QFM examen
Examen QFM Instructieblad Betreft:
examen: datum: tijdsduur:
QFM 23 juni 2014 14.00 – 17.00 uur
Deze aanwijzingen goed lezen voor u met uw examen start
Aanwijzingen: •
Het aantal pagina’s van dit examen inclusief het voorblad is : 10
•
Controleer of de opgave compleet is.
•
Het examen papier is zelfkopiërend. −
Duidelijk met ballpoint schrijven.
−
Geen vellen op elkaar leggen.
−
Op de eerste bladzijde moet worden vermeld: Examennummer Datum examen Onderdeel Totaal aantal bladzijden
−
Op elk blad examenpapier moet de volgende informatie vermeld worden: Examennummer Volgnummer bladzijde Het betreffende onderdeel (in verband met de gesplitste correcties)
−
Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen.
−
Aan het eind van het examen de uitwerkingen per onderdeel van elkaar gescheiden, wit en geel gesplitst in het gele mapje op tafel laten liggen. De roze kopie mag u houden.
−
Bij het examen is het toegestaan de verplichte boeken en de syllabus van de module te raadplegen. Indien u in de boeken c.q. syllabi aantekeningen heeft gemaakt hoeft u deze niet te verwijderen.
Deze informatie is van belang voor een juiste en snelle correctie. NB.
Houdt u er rekening mee dat niet de omvang van de beantwoording, maar de kwaliteit wordt beoordeeld.
23 juni 2014
Pagina 1 van 10
QFM examen
Onderdeel 1 Corporate Finance (totaal 20 punten) NB. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Casus Bijgevoegd treft u cijfers die ontleend zijn aan de jaarrekening over 2013 van C.A.C. C.A.C. is een chocoladefabriek die halffabricaten levert aan de levensmiddelenindustrie (75%) en het bakkerijkanaal (25%). Zij is o.a. bekend van de huisjes en de ‘funnies’ die worden toegevoegd aan de hagelslag. Zij heeft circa 30 klanten binnen en buiten Europa. Nederland is circa 60% van haar omzet. 20% gaat buiten Europa. Haar grootste klant neemt 10% van de afzet af. C.A.C. bestaat uit een groep met een dochter van 100% (Fabricage), een dochter van 70% (Verkoop) en een deelneming van 40% in Overseas ltd. Het geheel is in 2009 uit een ‘doorstart’ ontstaan. De aandelen zijn in handen van de familie Tjok. U heeft contact met de financieel directeur van C.A.C. over de overname van de financiering. De financieel directeur heeft voor 2014 een kosten-efficiencyprogramma opgezet om daarmee zijn EBITDA en het operationeel rendement te verbeteren. Hij verwacht in 2014 de tarieven met betrekking tot zijn inkoop, diensten derden en overige bedrijfskosten met 4% te kunnen verlagen. Voor 2014 zijn de lonen bevroren. Bovendien is hij per januari 2014 een werkkapitaal verbeterprogramma gestart en wil hij zijn cashconversioncycle aldus in 2014 verkorten. Door o.a. een professioneel creditmanagement, een stockcycletraject en het op stapel staande procurementprogramma verwacht hij in 2014 euro 1 mln te desinvesteren in het operationele netto werkkapitaal. Op dit moment is de capaciteitsbenutting 65%. 10% opschaling is mogelijk met de bestaande bezetting. De omzetverwachting voor 2014 is stabiel (omzet 2012 was euro 25 miljoen). De salesmanager heeft goede hoop op 2 nieuwe klanten die ieder goed kunnen zijn voor euro 1,25 miljoen omzet; er zijn nog geen getekende contracten. De financieel directeur streeft een bruto vermogenskostenvoet (kv) van het rentedragend vreemd vermogen na van 4%. De kostenvoet van het eigen vermogen (ke) beloopt 14%. De kostenvoet van het eigen vermogen is daarmee, in de ogen van de financieel directeur, een adequate vergoeding voor het operationeel- en financieel risico. De liquide middelen worden niet als excessief beschouwd. U heeft de beschikking over een deel van de jaarrekening 2013. Daarbij is de volgende informatie nog van belang: • • • •
De goodwill vloeit voort uit een aandelenovername uit 2010. De bedrijfsgebouwen worden tegen actuele waarde gewaardeerd. De fiscale waarde is ultimo 2013 euro 2,8 mln lager. Het aandelenkapitaal is teruggebracht tot het wettelijk minimum ten gunste van de agioreserve. Er wordt vanaf 2014 een uitkeringspercentage van 40% nagestreefd.
