Evatuatie-onclerzoek .
OPVANG DRUG VERSLAAFDEN IN TWEE HUIZEN VAN DEWADING
cIrs. Mt. Meyboom
WCIr,nr.ChaPPP 63k
e4
11-
14.1.0f
axle, mei, en
) clocurne.ntelie 10° ce, ',rum Ministerie van Justitie - 's-Grayenhage 1981
EVALUATIE-ONOERZOEK OPVANG ORUGVERSLAAFOEN IN TWEE HUIZEN VAN BEWARING Intprimrapport I
drs. M.L.
Meyboom
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het MInisterie van Justitie.
mei 1981
blz. 1.
INLEIDING
1
2.
DE EXPERIMENTEN IN AMSTERDAM EN ROTTERDAM
3 3 5
2.1. Net experiment te Amsterdam 2.2. Net experiment te Rotterdam 3.
9
NET MATERIAAL
9
3.1. De registratieformulieren 3.2. De interviews 3.3. 8ewerking en presentatie
10 11
4.
BESCHRIJVING VAN OE ONDERZOEKGROEPEN
13
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Algemene gegevens Drugscarriere Eerdere detenties • Hulpverlening Huidige detentiegegevens Samenvatting
16 21 28 32 38 41
5.
OETENTIE-ERVARINGEN
5.1. Algemeen oordeel 5.2. Contacten ;5.3. Speciale activiteiten 5.4. Fysieke aspecten en de medische behandeiing 5.5. Overplaatsing 5.6. Ideeen over druggebruik 5.7. Contact met de hulpverlening 5.8. Samenvatting en conclusies
"
47 47 52 57 59 62 63 64 65
I.
INLEIOING Dit rapport bevat de eerste bevindingen van een onderzoek ter evaluatie van experimenten in de opvang en begeleiding van drugsverslaafde gedetineerden in de Huizen van Bewaring te Amsterdam ( 1 0emersluis . ) en Rotterdam. Deze experimenten werden opgezet en begeleid door de Projectgroep 'Opvang en hulpverlening drugsverslaafden in Huizen van Bewaring', die bij Beschikking van 24 juli 1978 werd ingesteld door de Staatssecretaris van Justitie. Bij het opzetten van deze experimenten werd gesteld dat het nodig zou zijn zorg te dragen voor een goede evaluatie van deze experimenten. Het was de bedoeling dat meteen na de eerste aanloopperiode evaluerend onderzoek gestart zou warden on gegevens te verstrekken waarvan men gebruik zou kunnen maken bij de begeleiding en eventuele bijsturing van de experimenten. De poging am met universitaire onderzoekers tot overeenstemming te komen over een onderzoeksopzet mislukte echter, zodat eerst na geruime tijd tot het WetensOappelijk Onderzoek en Oocumentatie Centrum (W.O.D.C.) van het Ministerie van Justi tie het verzoek gericht werd on medewerking te verlenen aan het onderzoek. Op 1 november 1980 kon een onderzoeker, part-time, aangesteld worden. Door genoemde vertraging restte nog slechts een half jaar om tot een eerste verslaggeving, die var juni 1981 werd verwacht, te komen. Het was duidelijk dat een half jaar onvoldoende tijd bood voor den part-time werkzame onderzoeker om aan alle aspecten van het experiment en aan alle groeperingen die erbij betrokken waren de gewenste aandacht te besteden. Gedurende de eerste twee vergaderingen van de commissie die het onderzoek begeleidt werd daarom besloten dat het W.O.D.C. haar bijdrage in de eerste onderzoekperiode zou richten op de gedetineerden. Hierbij zouden de vier volgende vragen centraal staan: 1. Welke gedetineerden zijn met de experimenten bereikt 2. In hoeverre is de eerste opvang van gedetineerden die zwaar verslaafd • zijn aan harddrugs (opiaten) verbeterd 3. Hoe ervaren de gedetineerden de overplaatsing vanuit de experimentele afdeling naar 'gewone' afdelingen binnen het Huis van Bewaring (Rotterdam) of naar een andere Huis van Bewaring (Amsterdam) 4. In hoeverre is het doel van de experimenten, te weten (weer) op gang brengen en/of (doen) continueren van contacten jmet de hulpverlening bereiki
Door de tijdsbeperking kan dit eerste verslag niet als een afgerond geheel warden geleverd. Er is een zodanige selectie uit het aanwezige materiaal gemaakt dat de in het bovenstaande beschreven vraaggebieden in grate lijnen beIicht konden warden. In een volgend rapport zal meer gedetailleerde informatie warden verschaft over deze onderwerpen en wordt oak uitgebreider ingegaan op de achtergronden en de toekomst(verwachtingen) van de betrokken gedetineerden. Naast de beperking in het te beschrijven materiaal is er die in de omvang van de onderzoeksgroepen. Tijdens deze rapportage is de materiaalverzameling doorgegaan. In een volgend verslag wordt zodoende niet alleen het aantal gegevens uitgebreid maar tevens het aantaI betrokkenen wearover deze gegevens werden verzameld.
-3-
2.
OE EXPERIMENTEN IN AMSTERDAM EN ROTTERDAM Zonder hier uitgebreid in te gaan op de geschiedenis en de opzet van de experimenten, worden hier enkele kenmerken vermeld die van belang zijn met het oog Ap de interpretatie van de in de navolgende paragrafen beschreven gegevens. Hetgeen in de paragrafen 2.1 en 2.2 beschreven staat geeft de situatie weer zoals die was gedurende de onderzoekperiode. Deze moet niet als vaststaand worden beschouwd maar is, met de ontwikkeling van de experimenten, aan verandering onderhevig.
2.1. Het experiment in Amsterdam Het experiment in Amsterdam werd op 16 juli 1979 gestart met de opening van paviljoen 1 van het Huis van Bewaring 'Demersluis'. Het doel van het experiment hier is drieledig: 1) een intensieve medischeen sociale opvang gedUrende de ontgiftingsperiode en daarna, 2) het zo snel mogelijk (weer) contact op gang brengen tussen de gedetineerden en de externe hulpverlening en/of continuTteit hierin bewerkstelligen en 3) het waar en zo snel mogelijk zoeken naar een alternatief voor de detentie De middelen die hiertoe werden gekozen waren: 1) Een apart paviljoen voor nieuw binnengekomen zwaar verslaafde, voornamelijk preventief, gehechten (paviljoen 1 van de inkomsttoren Temersluis') 2) Tewerkstelling van vijf medewerkers van het consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD) binnen de inrichting 'over Amstel' met eon begeleidende taak tijdens de detentie en eon coordinerende taak tussen het Huis van Bewaring en de externe hulpverlening met het oog op de hulpverlening na de detentie. One CAD-medewerkers zijn, voorzover mogelijk, dagelijks op het . paviljoen aanwezig om het contact met de gedetineerden te bevorderen. Een vierde onderhoudt het contact met de verslaafde gedetineerden die niet op paviljoen 1 zijn geplaatst. De vijfde medewerker is aangesteld als coordinator. De maatschappelijk werker van Oemersluis houdt zich niet bezig met de gedetineerden op paviljoen 1. Taken van het maatschappelijk werk worden deels door de CAD-medewerkers deels door de bewaarders verricht.
3) fen vast team van bewaarders en een hoofdbewaarder op het paviljoen. Deze zouden voorafgaand aan hun tewerkstelling op paviljoen I een speciaie opleiding krijgen, gericht op het werken met verslaafden, en in hun werk als team begeleid worden door een externe vaardigheidstrainer 2) . 4) fen 'open regiem' en extra activiteiten in het kader van de verslaving. De gedetineerden hebben eenzelfde dagindeling als die op de andere paviljoens. De ceideuren staan echter het grootste deel van de dag opeh, Cr wordt gezamenlijk (incluslef bewaarders en CAD-medewerkers) koffie gedronken en gegeten, er is elke avond 'en in het weekend recreatie, twee a drie maal per week warden ander leiding van de CAD-medewerkers groepsgesprekken gehouden waarbij ook een bewaarder aanwezig is en enkele malen per, week wordt er voorlichting gegeven door externe hulpverieningsinstellingen, advocaten en andere instellingen. Sedert enige maanden ieidt het CAD oak zogenaamde 'actieve recreatie'. Like gedetineerde die op het paviljoen verblijft,wordt vanaf het moment van binnenkomst, geacht aan alle onderdelen van het dagprogramma deel te nemen. Vanaf het moment van plaatsing zijn de gedetineerden aidus actief bezig. Seiectie Om redenen van praktische aard komen niet alle aan harddrugs verslaafde gedetineerden in aanmerking voor plaatsing op het paviloen. Criteria voar plaatsing zijn: I) het versiaafd zijn aan harddrugs (opiaten) . en zelf deze versiaving als problematisch ervaren, 2) bij voarkeur woonachtig zijn of langdurig verblijven in Amsterdam of amgeving, 3) ingesloten zijn op last van Amsterdamse justitiele autoriteiten, 4) instemming van betrokkene met plaatsing aldaar en 5) het spreken en verstaan van de Nederlande taal. Bovendien wordt een verslaafde na tweemaal op het paviljoen te zijn opgenomen de derde keer geweigerd.
2)
Van de groep die aanvankelijk op het paviljoen is gestart, is het merendeel daar Filet meer werkzaam. De nieuw gekomenen hebben geen voorbereidende opleiding gehad. Ook de begeleiding door de externe vaardigheidstrafner Is enige tijd gestaakt geweest.
- 5 -
Oe duur van het verblilf
op paviljoen 1 werd aanvankelijk op 14 dagen
gesteld. Na deze eerste periode warden de gedetineerden, evenals hen die op andere paviljoens dan paviljoen 1 te 'Demersluis' werden geplaatst, overgeplaatst binnen 'Over Amstel' naar het:Huis van Bewaring 'de Weg' (voor jonge volwassenen) of naar de 'de Schans' (voor ouderen). Hier maken zij verder normaal deel uit van de bevolking. Of en hoevaak zij nog bezocht warden door een CAD-medewei.ker van paviljoen 1 hangt af van de contacten die zij op dat moment met een externe hulpverleningsinstelling hebben.
2.2.
Het experiment in
Rotterdam
Het 'drugsexperiment' in het Huis van Bewaring te Rotterdam startte op 26 november 1979. Op grond van de situatie in het Huis van Bewaring zelf en de •ituatie van de hulpverlening aan drugsverslaafden in Rotterdam en omgeving verschillen de doelstellingen en werkwijze van die in Amsterdam. Het lgel ligt in Rotterdam meer in verbetering van de opvang van de verslaafden en het de detentie zo 'zinvol' mogelijk maken dan in het (weer) op gang brengen en/of ondersteunen van contacten tussen de. gedetineerden en externe hulpverleningsinstellingen. Doordat het CAD in Rotterdam een centrale positie inneemt in de hulpverlening is deze hier overzichtelijker georganiseerd dan in Amsterdam en daarmee waarschijnliik beter bereikbaar voor de (potentiele) clienten. Men ging ervan uit dat de meeste gedetineerden al contact hadden met een hulpverleningsinstelling bij binnenkomst. Aldus kwam in Rotterdam bij de opzet van het experiment meer de nadruk te liggen op een intensieve, In de eerste periode vooral medische, begeleiding tijdens de detentie. De middelen 1) In Rotterdam werd het experiment, ook bouwkundig gezien, ingepast In de bestaande situatie. Op den vleugel van het traditionele vleugelgebouw werden 8 cellen bestemd voor de nieuw binnengekomen verslaafden en 3 z.g. soverloopcellen'. Deze cellen liggen op de begane grand (C-vleugel) in de directe nabijheid van de medische dienst. Omdat op deze C-vleugel oak niet verslaafde preventief gedetineerden verblijven, kan men niet spreken van een aparte afGemakshalve warden echter in het navolgende de cellen voor
6
verslaafden 'de C I afdeling' genoemd. 2) In het Huts van Bewaring is 48n vaste CAD-coordinator aangesteld. Haar werkzaamheden liggen minder in het directe contact met de gedetineerden dan in het opzetten en volgen van activiteiten voor de gedetineerden in het kader van de verslaving, het structureren van het contact tussen het Huts van Bewaring en de externe hulpverleningsinstellingen en het coal.-dineren van de werkzaamheden van beide. De psycho-sociale zorg is in Rotterdam net als die voor de niet verslaafde gedetineerden in handen van het maatschappelijk werk. Deze neemt in principe ook contact op met de reclassering met het oog op de hulpverlening na bedindiging van de detentie. 3) De bewaarders in Rotterdam rouleren in teams over de diverse vleugels. Met de start van het experiment word eon begin gemaext met eon aanvullende opleiding voor hen, gericht op het werken met versiaafden. Het lag in de opzet besloten dat alle bewaarders in het huts van Bewaring ma verloop van tijd deze opleiding gevolgd zouden hebben. Aldus is het in Rotterdam filet zo dat op de C I afdeling eon vast team werkt en dat alleen dit team een speciaie opleiding en begeleiding heeft gehad of krijgt. 4) Het regien op de C I afdeling is grotendeels hetzelfde als dat op de overige afdelingen, cede omdat een ruimtelijke scheiding van de overige afdelingen niet mogelljk is. Men is ervan uitgegaan dat de versiaafde gedetineerden zoveel mogelijk en zd snel mogeliJk dezelfde benadering en hetzelfde dagprogramma moeten hebben als de niet verslaafden. Wel zijn ook hier voor de verslaafden groepsgesprekken en voorlichting door de externe hulpverlening georganiseerd. De groepsgesprekken worden denmaal per week gehouden ander biding van de CAD coordinator en een detoxificatiecentrum van het C.A.D. in Rotterdam). Verder wordt ernaar gestreeft de verslaafden zo snel mogelijk aan de 'normal& activiteiten als werk en sport te laten deelnemen. Een verschil met de extra activiteiten in Amsterdam is dat men in Rotterdam door de lange wachttijden meestal pas kan deelnemen aan de groepsgesprekken nadat men overgeplaatst is. Elovendien geldt in Rotterdam
- 7 -
_ .
. voor eke activiteit op zich, in plaats van voor het hele programa, het principe van de vrijwillige deelname. Selectie Oe criteria volgens welke selectie voor plaatsing op de C I afdeling geschiedt, zijn: • 1) Het verslaafd zijn aan harddrugs (opiaten) 2) Woonachtig zijn in Rotterdam of Dordrecht 3) Ingesloten zijn•door de Rotterdamse of Dordrechtse justitiele autoriteiten *) 4) Instemming van betrokkene met plaatsing daar De verblilfsduur op de C I afdeling was aanvankelijk ook op 14 dagen
gesteid, met dien verstande dat de betrokkenen langer konden blijven wanneer zij langer dan deze periode extra, vooral medische, aandacht 1 of zorg behoeven. Omdat de gedetineerden na verblijf op de C afdeling binnen het zelfde Huis van Bewaring worden overgeplaatst, heeft deze overplaatsing minder consequenties dan in Amsterdam. De gedetineerden blijven onder direct bereik van de CAD-coordinator en hebben eerder meer dan minder contact met haar, nu zij aan de door haar geleide groepsgesprekken kunnen deelnemen.
