Expertisecentrum Onderwijsgeschillen
Expertmeeting Medezeggenschap in integrale kindcentra Op 18 maart 2016 vond in Green Village in Nieuwegein de expertmeeting Medezeggenschap in integrale kindcentra plaats. Aanleiding voor deze bijeenkomst was de vraag hoe het toenemend aantal integrale kindcentra de medezeggenschap in de organisatie onder de huidige wetgeving, maar ook in de toekomst het beste vorm kunnen geven. Drie sprekers lieten hier hun licht over schijnen. Saskia Laseur, notaris bij Van Doorne, en Paul Zoontjens, hoogleraar onderwijsrecht Tilburg University, zijn beiden betrokken bij het project Kindcentrum 2020, en gaven een ‘duo presentatie’ over de huidige en toekomstige mogelijkheden. Claudia Doesburg is lid van het college van bestuur van Un1ek in Vlaardingen, een organisatie voor onderwijs en opvang, die net een langdurig fusie- en samenwerkingsproces heeft doorgemaakt. Zij vertelde over de wijze waarop haar organisatie de medezeggenschapsstructuur heeft vormgegeven. De bijeenkomst werd geopend door Hilde Mertens, directeur/bestuurder van Stichting Onderwijsgeschillen, die de expertmeeting in overleg met VOS/ABB en Kindcentrum 2020 organiseerde. Zij gaf aan waarom haar organisatie bij de expertmeeting betrokken is. Onderwijsgeschillen is een onafhankelijke organisatie die als doel heeft laagdrempelige geschillenbeslechting mogelijk te maken. In totaal zijn er 25 commissies die geschillen behandelen op tal van onderwijsterreinen, zoals klachten, medezeggenschap, passend onderwijs en caogerelateerde zaken. Onderwijsgeschillen zorgt voor de administratieve ondersteuning, beantwoordt vragen uit het veld en beschikt tevens over een team van gecertificeerde mediators. Om de kwaliteit van geschillenbeslechting te verbeteren, maakt een Expertisecentrum deel uit van de organisatie. Dit centrum doet onderzoek, publiceert, adviseert en stimuleert het maatschappelijk debat over actuele ontwikkelingen. De groei van het aantal integrale kindcentra is zo’n ontwikkeling. Onderwijsgeschillen stelt (betrokkenen bij) de onderwijs- en kinderopvangsector graag in de gelegenheid met elkaar van gedachten te wisselen over de mogelijkheden om medezeggenschap optimaal vorm te geven. Mertens gaf het woord aan Dick Mentink, voorzitter van het Expertisecentrum, die de expertmeeting leidde. Mentink gaf aan dat hij privé én als lid van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS te maken kreeg met het fenomeen integraal kindcentrum. De school van zijn kleindochter maakt er deel van uit en als commissielid vroeg hij zich af waar personeel en ouders naartoe moeten als zich een geschil voordoet. Een artikel over de problematiek bracht hem in contact met VOS/ABB en Kindcentrum 2020. In Kindcentrum 2020 hebben bestuurders uit de kinderopvang en het onderwijs en wethouders zich verenigd om te komen tot een nieuw stelsel van kinderopvang en onderwijs, waarbij kinderopvang, peuterspeelzalen en primair onderwijs zijn geïntegreerd. In oktober 2016 verschijnt er een rapport van Kindcentrum 2020, dat dient als uitgangspunt voor de discussie hoe de integrale 1 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra
kindcentra juridisch en bestuurlijk vorm te geven. De drie organisaties besloten gezamenlijk een expertmeeting te organiseren om een bijdrage aan deze discussie te leveren. Juridische problemen Saskia Laseur schetste de juridische problemen waarmee integrale kindcentra te maken hebben door het huidige stelsel dat uitgaat van gescheiden instellingen en rechtspersonen. Daardoor zijn scholen, kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen gedwongen een aantal afspraken te maken en overeenkomsten te sluiten. Ze hebben onder de huidige wetgeving de mogelijkheid een bestuurlijke samenwerking aan te gaan door middel van een regiestichting zonder personele unie. Afgevaardigden van de stichting stemmen zaken met elkaar af en er worden inspanningsverplichtingen aangegaan in de contractuele sfeer. Meestal vindt voorsaldering plaats. Er is echter een maatschappelijke tendens om meer samen te gaan werken. Dit komt