PRACHTIGE PARELS
EX VERSLAAFDEN VERTELLEN HUN LEVENSVERHAAL
PRACHTIGE PARELS 2
JIJ KUNT HET ANDERS DOEN Stichting Voorkom! Postbus 91 3990 DB Houten Telefoon: [030] 637 3144 Fax: [030] 634 0706
STEPHAN
Het was leuk, tot er doden gingen vallen ····················· 4
KARINA
Ik ben verslavingsgevoelig ·· ······························ 10
BRAM
Ik verkocht een kilo stophoest voor 35.000 gulden ············ 16
JOS
Ik dacht dat cocaïne mij rust zou geven, maar ik werd paranoia ·· 22 Vanwege privacy- en veiligheidsredenen zijn veel namen weggelaten of gefingeerd.
MARCO
Ik was 29 en leefde als een kluizenaar ······················ 25
Giro 1609 147 Bank 3289 232 99
EDGAR
Mijn vader zei tegen mij: ’Je stelt niets voor’ ················· 13
E-mail:
[email protected] Web: www.voorkom.nl www.voorkom.nl/jongeren
MARK
Ik leefde als een parasiet ································· 28
©2012 HOUTEN Stichting Voorkom! Fotografie: Frans van Lieshout Fotografie, Eindhoven Tekst: Henk Stoorvogel, Zwolle Eindredactie: Judith Heijstekvan Grootheest, Houten Vormgeving: HBG Design bv Reclame, Nieuwegein Druk: Drukkerij de Waal bv, Sommelsdijk
Je hebt deze brochure in handen gekregen, omdat je voorlichting hebt gehad over verslaving of ons ergens anders bent tegen gekomen. Deze brochure bevat prachtige verhalen van ex-verslaafden. Je leest hoe ze verslaafd zijn geraakt, wat dat met hun leven heeft gedaan en hoe ze er weer uit gekomen zijn. Maak kennis met Stephan, Karina, Edgar, Bram, Jos, Marco en Mark. Wat een ander leven hebben ze nu, prachtige parels zijn het. Maar veelal dragen zij merkbaar de gevolgen van hun verslaving met zich mee. We zijn blij met deze uitgave. En blij zijn we ook met onze ervaringsdeskundigen. Zij gebruiken hun verleden ten positieve om op scholen en in gevangenissen te vertellen over hun leven. In de hoop dat jongeren zelf de keuze maken om niet in een leven van verslaving terecht te komen. Keer op keer blijkt hoeveel indruk hun verhalen maken op scholen.
We hopen dat deze verhalen je zullen raken. Ze laten zien dat er hoop is, hoe beroerd je leven er ook aan toe is. Ze laten ook zien dat het gebruik van verslavende middelen geen onschuldig spelletje is. Niemand kiest ervoor verslaafd te raken. Toch kwamen deze ex-verslaafden er op een dag achter dat ze niet meer zonder drank of drugs konden en niet meer zomaar konden stoppen met gebruiken. Jij kunt het anders doen. Jij kunt kiezen voor een verslavingsvrij leven. Loop je tegen problemen aan rond het gebruik van verslavende middelen? Zoek dan iemand met wie je kunt praten. Dat kan bijvoorbeeld anoniem via onze chat, zie www.voorkom.nl/ jongeren. STICHTING VOORKOM! Theo van der Sluijs, directeur
www.voorkom.nl
3
STEPHAN 4
Het was leuk, tot er doden gingen vallen Het was een zwoele zomeravond. Ik zat in mijn onderbroek op de bank van mijn luxueuze huis in Manizales, Colombia. Mijn bodyguards hadden hun dienst er op zitten en waren huiswaarts gegaan. Opeens schrok ik op. Ik hoorde gefluit, maar het was niet van een vogel, dat wist ik meteen. Er was geen tijd om na te denken. Aarzeling zou dodelijk zijn. Ik greep mijn .38 pistool, dat zoals altijd binnen handbereik lag. Terwijl ik overeind sprong, vuurde ik tweemaal in het plafond. Een fractie van een seconde later stond de eerste ontvoerder in de deuropening. Hij had een groot hoofd met een brede snor, een dikke buik en sierlijke cowboylaarzen aan. Voordat hij zijn pistool op mij kon richten had ik hem twee keer in zijn buik geschoten. Ik dook achter de bank en kroop door de keuken naar buiten. Eenmaal buiten gekomen zette ik het op een lopen en sprong over een hek, een koffiestruikenveld in. Door de adrenaline had ik niet eens door dat mijn hand door een dikke pin in het hek werd doorboord. Vanuit mijn schuilplaats zag ik dat vijf mannen het huis omsingeld hadden, naar binnen renden en met hun wapens in de aanslag weer naar buiten kwamen. Het hele terrein rondom het huis werd doorzocht. Het zware lichaam van de neergeschoten Colombiaan werd naar een gereed
staande Pick Up Truck gedragen en weggevoerd. Ik bracht een hoogst oncomfortabele nacht in het koffieveld door. Ik werd lek geprikt door muskieten, gebeten door ongedierte en kreeg steeds meer last van mijn gewonde hand. Na wat een eeuwigheid leek te duren vertrokken de mannen met gedimde lichten. Ik slaakte een zucht van verlichting, maar bleef voor de zekerheid tot het ochtendgloren in de modder liggen. Een neusje voor pillen Ik had het nu wel gezien in Colombia. De drugshandel zorgde voor meer geld dan ik kon opmaken, maar mijn opzichtige feestjes met veel cocaïne, hoertjes en tuig hadden teveel aandacht getrokken. Rijke buitenlanders ontvoeren was voor veel Colombianen een welkome bron van inkomsten. De grond werd me te heet onder de voeten en ik verhuisde terug naar Nederland. Mijn contacten met enkele Colombiaanse drugskartels hield ik echter aan. Eenmaal terug in Nederland stortte ik me op de synthetische drugs: amfetamine, XTC, speed. Ik was goed in organiseren en stampte een eigen laboratorium uit de grond. Ik had een neusje voor pillen en ontwierp tal van nieuwe pepmiddelen. De
5
6
Sinds mijn dertiende was ik elke dag onder invloed van drugs geweest. Ik had een handvol moordaanslagen overleefd. Al mijn vrienden waren dood. Mijn leven was een chaos.