Evenals in Amsterdam wordt aan het derde criterium filet het zwaarste gehecht
Samenvattin_g Het yoorgaande in beschouwing nemend kunnen de verschillen in de opzet van de experimenten in de Huizen van Bewaring te Amsterdam en Rotterdam als vo1gt worden samengevat. Amsterdam Afgescheiden paviljoen
Rotterdam Spectate cellen binnen een bepaalde vieugel
2. Regiem
'open deuren', in afwijkIng van de regiems op de oyerige pavitjoens
Normaal
3. T1jdstip waarop wordt gestart met extra sociale aandacht.
Meteen bij btnnenkomst
Na een eerste ontwenningsperiode
4. Aantal CAD medewerkers in het Nv0
Vijf
fen
S. Mate van direct contact tussen CAD-medewerkers en gedetineerden
Dagelijks. in dagprogramma ingebouwd
Voornamelijk tijdens de wekelijkse groepsgesprekken (indten de betrokkene daaraan meedoet)
6. Frequentie van extra actiyiteiten
Groepsgesprekken en voorlichting 2 A 3 mat per week
Groepagesprekken 1 meal per week. Vooriichting door den instetting
7. Bewaarders
Apart team op het payiljoen
Roulerende teams
8. Maatschappeltjk werk
Niet aanwezig
Wel aanwezig
9. Overplaatsing (na 14 dagen)
Naar ander live, met eigen directie, regiem en dagprogramma
Binnen het zelfde tiv8
ii Rdimtelijke setting btnnen het HvB
_
In hoofdstuk 5 van dit verslag zat van enkele van due aspecten warden beschreven hoe de gedetineerden den ervaren hebben.
- 9 -
3.. HET MATERIAAL Be in het navolgende beschreven gegevens berusten op twee informatiebronnen: registratieformulieren die in de Huizen van Bewaring voor alle verslaafde gedetineerden werden ingevuld en interviews die werden gehouden met een aantal gedetineerden van wie tijdens de ihterviewpericide de datum van ontslag nabij was. 3.1. Be registratieformulieren loon de experimenten enige maanden liepen,-werd, vooruitlopend op het evaluatie-onderzoek, een registratieformulier ontwikkeld door de co6rdinatoren van de experimenten, enkele leden van de projectgroep die de experimenten begeleidt, het (toenmalige) hoofd van het Stafbureau Wetenschappelijke Adviezen van de Directie Gevangeniswezen en een medewerker van het WODC. Op deze formulieren worden gegevens bijgehouden over de clidnten en hun achtergrond, summier over het druggebruik, de medische en sociale zorg tijdens de detentie, contacten met hulpverieningsinstellingen bij binnenkomst in het Huis van Bewaring, plannen ten aanzien hiervan voor na het ontslag uit detentie en gegevens over druggebruik en de huipverleningssituatie respectievelijk den, drie en zes maanden na ontslag. Omstreeks 1 Juni 1980 word begonnen met het bijhouden van deze registratie. Be gegevens die vet-meld staan in hoofdstuk 4 van dit verslag zijn aan deze formulieren ontleend, voorzover zij op 23 maart 1981 aan het WODC waren opgestuurd. Het zal opvallen dat deze gegevens niet altijd even volledig zijn. Het CAD in het Huis van Bewaring te Amsterdam heeft na een korte start geen aandacht meer kunnen besteden aan de registratie zodat achteraf voor eon grote groep gedetineerden de gegevens alsnog moeten Worden ingevuld. Bit verklaart tendeie de aantallen in de categorieen Ionbekend'. Omdat de gegevens van de gedetineerden in het Huis van Bewaring to Amsterdam pas op het laatste moment binnenkwamen, werd bij het coderen de aandacht op hen geconcentreerd. Hierdoor is men helaas niet meet- toegekomen aan de formulierenuit Rotterdam die op het laatste moment kwamen. Bit verklaart voor een deel de 69 Ionbekendens die bij vrijwei ale variabelen voor de groep in Rotterdam voorkomt. Over de follow-up (gegevens over contact - met de huipveriening en eventueel
druggebruik na ontslag uit de detentie) kan in dit verslag nog niet gerapporteerd worden. Het interne CAD in het Buis van Bewaring te Amsterdam moest net het opvragen van den gegevens na korte tijd ophouden. Oak het plan om alsnog den infonnatie in to winnen kon niet slagen. Over de ex-gedetineerden in het Hills van Bewaring te Rotterdam zijn de follow-up gegevens wet geregistreerd. Het aantal gedetineerden waarvan op 23 maart, de sluitingsdatum van de materlaalverzameling voor dlt eerste verslag, den gegevens binnen waren, was echter te klein om dear nu at over te rapporteren. Over de mogelijke invloed van het work van het CAD in het Hills van Bewaring op later druggebruik en het verloop van de contacten met de hulpverlening kunnen zodoende in dit verslag nog geen ultspraken warden gedaan. 3.2. De interviews Op 12 januari werd gestart net het Interviewen van de gedetineerden. Terwijl op de registratieformulieren de meer objectieve gegevens en globaal die over druggebruik en hulpverlening warden vet -meld. word In het Interview hierover meer doorgevraagd en ingegaan op de achtergronden ervan. Daarnaast werd gevraagd naar meer subjectieve gegevens: ervaringen en oordelen hierover. Olt laatste betreft vooral de ervaringen tijdens het verblijf op de experimentele afdelingen en de overplaatsingen naar respectievelijk eon andere afdeling of een ander Huts van Bewaring. Ondat de beschikbare periode voor het houden van Interviews kort was (drie maanden) werden zoveel mogelijk verslaafde gedetineerden die op de experimentele afdelingen verbleven hadden, genterviewd. Daarnaast werden enkele gedetineerden geTnterviewd die na binnenkomst op andere pavinoens of afdelingen werden geplaatst. Hun aantal was echter nog te klein an in dit vet-slag over te rapporteren. Oe interviews werden gehouden nadat de betrokkenen uit de experimentele afdelingen werden overgeplaatst en zo kort mogelijk voordat zij uit het Huts van Bewaring werden ontslagen. alt tijdstip werd gekozen opdat zoveel mogelijk informatie beschikbaar zou ziin over de eventuele plannen ten aanzien van hulpverlening na antslay. Ook hadden de geinterviewden op dat moment enige tijd gehad on de ervaringen op de experimentele afdelingen en die near aanleiding van de overplaatsing te laten bezinken.
- 11 -
Zowel voor de gegevens die door middel van het registratieformulier als die door middel van de interviews werden verkregen, geldt dat zij geanonimiseerd zijn. Elke gedetineerde kreeg een nummer. De sleutel tussen deze nummers en de daarbij behorende namen is niet in handen van het WODC en door haar ook niet opvraagbaar. Oegene die over deze sleutel beschikt heeft geen beschikking over de gegevens van de betrokken personen. .3. Bewerkins en presentatie van de gegevens Oit eerste verslag is vooral beschrijvend van aard. Zowel uit de registratieformulieren als uit de interviews zijn die vragen gelicht die informatie verschaffen over de op blz. 1 genoemde onderwerpen. In hoofdstuk 4 worden de gegevens vermeld die aan de registratieformulieren zijn ontleend. Vanwege het grote tijdgebrek zijn hierop nog geen statistische analyses uitgevoerd. be gegevens worden beschreven door middel van frequentietabellen en centrale waarden. In een volgend verslag zal gerapporteerd worden over mogeiijke verbanden tussen deze gegevens.
In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de interviews beschreven. De eerst te beantwoorden vraag was hoe de verslaafde gedetineerden deelname aan de experimenten, of plaatsing op de in het kader van de experimenten opgezette afdelingen, ervaren hebben. Daarom is voor dit verslag een aantal vragen uit het hoofdstuk Tetentie-ervaringen' uit het interview gel icht. Het interview bevatte zowel gesloten als open vragen. Per onderwerp werd eerst een oordeel gevraagd dat door de interviewer gescocird werd op een vijfpuntschaal. Deze scores zijn steeds in tabelvorm gepresenteerd. Voor de meeste vragen is de significantie van eventuele verschillen in reacties tussen de gedetineerden in Amsterdam en die in Rotterdam berekend en vermeld. Na elke gesloten vraag werd tijdens het interview doorgevraagd naar de ervaringen met betrekking tot de respectieveliJke onderwerpen en toelichtingen op de gegeven score. Oit gebeurde in open vorm. Er werd doorgepraat over wat de gedetineerden zelf aangaven zonder op bepaalde 'topics' aan te sturen. De opmerkingen die de genterviewden hierbij maakten, werden zoveel mogelijk letterlijk genoteerd onder de noemers 'positief' en 'negatief'. In hoofdstuk 5 worden deze opmerkingen als toelichtingen bij de scores op de gesloten vragen beschreven.
- 12 -
Helaas kon door tijdgebrek nog seen vergelijking gemaakt warden tussen de resultaten zoals die in dit verslag staan beschreven en die alt eerdere onderzoeken betreffende druggebruikers in Huizen van Bewaring. Wel ken met behuip van enkele vragen alt het interview eon vergelijking gemaakt warden tussen de ervaringen nu en die tijdens eerdere detenties.
4.
BESCHRIJV1NG VAN DE ONDERZOEKSGROEPEN Be gegevens teals die in de tabellen 3 tot en met 32 staan vermeld zijn ontleend aan de registratieformulieren. Deze werden in de twee mitten van Bewaring op grand van verschillende bronnen ingevuld. In Amsterdam werd de informatie rechtstreeks door de betrokken gedetineerden aan de CAD medewerkers gegeven. In Rotterdam werden de formulicren ingevuld op grand van de dossiers van het (externe) CAD. Wanneer de administratieve medewerkster van de CAD-cardinator hlerin lacunes of onduldelijkheden aantrof, won zlj de informatie in bij de maatschappelljk werkenden die in het Huis van Bewaring de Intake gesprekken voerden. Olt impliceert dat de gegevens voor de groep in het Hu's van Bewaring te Amsterdam en die in Rotterdam niet geheel to vergelijken zljn. tilt oogpont van effeciOntle din zij editor wel In gecombineerde tabellen weergeneven. Aangezien eon van de doelstellIngen van het evaluatie-onderzoek was na to gaan welke gedetineerden wel- en welke niet aan het experiment in Amsterdam hehben deelgenomen, is eon groat deel van de gegevens over de groep gedetineerden In Amsterdam uitgesplitst in doze twee subgroepen. Mogelijke verschillen warden wel gesignaleerd maar zijn nog niet op bun signifIcantle getoetst. Nog Aell voorafgaande opmerking betreft de berekening van de percentages. De percentages zijn zoais nit de tabellen blijkt, steeds berekend over het aantal wat bij het 'subtotaal vermeld staat. Bit betekent in eon aantal gevallen dat de 'onbekenden' hierin niet meeberekend zijn. Hoewel dit misschien wat onorthodox is, leek het miJ tech beter, omdat enders niet-reOle getallen te zeer eon rol zouden spelen bij de berekende percentages.
- 13 -
Tenslotta een opmerking over de in elke tabel voorkomende categorie 'missing'. Olt betreft de gedetineerden waarvan wei enige registratie gegevens bekend zijn, n1. het medische gedeelte (wat in dit rapport nog niet wordt besproken), maar waarvan het algemene qedeelte van het registratieformulier nog ontbreekt. In een volgend rapport worden de gegevens van deze gedetineerden meeverwerkt. rdam label 1. Verslaafde gedetineerden in Amsterdam van 1 juni 1980 tot 1 april 1981
Binnengekomen Geregistreerd
Op pay. 1
Elders
Totaal
174 89
194 94
368 183
, En het Huis van Bewaring te Amsterdam ('Oemersluis') zijn van 1 juni 1980 tot 1 april 1981 in totaal 368 verslaafden aan harddrugs binnengekomen. Van deze 368 gedetineerden werden er 174 (47,3%) op de experimentele afdeling, paviljoen L,geplaatst en 194 (52,9%) elders. Van de 368 gedetineerden werd van 183 (49,7%) een deel van het registratieformulier Adr 23 maart 1981 aan het WODC opgestuurd. Van deze 183 'geregistreerden' verbleven er 89 148,6%) op paviljoen 1 en 94 (51,4%) elders gedurende de eerste periode van hun detentie. Alle 183 verslaafde gedetineerden waarover iets werd geregistreerd waren preventief gehecht. rdam label 2. Yerslaafde gedetineerden in Rotterdam van 1 Juni 1980 tot 1 april 1981, afkomstig uit Rotterdam of'Doedrecht ., Totail Onbekend Op de C 1 afd. Elders Binnengekomen Geregistreerd
115 81
55 9
4 69'
174 159
Van 69 mensen is het algemene gedeelte van het registratieformulier voor dit rapport nog niet verwerkt, zodat van hen nog niet kan worden gezegd of zij op de Cl afdeling verbleven of niet
- 14 -
In Rotterdam is het beeld -Tets ingewikkelder omdat het In de op-, zet besloten lag dat het algemene deel van de registratieformulleren niet zou warden ingevuld voor de verslaafde gedetineerden die niet afkomstig zijn tilt Rotterdam of Dordrecht. De reden hiervan was dat In Rotterdam de registratieformulieren grotendeels werden ingevuld op grand van de dossiers van het externe CAD te Rotterdam, welke als regio Rotterdam en Dordrecht heeft. Tabel 2 betreft alteen de verslaafden afkomst1g tilt Rotterdam en Dordrecht. flij het totaal aantal binnengekomen verslaafden dlenen er nog 30 opgeteld te warden die niet tilt Rotterdam of Dordrecht afkomst1g zijn, zodat (Mt op 212 komt. Alle 90 gedetineerden waarvan de gegevensvoor dlt rapport verwerkt, waren preventief gehecht. 4.1. Algemene gegevens 4.1*1. Ceeftijd bij binnenkomet in het Buis van Bewaring 7ahel 3 leettlJdbIJ blnnenkomst In het Hull van 9ewarIng
-
Amsterdam Ms. 5• cum. %
Abs.
Rotterdam t
cum.%
17-18
3
1.8
1.8
2
2.3
2.7
19-20
21
12.1
13.9
8
9.2
11.5
21-22
29
16.7
30.6
1S
11.2
28.7
27-24
27
16.6
46.2
18
20.6
49.4
25-26
29
16.7
67.0
13
14.9
64.4
27-28
24
13.8
76.9
8
9.2
71.6
29-30.
14
3.0
85.0
7
8.0
91.6
31-32
9
5.2
90.2
9
10.4
92.0
33-14
4
2.4
92.5
2
2.3
94.3
35-36
6
3.4
95.9
-
94.3
37-18
I
0.6
96.5
I
1.2
95.5
39-40
2
1.2
97.7 %
1
1.2
96.7
> 40
4
2.3
100.J
3
3.3
100.0
100.7
100.0
37
100.0
100.0
' Suototaal
173
!, M
I;
Onbesend issing
. racial 1GemIddeld Median
.
d
I
9
ilao
25.90 25.00
I
3 6 159 26.08 24.56
I
.
Zowel in Amsterdam als in Rotterdam was de gemiddeIde Ieeftijd van de verslaafde gedetineerden bij binnenkomst in het Huis van Bewaring rond de 26 jaar. Omdat er zowel in Amsterdam als in Rotterdam enige (extreem) hoge Ieeftijden bij waren (resp. 41, 43, 46 en 72 jaar in Amsterdam en 45, 47 en 51 jaar in Rotterdam) geeft dit gemiddelde een lets vertekend beeld. Oe mediaan (d.w.z. de Ieeftijd waaronder 50% van de betrokkenen valt) levert hier een beter beeld. In Amsterdam was de helft van de gedetineerden jonger dan 25 jaar en in Rotterdam jonger dan 24,5 jaar. In beide Huizen van Bewaring was ongeveer twee derde van de verslaafde gedetineerden jonger dan 27 jaar.
)el 4 Leeftijd bij bingenkomst in het Huis van Bewaring uitgesplitst yoor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam - niet paviljoen 1
abs.
2.3
2
17-18
A fel s I. e r 4 &of, L'it j e k pavA
Amsterdam_p4a.i CUM. % % 2.3
abs.
