Evaluatiecriteria ecologisch bouwen ter beoordeling van de aanvragen voor investeringssubsidies in het kader van de VIPA-reglementering
In opdracht van:
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Ondersteuning Werking WVC
V I PA Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden juni 2002
-2-
VOORWOORD Voor u ligt een makkelijk hanteerbaar werkinstrument dat ecologisch bouwen en verbouwen aanmoedigt in de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen. Dit komt er om twee redenen. Allereerst wil ik als Vlaams minister de sectoren waarover ik de bevoegdheid draag, begeleiden bij de uitwerking van een energie- en grondstoffenzuinig beleid. Met kosteneffectieve maatregelen kunnen al heel wat milieubaten gerealiseerd worden. Ik kies daarom bewust voor de maatregelen van het gezond verstand die geen aanzienlijke meerkosten met zich meebrengen en die zo weinig mogelijk raken aan de ontwerpvrijheid. Ten tweede wil ik het adagium kwaliteit van leven en van werken als rode draad hanteren in het welzijns- en gezondheidsbeleid. Niet alleen het milieu vaart wel bij deze ecologische criteria, ook uw organisatie wordt er beter van. De optimalisering van het gebruik van energie, water en grondstoffen zal de efficiëntie van uw organisatie verhogen. Een gezonder binnenklimaat en lagere energiekosten leiden immers tot meer comfort en tot meer tevreden personeel en cliënt-gebruikers. In de regelgeving maak ik een onderscheid tussen minimumeisen en aanbevelingen. Minimumeisen zijn maatregelen die een onbetwist milieuvoordeel hebben, algemeen toepasbaar zijn en weinig of geen meerkosten met zich brengen. Deze criteria zullen in 2003 afdwingbaar worden. Aanbevelingen zijn maatregelen die meerkosten inhouden. Deze kunnen slechts op langere termijn afgeschreven worden. Daarom blijven het aanbevelingen. Sommige ervan zullen wellicht in de toekomst afdwingbaar worden. Het is goed dat zowel beleid als initiatiefnemer gezamenlijk aandacht hebben voor ecologische efficiëntie. De cliënt-gebruiker en het personeel kunnen er alleen maar beter van worden. Deze publicatie biedt u alvast inspiratie. Mieke Vogels Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen Juni 2002
- 3 - voorwoord
INHOUD
VOORWOORD
3
1.
INLEIDING
5
2.
INBOUW VAN EEN RESULTAATSWAARBORG IN DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES
8
2.1.
Evaluatieprocedure
8
2.2. Bijkomend door de initiatiefnemer te leveren documenten
9
2.3. Samenvatting
10
3.
EVALUATIECRITERIA
12
3.1.
Algemeenheden
12
3.2. Minimum-eisen voor het toekennen van de subsidiebelofte
14
3.3. Minimum-eisen voor het toekennen van de subsidiebeslissing
15
3.4. Specifieke minimumeisen van VIPA
20
3.5. Specifieke aanbevelingen van VIPA
28
3.6. Minimum-eisen voor het toekennen van de eindafrekening
34
4.
CHECKLISTS
36
4.1.
Checklist voor het toekennen van de subsidiebelofte (VIPA)
36
4.2. Checklist voor het toekennen van de subsidiebeslissing (VIPA/ AOGGI)
37
4.3. Checklists voor nazicht van specifieke minimumeisen (AOGGI)
38
4.4. Checklist voor het toekennen van de eindafrekening (VIPA/ AOGGI)
49
5.
50
BIJLAGE: Elementen voor een Programma van Eisen voor comfort
inhoud - 4 -
1 INLEIDING
Globale problematiek
in de verzorgingssector is er sprake van een continue omvangrijke stroom verbouw- en nieuwbouwactiviteiten, hoofdzakelijk gedreven door de con-
Olie- en gasvoorraden zijn beperkt. De gekende mondiale reserves aan
stante ontwikkeling van nieuwe technologieën en het eveneens constan-
aardolie en aardgas zijn genoeg voor respectievelijk zo'n 40 en 65 jaar
te zoeken naar kostenbesparende vormen van zorg.
productie uitgaande van het huidige verbruiksniveau. Bij de verbran-
Elk ziekenhuis is bijna permanent bezig met aanpassingen van het
ding van kolen, olie en aardgas komen stikstofoxyde (NOx) en kooldioxyde (CO2) vrij. Bij kolen en olie komt bovendien ook zwaveldioxyde
gebouw en de installaties.
(SO2) vrij. NOx en SO2 dragen bij tot de verzuring van het milieu en CO2
De gesubsidieerde nieuwbouw van welzijns- en verzorgingsinstellingen,
draagt bij aan het broeikaseffect.
en ook de grotere gesubsidieerde verbouwingen en renovaties, zijn in
De aandacht voor energie en milieu wordt momenteel omgezet in voor-
hoge mate aan overheidstoezicht onderworpen. Het Vlaams Infrastruc-
schriften en wetten op regionaal, gewestelijk en federaal niveau. Door
tuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) subsidieert
het elektriciteits- en brandstofverbruik te verminderen, verminderen we
alle grote investeringen. De onderliggende bouwplannen worden daar-
de luchtverontreiniging, onze impact op het klimaat en het ontstaan
bij onderworpen aan een gedetailleerde toetsing, waartoe men beschikt
van radioactief afval. Het beperken van het waterverbruik houdt de
over een uitgebreid stelsel van technische normen en regels.
grondwaterreserves langer in stand en zorgt ervoor dat er minder afvalwater moet worden gezuiverd.
Dat het binnenmilieu in een welzijns- of verzorgingsinstelling goed moet zijn, spreekt vanzelf: personen verblijven vaak 24 uur per dag in hetzelfde gebouw, in tegenstelling tot het grootste deel van de bevolking. Maar de
Welzijns- en gezondheidssector en duurzaam bouwen
arbeidsomstandigheden van het personeel, dat vaak zwaarder wordt belast
De welzijns- en gezondheidssector en duurzaam bouwen hebben van huis
Vanuit het oogpunt van duurzaam bouwen liggen er goede kansen voor
uit met elkaar te maken: beide beogen het welzijn van de mensheid. Zeker
verbetering:
dan bijvoorbeeld kantoormedewerkers, vragen minstens evenveel aandacht.
- 5 - inleiding
- de welzijns- en gezondheidszorg dient evenals duurzaam bouwen een maatschappelijk belang;
De tabel toont aan waar de prioriteiten liggen in de intramurale welzijns- en gezondheidssector: het ontwerp van een efficiënte ventilatie,
- de overheid heeft een belangrijke invloed op het bouwen en beheren van welzijns- en verzorgingsinstellingen;
verlichting en verwarming. Derhalve wordt in de subsidiestrategie ook bijzondere aandacht besteed aan (de opvolging van) deze aspecten.
- algemene richtlijnen en eisen kunnen een groot bereik hebben;
Ook voor de extramurale welzijns- en gezondheidssector vormen ver-
- er wordt voortdurend gerenoveerd, wat kansen biedt om geleidelijk
warming en verlichting nog steeds de grootste energieverliezen.
meer duurzaamheid 'in te sluizen'; - omdat de budgetten onder druk staan zal wel veel afhangen van de creativiteit van de instellingen en hun adviseurs, alsook van de mede-
Preventiebeginsel
werking van de overheid en haar adviesinstanties. In de eerste plaats zal het ontwerp van een gebouw en zijn installaties van cruciaal belang zijn voor het levenslang verbruik van energie, water
Voorbeeld van energiegebruik
en grondstoffen. Daarom is het zeer belangrijk om aan deze fase voldoende aandacht te schenken. De kostprijs van energie- en milieube-
De volgende tabel toont ter illustratie de energiebalans per eindtoe-
sparende maatregelen is immers gevoelig hoger voor een bestaand
passing van het gemiddeld energieverbruik in ziekenhuizen.
gebouw t.o.v. een nieuwbouw. Ook kunnen schijnbare meerkosten nog gecompenseerd worden door vermeden kosten. Zo zullen bijvoorbeeld
Tabel 1: Energieprofiel ziekenhuizen1 Energievectoren Ziekenhuizen2
Procentueel (absoluut)
100 %
Verwarming
75 % (3879 TJ)
brandstofverbruik =
Warm water
15 % (776 TJ)
5172 TJ
Andere
10 % (517 TJ)
brandstoftoepassingen 100 %
Ventilatie en
elektriciteits
luchtbehandeling
verbruik =
Verlichting
37 % (155 GWh)
418 GWh
Circulatiepompen
5 % (21 GWh)
Koelmeubelen
5 % (21 GWh)
Andere EL-toepassingen
13 % (54 GWh)
inleiding - 6 -
40 % (167 GWh)
de hogere kosten voor een betere isolatie geheel of gedeeltelijk gecompenseerd worden door een besparing op de verwarmingsinstallatie, ver-
Dit basisdocument kan als leidraad gebruikt worden voor
mits deze kleiner en bijgevolg goedkoper wordt.
besprekingen die betrekking hebben op het rationeel gebruik
De doelstelling van het handhaven van de voorliggende minimumeisen
van energie, water en grondstoffen bij (ver)nieuwbouwprojecten.
en aanbevelingen is om comfortdoelstellingen te behalen met minder energie, water en grondstoffen. De vertaling van deze eisen en aanbe-
In Hoofdstuk 2 worden richtlijnen gegeven inzake de integra-
velingen in ontwerpoplossingen dient te resulteren in een verantwoorde
tie van een resultaatsverbintenis.
kostenbepaling van technische installaties en in een aanzienlijke reduc-
In Hoofdstuk 3 worden evaluatiecriteria gegeven inzake het
tie voor de gebruiks- en onderhoudskosten voor het gebouw.
gebruik van energie, water en grondstoffen. In Hoofdstuk 4 worden checklists gepresenteerd die kunnen
Dit basisdocument is bestemd als leidraad voor VIPA voor het opstellen en
worden gehanteerd voor de beoordeling.
beoordelen van objectieve prestatie-eisen voor gebouwen. Initiatief-
In Hoofdstuk 5 worden bijlagen gepresenteerd.
nemers kunnen dit document hanteren als leidraad voor de aanvraag van een investeringssubsidie. Ontwerpers kunnen dit document aanwenden om, op vraag van de initiatiefnemer of anticiperend op de toenemende aandacht voor energie-efficiëntie, de energiebehoefte van een nieuwbouw/ vernieuwbouw te beperken.