zaken gingen goed. Vanuit Colombia was ik betrokken bij het transporteren van hasj en cocaïne. In Nederland had ik mijn eigen fabriekjes, waar zoveel pillen werden geproduceerd dat vorkheftrucks af en aan reden. Het geld kwam niet met bakken, maar met containers tegelijk binnen. Dat geld kwam me goed van pas, omdat ik zelf ook al jaren verknocht was aan de verdovende middelen. Van jongs af aan wilde ik erbij horen. Mijn ouders hadden vier kinderen en ik had het gevoel dat mijn broertjes en zusje het altijd beter deden dan ik. Ik hunkerde naar de genegenheid van mijn vader. In de praktijk was ik echter de enige van de vier kinderen die regelmatig een flink pak slaag kreeg. Vanaf mijn achtste begon ik te stelen. Mijn vader kwam dronken thuis en kon zijn verdiende geld toch niet tellen. Van de buitgemaakte guldens kocht ik snoep, dat ik vervolgens uitdeelde aan vriendjes. Op mijn twaalfde begon ik uit stoerigheid te roken en vanaf mijn dertiende ging ik regelmatig naar het café. Van het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO) zakte ik terug naar de Lagere Technische School (LTS). Toen ik vijftien was kreeg ik van een negentienjarige kameraad mijn eerste cocaïne en heroïne. Vanaf dag één was ik verslaafd. Mijn eerste drugsgebruik bekostigde ik met stelen en overvallen. Mijn eerste overval, op
mijn zeventiende, richtte zich op de kas van een bouwonderneming. Zo stoned als een kanarie racete ik samen met Fred, een drugsmaatje, op een gestolen motor met een geleend pistool naar het bedrijfspand. Zwaaiend met het pistool stapte ik paniekerig het kantoor binnen. Ik schreeuwde doodsbedreigingen en begon in het wilde weg te schieten. Twee mensen werden geraakt, één in zijn been en één in zijn arm. Fred en ik namen de kassa mee, kochten drugs en werden enkele dagen later opgepakt. Wraak Na bijna een jaar brommen kwam ik weer vrij, verslaafder dan ooit en vastbesloten wraak te nemen op de samenleving. In de gevangenis had ik Ron leren kennen en wij besloten ons geluk te beproeven als bankovervallers. Een half jaar lang teisterden we de bankfilialen in Hilversum en omgeving met ons brute optreden. Daarna kwamen we weer vast te zitten, ditmaal bijna zeven jaar. Tussen mijn 18e en 25e zat ik vooral in de gevangenis. Aan de ene kant vond ik het verschrikkelijk, want ik wilde léven: vrouwen versieren, drugs gebruiken en feesten. Tijdens deze lange jaren werd echter ook de basis gelegd voor mijn criminele carrière. Ik leerde grote jongens kennen en werd getraind in de kneepjes van het vak. Toen ik op mijn 25e vrij kwam, had ik een groot netwerk
en een hoofd vol kennis over de handel in drugs. Sinds mijn contacten met de Colombianen en mijn eigen drugslaboratorium had ik aan geld geen gebrek. Ik hoefde geen overvallen meer te plegen om in mijn onverzadigbare honger naar cocaïne en heroïne te voorzien. Alles ging me voor de wind en ik voelde me een hele mijnheer. Tot de doden gingen vallen. Verloren vrienden Fred, mijn maatje van de eerste overval, was de eerste. De heroïne maakte hem kapot. Talloze malen probeerde hij af te kicken, maar het lukte hem niet. Hij legde zijn laatste pak heroïne op de keukentafel van zijn ouders en schreef ze een briefje: ‘Sorry pa en ma… Hier kan ik niet van winnen. Ik hou van jullie. Fred.’ Op de snelweg liep hij een tegemoetkomende vrachtwagen tegemoet. Ze moesten hem met een plamuurmes van het asfalt schrapen. Fredje, mijn maat. Ron was mijn tweede kameraad die stierf. Ik had hem gevraagd om Hernando, een bevriende Colombiaanse drugsbaron die in de Geerhorst vast zat, met een helikopter van het binnenplein op te pikken. Ron volgde lessen tot helikopterpiloot en voerde mijn wens uit. Hij stal een Robinson R22 Beta, vloog naar de Geerhorst, maar raakte bij de poging tot landen met zijn staart een lichtmast.
Met de neus naar voren stortte de helikopter naar beneden en explodeerde op het binnenplein. Ron ging in vlammen op. Danny was de volgende die omkwam. Hij was mijn wapenbroeder en mijn maatje. We waren onafscheidelijk, behalve die keer toen hij met zijn vriendin in Madrid was. Hij zag de aanstormende auto te laat en werd doodgereden. Zijn lichaam ving de klap voor zijn vriendin op. Diezelfde dag ontkwam ik ternauwernood aan een moordaanslag in Mexico. Drie kameraden kwamen om, door zelfmoord, ongeluk en moord. Ik zat stuk en begon steeds meer drugs te gebruiken. Mijn overtollige gebruik gaf mij het idee dat ik onaantastbaar was. Toen een grote drugshandelaar uit Limburg vijfentwintig kilo pillen extra van mij eiste, was mijn antwoord dan ook: ‘Zeg maar tegen hem dat hij vijfentwintig dildo’s in zijn reet kan douwen.’ Machteloos en afhankelijk Dat was niet zo’n handige opmerking, want nu was de grote drugshandelaar echt boos. Ik zette een prijs op zijn hoofd, maar hij zette een hogere prijs op mijn hoofd. Beiden gaven we hetzelfde doodseskader de opdracht om de ander om te leggen. Twee keer ontsnapte ik op het nippertje aan de dood en ik koos eieren voor mijn geld. Ik sloeg op de vlucht.
7
8
Ik was altijd onderweg, slapend in hotels, bij vrienden of in mijn buitenhuis in België. Tijdens een routinecontrole liep ik tegen de lamp. Doodmoe van het vluchten biechtte ik op wie ik was. Opgetogen stopte de politie mij achter slot en grendel. In de gevangenis kreeg ik eindelijk rust om na te denken. Wat hadden de afgelopen jaren mij gebracht? In gedachten liet ik de verschillende personen de revue passeren: Fred, Ron, Danny… en daarna waren er nog vele doden gevolgd, collegahandelaars, bodyguards. Sommige kende ik nauwelijks. De drugs maakten dat ik leefde in een roes en ongevoelig was. Wat wilde ik met mijn leven? Wanneer ik op deze weg doorging zou ik zelf ook spoedig tussen zes planken eindigen. Ik bevond me op een, letterlijk, doodlopend spoor. Ik kwam tot de conclusie dat ik hulp nodig had. De afgelopen jaren had ik mezelf talloze malen voorgehouden dat ik mijn leven weer op de rit kon krijgen. Als ik dat echt wilde, zou ik een paar zaken dusdanig aan kunnen passen dat ik vrij kwam van de drugs en de onderwereld en een normaal bestaan op kon bouwen. Nu realiseerde ik mij dat dit een denkfout was. Ik had mezelf al die jaren voor de gek gehouden. Sinds mijn dertiende was ik elke dag onder invloed van drugs geweest. Ik had een handvol moordaanslagen overleefd. Al mijn vrienden waren dood. Mijn leven was een chaos.
Langzaam kwam ik weer in contact met mijn gevoel. Ik durfde toe te geven dat ik bang was en wanhopig op zoek naar geluk. Wanneer was ik het gelukkigst geweest? De periode in de gevangenis kwam weer naar boven. Eerst was ik daarover verbaasd. Dat was toch een tijd van drugs, dikdoenerij en geweld? Plotseling besefte ik waarom ik zo positief terugkeek op die tijd: ik had toentertijd regelmatig bezoek gekregen van een man die mij allerlei zaken uitlegde over de Bijbel. Ik had nooit zoveel met God of de Bijbel gehad, maar de inhoud van de Bijbel had wel een kalmerende werking op mijn gemoed gehad. Toen ik enkele weken later in een afkickprogramma
belandde, vielen verschillende zaken snel op hun plek. De eerste stap die ik in het programma moest zetten was: ‘Erken dat je machteloos bent tegenover de drugs.’ Eerder had ik mezelf altijd voorgehouden dat ik niet verslaafd was, of in ieder geval zelf mijn verslaving kon beëindigen. Nu zag ik echter in dat dit kletspraat was en dat ik niets in te brengen had tegen de drugs. Ik bevond mij volledig in de macht van het witte poeder en had hulp nodig. De tweede stap in het programma luidde: ‘Erken dat alleen een hogere macht je geestelijk gezond kan maken.’ Ik vóelde de opluchting. Natuurlijk! Ik kón het zelf niet en ik hóefde het zelf ook niet te doen. Een hogere macht moest mij vrijzetten van de zuiging van de drugs. Ik dacht terug aan de gevangenisuren die ik met Bijbelstudie had doorgebracht en de weldadige werking die de God van de Bijbel daarin blijkbaar op mij had uitgeoefend. De keuze voor een hogere macht was dan ook snel gemaakt: dat moest de God van de Bijbel zijn. Verandering van binnenuit Opnieuw begon ik me in de Bijbel te verdiepen, daarin begeleid door de counselors van het
afkickprogramma. Ik ontdekte dat Jezus Christus voor mijn gewelddadige en chaotische leven gestorven was en dat hij mij van binnenuit wilde veranderen. Ik besloot zijn hulp in te roepen en gaf mijn leven over aan hem. Ik zei tegen Jezus: ‘Vanaf nu mag u het zeggen in mijn leven. Wilt u mij vrij maken van de macht van de drugs en wilt u mij een nieuw leven geven?’ Ik had een nieuw innerlijk, maar zakelijk gezien nog wel een heleboel losse eindjes. Ik moest me bij de rechter verantwoorden voor mijn daden, maakte een einde aan de drugsoorlog door al mijn schulden te betalen en het doodseskader de prijs op mijn hoofd te voldoen en werkte intensief aan vernieuwde karakterpatronen. Vijfentwintig jaar ben ik verslaafd geweest en het is een wonder dat ik nog leef. Ik kon mezelf er onmogelijk toe zetten om van de drugs af te blijven. Jezus Christus heeft mijn leven veranderd. Ik mag nu sinds enkele jaren werken bij Stichting Voorkom! en wil niets liever dan jonge mensen helpen uit de klauwen van de drugs en drank te blijven. En voor diegenen die de strijd tegen de verslaving hebben verloren geldt: er is een hogere macht die jou kan bevrijden!