%
cum.%
1
1.1
1.1
13
15.1
17.4
8
9.2
10.3
21-22
21
24.4
41.8
a
9.2
19.5
23-24
12
14.0
55.8
15
17.2
36.8 55.2 67.8
19-20
' 25-26 1 27-28
13
15.2
70.9
16
18.4
13
15.1
86.0
11
12.6
29-30
6
7.0
93.0
'
8
9.1
77.0 85.2
31-32
2
2.2
95.2
7
8.1
33-34
1
1.2
96.4
3
3.4
88.6
35-36
-
-
96.4
6
6.9
95.5
-
95.5
37-38
•
39-40 > 40
1
1.2
97.6
-
1
1.2
98.8
1
1.1
96.7
1
1.2
100.0
3
3.3
100.0
86
100.0
100.0
87
100.0
100.0
, tibtotaal
I.
,
,
Onbekend
_
Missing
3
7 _
Totaal
89
94
Gemiddeld
24.47
27.3'
23.9. '
26.1.
Mediaan (
,
-16 -
Wanneer men de gedetineerden In Amsterdam uitsplitst in hen die op het paviljoen I werden gepiaatst en hen die elders zijn gepiaatst, blijkt dat zowel de gemiddeide leeftijd als de mediaan van de iaatst genoemde groep aanzienlijk hoger is dan die van de eerstgenoemde. Hoewel dit verschil in leeftijd op het moment van binnenkomst nog niet op zijn significantie getoetst is, kan men voorzichtig concluderen dal tij die niet op paviljoen 1 werden gepiaatst over het aigemeen lets ouder waren. 4.1.2. National -I:telt en culture's achtergrond label S Nationalltolt
Rotterdam
Amsterdam abs. Nederlands Surinaams Belgisch Duits Engels Frans Italiaans Grieks Turks Algerijns Marokkaans anders Europees anders niet-Cur. statenloos onbekend subtotaal missing totaal
abs.
%
69 10
764 11.1
1 1 -
1.1 1.1 -
119 20
66.2.
11 4 1 3 2 1 1 2 1 9 3 3
6.1 2.2 0.6 1.7 1.1 0.6 0.6 1.1 0.6 5.0 1.7 1.7
2 2 5
5.6
180
100.0
90
100.0
11.1
3 183
69 ....
159
2.2 2.2
In de groep gedetineerden in Amsterdam waren meer verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd dan in de groep te Rotterdam. Net percentage gedetineerden met de Surinaamse nationaliteit bedroeg bij beide 11.1. Het valt op dat van de verslaafden uit de ons omringende landen het merendeel de Ouitse nationaliteit heeft.
Tabel 6 Culturele achtergrond
Rotterdam abs. %
Amsterdam % abs. Nederlands
74
41.1
11
12.3
Sur.+Ant.
42
23.7
26
28.9
3
1.6
2
2.2
West-Europees
17
9.4
2
2.2
Zuid-Europees
4
.2.1
2
2.2
Niet-Europees
8
4.3
2
2.2
17.8
45 4
50.0
Z.Moluks
32 4)
Onbekend
180
Subtotaal
90
100.0
100.0
,
Missing Totaai
,
3
69
183
159
i)Oe culturele achtergrond van een aantal van deze 'onbekenden' kan waarschijnlijk nog achterhaald worden door middel van de voorbladen van de registratieformulieren, die niet in handen zijn van het WOOC. Net is waarschijnlijk dat onder daze 'onbekenden' een groot aantal met Nederlandse culturele achtergrond is.
- 18 -
Wanneer men de 'onbekenden Met meerekent, blfjkt in Amsterdam 50,7% van de verslaafden van NederIandse origine te din, 29,1% van de Surinaamse of Aritilliaanse en 20,7% een andere culturele achtergrond te hebben, voornamel1jk West-Europees. Wenneer men in Rotterdam de m onbekendens niet meerekent, worden deft cijfers respectievelijk 24,4%, 57,8% en 17.8%. net aantaI 'onbekenden' In Rotterdam op deze variabeIe is echter te groat am a! een reeele
schatting te kunnen maken.
label 7 Nationaliteit, uitgesplitst voor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam-niet payiljgen 1 Amsterdam-pay. 1 abs.
Nederlands Surinaams Duits Engels Frans 1taliaans Grieks Turks Alger-tins Marokkaans Anders-Eur. Niet-Europees Statenloos Onbek end Subtotaal
I i
Amsterdam net pay. 1 abs.
73 11
84.8 12.8
46 9
48.8 9.6
1
E2
1
1.2
10 4 1 3 2 1 1 2 1 8 3 3
10.6 4.3 1.1 3.2 2.1 1.1 1.1 2.1 1.1 8.5 3.2 3.2
86
100.0
94
100m
Missing
3
Totaal
89
94
label 8 Culturele achtergrond, uitgesplitst voor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam niet-payiljoen 1 Amsterdam-pay. 1 abs. 0 Nederiands Sur+Ant. Z. Moluks
.
47
54.7
27
28.7
22
25.6
20
21.3
-
-
3
3.2 18.1
W. Europees
-
17
Z. Europees
-
-
4
4.3
Niet-Europees
2
2.3
6
6.4
15
17.4
17
18.1
94
loal
Onbekend ... Subtotaal
,
— 86
Missing
100.0
..
3 89
Totaal .
Amsterdam-niet pav. 1 abs.
4
94 .
Wanneer de gegevens van de groep gedetineerden in Amsterdam worden uitgesplttst,blijkt dat het overgrote merendeel van de mensen die op paviljoen 1 werden geplaatst de Nederlandse nationaliteit heeft, (84.8% tegen 48,8% in de groep Amsterdam - niet paviljoen 1) en ook een Nederlandse culturele achtergrond (54,7% versus 28,7%). Oe gedetineerden die afkomstig waren uit het buitenland werden voornamelijk elders geplaatst. Olt is in overeenstemming met den van de criteria voor plaatsing op paviljoen 1: Nederlands kunnen spreken en verstaan.
- 20 -
Orugscarri4re
4.2.
label 9. Leeft1jd begin regelmatig harddruggebruik
Amsterdam cum. % %
abs.
1 4 13 24 22 9 14 4 2 1 2 2
1 8 23 41 38 16 24 8 3 2 4 3
9-10 jr. 11-12 Jr. 13-14 Jr. 15-16 Jr 17-18 Jr. 19-20 jr. 21-22 jr. 23-24 jr. 25-26 jr. 27-28 Jr. 29-30 Jr. 31-32 jr. > 32 jr.
1 1 5 19 43 65 74 88 93 95 96 98 100
I abs.
%
Rotterdam cum. % _
6 12 25 15 11
7 6 4 1 2
6 13 28 17 12 8 6 4 1 2
7 20 48
65 78 85:i 92 97 98 100
171 1100 100 100 Subtotaal 39 ! 100 ............n..............................1 1 .............. ..... .. 9 3
Onbekend Missing
1
I 3 :::
1 69 159
fl
Gemiddeld Mediaan
19,9 jr. 19,2 Jr.
20,2 jr. s i 18,8 jr.
flit hoge gemiddelde word mode bepaald door twee mensen die pas o relatief hoge leeftijd (42 en 51 Jr.) regelmatig harddrugs waren gebruiken. In Amsterdam waren de leeftijden boven de 32 : 34, 3 36 jaar.
1
- 21 -
In beide steden begon men gemiddeld rond het 20e levensjaar regelmatig harddrugs te gebruiken, Olt betreft het rege1diatig gebruik en niet de leeftijd waarop men voor het eerst began. Eveneens in beide steden begon de helft van de gedetineerden Aar het 19e jaar met regelmatig harddruggebruik.
10.
Leeftijd begin regelmatig harddruggebruik, uitgesplitst voor de groepen Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam-niet paviljoen 1
Amsterdam-pay.
cum.%
abs.
1
r.
1
1
Jr.
-
-
Jr. Jr. Jr. Jr. jr. jr. Jr. Jr. jr.
-
-
Jr.
1
1
taal
83
1
100
.I
cum.,%
abs.
•
-
6 24 49 69 81 93 95 99 99 99 100
4 4 18 15 25 21 19 16 12 10 12 10 2 2 3 3 --
jr.
end
Amsterdam niet-pav. 1
1
I
100
I
4 8 20 22 6 14 6
4 9 12 26 7 16 7
2 4 2
2 4 2
5 14 36 61 68 84 91 91 93 98 100
88
100
100
6 .
3
3 94
89 Weld an
19,2 18,6
jr. Jr.
20,7 19,6
jr. jr.
- 22 -
Wanneer de groep gedetineerden in Amsterdamuitgesplitstwordt, blijkt de gemiddelde leeftijd waarop men regetmatig harddrugs begon te gebruiken bij degenen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst anderhalf jaar hoger te liggen dan die van hen die daar wet werden geplaatst (20,7 Jaar versus 19,2 Jaar). Oak de mediaan biijkt verschil op te leveren. Van degenen die niet op het experimentele paviljoen terecht kwamen, began de helft op Jonger dan 19,6 jarige leeftijd met regelmatig harddrugsgebruik terwijl dat bij degenen die wel aan het experiment deelnamen op Jonger dan 18,5 jarige leeftijd het geval was. Men kan dus voorzichtig concluderen dat degenen die niet aan het experiment in Amsterdam deelnamen over het algemeen op lets audere leeftijd met regelmatig harddrug gebruik begonnen waren, althans volgens eigen opgave.
Zowel in Amsterdam als In Rotterdam gebruikte men gerekend tot het moment van influiting gemiddeld tussen de 6 en 61 jaar regelmatig harddrugs. Oak wat betreft de verdeling van de betrokkenen over de verschillende tijdsduur-categorieEn is er weinig verschil. Eveneens van beide groepen was ongeveer de helft tussen de 5 en 6 Jeer verslaafd op het moment dat if] werden ingesioten.
- 23 -
Tabe1 11 Tijdsduur tussen begin regelmatig harddruggebruik en huidige insluiting
Rotterdam
Amsterdam abs. 0 - 1 Jr.
.
cum. %
cum.%
11 abs.
3
1.8
1.8
4
4.6
4.6
6.7
8
9.2
13.8
2
8
4.9
3
14
8.5
15.2
6
6.9
20.7
4
17
10.4
25.6
7
8.0
28.7
5
30
18.3
43.9
13
14.9
43.7
6
22
13.4
57.3
9
10.3
54.0
7
19
11.6
68.9
5
5.7
59.8
8
12
7.3
76.2
9
10.3
70.1
9
15
9.1
85.4
7
8.0
78.2
10
4
2.4
87.8
4
4.6
82.8
11
6
3.7
91.5
4
4.6
87.4
4
4.6
92.0
12
2
1.2
92.7
13
4
2.4
95.1
3
3.4
95.4
14
3
1.8
97.0
1
1.1
96.6
-
97.0
-
96.6
0.6
97.6
15 1
16 47 17
ubtotaal 7,7 nbekend lissing otaa 1
1
1.1
97.7 98.9
3
1.8
99.4
1
1.1
1
0.6
100.0
1
1.1
100.0
164
100.0
100.0
37
100.0
100.0
16
3
3
69
183
159
3emiddeld
6.12
6.35
4ediaan
5:45
5.61
-24 -
fad 12.
Tijdfduur tosser' begin regelmatig harddruggebruik en huidige Inslulting, 0119.150114st voor Amsterdam pavilJoen I an Amsterdam - niet pavilJoan 1
Amsterdam - niet av.1 I tum..% Abs.
Amsterdam - pav.1 % cure. t abs.
2.5
0- 1 Jr.
1
1.2
1.2
2
2.5
2
2
2.4
3.6
6
7.4
9.9
3
9
10.8
14.5
5
6.2
15.0
4
1
8.4
22.9
10
12.3
28.4
5
18
21.7
44.6
12
14.8
43.2
6
10
12.0
56.6
12
14.8
58.0
1
13
15.7
72.3
6
7.4
65.4
8
5
6.0
78.3
1
8.6
74.1
9
10.8
89.2
6
7.4
81.5
10
2
2,4
91.6
2
2.5
94.0
11
., 1
3.6
35.2
3
3.7
67.7
12
1
1.2
96.4
1
1.2
38.9
13
1
1.2
9/.6
3
3.7
92.6
14
1
1.2
98.8
2
2.5
95.1
15
'
-
78.9
-
98.9
' 1
1.2
16.1
1
1.2
ioa.a
z
2.5
98.9
1
1.2
100.0
100.0
100.0
at
100.0
tao.o
16 17 > 17 5uatotaal
93
H
13
Onnekend
]
Missing
3
-
89
94
fossil
G4middeld
5,90
6,35
Mullein
5,45
5.45
Wanneer de graep gedetineerden in Amsterdam wordt_uitgesplitst, blijkt de gemiddelde duur van de verslaving van hen die op paviljoen 1 werden geplaatst lets korter te zijn. Het verschil is echter niet aanzienlijk (5,9 Jeer versus 6,3 jaar) en bij beide subgroepen was de helft ongeveer 51 jeer vddr de huidige insluiting net regeimatig harddrug gebruik begannen. Van degenen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst, ger bruikte echter wel een relatief hoog percentage Tanger dan 9 Jaar regelmatig harddrugs (16,0% versus 9,4%).
- 25 -
label 13. De meest gebruikte harddrug vetOr insluiting en gebruikswijze Rotterdam
Amsterdam
abs.
abs.
20
22,21
24 43
26,7 96,7 47,8
snuiven
32
25,6 17,8195,6
, spuiten
94
52,2
Cocaine, snuiven
4
2,2
Methadon
3
1,7
1,1
1
1,5
1,1 1,1
180
1 100,0
Heroine, roken
46
fAnder middel Dnbekend ubtotaal 1i ssing
otaal
[
90
3
69
,183
159
100,0
abel 14. Polydruggebruik Itocteroam
terda m
ab:m.$
[ ee nbekend ubtotaal Hssing 'otaal
-
56:3 41,7 _
62 28 _
180
100,0
69
105 75
a .
abs
.4
3
..
90 150
183 __
--
31,1 68,9
I
100,0
- 26 (81j tabe1 13 en 14)
In Amsterdam was het meest gebrulkte middel heroine, aangewend door mtddel van spuiten (52,2%). Oaarhaast gebruikte 43,4% heroine door middel van roken of snutven c.q. s chinesen'. In Rotterdam word eveneens het meest heroine, door middel van spuiten gebruikt (47,8%), gevoigd door heroine, door middel van roken of snutven. c.q. 'chtnesen' (tesamen 48,9%). In Amsterdam gebruikten 58,3% van de gedetineerden meer dan den harddrug voor zij werden ingesloten. Ott betrof bij 85,7% van hen cocaine door middel van spuiten en bij 22,8% cocaine door middel van roken of snuiven c.q. I chinesen' (tesamen cocaine: 85,7% van de poly-druggebrulkers). In Rotterdam gebruikten minder gedetineerden (31,I%) dan in Amsterdam naast de heroine ook andere harddrugs. (Oft verschtl kan echter te Often din aan verschillen in de manier van materiaalverzamefing: in Amsterdam rechtstreeks en in Rotterdam voornamelijk door middel van de registratie van het externe CAO.) Van degenen in Rotterdam die moor dan den harddrug gebruikten, gebruikte 62,9% cocaine naast de hoofddrug heroine (33,9% door middel van spulten en 29,0% door middel van roken of snuiven c.q. .chinesen').
Label 15. De meest gebruikte harddrug 06r insluiting en gebruikswijte, uitgesplitst voor de groepen Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdamniet paviljoen 1 Amsterdam-niet pav.1
Amsterdam-pav.1
•
%
abs.
abs.
___
%
19
22,1
27
28,7
snuiven
19
22,1
13
13,8
spuiten
48
55,8
46
48,9
Heroine, roken
Cocaine, snuiven
-
-
4
4,3
Methadon
-
-
3
3,2
Onbekend
-
-
1
1,1
Subtotaal .................. ... Missing rotaal
86 ....... _
100 .........,
94 _.............