met name doordat er een andere kijk is ontstaan op de ontwikkeling van kinderen. Waar bereidt de samenleving ze op voor? Gaat het slechts om de cognitieve ontwikkeling of ook om talentontwikkeling? Voor verdergaande samenwerking kan gekozen worden voor een bestuurlijke fusie middels een koepelstichting met een personele unie. Aandachtspunt is dan echter wel de btwheffing, omdat sprake is van een samenvoeging van een private en een door het rijk bekostigde organisatie. Dit is op te lossen door een fiscale eenheid te vormen. Je kunt dan diensten over en weer laten gaan zonder btw-heffing. Bij bestuurlijke integratie is geen sprake meer van concurrentie. Er is één rechtspersoon voor de ontwikkeling van de kinderen. Het eindbeeld is de instandhouding van één instelling door één stichting, maar dat is onder de huidige wetgeving niet mogelijk. In dat geval is er een integraal kindcentrum (IKC) met een BRIN-nummer dat valt onder de rijksbekostiging. Eventueel zou dit IKC kunnen vallen onder twee afzonderlijke moederorganisaties, een door het rijk bekostigde en een private organisatie. In de praktijk zien we al, op natuurlijke wijze, regionale clusters ontstaan, omdat samenwerking in sommige regio’s gewenst is. Belangrijk is dan ook dat het instellingsbegrip wordt uitgebreid, zodat één organisatie/rechtspersoon onderwijs en opvang kan aanbieden. Dit blijkt echter nog lastig te zijn door de verschillende financiële stromen en vormen van toezicht, de medezeggenschap en geschilbeslechting, maar ook door cultuurverschillen en de verschillen in personeel en huisvesting. Daarnaast is er de angst bij de kinderopvang dat onderwijsinstellingen het roer overnemen. Belangrijk is dat er gelijkwaardigheid is tussen onderwijs en opvang en dat de belangen van beide sectoren worden behartigd. Er is hier een rol weggelegd voor gemeenten en eventueel samenwerkingsverbanden om partijen bij elkaar te brengen, maar ook om te zorgen voor een goede spreiding en belangenbehartiging al dan niet in combinatie met jeugdhulpinstanties. Medezeggenschap nu en straks Paul Zoontjens ging in op de vraag wat te doen met de medezeggenschap bij samenwerking. Wat kun je nu al zonder wetswijziging en hoe krijgt medezeggenschap vorm in de toekomst bij een mogelijke wetswijziging? In de huidige situatie heeft een integraal kindcentrum met drie medezeggenschapswetten te maken: Voor de kinderopvang geldt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) en de Wet op de ondernemingsraden (Wor). Er is een oudercommissie (OC), waarvan de leden worden gekozen door en uit de ouders van de kinderen in het betreffende kindcentrum en een ondernemingsraad (OR), waarvan de leden worden gekozen door en uit het personeel. Het primair en voortgezet onderwijs werken met de Wet medezeggenschap op scholen (Wms). Er is een 2 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra
(gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad ((G)MR) en de leden worden gekozen door en uit het personeel, de ouders van leerlingen en in het voortgezet onderwijs de leerlingen. Er zijn nogal wat verschillen tussen de drie organen: - De oudercommissie overlegt een keer per jaar en heeft recht op tijdige, gevraagde informatie. Ze kan ongevraagd adviseren en de verkiezingen, zittingsduur en het aantal leden zijnbij reglement geregeld. Het personeel kan geen lid zijn van de commissie. Er is geen faciliteitenregeling en geschillen worden behandeld door een door de overheid aangewezen geschilleninstantie. De beroepsgronden en de naleving van de uitspraak zijn niet geregeld. - De ondernemingsraad neemt zelf het initiatief voor besprekingen en heeft recht op tijdige gevraagde en ongevraagde informatie. De raad heeft instemmings- en adviesrecht. De zittingsduur is drie jaar en het aantal leden en de faciliteiten zijn bij wet bepaald. Er is geen bijzondere norm voor het lidmaatschap. De verkiezingen zijn bij reglement geregeld. De geschilleninstantie, beroepsgronden en beroep op de rechter zijn wettelijk geregeld. - De medezeggenschapsraad, waarin personeel samen met ouders zit (en in