QFM examen
Examen QFM Instructieblad Examen Datum Tijd
: QFM : 30 oktober 2014 : 10.00 – 13.00 uur
Deze aanwijzingen goed lezen voor u met uw examen start
Aanwijzingen:
Het aantal pagina’s van dit examen inclusief het voorblad is : 8
Controleer of de opgave compleet is.
Het examen papier is zelfkopiërend.
Duidelijk met ballpoint schrijven.
Geen vellen op elkaar leggen.
Op de eerste bladzijde moet worden vermeld: Examennummer Datum examen Onderdeel Totaal aantal bladzijden
Op elk blad examenpapier moet de volgende informatie vermeld worden: Examennummer Volgnummer bladzijde Het betreffende onderdeel (in verband met de gesplitste correcties)
Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen.
Aan het eind van het examen de uitwerkingen per onderdeel van elkaar gescheiden, wit en geel gesplitst in het mapje op tafel laten liggen. De roze kopie mag u houden.
Bij het examen is het toegestaan de verplichte boeken en de syllabus van de module te raadplegen. Indien u in de boeken c.q. syllabi aantekeningen heeft gemaakt hoeft u deze niet te verwijderen.
Deze informatie is van belang voor een juiste en snelle correctie van uw examen. NB.
Houdt u er rekening mee dat niet de omvang van de beantwoording, maar de kwaliteit wordt beoordeeld.
30 oktober 2014
Pagina 1 van 8
QFM examen
Onderdeel 1 Corporate finance (totaal 20 punten) N.B. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Casus: Internethandel SALANDU BV wordt in het najaar van 2014 verkocht, middels een aandelenoverdracht. Tot dat moment was SALANDU een onderneming met als aandeelhouder TOP BV. De kopende partij is AdS BV. Ads betaalt € 240 mln. Ads is vooral onder de indruk van het kasstroomgenererend vermogen van SALANDU en de kasstroompotentie. Zij gaat daarbij af op de zogenaamde vrije kasstroom. Ads wil de overname deels met schuld financieren. De bank is bereid maximaal 4 * EBITDA te financieren ten aanzien van de aandelenovername. Het overige deel van de financieringsbehoefte brengt Ads zelf in. In 2013 heeft SALANDU € 5 mln. geïnvesteerd in vaste activa.
Informatie uit de jaarrekening, zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel staat hieronder. Resultatenrekening 2013 (bedragen * € 1 mln) Netto omzet Inkoopwaarde van de omzet Bruto Winst Loon Overig Afschrijving Bedrijfsresultaat Rente Winst voor belasting Belasting Winst na belasting
475 400 75 20 35 5 15 3 12 3 9
Balans per 31 december 2013 (bedragen * € 1 mln) Vaste activa
250
Voorraad* Debiteuren*
25 20
Bank
* ultimo 2012 beliepen de bedragen: Voorraad Debiteuren
30 oktober 2014
Eigen vermogen Leningen lang
150 50
Crediteuren*
100
5 300
20 15
300
Crediteuren
80
Pagina 2 van 8
QFM examen
Vraag 1 (3 punten): Geef commentaar op de volgende stelling: Deze stukken kennen als wettelijk kader de wet op de vennootschapsbelasting (wet vpb). Vraag 2 (4 punten): Bereken en beoordeel het operationeel rendement van SALANDU over 2014. Betrek in uw antwoord de in uw ogen minimale rendementseis (‘hurdle rate’ of ‘weighted average cost of capital’). Vraag 3 (4 punten): Welk effect heeft het operationele werkkapitaal (geïnduceerd netto werkkapitaal of operationeel netto werkkapitaal) op de autonome vermogensbehoefte (EV plus VV rentedragend) van SALANDU? Betrek in uw antwoord een berekening. Vraag 4 (6 punten): Bereken de vrije kasstroom over 2013. Vraag 5 (3 punten): Welk bedrag moet Ads zelf inbrengen?
30 oktober 2014
Pagina 3 van 8
QFM examen
Onderdeel 2 Working Capital Management & Liquiditeitenbeheer (totaal 30 punten) N.B. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Casus 1: Van een handelsonderneming zijn in een zeker jaar de onderstaande saldi van de voorraden bekend: Datum 01/01 01/04 01/07 01/09 31/12
Voorraad (inkoopwaarde) € 82.600,– € 110.200,– € 94.300,– € 76.000,– € 68.400,–
Van deze handelsonderneming bedraagt de jaaromzet in het desbetreffende boekjaar € 1.560.000,–. De voorraden worden geadministreerd tegen inkoopwaarde; de inkoopwaarde bedraagt 75% van de omzet. Vraag 1a (5 punten): Bereken, afgerond op hele dagen, de gemiddelde opslagduur van de voorraden.