Evaluatiecriteria ecologisch bouwen versus nieuwe Energieprestatieregelgeving voor gebouwen De huidige isolatiereglementering wordt in de nabije toekomst ver-
1
vangen door een globale energieprestatieregelgeving (EPR).
de –besparingsmogelijkheden in de tertiaire sector in België 1992-2003’, studie uitgevoerd
De voorliggende evaluatiecriteria mbt ecologisch bouwen slaan niet
door STEM vzw. 2
enkel op het domein energie. Wat het domein energie betreft kun-
Volgens: W. De Groote, H. Chys, L. De Jonghe, A. Verbruggen (1994) ‘De energievraag en
Het primair energiegebruik in de volledige intramurale gezondheidssector bedroeg in
Vlaanderen in 1994: 7636 à 8246 TJ (volgens VITO-rapport 96/14). Uit een Nederlandse
nen we stellen dat de VIPA-evaluatiecriteria een stukje voorafname
publicatie van CBS (1992) blijkt dat het brandstof- en elektriciteitsverbruik per bed, in ver-
zijn op, en een concrete invulling zijn van de energieprestatieregel-
gelijking met verpleeghuizen, tot drie maal groter kan zijn voor ziekenhuizen. Over het ener-
geving voor die gebouwen die later onder de EPR zullen vallen.
giegebruik in de intramurale welzijnssector en de extramurale welzijns- en gezondheidssec-
Tot nog toe wordt er geen energieprestatieregelgeving voor ziekenhuizen voorzien.
tor zijn geen gegevens bekend. In Nederland vermeldt NEEDIS een verdeling in de gezondheidszorg van 83 % voor intramurale gezondheidszorg en dus 17 % voor extramurale gezondheidszorg + overige.
- 7 - inleiding
2 INBOUW
VAN EEN RESULTAATSWAARBORG IN DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES
2.1. Evaluatieprocedure
workshop waarin aan de initiatiefnemers toelichting gegeven wordt bij de opmaak van hun plan en waarbij gewezen wordt op de geldende normen
Voor alle aanvragen voor subsidies worden criteria en technische eisen
en criteria. Het is van belang dat in deze workshops ook voldoende aan-
door een technische ploeg (de Afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur
dacht gegeven wordt bij de opmaak van hun plan.
van
en
Zelf dient VIPA bij haar financiële adviezen erover te waken dat er reke-
Gesubsidieerde Infrastructuur, verder AOGGI genoemd) getoetst na
ning gehouden wordt met de onderhouds- en werkingskosten van het
indiening van het masterplan op basis van de technische documenten.
gebouw en de mogelijke voorbeeldfunctie van een duurzaam gebouw.
de
Administratie
Overheidsopdrachten,
Gebouwen
Voor de algemene ziekenhuizen en de ouderenvoorzieningen, de thuiszorgvoorzieningen en de voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand vormt het technisch-financieel plan hiertoe de basis. Voor de andere
Bewakende en beslissende rol van VIPA
VIPA-voorzieningen is de basis het masterplan. De subsidiebelofte wordt toegekend na beoordeling van dit plan en voor-
Het is de rol van VIPA om de evaluatieprocedure te bewaken, de nodi-
ontwerp. De subsidiebeslissing wordt pas toegekend na beoordeling van
ge technische documenten te vragen van de aanvrager en om deze
het volledig ontwerp, aangevuld met de algemene en bijzondere bestekken en de vereiste technische nota’s en verslagen. Tijdens de realisatie van de werken gebeurt de effectieve vereffening van de subsidies. Een laatste
documenten na te zien met betrekking tot de gestelde eisen. VIPA zal deze documenten grondig bestuderen en op basis hiervan advies geven en eventueel subsidies toekennen.
subsidieschijf wordt slechts verleend bij de goedkeuring van de eindafrekening, na oplevering van het gebouw en zijn installaties.
Communicerende en adviserende rol van VIPA
Adviserende en controlerende rol van AOGGI AOGGI heeft als taak het uitvoeren van het technisch nazicht en de controle van het voldoen aan de gestelde minimumeisen. Na grondige stu-
Het VIPA-team organiseert meerdere malen per week een strategische
inbouw - 8 -
die levert AOGGI een technisch advies aan VIPA.
2.2. Bijkomend door de initiatiefnemer te leveren documenten
Documenten ten behoeve van de eindafrekening
Teneinde de aanvragen voor investeringssubsidies te kunnen beoorde-
leveren waarin het reële eindresultaat vergeleken wordt met het
len inzake duurzaam bouwen dienen, naast de gebruikelijke documen-
bekrachtigd programma van eisen, aangevuld met een akkoordbrief
ten, bijkomende documenten te worden geleverd door de initiatiefne-
van de initiatiefnemer dat:
mer. Het betreft hier:
- aan het definitief programma van eisen inzake comfort en het
De initiatiefnemer dient een evaluatieverslag duurzaam bouwen te
gebruik van energie, water en materialen wordt voldaan, conform de
Documenten ten behoeve van de toekenning van de subsidiebelofte
minimumeisen van VIPA; - dat aan de opgelegde eisen en adviezen verstrekt naar aanleiding van het toekennen van de subsidies wordt voldaan.
De initiatiefnemer dient een initieel programma van eisen inzake comfort en het gebruik van energie, water en materialen te leveren, conform
Eventueel dienen deze documenten te worden aangevuld met een met
de eisen en aanbevelingen van VIPA, aangevuld met een akkoordbrief
grondige redenen omklede rapportering van afwijkingen die kunnen
van de initiatiefnemer dat aan dit programma van eisen naar beste
worden toegestaan door het VIPA, conform de VIPA-criteria voor afwij-
vermogen zal worden voldaan en dat alle op het project betrokken mini-
kingen.
mumeisen van VIPA werden opgenomen. VIPA behoudt zich het recht voor om ter verificatie een volledig dossier
Documenten ten behoeve van de toekenning van de subsidiebeslissing
‘as-built’ te verlangen voor nazicht. Dit dossier dient bijkomend minimaal volgende elementen te bevatten: - detailplannen van de oplossingen voor alle structurele bouwknopen
De initiatiefnemer dient bijkomende technische nota’s te leveren met
aan de buitenschil van het gebouw, evenals details van aansluitingen
betrekking tot de uitwerking van gebouw en installaties, evenals een
van schrijnwerk ter beoordeling van het voorkomen van koudebrug-
door het ontwerpteam bekrachtigd programma van eisen3 inzake com-
gen
fort en het gebruik van energie, water en materialen, conform de mini-
- plannen en Nederlandstalige beschrijvingen van de werking en rege-
mumeisen van VIPA, vergezeld van een akkoordbrief van de initiatief-
ling van alle aanwezige technische installaties (verwarming, ventila-
nemer dat aan de minimumeisen zal worden voldaan, evenals aan de
tie, koeling, luchtbehandeling, waterbehandeling, stoom- en pers-
opgelegde eisen en adviezen door VIPA verstrekt naar aanleiding van
luchtproductie, systemen voor distributie, transport, veiligheid, zon-
het toekennen van de subsidiebelofte.
wering, verlichting, enz.).
Eventueel dienen deze documenten te worden aangevuld met een met grondige redenen omklede rapportering van afwijkingen die kunnen worden toegestaan door het VIPA.
3
Als bijlage op het bestek.
- 9 - inbouw
Toelichting inzake het gebruik van een Programma van Eisen
het beheren van gebouw en installaties, namelijk voor het checken van de prestaties van systemen en componenten na onderhouds- of herstellingswerkzaamheden.
Een Programma van Eisen (PvE) is een zodanige vertaling van de behoeften, wensen, eisen en verwachtingen, dat het kan gebruikt wor-
2.3. Samenvatting
den om het ontwerpproces te sturen en dat het aansluit bij de principes van projectmatig en bouwfasegericht werken. Tabel 2 vat samen hoe de beoordeling van subsidies bij voorkeur verTijdens het ontwerp biedt het opstellen van een PvE per project een directe hulp voor het definiëren van de ontwerpdoeleinden en de definitieve prestatie-eisen. Objectief evalueerbare grenswaarden inzake comfort en het gebruik van energie, water en materialen mogen hierin niet ontbreken. Het PvE is in de voorontwerpfase te zien als een evolutief document, dat zich fasegewijs ontwikkelt van grof naar fijn, in wisselwerking met het ontwerp, waarbij de ontwikkeling van het PvE steeds een stap voorloopt op de ontwerpontwikkeling. Op het einde van de ontwerpfase dienen de prestatie-eisen inzake comfort en gebruik van energie, water en materialen evenwel te worden bekrachtigd. Een definitief Programma van Eisen kan onderdeel vormen van het algemeen bestek of van het bijzonder bestek en dient een consistent geheel te vormen. Het PvE dient, bij de oplevering van gebouw en installaties, te kunnen worden gebruikt als instrument voor het testen van systemen en componenten, waarbij de resultaten getoetst worden aan de gestelde eisen van het bekrachtigd PvE. Ook in een latere fase kan het PvE dienen voor
inbouw - 10 -
loopt.
Tabel 2: Bouwfasen en leverbaarheden
Bouwfase
Activiteit initiatiefnemer
Leverbaarheden op het einde van de bouwfase
in samenwerking
Voorontwerp
met bouwteam
Door de initiatiefnemer
Door VIPA
Door AGI - AOGGI
Ontwerp gebouw
Aanvraag tot subsidiebelofte
Subsidiebelofte
Technisch advies aan VIPA
Subsidiebeslissing
Technisch advies aan VIPA
Effectieve vereffening
Technisch advies aan VIPA
Initieel programma van eisen Akkoordbrief
Ontwerp
Detaillering gebouw
Aanvraag tot subsidiebeslissing Technische nota’s, Bekrachtigd programma van eisen, Akkoordbrief
Uitvoering
Bouwen
van subsidies
Oplevering
Nazien en testen
Afsluitprotocol bouwopdracht
Eindafrekening
Technisch advies aan VIPA
Bouwdossier ‘as-built’ Evaluatieverslag Akkoordbrief
- 11 - evaluatiecriteria
3 EVALUATIECRITERIA
3.1. Algemeenheden
Nieuwe woningen en woongebouwen alsmede nieuwe gebouwen in de tertiaire sector dienen te voldoen aan deze minimumeisen inzake duur-
SMART-criteria De voorgestelde criteria zijn gebaseerd op het SMART-principe. Ze zijn
zaam bouwen. Bovendien moeten deze eisen tevens worden toegepast op grotere (dat wil zeggen groter dan 1000 m2) bestaande gebouwen wanneer deze ingrijpende renovatie ondergaan4.
