EXPERTISECENTRUM HORECARECHT Fairtradewinkel + bier- en wijnverkoop Tweede en derde tekstballon In deze factsheet wordt in de tweede en derde tekstballon de indruk gewekt dat hier sprake zou kunnen zijn van een warenhuis zoals bedoeld in artikel 18, lid 2 aanhef onder c Drank- en Horecawet. Voornoemd artikellid is per 1 januari 2013 gewijzigd in “een warenhuis met een levensmiddelenafdeling met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m² waarop een gevarieerd assortiment aan verpakte en onverpakte eet- waren wordt verkocht”. Deze aanpassing heeft ertoe geleid dat duidelijker omschreven is dat de detailhandelsverkoop van alleen zwak-alcoholhoudende dranken is toegestaan in warenhuizen met een grote levensmiddelenafdeling. Het begrip “warenhuis” is niet nader gedefinieerd in de wet en in de memorie van toelichting is daarop ook geen nadere toelichting gegeven. Aangesloten zou kunnen worden bij hetgeen daaronder in het spraakgebruik wordt gebezigd. Een warenhuis omvat minimaal acht branches in de non-foodsector en een levensmiddelenafdeling, vaak verspreid over meerdere etagers, circa 10.000 tot 20.000 m² groot. Het assortiment wordt gepresenteerd in afdelingen, waar apart wordt afgerekend (shop-in-shop). In die zin is een warenhuis een detailhandelsvorm met meerdere speciaalzaken onder één dak. In de winkels zijn vaak ten minste zes van de volgende artikelgroepen verkrijgbaar: food, kleding/textiel/meubelen/ woninginrichting, verlichting, huishoudelijke artikelen, consumentenelektronica, doe-het-zelfartikelen, educatie en vrijetijdsartikelen. Kleding/textiel is altijd aanwezig. De afzonderlijke artikelgroepen nemen tussen 5 en 50% van de verkoopvloeroppervlakte in beslag. Deze zijn alle verkrijgbaar door middel van zelfkeuze of zelfbediening, in combinatie met serviceverlening. Warenhuizen met een beperkt en eenzijdig aantal levensmiddelen in het assortiment vallen hier dus niet onder. Warenhuizen staan bij het CBS geregistreerd onder de SBI-code 47191. Hieronder vallen winkels die voldoen aan de volgende criteria: • de verkochte producten behoren tot acht of meer klassen van de groepen 472 en 474 t/m 477; • elke klasse heeft een omzetaandeel van meer dan 5%; • geen enkele klasse heeft een omzetaandeel van 50% of meer; • voedings- en genotmiddelen hebben een omzetaandeel van minder dan 50%; • er zijn 50 of meer personen werkzaam.
Het lijkt ons niet dat een fairtradewinkel te vergelijken is met een warenhuis. Dat is een verkeerde suggestie. Als een fairtradewinkel in overwegende mate houtwerk, sieraden, kledig e.d. verkoopt, kun je deze winkel ook niet kwalificeren als een winkel zoals bedoeld in artikel 18, lid 2 aanhef onder a DHW. Kortom, het in dit onderdeel van de factsheet beschreven voorbeeld leidt meer tot discussie dan tot duidelijkheid. Vierde tekstballon Voor een dergelijke artikel 18-winkel is helemaal geen vergunning o.g.v. de DHW vereist, zoals wel wordt gesuggereerd. Een vergunning is alleen vereist voor zover er sterke dranken worden verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse (de slijterij). Echter, in het voorbeeld van de factsheet gaat het om bier- en wijnverkoop in aanvulling op de food en non-foodproducten, aldus om zwak-alcoholhoudende dranken en dan geldt geen vergunningsplicht, maar het bepaalde in voornoemd artikel 18, lid 2 aanhef onder a DHW.