het voortgezet onderwijs ook de leerlingen), neemt ook zelf het initiatief voor besprekingen en heeft eveneens recht op tijdige gevraagde en ongevraagde informatie. Het bevoegd gezag kan geen lid zijn en er is ontslagbescherming van het personeel. De raad geeft (ongevraagd) advies en heeft instemmingsbevoegdheid. In de Wms zijn verkiezingen, zittingsduur en het aantal leden bij reglement geregeld. De faciliteitenregeling is wettelijk vastgesteld. De geschilleninstantie, regels over beroepsgronden, de status en naleving van de uitspraak en het beroep op de rechter zijn wettelijk geregeld. Door de vorming van de integrale kindcentra vraagt de praktijk om een verdere ontwikkeling van de wet- en regelgeving op dit vlak. Er zijn drie mogelijkheden: - aansluiting bij de onderwijsmedezeggenschap - aansluiting bij de ondernemingsmedezeggenschap - een keuzemodel zoals in het hoger onderwijs. De conclusie uit voorgaand overzicht is dat de regeling en mate van rechtsbescherming in de Wms het beste is. Deze wet is superieur aan de andere wetten. Overigens is medezeggenschap niet het enige vraagstuk waar wet- en regelgeving aanpassing behoeven. Ook voor het toezicht, het afleggen van verantwoording, de huisvesting en financiering is dit gewenst. Integraal werken vraagt dus op meerdere terreinen om een praktische oplossing voor formele vraagstukken. Maar waarom vraagt een integrale benadering van onderwijs en opvang om een integrale medezeggenschap? Het voordeel is dat er dan één direct aanspreekpunt is voor alle onderwerpen, dus niet via verschillende organen, en dat er sprake is van krachtige medezeggenschap voor ouders en kinderen. Is het onder de huidige wetgeving ter plekke te regelen bij reglement, dan is daar niets op tegen, vindt Zoontjens. Maar er doen zich structurele problemen voor bij de medezeggenschap van ouders: - De medezeggenschapsraad is ongedeeld, wel hebben geledingen eigen bevoegdheden, en de oudercommissies zijn gedeeld. - De Wms kent minimumregels voor instemming en advies. Bij reglement kan wat wettelijk ‘instemming’ is ‘advies’ worden of andersom. Daarvoor is instemming nodig van het bevoegd 3 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra
-
gezag en van twee derde van de (G)MR. De Wkkp schrijft ‘advies’ bindend voor, maar er is geen instemmingbevoegdheid. Afwijking bij reglement is ook niet mogelijk. De geschillenregeling is minder goed geregeld onder de Wkkp. De Wms biedt betere bescherming.
Medezeggenschap op korte termijn Saskia Laseur nam het stokje weer over en keek naar hoe je op dit moment integrale medezeggenschap kunt regelen. Welke bevoegdheden kunnen de wettelijke organen gezamenlijk uitoefenen? Lokaal, dus op het niveau van het integraal kindcentrum zelf, kunnen MR en OC besluiten tot de vaststelling van een reglement, waarin de integrale uitoefening van medezeggenschap wordt vastgelegd. Beide raden en een vertegenwoordiging van de kinderopvangmedewerkers vormen gezamenlijk een IKC-raad. Deze raad is dan het directe aanspreekpunt voor de directeur van het IKC en oefent alle medezeggenschapsrechten en -plichten uit ten aanzien van onderwijs en opvang. Op centraal niveau kunnen de OR, GMR en centrale OC besluiten tot vaststelling van een reglement, waarin de integrale uitoefening van medezeggenschap wordt vastgelegd. De IKC-raden vormen gezamenlijk de centrale medezeggenschapsraad (CMR). Deze CMR is het directe aanspreekpunt voor het college van bestuur en oefent alle medezeggenschapsrechten en -plichten uit, ten aanzien van onderwijs en opvang. De geschillenafhandeling moet nog wel gescheiden gebeuren, omdat dat niet integraal te regelen is. Via het initiatiefrecht kan het medezeggenschapsreglement worden veranderd. Soms wordt gekozen om te werken met een volmacht. De wettelijke organen blijven bestaan en er komt een gekozen gezamenlijk orgaan bij. Belangrijk in beide gevallen is niet te focussen op de verschillen maar op de gezamenlijke belangen. Samen ben je verantwoordelijk voor de basisprincipes van medezeggenschap: - Meeweten: het recht op informatie - Meepraten: het