Evaluatieonderzoek maatschappelijke stage Gemeente Den Bosch
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd Olga van Keulen MSc Juni 2013
Colofon Evaluatieonderzoek maatschappelijke stage Teksten en samenstelling:
Olga van Keulen Msc
Eindredactie:
Olga van Keulen MSc Betty Vervoort
Publiciteit
K2 heeft, met inachtneming van de belangen van de opdrachtgever, de vrijheid om voor de opdrachtgever gemaakte producties te gebruiken voor haar eigen publiciteit of promotie. Een samenvatting van het project op de website van K2 maakt hiervan onderdeel uit. Het is de opdrachtgever niet toegestaan om op de door K2 ontwikkelde diensten en producten een logo of ander object te plaatsen, waardoor de indruk wordt gewekt dat de dienst of het product door een andere dan K2 is gemaakt of ontwikkeld. K2 verleent aan de opdrachtgever het recht de stukken te verveelvoudigen uitsluitend voor gebruik in de eigen organisatie en voor zover passend binnen het doel van de opdracht. Bij alle andere publicatiedoeleinden is toestemming van K2 van toepassing.
Uitgave:
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd Koningsweg 2 Postbus 1430 5200 BL ’s-Hertogenbosch (073) 614 17 74
[email protected] www.K2.nl
Deze publicatie is tot stand gekomen met subsidie van de
provincie Noord-Brabant.
© Teksten in deze uitgave mogen alleen na toestemming van K2 worden overgenomen. Overname van beeldmateriaal is niet toegestaan.
Inhoud
pagina
Inleiding Conclusies Hoofdstuk 1 Achtergrondkenmerken Hoofdstuk 2 Het zoeken en vinden van een stage Hoofdstuk 3 De begeleiding voorafgaand en tijdens de MaS Hoofdstuk 4 De stageplaats Hoofdstuk 5 De betekenis van MaS voor de leerling Hoofdstuk 6 Vrijwilligers van de toekomst? Hoofdstuk 7 Conclusies en aanbevelingen
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
3
Inleiding Vanaf schooljaar 2015-2016 stelt de overheid het uitvoeren van een maatschappelijke stage (MaS) door leerlingen niet meer verplicht. Dit betekent dat scholen zelf bepalen of zij doorgaan met de MaS, of niet. ZonMw startte in 2012 het project Team Maatschappij. Een project om de vrijwillige inzet te vergroten en de pedagogische civil society te versterken. Gemeenten hebben voor dit project samen met partners een actieplan opgesteld. Team Maatschappij Den Bosch wil jongeren (14-27 jaar) faciliteren om een bijdrage aan de samenleving te leveren. De werkgroep (Divers, Galant en K2) heeft daarvoor twee activiteiten uitgezet. Allereerst een inventarisatie van landelijke initiatieven die jongeren als vrijwilliger werven en ten tweede dit onderzoek naar de MaS.
Doel onderzoek Het doel van dit onderzoek is tweeledig, enerzijds een evaluatie van de ervaringen van leerlingen die een MaS hebben afgerond en anderzijds een inventarisatie van de interesse voor vrijwilligerswerk in de toekomst. Het onderzoek moet input leveren om het gesprek aan te gaan met leerlingen, ouders, onderwijs, de gemeente en vrijwilligersorganisaties (stageaanbieders) om enerzijds het aantal jonge vrijwilligers in de toekomst te vergroten en anderzijds naar mogelijkheden te kijken hoe vrijwillige inzet vanuit scholen door kan gaan.
Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen bestaan uit drie onderdelen: evaluatie van de MaS, het proces van start tot eind van de stage en een inventarisatie van de houding van leerlingen over toekomstig vrijwilligerswerk. 1. Hoe hebben leerlingen hun maatschappelijke stage ervaren? 2. Hoe verliep het proces van het uitkiezen van een stage tot evaluatie? a. Hoe hebben de leerlingen de randvoorwaarden ervaren; de docent, de stagemakelaars, het digitaal systeem Maspoint, etc.? 3. Hoe staan leerlingen tegenover toekomstig vrijwilligerswerk? a. In hoeverre hebben leerlingen er behoefte aan om zich in de toekomst vrijwillig in te zetten? b. Welke rol heeft de MaS hierbij gespeeld? c. Op welke gebieden zouden zij zich willen inzetten? d. Wat zijn redenen en voorwaarden om zich wel of niet vrijwillig in te zetten? e. Welke benaderingswijze nodigt leerlingen uit voor vrijwillige inzet?
K2 en Galant hebben een vragenlijst uitgezet onder +/- 2000 leerlingen van alle scholen in Den Bosch. Ook heeft Galant een klankbordbijeenkomst georganiseerd voor leerlingen. Hier hebben vier jongeren aan deelgenomen. Voor de verwerking zijn mixed-methods gebruikt; zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens zijn geanalyseerd.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
4
Samenvatting en conclusies Het doel van dit onderzoek is tweeledig: enerzijds een evaluatie van de ervaringen van leerlingen die de MaS afgerond hebben en anderzijds een inventarisatie van de interesse voor vrijwilligerswerk in de toekomst. De onderzoeksvragen zijn op drie onderdelen gesteld: evaluatie van de MaS, het proces van start tot eind van de stage en een inventarisatie van de houding van leerlingen over toekomstig vrijwilligerswerk. In deze samenvatting vindt u de conclusies uit de volgende hoofdstukken uit dit rapport die samen antwoord geven op de drie onderzoeksvragen.