Van de jaaromzet wordt 20% contant en 80% op rekening voldaan. Het gemiddelde door de onderneming verstrekte leverancierskrediet bedroeg in het desbetreffende boekjaar € 140.000,–. Alle bedragen zijn exclusief omzetbelasting. We veronderstellen een jaar op 360 dagen. Vraag 1b (5 punten): Bereken, afgerond op hele dagen, de gemiddelde duur van het verstrekte krediet.
De handelsonderneming slaagt erin de omloopsnelheid van de te genieten krediettermijn (= het leverancierskrediet) terug te brengen naar een omloopsnelheid van 9. Vraag 1c (5 punten): Bereken op grond van bovenstaande gegevens de lengte van de cash conversion cycle (CCC) in dagen en bereken de oude omloopsnelheid van de crediteuren indien u weet dat het verschil tussen het oude en het nieuwe (genoten) leverancierskrediet 10 dagen is.
In de module 2 en 3 (en in 1 en 4) zijn diverse kasstromen besproken en behandeld, zoals onderstaande kasstromen. Operationele kasstroom Vrije kasstroom Investeringskasstroom Netto kasstroom Financieringkasstroom. Vraag 2 (4 punten): Welke van de vijf genoemde kasstromen wordt gebruikt bij het bepalen van de marktwaarde van een onderneming? Licht uw antwoord toe door te omschrijven wat deze kasstroom voorstelt en geef aan hoe deze kasstroom moet worden toegepast.
30 oktober 2014
Pagina 4 van 8
QFM examen
Casus 2: Medica BV financiert haar debiteuren door middel van een rekening courantkrediet bij haar huisbank. De bank brengt voor de verleende kredietdiensten 1,5% per kwartaal (3 maanden) in rekening. Gemiddeld betalen de afnemers van Medica pas na 3 maanden. Van de vorderingen op afnemers blijkt steeds 2% oninbaar te zijn. Vraag 3a (6 punten): Bepaal voor Medica BV de contante (huidige) waarde van een vordering van € 1.000 op het moment dat deze gefactureerd wordt en geef daarbij aan wat de kostenvoet - op 2 decimalen nauwkeurig - per jaar is voor Medica.
Medica overweegt haar debiteurenportefeuille over te dragen aan een factoormaatschappij. Het blijkt echter dat factoor per maand een hoger percentage kosten in rekening brengt dan de huisbank. De factoor berekent op jaarbasis voor kosten, risico en krediet een percentage van 8%. Vraag 3b (5 punten): Bepaal de maandkosten (in procenten) die de factoor Medica in rekening brengt en geef 4 argumenten op grond waarvan Medica toch besluit met de factoor in zee te gaan.
30 oktober 2014
Pagina 5 van 8
QFM examen
Onderdeel 3 Creditmanagement (totaal 20 punten) N.B. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Vraag 1a (2 punten): Noem een nadeel en een voordeel van conservatoir beslag. Vraag 1b (2 punten): Waarom is het nuttig een betalingsregeling vast te leggen met een debiteur? Casus 1: Plasterk BV weigert facturen te betalen van zijn leverancier Beddenwinkel BV. De facturen hebben betrekking op de levering van een partij bedden. Beddenwinkel BV heeft reeds meerdere malen gebeld met Plasterk BV om ze tot betalen te laten overgaan. Vraag 2 (4 punten): Welke mogelijkheden heeft Beddenwinkel BV om de facturen alsnog betaald te krijgen? Vraag 3 (3 punten): Wat betekenen absolute competentie en relatieve competentie en wat is het kenmerkende verschil tussen de twee? Casus 2: Droste BV koopt een partij containers van Troelstra BV. Ze maken afspraken over de levering, prijs en betalingstermijnen. Ook spreken ze af dat Troelstra BV eigenaar van de containers blijft tot Droste BV heeft betaald. Vraag 4a (3 punten): Wat moeten deze partijen voor het totstandkomen van deze transactie juridisch gezien regelen? Licht het antwoord toe.