9
KARINA 10
Ik ben verslavingsgevoelig Soms droom ik dat ik stiekem met de trein naar Dordrecht ga om een pijpje coke te roken. Wanneer ik dan terugkom bij ons huisje zit de deur op slot en kan ik nergens de sleutel vinden. Peter, mijn man, en Ferry en Sem, onze zoons, staan achter het raam en zeggen: ‘Nee, je komt er niet meer in. Je bent te laat. Je hebt iets verkeerds gedaan. Het is klaar.’ Dat zijn mijn ergste nachtmerries. Ik wil mijn gezin voor geen goud missen. Ik haal mijn plezier nu uit kleine dingen: met de jongens naar de speeltuin gaan of kleren kopen in de stad. Ik ben nog steeds wel verslavingsgevoelig; ik moet oppassen met alcohol drinken, maar bijvoorbeeld ook met schoonmaken of computerspelletjes spelen. Ik kan overal in doorslaan en vind het moeilijk om grenzen te stellen.
mijn ouders moest bewijzen dat ik evenveel waard was als zij. Toen ik naar een nieuwe school ging vond ik geen aansluiting bij de andere leerlingen. Ik werd niet gepest, maar genegeerd. Ik voelde me doodongelukkig en was blij dat ik met een stel hardrockers lol kon trappen. Met hen begon ik te blowen en te drinken. Binnen twee jaar was ik zwaar verslaafd en belandde ik in een afkickkliniek. Ik werd verliefd op een oudere jongen, die daar ook zat om af te kicken. Relaties waren verboden, dus liepen we weg en begonnen een cokerelatie. Het begon met viermaal een halve gram per week, voor ons tweeën. Al snel gebruikten we vijf gram per dag. We stalen als raven, zetten snelkraken, wisten alle helers in Dordrecht te vinden en lieten mensen in ruil voor drugs in ons huis wonen.
Genegeerd Dat zijn de gevolgen van een jarenlange drugsverslaving. Cocaïne en heroïne, wit en bruin, hebben mij aan de afgrond gebracht. Op mijn vijftiende begon ik drugs te gebruiken en wijn te drinken. Ik was in een keurig gezin opgegroeid, als tweede van vier kinderen. Mijn oudere zus was een voorbeeldig meisje. Ik had het gevoel dat ik
Gevolgen Onze levensstijl had veel nare bijkomstigheden. Soms werden we opgepakt, soms in elkaar geslagen en soms werd ik misbruikt. Het hoorde er allemaal bij. Ik at of dronk nauwelijks meer, we werden onze flat uitgezet en meer dan een jaar zwierf ik over straat. Op een dag was ik in Rotterdam, aan de Kei-
11
leweg, om wat heroïne te halen en kwam een oude vriendin tegen die daar nu werkte als hoertje. We hadden samen gebruikt en het gezellig gehad in ons flatje. Nu liep ze daar verdwaasd rond, vel over been, met een tandeloze mond en een gerimpelde huid. Ik staarde haar aan alsof ik een geestverschijning zag. Wat was er met mijn vriendin gebeurd? En wat was er met mij zelf aan de hand? De drugs maakte mij ziek. Letterlijk. De heroïne maakte dat ik me ellendig voelde. Ik zweette, had overal jeuk en voelde me permanent zwaar grieperig. Doordat ik uitgedroogd was, viel ik vaak flauw. Ik woog nog maar 36 kilo. Ik leerde een man kennen bij wie ik in mocht trekken en raakte zwanger. Naast drugsverslaafde
12
Mijn ergste nachtmerrie is dat ik weer ga gebruiken en mijn gezin kwijt raak. Ik haal mijn geluk nu uit kleine dingen.
EDGAR
was deze man een alcoholist, met een agressieve dronk. Hij sloeg mij bont en blauw, helemaal toen wij er na vier maanden achter kwamen dat ik zwanger was. Toen de weeën al begonnen waren, liet hij mij zelfs in de verloskamer van het ziekenhuis alle hoeken van de kamer zien. Hij was op mijn buik aan het inschoppen toen er een verpleegster binnenkwam die onmiddellijk hulp haalde. Eindelijk weer huilen Met mijn pasgeboren baby trok ik in bij mijn ouders. De verwekker van mijn kindje kreeg een straatverbod. Langzaam keerde de rust in mijn leven terug. Ik kreeg een eigen huisje en veel hulp van professionals. Bij een Alpha-cursus die werd georganiseerd door de Meerkerk mocht je een steen aan de voet van een kruis neerleggen, om zo symbolisch je problemen bij Jezus te brengen. Ik voelde dat ik dat moest doen, maar ik durfde niet. Ik wachtte tot iedereen weg was en heb toen een steen gepakt en die bij het kruis neergelegd. Toen ik dat deed brak er iets. Ik begon te huilen en kon niet meer stoppen. Tien jaar lang had ik niet gehuild, maar nu kwam alles naar buiten. Twee uur lang stroomden de tranen. Dat was een hele opluchting. Vanaf dat moment was er van binnen iets veranderd. Ik wist dat ik er niet meer alleen voor stond. Jezus was bij mij. Hij zou mij helpen in mijn nieuwe leven.
13
Mijn vader zei tegen mij: ‘Je stelt niets voor’
14
Mijn hemelse Vader houdt geen spaaragenda bij om mij te straffen voor mijn fouten en tekortkomingen. Jezus is voor mijn fouten gestorven aan het kruis. Nu mag ik leven met een schone lei!