Hoofdstuk 1 Achtergrondkenmerken Gemiddeld lopen 2000 leerlingen per jaar stage in Den Bosch, 339 leerlingen van verschillende scholen vulden de vragenlijst in.
Hoofdstuk 2 Het zoeken en vinden van een stage Het informele netwerk van leerlingen is de grootste hulp voor leerlingen om een stage te vinden. Ze schakelen ouders, kennissen en vrienden in om bij een leuke organisatie stage te lopen. Ook verenigingen waar ze sporten of hun hobby uitvoeren zijn populair. De ondervraagden gaan ook actief opzoek naar stages op het internet, bijvoorbeeld via het digitale systeem Maspoint van Galant. Of ze gaan op bezoek bij de organisaties waar ze stage willen lopen.
Leerlingen vinden vooral via hun eigen, informele netwerk een stage Soms was er ook sprake van te weinig stageplekken bij een stageaanbieder, of leverde randvoorwaarden problemen op. Zo mogen leerlingen niet stage lopen onder schooltijd.
Hoofdstuk 3 De begeleiding voorafgaand en tijdens de MaS De meeste leerlingen krijgen begeleiding vanuit hun docent, sommigen ontvangen extra ondersteuning van een stagemakelaar. Driekwart van de ondervraagden is positief over de hoeveelheid hulp en informatie die ze hebben ontvangen. Opvallend is dat dus een derde van de leerlingen aangeeft dat de docent hen niet goed heeft geholpen tijdens de stage. Helaas kunnen we niet verklaren waarom zij dit zo ervaren. Zoals gezegd maakt maar een klein deel van de ondervraagden gebruik van een stagemakelaar. Scholen en stagemakelaars hebben afgesproken dat 10% van de bemiddeling tussen leerlingen en stageaanbieders gratis is. Dit verklaart dat veel leerlingen de vragen hebben overgeslagen. Op de website van Maspoint bieden organisaties stageplaatsen aan. Op deze site kunnen ze ook hun eigen stage registreren. Uit de evaluatie blijkt dat maar weinig leerlingen informatie hebben ontvangen over Maspoint. Dit waren vooral leerlingen van het VMBO. Ze gebruiken het systeem ook vaak niet. Een verklaring hiervoor is dat maar 7 van de 11 scholen in Den Bosch Maspoint ook daadwerkelijk inzetten. Als ze het systeem evalueren vinden leerlingen het systeem vaak moeilijk te gebruiken en te begrijpen. Het aanbod is volgens hen ook te mager.
Hoofdstuk 4 De stageplaats Stageplaatsen in de zorg, sport en vrijetijdsactiviteiten zijn populair onder leerlingen. Achterliggende redenen zijn voor hen vaak de werkzaamheden, collega’s en de afstand tot hun huis. Maar geen van de redenen springt er echt uit. Leerlingen voeren allerlei soortige taken uit, van schoonmaken tot begeleiden.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
5
Leuk vinden ze het vooral om anderen te helpen, te begeleiden en de verschillende doelgroepen te trainen in iets wat ze goed kunnen. Niet verrassend is wat de leerlingen minder leuk vinden aan taken: schoonmaken, opruimen en afwassen.
Hoofdstuk 5 De betekenis van MaS voor de leerling Ervaring opdoen in organisaties heeft voor veel leerlingen geleid tot een beter inzicht in eigen vaardigheden en talenten. Het stagelopen zorgde ervoor dat ze nieuwe contacten moesten leggen, en ze leerden om (beter) met anderen om te gaan. Voor sommige leerlingen zorgde de MaS ervoor dat ze beter weten wat er in hun eigen omgeving te doen is. Positief is ook dat veel ondervraagden aangeven door de stage meer inzicht en waardering voor vrijwilligers te hebben.
Hoofdstuk 6 Vrijwilligerswerk in de toekomst? Niet iedereen wil zich in de toekomst vrijwillig inzetten, toch geeft een ruime meerderheid van de leerlingen aan dit (misschien) wel te willen doen. Vaak weten leerlingen ook al wel waarvoor ze zich vrijwillig in willen zetten: voor de sport, zorg en het goede doel. Er zijn ook ondervraagden die geen interesse hebben, omdat ze het niet bij zichzelf vinden passen, of omdat ze er geen tijd voor hebben. De grootste reden voor leerlingen is echter dat ze voor hun werk betaald willen worden.