3
-
89
94
100 ..........m.
16. Polydruggebruik, uitgesplitst voor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam-niet paviljoen 1
Amsterdam-pav.1
iekend totaal sing aal
Amsterdam-niet pay.
1
abs.
...
abs.
57
66 3
48
51,1
29
33 7
46
48,3 _
100,0
94
100,0
,
,
. 86 3
-
89
94
Wanneer de groep in Amsterdam opgesplitst wordt, blijkt dat de verdeling over de gebruikswijze van de heroine lets verschilt, maar niet significant.
Oegenen die lets anders dan heroine
als hoofddrug gebruikten werden niet op paviljoen 1 gepiaatst. 8innen de groep in Amsterdam gebruikte van de groep die op paviljoen 1 werd geplaatst het dierendeel (66,3%) meer dan een harddrug. Bij degenen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst,was een verschil in aantal gebruikers van lien en van gebruikers van meer dan den harddrug nauwelijks te constateren (respectievelijk 51,11; en 48,9%). Voor beide subgroepen gold dat, wanneer zij naast heroine oak andere harddrugs gebruikten, dit voornamelijk cocaine was, en wel door middel van spuiten.
- 28 -
4.3. Eerdere detentfes
label 17 Aantal eerdere detenties
Amsterdam abs. 32
geen
55
1
18,7
cum % 18,7
Rotterdam S abs. 20
cum T.
22,5
22,5
32,2
50,7
16
18,0
40,4
16
18,0
58,4
2
19
11,1
62,0
3
22
12,9
74,9
15
16,9
75,3
10,1
85,4
4
18
10,5
85,4
9
5
11
6,4
91,8
9
10,1
95,5
6
7
4,1
95,9
1
1,1
96,6
7
1
0,6
96,5
1
1,1
97,3
8
1
0,6
97,1
-
97,3
0,6
97,7
-
97,3
-
97,7
-
97,3
•1
9 10 10 Subtotaal
4
2,3 100,0
2
2,2 100,0
171
100,0 100,0
39
100,0 100,0
Onbek end Missing
69
Totaal
159
Gemiddeld
2,43
Het gemfddelde aantal eerdere detenties In een Buis van Bewaring was towel in Amsterdam als in Rotterdam jets meer dan 2, Noewel het aantal gedetineerden wat opgaf slechts dOn mal eerder gedetineerd te zijn geweest bij de groep in Amsterdam relatfef hoog was (50,9% versus 40,4% in Rotterdam) levert het totaalbeeld weinig verschillen op.
-.29-
label 18
Aantal eerdere detenties, uitgesplitst voor de groepen Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam-niet paOljoem 1. Amsterdam-pay. 1
abs.
Amsterdam-niet pay. 1
abs.
cum %
cum %
geen
12
14,3
14,3
20
23,0
23.0
1
28
33,3
47,6
27
31,0
54.0
2
8
9,5
57,1
11
12,6
66.7
3
12
14,3
71,4
10
11,5
78.2
4
12
14,3
85,7
6
6,9
85.1
5
6,0
91,7
6
6,9
92.0
3
3,6
95,2
4
4,6
96,6
'
5 6
q6,6
, 7
1
1,2
96,4
8
-
-
96,4 4
9
1
1,2
97,6
10
,2
2,4
100,0
2
'84
100,0 .
100,0
37
>10 Subtotaal Onbekend Missing
-
1
1,1
97.7 97,7 97,7
97,6 2,2
100,0
12 3
3 Li
89
Totaal Gemiddeld
1 2.55
11
2.32
Ook wanneer de groep in Amsterdam uitgesplitst wordt, blIjkt weinig verschil in het aantal eerdere detenties. Wel gaf van de groep die niet op paviljoen 1 werd geplaatst, een hoger percentage (23,0%) op niet eerder gedetineerd te zijn geweest dan van de groep die we Op paviljoen 1 werd geplaatst (14,3%). Zowel bij tabe1 17 als bij tabe1
la
dienst echter in i)et oog te
warden gehouden dat daze het aantal detenties betreffen dat door de gedetineerden zelf is opgegeven. Het is zeer waarschijnlijk dat de redele aantallem hoger liggen.
- 30 -
Tabel 19 Aantal eedere detenties als verslaafde
Amsterdam abs.
cum %
abs.
Rotterdam Z
cum
geen
38
22,8
22,8
29
33,3
33,3
1
53
31,7
54,5
13
-14,9
48,3
2
20
12,0 __ 66,5
18
20,7
69,0
3
21
12,6
79,0
12
13,8
82,8
4
15
9,0
88,0
7
8,0
90,8
5
9
5,4
93,4
4
4,6
95,4
6
5
3,0
96,4
1
1,1
96,6
7
1
0,6
97,0
1
1,1
97,7
8
1
0,6
97,6
9
-
-
97,6
1
1,1
98,9
10
2
1,2
98,8
1
1,1
100,0
>1 0
2
1,2
100,0
1 167
100,0
100,0
87
100,0
100,0
5ubtotaal pnbekend
13
97,7
3 69
kissing Tntaal
183
159
pemiddeld
2.14
1,90
(81j tabel 19 en 20) Zowel in Amsterdam als in Rotterdam gaf men op gemiddeld rond de 2 maal eerder gedetineerd te zijn geweest als verslaafde. in Rotterdam gal' een hoger percentage van de gedetineerden op niet eerder als verslaafde to zijn gedetineerd dan in Amsterdam (respectievellft 33.3% en 22.8t). Wanneer de group in Amsterdam uitgesplitst wordt, bilikt er nauwelijks verschil te bestaan tussen het gemiddelde aantal eerdere detenties der
.label 20"Aantal eerdere detenties als verslaafde, uitgesplitst voor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsteraam-niet paviljoen 1. _ Amsterdam-pay. 1 abs. % cum % _ 20,2 20,2 '17
geen
25
1
Amsterdam-niet pay. abs. % cum 1 21
25,3
25,3 59,0
29,8
50,0
28
33,7
2
8
9,5
59,5
12
14,5
73,5
3
13
15,5
75,0
8
9,6
83,1
12
14,3
89,3
1
3,6
86,7
4
.
5
4
4,8
94,0
5
6,0
92,8
6
2
2,4
96,4
3
3,6
96,4
- .18
1
1,2
97,6
-
-
96,4
_
-
97,6 97,6
1,2 _
97,6
-
1 _
10
1
1,2
98,8
1
1,2
98,8
..> 10
1
1,2
100,0
1
1,2
100,0
9
Subtotaal ---__
-84
Onbekend I Missing ', ' Totaal Gemiddeld
83
2
-
3
11
89
94
2.25
97,6
,
2.04
verslaafde : Wel gaf van de groep die niet op paviljoen 1 werd geplaatst een hoger percentage op niet eerder als verslaafde in Huis van Bewaring te hebben gezeten (25,3% versus 20.2%). Ook bij tabel 19 en 20 dient echter in het oog te worden gehouden dat deze gegevens door de betrokkenen zeif werden opgegeven en nog niet zijn gecontroleerd.
.
4.4.1. Contacten met hutpuerlening in het uerleden
Tabel 21
Eerder(e) contact(en) met (een) hulpverleningsinstellin Rotterdam
Amsterdam
Wel Geen Onbekend Subtotaal
Missing Totaal
%
%
abs.
127
70,6
81
90,0
47
21,1
7
7,8
6
3,3
2
2,2
taa
100,0
90
100,0
abs.
3
69
183
159 -I-
Tabel 22 Totaal aantal instellingen waarmee ooit contact
In Amsterdam had 70,6: van de verslaafde gedetineerden oolt eerder con-
tact gehad met eon hulpverleningsinstellIng. Het merendeel van hen (64,3%) had contact gehad met 6651 Instelling, 25,4: met twee Instellingen en 10,3% met drie of vier. In Rotterdam had 90,0% van de betrokkenen Gott eerder contact gehad met eon hulpverleningsinsteiling. Van hen betrof dit bii 59,3% contact met 44n instelling, 27,2% met twee instelli
- 33 -
label 23
Eerder(e) contacten met (een) hulpverleningsinstelling(en) uitgesplitst voor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam nietpayiljoen 1 r
Amsterdam-pay. 1 % abs.
.
Amsterdam-niet pay. 1 X abs.
Wel Geen
•
Onbekend Subtotaal
70
81,4
57
60,6
13
15,1
34
36,2
3
3,5
3
3,2
86
100,0
94
100,0
, Missing
3
_
89
94
, Totaal
Tabel.24 Aantal instellingen waarmee ooit contact
Amsterdam-pay. 1 % abs.
Amsterdam-niet pay. 1 ., abs.
i 1
48
2.
16
3
5
'
-
4
57,9
69,6
33
23,2
16
7,2
4
7,0
-
4
7,0
.
28,1
100,0
57
Subtotaal
69
N.v.t.
13
34
Onbekend
4
3
Missing
3
-
89
94
100,0.
_
_ Totaal
1 Wanneer de groep in Amsterdam opgesplitst wordt, blijkt dat in beide subgroepen nog steeds het merendeel ooit contact heeft gehad met een hulpverleningsinstelling. Van degenen die op paviljoen 1.zijn geplaatst is dit echter een aanzienlijk hoger percentage dan voor hen die elders binnen Oemersluis warden geplaatst, respectievelijk 81,4% en 60,6%.
8ovendien hielden van degenen die op paviljoen 1 werden geplaatst iets meer betrokkenen het bij
een
instelling (69,9% tegen 57,9% van degenen
die niet op paviljoen 1 warden geplaatst).
4.4.2.
Contact met hul- vertening bij binnenkost en an bej vertvek uit het Huie van Beuvzing
label 25 Contact met hulpverlening bij binnenkomst in het Huis van Bewaring
Rotterdam abs.
Amsterdam abs. 74 Nog bestaand cont. Eerder cont.verbroken 571 98 41 .1 Ceen eerder cont. Onbekend 1 8 180 Subtotaal Missing Totaal
41,1 31 ' 7 164 5
22,8 3
'
11,4 100,0
71 11 1 18 7 1 90
3
69
183
159
78,9 12,21 19,9 7,71 1,2 100,0
label 26 Contact met huipverlening bij vertrek tilt het Huis van Bewaring
Amsterdam abs. Cont. hersteld Contr.gecontinueerd Nieuw contact wel cont.maar onbek. hoe Geen contact Subtotaal Onbek end Missing Totaal
29 16
Rotterdam abs.
11,2
40 28
55 143
61,5 2,1 27.9j 38.5
10
21,3
isl
31,9
7 36
14,9klb
4
8,5
11
23,4
47
37 4
4 2 14
3
70
183
159
m Net aantal 'onbekenden' is Her grater dan in de voargaande tabellen omdat van een aantal gedetineerden, die nog vast zaten, de gegevens bij einde van de detentie nog niet bekend waren.
- 35 (Bij tabel 25 en 26) In Amsterdam had de minderheid (41,1%) contact met een hulpverleningsinstelling toen zij in het Huis van Bewaring werden ingesloten. As men degenen van wie de gegevens wat betreft de hulpverleningssituatie bij het einde van de detentie nog niet bekend waren, buiten beschouwing kan men concluderen dat in Amsterdam van degenen die een contact hadden toen ze binnenkwamen, in 21,6% van de gevallen dit contact gecontinueerd Is (16 van de 74) en dat van degenen die een verbroken contact hadden dit In 50,9% (29 van de 57) van die gevallen hersteld is.
Kijkt men alleen naar de mensen die bij vertrek tilt het HvB contact hadden met een hulpverleningsinstelling, dan blijkt dat bij 51,1% van hen dit een hersteld of een gecontinueerd contact is, en bij
45,5%
een nieuw
contact. Vooral daordat er in Amsterdam in verhouding tot Rotterdam veel nieuwe contacten gelegd din, zijn de verschillen tussen deze twee groepen wat betreft contact bij binnenkomst en contact
bij vertrek kleiner geworden.
In Rotterdam had de meerderheid (78,9%) contact met een hulpverIeningsinstelling toen ze in het Huis van Bewaring. binnenkwamen. Van degenen van wie de gegevens over de situatie bij het einde van de detentie bekend waren, had 76,6% een contact op het moment van invrijheidsstelling. Er gingen dus minder mensen met een contact weg dan dat er mensen met een contact binnenkwamen. Aangezien het aantal mensen van wie de gegevens bij het einde van de detentie klein is, kunnen over de gedetineerden in Rotterdam hier nog geen verdere uitspraken gedaan warden over het herstellen, continueren of op gang brengen van hulpverleningscontacten tijdens de detentie.
bel V
Contact met hulpverlening bij binnenkomst in het Huis van Bewaring uitgesplitst voor Amsterdam-paviljoen 1 en Amsterdam-niet paviljoen
Amsterdam - pay. g bestaand contact
39
rder cont.verbroken
44
nbekend
3121 3
ubtotaa1
86
een eerder contact
lissing
1
Amsterdam-niet
45,3
35
2. 37 1 51. 14,0 3,5
25 l4 291 5
100,0
94
3 89
94
pay. 1 37,2 26,6
1 7.5 30,9
5,3 1 00, 0
1
Tabel 28 Contact met hulpverlening bij vetrek uit het Huts an Bewaring, uitgesplitst voor Amsterdam paviljoen 1. en Amsterdam-niet paviljoen
30,1 18,1 34,9
hersteld ryt. gecontinueerd euw contact
1 contact,maar bekend hoe en contact btataal
83
bekend
3 3 89
ssing taal
100.0
100,0
(bij tabei 27 en 28)
Van degenen die op payiljoen 1 zijn geplaatst had 45,3Z een nog bestaand contact met een hadpverieningsinstelling. 8ij degenen die niet op het paviljoen werden geplaatst, was dit in mindere mate het geval (37.2:). Van de gedetineerden op payiljoen 1
had eveneens een honer
percentage wet colt contact genad, maar was dit nu verbroken - (37: tegen 26.6%- van de gedetineerden op de andere pavilJoens). Van degenen die Met op paviajoen 1 werden geplaatst, had 30,91 nooic eerder contact gehad met een huipverieningsinsteiling. One situatie kwam bij een aanzienlijk rioter aantal van hen voor dan van hen die wel op paviljoen 1 werden geplaatst (14.0%). Be conclusip zou kunnen luiden dat zij die niet op paviljoen 1 werden gepiaatst, minder geneigd of in staat alio contact te zoeken met huipverleningsinstellingen. Oaarbij dient wel in het oog te warden gehouden dat er coder degenen die Met op paviljoen 1 werden geplaatst
aanzieniijk meer buitenianders waren. Wanneer men de situatie wat betreft het contact met de huipveriening bij het einde van de detentie bekijkt, blijkt dat nu de verschillen nog grater zijn geworden. Van degenen die op paviljoen 1 werden geplaatst heeft 85.5: een contact
-37 -
bij vertrek, en van hen die niet aan het experiment hebben deelgenomen slechts 28,4%. Van hen werd door degenen die met een contact binnenkwamen dat slechts in den geval gecontinueerd. Wel werd er door een aantal een nieuw contact gelegd, maar ook dat kwam minder voor dan bij degenen die we1 aan het experiment hadden deelgenomen (resp. 18,3% en 34,9%).
BIJ het bezien van de verschillen wat betreft contact met hulpverlening bij het vertrek uit het Nv8 moet echter wel in het oog warden 9ehouden dat het aantal ionbekenden . bij de gryep Amsterdam-niet paviljoen 1 groat is.
4.5. Hu1dige detentie gegevens
Libel 29.
Reden van het niet geplaatst worden op paviljoen 1 of de — C' afdeling. Amsterdam Rotterdam abs..