Curaçao is mijn geboorteland. Zon, zee en strand kenmerken dit idyllische eiland, toch was mijn kindertijd allesbehalve vredig. Mijn vader had een spaaragenda, daarin hield hij mijn overtredingen bij. Zaterdag was betaaldag. Dan moest ik op bed gaan liggen en dan begon hij te slaan. Met een stuk hout. Tot mijn billen bloedden. En mijn benen. Nooit kreeg ik positieve aandacht van mijn vader. Wanneer ik met judo verloor beet hij me toe: ‘Je bent helemaal niks, joh. Je stelt niets voor.’ Toen ik aan tafel een keer een boekje van mijn zus afpakte, gaf mijn pa me een rechtse hoek. Met stoel en al klapte ik op de grond. Naar Nederland Regelmatig dronk mijn vader te veel, dan moest ik extra op mijn tellen passen. Ik sloop door het huis, voelde me ongewenst en een buitenbeentje. Op mijn twaalfde werd mijn vader op straat doodgereden, door een dronken buurman die diezelfde dag was vrijgekomen uit een gevangenisstraf voor een zelfde soort vergrijp. Tot op de dag van vandaag ruik ik de alcohol wanneer ik aan mijn vader denk. Nu mijn vader weg was lag de wereld voor me open. Mijn moeder verhuisde met de kinderen naar Nederland en we belandden in een arbeiderswoninkje in Rotterdam-Zuid. Ik voelde me ontheemd
en vond het moeilijk me aan te passen. Ik begon joints te roken, alcohol te drinken en werd een onhandelbare vechtersbaas. Ik versleet een hele rits scholen en bracht steeds meer tijd door met foute vrienden. Via de softdrugs belandde ik bij de harddrugs en toen ging het snel bergafwaarts met me. Ik verdiende mijn drugsgeld vooral als gigolo en later als pooier. Een motorbende gaf me status en veiligheid. We hadden onze stamtafel in een kroeg in Rotterdam. Wanneer er iemand met stropdas het establishment betrad, sneden we de das af en hingen die als scalp bij onze imposante verzameling. Van God los Ik schaam me het meest voor de vijf jaar dat ik op straat leefde. Ik was helemaal van God los. Agressie, geweld, diefstal en berovingen liepen als een rode draad door mijn leven. Eén keer heb ik bewust iemand zijn benen gebroken. Wanneer ik mezelf aan de Keileweg liet zien werd ik door een arrestatieteam opgepakt. Ik werd hardhandig in de cel gegooid en moest cold turkey afkicken. Kotsend kroop ik over de luchtplaats, maar er werd geen dokter bij gehaald. Ze pakten me extra hard aan omdat ik weigerde mijn strafzaken te bekennen. Rust, reinheid en regelmaat Mijn moeder heeft haar hele leven voor mij ge-
beden. Zelf moest ik niets van God hebben, tot een neef me opzocht en vroeg of hij voor me mocht bidden. Dat gebed maakte veel emotie bij me los en deed me besluiten om deel te nemen aan het afkickprogramma van Victory Outreach, in Rotterdam. Ik moest meedraaien in een strak regime. Om zes uur ging de wekker. We kregen les uit de Bijbel, hadden huishoudelijke taken en aten eenvoudige
maaltijden. De rust, reinheid en regelmaat werkten weldadig. Ik raakte los van de drank, drugs en seks en ervoer een steeds diepere band met God. Ik leerde dat God van mij houdt als een Vader. Mijn hemelse Vader houdt geen spaaragenda bij om mij te straffen voor mijn fouten en tekortkomingen. Jezus is voor mijn fouten gestorven aan het kruis. Nu mag ik leven met een schone lei!
15
BRAM 16
Ik verkocht een kilo stophoest voor 35.000 gulden
‘Oewawoewaw ugh ugh’, riepen mijn vriendjes en ik terwijl we met onze pijl en boog het Chinese restaurant binnen renden. We hadden een verentooi op ons hoofd en vervaarlijk uitziende verfstrepen op ons gezicht. De restaurantbezoekers keken verrast op. De eigenaar, een kleine Chinees met een vlassig snorretje, hief zijn handen ten hemel en probeerde zo snel hij kon van achter de toonbank naar ons toe te rennen. Snel pakte ik een pijl, legde aan en schoot op de eigenaar. Mijn vriendjes richtten hun pijlen op het nu gillende publiek. Een vrouw werd in haar arm geraakt, een man in zijn been. Mijn pijl miste de eigenaar op een haar na en bleef trillend in het houten paneel achter de toonbank steken. De pijlen waren voorzien van de vlijmscherpe punten van dartpijltjes die we in een speelgoedwinkel gejat hadden. Mensen doken weg onder hun tafels, borden eten en bierglazen vielen op de grond en stoelen kletterden achterover. De chaos en paniek waren compleet. We hieven onze strijdkreet nogmaals aan, schoten een paar laatste pijlen af en renden joelend naar buiten. Pietje Bel Een belhamel was ik, en de Amsterdamse Jordaan was mijn pretpark. Elke dag bedacht ik nieuw kattenkwaad, samen met mijn kameraadjes. Fikkie stoken, snoep gappen en mensen treiteren hadden wij tot kunst verheven. Met het luchtdrukpistool
van een vriendje schoot ik een passerende dame in haar achterwerk, we struinden cafés af op zoek naar een slokje bier en stalen op twaalfjarige leeftijd auto’s of vrachtwagens die we deftig sturend naar de andere kant van de stad chauffeerden. Achtervolgende politie waren we normaal gesproken te slim af door weg te duiken in de wirwar van nauwe steegjes in de Rosse Buurt. Bij ons thuis was iedereen in de ban van de alcohol. Mijn vader nam Jan en alleman vanuit de kroeg mee naar huis. Regelmatig werd ik midden in de nacht wakker gemaakt en gedwongen op de grond te gaan liggen, zodat een dronken vriendje van mijn vader in mijn ledikant kon liggen. De vloer was ijskoud en het dunne dekentje kon me niet warm houden. Rillend van de kou was ik getuige van wilde vrijpartijen van wildvreemde dronken mannen en vrouwen, in mijn bed. Op een nacht had mijn vader een kerel vanuit het café meegenomen. Beiden sliepen luid snurkend hun roes uit in het bed van mijn ouders. De vreemdeling had maar één been en was voor zijn mobiliteit afhankelijk van een kunstbeen. Voor het slapen gaan had de man zijn kunstbeen afgedaan en onder het bed gelegd. Mijn broers daagden mij uit door te zeggen dat ik dat kunstbeen niet weg durfde te pakken. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Ik sloop op mijn buik naar het bed, pakte het kunstbeen, liep naar buiten en smeet
17
18
Ik zakte op mijn knieën en als in een lichtflits zag ik mezelf in relatie tot de werkelijkheid. ‘Oohh’, zei ik. ‘Wacht eens even. Zit de wereld zo in elkaar? Draait het niet alleen om mij? Is er een liefdevolle God die een plan heeft met mijn leven?’