Leerlingen willen via-via horen dat er een vrijwilliger nodig is. Het blijkt dat leerlingen zelf gevraagd willen worden om zich vrijwillig in te zetten, het liefst via-via. Als ze echt willen, geven leerlingen aan zelf op zoek te gaan naar vrijwilligerswerk. Daarvoor gebruiken ze social media of het internet. Voor hen is het belangrijk dat als ze zicht vrijwillig inzetten er flexibiliteit is: in bijvoorbeeld werktijden en uren. Leerlingen willen zelf mee kunnen bepalen, bijvoorbeeld over de werkzaamheden die ze uitvoeren.
Hoofdstuk 7 Conclusies en aanbevelingen Het doel van deze evaluatie was enerzijds zicht te krijgen op de ervaringen van leerlingen en anderzijds om input te krijgen voor een mogelijk vervolg van de vrijwillige inzet door leerlingen in de maatschappij. De MaS lijkt een maatschappelijke (meer)waarde te hebben. Het merendeel van de leerlingen kijkt na de MaS positief aan tegenover vrijwilligerswerk. De stage heeft hen inzicht gegeven in de waarde van vrijwillige inzet en ze weten beter wat er in hun omgeving te doen is aan activiteiten. Daarnaast zien we leerlingen steun vragen en krijgen van hun informele netwerk. Ze schakelen ouders, kennissen en vrienden in om een stage te vinden. Een van de doelen was om te inventariseren of leerlingen in de toekomst zicht vrijwillig willen inzetten. Er blijken drie (gelijk verdeelde) groepen te bestaan: de ‘Ja, ik wil’ groep, bestaande uit leerlingen die zich in de toekomst vrijwillig willen inzetten, of dit al doen. De ‘Twijfelaars’, de leerlingen willen op zich wel, maar tijd is vaak een probleem. En de ‘Nee, absoluut niet’ groep, deze leerlingen willen geen vrijwilligerswerk doen. Hun voornaamste reden is dat ze met hun werk geld willen verdienen. Het merendeel van de ondervraagde leerlingen bevindt zich in de eerst twee groepen, er lijkt dus een bereidheid onder leerlingen om zich in de toekomst vrijwillig in te zetten. De MaS heeft niet alleen bijgedragen aan een beter beeld over vrijwilligere inzet, maar ook in inzicht in de eigen vaardigheden en talenten. Leerlingen leerden hoe ze (beter) met andere mensen om kunnen gaan en
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
6
hebben het idee dat ze beter kunnen organiseren. Vooral leerlingen van het VMBO geven aan door de stage een beter beeld te hebben met welke doelgroep ze later willen werken. Voor hen komt de opleidingskeuze ook al vroeger. Niet over alle randvoorwaarden zijn ondervraagden tevreden. Leerlingen zijn veelal tevreden met de begeleiding van de docent of de stagemakelaar, als die hen heeft begeleid. Maar leerlingen maken maar soms gebruik van stagemakelaar of het digitale systeem Maspoint.Dat komt doordat Maspoint niet door elke school wordt ingezet en er een 10% regeling staat voor de (gratis) bemiddeling van de stagemakelaar. De ondervraagden die daar wel ervaring mee hadden zijn positief over de stagemakelaars maar soms kritisch over de site. Deze is niet voor iedereen gemakkelijk te gebruiken of te begrijpen. Of er staan te weinig (verschillende) stages op de site.
Aanbevelingen Een aanbeveling van de werkgroep is voor scholen en stage-aanbieders om na te denken over een mogelijk vervolg. Deze evaluatie laat zien dat de vrijwillige inzet door leerlingen een positieve invloed heeft op verschillende gebieden: beeldvorming over vrijwilligerswerk, (actief) burgerschap, verschillende vaardigheden, talentherkenning en op toekomstige opleidingskeuzes. Scholen en stage-aanbieders hebben nu de kans om pilots te starten om met andere vormen van vrijwillige inzet te experimenteren, nu het budget van de overheid nog beschikbaar is.
Vervolgonderzoek We concluderen dat de MaS een positieve uitwerking op leerlingen heeft. De vraag is nu hoe stageaanbieders en scholen naar dit probleem kijken. Daarom zal er in de toekomst een vervolgonderzoek plaatsvinden. In eerste instantie door een vragenlijst naar stage-aanbieders te versturen, en vervolgens in gesprek te gaan met alle partijen. .
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
7
Hoofdstuk 1 Achtergrondkenmerken K2 en Galant hebben de enquête naar de scholen in ’s-Hertogenbosch verstuurd; 339 ingevulde vragenlijsten zijn terug gekomen. Gemiddeld lopen 2000 leerlingen per jaar de MaS, daarvan uit gaande heeft 17% gereageerd. Verdere achtergrondkenmerken vindt u in tabel 1. Tabel 1 Achtergrondkenmerken deelnemende leerlingen Den Bosch
Geslacht
135 mannen(40%) 203 vrouwen (60%)
Leeftijd
13 - 18 jaar (gemiddelde leeftijd, 15,6 jaar)
Opleidingsniveau
VMBO basis, kader en theoretische leerweg (55%) havo/VWO (45%)
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
8
Hoofdstuk 2 Het zoeken en vinden van een stage Hoe zoeken leerlingen naar een stage? En op welke manier vinden ze deze uiteindelijk? We hebben leerlingen gevraagd hoe ze dit proces hebben ervaren.