23 juni 2014
Pagina 2 van 10
QFM examen
Geconsolideerde balans per 31 december 2013 (voor verwerking resultaatbestemming) Activa 2013/ EUR*1000
2012/ EUR*1000
VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa Goodwill 3.500 Intellectuele eigendomsrechten 900
4.000 1.000 4.400
Materiële vaste activa Bedrijfsterreinen Bedrijfsgebouwen Machines en installaties Andere vaste bedrijfsmiddelen
1.000 4.600 4.400 1.300
5.000 1.000 5.000 2.000 1.000
11.300
9.000
Voorraden
2.140
2.500
Vorderingen Handelsdebiteuren Overige vorderingen
1.400 100
1.000 100
350
550
19.690
18.150
VLOTTENDE ACTIVA
Liquide middelen
23 juni 2014
Pagina 3 van 10
QFM examen
Geconsolideerde balans per 31 december 2013 (voor verwerking resultaatbestemming) Passiva 2013/ EUR*1000
2012/ EUR*1000
Groepsvermogen Aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Overige reserves Onverdeeld resultaat
1 2.199 2.100 1.410 480
100 1.300 2.250 780 480 6.190
4.910
Aandeel van derden in het groepsvermogen Groepsvermogen
1.570 7.760
1.450 6.360
Langlopende schulden Schulden aan kredietinstellingen
7.200
8.000
Kortlopende schulden Schulden aan kredietinstellingen Aflossing Crediteuren Overig
23 juni 2014
200 800 1.850 940
300 800 2.390 1.240 4.730
3.790
19.690
18.150
Pagina 4 van 10
QFM examen
Geconsolideerde resultatenrekening over 2013
2013/ Netto omzet Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
25.500 1.000
Kosten grond- en hulpstoffen Diensten derden Lonen en sociale lasten Overige bedrijfskosten
8.000 1.000 8.000 6.520
Afschrijving materiële vaste activa Afschrijving immateriële vaste activa
EUR*1000
26.500
23.520 2.980 1.200 1.780 600 1.180
Rentekosten Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting Belasting resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening Groepsresultaat
380 800 200 600
Belang van derden in het groepsresultaat Resultaat na belasting
-120 480
In uw rol als beoordelaar bent u geïnteresseerd in het kasstroomgenererend vermogen, het operationeel rendement en de operationele- en financiële risico’s van C.A.C. Daarom maakt u evident naast een formele analyse (Basel II), een juridische analyse, een structuurrisicoanalyse, een bedrijfskundige analyse, ook een materiële financiële analyse. Vraag 1(4 punten) Wat is, gebaseerd op de balans per 1 januari 2013, de vermogenskostenvoet van de onderneming? Vraag 2 (4 punten) Wat wordt bedoeld met het operationeel- en financieel risico? Vraag 3 (4 punten) Beoordeel het operationeel rendement van de onderneming. Vraag 4 (8 punten) Analyseer de kasstroom door middel van een kasstroomanalyse volgens de indirecte methode. Geef inzicht in de vrije kasstroom en de netto kasstroom.