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Resultaatgericht en Tijdsgebonden. Er wordt bij de beschrijving van deze evaluatiecriteria in het bijzonder de
Enkel voor gebouwen die kleiner zijn dan 1000 m2 (nieuwbouw en
nadruk gelegd op:
renovatie), kunnen de cursief gedrukte delen worden geïnterpreteerd
- objectieve, meetbare rekeneenheden (bijvoorbeeld U-waarden, rende-
als aanbevelingen i.p.v. als minimumeisen.
menten,…) - de indeling in preferentiële waardecategorïen (minimumeisen, aanbevelingen) - de eenvoud voor het opnemen in afpuntlijsten
Voor renovaties waarin de totale kosten van renovatie hoger zijn dan 25% van de nieuwbouwwaarde van het gebouw, gelden ook steeds de eisen inzake renovatie van een gebouw met een totaaloppervlakte van meer dan 1000 m2.5
Toepassingsgebied In dit hoofdstuk worden minimumeisen en aanbevelingen gegeven inza-
Aanbevelingen hebben eveneens een onbetwist milieuvoordeel, doch met een meerkost die slechts op langere termijn kan worden terugverdiend.
ke duurzaam bouwen. De voorgestelde minimumeisen hebben een onbetwist milieuvoordeel, zijn algemeen toepasbaar, hebben een lage terug-
Hierbij dient te worden opgemerkt dat bij de toepassing van deze eisen en
verdientijd en leiden niet of nauwelijks tot meerkosten. Zij horen daarom,
aanbevelingen de nodige aandacht moet worden besteed aan het bin-
tenzij de toepassing in contradictie is met de wettelijke of stedenbouw-
nenklimaat. Dit wordt gecontroleerd door nazicht van een door de initia-
kundige bepalingen, altijd te worden uitgevoerd.
tiefnemer te leveren programma van eisen inzake energie en comfort.
evaluatiecriteria - 12 -
Mogelijke redenen voor afwijkingen De criteria zijn zo concreet mogelijk geformuleerd op basis van in de bouwpraktijk gangbare ontwerpoplossingen en werkwijzen. Het is echter goed denkbaar dat een alternatieve, gelijkwaardige oplossing wordt voorgesteld. Net als in de nakende energieprestatieregelgeving is een alternatieve oplossing voor het invullen van een minimum-eis mogelijk (vergelijk: het 'gelijkwaardigheidsprincipe'), als maar aannemelijk wordt gemaakt dat daarmee de doelstelling van die eis in gelijke mate wordt bereikt.6 Bestaande gebouwen, die renovatie ondergaan, dienen ook te voldoen aan de minimumeisen, voor zover deze technisch haalbaar zijn en kosteneffectieve investeringen met zich meebrengen, dat wil zeggen extra kosten die op basis van de actuele gemiddelde hypotheekrente binnen een periode van acht jaar zijn terug te verdienen door de toegenomen besparingen. In bepaalde gevallen van geklasseerde gebouwen of bouwonderdelen kunnen afwijkingen worden toegestaan op hogerstaande regel, op voorwaarde dat AROHM hiertoe schriftelijk tegenadvies heeft geleverd op basis van voorgestelde ontwerpoplossingen. Bij tegenadvies dient de initiatiefnemer de haalbaarheid van (gelijkwaardige) alternatieve oplossingen te rapporteren. Iedere afwijking van een minimum-eis dient in ieder geval steeds omstan4
dig te worden verklaard.
Deze opdeling is conform het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen, ref. COM(2002)192 def 5
Het criterium stemt overeen met artikel 5 van het voorstel voor richtlijn van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen. 6
Voorbeeld: een dak wordt thermisch onvoldoende geïsoleerd, maar de ruimte eronder
is een niet-benutte zolder met een thermisch geïsoleerde vloer. Indien een berekening kan aantonen dat de constructie dak+zolder+zoldervloer een equivalente isolatiewaarde heeft en, beschouwd over een volledig jaar, niet meer warmteverlies veroorzaakt, zonder condensatieproblemen en mogelijke schimmelvorming op mogelijke koudebruggen, dan kan een dergelijke opbouw worden aanvaard.
- 13 - evaluatiecriteria
3.2. Minimum-eisen voor het toekennen van de subsidiebelofte Een initieel programma van eisen dient te worden opgesteld door de initiatiefnemer ten behoeve van de uitvoering van een concreet bouwproject.
De initiatiefnemer dient in het programma van eisen de specifieke minimumeisen van VIPA op te nemen, evenals objectieve evalueerbare grenswaarden inzake comfort en mogelijke bijkomende eisen inzake gebruik van energie, water en materialen.
Met betrekking tot comfort moeten minimaal expliciet objectief evalueerbare grenswaarden worden geformuleerd, per voorzien lokaal, inzake: - Thermisch comfort - Visueel comfort (lichtkwaliteit) - Luchtkwaliteit Het initieel programma van eisen dient tevens te bespreken hoe per verwachte technische installatie (verwarming, ventilatie, koeling, luchtbehandeling, waterhandeling, stoom- en persluchtproductie, systemen voor distributie, transport, veiligheid, zonwering, verlichting, enz.) volgende aspecten met objectief evalueerbare grenswaarden zullen worden beoordeeld: - Energie-efficiëntie - Water-efficiëntie Voor renovatieprojecten dienen alle bouwdelen en technische installaties te worden geëvalueerd en dient in het initieel programma van eisen advies te worden gerapporteerd inzake vervanging en/of alternatieve oplossingen, met de nadruk op de bevordering van efficiëntie van het gebruik van energie, water en grondstoffen.
evaluatiecriteria - 14 -
Naast deze specifieke elementen is een aanvulling noodzakelijk met een
3.3.1. Leveren van een akkoordbrief
door het directiecomité ondertekende akkoordbrief inzake hun streven naar het behalen van objectief evalueerbare prestatie-eisen inzake com-
De akkoordbrief dient door het directiecomité te worden ondertekend
fort en het gebruik van energie, water en grondstoffen. Deze verklaring
en dient te vermelden dat aan de minimumeisen zal worden voldaan,
duidt tevens aan wie er in persoon verantwoordelijk is (de ‘coördinator’)
evenals aan de opgelegde eisen en adviezen, door VIPA verstrekt naar
voor de goede uitvoering van deze verklaring.
aanleiding van het toekennen van de subsidiebelofte. Tevens dient het engagement inzake het verifiëren van deze objectief
Aanbevelingen
evalueerbare eisen tijdens en één jaar na de oplevering te worden geformuleerd. Deze verklaring duidt tevens aan wie er in persoon verant-
Met betrekking tot de verwachte gebouwenschil en technische installa-
woordelijk is (de ‘coördinator’) voor de goede uitvoering van deze ver-
ties kan worden besproken hoe, per bouwsysteemgroep (wand, dak,
klaring.
vloer, afwerking, installatietype) de grondstofefficiëntie zal worden beoordeeld. Innovatieve ideeën en systeemoplossingen kunnen aan VIPA worden
3.3.2. Leveren van een bekrachtigd programma van eisen
aangereikt ter discussie. Om deze kracht bij te zetten is het vaak nog nodig er apart aandacht aan te geven.
Het betreft een update van het initieel programma van eisen, conform het uiteindelijke ontwerp, voorzien van objectief evalueerbare minimumeisen inzake comfort en het gebruik van energie, water en materialen.
3.3. Minimum-eisen voor het toekennen van de subsidiebeslissing De initiatiefnemer dient bijkomende technische nota’s te leveren met betrekking tot de uitwerking van gebouw en installaties, evenals een door het ontwerpteam bekrachtigd programma van eisen inzake comfort en het gebruik van energie, water en materialen, conform de minimumeisen van VIPA, vergezeld van een akkoordbrief van de initiatiefnemer.
Dit programma van eisen is een verplichte aanvulling op het bestek. Vereiste bepalingen inzake comfort Per lokaal moeten in het programma van eisen objectief evalueerbare parameters worden vastgelegd, minimaal omvattend: - minimum en maximum temperaturen in diverse seizoenen, eventueel aangevuld met mogelijke overschrijdingsuren - toelaatbare CO2-concentraties - lux-niveaus voor verlichting
- 15 - evaluatiecriteria
De volgende aspecten dienen te worden gewaarborgd in het program-
Berekeningsnota inzake U-waarden
ma van eisen: - de inval van daglicht in alle verblijfs- en personeelsruimten7
Het isolerend vermogen van een wand van de gebouwenschil wordt
- het vermijden van directe windinval op toegangen8
aangegeven door zijn U-waarde (vroeger k-waarde genoemd) bepaald
- het voorzien van een afdoende zonwering op alle horizontale, schui-
volgens NBN B62-002. De U-waarde van een venster moet zowel de U-
ne en zuid- en westgerichte beglazing9
waarde van de beglazing als van het raamkader (inclusief ventilatierooster, inbouwrolluikkast, en dergelijke meer) in rekening brengen. Een Nederlandstalige berekeningsnota dient te worden geleverd die
3.3.3. Leveren van technische nota’s
minimaal volgende punten omvat:
In de technische nota’s dient te worden omschreven hoe prestatie-eisen
- Per bouwdeel van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw, i.e.
worden omgezet in definitieve keuzes van componenten en systemen. In
per type-opbouw van een buitenmuur, dak, vloer, kelderwand, schei-
de ideale situatie zijn de technische nota’s van met commentaar voor-
dingsmuur,.. een gedetailleerde berekening van de (equivalente)
ziene berekeningsnota’s: er wordt een rekenkundige analyse gemaakt
warmtedoorgangscoëfficiënt U (vroeger k-waarde genoemd) met ver-
van de ontwerpkeuzes in relatie tot de objectief evalueerbare prestatie-
melding van materiaaldiktes, warmtegeleidingscoëfficiënten van
eisen.
materialen en veronderstelde warmteweerstand van luchtlagen en
- Per bouwmateriaal de waarde van de warmtegeleidingscoëfficiënt λ;
overgangen; De technische nota’s dienen zich in ieder geval te richten tot de mini-
- Per koudebrug10 en per twijfelgeval11 van een koudebrug, de bereke-
mumeisen, aanbevelingen, adviezen en referentiedocumenten van VIPA.
ning van de lineaire en/of puntwaarde van de warmtegeleidings-
De technische nota’s omvatten minimaal expliciet Nederlands-talige
coëfficiënt en een evaluatie van het gevaar op condensatie en schim-
berekeningsnota’s voor de bepaling van:
melvorming; - De vermelding van eventuele bijzondere veronderstellingen; bij afwij-
- De U-waarden van alle wanden van de gebouwenschil, aangevuld
king een argumentatie op basis van internationaal erkende normen
met een beoordeling van de karakteristieken van transparante delen
of het gelijkwaardigheidsprincipe12 ;
van de gebouwenschil;
Het voldoen aan de minimumeisen van VIPA inzake U-waarden en aan de geldende wettelijke nationale, gewestelijke en regionale bepa-
- De dimensionering van de diverse technische installaties op basis van de eisen inzake comfort en verbruik van energie, water en grondstoffen, minimaal voor de installaties verwarming, koeling, ventilatie en verlichting.
evaluatiecriteria - 16 -
lingen en Belgische normen inzake thermische isolatie dient schriftelijk te worden bevestigd.