§ 2.1. Een stage zoeken en vinden Een kwart van de leerlingen heeft een stage gezocht via de website van Maspoint (15%), via de stagemarkt (10%) of via de stagemakelaar (3%). Ruim 65% heeft aangegeven dit op een andere manier te doen. Analyse van de open antwoorden geeft vier manieren weer: Via het informele netwerk (ouders, vrienden en kennissen)
24%
Via school (leraar, advertentie op schoolprikbord)
6%
Via de vereniging
8%
Zelf gezocht (op websites, langs gegaan bij bedrijven, etc.)
30%
Een grote meerderheid (80%) heeft geen moeite met het vinden van een stage. Leerlingen die het wel moeilijk vinden (17%), geven het volgende aan: ze wisten niet wat ze wilden en vonden het moeilijk iets te vinden wat ze leuk vonden (25%); het lukte niet om een stage te vinden doordat de plekken vol zaten, er geen ondersteuning mogelijk was, of omdat leerlingen geen stage mochten lopen onder schooltijd (60%); ze waren te laat begonnen met zoeken, hadden geen tijd, zochten een aparte stage (15%). Leerlingen vinden vooral via het informele netwerk een stage. Dat bestaat uit vrienden, kennissen en familie (zie staafdiagram 1). De klankbordgroep beaamt deze uitkomsten. Staafdiagram 1 Hoe vinden leerlingen een stage
§ 2.2. Ervaringen tijdens de fase van zoeken en vinden Meer dan de helft van de leerlingen zou een volgende keer op dezelfde manier een stage zoeken. Dat komt volgens hen omdat het gemakkelijk ging, of omdat de stage leuk en leerzaam was. Jongens geven vaker aan dan meisjes dat ze het de volgende keer anders zouden doen. Leerlingen geven bijvoorbeeld aan de volgende keer: •
Iets te doen wat de leerling leuk vindt;
•
Betere randvoorwaarden te zoeken; een stage die dichterbij is, uren die beter passen bij de leerling zelf, papieren eerder versturen, zodat uren achteraf ook daadwerkelijk bijgeschreven zijn;
•
Actievere houding aan nemen, eerder beginnen met zoeken.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
9
§ 2.3. Conclusie hoofdstuk 2 Leerlingen vinden gemakkelijk een stage, vooral via het informele netwerk. Ze gaan zelf actief op zoek door websites, organisaties en verenigingen te bezoeken, of ze maken gebruik van de middelen die school aanbiedt (Maspoint, de stagemarkt en de stagemakelaar). Wanneer leerlingen het moeilijk hebben met het vinden van een stage komt dat vooral doordat er te weinig plekken zijn, of zij niet tijdens schooltijden stage kunnen lopen.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
10
Hoofdstuk 3 De ervaring met begeleiding Zijn leerlingen voorafgaand aan de MaS voldoende begeleid door hun docent of stagemakelaar? Heeft het digitale systeem Maspoint hen geholpen? In dit hoofdstuk geven beantwoorden we deze vragen.
§ 3.1. Voorbereiding vanuit school Bijna alle leerlingen zijn voorbereid op de MaS doordat zij uitleg hebben gehad van de docent (zie grafiek 1). Jongeren die deelnamen aan de klankbordgroep gaven aan dat de school hen niet altijd even goed begeleidde bij de stage. De uitleg over Maspoint was niet voldoende. Grafiek 1 Voorbereiding vanuit school
§ 3.2. Begeleiding door de docent Veel leerlingen hebben de mogelijkheid gevoeld om hun docent vragen te stellen tijdens de stage (zie tabel 2). Een kwart van de ondervraagden geeft aan dat zij goed geholpen zijn door de docent, een grotere groep vindt dat ze niet goed zijn geholpen. Tabel 2 Begeleiding door de docent
Ik kon met mijn vragen bij mijn docent terecht
Ik ben goed geholpen door mijn docent
Ik heb te weinig informatie van mijn docent ontvangen
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
11
Ja
72%
Beetje
12%
Nee
8%
Niet van toepassing
9%
Ja
23%
Beetje
27%
Nee
30%
Niet van toepassing
20%
Ja
9%
Beetje
18%
Nee
63%
Niet van toepassing
10%
§ 3.3. Begeleiding door de stagemakelaar Ongeveer een derde van de leerlingen geeft aan terecht te kunnen bij de stagemakelaar. Gemiddeld de helft van de leerlingen vindt de vragen over de stagemakelaar niet van toepassing. Tabel 3 Begeleiding door de stagemakelaar
De stagemakelaar…
…heeft mij voldoende geholpen
… heeft me voldoende informatie verstrekt
… heeft me attent gemaakt op Maspoint
Ja
19%
Beetje
16%
Nee
18%
Niet van toepassing
47%
Ja
26%
Beetje
16%
Nee
12%
Niet van toepassing
46%
Ja
12%
Beetje
11%
Nee
22%
Niet van toepassing
54%
§ 3.4. Ondersteuning vanuit het digitale systeem Maspoint 1.4.1. Uitleg over Maspoint Een kwart van de leerlingen heeft uitleg ontvangen over het werken met het digitale systeem van Galant, Maspoint. Er is een samenhang gevonden tussen het opleidingsniveau en het ontvangen van informatie over 1
het systeem. Leerlingen van het VMBO hebben minder vaak uitleg gehad over Maspoint .