._...
12 9
Betr. wilde niet Betr. was dealer Betr. sprak
geen Nei.
Betr. komt uit ander arrondissement Plaatsgebrek Anders Onbekend
Totaal
.
_
29
12.8 9.6 30.9
2
2.1
28
29.8
5
5.3
9
9.6
i 94
niet ingevuld
100
- •
Van degenen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst was bij 30,9% de reden dat zij geen Nederlands spraken, bij 29,8% dat er geen plaats was en bij 12,8% dat zij zelf niet op de experimentele afdeling geplaatst wilden worden. Van de totale groep geregistreerden in Amsterdam betrof dit respectievelijk 15,8%, 15,3% en 6,6%
In Amsterdam verbleef het merendee1 (52,8%) van hen die op paviljoen 1 werden geplaatst daar 2 tot 3 weken; 24,9% verbleef er langer dan 3 weken.
De reden van een langer verblijf dan de oorspronkelijke geplande termijn werd niet op het registratieformulier vermeld:
)1(10
label 29 4+
Ouur van het verblijf op paviljoen I en de Cl afdeling Rotterdam
Amsterdam
I week
abs.
%
4
5,6
I - 2 weken
12
16,7
2 - 3 weken
38
52,8
3 - 4 weken
13
18,1
7 4 weken
5
6,8
subtotaal
72
100,0
onbekend
14 3
missing 74-
niet ingevuld
.
I
Totaal
89 J
Tabel 30
I
Totale, duur van de detentie in het Huis van Bewaring
Rotterdam
Amsterdam
cuni%
abs.
%
cum %
abs.
t
0 - I mnd.
14
12,6
12,6
.11
12,8
12,8
45,7
15
17,4
30,2
I - 2 mnd.
37
33,1
2 - 3 rind.
32
28,5
74,2
15
17,4
47,6
3 - 4 mnd.
15
13,3
87,5
24
27,9
75,5
4 - 5 mnd.
7
6,4
93,9
12
14,0
89,5
5 - 6 mnd.
3
2,7
96,6
4
> 6 mnd.
3,4 100,0
5
5,8
95,3
4
4,7
100,0
-
-
100,0
_ subtotaal onoekend 4. missing totaal gemiddeld
112 I
100,0 100,0
71 183 2,45 rind.
86
, II
100,0
100,0
73
IT=77"----7 ] IL
3,03 rind.
- 39 -
label 31
'rotate duur van de detentie in het Huis van bewaring, afgesplitst voor Amsterdam-payiljoen 1 en Amsterdam-niet pavil•
--fAmsterdam pay. 1
Amsterdam-niet pay.
abs.
abs.ym
%
cum %
1
cum t
0 - 1 mnd.
12
17,4
17,4
2
4,6
4,6
,1 - 2 mnd.
22
31,9
49,3
15
34,8
39,4
2 - 3 mnd.
22
31,9
81,2
10
23,5
62,9
3 - 4 fund.
8
11,6
92,8
7
16,3
79,2
4 - 5 mnd.
2
2,9
95,7
5
11,6
90,8
5 - 6 mnd.
2
2,9
98,6
1
2,3
93,1
76 mnd.
1
.1,4 100,0
3
6,9
100,0
69
100,0 100 1 0
43
100,0
subtotaal _
100,0 I
f onbekend .
17
missing
3
51 _
89
94
, totaal
,
gemiddele )
. 2,11 mnd.
2,83 mnd
•
Bij de gemiddelden zijn de 4 gedetineerden met een detentieduur van langer dan 6 maanden niet meegerekend, omdat anders de extreem hoge waarden het gemiddelde teveel zouden beinvloeden. ,
(blj tabel 30 en 30 Oe totale duur van de detentie bedroeg in Amsterdam gemiddeld 2,45 maanden en in Rotterdam lets meer dan 3 maanden. Ongeveer de helft van de gedetineerden in Amsterdam bracht lets meer dan 2 maanden in het Huis van Bewaring door. In Rotterdam lag dat lets hoger: daar verbleef ongeveer de helft lets langer dan 3 maanden. Na opsplitsing van de groep gedetineerden in Amsterdam, blijkt de gemiddelde detentieduur van hen die niet op het paviljoen werden geplaatst bij- • na 3 weken langer te zijn dan die van hen wel die wel op het paviljoen werden geplaatst. Of dit eventueel verband houdt met mogelijk een hoger aontal schorsingen bij hen die aan het experiment deelnamen, dient nog uitgezocht te warden.
label 32,
Vertrek waarheen na beifindiging detentie —r
Amsterdam abs. vrijheid
62
kliniek
14
gevangenis
12 8
onbekend subtotaal
HvB andere stad
missing totaal
%
',lbs.
34.4
Rotterdam.
s
61
- 68.5
7.8
4
4.5
6.7
19
21.3
4.4
1
1.1
84
46.7
4
4.5
180
100.0
89
100.0
3 183
.
f
70 159
In Amsterdam was van eon groat aantal gedetineerden (nag) niet bekend waarheen ui vertrokken no ontsIag uit het Buis van Bewaring. Duda de Ionbekenden hier bij de berekening van de percentages meegerekend werden, zorgen doze waarscnijnlijk voor eon vertekend beeld. Voigens doze cijfers liet 7,82 van de gedetineerden in Amsterdam zich rechtstreeks no ontslag in eon kiiniek opnemen. In Rotterdam betrof dIt 4,51. In Rotterdam word eon hoger percentage (21,3%) thin In Amsterdam (6.7%) overgeplaatst naar eon gevangenis.
-41 -
4.6. Samenvatting 4.6.1. De gedetineerden in Amsterdam
Algemene gegevens De gemiddelde leeftijd van de verslaafde gedetineerden In het Huis van Bewaring te Amsterdam op het moment van Insluiting was bijna 26 jaar. De
helft van hen was jonger dan 25 jaar. Slechts 15% was ouder dan 30 jaar.
De meerderheid had de Nederlandse nationaliteit(66,2%). Van de resterende 34,8% had 11,1% de Surinaamse nationaliteit en 6,1% de Ouitse. De culturele achtergrond was van een groot aantal onbekend (17,8%). 41,1% was van Hederlandse origine en 23,7% van Surinaamse.
Orugscarriere De gemiddelde leeftijd waarop de Amsterdamse gedekineerden regelmatig harddrugs begonnen te gebruiken was 19,9 jaar. De helft begon voordat zij 19,2 Jaar waren. Gemiddeld waren zij lets langer dan 6 jaar verslaafd aan harddrugs toen zij werden ingesloten. De overgrote meerderheid (95,6%) gebruikte als hoofddrug heroine. Ongeveer de helft (52,2%) gebruikte dit door mlddel van spuiten, 25,6% door middel van roken en 17,8% door middel van snulven of !chinesen 1 .58,3% gebruikte regelmatig meer dan den harddrug. Dit betrof bij 85,7% van hen cocaine door middel van spuiten. Eerdere detenties In Amsterdam gaf 81,3% op eerder gedet1neerd te zijn geweest. Van hen was het merendeel 1 maal (32,2%), 2 maal (11,1%), 3 maal (12,9%) of 4 maal (10,5%) eerder gedetineerd. 77,2% gaf op eerder gedetineerd te zijn geweest as verslaafde. Slechts 4,1% was dus al eens eerder gehecht voordat zij verslaafd waren.
Hulpverlening In Amsterdam hid 70,6% van de verslaafde gedetineerden ooit eerder contact gehad met een hulpverleningsinstelling. Bij het merendeel van hen (64,3%) betrof dit contact met den instelling. 41,1% had nog contact met een hulpverleningsinstelling op het moment van de insluiting. 81J vertrek ult het Huis van Bewaring had 615% contact met een instelling. 20,0% heeft dus tijdens de detentie een oud contact hersteld of een nieuw.contact gelegd.
Hierbij moet warden vermeld dat van eon aantal gedetineerden de gegevens over de hulpverleningssituatie biJ het vertrek ult het Huis van Bewaring nog niet bekend waren op het moment van deze rapportage. Deze zijn bij doze berekening nog niet meegeteld. Huldige detentle 9egevens
In Amsterdam verbleven de verslaafde gedetineerden gemiddeld ongeveer 21 maand in de inrichting Over Amster. Bij het merendeel duurde de detentie aldaar tussen de 1 en de 3 maanden (61,67.). Van eon groat aantal (46.7%) was op het moment van deze rapoortane nog nlet bekend wearheen zij vertrokken na ontslaq uit het Huis van Bewaring. Wanneer doze niet warden meeberekend (zoals in tabel 32 nog niet is gebeurd), blijkt dat . 64,6% de vrijheid in ging, 14,6% zich direct liet opnemen in eon kliniek, 12,5% in eon gevangenis word geplaatst en 8,3% word overgeplaatst near eon Huis van Bewaring in eon andere stad.
4.8.2. VergeligRing van de gedetineerdan die wel- on die niet on paviLjoen I warden geplaatst.
De gemiddelde leeftijd van de gedetineerden die op paviljoen 1 werden geplaatst was aanzi en) ijk Jonger dan die van degenen die elders werden geplaatst (24,43 versus 27,35). Ook de mediaan I everde moor dan 2 Jaar verschil op. Op paviljoen I werden voornamelijk gedetineerden met de Nederlandse nationaliteit geplaatst (84,8% versus 48,87. elders). Er werden vrijwel goon gedetineerden met eon andere buitenlandse nationa 1 i tei t dan de Surinaanise opgenomen. Hetze I fde geldt voor de culturele achtergrond. Degenen die op paviljoen I werden geplaatst waren gemiddeld I) Jaar longer begonnen Jregelmati9 harddrugs to gebrut ken (19,2 jaar versus 20,7 jaar). Op het moment dat di warden inges loten waren to gemiddeld jets korter verslaafd (5 jaar versus 6,35 jaar) Wel waren zij lets vaker al eerder gedetineerd geweest, zouel vd6r als nadat zij verslaafd geraakt waren. Oeze verschillen zijn echter goring. Van degenen die op paviljoen 1 werden geplaatst had eon aanzienllik hoger percentage 001 t eerder contact met eon hu Ipverienings inste I ng gehad (81,1% versus 60,6Z) en een jets hoger percentage nag contact met een instelling op het moment dat ill werden ingesloten (45,3% versus 37,2%). De verschillen wat betreft doze gegevens zijn gedurende de detentie opmerkelijk grater geworden. BiJ vertrek uit het Huis van Bewaring had van degenen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst (nog)
- 43 -
slechts 28,4% contact met een hulpverleningsinstelling versus 85,5% van hen die wdl op de experimentele afdeling hadden verbleven. Tevens blijkt bij vergeiijking van de gegevens van hen die wel- en hen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst dat de laatst genoemden ge- • middeld 3 waken langer in het Huis van Bewaring doorbrachten. Wanneer men de reden van niet-plaatsing op paviljoen 1 beziet, blijkt dat van degenen wie dit betrof 30,9% geen Nederlinds sprak, dus Buiten!ander was. Er dient nog te worden uitgezocht in hoeverre de verschillen wat betreft de hulpverleningssituatie hiermee samenhangt. Het lijkt aannemel1jk dat hiertussen een verband te vinden is. Van een bijna gelijk percentage (29,8%) was echter de reden dat ze niet op paviljoen 1 werden geplaatst vanwege het felt dat daar geen pleats was. Evenzeerdientdus nog te worden uitgezocht of het felt dat er geen pleats was op paviljoen 1 er toe bijdraagt dat een aantal mensen die blijkbaar toch al minder van huIpverleningsinste1lingen gebruikt .. (kunnen) maken, tijdens of door de detentie helemaal l uit de boot vallen'. Deze vraag dringt zich temeer op omdat van degenen die niet op paviljoen 1 werden geplaatst, slechts 12,8% niet daar terecht kwam omdat ze het zelf niet wilden. Men kan dus niet zonder meer zeggen dat degenen die niet op de experimentele afdelIng verbleven minder voor hulpver1ening vatbaar zouden zijn. 4.6.3. De gedetineerden te Rotterdam
A1gemene gegevens In Rotterdam was de gemidde1de leeftijd van de verslaafde gedetineerden bij binnenkomst in het Huis van Bewaring ietsouderdan 26 jeer.. De hel ft van hen was longer dan 24i jaar. 76,6% had de Nederlandse nationaliteit, 11,1% de Surinaamse. Slechts 13,2% had een andere nationa1iteit. Evenals in Amsterdam was in Rotterdam van een groat aantal van de gedetineerden de culturele achtergrond (nog) onbekend. Misschien hangt het daar mee semen dat de verdeling over de Nederlandse en de Surinaamse origine net tegengesteld is aan die in Amsterdam, ñ.. respecievelijk 12,3% en 28,9%. Drugscarriere De Rotterdamse gedetineerden begonnen gemiddeld op 20,2 jarige leaftijd rege1matig harddrugs te gebruiken. De helft van hen was jonger dan
-44 -
18,8 Jaar toen zIJ hfermee begonnen. Gemiddeld waren zij tussen de 6 en de 6i Jeer verslaafd op het moment dat zij werden ingesloten. De helft was op dat moment tot 51 jaar verslaafd. Evenals in Amsterdam gebruikte het overgrote merendeel (96,6%) heroine als hoofd-harddrug. 47,8% gebryikte dit door mfddel van spuiten, 22,2% door middel van roken en 26,7% door middel van snuiven of s chineseff. In Rotterdam word vow- een aanzienlijk lager percentage vermeld dat zij meer dan 1 drug gebruikten (31,1%) dan In Amsterdam . Oit betrof dan wel eveneens meestal cocaine (62,9%). Eerdere detenties In Rotterdam gaf 77,5% op eerder gedetineerd to zijn geweest. Oak van hen was het merendeel 1 maal (18,0%), 2 maal(18,0%). maal (16,9%) of 4 maal (16,9%) eerder gedetineerd. 66.7% gal op eerder gedetineerd to zip .; geweest als verslaafde. 10,8% was dus al gedetineerd geweest voordat ziJ verslaafd waren. Hulpverlening
• Van de versiaafde gedetineerden in Rotterdam had 90,0% ooit corder contact gehad met eon huipverleningsinstellIng. Van hen betrof dit bij 59,3% contact met 1 instelling en blj 40,7% contact met moor dan I. 78,9% had nog contact toen zt.) werden Ingesloten. Van 47,fl was op het moment van doze rapportage (nog) niet bekend of zij contact hadden met eon instelling toen zij werden ontslagen uit het Huis van Bewaring. Wanneer deze niet worden meegeteld, had 76,6% contact bij vertrek. alt Is 2,3% minder dan het percentage wat contact had bij binnenkomst. Vanwege het grote aantal 1.onbekenden' kunnen . hier echter nog geen dufdelijke conclusies worden getrokken ten aanzien van het (weer) op gang brengen of continueren van hulpverleningscontacten. Huidlge detentie gegevens
In Rotterdam verbleven de verslaafde gedetineerden gemiddeld lets langer dan 3 maanden In het Huis van Bewaring. Oft is ruim eon halve maa_f Ian-. ger dan in Amsterdam. De verdeling over de verschillende tijdsduur-categorieen was lets meer gespreid dan in Amsterdam in dig zin dat in Rotterdam moor betrokkenen I maanden of Linger gedetineer& waren (24,5%).
-45-
Wanneer de gedetineerden van wie op het moment van deze rapportage de gegevens over het einde van de detentie nog niet bekend waren, niet worden meegeteld (wat in tabel 32 nog niet is gebeurd), vertrok 71,7% de vrijheid in, liet 4,7% zich direct aansluitend op de detentie in een kliniek opnemen, werd 22,4% in een gevangenis geplaatst en werd 1,2% overgeplaatst naar een ander Huts van Bewaring. 4.6.4.