Beoordeling van de karakteristieken van transparante delen van de gebouwenschil
In het bijzonder dient voor alle externe transparante delen (zowel glas als kunststof) de verhouding τv/g te worden opgegeven, conform NBN EN 410. Toelichting:
De keuze van de transparante delen van de gebouwenschil dient met
Transparante delen laten ook warmte door ten gevolge van bezon-
redenen te worden omkleed. Volgende aspecten dienen te worden
ning. In de zomer kan er oververhitting ontstaan, wat niet alleen hin-
besproken in de technische nota.
derlijk is maar eventueel kan aanzetten tot het gebruik van actieve koeling.
Zonwering en lichttoetreding van het transparant materiaal
De evaluatie van de zonnewarmtedoorlaatbaarheid gebeurt op basis
Voor transparante vlakken en ramen met een lengte of breedte groter dan
van de g-waarde (zonnetransmissiefactor, ook ZTA genoemd) van het
80 cm13 , evenals voor alle transparante dakvlakken, dient de nota te
transparant materiaal. Deze geeft aan welk deel van de zonnestra-
bespreken hoe zonwering per glasoppervlak wordt geïmplementeerd.
ling doorgelaten wordt. In de zomer is een lage waarde gunstig (min-
7
De uitgangsvereiste is dat tijdens de dag, elke verblijfsruimte (inclusief slaap- en woonruimtes) en personeelsruimte (inclusief kleedkamers en pauzeruimtes) op een veilige wijze kan betreden worden zonder kunstlicht te ontsteken. Voor overige ruimtes dient te geëvalueerd of een gebrek aan daglichttoetreding aanvaardbaar kan zijn inzake een snelle visuele inspectie (bijvoorbeeld inzake het nazicht van ongeregeldheden van patiënten, residenten, gehandicapten, kinderen,..). 8
Hoofd-in- en uitgangen dienen te worden voorzien van dubbele deursluizen en eventueel automatische deuren, zodanig dat het openen van de deur geen koudevlaag of drukverlies veroorzaakt. Overige toegangszones moeten worden beschermd tegen de inval van winterwind, bijvoorbeeld door middel van het voorzien van sassen, schuttingen en/of aangepaste begroening. 9
Om oververhittingsproblemen, en dus energieverslindende koeling, te vermijden dient in de zomer vooral de inval van zonlicht vanuit de zuidelijke, westelijke en bovenrichtingen te kunnen worden vermeden. De meest aangewezen oplossing is het voorzien van externe zonwering, bij voorkeur regelbaar. Dikwijls kunnen ook architecturale ingrepen, zoals bijvoorbeeld het voorzien van zonwering, dakoverstekken of bladverliezende vegetatie, afdoende zijn om de koellast aanzienlijk te verlagen. Kleur, materiaal en textuur van de bouwdelen kunnen tevens worden gekozen in functie van de reflectie of absorptie van zonnewarmte. 10
Koudebruggen zijn lokale verzwakkingen in de thermische isolatie van de buitenschil van een gebouw met lokaal een verhoogd warmteverlies en welke preferentiële condens- en schimmelzones vormen. Het effect van koudebruggen wordt nefaster naarmate de isolatiegraad toeneemt. Enkele klassieke koudebruggen zijn: betonnen lintelen aangegoten tegen het parement, gesloten spouwen rond ramen, doorlopende betonnen terrasvloeren en dakoversteken en buitenhoeken gevormd door een vloerplaat boven een kruipruimte en twee buitenwanden. In het algemeen is de basiskennis om koudebruggen te vermijden vrij goed gekend in de Belgische bouwdocumentatie. Tevens staat software ter beschikking voor de evaluatie van speciale gevallen. 11
Het staat VIPA vrij om een beoordeling van koudebruggen te verlangen van door VIPA aangeduide constructiedetails. 12
De bevestiging van het voldoen aan de minimumeisen door middel van bouwfysische simulatie van het bouwdeel, ingesloten in de overige bouwdelen, kan aanvaard worden als gelijkwaardigheidsargument. De rapportering van deze argumentatie dient evenwel in het Nederlands te geschieden. 13
VIPA heeft het recht om bijkomende gebouwdelen aan te duiden voor evaluatie.
- 17 - evaluatiecriteria
der koeling nodig), terwijl in de winter een hoge waarde gunstig is
Ventilatiemogelijkheden
(minder verwarming). Bij de keuze dient de zomersituatie echter doorslaggevend te zijn.
Voor ramen in buitenwanden dient per raam te worden aangeduid
Voor het visueel comfort is de lichttransmissie van het transparant
welke openingsmogelijkheden en geïntegreerde ventilatieroosters wor-
materiaal essentieel. De lichtdoorlaatbaarheid kan begroot worden
den voorzien.
door de tv-waarde (lichttransmissiefactor, ook LTA genoemd). Deze geeft aan welk deel van het zichtbaar zonlicht wordt doorgelaten.
Koudebruggen
Een hoge waarde is gunstig omdat dit betekent dat er meer licht naar binnen treedt en dat er dus minder kunstverlichting nodig is.
Voor metalen raamconstructies dient door middel van een simulatie te
De tv-waarde is ook afhankelijk van de kleur van het materiaal. Een
worden aangetoond dat aan de VIPA-eis inzake U-waarde voor
lage lichttransmissiefactor tv zorgt voor een onvermijdelijk zonne-
glas+schrijnwerk wordt voldaan, dat de keuze van het profiel niet leidt
brileffect, waardoor men steeds geneigd is om de verlichting in te
tot oppervlaktecondensatie en dat er geen koudebruggen worden
schakelen. Om maximaal gebruik te kunnen maken van de daglicht-
gecreëerd bij de aansluiting van het profiel met de wanden en bij de
toetreding, moet de τv hoger zijn dan 65 %.
aansluiting tussen de profielen onderling.
Zuiver energetisch gezien is de keuze van een beglazing gunstig, indien deze een lage Ug-waarde heeft (voornamelijk een wintervoorwaarde),
Dimensionering van technische installaties
een lage g-waarde (zomervoorwaarde) en een relatief hoge τv -waarde (visuele voorwaarde).
Om een optimale energiebesparing te bekomen dient te worden
Voor zonwerende toepassing wordt bij voorkeur een beglazing gekozen
gestreefd naar een goede afstemming tussen ruwbouw en installaties.
met zo hoog mogelijke waarde voor de verhouding τv/g. Hoe hoger deze
Zo zal het isolatiepeil van het gebouw in aanzienlijke mate invloed heb-
waarde des te meer licht wordt doorgelaten in vergelijking tot de door-
ben op de dimensionering van de verwarmings- en koelinstallatie. Een
gelaten zonnewarmte. Deze verhouding dient zo hoog mogelijk te zijn
goede systeemkeuze van beglazing, zonwering, beperking van de inter-
ten einde in zomeromstandigheden de koelbelasting zo laag mogelijk te
ne warmtewinsten en passieve technieken kan leiden tot het vermijden
houden en voldoende lichtinval te verzekeren.
van actieve koeling. Een goed daglichtontwerp kan ook in het bijzonder bijdragen tot energiebesparingen op kunstlicht. Indien in de ruwbouw-
Geluidwering
fase voorzieningen werden getroffen voor natuurlijke of nachtelijke ventilatie, dan kan extra energie worden bespaard door aangepaste venti-
Voor buitenwanden langs de straatzijden of langs mogelijke bronnen van geluidhinder dient de nota de akoestische eigenschappen van de beglazing te evalueren.
evaluatiecriteria - 18 -
latiesystemen.
Verwarming en koeling
Ventilatie
De gegevens waarop de binnenklimaatberekeningen dienen te gebeu-
De luchtdistributie in de diverse ruimten dient te zijn besproken en aan-
ren, dienen in samenspraak met het ontwerpteam duidelijk te zijn vast-
geduid op technische plannen en diverse voorzieningen zoals ruwbouw-
gelegd. Met name dienen duidelijk de grenzen en de benaming van de
kokers en –roosters moeten aangeduid zijn op de ruwbouwplannen en
zones voor verwarming en koeling te zijn aangeduid.
de eventuele infrastructuurplannen. Het voorzien van natuurlijke toe- of afvoer van lucht vereist een beschrijving van de plaatsing en de dimen-
Op plan dient per klimatisatiezone te worden gerefereerd naar bijlagen
sionering van eventuele roosters en openingen.
met vermelding van: de oppervlakte en het volume; de grenswaarden
De nota dient in alle gevallen de ventilatie van de afzonderlijke lokalen
voor minimale en maximale temperatuur; het statistisch toelaatbaar
te beschrijven. Op plan en in een bijzonder bestek dient het vereiste
aantal overschrijdingsuren inzake zomercomfort in functie van het type
luchtdebiet aan verse lucht te worden aangeduid per ventilatiezone.
klimaatjaar van Ukkel.
Ook alle kelderlokalen en technische ruimtes dienen reglementair te
De warmte- en koudedistributie in de diverse ruimten dient te zijn
worden geventileerd.
besproken en aangeduid op technische plannen. De plaatsing van ener-
Op plan en in een bijzonder bestek dienen voor mechanische toe- en/of
gie-, verwarmings- en koelproductie-eenheden moet aangeduid zijn op
afvoer van lucht tevens te worden aangeduid per klimatisatiezone: de
de ruwbouwplannen en de eventuele infrastructuurplannen.
pulsiemonden en de minimum en maximum luchttemperatuur per pulsiemond.