recht van overleg - Meedenken: het recht van initiatief - Meebeslissen: het advies- en instemmingsrecht - Meezorgen: zorgen dat het beleid uitgevoerd wordt zoals het bedoeld is. De besluitvormingscyclus - van initiatief, voorbereiding, besluit, goedkeuring, uitvoering tot en met de evaluatie - is dan zowel op lokaal als centraal niveau geregeld. Het is voor alle betrokken wel van belang in de gaten te houden dat het gaat om de integrale uitoefening van medezeggenschap. Medezeggenschap op langere termijn Paul Zoontjens benadrukte dat hij samen met Laseur in de werkgroep Kindcentrum 2020 zit, waarin twee zeer verschillende werelden samenkomen. Dat betekent dat je zaken moet overwinnen. Belangrijk is om ook in de medezeggenschap samen te werken. Door gezamenlijke doelen en belangen centraal te stellen, in plaats van verschillen te benadrukken, wordt een integrale, inclusieve werkwijze gerealiseerd. Uitgangspunten zijn dat ouders mee moeten kunnen praten in een IKC, omdat het gaat om de ononderbroken ontwikkeling van het kind. Inspraak moet vanaf de beginfase plaatsvinden en over alle aspecten die met de opvoeding te maken hebben. Aan de huidige grens van de leerplicht van vijf jaar mag niet worden getornd en het IKC moet voor minimaal twee dagen per week algemeen toegankelijk zijn.
4 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra
Goede medezeggenschap moet volgens Zoontjens groeien, het heeft ook lang geduurd om van de Wmo te komen tot de Wms. Bovendien is onderwijs vanouds een zaak van de publieke sector, en kinderopvang veelal van de private sector. Hierdoor is het verschil in opvattingen groot. Het is van belang dat beide partijen naar elkaar toe groeien. Nieuwe regels of arrangementen voor het IKC kunnen zijn: Van institutionele naar functionele ongedeeldheid. Het groeimodel van de medezeggenschap. • In het integrale kindcentrum is de Wor van kracht en wordt de vertegenwoordiging van ouders/ leerlingen apart geregeld. • Bij de samenstelling van de OR en de ouderraad geldt een verdeelsleutel die recht doet aan de verhouding tussen de kinderopvang en het onderwijs in het integrale kindcentrum. • Vergelijkbaar met het model in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs: een gezamenlijke vergadering van het personeel en de ouders met instemmings- en adviesbevoegdheden voor aangelegenheden die beide geledingen aangaan. • De Landelijke Commissie voor Geschillen WMS en de Ondernemingskamer zijn vooralsnog beroepsinstanties bij geschillen tussen het bevoegd gezag en de gezamenlijke vergadering. De gezamenlijke vergadering (centrale medezeggenschapsraad) legt vooraf vast voor welke instantie zij kiest. Voorstel is de geschillenbeslechting à la de Wms te doen, omdat die het beste geregeld is. Een ‘gezamenlijke kamer’ voor geschillen die zich op verschillende wet- en regelgeving kunnen baseren, is ook een mogelijkheid. Un1ek: een voorbeeld uit de praktijk Claudia Doesburg van Un1ek heeft ervaring met de invulling van een integrale medezeggenschapsstructuur in haar organisatie, die ontstond uit een fusie tussen basisscholen, kinderopvangcentra en peuterspeelzalen. Onder Un1ek vallen nu vijf integrale kindcentra, dertien basisscholen, dertien peuterspeelzalen en zeventien kindcentra voor dagopvang en/of buitenschoolse opvang. Uitgangspunt bij de fusie was alle locaties samen te voegen in integrale kindcentra met doorlopende leer-, opvoedings- en ontwikkellijnen vanuit één visie en één missie. De integrale kindcentra worden aangestuurd door een directeur die onder één bestuur valt. Op deze manier ontstaat een integrale aansturing van een integraal aanbod. De missie is kinderen van 0 tot 13 jaar hun talenten te laten ontwikkelen en hen te begeleiden in hun groei tot zelfbewuste en verantwoordelijke wereldburgers die, in balans met zichzelf en hun omgeving, in een steeds veranderende wereld willen blijven leren. De fusie heeft 3,5 jaar geduurd. Doesburg geeft aan dat het veel tijd heeft gekost om tot een goede medezeggenschapsstructuur te komen. Die ziet er als volgt uit. Er is een koepel met een raad