Na de leveringen en meerdere aanmaningen vanuit Troelstra BV heeft Droste BV de facturen nog steeds niet betaald. Droste BV blijkt in zwaar weer te verkeren en gaat failliet. Troelstra BV komt erachter dat de bestuurder van Droste BV, ten tijde van de bestelling, wist dat Droste BV de containers nooit zou kunnen betalen. Vraag 4b (6 punten): Wat moet Troelstra BV doen om haar vordering betaald te krijgen en/ of haar positie zeker te stellen. Licht het antwoord toe.
30 oktober 2014
Pagina 6 van 8
QFM examen
Onderdeel 4 Factoring Management (totaal 30 punten) N.B. Elk nieuw onderdeel op een nieuw vel examenpapier beginnen Casus XYZ Personeel B.V. is een bureau actief in werving- en selectie, uitzenden en detacheren van technisch personeel. Klanten bestaan uit technische bedrijven in de bouw, industrie en technische dienstverlening. ABC Personeel B.V. opereert vanuit één kantoor in Amsterdam en klanten bestaan voor ongeveer 60% uit Nederlandse bedrijven, 20% uit Duitse bedrijven en 20% uit Belgische bedrijven. ABC Personeel B.V. heeft voor de financiering beschikking over een factorfaciliteit bij NOP Factoring. Vraag 1 (4 punten): Wat is een belangrijk specifiek risico met betrekking tot de debiteurenportefeuille (factorabiliteit) bij een uitzend- detacheringsorganisatie? Licht dit toe (juridisch perspectief). Vraag 2 (4 punten): Hoe kan/zal NOP Factoring met dit risico omgaan? Licht dit toe.
De factoringfaciliteit wordt aangeboden o.b.v. stille verpanding, er is geen sprake van overname debiteurenrisico en beheer- en incasso vindt plaats door XYZ Personeel B.V. zelf. Voor zover relevant wordt door debiteuren (tot juiste bedrag) betaald op G-rekening of rechtstreeks aan de fiscus. Het percentage hiervan bedraagt 30% van de bruto facturering. Er is nauwelijks sprake van crediteringen achteraf. Vraag 3 (6 punten): Hoe hoog zou je het bevoorschottingspercentage vaststellen en licht dit toe aan de hand van verschillende relevante aspecten? Vraag 4 (2 punten): Er is sprake van een factoringovereenkomst o.b.v. stille verpanding van de vorderingen. Welke vormen van verpanding zijn mogelijk, wat is het juridisch relevante verschil voor de vestiging (handeling) hiervan en wat is het juridisch relevante verschil ten opzichte van de debiteur (gevolg)?
30 oktober 2014
Pagina 7 van 8
QFM examen
Onderstaand vind je een uittreksel van de debiteurenadministratie van XYZ Personeel B.V. Uittreksel debiteurenadministratie per 30 juni 2014 XYZ Personeel B.V. debiteur
Financieringslimiet Betaaltermijn
Totaal
%
Niet vervallen 0-30 vervallen 30-60 vervallen 60-90 vervallen
>90 vervallen
(in eur)
Cofely B.V.
1.000.000
60
980.000
17%
720.000
260.000
0
0
0
IHC B.V.
1.000.000
60
720.000
13%
615.000
50.000
50.000
0
5.000
250.000
75
360.000
6%
160.000
140.000
40.000
20.000
0
0
30
220.000
4%
80.000
60.000
20.000
20.000
40.000
1.000.000
75
150.000
3%
150.000
0
0
0
0
0
7
80.000
1%
0
15.000
15.000
15.000
35.000
diverse kleine afnemers
3.200.000
56%
2.520.000
265.000
215.000
85.000
115.000
Totaal
5.710.000
100%
4.245.000
790.000
340.000
140.000
195.000
Imtech Nederland B.V. Aannemersbedrijf Bouwen B.V. ASML B.V. (selfbilling) Electrotechniek B.V. …
Enkele punten uit de factoringovereenkomst: Bevoorschotting 70% Bevoorschotting tot 90 dagen na verval Maximale concentratie 15% o.b.v. bruto extern debiteurensaldo Financieringslimiet basis EUR 50.000, daarboven conform door factor vastgestelde financieringslimiet Per 30 juni 2014 nog uit te betalen omzetbonussen EUR 150.000 Vraag 5 (10 punten): Bereken de factoringfaciliteit, stel het kredietruimteoverzicht op. Vraag 6 (4 punten): Bij ASML is sprake van self-billing. Beschouw en onderbouw self-billing in het kader van “factorabiliteit”.
30 oktober 2014
Pagina 8 van 8