Vergelijking van de gedetineerde verslaafden in Amsterdam en Rotterdam
Er waren weinig verschillen te constateren tussen de gedetineerden In Amsterdam en Rotterdam wat betreft de leeftijd op het moment van insluiting, de leeftijd waarop men regelmatig harddrugs begon te gebruiken, de duur van de verslaving tot het moment van insluiting en het soort harddrug wat ze vooral gebruikten. In Amsterdam was het wel van aanzienlijk meer verslaafden bekend dat zij regelmatig meer dan den soort gebruikten. In Amsterdam gaf een lets kleiner percentage op eerder gedetineerd te zijn geweest en een aanzienlijk kleiner percentage dat ze eerder gedetineerd waren geweest toen ze al verslaafd waren, dan in Rotterdam. flit zou er op kunnen wijzen dat in Amsterdam een kleiner percentage vdordat zij verslaafd waren al zodanig met justitie in
..
aanraking kwam dat ze gedetineerd werden of dat men Amsterdam vaker pas gedetineerd werd nadat men verslaafd geraakt was. Men zou ook kunnen denken dat in Rotterdam een grotere groep gedetineerden zich al op het criminele pad had begeven voordat ze verslaafd raakten. Wat betreft de hulpverleningssituatie waren er opmerkelijke verschillen tussen de gedetineerden in Amsterdam en Rotterdam. In Rotterdam had een aanzienlijk hoger percentage zowel ooit eerder contact gehad met een instelling als nog contact op het moment van insluiting. Olt is in overeenstemming met wat er werd verondersteld bij de opzet van het experiment te Rotterdam. Wat betreft het contact met een hulpverleningsinstelling bij vertrek uit het Huts van Bewaring lopen de cijfers minder uiteen. In Amsterdam gingen aanzienlijk meer gedetineerden met een contact weg dan dat 'el- met een contact binnenkwam. Tijdens de detentie is er dus door veel mensen of een verbroken contact hersteld of een nieuw contact gelegd. Zoals vermeld was dit vooral het geval bij gedetineerden die op de experimentele afdeling hadden verbleven.
- 46 -
Boor rover de gegevens over de hulpverleningssituatie bij het einde van
de
detentie bekend waren, ging in Rotterdam een lets kieiner
percentage met een contact weg dan dat er met een contact binnenkwam. Of tilt de redele situatie weergeeft of dat het aantal (nog) onbekenden tot een vertekend beeid leidt, moet
warden.
Wet lijkt
het
nog
uitgezocht
zeker dat in Rotterdam earl kleiner percentage
zonder contact met een huipverleningssituatie uit het Buis van Bewaring vertrok dan in Amsterdam. In Amsterdam was het daarentegen van een hoger percentage bekend dat zij detentie in een kliniek linen opnemen.
zich
in aansluiting op de
- 47 -
..
5..
OETENTIE ERVARINGEN
.
.
.
.
5.1.. Algemeen oordeel over I t.verbliJf op paviljoen 1 c.q. de C 1 afdeling Oe eerste vragen van het gedeelte van het interview dat over de ervaringen tijdens de detentie ging, bevatte een aantal vragen die in het algemeen waren gesteld. Zander op bepaalde onderwerpen aan te sturen werd om een oordee1 gevraagd. Evenals de andere lgesloten' vragen werden deze op een vijfpuntsschaal gescoord. Oaarna werd, in open vorm, am een toelichting gevraagd en doorgepraat over wat de gedetineerden hierbij zelf aanroerden. De opmerkingen die hierbij werden gemaakt, werden door de interviewers steeds zoveel mogelijk letterlijk, ander de noemers 'positief' en 'negatief' genoteerd, en Worden als zodanig hier als toelichting vermeld. Bij het scoren van deze toelichtingen werden opmerkingen van dezelfde aard per respondent als den opmerking opgevat. Wanneer dus iemand b.v. het CAD 'aardig' en 'vriendelijk' vond, is dat als den opmerking gescoord. Vond hij het CAD 'aardig' en 'goed op de hoogte van drugsproblematiek', dan werd dat als twee opmerkingen opgevat. BiJ de toelichtingen in de volgende paragrafen .
zijn steeds de meest voorkomende opmrkingen eruit gelicht. De meeste respondenten hadden per vraag meer dan den opmerking. Zo kan het aantal opmerkingen, waar vermeld, het aantal respondenten overtreffen.
goe beoordeelden de getnterviewden de periods op paviljoen 1 de C l afdeting? • .. . 2 ' 1 Goed
Heelgoed-
, A-E.
*
RE.
, 3 G engd/ ell tussenin
7
9 -
4
3 5
4 5 Niet zo . Slecht Onbek. Tot. Gem. -. - .goed' ..
_
9
2
-
21
2.00
7
_
25
3,76
X
2
. 21.91
df= 4
P = 1_01
1 De antwoorden van de gedetineerden die niet op pay. 1/de C afd. hebben gezeten worden met het oog op de overzichtelijkheid hier nog niet vermeld omdat de aantallen te klein zijn am er echt iets uit af te leiden. A-E A i dam-pav. 1, R-E = R'dam-CI-afd.
Het verblijf op paviljoen 1 in Amsterdam werd door de meerderheid (76,2%) good of zelfs heel good ervaren. De posItieve ervaringen (in totaal 41 positieve opmerkingen) betreffen vooral de opvang en de begelelding, het contact en het vertrouwen (tesamen 13). Daarop volgde eon groep opmerkingen die het regiem betreffen: het veel tijd buiten de cel kunnen doorbrengen en de vrijheld (9). 7enslotte word vijfmaal het gestImuleerd warden am actlef bezig te zljn genoemd. De negatieve opmerkingen In Amsterdam (totaal 30) betroffen de duur van het verblijf op paviljoen 1 ('to kort') on het gebrek aan opvang daarna (tesamen 6). Daarop volgde eon reeks opmerkingen die onder de noemer 'to veel dwang' zijn to rangschlkken (tesamen 6): gedwongen afkicken, gedwongen praten en to veel dwang in het algemeen. Oe perlode op de C 1 afdelIng In Rotterdam word door het merendeel van de geintervIewden (64.0%) negatief beoordeeld. Er werden 46 negatieve opmerkingen gemaakt. Het beeld werd vooral bepaald door klachten op fysiek terrein (8) en de medische verzorging (tesamen 19): 'goon/to weinig/of te Lon methadon', 'goon slaapmiddelens, en 'te weinig-/of te weinig op het individu afgestemde aandacht en/of zorg, towel medlsch als sociaal. tiegen opmerkingen betroffen het region. Ooze hfelden verband met het veel alleen op de cel moeten zItten en wefnig gelegenheid hebben am to praten en/of (lichamelijk) actief bezIg to din. 'Om af to kicken moot Je stork din, en dat ben je niet altijd alleen', on 'als Jo veel beweegt, voel je Jo minder slechts. Zoals mode uit andere vragen bleek, hadden enfge gedetfneerden het 'dee dat to alleen op de C I afdeling zaten 'on beter In de gaten to kunnen warden gehouden'. De positieve opmerkingen In Rotterdam(totaal 12) betruffen vooral de medische behandeling 'Jo kreeg or tenminste methadon' (6), near dit word den weer afgezwakt door or aan toe to voegen dat de methadonverstrekking 'to kart' of 'to weinig' was, zoals blj de bespreking van het oordeel over de medische behandeling zal blijven. Het vaIt op dat gemaakt over de dienst, terwijI merkingen blind
In Amsterdam, spontaan, nauwelijks opmerkingen werden fysteke toestand on de behandelIng door de medische In Rotterdam zowel de negatieve als de positieve opuftsluitend op dit terrein lagen.
Op de hier vermelde ervaringen en opmerkingen wordt in de volgende paragrafen, waar de verschillende onderwerpen apart besproken worden, teruggekomen. Het globale beeld is echter al gegeven, het Amsterdamse paviljoen is positief ervaren, het Rotterdamse veel minder. 5.1.2. Vergelifking met eerdere detenties als verstaafde in een Buis van Bewaring
Volgens eigen opgave tijdens het interview hadden 15 van de 21 respondenten in Amsterdam eerder als verslaafde in een Huis van Bewaring gezeten, tesamen 48 maal. Van de 25 respondenten in Rotterdam waren dat er 17 met tesamen 46 eerdere detenties, en een waarvan onbekend was hoevaak. Vergelijking van de eerste periode van de detentie nu met die eerdere keren, levert het volgende beeld op: 3 4 5 2 1 Nu ,eel Nu lets 't Zelfde Nu lets Nu veel Nvt Onbek. Tot. Gem * beter beter slechter slechter _
A-E,le kr. ' 2e kr. " 3e kr.
9 6 6
1 1 -
2 -
_
1 -
6 9 11
2 5
R-E,le kr. " 2e kr. . " 3e kr.
1 -
4 4 2
4 2 2
4 3 3
3 3 1
8 12 16
4
2.1 21 21
1,69 .. ..
1 1 1
25 25 25
3,25 3,42 ..
(voor alle drie.keren) Xz resp. 13.70, 15.56. en 14.00 df=4 Waar de aantallen te klein werden, zijn de gemiddelden niet vermeld.
Van degenen die een vergelijking konden maken in Amsterdam vonden de meesten dat ze het nu beter gehad hadden dan vroeger. In Rotterdam lagen de scores meer verspreid, met de balansdoorslaand naar een negatief oordeel in vergelijking met eerdere detenties die niet op de C I afdeling werden doorgebracht. Van de positieve opmerkingen in Amsterdam (totaal 17) nam ook hier
weer de groep die ender de noemer 'Contact en aandacht te vatten Is. de grootste piaats In (9). HoeWel in Rotterdam drie gedetineerden opnerkten dist het no lets beter was dan eerdere keren omdat ze no tenminste 'lets' of 'een pear dagen' methadon kregen, waren de negatieve opmerkingen (totaal 11) in
de meerderheid.
Oeze reeks, niet cinder een noaner te vatten, negatieve opmerken bevatten o.a. het reglem en de sfeer (5) en het gebrek aan medische en/of sociale zorg (4). Eel) genterviewde merkte daarbij op dat hiJ huge verwachtingen had van een 'aperte drugsafdeling' en dat deze niet uit waren gekomen. WellIcht speelde dat ook In het oordeel van een aantal anderen een rol.
5.1.J. Acautcht uoor Fr:thiamin z:n uernand met ch .:enslaving
Cen volgende, meer gerichte, vraag was of de geinterviewden vonden dat Cr veel aandacht werd besteed aan problanen die verband
-
houden met verslaving. Hier werd als volgt over gedacht:
f I I
2
,Te veel
1
A-E R-E
X
2
Veel
5 -
3 Ging wel 6
1
. 27.91 df=4 P
4
3
5
Weinig
8 1
le weinig Onbek. Tot. Gem. 1
21 12.30
19
25
4.001
Van de respondenten in Amsterdam vond 55,0% dat er (te) veel dondacht werd besteed Jan drugsproblematiek. Hiermee duidde men in ten dental gevallen ook op de medegedetineerden: het Constance °throat over drugs en afkicken, waarop bij
de vraag hoe ze een
apart° afdeling vow - verslaafden vonden, wordt teruggekomen. In Rotterdam vond het merendeei (83,4%) dat Cr te weinig aandacht was vow- problemen die verband houden met de verslaving. In antwoord op de volgende -vraag in welk opzicht ze nicer of
.
minder aandacht wenseliik vonden, lagen in Amsterdam de reacties (totaal 13) meer op het terrein van enders gerichte aandacht den dat van meer aandacht. Zoals ook bij de vragen over het con-
1
4,58
tact met de CAO-medewerkers zal blijken, vonden de geTnterviewden in Amsterdam veelal dat ze te veel vanuit het stereotype van de 'junk' bekeken en behandeld werden (5). Oaarnaast vonden drie gedetineerden dat er te weinig ruimte was voor individuele aandacht. In Rotterdam (totaal 28 reakties) kwam op deze vraag weer vooral een reeks reacties op medisch terrein. Men vond de medische zorg te weinig en vooral te weinig op het individu afgestemd (7). Hierop volgden een aantal opmerkingen over te weinig mogelijkheden om actief bezig te zijn (6). Tenslotte werd vijfmaal de behoefte aan meer geestelijke begeleiding geuit. en vier maal de geringe mogetijkheid am met andere gedetineerden te praten. 5.1.4 Zoudan de gefnterviewden, at ze nog . eens verstaafd in een HuO'van 3ewar.ing terecht kcmen, weer op pavitjoen 1 of de Cl afdeting geptaatat willen worden?
, A-E R-E
1
2
3
4
Ja
Misschien
Nee
Weet niet
11 2
1
6 5
3 3
,
Onbek. I
.
1 le
Tot. 21 25
X 2 .7.95 df=4 n.s. Net is nog niet uitgezocht waardoor dit grote aantal 'onbekenden verklaard kan warden, maar waarschijnlijk is het aan een codeerfout te wijten en betreft het 'weet-nieters'. Hoewel de periode op paviIjoen 1 in Amsterdam door het merendeel gunstig werd beoordeeld denkt toch ongeveer de helft van de geinterviewden negatief of aarzelend over nog een plaatsing op deze afdeling. De negatieve reacties (totaal 9) op de vraag waarom leveren geen duidelijk beeld op. Ze varieerden van: 'ze kunnen toch niet helpen' (3) en 'te opgefokt' (3) tot 'na overplaatsing val je in een gat' (2). De opmerkingen van degenen die zeiden eventueel wel terug te when (totaal 18) sloegen op het regiem: 'de.open deuren' (7) en/of de opvang en begeleiding (7). De weinigen die in Rotterdam wel weer terug zouden willen, gaven als reden dat de 'aparte afdeling' toch wel enige bescherming bood
In die zin dat ze niet door de medegetineerden als 'junk' werden aangekeken en afgewezen. BIJ degenen die niet terugwilden kwam een aantal verschillende redenen hiervoor near voren (toted] 9). gecombineerd te kenschetsen als: Se hebt er minder vrijheid. terwij1 er geen duidellike voordelen als extra begeleiding tegenover staan'. 5.2 Contacten 5.2.1. Bet interne CAD De vragen over de CAD (medewerker(s) in beide Huizen van Bewaring
betreffen vooral de geTnterviewden in Amsterdam. In Rotterdam is het directe contact tussen de CAD-coOrdinator en de gedetineerden minder intensief zodat de geTnterviewden dear er minder ervaringen mee en/of een oordeel over hebben. Hoe. vonden de geTnterviewden het dat er in het Huts van Bewaring (een) medewerker(s) van het CAD werkte(n)? Den vraag was In abstracte vorm'gesteld. De bedoeling hiervan was een oordeel over dit element te krijgen, zonder meteen te refereren aan ervaringen In het contact met de individuele medewerkers. 1 2 Coed Best A-E R-E
9 -
X 2 • 7.95
4 5 3 Gemengd/ , Niet zo Slecht
goed
tussenin
goad
9 2
1 2
1
df • 4
I.
Weet niet/ I Totonbek. I
20
Gem.)
21 25
n.s.
Het merendeel van de respondenten in Amsterdam (85.81.) lijkt het idee positief te beoordelen. Hierbij met echter meteen worden opgemerkt dat uit de gevraagde toelichtIng bleek, dat dit oordeel voornamelijk bepaald ward door de ervaring in de individuele contacten. Om den reden zijn de toelichtingen verwerkt bij de volgende vraag. In Rotterdam gaven 17 geTnterviewden op, afgezien van eventueel contact tijdens de gespreksgroepen,geen contact met de CAD-codrdinator te hebben gehad. Dit is deels oak te wijten aan het felt dat gedurende de Interview-periode de CAD-coordinator, tevens enige medewerker in het Buis van Bewaring, geruime tIjd ziek is geweest. Omdat de gespreksgroepen als een apart onderwerp beSchreven warden, zullen de reacties in Rotterdam daarop op een later tijdstip worden hesproken.