1.4.2. Gebruiksgemak Maspoint Een derde van de leerlingen geeft aan dat deze website gemakkelijk te gebruiken (36%) en te begrijpen is (44%). Niet voor iedereen was dit het geval. Voor 21% was de website moeilijk te gebruiken en voor 15% ook moeilijk te begrijpen. Meisjes begrijpen de website beter en ervaren een groter gebruiksgemak dan jongens.
1.4.3. Stages op Maspoint De meerderheid vindt dat er voldoende stages op Maspoint (60%) staan, maar veel leerlingen wensen alsnog meer verschillende soorten stages (50%).
1
Chi2=42.9; df= 5; p < .001
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
12
§ 3.5. Conclusie hoofdstuk 3 Leerlingen hebben vooraf voldoende informatie ontvangen vanuit school; zij zijn positief over de informatie vanuit hun docent. Wel is opvallend dat een derde van de leerlingen aangeeft dat de docent hen niet goed heeft geholpen tijdens de stage. Een klein deel van de ondervraagden maakt gebruik van een stagemakelaar. Hierdoor zijn veel vragen over de stagemakelaar niet ingevuld. Dit is te verklaren vanuit de 10%-regeling tussen scholen en stagemakelaars, die inhoudt dat tot dit percentage ondersteuning voor scholen gratis is. Weinig leerlingen hebben informatie over Maspoint ontvangen. Leerlingen van het VMBO hebben hier het minst vaak informatie over gekregen. Leerlingen gebruiken het systeem vaak niet. Wat verklaarbaar is omdat maar 7 van de 11 scholen Maspoint gebruikt. Leerlingen vinden het systeem vaak niet gemakkelijk te gebruiken of te begrijpen. Ook wensen ze meer en verschillend aanbod op de site. Er zijn ook leerlingen die te weinig informatie hebben ontvangen en voor wie de verwachtingen onduidelijk zijn geweest. De redenen hiervoor zijn niet te achterhalen.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
13
Hoofdstuk 4 De stageplaats In dit hoofdstuk gaan we in op de stageplaats waar leerlingen stage hebben gelopen. We hebben leerlingen gevraagd waar ze stage hebben gelopen en waarom ze voor deze instellingen hebben gekozen. Zouden zij een volgende keer naar dezelfde organisatie gaan? Ook waren we benieuwd welke taken leerlingen uitvoerden tijdens de stage en wat zij daarvan vonden.
§ 4.1. Waar lopen leerlingen stage Leerlingen lopen vooral stage binnen organisaties voor zorg, sport en vrijetijdsactiviteiten (zie staafdiagram 2). Als ze aangeven bij een andere plek stage te lopen (9%), zijn dit organisaties als de kringloopwinkel of ze ondersteunen op een beurs. Staafdiagram 2 Organisaties waar leerlingen stage lopen
§ 4.2. Redenen om bij die organisatie stage te lopen De ondervraagden geven verschillende redenen op om te kiezen voor een stageplek (zie staafdiagram 3). Er springt niet één reden echt uit, maar de werkzaamheden noemen ze het vaakst. Andere redenen om stage te lopen bij een organisatie waren: Het is leuk om een ander te helpen. Ten behoeve van een vervolgopleiding. De organisatie kenden ze al (vanwege familie/vrienden of omdat ze daar al actief waren)
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
14
Staafdiagram 3 Redenen om voor een organisatie te kiezen
§ 4.3. Taken die leerlingen uitvoeren op stage De vraag wat leerlingen precies hebben gedaan op hun stageplaats leverde veel verschillende antwoorden op. De wordclouds hieronder zijn gebaseerd ongeveer 285 reacties van leerlingen op de vragen: wat zijn je taken, welke vind je leuk en welke niet? Woorden die zij het vaakst noemen staan groter afgebeeld. Er zijn veel overeenkomsten te zien tussen de algemene taken en de taken die zij leuk vinden. Wat meteen opvalt, is dat huishoudelijke taken als ‘afwassen’, ‘schoonmaken’ en ‘opruimen’ uitsluitend voorkomen bij workdcloud 3: de taken die ze niet leuk vinden. Wordlcloud 1 Algemene taken leerlingen
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
15
Wordcloud 2 Taken die leerlingen leuk vinden
Wordcloud 3 Taken die leerlingen niet leuk vinden
§ 4.4. Conclusie hoofdstuk 4 Leerlingen lopen vooral stage binnen organisaties voor zorg, sport en vrijetijdsactiviteiten. Er spelen verschillende redenen voor hen om voor een stage te kiezen: werkzaamheden, collega’s, afstand tot hun huis, maar niet één reden springt er uit. De leukste taak vinden leerlingen het helpen van anderen, daarna het begeleiden van de doelgroepen en het geven van trainingen. Wat leerlingen eensgezind niet leuk vinden is schoonmaken, opruimen en afwassen.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
16
Hoofdstuk 5 De opbrengst van MaS voor de leerling In dit hoofdstuk gaan we in op de leerlingopbrengsten. Wat hebben leerlingen geleerd van hun MaS? Hebben ze een beter beeld met welke doelgroep ze later willen werken, of hebben ze vaardigheden versterkt door de MaS? Weten ze (beter) welke activiteiten er in de omgeving zijn, of hebben ze meer inzicht en waardering voor vrijwilligerswerk gekregen? Kortom: wat heeft de MaS voor de leerling betekend.