het ijzeren geval in de gracht. Mijn broers gierden het uit en ik glom van trots. Toen de vreemdeling ’s ochtends hoognodig naar het toilet moest, kon hij zijn kunstbeen nergens vinden. Nijdig besloot hij daarop het bed, waar mijn vader nog in lag, dan maar als po te gebruiken. Het was een mooie stunt, maar wel een die mij duur kwam te staan. Mijn vader was woest en alle vingers wezen naar mij. Ik kreeg er genadeloos hard van langs met de riem en kon dagen niet meer lopen of op mijn rug liggen. Meesteroplichter Al snel kreeg ik het etiket ‘onhandelbaar’ en werd ik uit huis geplaatst. Steevast liep ik uit de inrichtingen weg, terug naar Amsterdam. Daar, in de Jordaan, hoorde ik thuis. Naarmate ik ouder werd, veranderde het kattenkwaad in dealen en criminaliteit. Ik ontwikkelde hierin mijn eigen specialiteit, namelijk het oplichten van mensen. Amsterdam wordt overspoeld door buitenlanders die zich tegoed willen doen aan drank, drugs en seks. Veel van die toeristen voelen zich toch wat onwennig in de bijenkorf van de Amsterdamse binnenstad en zijn eenvoudig te grazen te nemen. Ik sloeg een kilo stophoest fijn en verkocht het voor 35.000 gulden als een kilo heroïne. Maizena liet ik doorgaan voor cocaïne, peper voor heroïne. Ik verhandelde zelfs een keer een baksteen voor 3.500
gulden, doordat ik de kopers deed geloven dat het samengeperste hasj was. Ook legde ik me samen met een maatje toe op het ripdealen. Mijn kameraad verkocht een partij (echte) drugs aan toeristen in een bepaalde hotelkamer. Tien minuten na de verkoop stampte ik dan met een pistool de kamer binnen en eiste alle verdovende middelen weer op. Zo konden we dezelfde drugs tientallen keren verkopen. Ik maakte op deze manier natuurlijk veel vijanden. Tientallen keren heb ik bedrogen Spanjaarden, Duitsers of Engelsen achter me aan gehad. Meestal kon ik wel ontkomen. Eén keer ging het goed fout. Toen kregen vier Italianen me in een steegje te pakken. Ik werd met een boksbeugel onder handen genomen en lag wekenlang op bed, met gapende wonden in mijn gezicht. Dat incident heeft me blijvende gehoorschade opgeleverd. Een toverkilo Boliviaanse coke Het leek me verstandig voortaan door het leven te gaan met bodyguards: Oortje, een gewichtheffer die ervan hield zijn spieren te showen en Joey, een uit de kluiten gewassen knul die ook nog eens erg slim was. Met Oortje en Joey in mijn kielzog paradeerde ik door de Warmoesstraat, behangen met gouden kettingen, op zoek naar een volgend slachtoffer van mijn gladde praatjes. We verdienden veel geld, maar gaven min-
stens zoveel uit. Aan drugs. Ik gebruikte alles wat er te vinden was en leek wel op een wandelende apotheek. Crack, cocaïne, heroïne, hasj, XTC, speed, valium, serestaforte, oxazepam, perefatine, amfetamine, spuiten, roken, slikken, basen, je kon het zo gek niet bedenken of ik was er bedreven in. De verdovende middelen werden gebruikt in combinatie met eindeloze hoeveelheden alcohol, in het bijzijn van steeds wisselende vrouwen. Op mijn zevenentwintigste was ik verslaafd aan drank, drugs en seks. Op een dag kreeg ik een grammetje Boliviaanse coke van een dealer. De man was een tussenpersoon van één van de grote drugshandelaren in Amsterdam. In alle rust basete ik de coke en was volledig verkocht. Dit was van absolute topkwaliteit. Ik vroeg de tussenpersoon of ik een kilo kon kopen. De man keek me argwanend aan. ‘Dat is 40.000 gulden. Zoveel geld heb jij helemaal niet.’ Ik verzekerde hem dat het geld geen probleem was en sprak af de coke de volgende dag bij hem thuis op te halen. De man had gelijk, ik was platzak, maar vastbesloten deze toverkilo niet te laten lopen. Van mijn pa leende ik 7.000 gulden. Aangezien ik hem na een geslaagde ripdeal vaak liet delen in de winst was het geen probleem om in tijden van nood bij hem aan te kloppen. Via een kennis regelde ik 33.000 gulden nepgeld. Ik jatte een mooi tasje en regelde een hoertje, Fanny.
Ik vertelde Fanny dat we een kilo topcoke gingen gappen en dat zij mijn aanwijzingen precies moest opvolgen. Zij stemde er in toe om met me mee te gaan, dus vulde ik het tasje met veertigduizend gulden, waarvan het grootste deel nep was. Ik pakte mijn 9 millimeter Beretta, liet Fanny zich op haar mooist aankleden, deed haar gouden ringetjes om en nam haar mee naar de tussenpersoon, in Amsterdam-Oost. Trots liet ik de tussenpersoon het schoudertasje vol geld zien. De dealer stonk er in en haalde de kilo coke. Nadat ik de coke getest had, pakte ik mijn Beretta en richtte de loop op de geschrokken verkoper. ‘Niet doen, Bram!’, riep hij me toe. Ik beet hem toe dat hij de deur moest open maken en ons geen strobreed in de weg mocht leggen. Fanny en ik renden het trappenhuis af en vluchtten naar buiten. Op veilige afstand gaf ik Fanny de raad om de komende periode ergens onder te duiken, want de grond zou nu heet onder onze voeten worden. Op de vlucht De coke verstopte ik tussen de vieze onderbroeken in een oude wasmachine in mijn ouderlijk huis, waar ik zelf ook bleef slapen. Dat leek me wel zo verstandig. Met een grijns op mijn gezicht viel ik in slaap. Had ik die grote drugsmijnheer en zijn suffe tussenpersoon mooi te grazen genomen. Rond een uur of twee ’s nachts werd de deur
19
20
ingetrapt. Ik was onmiddellijk klaar wakker en sprong uit bed. Ik stoof de gang in, waar ik mijn vader zag staan, in zijn lange onderbroek. Zijn handen had hij in de lucht gestoken en op de grond vormde zich een klein plasje. Ik dook terug, mijn kamer in, sprong door het raam en glipte via verschillende daken weg. Enkele dagen later hoorde ik dat de tussenpersoon voor zijn misser had geboet; ze vonden hem, van boven tot onder opengesneden. Ook Fanny moest haar hulp aan mij duur bekopen. Ik heb haar nooit weer gezien. Ik hield me enkele weken schuil en toen ik dacht dat de storm wel weer was geluwd keerde ik terug naar huis. Enkele dagen na mijn terugkeer werd ik opgehaald door een oude kameraad. Hij vroeg of ik een eindje met hem wilde gaan rijden in zijn nieuwe BMW. Ik liep met hem naar zijn auto en zag een zak coke op de bijrijderstoel liggen. Dat zou een fijn ritje worden! Ik stapte in en de BMW stoof weg. Ik keek in de achteruitkijkspiegel en zag dat we door een busje met onguur uitziende types gevolgd werden. Ik was in de val gelokt en op weg naar mijn dood. Toen de BMW in een bocht enigszins vaart minderde, opende ik de deur en sprong uit de wagen. Ik rolde over de straat, slaagde er in op te krabbelen en zette het op een lopen. Na een uitputtende achtervolging lukte het me mijn ach-
tervolgers af te schudden. Amsterdam was nog niet klaar met Brammetje. Koffiebar De Cleft Ik verlegde mijn werkterrein naar andere steden en werd een draaideurcrimineel. Diefstallen met geweld, berovingen, drugshandel en verboden wapenbezit zorgden dat ik om de haverklap met de politie in aanraking kwam. Elke keer kreeg ik enkele weken tot enkele maanden gevangenisstraf. Afkicken lukte niet. Eenmaal uit de gevangenis kon ik de verleiding om een vers getapt biertje te drinken niet weerstaan en de alcohol zette de deur open voor een bolletje wit. En een bolletje bruin. En voor ik het wist was ik weer terug bij af. Mijn ommekeer begon toen ik in aanraking kwam met Floyd McClung, een prediker die werkzaam was in De Cleft, een koffiebar van Jeugd met een Opdracht in Amsterdam. Mijn broer, Willem, was jarenlang verslaafd geweest aan drank en seks en verdiende de kost als pooier. Door zijn nieuwe vriendschap met Floyd was hij echter als een blad aan de boom omgeslagen. Opeens sprak Willem over Jezus en hoe hij mensenlevens kon vernieuwen. Ik lachte er om, maar was tegelijkertijd erg nieuwsgierig. Talloze malen had ik geprobeerd te breken met de drugs en de drank, maar het was me nooit gelukt. Zou er een hogere macht zijn die mij kon bevrijden?