Actieve koeling is niet toegestaan, tenzij voor bijzondere lokalen. Bij het toepassen van actieve koeling dient dit bijkomend energieverbruik gron-
Per mechanische ventilatie-eenheid dienen minimaal volgende punten te
dig te worden geargumenteerd. Er moet met name voor alle voorgestel-
kunnen worden geleverd op aanvraag:
de koeleenheden worden aangetoond of de koeling noodzakelijk is en of deze niet kan worden geëlimineerd door andere bouwkundige of
- principeschema's;
technische ingrepen. De nota dient voor van koeling voorziene lokalen te beschrijven hoe thermische isolatie van de zone, beperking van het vermogen van verlichting en apparatuur, de implementatie van zonwe-
- de minimum en maximum luchtsnelheid en de minimum en maximum luchttemperatuur per ventilatiezone;
ring en zonwerende beglazing, aangepaste ventilatie en een geautomatiseerde regeling van de koelapparatuur het benodigd koelvermogen en het energieverbruik voor koeling zullen beperken.
- een bepaling van het drukverlies over alle componenten (kanalen, batterijen, recuperatoren, filters, geluiddempers, eindelementen, roosters,..), evenals de thermische isolatie en luchtdichtheidsklasse van en de luchtsnelheden in de ventilatiekanalen;
- 19 - evaluatiecriteria
- de karakteristieke curve van elke ventilator en het elektrisch vermogen
Regeling
van zijn aandrijfmotor, en het geleverde debiet, rekening houdend met de weerstanden van alle samenstellende onderdelen van de groep en
Voor alle regelingen voor klimaatsystemen (verwarming, ventilatie, koe-
het toebehoren, evenals met de luchtweerstanden van kanalen en
ling) en verlichting dienen nota’s te worden opgesteld die minimaal de
roosters;
werking van de regeling beschrijven rekening houdend met de diverse seizoenen, de dag-/nachtsituatie en het gebruik van de lokalen.
- de vermelding van eventuele bijzondere veronderstellingen. Er dient op basis van deze informatie en bijkomende berekeningen te worden bevestigd dat aan de minimumeisen van VIPA en aan de eisen
3.4. Specifieke minimumeisen van VIPA
geformuleerd in het programma van eisen kan worden voldaan. De nota dient in het geval van mechanische ventilatie per bediend
3.4.1. Eisen inzake de ruwbouw
lokaal en per ventilatie-eenheid aan te geven of en hoe de luchtdebieten variabel kunnen worden gemaakt door aanpassing aan de werkelijke ventilatiebehoeften14 .
Maximaal toelaatbare U-waarden
Voor alle gebouwen kleiner dan 1000 m2 dient het voldoen aan de
Deze eisen hebben betrekking op de individuele isolatie van de wanden
Belgische norm NBN D 50-001 inzake de ventilatievoorzieningen voor
van de gebouwschil.
woongebouwen te worden bekrachtigd. In de volgende tabel worden eisen gegeven voor de maximaal toelaat-
Verlichting
bare U-waarden (Umax, te berekenen volgens NBN B 62-002) van de individuele wanden van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw.
De berekeningsnota dient minimaal de inplanting, de lichtkarakteristie-
Hierin wordt enkel een onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en
ken en de energie-efficiëntie van de verlichtingstoestellen te beschrij-
renovatie, onafhankelijk van het type gebouw. Afwijkingen zijn enkel
ven, gegroepeerd volgens verlichtingszone. Per verlichtingszone dient
mogelijk indien wordt voldaan aan de VIPA-criteria inzake afwijkingen.
het voldoen aan de minimumeisen inzake lux-niveaus te worden bekrachtigd.
Indien vloerverwarmingssystemen zijn voorzien, dient in alle gevallen een U-waarde voor de vloer van maximaal 0,25 W/m2K te worden gehanteerd.
evaluatiecriteria - 20 -
Tabel 2 : isolatie-eisen m.b.t. de individuele wanden (maximaal toelaatbare U-waarden)
Wanden van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw
Umax (W/m2K) Nieuwbouw of renovatie
Bovenste daken of plafonds
0,25
Ondoorschijnende buitenwanden15 (met inbegrip van koudebruggen)
0,40
16
0,50
Onderste vloeren
Doorschijnende wanden of wandelementen, van het verliesoppervlak van het gebouw (inclusief beglaasde deuren, lichtstraten, dakkoepels, glasbouwsteen,…); deuren en poorten • U-waarde beglazing (of centraal deel)
1,2
17
conform NBN EN 673, 674 of 675
• U-waarde beglazing (of centraal deel) inclusief schrijnwerk
1,6
(incl. raamwerk, ingebouwde rolluiken, ventilatieroosters,…)
14
Systemen met variabel luchtvolume kunnen, met behoud van comfort, typisch tot twee maal minder energie nodig heben dan systemen
met constant luchtdebiet. Mogelijke debietregelingen zijn: regelkleppen in de ventilatiekanalen, gebruik maken van een mengluchtregister, inspelen op de inschakeltijden van de ventilatoren, een elektronische, frequentiegestuurde toerentalregeling op de ventilatoren. 15
Bij voorkeur wordt de isolatie langs de buitenzijde aangebracht. Hierdoor kunnen koudebruggen worden vermeden en wordt de thermische
massa van het gebouw vergroot. Een equivalentieprincipe (simulatie of meerdimensionale berekening) kan eventueel worden voorgelegd voor dubbele gevels, buitenwanden in contact met niet-beschermde maar vorstvrije ruimten of in contact met de volle grond, evenals voor gemeenschappelijke wanden tussen beschermde ruimtes. 16
Een gelijkwaardigheidsprincipe (simulatie of meerdimensionale berekening) kan worden voorgelegd voor vloeren boven niet-beschermde
maar vorstvrije ruimten of vloeren op volle grond, evenals voor gemeenschappelijke vloeren tussen beschermde ruimtes. 17
Beglazing is nog steeds de zwaktste schakel in de thermische isolatie van een gebouw en het vermijden van oververhitting. De evaluatie
van de warmte-isolatie van beglazing gebeurt op basis van de Ug-waarde centraal bepaald op het glasoppervlak, die voornamelijk afhankelijk is van het aantal glasplaten (enkel, dubbel, driedubbel), de aard van de spouwvulling tussen de glasplaten (droge lucht of gasvulling) en de aanwezigheid van warmtereflecterende coatings op de glasplaten. Om de warmteverliezen in het stookseizoen te beperken is een lage Ugwaarde erg belangrijk. Door te kiezen voor verbeterd dubbel glas met gasvulling en warmtereflecterende coating kunnen Ug-waarden tot 1,1 W/m2K bekomen worden. Deze beglazing heeft een relatief lage meerprijs ten opzichte van gewoon dubbel glas. NBN EN 673 is een rekenmethode voor het bepalen van de U-waarde. NBN EN 674 en 675 zijn experimentele methodes. Een norm EN 1098 is in ontwikkeling en behelst een bijkomende experimentele methode.
- 21 - evaluatiecriteria
Eis inzake koudebruggen
bekabeling en luchtkanalen. Indien beton wordt gebruikt, dan is het gebruik van biologisch afbreekbare ontkistingsvloeistoffen/-smeermidde-
De beoordeling dient te gebeuren a.d.h.v. de temperatuursfactor ‘f’ zijn-
len verplicht.
de de verhouding van het verschil tussen de oppervlaktetemperatuur en de buitentemperatuur tot het verschil tussen de binnentemperatuur en de buitentemperatuur : f = (Tio – Te ) / (Ti – Te).
3.4.2. Eisen inzake de technieken
Algemeen dient voor iedere structurele bouwknoop van de buitenschil van het gebouw en voor iedere aansluiting van de gebouwenschil met
Eisen verwarming
18
schrijnwerk de volgende eis te worden gehaald : f > 0,7.
Productie Eis inzake K-peil
Voor nieuwe gebouwen of renovaties met een totaaloppervlakte van meer
Voor gebouwen met een aanwezigheid van personen voor meer dan 12
dan 1000 m2 dient de technische, milieutechnologische en economische
19
uur per dag, en voor gebouwen < 1000m , mag het globaal isolatiepeil
haalbaarheid van het installeren van gedecentraliseerde systemen voor
van het gebouw, berekend volgens NBN B 62-301, niet meer bedragen
energievoorziening, mogelijk gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen,
dan K40.
warmte-krachtkoppeling (WKK), stadsverwarming of warmtepompen te
2
worden beoordeeld21. Het resultaat van een dergelijke beoordeling dient beschikbaar te zijn voor raadpleging door alle betrokkenen.
Eisen inzake materiaalkeuze Er dient voor nieuwbouw te worden geopteerd voor productie van warmHet in de gebouwen gebruikte hout dient te komen van FSC (Forest
te door middel van een gasketel met een HR-Top label, waarbij dient te
Stewardship Council)-gecertificeerde bossen die voldoen aan de princi-
worden gelet op de keuze van een zo efficiënt mogelijke ketel. Het
pes en criteria inzake duurzaam bosbeheer20.
gebruik van elektrische verwarming is in regel verboden22.
Het gebruik van (H)CFK-houdende isolatiematerialen is verboden. Het gebruik van CFK’s in koelcircuits is verboden. Bij behoud van een koelinstallatie dienen de CFK’s te worden vervangen en op een milieuvriendelijke wijze te worden vernietigd.
In het geval van reeds aanwezige ketels van meer dan 15 jaar oud is een volledige keuring van de verwarmingsinstallatie vereist en advies over vervanging of alternatieve oplossingen23. Deze keuring omvat minimaal een beoordeling van het rendement van de ketel bij vol- en deellast en
Vloeren dienen met materialen met hoge duurzaamheid te worden
van de ketelgrootte vergeleken met de verwarmingseisen van het
afgewerkt, rekening houdend met de mogelijke aantasting door kuis-
gebouw. Bij de keuring dient te worden gelet op het energieverbruik en
producten en desinfectiemiddelen, het akoestisch effect van de materi-
de vermindering van de uitstoot van CO2. Het keuringsrapport dient te
aalkeuze en de eenvoud van het herleggen van mogelijk geïntegreerde
beslissen over een eventuele vervanging door efficiëntere toestellen.
evaluatiecriteria - 22 -
Hierbij dient de nota te argumenteren of oude verwarmingselementen
Leidingen, kraanhuizen en pompen voor warmtetransport dienen van
zoals radiatoren kunnen worden hergebruikt bij overschakeling op een
een aangepaste isolatie te worden voorzien. Op deze manier worden de
systeem voor lage-temperatuur verwarming.
distributieverliezen tot een minimum gereduceerd.