23 juni 2014
Pagina 5 van 10
QFM examen
Onderdeel 2 Working Capital Management / Liquiditeiten-beheer (totaal 30 punten) NB. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Handelsonderneming Special BV Van handelsonderneming Special BV zijn hieronder de balans per 31 december 2013 (na winstverdeling) en de resultatenrekening over 2013 weergegeven. In de balans zijn tevens de vergelijkende cijfers opgenomen. BALANS PER 31 DECEMBER 2013 & 2012 (bedragen * € 1.000)
Terreinen Gebouwen Vaste activa
2013 1.200 3.400 4.600
2012 1.200 Aandelenkapitaal 2.800 Agioreserve 4.000 Winstreserves Eigen vermogen
2013 1.300 900 1.960 4.160
2012 1.300 900 1.180 3.380
Hypothecaire lening 2.200 2.400 2.100 2.000 Lang vreemd vermogen 2.200 2.400 Voorraden 1.440 960 Debiteuren Liquide middelen 60 40 Crediteuren 940 600 Vlottende activa 3.600 3.000 Overlopende passiva 900 620 Kort vreemd vermogen 1.840 1.220
Totaal activa
8.200 7.000 Totaal passiva
8.200 7.000
RESULTATENREKENING OVER 2013 (bedragen * € 1.000)
Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst
2013 12.750 (8.925) 3.825
Afschrijvingskosten Beheerskosten Bedrijfsresultaat
(125) (1.000) 2.700
Betaalde rente Winst voor belasting VPB (25 %) Winst na belasting
(200) 2.500 (625) 1.875
23 juni 2014
Pagina 6 van 10
QFM examen
Vraag 1 (4 punten) Bepaal op grond van de gegevens uit het verslagjaar 2013 de uitgekeerde winst in zowel absolute als relatieve (procentuele) zin. De directie van Special BV streeft ernaar om de investering in voorraden zo laag mogelijk te houden. De doelstelling voor de zogenaamde “inventory turnover” of omloopsnelheid voorraden bedraagt 5. Vraag 2 (4 punten) Bereken voor het verslagjaar 2013 de omloopsnelheid voorraden. Rond af op twee decimalen. Wordt de doelstelling voor deze ratio gehaald? Motiveer uw antwoord. De controller van de onderneming wordt gevraagd om de begrote resultatenrekening voor 2014 op te stellen. De gegevens die hij daarvoor tot zijn beschikking heeft, zijn: • • • • • •
De omzet stijgt in 2014 naar verwachting met 20% ten opzichte van 2013. De brutowinst als percentage van de omzet zal naar verwachting in 2014 gelijk blijven aan het percentage voor 2013. De afschrijvingskosten voor 2014 bedragen naar verwachting 5% van de boekwaarde van de gebouwen eind 2013. De beheerskosten zullen naar verwachting in 2014 stijgen met 5% ten opzichte van 2013. De betaalde rente voor 2014 blijft gelijk aan die van 2013. Het belastingpercentage blijft in 2014 eveneens 25%.
Vraag 3 (6 punten) Geef de begrote resultatenrekening voor 2014 die de controller zal opstellen. Aan de controller wordt tevens gevraagd om voor het jaar 2014 de financieringsbehoefte te bepalen. De uitgangspunten daarvoor zijn: • • • •
De pay-out ratio of winstuitkeringsratio in 2014 moet gelijk blijven aan die van 2013. Er is voor 2014 geen aflossingsverplichting voor de hypothecaire lening. Het netto werkkapitaal (inclusief liquide middelen) zal in 2014 met € 600.000 toenemen. In 2014 zal een stuk grond worden aangekocht voor € 1.500.000 in verband met een toekomstige uitbreiding. Verder zijn er in 2014 naar verwachting geen andere mutaties in de materiële vaste activa.