Overspoeld door vrede en liefde Op een dag, toen ik rustig een kopje koffie zat te drinken in De Cleft, vroegen Willem en enkele andere mensen of ze voor mij mochten bidden. Verbaasd keek ik Willem aan. ‘Bidden? Nu? Hier?’ Willem hield echter vol en ik gaf toe. Ik had mijn leven lang van alles uitgeprobeerd, dit kon er ook wel bij. Zeven, acht mensen kwamen om me heen staan en begonnen te bidden. Plotseling voelde ik golven van vrede en liefde over me heen komen. Twintig jaar lang was ik verslaafd geweest, maar ik ervoer hoe zware, donkere stromen van vuil en gif uit mijn lichaam gespoeld werden. Ik had geen flauw idee wat er met me gebeurde, maar ik wist wel dat dit echt was. Hier was ik al die tijd naar op zoek geweest. Ik keek mijn broer en de andere bidders aan en zag met hoeveel intensiteit en rust zij God vroegen om in mijn leven in te grijpen. Ik zakte op mijn knieën en als in een lichtflits zag ik mezelf in relatie tot de werkelijkheid. ‘Oohh’, zei ik. ‘Wacht eens even. Zit de wereld zo in elkaar? Draait het niet alleen om mij? Hoef ik niet langer te vechten? Is er een liefdevolle God die een plan heeft met mijn leven?’ Ik smeekte: ‘Here God, kom alstublieft in mijn hart.’ En toen kwamen de tranen. Deze ervaring was het begin van een gloednieuw leven. Ik was niet van de ene op de andere dag vrij van mijn verslavingen en oude gedragspa-
tronen. Soms viel ik terug. Soms rende ik weg van God en mijn nieuwe vrienden. Maar de herinnering aan deze ervaring bracht me steeds weer terug op het rechte pad. Die momenten, daar in De Cleft, had ik iets gezien, iets ervaren, wat ik voor geen goud kwijt wilde raken. De verandering van mijn leven zette door en ik weet het zeker: ‘God is een God van wonderen. Hij bestaat. Hij heeft ingegrepen in mijn leven en heeft de banden van mijn verslavingen losgemaakt.’
21
JOS 22
Ik dacht dat cocaïne mij rust zou geven, maar ik werd paranoia Het begon op een zonnige, doordeweekse dag. Er was geen wolkje aan de lucht en ik was niet opgestaan met het idee dat deze dag mijn leven voorgoed zou veranderen. De deurbel ging en ik slofte naar de gang. Ik opende de deur en keek in het grijnzende gezicht van een kennisje. ‘Ik heb wat voor je’, was zijn eenvoudige mededeling. We deden een bakkie en met een samenzweerderig gezicht haalde hij een klein pakje wit poeder tevoorschijn. Ik wist meteen dat het cocaïne was, die kennis had ik in het uitgaansleven opgedaan. ‘Dit is wat jij nodig hebt, Jos’, zei mijn kennis. ‘Probeer het maar eens.’ Ik trapte er met open ogen in en was verkocht. Een onbewaakt ogenblik Hoe kon ik zo stom zijn? Ik had een lieve vrouw, schatten van kinderen en een goede baan. Er waren geen problemen, ik zat niet in de onderwereld en ik was er niet naar op zoek. Op een dag stond de drugs op mijn stoep en ik viel als een blok. Natuurlijk, ik had vanaf mijn derde levensjaar gerookt. Ik hield wel van een flesje Bacardi. Of twee. Als stoere stratenmaker kon ik wat alcohol
wel hanteren en rookte ik als een ketter. Maar drugs had ik altijd verafschuwd. De mensen die drugs gebruikten, zag ik als losers. Talloze stapavonden had ik de verleiding kunnen weerstaan. Maar nu, op klaarlichte dag, op een onbewaakt ogenblik, tuinde ik er in. Ik was op zoek naar rust, dat wel. Ik was een opgefokt baasje, kon uit mijn slof schieten om het minste of geringste. Wanneer de koffie op was kromp mijn vrouw ineen, bang voor de uitbrander die haar te wachten stond. Als de zaken niet zo liepen als ik me had voorgesteld, ging ik door het lint. Innerlijke vrede, daar verlangde ik naar. De cocaïne bracht me wat ik zocht. Ik voelde me ontspannen en in staat de wereld op betere wijze tegemoet te treden. Het was ook maar een heel klein beetje coke, toch? Ik kon stoppen wanneer ik wilde. Dacht ik. Langs de rand van de afgrond Binnen de kortste keren was ik verslaafd. Zolang er cocaïne in huis was kon ik niet slapen. Eerst moest ik alles wegsnuiven. Of mijn kinderen het zagen of niet interesseerde me niet. De eerste
23
24
Rini sprak een gebed uit, ik herhaalde zijn woorden en met een vreemd gevoel in mijn buik ging ik na het werk naar huis. Die avond heb ik thuis zitten huilen als een klein kind.
maanden kon ik de drugs bekostigen met mijn loon en door mijn spulletjes en auto te verkopen. Daarna zocht ik mijn toevlucht in de wietkweek. Dat leverde veel geld op. Hoe meer geld ik verdiende, hoe meer ik gebruikte. De cocaïne bracht me aan de afgrond. Ik verloor mijn baan en raakte in de Wet Arbeids Ongeschiktheid (WAO). Ik dacht dat de drugs mij vrede bracht, maar ik werd paranoia. Ik kocht een pistool en liep alleen nog maar gewapend over straat. Wanneer de wind wat struikjes deed bewegen had ik mijn wapen al op scherp gezet en stond ik klaar om het bosje te doorzeven. Ik verwaarloosde mezelf. Mijn dochters moesten beddengoed, waar ik maanden achtereen op had geslapen, komen verschonen. Ik durfde de deur niet meer uit te gaan en leefde als een kluizenaar. Stikjaloers op Rini De wiethandel en verboden wapenbezit brachten mij in aanraking met justitie. Ik kreeg een taakstraf die ik moest vervullen in een speeltuin, de Splinter. Een vriendelijke dame, Judith, was mijn begeleidster en zij begon over Jezus te vertellen. Ik vond haar verhalen verschrikkelijk! Op een lenteavond was ik samen met Judith bezig met reparatiewerkzaamheden aan een hek van de speeltuin. Door het traliewerk zag ik een oude bekende aan komen lopen, Rini. Ik zei: ‘Hé, die ken ik, is
dat Rini niet?’ ‘Klopt. Dat is mijn man’, antwoordde Judith opgewekt. Ik schudde Rini de hand en kon mijn ogen niet geloven. Wat zag hij er gezond uit! Hij straalde gewoon en zijn huid had een mooie bruine kleur. Wat was er met Rini gebeurd? Ik kende hem als uitgeteerde, afgeleefde heroïneverslaafde. Minstens vijfentwintig jaar was hij aan de drugs geweest en nu was hij bijna onherkenbaar veranderd. ‘Dat komt allemaal door Jezus’, verklaarde Rini met een lach. Stikjaloers staarde ik Rini aan. Hij moest me in de maling nemen. Hoe kon iemand zó ten goede veranderen? We praatten wat over koetjes en kalfjes, tot Rini opeens voorstelde: ‘Zal ik voor je bidden? Vertel maar waar je spijt van hebt en vraag Jezus of hij in je hart wil komen wonen. Het is niet moeilijk, je kunt mij gewoon nazeggen.’ Ik weet niet precies waarom, maar ik stemde toe. Rini sprak een gebed uit, ik herhaalde zijn woorden en met een vreemd gevoel in mijn buik ging ik na het werk naar huis. Die avond heb ik thuis zitten huilen als een klein kind. Dat was het begin van mijn nieuwe leven. Eindelijk vond ik echte vrede. Ik leerde meer gelovige mensen kennen en door gebed ben ik vrij gekomen van de cocaïne, de drank en de sigaretten. Ik heb zelfs een baan gekregen bij de reclassering, hoewel dat met een strafblad eigenlijk helemaal niet kan. Maar ja, bij God zijn de wonderen de wereld nog niet uit.