Distributie
Regeling
Het toepassen van een verlaagd temperatuurregime voor de warmtedis-
Het toepassen van een weersafhankelijke ketel- en kringsturing met
tributie (maximum 70°C/50°C) is verplicht, tenzij niet kan worden vol-
start/stop-optimalisering is verplicht, evenals het toepassen van goed
daan aan de isolatie-eisen. Bij goed geïsoleerde gebouwen is de hoe-
regelbare thermostatische kranen.
veelheid te leveren warmte vrij klein waardoor lage temperatuurverwarming of stralingsverwarming mogelijk wordt.
Een toerentalregeling op de pompen van de verwarmingsinstallatie is verplicht voor installaties met een thermisch vermogen groter dan 55 kW25 en voor alle kringen met een variabel debiet.26
Lage temperatuurverwarming (LT) heeft enkele interessante voordelen : · energiebesparend door een beter installatierendement (toepassing van condensatietechniek, verminderde distributieverliezen, beter afgifterendement) en minder verliezen door ventilatie (lagere luchttemperaturen) · verhoogt het comfort door stralingswarmte, goede warmteverdeling,
18
Uitgaande van een buitentemperatuur van 0°C en een binnentemperatuur van
20°C, wordt aan deze eis voldaan wanneer de temperatuur aan het binnenoppervlak van een buitenwand overal hoger is dan 14°C. Aan de voorgestelde eis wordt meestal voldaan door de maximale U-waarden te respecteren, door alzijdige doorlopende isola-
geen koude vloeren en minder tocht verschijnselen door lagere lucht-
tie en door de isolerende laag zo veel mogelijk naar de buitenzijde van de wand te ver-
temperaturen,
schuiven. 19
· betere luchtkwaliteit door minder luchtbeweging, minder stofverspreiding, geen stofschroei,
Het globaal isolatiepeil houdt, naast de bepaling van de U-waarden tevens rekening
met de compactheid van het gebouw. 20
Als (te raporteren en te beoordelen) afwijking kan het gebruik van Europees hout in
sommige gevallen worden toegestaan.
· betere kansen voor toepassing van alternatieve duurzame energiebronnen als warmtepompen en zonnecollectoren.
21
Conform het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen, ref COM (2002) 192 def. 22
Elektrische verwarming is niet alleen op vlak van energie-efficiëntie een slechte
keuze, het is ook een dure optie.
Inzake het vermijden van stralingsasymmetrie dienen verwarmingselementen langs de raamzijde van ruimtes te worden geplaatst. Verwarmingselementen kunnen slechts elders worden voorzien indien de U-waarde van beglazing+schrijnwerk kleiner dan of gelijk is aan 0,8
23
Conform het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen, ref COM (2002) 192 def. 24
Richtwaarde van het Passivhausinstitut
25
Deze eis is conform aan de Duitse regelgeving.
26
Bijvoorbeeld radiatorkringen.
W/m2K24.
- 23 - evaluatiecriteria
Eisen ventilatie
Teneinde de aanwezigheid van luchtlekken28 te beperken is voor mechanische luchttoevoer en –afvoer het gebruik van kanaalsystemen van
Productie
Klasse B, volgens de normalisatie Eurovent 2/2, verplicht voor kanalen die buiten de bediende ventilatiezone liggen. De verbindingen in het
Bij nieuwbouw bij de keuze van natuurlijke luchttoevoer vanuit de bui-
kanalensysteem moeten perfect luchtdicht afgewerkt worden om een
tenomgeving dienen zelfregelende winddrukafhankelijke roosters te zijn
goede werking mogelijk te maken.
voorzien om te hoge ventilatiedebieten en eventuele tocht bij wind te vermijden.
Voor ventilatiezones in nieuwbouw die voorzien zijn van mechanische
Het elektrisch vermogen per opgeleverd luchtdebiet mag bij nieuwe
pulsie is warmterecuperatie door middel van warmtewisselaars verplicht.
mechanische ventilatie-eenheden maximaal 0,7 W/(m3h) bedragen27.
Warmtewisselaars dienen minimaal een temperatuurrendement te heb-
Bij behoud van reeds aanwezige mechanisch ondersteunde ventilatie-
ben van 80%. Een testrapport ter zake kan worden opgevraagd.
systemen van meer dan 15 jaar oud is een volledige energetische keuring vereist. Bij negatief advies dient de ventilatiegroep te worden ver-
Voor renovaties geldt: indien een luchtgroep wordt vernieuwd of indien
vangen of dienen alternatieve oplossingen te worden gezocht.
enkel mechanische extractie of enkel mechanische pulsie aanwezig is, dan is een grondige kosten-batenstudie van de implementatie van
Distributie
warmterecuperatie verplicht.
Volgende eisen worden opgelegd voor mechanisch ondersteunde venti-
Regeling
latie. De luchtsnelheid in luchtgroepen dient te worden beperkt tot maximaal
Voor alle bestaande en voorziene mechanische luchtttoevoer- en afvoer-
2 m/s.
eenheden is een studie voor de implementatie van variabele luchtde-
De luchtsnelheid in kanalen, dient te worden beperkt tot maximaal
bieten noodzakelijk. Bij mogelijkheden voor variabele luchtdebieten is
4 m/s.
de implementatie van een sturing in functie van aanwezigheid of lucht-
Het maximaal drukverlies over installatie-onderdelen van de ventilatie
kwaliteit verplicht.
dient van de klasse ‘laag’ of ‘normaal’ te zijn, volgens prEN 13779. Het toepassen van vraaggestuurde ventilatietechnieken in functie van aanOngecontroleerde verliezen dienen te worden vermeden door luchtdicht
wezigheid of luchtkwaliteit is verplicht voor mechanische ventilatie van tij-
te bouwen. Indien systematisch geen ronde kanalen met dubele dichtings-
dens kantooruren niet-permanent bezette ruimtes. Hiervoor kan enkel uit-
ring worden gebruikt, dan dienen luchtdichtheidstesten voor de ventilatie-
zondering worden gemaakt indien voor de luchtkring én een debiet lager
installatie te zijn voorzien in het bestek ter verificatie van het voldoen aan
dan 1000 m3/h wordt voorzien én warmterecuperatie wordt toegepast.
gestelde prestatie-eisen.
evaluatiecriteria - 24 -
Eisen koeling De behoefte aan een koelinstallatie dient te worden vermeden door minimalisatie van de koellast. In ons klimaat vergt het vermijden van koelinstallaties geen zware inspanningen, op voorwaarde dat bouwkundige ingrepen worden voorzien. Het ontwerp zal in sterke mate de koellast bepalen. Overhangende delen, buitenzonwering, kleinere ramen, lichtgekleurde façaden en daken behoren tot efficiënte maatregelen om de koellast te verlagen. Een goed ontwerp moet toelaten dat koudeproductie grotendeels kan worden vermeden.
Productie De haalbaarheid dient te worden onderzocht van het beperken van de koellast en het vermijden van koeling door middel van aangepaste elektrische verbruikers en ingrepen op de gebouwenschil. Het resultaat van een dergelijke beoordeling dient beschikbaar te zijn voor raadpleging door alle betrokkenen. In het geval dat koelelementen worden geïmplementeerd in nieuwbouw of bij renovatie, mag het opgeslorpt elektrisch vermogen (in Watt elektrisch) in geen geval groter zijn dan de koelcapaciteit (uitgedrukt in
27
De eis stemt overeen met een minimale vermogensklasse B volgens de evaluatieme-
thode van de Swedish Indoor Climate Institute (gemiddeld verbruik); Merk op dat ventilatiegroepen met een hoger rendement ook meestal een lagere geluidsbelasting geven.
Watt thermisch) vermenigvuldigd met een factor 0,2. Van ieder toestel
Lage specifieke ventilatorvermogens kunnen worden bereikt door het ontwerpen van
dienen ter zake testrapporten te kunnen worden geleverd, opgesteld
kanaalnetten met lage drukverliezen e/of het gebruik van ventilatoren met hoog rende-
door een onafhankelijk testinstituut.
ment. 28
Men kan aannemen dat 1% lekdebiet het elektriciteitsverbruik doet toenemen met
3% en het energieverbruik voor verwarming met 1%. Luchtdichtheid is in de welzijns-
Bestaande centrale airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW moeten, onafhankelijk van hun ouderdom, wor-
en gezondheidszorg evenwel van primordiaal belang voor het vermijden van overslag van ziektekiemen. 29
den gekeurd. Deze keuring omvat minimaal een beoordeling van het rendement van de airconditioning bij vol- en deellast en van de dimensione-
Conform het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de energieprestaties van gebouwen.
ring vergeleken met de koelbehoefte van het gebouw29.
- 25 - evaluatiecriteria
Distributie
Voor verlichtingsinstallaties ouder dan 15 jaar, is de renovatie van de verlichtingsinstallatie verplicht. De verlichtingstechnologie heeft de laatste 15
Leidingen, kraanhuizen en pompen voor koudetransport dienen van een
jaar immers een grote vooruitgang geboekt. Daardoor is het energieverbruik
aangepaste isolatie te worden voorzien. Op deze manier worden de dis-
van verlichtingsinstallaties gemiddeld met 40% gedaald, terwijl het ver-
tributieverliezen tot een minimum gereduceerd.
lichtingscomfort sterk werd verbeterd.
Bij renovaties dient een keuringsrapport te beslissen inzake het vervan-
Regeling
gen of toevoegen van isolatie. Bij nieuwe of te vervangen verlichting dient minimaal per lokaal, doch
Regeling
bij voorkeur per armatuur te kunnen worden geregeld naar behoefte.
Een toerentalregeling op de pompen van de koelinstallatie is verplicht
Er bestaat hiertoe keuze uit volgende mogelijkheden:
voor installaties met een thermisch koelvermogen groter dan 55 kW en voor alle kringen met een variabel debiet30.
- Automatisch traploos regelen van het lichtniveau afhankelijk van de hoeveelheid zonlicht (daglichtdimming);
Eisen kunstlicht
- Automatisch uitschakelen van de verlichting bij afwezigheid van personen;
Productie - Dimmen van de verlichting naar behoefte door lichtdimmers. De prestatie-eis voor het vermogen van de verlichting is maximaal 2 à 2,5 W/m2.100 lux, in alle gevallen te realiseren voor de circulatieruimtes en de
De haalbaarheid en intenties met betrekking tot dit criterium dienen per
administratieve en personeelsruimtes.
lokaal te worden besproken in een nota.