van toezicht, een college van bestuur en een centrale un1ekraad (CUR). De raad van toezicht en het college van bestuur zijn integraal verantwoordelijk voor de gehele organisatie. Dan is er een directie die verantwoordelijk is voor de integrale kindcentra. De medezeggenschap is op dit niveau voor het onderwijs is geregeld in een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) en voor de kinderopvang in een ondernemingsraad (OR) voor het personeel en een centrale oudercommissie kinderopvang (COKO) voor de ouders. Alle medezeggenschapsorganen zijn betrokken geweest bij het gehele traject om de medezeggenschap in te richten. Iedereen beschikte over dezelfde informatie, werd goed op de 5 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra
hoogte gehouden en alle organen hadden contact met elkaar. Er is een werkgroep gevormd die als opdracht kreeg een nieuwe medezeggenschapsstructuur te ontwikkelen onder de wettelijke kaders van de Wet op het primair onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen, de Wet kinderopvang en de Wet op de ondernemingsraden. De wens van de werkgroep was dat er in de nieuwe structuur één aanspreekpunt zou komen voor het college van bestuur en de IKC-directie op het gebied van medezeggenschap en over alle onderwerpen binnen het onderwijs en de kinderopvang. Ouders en medewerkers moesten bovendien krachtige en efficiënte inspraak kunnen uitoefenen via één orgaan. Gekozen is voor een integrale benadering: een optelsom van de verschillende medezeggenschapsrechten en de uitoefening daarvan door integrale medezeggenschapsraden. Doesburg heeft ervaren dat in de werkgroep discussies plaatsvonden, waaraan in eerste instantie iedereen vanuit zijn eigen perspectief deelnam. Maar, zo gaf zij aan, steeds meer werden de leden zich bewust van de gedeelde visie om kinderen zich zo optimaal mogelijk te laten ontwikkelen en dat het belangrijk is onderwerpen integraal te behandelen. De nieuwe structuur is begin maart ingevoerd. De inrichting ziet er als volgt uit: – De IKC-raad bestaat uit acht leden afkomstig uit de ondernemingsraad en de lokale oudercommissies met medezeggenschapsraden. De IKC-raad oefent op lokaal niveau de informatie-, advies- en instemmingsrechten van de MR en de OC uit. Het hoogste recht geldt. De vraagstukken worden integraal behandeld. – De Centrale Un1ekraad (CUR) heeft acht leden afkomstig uit de ondernemingsraad, de centrale oudercommissie kinderopvang en de gemeenschappelijk medezeggenschapsraad. De CUR overlegt met het bevoegd gezag en oefent op centraal niveau de informatie-, advies- en instemmingsrechten uit van de drie medezeggenschapsorganen. Ook hier geldt het hoogste recht en worden de vraagstukken integraal behandeld. De leden zijn nu nog afkomstig uit alle organen maar het streven is om in de toekomst te werken met profielen. – Iedere IKC-raad vaardigt iemand af voor de Adviesraad CUR. Deze adviesraad dient als klankbord voor de CUR en bereidt de door de CUR uit te brengen adviezen voor. Hierdoor houdt de CUR voldoende voeling met de organisatie. In de toekomst moet er ook een centrale kinderraad komen. Op de vraag uit het publiek wat Un1ek doet bij geschillen, antwoordde Doesburg dat ze ervan uitgaat dat als iedereen het gemeenschappelijk belang dient, er altijd een praktische oplossing mogelijk is. De deelnemers gingen na de pauze uiteen in subgroepen om te discussiëren over een aantal stellingen. Daarna volgde een plenaire terugkoppeling. Stellingen 1. Op de langere termijn zijn “eigen” rechten van ouders of personeel niet wenselijk: alle leden van een modern medezeggenschapsorgaan moeten over alle onderwerpen kunnen meepraten en -stemmen. De meeste deelnemers zijn voor ongedeelde medezeggenschap op de langere termijn. Gedacht wordt ook aan het ‘consent model’ waarbij je samen tot overeenstemming komt vanuit het belang van het kind. Wel een kanttekening: werkt het in de praktijk wel? Je kunt over alles gezamenlijk praten, maar als het op stemmen aan komt, is iedereen het dan nog zo 6 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra
2.