Restaurant en detailhandel Derde tekstballon In deze factsheet wordt in de derde tekstballon beschreven dat de uitbaters van het restaurant streekproducten in een afgescheiden ruimte van het bedrijfspand mogen verkopen. Die ruimte moet volgens deze factsheet voor “bezoekers toegankelijk zijn, zonder door ruimtes te hoeven gaan waar alcohol wordt gedronken of opgeslagen. Een aparte toegang vanaf de straat is dus nodig”. Dit voorbeeld is onjuist. Hier wordt gedoeld op het bepaalde in artikel 15, lid 1 DHW. Dit artikel is juist per 1 januari 2013 gewijzigd. In artikel 15, eerste lid, van de Drank- en Horecawet is nu juist bepaald dat het verboden is om de kleinhandel, met uitzondering van de kleinhandel in condooms en damesverband, of de zelfbedieningsgroothandel of een in artikel 14, derde lid, genoemde activiteit, uit te oefenen in een lokaliteit behorende tot een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, indien het publiek uitsluitend toegang heeft tot die lokaliteit door een lokaliteit te betreden waar alcoholhoudende drank aanwezig is. Met andere woorden, de toegang tot een winkel, te bereiken via een horecagelegenheid, is wel toegestaan als er ook een andere toegang is tot de winkel waarbij niet eerst het horecalokaal behoeft te worden betreden. Er hoeft dus mogelijk helemaal geen aparte en nieuwe toegang te worden gerealiseerd aan de straatzijde. Mogelijk kan dit inpandig worden opgelost. Bovendien vergt dat een aanpassing van de gevel en daarvoor is een omgevingsvergunning nodig. Dat wordt spannend als het een beschermd stads- of dorpsgezicht is of een monument betreft! Vierde tekstballon Hier wordt aangegeven dat voor de combinatie van horeca en winkel ook de regels gelden van de APV en het vigerende bestemmingsplan. Het lijkt ons belangrijk om in zo’n opsomming ook te melden dat voor de winkel met name de regels in de Winkeltijdenwet en -verordening van belang zijn. Overigens verbindt de APV regels voor winkels (uitstallingen, gebruik terras) en regels aan horecabedrijven (terras, exploitatievergunning, opening- en sluitingstijden e.d.).
Dienstverlening + horeca Vierde tekstballon In de vierde tekstballon wordt beschreven dat de gemeente bepaalt dat deze ondernemer geen alcohol mag schenken. Daar gaat de gemeente niet over. Als de ondernemer een aanvraag voor een drank- en horecavergunning zou indienen en er wordt voldaan aan de in de wet gestelde eisen, dan moet de burgemeester de vergunning verlenen. Mogelijk wordt erop gedoeld dat dienstverlening (kapsalon) in een horecalokaal is verboden. Dat kan echter worden opgelost door de kapsalon te scheiden van de horecalokaliteit waarbij het bepaalde in artikel 15, lid 1 DHW ook weer geldt. Je mag de kapsalon dus niet alleen maar kunnen bereiken door eerst en alleen door het horecalokaal heen te moeten gaan. Als er ook een alternatieve route is om rechtstreeks de kapsalon te bereiken, dan mag je de kapsalon dus ook bereiken via de horecalokaliteit. Voorts wordt aangegeven dat de gemeente het idee van deze ondernemer prima vindt en dat de ondernemer moet kijken of zijn plannen passen binnen het bestemmingsplan en de APV. Dat is opvallend. De gemeente zal vaak eerst beoordelen of het plan past in het bestemmingsplan en zo niet, of het gemeentebestuur dan wil meewerken aan een wijziging van dit bestemmingsplan opdat de wens van de ondernemer kan worden gehonoreerd. Dan pas geeft het gemeentebestuur aan dat het een prima idee is en dat dit past in het bestemmingsplan of dat het gemeentebestuur mee zal werken aan een betreffende bestemmingsplanwijziging. Zoals het nu is beschreven in de factsheet wordt de procedure omgekeerd. Voorts staat juist in de APV dat geen horeca-exploitatievergunning kan worden verleend voor een horecainrichting als dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan!
Slijter + proeverij Derde teksttekstballon In de derde tekstballon staat vermeld dat proeven niet kan in de slijterij en er daarom een apart proeflokaal moet worden gerealiseerd. Dit proeflokaal mag, zo stelt de factsheet, alleen vanuit de proeverij te bereiken zijn via een voorportaal. Dat is onjuist. Er hoeft geen voorportaal aanwezig te zijn, wel een afscheiding tussen de horecalokaliteit en de slijtlokaliteit, waarbij het bepaalde in artikel 15, lid 1 DHW en ook artikel 1, lid 2 van het Besluit eisen inrichtingen DHW van toepassing is. Mogelijk wordt in dit voorbeeld met het voorportaal verwezen naar de verbindingslokaliteit, maar dat geldt alleen bij de combinatie van slijterij en winkel zoals bedoeld in artikel 15, lid 2 DHW en dat is hier niet van toepassing. Vierde tekstballon Ons inziens moet hier worden toegevoegd dat de geproefde dranken niet mogen worden gekocht in de horecalokaliteit voor gebruik elders dan ter plaatse omdat dit een vorm van detailhandel is die artikel 14, lid 2 DHW verbiedt. Zesde tekstballon Hier wordt de suggestie gedaan om voor deze vorm van proeverij een artikel 35-ontheffing te laten aanvragen bij de burgemeester. Dat is een opmerkelijke suggestie omdat een proeverij zoals hier beschreven niet kan worden gekwalificeerd als een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard. Daar is de toelichting op dit artikel en de parlementaire geschiedenis van dit artikel zeer duidelijk is.
EXPERTISECENTRUM HORECARECHT 3 februari 2016