§ 5.1. Beeld over toekomstig werk Ongeveer 60% van de leerlingen geeft aan een beter beeld te hebben met welke groep(en) hij of zij in de toekomst wil werken. Meisjes geven iets vaker aan dan jongens een beter beeld te hebben. Dit verschil geldt ook tussen de opleidingsniveaus; leerlingen van het VMBO geven vaker aan door de stage een beter beeld te hebben met welke doelgroep ze later willen werken.
§ 5.2. Vaardigheden voor toekomstig werk Een ruime meerderheid van de ondervraagden (75%) geeft aan door de stage geleerd te hebben hoe zij met andere mensen om moeten gaan. Ook vaardigheden als organiseren zijn vergroot volgens 60% van de leerlingen. Of ze hebben ontdekt waar zij goed in zijn (60%). Door de stage geeft 70% van de leerlingen aan nieuwe contacten te hebben opgedaan.
§ 5.3. Talentontdekking van de leerling Ongeveer 60% van de leerlingen heeft in meer of mindere mate ontdekt waar hij of zij goed in is. Meisjes geven iets vaker dan jongens aan door de MaS te hebben ontdekt waar eigen talenten liggen.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
17
§ 5.4. Inzicht en waardering voor vrijwilligerswerk Door de MaS heeft ongeveer 70% meer inzicht en waardering gekregen voor vrijwilligerswerk.
§ 5.5. Beeld over mogelijkheden in de omgeving Ruim de helft van de leerlingen weet door de MaS beter wat er in de omgeving te doen is.
§ 5.6. Conclusie hoofdstuk 5 Voor sommige leerlingen heeft de MaS geholpen een beeld te krijgen voor de toekomst over bijvoorbeeld de doelgroep waarmee zij willen werken of eigen talenten. Door de stage leggen zij nieuwe contacten en leren zij om (beter) met anderen om te gaan. Een positieve uitkomst is dat een groot gedeelte van de leerlingen aangeeft door de stage meer inzicht en waardering voor vrijwilligers te hebben.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
18
Hoofdstuk 6 Vrijwilligers van de toekomst? Willen leerlingen zich later vrijwillig inzetten? Hebben zij een andere houding tegenover vrijwilligerswerk door de MaS? In dit hoofdstuk hebben we leerlingen gevraagd naar hun wensen voor vrijwilligerswerk: wat zouden ze willen doen? Zijn daar voorwaarden aan verbonden? En hoe willen zij nou eigenlijk benaderd worden? Social media is volgens velen hét middel, maar is dat ook zo?
§ 6.1. Gedachten over vrijwilligerswerk toen en nu Leerlingen hebben aangegeven hoe zij dachten over de MaS vooraf en nu, achteraf (zie staafdiagram 4). De 246 reacties geven vooral een positieve kijk: 80% denkt positief. Leerlingen antwoorden vaak dat ze dachten dat de MaS saai, nutteloos en stom zou zijn, maar dat het uiteindelijk leuk, nuttig en gezellig is. Staafdiagram 4 Gedachten van jongeren over vrijwilligerswerk
§ 6.2. Wat vinden leerlingen belangrijk aan vrijwilligerswerk Staafdiagram 5 geeft weer welke aspecten ondervraagden belangrijk vinden in het kader van vrijwilligerswerk. Ze konden meerdere antwoorden aanvinken. Opvallend is dat alle vier de voorwaarden ongeveer even hoog scoren. De helft van de leerlingen blijkt dus flexibiliteit te willen: in wanneer ze vrijwilligerswerk doen, hoe vaak, wat ze doen en met wie. In de categorie ‘anders’ geven de ondervraagden aan dat ze het belangrijk vinden dat ze iemand anders helpen. Uit de klankbordgroep hoorden we dat zij het belangrijk vinden om samen vrijwilligerswerk te kunnen doen, dat ze zelf mogen kiezen of keuze krijgen uit verschillende klussen. Ze voelen zich dan minder ‘gedwongen’ en serieus genomen, omdat ze zelf mee mogen beslissen. Ze willen ook horen waarvoor ze vrijwilligerswerk doen en weten dat hun bijdrage iets uitmaakt. Staafdiagram 5 Belangrijke aspecten vrijwilligerswerk
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
19
§ 6.3. Willen leerlingen zich in de toekomst vrijwillig inzetten Op de vraag of leerlingen zich in de toekomst vrijwillig willen inzetten geeft ongeveer 30% aan dit niet te willen doen, 20%
‘Ja bij het theater, want die hebben het al
van de jongeren wil dat misschien en 24% van de jongeren
zo zwaar in de crisis nu’.
staat hier positief tegenover. Van de ondervraagden geeft 9% aan al vrijwilligerswerk te doen.