Vraag 4 (6 punten) Bereken de financieringsbehoefte voor 2014. De directie van de onderneming geeft aan dat er ook behoefte bestaat aan een liquiditeitsbegroting per kwartaal voor het jaar 2014. Vraag 5 (4 punten) Geef twee mogelijke situaties voor een onderneming die in het algemeen (dus niet in relatie tot Special BV) de noodzaak vergroten om een liquiditeitsbegroting op te stellen. Vraag 6 (6 punten) Welke financiële kasstromen hebben er in het verslagjaar 2013 plaatsgevonden? Geef daarbij aan of de door u gesignaleerde kasstromen positief of negatief waren.
23 juni 2014
Pagina 7 van 10
QFM examen
Onderdeel 3 Credit Management (totaal 20 punten) NB. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen
Vraag 1.a (2 punten) Wat is het verschil tussen een conservatoir beslag en een executoriaal beslag? Vraag 1.b (2 punten) Noem een nadeel en een voordeel van een conservatoir beslag.
Tuinder BV koopt een partij grasmaaiers van Groengras BV. Vraag 2.a (4 punten) Op welke manier kunnen Tuinder BV en Groengras BV hun afspraken vastleggen opdat er in de toekomst geen discussie over kan ontstaan? Licht de mogelijkheden toe. Vraag 2.b (3 punten) Ten tijde van de transactie gaat het niet goed met Tuinder BV. De heer Jansen, bestuurder van Tuinder BV, weet bij het aangaan van de transactie dat Tuinder BV de grasmaaiers hoogstwaarschijnlijk nooit zal kunnen betalen. Desondanks besteld hij de grasmaaiers. Neemt de heer Jansen hiermee persoonlijk een risico voor het geval dat Tuinder BV in de nabije toekomst failliet zou gaan? Licht het antwoord toe. Vraag 2.c (2 punten) De grasmaaiers worden geleverd. Na verloop van tijd blijkt dat Tuinder BV weigert te betalen. Kan Groengras BV het faillissement aanvragen van Tuinder BV? Zo ja, aan welke voorwaarden moet in ieder geval zijn voldaan om het faillissement aan te vragen?
Gordijnenwinkel BV koopt een partij stof van Stoffen BV. De stoffen worden geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Het gaat niet goed met Gordijnenwinkel BV en enkele dagen na de levering wordt het faillissement uitgesproken van Gordijnwinkel BV. De stoffen zijn nog niet betaald en Stoffen BV wil de stoffen terughalen omdat ze niet in de failliete boedel vallen. Vraag 3 (2 punten) Is de stelling van Stoffen BV juist, dat de stoffen niet in de boedel vallen? Licht het antwoord toe. Vraag 4 (5 punten) Konings BV heeft planten geleverd aan Karelsen BV. Karelsen BV weigert de factuur voor deze levering te betalen. Konings BV neemt telefonisch contact op met Karelsen BV en vraagt naar de reden van het niet betalen. Karelsen BV geeft aan van mening te zijn dat een klein deel van de geleverde planten niet goed was. Ook na dit gesprek blijft Karelsen weigeren te betalen. Wat kan Konings BV doen om de factuur alsnog betaald te krijgen en zijn positie zeker te stellen?