MARCO 25
Ik was 29 en leefde als een kluizenaar
26
Een verslaving komt nooit alleen. Ik had vrienden en familie bestolen, had laffe overvallen uitgevoerd en werd expert in woninginbraken.
De muren kwamen op me af. Maandenlang zat ik nu al in dit huurhuisje, in Barneveld, op de Veluwe. Ik durfde niet naar buiten, had achtervolgingswaanzin en was psychotisch. Een overdosis heroïne was niet voldoende geweest om de ellende te eindigen. Af en toe kwam mijn moeder langs, of de huisarts, om te zien of ik nog leefde. De wereld lag voor me open, maar ik leefde als kluizenaar. Ik was een oude man van 29. In de kracht van mijn leven was ik voor mijn levensonderhoud afhankelijk van de Wet Arbeids Ongeschiktheid (WAO). Wanneer ik terugkeek zag ik niets dan brokstukken. Vanaf mijn dertiende begon ik met binge drinken. Vaak was ik op maandag nog dronken van de afgelopen zondag. Wiet, heroïne en cocaïne, XTC, speed en methadon completeerden mijn verslavingspatroon. Een verslaving komt nooit alleen. Ik had vrienden en familie bestolen, had laffe overvallen uitgevoerd en werd expert in woninginbraken. Tussen mijn negentiende en drieëntwintigste werd ik vijftien keer in een verslavingskliniek opgenomen, maar zonder succes. En nu leefde ik in een Gelders dorp, in een ranzig huis dat ik alleen durfde te verlaten wanneer ik een nieuwe vracht alcohol, pillen of drugs moest halen. Mijn leven was mislukt en voorbij en ik besloot er uit te stappen. Onverwacht bezoek Ik verzamelde alle pillen die ik kon vinden,
nam plaats op de bank en maakte aanstalten de dodelijke mix in te nemen. Ik voelde me draaierig en het zweet brak me aan alle kanten uit. Plotseling werd ik van heel ver gestoord. Een zoemend geluid dat ik niet thuis kon brengen deed mij uit mijn verdoving ontwaken. Weer klonk het gezoem, harder ditmaal. De bel! Er stond iemand aan de deur! Hoe was dat nu mogelijk? In alle maanden dat ik hier woonde, had nooit iemand onverwacht
aangebeld. Ik had geen aanloop, geen vrienden en geen contact met de buren. Onvast liep ik naar de deur en zette die op een kier. Ik keek in het vriendelijk lachende gezicht van Alex, een donkerkleurige man met stralende ogen. Zodra hij mij zag, stak Alex zijn hand uit en begon te praten. Hij vertelde dat de buren hadden gezegd dat het niet zo goed met me ging. Alex was gekomen om mij een boodschap van God te geven: God had een beter plan met mijn leven en kon me uit de ellende helpen. Ik had een bloedhekel aan christenen en was anti-God. Alex was echter niet veroordelend en gaf me een flyer met een korte samenvatting van zijn levensverhaal. Herkenning Nadat Alex me verzekerd had dat ik hem altijd mocht bellen, namen we afscheid en ik plofte weer op de bank, waar ik vijftien minuten daarvoor een einde aan mijn leven wilde maken. Ik las Alex’ levensverhaal met stijgende verbazing. Deze man was zwaar verslaafd geweest aan drugs en drank. Hij was echter van zijn verslavingen bevrijd en beweerde dat hij nu gelukkig was, door God. Ik staarde voor me uit. Als er hoop was voor Alex, dan moest er ook hoop zijn voor mij, hield ik mij voor. Ik pakte een fles Wodka en dronk die leeg. Ik moest nadenken. Ik belde mijn moeder en vertelde haar over het wonderlijke bezoek. Zij spoorde me
aan contact met Alex op te nemen. Ik raapte al mijn moed bij elkaar en belde Alex op. Hij kwam me vanaf dat moment regelmatig ophalen en bracht me naar kerkdiensten en een weekendevenement onder leiding van prediker Jan Zijlstra. Hoewel ik me zeer ongemakkelijk voelde en zwaar onder invloed was van alcohol en drugs, besloot ik tijdens de eerste avond met Jan Zijlstra mijn leven over te geven aan Jezus Christus. Veel erger kon het niet worden en misschien zou Jezus voor de ommekeer in mijn leven kunnen zorgen, zoals Jan Zijlstra beloofde. In één keer volkomen vrij! Eenmaal thuisgekomen voelde ik me beter, maar ging wel door met stevig gebruiken. De volgende avond deed Jan Zijlstra een oproep om naar voren te komen als je bevrijd wilde worden van verslavingen. Het kostte me veel moeite om op de oproep in te gaan, maar uiteindelijk stond ik bij het podium. Jan Zijlstra bad voor mij en die avond raakte ik volkomen vrij van alcohol en drugs, zonder afkickverschijnselen! Er waren nog een aantal samenkomsten, ontmoetingen en gesprekken voor nodig om een diepe innerlijke overtuiging te krijgen dat God van mij hield en een plan had met mijn leven. Vrijwilligers van de kerk mestten mijn huis uit en gaven me nieuw huisraad.
27
MARK 28
Ik leefde als een parasiet
Schelle lampen schenen onbarmhartig op de verlaten stationshal. Waar overdag tienduizenden reizigers door elkaar heen krioelden was de ruimte nu uitgestorven. Een eenzame schoonmaker slofte plichtmatig achter zijn dweilmachine aan. Het blauwe informatiebord vertelde me dat de eerstvolgende trein pas over enkele uren zou gaan rijden. Het was drie uur ’s ochtends en ik zat op een zwartstalen bankje op Utrecht Centraal. Vanuit het niets kwam een net geklede man op me af lopen. Verward keek ik op. Hij vroeg of hij naast me mocht komen zitten en of het wel goed met me ging. Hij haalde een pakje shag te voorschijn en bood me een vloeitje en tabak aan. Ik maakte van zijn aanbod gebruik en begon te vertellen. Eindstation Mijn leven was deze avond bij zijn eindstation gekomen. Van verslaafden had ik voldoende methadonpillen gekocht om voor altijd in te slapen. Het was genoeg geweest, maar zelfmoord plegen is nog niet zo eenvoudig. Van een flat springen zat er voor mij niet in, vanwege hoogtevrees. Voor een trein springen vond ik asociaal, want dan zadelde ik de machinist met mijn probleem op. De pillen moesten uitkomst bieden. Ik had mijn leven immers verknald. Alles en iedereen had ik bedrogen en gebruikt. Jarenlang
had ik geleefd als een parasiet, het leven en geluk uit andere mensen zuigend. Meer dan zes miljoen euro had ik vergokt. Een deel van dat bedrag had ik gejat, de rest verdiend. Met de handel in wiet. De fruitautomaat en pokertafel waren mijn beste vrienden geweest. Naar nu bleek had ik aangepapt met de handlangers van de dood. Het was allemaal begonnen op mijn twaalfde. Toen vertelde mijn moeder me dat zij en mijn vader al elf jaar gescheiden waren. En dat terwijl we altijd met ons drieën op vakantie waren geweest en mij altijd was verteld dat mijn vader veel van huis was omdat hij druk was met zijn zaak. Ik bleek ook nog een halfbroer en drie halfzussen te hebben. Ik voelde een kilte mijn hart binnensluipen en zich nestelen op een plek waar ik niet bij kon. Elf jaar lang was ik uitgegaan van een leugen. De zeepbel was doorgeprikt en ik was er van overtuigd dat ik vanaf dit moment niemand meer kon vertrouwen. Wanneer mijn eigen vader en moeder me zo lang voor de gek konden houden, dan moest ik voortaan bij iedereen op mijn hoede zijn. Ik was niet langer in staat vriendschappen te onderhouden of langdurige relaties aan te gaan. Ik vroeg me alleen maar af: ‘Kan ik iets van jou afpakken, of iets aan je verdienen? Wat heb ik aan jou?’ Mensen werden gebruiksvoorwerpen, die ik al te graag afdankte na bewezen diensten.
