannes 2: 15 – 17 * Wat wordt bedoeld met ‘de begeerte van het vlees’, met ‘de begeerte van de ogen’, met ‘de hoogmoed van het leven’? * Waar wil Johannes op aandringen? 5. Je zou de eerste negen geboden zo kunnen lezen dat ze over de buitenkant van ons leven gaan. Daardoor zou je, zoals de rijke jongeman (Marcus 10: 19,20) en Paulus (Filippenzen 3: 4 – 6), redelijk tevreden over jezelf kunnen zijn. Dat lukt niet bij het tiende gebod, ontdekte Paulus. Lees Romeinen 7: 7,8. Wat betekent vers 8? 6. Zie 1 Timotheüs 6: 6 – 10 * Wat hebben godsvrucht en tevredenheid met elkaar te maken? * Kun je voorbeelden geven van vers 9 en 10?
Van www.holyhome.nl/leerversieheidelbergercatechismus: Vraag 113 Antwoord
Wat bedoelt God met het tiende gebod? Ik mag geen dingen doen die God verbiedt. Ik mag ze ook niet willen doen. God wil dat we de zonde helemaal hartgrondig haten en dat we vol liefde oprecht voor Hem leven.