‘Misschien mensen taalles geven, mijn
Er zijn 151 reacties waarin jongeren redenen geven, waarom
stage was in de bieb, en tegelijkertijd
zij zich in de toekomst niet vrijwillig in willen zetten. Die zijn
werd er door vrijwilligers Nederlandse les
te verdelen in vier categorieën:
gegeven, dat lijkt me wel leuk om te
Je krijgt er geen geld voor (47%);
Het is saai, niet leuk of het past niet bij mij (26%);
Ik heb er geen tijd voor (20%);
‘In een bejaardentehuis. Ik hou van de
Overig (7%).
dementerende bejaarden. Ze zijn heel
doen.’
leuk en ik vind ze grappig.’ Leerlingen die aangeven in de toekomst vrijwilligerswerk te willen doen, geven aan dat te willen doen op het gebied van
Reacties leerlingen die zich in de toekomst vrijwillig
sport, zorg en goede doelen, omdat ze het leuk vinden
willen inzetten.
anderen te helpen.
§ 6.4. Waarvoor zouden leerlingen zich vrijwillig willen inzetten? Leerlingen hebben vaak al ideeën waar ze zouden willen werken. In de top drie staan sport (20%), de zorg (18%) en vrijetijdsactiviteiten (15%). Minder dan 5% geeft aan vrijwilligerswerk te willen doen voor hun eigen wijk (zie staafdiagram 6). Staafdiagram 6 Doelgroep voor toekomstig vrijwilligerswerk
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
20
§ 6.5. Hoe leerlingen te benaderen voor vrijwilligerswerk? Leerlingen willen bovenal gevraagd worden voor vrijwilligerswerk (42%, zie staafdiagram 7), of het via-via horen. Of ze willen aan vrijwilligerswerk komen via de stage-organisatie. Andere manieren voor leerlingen om aan vrijwilligerswerk te komen zijn via hun informele netwerk, door het zelf te zoeken of via school en de stagemarkt. Social media zijn een goed medium om leuke klussen te verspreiden, evenals promotie via jongerencentra en andere plekken die jongeren bezoeken. De klankbordgroepleden geven echter aan dat het belangrijk is dat de organisatie de jongere persoonlijk benadert. Een beloning kan hen motiveren zich vrijwillig in te zetten, bijvoorbeeld in de vorm van kortingen, uitstapjes en activiteiten. Ook het krijgen van ‘status’ is belangrijk: ‘Als je door je vrijwilligerswerk een belangrijke positie krijgt, mag meebeslissen en door volwassenen met wie je werkt serieus genomen wordt, dan motiveert dat.’ Staafdiagram 7 Medium vrijwilligerswerk in de toekomst
§ 6.6. Conclusie hoofdstuk 6 Niet alle leerlingen willen zich vrijwillig inzetten. Toch geeft een ruime meerderheid aan dit (misschien) wel te willen doen. Vaak weten ze ook al waar ze zich voor in zouden willen zetten: leerlingen willen zich met name vrijwillig inzetten voor de sport, zorg en het goede doel. Er zijn ook ondervraagden die geen interesse hebben, omdat ze het niet bij zichzelf vinden passen, of omdat ze er geen tijd voor hebben. De grootste reden is echter dat ze betaald werk willen doen. Leerlingen willen gevraagd worden voor vrijwilligerswerk, persoonlijk. Ze willen via-via horen dat er iemand nodig is. Zelf gaan ze op zoek via social media of het internet. Als ze vrijwilligerswerk (gaan) doen is flexibiliteit nodig: in bijvoorbeeld werktijden en uren. Leerlingen willen zelf mee kunnen bepalen, ook over de werkzaamheden die ze uitvoeren. In welke mate, en wat zij precies nodig hebben, verschilt natuurlijk per leerling.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
21
Hoofdstuk 7 Conclusies en aanbevelingen De afschaffing van de verplichte MaS komt steeds dichterbij. Met deze evaluatie haalden we de ervaring van leerlingen over de MaS boven tafel. Wat ging goed en wat kan in de toekomst beter? Zowel de maatschappelijke waarde van vrijwillige inzet vanuit het oogpunt van de leerling, als de leeropbrengsten kan scholen, stage-aanbieders en gemeenten een beeld geven van de waarde van de MaS. Wat heeft de stage hen geleerd? En hoe kijken leerlingen aan tegen vrijwilligerswerk in de toekomst? Het doel van deze evaluatie was enerzijds zicht te krijgen op de ervaringen van leerlingen en anderzijds om input te krijgen voor een mogelijk vervolg van de vrijwillige inzet door leerlingen in de maatschappij.