Hoe hebben de geinterviewden het contact met de CAD-medewerkers of de maatschappefijk werkers ervaren? "
Gaed
A-E (CAD) R-E (Mw)
2 3 Gemengd/ Best goed ..tussenfri
4•"" 5 Niet zo Slecht *ed:
10
7
1
1
2
.6
11
2
2
1
Geen cont./ onbek.
Tot. Gem.
.
3
21
1,95
25
2,14
Zowel in Amsterdam als in Rotterdam waren de ervaringen met de 'interne hulyveriening' positief. De reacties op de open vragen wat positieve en/of negatieve ervaringen in het contact waren, vielen grotendeels samen met die op de vraag of het CAD of MW ergens mee hadden kunnen helpen, zodat due gecombineerd warden beschreven. De reacties in Amsterdam (pasitief totaal 28) lagen hoofdzakelijk op het gebied van de positieve houding van de CAD medewerkers ten opzichte van de gedetineerden: met als elementen: 'meeieven', 'aandacht', 'begrip', 'rechtstreekse benadering'. De opmerkingen die meer op praktische- en gedragsmatige aspecten sloegen, betroffen het . (goed) op de hoogte din van drugsproblematiek°, en 'informatie kunnen geven'. Op de vraag of en waarmee het CAD heeft kunnen helpen, volgden vooral reacties die te vatten zijn onder de noemer 'confrontatie met -en daardoor inzicht in zichzeir. Oaarnaast zeiden vijf gedetineerden spontaan dat het CAD hen geholpen had contact te leggen met een hulpverieningsinstelling op het gebied van drugs. De negatieve reacties (totaal 10) waren van dezelfde aard as in paragraaf 5.1. beschreven ('te weinig individueel gericht', te veel vanuit een stereotype', 'te veel op opname in een kliniek gericht' en 'te gedwongen').
Omdat in Rotterdam het persoonlijk.contact in het kader van hulpverlening voornamelijk met de maatschappelijk workers onderhouden wordt, is deze vraag in Rotterdam ten aanzien van de maatschappelijk werkers gesteld.
In Rotterdam zijn bij de positieve ervaringen met het M.W. die van praktische aard lets in de meerderheid. ZIJ betreffen vooral de huip bli het ieggen van contacten met hulpverleningsinstellingen (7, waarvan 3 met een drugshulpverleningsinstelling), het bemiddelen bij een bezoekregeling (16) en in contacten met relaties (4). De howling van de. maatschappelijk warken vond zijn weerslag in opmerkingen als 'Neel begrip' (4), goede gesprekken (4) en 'eerlijk' (4). Hoewel de gedetineerden in Rotterdam Cr nogal eons over klaagden dat het M.W. geen tiJd had of dat het lang duurde voor ze 'emend konden spreken, verschillen de positieve oordelen en ervaringen van hen qua aard nlet veel van de gedetineerden in Amsterdam ten aanzien van de CAD medewerkers. Wel lijkt in Amsterdam lets meer de begeleidipg als positief te zijn ervaren en in Rotterdam meer de praktisdhe hulp. 5.2.J. Oa bewcardars
Hoe hebben de geinterviewden de bejegening door de bewaarders ervaren? 1
Goed A-E R-E
8 —
, ,3 2 4 s Yoor 'tmeeren- Gemengd/ VooritmeerenSlecht deel goed tussenin tied slecht
7 10
C • 13.46 cif. 4
4 6
2 4
4
Weet niet 1
P • C.01
Van de respondenten in Amsterdam had 74,4Z een positief oordeel over het contact met de bewaarders. Wit de toelichting (positief 29, negatief 8) bleak dat ook van hen vooral de howling gewaardeerd word: opmerkingen als: 'hebben hart voor de zaak', J ilin betrokken' en I leven mee' kwamen 14 meal voor.
Tot. Gem. 21 25
2.00 3.08
Oak in Rotterdam oordeelde een groat aantal (66,7%) positief. De toelichtende opmerkingen (positief 15, negatief 21) kIonken echter wat zwakker Cie doen hun werk', en 'aIs jij niet lastig bent zijn zij het ook niet') en waren lets meer gemengd met negatieve kritiek. Oeze laatste opmerkingen sloegen dan vooral op het regiem ('ze stoppen de gedetineerden te veel en te snel op de cel' en 'ze houden ons hier extra in de gaten'). Vonden de geinterviewden dat de bewaarders voldoende op de hoogte waren van drugs en probIemen daarmee? '
1 AllemaaI
2 De meeste wel .
3 Gemengd/ tussenin
A-E R-E
3 1
2 3
8 3
..
X' = 14.30 df= 4
4 5 Oe meeste Geen niet enkele 7 6
11
Weet niet/ Tot. Gem. onbek. 1 1
P=4..01
Een groat deel van de genterviewden in Rotterdam vond dat de bewaarders op de 0 afdeling niets wisten van drugs en problemen daarmee. Oeze vraag werd mode gesteld am te bezien of de bewaar-. der s de kennis die iij hebben opgedaan tijdens de aanvullende opleiding ook in de praktijk in de ogen van de gedetineerden ten goede konden laten komen. Op de vraag of het felt dat eon groat deel van de respondenten in Rotterdam hiervan weinig gemerkt had, samenhangt met verschillen In de opleiding, de bewaarders, de gedetineerden of de opzet van de experimenten is hier geen antwoord te geven. 5.2.3. Aparte ofdeting voor verstaafden
Op de vragen hoe de geinterviewden het vonden am op een aparte afdefing voor versIaafden te zitten, kwamen voornamelijk reacties over het contact met de medegedetineerden. Daarom vindt dit onderdeel zijn pIaats bij het onderwerp 'contacten'. De gesIoten vraag leverde het volgende beeld op:
21 25 '
2,95 3,95
5 4 3 1 2 Coed Best goed Gemengd/ Niet zo Slecht goed tussenin A-E R-E X2
.
I
-
3.57 df= 3
3
7 9
3 7
4 3
Weet nieti Tot.
onbek.
3
21 25
n.s.
Hoewel het karakter van de twee experimentele afdelingen, afgezien van het felt dat er verslaafden biJ elkaar zaten, in aanzienlijke mate verschIlde, 'keen de gemiddelde beoordelingen niet erg uiteen. Zowel in Amsterdam als In Rotterdam was de gemiddelde reactie negatief. De verdeling van de scores over de verschillende antwoordcategoriedn verschilt echter wel. In beide Huizen van Bewaring is de hoofdklacht ten aanzien van de aparte afdelingen dat er 'voortdurend over drugs wordt gepraat'. (Adam 10, Ridam 16) en dat men of 'omdat er op dat gebled daar meestal omdat men julst pezig Is er rams, te komen . , islets te halen wait dear 'doodziek van waren'. Daarnaast vonden vooral de geinterviewden In Rotterdam het een bezwaar dat ze steeds weer geconfronteerd werden net het ziek zljn van anderen. Daartegenover staat de positieve ervaring van het kunnen uftwisselen van ervaringen, elkaar kunnen steunen en stimuleren. In Amsterdam gold dit sterker (13) dan in Rotterdam (5), 01t verschil hoeft geen verbazing te wekken als men bedenkt dat in Amsterdam over het algemeen de sfeer als positiever werd ervaren en dat bovendien de geinterviewden daarin meer mogelljkheden tot contact hodden. Len aantal gedetineerden in Amsterdam merkten echter op dat deze positieve kant, het elkaar kunnen steunen, alleen gold voor de tiJd dat ze zeif nog in de (lichamelijke) ontwenningsfase zaten.
Gem.
5.3. Activiteften 5.3.1. De gespreksgroepen
Op de gesloten vraag of de geTnterviewden konden zeggen of ze lets aan de groepsgesprekken hadden gehad, kwamen de volgende reacties: 2 3 1 Veel Best Gemengd/ veel tussenin A -E R-E
3
11
7
2
4 5 Nauwelijk Niets lets 1 2
5 2
Weet niet/ onbek.
3
N. v
8
Tot. Gem.
21 25
(fgnificantie nog niet getoetst) Acht van de geinterviewde gedetineerden In Rotterdam hadden niet deelgenomen aan de groepsgesprekken. Het oordeel van beide groepen over de groepsgesprekken lag aan de positieve kant. Voorafgaand aan deze vraag werd gevraagd of ze er in 't begin en vervolgens na een paar keer graag heengingen. Oft de reacties daarop bleek bij beide groePen dat het enthousiasme na een aantal keren daalde. De opmerkingen die hierbij werden gemaakt telden waarschfjnlijk mee in het eindoordeel zodat deze in het onderstaande mee vermeld worden. Bij beide groepen betroffen de positieve opmerkingen (Amsterdam totaal 19, Rotterdam totaal 20) het zichzelf beter hebben leren 'kennen en de eigen houding ten opzichte van afkicken (beide groepen: tesamen 9). In Amsterdam werd dit gevolgidoor een reeks opmerkingen die het contact met andere gebruikers betroffen: de herkenning en de uftwisseling van ervaringen (tesamen 8). In Rotterdam werd deze uftwisseling en wisselwerking slechts een enkele maal (3) genoemd. Oft hangt mogelljk samen met de daar veal gemaakte opmerking dat de groepsgesprekken daar te weinig frequent waren, de doorstroming te groot en dat er (daarom) te weinig serieus en vertrouwelijk' werd gepraat (tesamen 8, negatief totaal 12). In Amsterdam was het meest voorkomende bezwaar (negatief totaal
2,70 2,78
12) dat or 'to verplicht werd gepraatd, dat de CAD-leider(s) to veel vanuit nn stereotype van verslaafden bezic waren en to veel In de richting van opname in eon kliniek duwden (tesamen 8). Voortichtingsbijeenkomoton
2oals bij de korte beschrijving van de opzet.van de experimenten word vermeld. konden de gedetineerden In Amsterdam de voorlichting door verschillende instellingenbijwonen c terwijrin - Rotterdam alleen door 'de Neemraadsingell voorlichting word gegeven. Op de vraag of de geTnterviewden lets aan doze voorlichting gehad hadden. Ieverde de volgende reacties op: 1 Veel
le kr.
1
2 3 4 Best Gemengd/ Nauwelijks ,veel tussenin lets
9
3
1
5 Niets •
Weet niet/ onbek.
li,v.0 Tot.
-
3
4
Gem.
21 2,65
_
2e kr.
R-E
1
8
1
' 2
l
1
2-
2
6
4 1
3
(
4
21
1
25
(Signlficantie nog niet getoetst) N.v.t., d.w.z. dat de betrokkenen niet komst zijn geweest.
near
eon voorlichtingshijeen-
In Amsterdam Leiden moor respondenten dat te tots aan de voorlichOng hadden gehad Jan dat ze or niets jets aan gehad hadden. In Rotterdam lag dit andersom. Bij doze vraag is nlet verder gesproken over wIt ze eraan gehad hebben of or in misten. We 4eiden 12 respondenten in Amsterdam dat ze oak graag van andere Instellingen voorlichting zouden Allen, In Rotterdam waren dat or 10.
3,99
5.4. Fysieke asoecten en de medische dienst 5.4.1. Lichamelijke toestand bij binnenkomet
De vraag hoe men zich lichamelijk voelde toen men het Huis van Bewaring binnenkwam, leverde het volgende beeld op:
A-E R-E
1 Goed
2 Best goed
2 2
1 6
df .4
n.s.
x`.4.48
3 4 Gemengd/ Tamel. tussen slecht in 4 6
6 4
5 ilecht
Onbek.
Totaal
Gem.
8 6
1
21 25
3,81 3,25
Zoals te verwachten was, voelden de respondenten zich over 't algemeen niet erg goed bij binnenkomst. Oe vragen over het verblijf op het polltiebureau en eventuele medicatie daar en gegevens over het druggebruik zijn voor dit verslag nog niet verwerkt, zodat bier geen uitspraak kan warden gedaan over de reden,van de fysieke toestand. Hoewel voor dit verslag ook nog geen correlaties warden berekend, zijn deze gegevens bier toch vermeld vanwege een mogelijk, nog te onderzoeken, verband met het oordeel over de behandeling door de medische dienst. 5.4.2. Oordeat over do behandeling door de •edische dianst
-
11 1 Goed •
A-E R-E x`.5.34
2 3 4 Best Gemengd/ Tamel. goed tussen slecht in
-
3 9
df .4
n.s.
3 4
3 2
5 Slecht
12 6
Weet niet/ onbek. 4
Totaal ,
Gem.
21 25
4,14 3,24
Hoewel door beide groepen de behandeling door de medische dienst negatief werd beoordeeld, hadden de genterviewden in Rotterdam gemiddeld
een lets gunstiger oordeel over de behandellng door de medische dienst dan die in Amsterdam, hoewel niet significant. 81j beide groepen din de toelichtende opmerkingen onder twee noemers te scharen, te weten 'middelenverstrekking' en 'houding en benadering'. Oe gemfddelde score in Rotterdam was minder ongunstigdandielnAmsterdam, maar het aantal negatieve opmerkingen was grater. In Amsterdam (positief totaal 6, negatief totaal 22) l'agen de klachten wat betreft de medicatie enerzijds op 't terrein van de methadonverstrekking ('te snelle afbouw' en 'nfet individuee1 bepaald', tesamen 5) en anderzfJds op het filet verstrekken van slaapmiddelen (5). Wat de hooding en benadering betreft, vond men dat men te weinig serieus werd genomen (4) en dat de behandelIng zich te veel kieperkte tot een standaarprocedure (1).
.
In Rotterdam . (posftief totaal 14, negatief totaal 32) werd tienmaal de benadering positief genoemd net toelichtende elementen als: 'kon met ze praten', 'staan voor je klaar' en igoed overleg over 't afkIcken of slaapmiddelen'. Rat betreft het verstrekken van middelen betrof de . kritiek In Rotterdam vooral de methadonverstrekking: 'te weinig, te kort of te weinig op het individu afgestemd' (tesamen 7) of het geven van 'niet adequate medictin' (4). Wat betreft de benadering betroffen de negatieve opmerkingen In Rotterdam In hoofdzaak het gevoeld gebrek nn begeleicrIng (7) en een autorftaire benadering (4).
5,4.3. De ontwenning
Op de vraag hoe de methode van afkicken was 'bevel I en ' • kwamen de volgende reacties:
1
2
3
4
5
Coed
Best goed
Gemengd/ tussenfn
Niet zo goed
Slecht
[A-E
5
8
2
2
3
3
21
2,50
R-E
2
4
5
6
7
1
25
3,50
2 x -7.20
wil hier zeggen: niet afgekickt, methadon onderhoudsdosis df-4 n.s.
t1.v.t.4
c
Tot.
1
Gem.
t
-61 -
In Rotterdam werd de lichamelijke ontwenningsmethode slechter ervaren dan in Amsterdam. Dit kan samenhangen met het felt dat men meer klaagde over de methadonverstrekking.
5.4.4. Vergelijking tuasen de ontwenning nu en die tijdemseereare detentes niet op paviljoen I of'de Cl -afdeling
I Nvt -
1 Veel beter
2.: lets beter
3 't Zelfde
4 lets slechter
5 Veel slechter
7
4
2
-
1
6
1
21
1,86
7
3
-
-
_
6
5
21
1,30
A-E-, 3e keer
7
2
-
-
-
6
5
21
1,30
R-E, le keer
2
4
5
4
1
8
1
25
2,87
R-E, 2e keer
1
2
4
4
1
8
5
25
3,17
R-E. 3e keer
1
1
3
4
-
8
8
25
3,73
A-E. le keer A-E, 2e keer
.