3.
4.
5.
met elkaar eens? Zijn de eigen belangen dan niet toch te belangrijk en vallen mensen weer terug in het oude patroon? Het is belangrijk de oude cultuur los te laten en tot iets nieuws te komen, maar niet de eigen belangen uit het oog te verliezen. Een vraag van een van de deelnemers bij deze stelling was ook: hoe laat je de kinderraad meepraten vanuit het eigen referentiekader? Nieuwe regelgeving gaat voorlopig eerst uit van ongedeelde medezeggenschap volgens functionele, niet institutionele, lijnen: naast de OR en KC-raad een gezamenlijke vergadering die inspreekt op de voor de organisatie wezenlijke besluiten. Uit de praktijk van een van de deelnemers uit de kinderopvang blijkt dat de kwaliteit van de besluitvorming er door omhoog gaat. Het is wel lastig dat bij de kinderopvang klant koning is, bij scholen zijn ouders dat niet en dat is een behoorlijk cultuurverschil. Gedeelde medezeggenschap wordt met drie organen wel ingewikkeld. Ook het werken met themaraden is lastig. Uiteindelijk is één orgaan aan te bevelen. Misschien zoals bij de Wms? De medezeggenschapsraad is immers gedeeld in z’n ongedeeldheid. De deelnemers zijn verdeeld over deze stelling. Er moet op korte termijn een gezamenlijke geschillencommissie komen die beslist in conflicten waarvoor zowel de weg naar de Geschillencommissie Kinderopvang als de LCG WMS openstaat. Het is belangrijk beide commissies te vergelijken en dan zorgvuldig en gemotiveerd een keuze te maken. Zorg voor iets gezamenlijks, maar niet ‘weer een commissie’. Belangrijkste conclusie is: één rechtsgang is aan te bevelen, maar maak het niet te ingewikkeld, als het maar goed geregeld is. Een integrale, centrale medezeggenschapsraad hoeft niet per se leden uit élk onderdeel van de organisatie (onderwijs/opvang, ouders/personeel) te kennen, als de voelsprieten binnen de organisatie maar voldoende aanwezig zijn. Het is goed als alle betrokken partijen in de raad zijn vertegenwoordigd. Er moet sprake zijn van belangenafspiegeling, dus differentiatie is wenselijk. De meeste deelnemers zijn tegen deze stelling. IKC’s worden op de langere termijn geordend in het onderwijs: geregeld bij wet, volledig bekostigd en uitgaand van een rechtspersoon zonder winstoogmerk. Dat kinderopvang een publieke zaak wordt en vanuit de grondwet geregeld, spreekt veel deelnemers aan. De meesten zijn het dan ook eens met de stelling. Er wordt nog wel opgemerkt dat het niet specifiek in de onderwijswetgeving hoeft te worden geregeld, als het maar geregeld wordt. Het stukje ‘in het onderwijs’ zou er dan ook beter uit kunnen. Ook zou ruimte moeten worden opengelaten voor commerciële activiteiten. Dick Mentink sloot af met de opmerking dat ‘er nog werk aan de winkel is’ voor het Expertisecentrum. Gedacht wordt aan het op korte termijn uitzetten van een juridisch onderzoek waarin de opties worden bekeken om zo spoedig mogelijk tot één wettelijke geschillencommissie te komen. Resultaat daarvan zou dan op een eerstvolgend symposium kunnen worden bediscussieerd. Hilde Mertens dankte de voorzitter, de sprekers en de aanwezigen.
7 Verslag Expertmeeting medezeggenschap in integrale kindcentra