23 juni 2014
Pagina 8 van 10
QFM examen
Onderdeel 4 Factoring Management (totaal 30 punten) NB. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Doors B.V. is een producent en groothandel van buitendeuren en buitenkozijnen van hardhout. Producten worden gemaakt in eigen fabrieken in Nederland en Tjechië en voor een deel ingekocht bij derden. Doors B.V. onderkent een 3-tal marktsegmenten: A. Retail. Verkoop aan doe-het-zelf ketens. Standaard assortiment. Uitlevering op orderbasis vanuit eigen voorraadpositie. Deze markt wordt alleen bediend in Nederland. B. Professionele handel. Verkoop aan de professionele groothandel (zoals Stiho, Pontmeyer). Standaard assortiment. Uitlevering op orderbasis vanuit eigen voorraadpositie. Voor enige afnemers wordt hierbij om de doorverkoop te stimuleren gewerkt met consignatievoorraad bij de afnemer. Naast de Nederlandse markt wordt in dit segment geleverd aan enkele afnemers in Duitsland en België. C. Projecten. Verkoop aan bouwbedrijven op project/bestek basis. Met name standaard assortiment, echter enige maatwerklevering is mogelijk. Installatie vindt niet door Doors B.V. plaats, maar in benodigde gevallen kan Doors B.V. door inschakeling van derden inclusief installatie leveren. Prijsafspraak wordt gemaakt op projectbasis, uitlevering veelal op afroep. Facturatie vindt plaats op afleveringsbasis, na aftekening van de afleverbon door de uitvoerder van het project. Deze markt wordt alleen bediend in Nederland. Vraag 1 (9 punten) Noem per genoemd segment (A, B en C) een aantal aspecten welke specifiek van belang kunnen zijn voor de “factorabiliteit” van de vorderingen in dat segment en licht voor elk aspect in detail toe wat het (juridisch) risico van dit aspect is vanuit het perspectief van de factor. Noem hierbij per segment minimaal 3 aspecten. Vraag 2 (6 punten) Wat is consignatievoorraad vanuit het perspectief van een factor en welke punten zullen door een factor specifiek worden onderzocht indien sprake is van consignatieleveringen?
Doors B.V. is een overeenkomst aangegaan met een factormaatschappij. Het overeengekomen bevoorschottingspercentage bedraagt 85%. Bevoorschot wordt op vorderingen op debiteuren in Nederland, waarbij geen eisen worden gesteld met betrekking tot kredietlimieten en/of kredietverzekering. Verpandingsverboden worden gefinancierd tot een totaal maximum van 10% van het totale bruto debiteurensaldo. Concentratie worden toegestaan tot 15% van het totale bruto debiteurensaldo. Vorderingen worden in de financiering betrokken tot 90 dagen na factuurdatum. Per 31 maart 2014 is het volgende bekend over de debiteurenportefeuille van Doors B.V.: • Bruto debiteurensaldo EUR 20 miljoen; • Vorderingen op afnemers in Duitsland en België EUR 500.000; • Totaal 800 afnemers, de grootste Stiho B.V., met een betalingstermijn van 45 dagen, heeft een uitstaand saldo van EUR 4 miljoen (zonder veroudering), de uitstaande saldi van overige afnemers zijn afzonderlijk ruim onder EUR 1 miljoen. • De vordering op afnemers met debiteuren in Nederland waarop een verpandingsverbod van toepassing is bedragen EUR 2,5 miljoen (Stiho B.V. kent geen verpandingsverbod). • Het saldo vorderingen op debiteuren in Nederland met een ouderdom groter dan 90 dagen na vervaldatum bedraagt EUR 500.000. • Eind maart 2014 bedraagt het saldo nog uit te betalen bonussen EUR 200.000. 23 juni 2014
Pagina 9 van 10
QFM examen
Vraag 3 (9 punten) Stel het kredietruimteoverzicht op (9 punten), ga uit van een huidig saldo bevoorschotting van EUR 4.300.000 en betreffende factor houdt geen rekening met opgelopen rente en kosten. In april 2014 vinden de volgende mutaties plaats: • Betaling van debiteuren op de incassorekening bij de factor EUR 5.000.000, hiervan was EUR 1.000.000 opgenomen in de inhoudingen. • Betaling rente aan de factor over maart 2014 EUR 15.000. • Overdracht nieuwe facturen EUR 4.600.000. Hiervan dient een bedrag van EUR 550.000 te worden ingehouden. Vraag 4 (6 punten) Geef per bovenstaande mutatie aan wat het effect is op (i) bruto debiteurensaldi, (ii) inhoudingen, (iii) netto faciliteit en (iv) bedrag beschikbaar voor financiering (availability).
23 juni 2014
Pagina 10 van 10