-
'.let Tot. niet/ onb.
Gem.
,
_ respectievelijk: 2 df =. 4 x a 7.79 df 4 x2a 14.02 df a 4 x 2 =11.83
n.s. pa 4.05 pa G.05
Ook bij vergelijking van de ervaringen met het afkicken nu en eerdere keren, valt het verscbil in reacties van de groepen in Amsterdam en Rotterdam op. De genterviewden in Amsterdam hadden nu voornamelijk betere ervaringen, in Rotterdam was dit niet het geval, terwij1 in Rotterdam het oordeel over de medische behandeling, zoals die althans bleek uit de reacties op de gesloten vraag, minder ongunstig was. Wanneer men bedenki ifat de eerste periode in het Huis van Bewaring te Amsterdam overrhetalgemeen positiever werd beoordeeld dan in Rotterdam en dat, hoewel in Rotterdam de behan-
deling door de medische dienst positiever wordt gescoord maar het ontwennen toch
slechter werd ervaren, dan dringt
-62-
zich de vraag op of de medische zorg alleen bepalend is voor hoe men het afklcken ervaart. Naar aanleiding van vragen over de eerste per1ode In Amsterdam 'werden niet, spontaan, het afkIcken of fysleke klachten genoemd, mar reacties op het terrein van het sociale klimaat. Naar In Amsterdam specifiek near de medIsche dienst gevraagd werd, luidde het oordeel overwegend . negatief. In Rotterdam daarentegen begint men te vertellen over fysieke klachten en gebrek aan (medIsche) begeleiding, terwfil het oordeel over de medische dienst minder ongunstIg Is dan in Amsterdam. Olt zou erop kunnen wIlzen dat de sociale aspecten, 'le positIeve aandacht en begeleidIng' zoals de CAOmedewerkers en bewaarders in Amsterdam die door de opzet daar, kande!) geven en de aigehele steer op de afde1Ing, van even groot belang din. 5.5. Overolaatsinq Omdat de overplaatsing ult de experimentele afdelingen near aanleidIng van de opzet van de experimenten en de situatie daarvan In de respectievelijke Huizen van Bewaring uiteenlopende consequenties heeft, werden hierover apart enkele vragen gesteld. Hoe hebben de geIntervIewden de overplaatsing ervaren? 1 2 Goed Best goed A-E R-E
3 8 14.88
3 9 df 4 4
-3 Gemengd/ tussenin
4 Hiet zo goed
5 2
2 1
5 Slecht N.v.t_r Onbek. Tot. Gem.
8 —
3
2
21 25
3,43 1,80
p x .01
s) One gentervIewden in Rotterdam waren ten tilde van het interview
nog niet overgeplaatst. Zoals te verwachten was, viel gemiddeld bij de genterviewden In Amsterdam de overplaatsing niet zo goed, In Rotterdam daarentegen was 85,0% blIj overgeplaatst te worden.
In Amsterdam (positief totaal 18, negatief totaal 43) betrof de klacht die vrijwel unaniem werd geuit,de verandering van het regiem: het veel meer tijd alleen in de cel moeten doorbrengen en het verlies van vrijheid (tesamen 13). Daarnaast hielden acht opmerkingen verband met de verminderde aandacht ('ik voelde me in de steek gelaten/miste de steun/miste hulp', lje raakt weer vast' en 'je motivatie neemt weer af'). Niet alleen het contact met de CAD-medewerkers en de bewaarders werd gemist, ook dat met de medegedetineerden (6). In Rotterdam (positief totaal 32, negatief totaal 1) betroffen de opmerkingen waarom men blij was met de overplaatsing eveneens het regiem en de medegedetineerden maar nu in omgekeerde rjchting. Eenmaal uit de C I afdeling weggeplaatst vond men dat men meer vrijheid'kreeg en 'minder in de gaten werd . gehouden' (tesamen 11). Oaarnaast was men opgelucht niet meer zo geconfronteerd te worden met de drugs- en afkick problematiek van anderen en nu tussen oak niet-gebruikers te zitten (tesamen 8). Viermaal werd de accomodatie genoemd: 'schoner en warmer', en viermaal de betere sfeer. 5.6: Ideeen over druggebruik Aan het eind van het interview werd gevraagd of men door dingen die in het Huis van Bewaring waren gebeurd, anders was gaan .denken over het gebruiken van drugs. De reacties hierop waren als volgt: 1 Ja zeker ..
2 Wel lets
3 Onduidelijk
4 • Nee, niet erg
5 Helemaal niet
Tot.
Gem.
7 5
1 1
1 1
5 9
21 25
2,52 2,84
.. A-E R-E
7 9
df= 4 n.s. x' = 1,39 :Bij de reacties op deze vraag moet warden opgemerkt dat zowel in Amsterdam als in Rotterdam een aantal mensen zei er al serieus vanaf te willen toen ze het Huis van Bewaring binnenkwamen. Het valt op dat de reacties in beide groPpen nogal Pxtreem 'zijn
-64 -
en tevens dat, hoewel de ervaringen In beide groepen in aanzien'Hike mate Oteenliepen. de react1es op deze vraag in hoge mate overeenkomen. Wet er precies veranderd was, was voor een aantal mensen niet duldelijk te omschrijven. In Amsterdam (totaal 15 reacties) zeiden zeven geTnterviewden beter gemotiveerd te ziJn geraakt on van de drugs at' te komen (-te blliven). In Rotterdam (totaal 7 reacties) ging men niet zover near hielden de antwoorden meer in dat men 'met de neus op de feiten was gedrukt' en 'meer inzag wet voor heed men zichzeir en/of anderen aandeed'. Op de vraag of ze na konden gaan waardoor deze verandering was gekomenp . verschilden de antwoorden van de twee groepen. In Amsterdam.betroffen de meeste antwoorden het terrein van de contacten: de groepsgesprekken (6), de 'Iosse' gesprekken met andere gedetineerden in positieve zin (6) en de gesprekken met de CAO-medewerkers (4). Vier respondenten gaven de confrontatie met het ziek zijn van de medegedetineerden als reden op. In Rotterdam daarentegen werd juist overwegend het alleen zijn en dalrdoor geconfronteerd werden met zichzeIf als reden genoemd (9). Hoewel dit aspect door de genterviewden in Rotterdam overwegend als negatieve ervaring in het experiment werd genoemd, heeft het toch blijkbaar op de korte termijn niet alleen een negatief effect. 5.7. Contact met hulpverlening Contact biJ binnenkomst A-E R-E
5 15
Contact bIj Concrete vertrek afspraken 18 20
11 6
Totaal respondenten 21 25
Van de 21 geInterviewden in Amsterdam hadden er al 5 contact met een drugshulpverleningsinsteIling toen ze het Huis van Bewaring binnenkwamen, 18 hadden een contact . bli vertrek , waarvan 11 met concrete afspraken. In Rotterdam kwamen er IS Met een contact binnen en gingen er 20 met een contact weg, waarvan 6 met concrete afspraken. Een afspraak werd concreet genoemd als de betrokkene rechtsstreeks naar een kliniek zou gaan of een datum voor het eerstvoIgende gesprek, een controle of opname. In Amsterdam bleek dit reIatief vaker het geval te zijn dan in Rotterdam. Uiteraard is op grond hiervan niets te zeggen over wat daarvan te'recht is gekomen. De gelnterviewden in Rotterdam, waarvan eerder werd gezegd dat over het - algemeen vermoedelijk meer verslaafden contact hebben met (een) hulpverleningsinstelling(en), stonden zelf wat meer sceptisch ten opzichte van deze contacten, zowel naar het verIeden kijkend als naar de toekomst. Bij de vraag naar de afspraken werd bier dan oak vaker vermeld dat ze zelf nog moesten den wat ervan zou komen. 5.8. Samenvatting en conclusies In het voorgaande werden de ervaringen van gedetineerden tijdens hun detentie op de experimentele afdelingen in respectievelijk de' de Huizen van Bewaring te Amsterdam ('Demersluis') en Rotterdam beschreven en vergeleken. In hoofdstuk 2 werd al aangegeven dat deze twee experimenten in aanzienlijke mate van elkaar verschillen wat betreft de opzet en de uitwerking hiervan. Ook draagt het feit dat de cardinator in het Huis van Bewaring te Rotterdam gedurende de onderzoeksperiode geruime tijd ziek was er toe bij dat de experimenten in geringe mate vergelijkbaar zijn. Bovendien moet bier t
Of dit betekent dat 13 mensen voor 't eerst een contact hadden gelegd, kan nog niet gezegd worden.
-56-
met nadruk warden gezegd dat dit verslag een momentopname weergeeft van twee nletsynchroonverlopende processen. Het experiment In Amsterdam kon starten In een nleuw ontstane sltuatte, terwijl in Rotterdam gaandeweg verandering moest warden gebracht In een bestaande situatie. Aangezten het echter den van de doelstellingen van het evaluatleonderzoek was na te gaan of en hoe verschillen tussen de twee experimenten bijdragen aan verschillen In detentie ervaringen, wordt in het navolgende samengevat wat hiervan bleek bij de Interviews die met de betrokken gedetineerden werden gehouden. Over vrtjwel elk van de in citt hoofdstuk bisproken onderwerpen, behalve de behandeling door de medische dienst, had de groep gedetineerden in Amsterdam een gunstiger, of minder ongunstig, oordeel dan de groep gedetineerden in Rotterdam. De reacties van de geinterviewden wijzen erop dat bijna alle elementen van de Opzet van het experiment te Amsterdam dear positief werden gewaardeerd. In Rotterdam bleek eerder het tegendeel. listen we bekijken wat due elementen in de opzet van het experiment in Amsterdam waren en welke daarvan bijdroegen aan de positieve ervaringen. Oij . de positieve opmerkingen van degenen die in Amsterdam op deviljoen I werden geplaatst kwamen drie hoofdzaken near voren: 1. de ruime mogelijkheid tot persoonlijk contact met zowel CAD-madewerkers als bewaarders als de medegedetineerden: 2. het regiem met 'open deuren' 3. de mogelijkheid on fysiek in beweging te zijn. Het eerste punt (het contact) werd door de gedetineerden zelf niet In verband gebracht met het felt dat paviljoen 1 een ruimtelijk afgescheiden afdelIng is. Op de vraag hoe zij het vonden am op een afdelIng met alleen verslaafden te zitten, werd niet positief gereageerd. Toch Iljkt de mogelijkheid veer het bestaan van de elementen die zij voornamelijk noemden In bun toelichtingen bij de verschillende vragen, mar men belangrijk deel afhankelijk te zijn van de ruimteli.jke setting. Len speciaal programma en in de dagelijkse routine ingebouwde contacten, zijn eerder mogelijk op een aparte afdeling dan in een setting waarin bepaalde groepen niet goed te scheiden zijn.
- 67 -
De opzet in Rotterdam, waar binnen een vleugel, een aantal cellen is gereserveerd voor verslaafden, lijkt eerder negatieve dan positieve ervaringen op te leveren. Niet alleen bij vergelijking met de ervaringen van de Amsterdamse gedetineerden, ook bij vergelijking met hun eigen ervaringen tijdens eerdere detenties kwam hun oordeel als ongunstig naar voren. Men bleek zich letterlijk en figuurlijk apart geget te voelen zonder dat in het kader van deze apartheid speciale aandacht aan hen werd besteed of activiteiten door hen konden worden ondernomen. Deze negatieve werking werd ook weerspiegeld in de opmergingen over de medegedetineerden. In Rotterdam kwamen vooral de onaangename aspecten van het geconfronteerd warden met ook-gebruikers naar voren, terwijl in Amsterdam, naast aspecten van deze aard, ook de mogelijkheid tot wederzijdse steun en begrip en het 'elkaar oppeppen' werd opgemerkt. Bij de klachten in Rotterdam kwamen eveneens drie 'hoofdzaken' naar voren: 1. klachten op fysiek gebied en de medische behandeling; 2. gebrek aan aandacht, contact en begeleiding 3. de gebruikelijke klachten inherent aan het gedetineerd zijn. Het valt op dat elk van deze in Amsterdam juist, spontaan, weinig genoemd worden. Afgezien van de reeks negatieve opmerkingen naar aanleiding van de rechtstreekse vraag over de behandeling door de medische dienst, hingen de klachten in Amsterdam overwegend samen met kenmerken van het experiment. Zij kunnen, samenvattend, gekenschetst worden als te veel of te weinig van 'het goede'. Te veel in die zin dat sommige gedetineerden zich te veel in een stereotype geduwd voelden of niet bereid c.q. in staat waren aan het verplichte grcepsgebeuren en de speciale activiteiten deel te nemen. Te weinig in die zin dat ze behoefte hadden aan meer individuele gesprekken en aandacht, dat 'dit voor nu wel mooi is, maar wat heb je er uiteindelijk aan' en dat het contrast tussen het verblijf op paviljoen 1 en dat na overplaatsing te groot is. Specifiek naar het werk van de . CAD-medewerkers in Amsterdam en de maatschappelijk werkers in Rotterdam gevraagd, gaven de genterviewden weinig uiteenlopende reacties. Wel kan men zeggen dat in Amsterdam de reacties lets meer op emotioneel/psychologisch terrein lagen, terwijl in Rotterdam meer aan praktische zaken wera gerefereerd.
De groepsgesprekken bleken zowel In Amsterdam als in Rotterdam positieve ervaringen op te leveren. Voor beide Hufzen van Bewaring geldt echter dat tilt de negatieve opmerkingen vooral behoefde aan meer structuur, waardoor de gesprekken duideffiker gericht en minder irommellg' zouden zijn, te distilleren is. De houding ten opzIchte. van dwany en structuur bieek echter 61J een deel van hen ambivalent te din. Enerzijds 'had men er behoefte aan, anderzijds klaagde men juist over te veel aan dwang onderhev1g te zijn en in een waste structuur geperst te warden. Afgezien van de speciaie activIteiten als groepsgesprekken en voorlichting bieek er, oak en vaak juist tijdens het afkicken, een grote behoefte te bestaan aan fysieke actIvitelt 'am de eliende er letterlijk en flguurifjk tilt te rweten'. In Rotterdam werd nagal eens opgemerkt dat het tijdens de Ifchameifjke ontwenning inactief en alleen op de cel zitten de spnotomen ervan alleen clear erger doet voeien. Samenvattend kan, vooriopig, geconcludeerd warden dat een groepsbenadering met het stimuleren yan posItieve stromingen en het aanzetten tot actief bezig zijn, in belangrijke mate bij kunnen dragen aan verbetering In de opvang van verslaafde gedetineerden. Ue opmerking van een van de geinterviewden In Amsterdam 'dat zijn motivatie gezaaid en gegroeid was', dient waarschijnifjk met een korrel zout genomen te warden, maar opmerkingen van den aard kwamen relatief vaak voor. Over In hoeverre bier lets van beklijft, kan heiaas, door het ontbreken van follow-up-gegevens van de groep in Amsterdam, niets gezegd warden. Aangezien Afet-verslaafde gedetineerden in dit onderzoek van geringe =fang, niet zfjebetrokken, kan liter eveneens geen antwoord warden . segeven op de vraag of een In het bovenstaande beschreven benadering niet door alle gedetineerden, inclusief de niet versiaafden. ais positiever Lou worden ervaren dan de bestaande situatie. Een iaatste opnerking van een gedetineerde In Amsterdam, dat 'je Juist als versiaafde zo passief wordt en Je isoleert in de vrije maatschappi.1 en 'clat het daarom zo belangrijk was am weer een beetje In groepsverband te (moeten) leren functioneren en actief bezig te verdient echter in dlt verband zeker de aandacht.