Voor renovatieprojecten dienen voor de basisverlichting gloeilampen en
Voor zover dit niet strijdig is met de veiligheidsvereisten, is het toepassen
halogeenlampen te zijn vervangen door spaarlampen en ontladings-
van een automatische regeling verplicht voor de basisverlichting in niet-per-
lampen. Waar armaturen worden vervangen dient ook te worden geko-
manent gebruikte ruimtes, door middel van aanwezigheidsdetectie, en in
zen voor armaturen met een hoog rendement. Waar nodig kan bijko-
ruimtes voorzien van daglicht, door middel van automatische daglicht-
mend taakverlichting op een werkvlak worden voorzien.
compensatie.
evaluatiecriteria - 26 -
Eisen gebouwenbeheer
Sanitair
Op gebouwniveau dient energieregistratie en –beheer te worden voor-
Sanitair warm water
zien door het implementeren van aangepaste energie- en watertellers met pulsuitgang. Gegevens inzake verbruik van energie en water dienen
De temperatuur van het water dient niet hoger ingesteld te worden dan
op één centrale plaats te kunnen worden afgelezen, opgeslaan en
strikt noodzakelijk (max. 65°C na kortstondig naverwarmen32: legionel-
geanalyseerd.
labacteriën33 worden gedood vanaf 55°C).
De toepassing van een gebouwenbeheersysteem is verplicht. Dit gebou-
Bij nieuwbouw en bij renovatie van de warm waterinstallatie of van
wenbeheersysteem dient per ruimte/ gebouwdeel de volgende aspecten te
grootkeukens dient de warmwaterproductie waar mogelijk te worden
registreren en per maand te rapporteren in functie van de eisen opgesteld
gedecentraliseerd in productie-eenheden van optimaal rendement34.
in het programma van eisen:
Het ontwerp dient waar mogelijk het gebruik van elektrische waterver-
- aan-/uitschakelmomenten van de verwarming, koeling, verlichting, zon-
warmers, verwarmingslinten en naverwarming te vermijden35.
wering, ventilatie, pompen, bevochtiging - temperaturen31 in referentieruimtes, ten minste aan iedere geveloriëntatie van het gebouw en op iedere verdieping
De plaats van de waterverwarmer en het leidingtracé zijn bij nieuwbouw te optimaliseren naar inhoud van het warm waternet36. Het isoleren van alle warm waterleidingen dient te zijn voorzien.
- de instelparameters van de productie-eenheden voor verwarming, koeling, bevochtiging en luchtbehandeling - het energieverbruik van alle klimaat-, verlichtings-, laboratorium- en persluchtsystemen.
30
Bijvoorbeeld thermostaatgestuurde koelplafonds.
31
Indien de sensoren aanwezig zijn, kunnen ook verlichtingsniveau en luchtkwaliteit
worden geregistreerd. 32
Andere oplossingen dan opstoken boven 60°C zijn regelmatig spoelen of behande-
ling met UV. 33
Hoge temperaturen leiden niet alleen tot een hoger energieverbruik doch geven aan-
Het gebouwenbeheersysteem dient erop te zijn voorzien dat een directe kop-
leiding tot een groter waterverbruik dan nodig ten gevolge van bijmenging van koud
peling kan worden verwezenlijkt met de invoer van factuurgegevens inzake
water. Merk op dat legionellabacteriën groeien vanaf 20-25°C dus ook kunnen voorko-
verbruik van energie en water en dat minstens jaarlijks een energiebalans
men in koudwaterleidingen. Legionella zet zich vast op de dode punten in het hydrau-
en –rapport van het gebouw kan worden geleverd. Het bestek dient minimaal een volledige beschrijving van alle sensoren en hun ingestelde parameters te bevatten. Tevens dient de verificatie van de goede werking van de sensoren na plaatsing per sensor te worden voorzien. Het as-built dossier dient achteraf te beschrijven hoe de instelparameters van de sensor kunnen worden gewijzigd.
lisch systeem. Oplossing: leidingen tussen boiler en aftap best zo kort mogelijk houden: dit is uiteraard ook wat betreft energieverliezen interessanter. 34
Bij voorkeur gasboilers met HR-Top label.
35
Deze zijn goedkoop in aanschaf, maar duur in gebruik. Een kWh elektriciteit kost
immers 3 à 5 keer zoveel als een kWh gas. 36
Bij lange leidinglengtes duurt het lang vooraleer het warm water de kraan bereikt,
het koude water gaat meestal rechtstreeks de afvoer in ; na aftapping koelt de leiding terug af waardoor energie verloren gaat. De inhoud van de warm waterleidingen wordt beperkt door korte lengtes en kleine diameters (10 tot 12 mm binnenmaat).
- 27 - evaluatiecriteria
Sanitaire uitrusting
3.5. Specifieke aanbevelingen van VIPA
Douchekoppen dienen spaardouchekoppen te zijn met een verbruik van maximaal 4 à 6 l/min. Bij renovatie dienen ze waar nodig te worden vervangen.
3.5.1. Aanbevelingen inzake de ruwbouw
Waterkranen aan wastafels en in de keuken dienen in alle gevallen te zijn uitgerust met een schuimmondstuk of perlator met debietbegrenzingsring.
Maximaal toelaatbare U-waarden
Bij nieuwbouw of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien dienen toilet-
In de volgende tabel worden aanbevolen waarden gegeven voor de
ten te zijn voorzien van waterbesparende spoelbakken met keuzeknop
maximaal toelaatbare U-waarden (Umax, te berekenen volgens NBN B
(3 en 6 liter) en dienen wastafels en urinoirs van collectieve toiletten te
62-002) van de individuele wanden van de warmteverliesoppervlakte
zijn voorzien van een automatische activering.
van het gebouw. Hierin wordt enkel een onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en renovatie, onafhankelijk van het type gebouw.
Liften Bij renovatie of implementatie van liften is het gebruik van hydraulische liften niet toegestaan voor transport van personen. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan pieksturing en aan de keuze van zeer energiezuinige hefmotor37.
Regenwater Captatie en gebruik van regenwater dient bij nieuwbouw te zijn opgenomen. Het gebruik van regenwater voor toiletspoeling, wasmachines en dienstkranen38 is verplicht39 voor nieuwbouwprojecten en verplicht in te voeren bij verbouwingen indien een regenwaterreservoir aanwezig is. Afvalwater en regenwater dienen langs afzonderlijke hoofdriolen te worden afgevoerd.
evaluatiecriteria - 28 -
Tabel 3 : Aanbevelingen isolatie van de individuele wanden ( Umax-waarden) Wanden van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw
Umax (W/m2K) Renovatie richtwaarde
Nieuwbouw richtwaarde
Nieuwbouw streefwaarde40
Bovenste daken of plafonds
0,25 – 0,20
0,20 – 0,16
< 0,11
Ondoorschijnende buitenwanden (met inbegrip van koudebruggen)
0,33 – 0,25
0,25 – 0,20
< 0,16
Onderste vloeren41
0,50 – 0,33
0,40 – 0,33
< 0,20
1,6 – 1,3
1,5 – 1,3
< 1 – 0,80
Doorschijnende wanden of wandelementen, van het verliesoppervlak van het gebouw (inclusief beglaasde deuren, lichtstraten, dakkoepels, glasbouwsteen,…); deuren en poorten • centraal deel + schrijnwerk (incl. ingebouwde rolluiken, ventilatieroosters,…)
37
Heden bestaan zowel voor laagbouw als voor hoogbouw modellen van energiezuinige liften op basis van zijde-
lings geïntegreerde DC-motoren. Bij implementatie van dergelijk type liften dient zelfs geen machinekamer te worden voorzien. 38
Metalen daken geven metaalionen af waardoor het water niet bruikbaar is voor de moestuin.
Bij bitumineuze of houtendakbedekking moet één jaar gewacht worden om het regenwater te gebruiken omwille van uitspoeling of uitloging. 39
Tenzij kan worden aangetoond dat dit in strijd is met de behoeften van het specifieke project
40
De voorgestelde streefwaarden liggen in het bereik van de passiefhuis-standaard.
41
Ook voor keldervloeren bij verwarmde kelders en voor scheidingswanden tussen verwarmde en niet-verwarmde
binnenruimtes.
- 29 - evaluatiecriteria
Aanbevelingen inzake materiaalkeuze
Gebruik bij voorkeur skeletaire draagconstructies die achteraf worden ingevuld. Bevorder hierbij de mogelijkheid tot ontmantelen van het ske-
Voor de implementatie van houten schrijnwerk kan niet-verduurzaamd hout worden gebruikt. Voorwaarde is dat de juiste houtsoort en de juiste constructies en detailleringen gebruikt worden42. Voor renovatiewerken aan kunststof of metalen schrijnwerk kan worden omschreven hoe het vervangen schrijnwerk wordt gerecupereerd of gerecycleerd.
let achteraf. Er wordt aanbevolen om op een doorgedreven wijze materialen en bouwproducten toe te passen die eenvoudig ontmantelbaar, ontkoppelbaar en voor 100% herbruikbaar of recycleerbaar zijn.
In Annex G ‘Guidelines for low-polluting buildings’ van CR 1752 worden
Gebruik bij gesloten verhardingen altijd zo veel mogelijk recyclaatmate-
criteria gegeven voor de kwalificering van de luchtvervuilingsgraad van
riaal. Het gebruik van gesloten wegdekverhardingen wordt evenwel
materialen. Aanbevolen wordt om oppervlakken behorende tot de cate-
afgeraden. Indien de bodembedekking en de ondergrond voldoende
gorie M3 te vermijden en oppervlakken behorende tot M2 lager te hou-
doorlatend zijn en het grondwater niet tot aan het maaiveld reikt, zal
den dan 20%.
het regenwater vrij snel de bodem intrekken. De doorlaatbaarheid mag niet verminderd worden door berijden tijdens en na aanleg. Bij vorstge-
Het gebruik van watervervuilende dakbedekkingen wordt afgeraden.
vaar moet een onderfundering voorzien worden uit bijvoorbeeld grove grond. De verharding kan bestaan uit steenslag of dolomiet eventueel
Het gebruik van PVC wordt afgeraden. Tegenwoordig bestaan er tal van
voorzien van een geotextiel, waterdoorlatende straatstenen of -platen,
alternatieven voor bouwproducten op de markt, waarbij PVC wordt ver-
beton of polyethyleen grastegels, houtspaanders, enz.
vangen door kunststoffen of andere materialen met een geringere milieu-impact.