29
30
Ik knielde neer voor het kruis van Jezus en begon te vertellen. Over alle diefstallen, alle vrouwen die ik had verlaten, alle drugshandel en -gebruik… alles, alles, alles. Ik huilde, schreeuwde, krijste, zweette en rilde. Meer dan een uur had ik nodig om alles te vertellen. Aan Jezus. In aanwezigheid van straatpastor Bart.
Dieper Wiet bleek een verzachtende werking te hebben. Zo rond mijn dertiende was ik dagelijks stoned. Geen schooltas was veilig voor mij. Ik jatte de schoolboeken, bracht die naar De Slegte en ruilde het geld in voor gras. Mijn vader bewaarde zijn duizendjes in een geheim kastje. Voor mijn verslaving lagen er drieënzestig ruggen. Toen hij in de gaten kreeg dat ik zijn fortuin wist te vinden, lagen er nog maar dertien. Jaar na jaar slaagde ik er in om dieper te zinken. Zaken waar ik mij vroeger voor geschaamd zou hebben deed ik nu moeiteloos. Ik had veel wisselende relaties met vrouwen, gebruikte drugs in alle kleuren van de regenboog door elkaar en dronk tientallen blikjes bier per dag. Ik ontdekte dat de handel in wiet veel geld opleverde. Ik zorgde ervoor dat ik een kleine jongen bleef, volledig zelfstandig opererend. Geweld hoefde ik niet te gebruiken. Ik zorgde dat ik bij de kleine handelaars thuis kwam, dan wisten ze dat ik hun huis kon verbranden wanneer ze mij in het ootje namen. Voor de grote jongens was ik te klein om bang voor te zijn. Dus liep de handel lekker. Ik reed dikke auto’s, kocht huizen en restaurants, maar bracht vooral veel naar casino’s en gokhallen. Roulette en fruitautomaten verdienden goud geld aan mij, het enige spel waar ik af en toe wat bij terugwon was de pokertafel. Naar een avondje casi-
no nam ik rustig 100.000 euro mee. En wanneer ik dat verspeelde, racete ik naar huis om een volgend tonnetje op te halen. Ik ging zelf in dienst bij een casino. Met als enige doel om de kluis te kraken. De buit telde een bedrag met vijf cijfers. Ik was verguld, al hadden dertig camera’s mijn actie op de gevoelige plaat vastgelegd. Ik vluchtte naar België en joeg mijn fortuin er in enkele weken doorheen. Toen het geld op was kocht ik een enkele reis naar Utrecht CS, waar ik elf dagen tussen de zwervers bivakkeerde en tot de slotsom kwam dat verder leven voor mij geen zin had. Deze nacht zou mijn laatste zijn. De pillen zou ik innemen en dan kon ik deze klotewereld voorgoed verlaten. Het besluit om te vechten De onbekende man met de shag had mijn verhaal stilletjes rokend aangehoord. Hoe kon hij weten dat ik zelfmoordplannen had? Ik zag er allerminst als een zwerver uit, met mijn chique zwarte jas, nette schoenen en leren koffer. Mijn voorkomen deed eerder denken aan een gestrande reiziger dan aan een klaploper. Toen ik eindelijk zweeg, nam de man met de shag het woord: ‘Wie ben jij om de vader van je kinderen af te nemen? Als je een beetje een kerel bent dan ga je een keer vechten. Voor jezelf en voor je kinderen.’ Hij drukte zijn peuk uit, gaf me een hand en liep weg, de donkere nacht in.
Verdwaasd bleef ik zitten en toen nam ik een besluit. De pillen kieperde ik in de prullenbak en ik rolde me in een hoekje van de stationshal op en viel in slaap. De volgende dag bezocht ik de daklozenopvang, in Utrecht. De elf maanden die volgden bracht ik op straat door. Het was een harde wereld, waarin alles draaide om drugs en alcohol. Maar er gebeurde ook iets bijzonders: ik leerde Bart kennen, de straatpastor. Bart was vriendelijk, kon geweldig goed luisteren en aanvaardde mij zoals ik was. Biechten bij het kruis Op een nacht, in de nachtopvang, schrok ik wakker. Ik stapte uit bed en doolde door de stad tot ik Bart te spreken kon krijgen. ‘Ik wil biechten’, verklaarde ik, toen ik Bart eindelijk gevonden had. Bart keek me ongelovig aan en vroeg: ‘Hoe kom je daar nu bij? Ben je gelovig ofzo?’ Ik antwoordde: ‘Nee, ik ben niet gelovig, maar ik wil wel biechten. Bij het kruis van Jezus. Ik voel dat ik dat moet doen.’ Bart schudde verwonderd zijn hoofd en nam me mee naar de Jacobikerk. Daar knielde ik neer voor het kruis van Jezus en begon ik te vertellen. Over alle diefstallen, alle vrouwen die ik had verlaten, alle drugshandel en -gebruik… alles, alles, alles. Ik huilde, schreeuwde, krijste, zweette en rilde. Meer dan een uur had ik nodig om alles te
vertellen. Aan Jezus. In aanwezigheid van Bart. Ik verliet de Jacobikerk duizend kilo lichter. Alle last was van mijn schouders gevallen. Opgetogen liep ik naar de Albert Heijn om me vol te gieten met bier. De alcohol voelde echter anders dan anders. Ik zocht Bart op en zei: ‘Ik wil leren bidden en Bijbel lezen.’ Bart begeleidde mij. Nooit ging hij over mijn grenzen heen. Hij was er wanneer ik wat vroeg, maar hij liet mij het tempo bepalen. Ik was vergeven, maar nog altijd verslaafd. Ik zat bijna een jaar in een afkickcentrum, toen was ik clean. Maar nog altijd kwetsbaar. Met vallen en opstaan vervolgde ik de weg naar boven. Ik vroeg God of hij een wonder wilde doen en ik mijn dochters mocht ontmoeten. Het mirakel vond plaats en ik kon na jaren van gemis mijn dochters weer in de armen sluiten. Ik kreeg een baan als ondersteunend woonbegeleider en kon als ervaringsdeskundige aan de slag bij Stichting Voorkom!. Mijn doop markeerde voor mij de start van een nieuw leven. De oude gewoontes met drank, drugs en diefstal liet ik achter in het water en ik ontving een nieuw hart van God.
31
Stichting Voorkom! geeft preventieve voorlichting over alcohol, drugs, gokken, roken en internet vanuit een christelijke levensvisie. De projecten worden gegeven door preventiewerkers, in samenwerking met ervaringsdeskundigen (ex-verslaafden). Correspondentieadres Postbus 91, 3990 DB Houten Kantooradres Pelmolen 8, 3994 XZ Houten T (030) 637 31 44 F (030) 634 07 06 E
[email protected] I www.voorkom.nl www.voorkom.nl/jongeren