Maatschappelijke waarde Tijdens het stage lopen voeren leerlingen werkzaamheden uit voor de stage-aanbieder. Te denken valt aan het begeleiden van kinderen en ouderen, het geven van trainingen of het meehelpen tijdens een activiteit. Hierdoor is voor het merendeel het beeld van de leerlingen over vrijwilligerswerk positief veranderd. De MaS heeft hen inzicht gegeven in de waarde van vrijwillige inzet en ze weten beter wat er in hun omgeving te doen is aan activiteiten. Een van de doelen van deze evaluatie was om te inventariseren of leerlingen in de toekomst zicht vrijwillig willen inzetten. Uit deze evaluatie blijken drie gelijk verdeelde groepen te bestaan: de eerste groep bestaat uit leerlingen die zich in de toekomst vrijwillig willen inzetten, of dit al doen. De tweede groep twijfelt, weet dit nog niet zeker. De laatste groep geeft aan dat ze betaald willen krijgen voor hun werk. Het blijkt dus dat er bij veel leerlingen wel bereidheid is om zich in de toekomst vrijwillig in te zetten. Naast dat leerlingen positief staan tegenover vrijwilligerswerk, zien we ook een ander maatschappelijk gewin. Leerlingen krijgen steun van hun informele netwerk. Ze schakelen ouders, kennissen en vrienden in om een stage te vinden.
Leerlingopbrengsten De MaS heeft niet alleen bijgedragen aan een beter gevoel over vrijwilligerswerk. Voor een grote groep heeft het ook inzicht gegeven in hun eigen vaardigheden en talenten. Ze hebben geleerd hoe ze (beter) met andere mensen om kunnen gaan of hebben het idee dat ze beter kunnen organiseren. Vooral leerlingen van het VMBO geven aan door de stage een beter beeld te hebben met welke doelgroep ze later willen werken. Voor hen komt de opleidingskeuze ook al vroeger.
Randvoorwaarden Het blijkt dat leerlingen tevreden zijn over de begeleiding vanuit de docent. Bij hen konden ze terecht met vragen. Een kwart is niet tevreden met de begeleiding van de docent. Vaak hebben ze minder ervaring met de stagemakelaar of met het digitale systeem Maspoint. De ondervraagden die daar wel ervaring mee hadden zijn positief over de stagemakelaars maar soms kritisch over de site. Deze is niet voor iedereen gemakkelijk te gebruiken of te begrijpen. Of er staan te weinig (verschillende) stages op de site. De klankbordgroep benoemde dat niet alle klassen uitleg hebben gehad over Maspoint. Vanuit Galant weten we dat niet alle scholen met Maspoint werken. Dit verklaart de lagere tevredenheid met Maspoint.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
22
Aanbevelingen Nu de afschaffing van de verplichte MaS door de overheid dichterbij komt, is het namelijk tijd voor scholen en stage-aanbieders om na te denken over een mogelijk vervolg. Deze evaluatie laat zien dat de vrijwillige inzet door leerlingen een positieve invloed heeft op verschillende gebieden: beeldvorming over vrijwilligerswerk, actief burgerschap, (organisatorische) vaardigheden, talentherkenning en op toekomstige opleidingskeuzes. Vrijwillige inzet hoeft niet op eenzelfde wijze vorm te krijgen als nu. Een aanbeveling vanuit de werkgroep is dat scholen, stage-aanbieders en gemeenten in gesprek gaan om duidelijkheid te scheppen over of en hoe zij vrijwillige inzet doorgang willen geven. Een goede manier is om de maatschappelijke en financiële kosten en baten op een rij te zetten. Wanneer zij dit met elkaar in het schooljaar 2013-2014 gaan verkennen, kunnen zij in schooljaar 2014-2015 pilots inzetten om te experimenteren met nieuwe vormen. Nu de vergoeding vanuit de overheid nog bestaat. Zo zal er als verplichte MaS in 2016 definitief verdwijnt een andere manier zijn om leerlingen in aanraking te brengen met vrijwilligerswerk. Zeker met de huidige trends in de maatschappij waar participeren hoog in het vaandel staat, is het verstandig om het spreekwoordelijk gezegde ‘jong geleerd, oud gedaan’ in het hoofd te houden.
Vervolgonderzoek We concluderen dat de MaS een positieve uitwerking op leerlingen heeft. Met een definitieve afschaffing vanuit scholen en stageaanbieders verliezen we een groot potentieel aan toekomstige vrijwilligers. De vraag is nu hoe stage-aanbieders en scholen naar dit probleem kijken. Daarom zal er in de toekomst een vervolgonderzoek plaatsvinden. In eerste instantie zal er een vragenlijst naar stage-aanbieders worden verstuurd. Vervolgens wil de werkgroep in gesprek met alle partijen om uitkomsten en mogelijke vervolgscenario’s te bespreken. .
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd
23