Het gebruik van watergebaseerde verven wordt aangeraden.
Het overdreven gebruik van producten op basis van portlandcement, beton en baksteen kan inzake de reductie van CO2-emissies in vraag wor-
Daglichtontwerp van lokalen
den gesteld. Het gebruik van klinkerarme cementsoorten wordt in ieder geval aangeraden. Beperk tevens het aandeel cement in pleisters door te
In verhouding tot de totale netto-oppervlakte van alle lokalen, treedt
opteren voor kalk- of leemvarianten. Indien beton wordt gebruikt dan kan
daglicht bij voorkeur toe in de meeste lokalen, zodanig dat het aantal
dit beton voor structurele doeleinden voor minimum 30% bestaan uit
lokalen met daglichttoetreding minimaal 80% van de totale vloer-
recyclaatgranulaat van metselwerk- en/of betonpuin (als grindvervanger).
oppervlakte beslaat.
Voor dekvloeren kan 100% recyclaatgranulaat worden gebruikt. In het bijzonder kunnen ook alle sanitaire ruimtes en traphallen worden Vermijd het metsen van bakstenen en opteer bij gebruik van bouwste-
voorzien van efficiënte daglichttoetreding zodat kunstlicht niet dient te
nen voor gelijmde of drooggestapelde constructies. Streef naar schuim-
worden ontstoken. De uitgangsvereiste is dat tijdens de dag, elke ruimte
en kitarme detaillering.
op een veilige wijze kan betreden worden zonder kunstlicht te ontsteken.
evaluatiecriteria - 30 -
3.5.2. Aanbevelingen inzake de technieken
Het maximaal drukverlies over installatie-onderdelen van de ventilatie kan van de klasse ‘laag’ zijn, volgens prEN 13779.
Aanbevelingen verwarming en koeling Voorzie eenvoudig programmeerbare tijdschakelaars en optimizers en een goede regelbaarheid van de ruimtetemperatuur. Ontwerp vloeistofcircuits zodanig dat de drukval in componenten wordt
Ventilatoren hebben voor grotere gebouwen een belangrijk aandeel in het totale energiegebruik van een gebouw. Dit energiegebruik kan worden beperkt door de ventilatoren zelf energiezuiniger te maken. Het elektrisch vermogen per opgeleverd luchtdebiet kan per ventilatiegroep worden beperkt tot maximaal 0,4 W/(m3h)43. Teneinde de aanwezigheid van luchtlekken te beperken is het gebruik
verlaagd, bvb. maximum 2 à 3 bar in leidingen, bochten, warmtewisse-
van ronde kanalensystemen van Klasse C volgens Eurovent 2/2 bij voor-
laars, enz.
keur te voorzien voor alle kanalen die buiten de bediende ventilatiezone liggen.
Merk op dat balancerende inregelkranen hoge en permanente drukver-
Voor de diverse luchtgroepen kan een aansluiting worden voorzien op
liezen leveren. Voor de inregeling kan men ook werken met driewegkra-
bodem/lucht-warmtewisselaars.
nen, toerentalgeregelde pompen en goed gedimensioneerde leidingen. Voorzie in de meeste lokalen bij voorkeur een werking op basis van aanOntwerp verwarmingscircuits op een temperatuurregime van maximaal
wezigheidsdetectie of op basis van luchtkwaliteit, evenals goed regelba-
60/40°C, en koelcircuits op een regime van relatief hoge temperatuur
re ventilatiemonden. Het gebruik van CO2-sensoren kan zeker kostenef-
(bijvoorbeeld 12/18°C).
fectief worden aanbevolen voor maximale debieten vanaf 4000 m3/h. Voor niet-permanent gebruikte ruimtes en zones loont het gebruik van
Hanteer voor grote koelinstallaties een streefwaarde van de COP van
CO2-sensoren zeker vanaf 1000 m3/h.
minimaal 7,0. Voorzie voor pompen een rendement van minimaal 85%.
Aanbevelingen ventilatie
42
Zo zijn niet verduurzaamde kozijnen (van zachthout) van uitstekende kwaliteit met de
gebruikelijke garanties leverbaar. Recent zijn ook nieuwe verduurzamingstechnieken ont-
De luchtsnelheid in de luchgroepen en kanalen kan op eenvoudige wijze worden beperkt tot maximaal 2 m/s, waarbij bijzondere aandacht
wikkeld als plato- en stellac-hout waarbij het hout onder hoge druk en temperatuur chemisch wordt gemodificeerd zonder toevoeging van synthetische producten. Een andere vorm van verduurzaming is vingerlassen of lamineren van (inlands) hout.
wordt besteed aan het verlagen van de stromingsweerstanden (bvb. zo
43
min mogelijk bochten en vernauwingen.
de Swedish Indoor Climate Institute (laag verbruik);
De eis stemt overeen met een vermogensklasse A volgens de evaluatiemethode van
- 31 - evaluatiecriteria
Voor welzijns- en gezondheidsinstellingen kunnen de ‘Guidelines for Design
Aanbevelingen regenwater
and Construction of Hospital and Health Care Facilities’44, editie 2001, van de American Institute of Architects Academy of Architecture for Health45 als
Bij voorkeur wordt zo weinig mogelijk regenwater naar de rioleringen
referentie worden gehanteerd bij het opstellen van het programma van
afgevoerd door het optimaliseren van regenwatergebruik en het toe-
eisen.
passen van regenwaterbuffering en -infiltratie. Hiertoe kan men ten minste één van de volgende maatregelen, al dan niet gecombineerd,
Luchtdichtheidstesten voor het gebouw kunnen worden voorzien in het
uitvoeren.
bestek ter verificatie van het voldoen aan gestelde prestatie-eisen.
Groene daken
Aanbevelingen sanitair Een rechtstreekse leiding, zonder aftakkingen, kan waar mogelijk worden voorzien tussen keuken en productie van warm water. In het geval van wooneenheden kan het toestel in de directe nabijheid van de keukenkraan worden geplaatst. Alle was- en afwasmachines kunnen bij nieuwbouw of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien van het type hot-fillapparaten te zijn, die gebruik maken van warm tapwater. In geen geval mag het warm tapwater hiervoor afkomstig zijn van een elektrische boiler.
Een groen dak is een warm dak met bovenop - i.p.v. van de traditionele grind- of tegelballast - een wortelwerende laag, een drainagemat, een laag substraat, een verankeringsnet en de begroeiing bestaande uit een dunne laag geselecteerde mossen. Deze daken vergen nauwelijks onderhoud. De dakdichting is beschermd tegen licht en thermische schokken. Deze daken kunnen aanzienlijk wat water opslaan welke hoofdzakelijk verdampt. Ook zwak hellende daken kunnen als groen dak uitgebouwd worden.
Kleinschalige waterzuivering Het niet direct infiltrerend water kan via het oppervlak en/of open afvoeren verder geleid worden naar een kom, vijver, wadi (= kom of geul met
Toiletten kunnen worden voorzien van een boostersysteem met een maximum watergebruik van 2,5 of 4 liter (twee standen).
ondergronds filterbed) voor zover daar voldoende ruimte toe is in de wijk. Bij renovaties in niet gerioleerde gebieden kan lokale behandeling van afvalwater nodig zijn. Meestal is hier enkel een voorbehandeling (septi-
Bij nieuwbouw of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien kunnen badkuipen een dusdanige vorm hebben dat met een beperkt volume een
sche tank) vereist. Bij (ver)nieuwbouw kan een meer uitgebreide zuivering gewenst zijn.
hoge waterhoogte en een goede bereikbaarheid bekomen wordt. Buffering, infiltratie en zuivering van regenwater kan worden opgenoEr kan worden bestudeerd of warmterecuperatie uit afvalwater zinvol
men in het ruwbouwdossier en in het dossier infrastructuurwerken. De
kan worden toegepast.
karakteristieken en dimensioneringen van de diverse componenten dienen dan te worden beschreven in de technische nota.
evaluatiecriteria - 32 -
Hernieuwbare energiebronnen
matisch te worden gestreefd naar vergelijking van opgeslorpt elektrisch vermogen (zeker ook voor de keuze van computers, beeldschermen, tele-
De toepassing van windenergie, zonneboilers of fotovoltaïsche panelen
fooncentrales, enz.)
wordt aangemoedigd doch bij toepassing dient de rendabiliteit per project te worden geëvalueerd.
Kabelnetwerken
Bij de toepassing van windenergie wordt bij voorkeur geopteerd voor
Er wordt aanbevolen om kabelnetwerken te beperken en bekabeling
koppeling met een windpark in plaats van het oprichten van een indivi-
voor verschillende toepassingen zo veel mogelijk te integreren. Heden
duele windmolen.
bestaan er diverse mogelijkheden om stroomvoorziening, telefonie, datacommunicatie, kabeldistributie, internet en dergelijke te combine-
Bij toepassing van actieve zonne-energie zoals thermische zonnepane-
ren op multifunctionele dragers47.
len of fotovoltaïsche panelen dienen deze minstens 85% van het dagelijks beschikbare zonlicht te kunnen ontvangen46.
Bij het ontwerpen van computerwerkposten48, stroomvoorzieningen en draadloze communicatie besteed men bij voorkeur extra aandacht aan
Bij toepassing van thermische zonne-energiesystemen in nieuwbouw-
de mogelijke effecten op de gezondheid.
projecten moet de warmte worden aangewend voor sanitair warm water, was- en vaatwasmachines, en eventueel (collectieve) verwarming op lage temperatuur.
Aanbevelingen elektriciteit en communicatie
44
Meer info op de website http://www.aia.org of op:
http://www.aia.org/MEDIA/releases/010425.asp
Elektrische toestellen
45
Het betreft hier een referentiedocument dat in samenwerking met de sector werd
opgesteld en dat ondersteund wordt door ASHRAE.
Indien het gebruik van gas- of inductietoestellen voor de verschillende toepassingen niet in conflict is met de veiligheidseisen, kunnen elektrische kookplaten worden vermeden.
46
Dit betekent voor onze streken dat de collector niet beschaduwd mag zijn en zijn
oriëntatie tussen zuidwest en zuidoost ligt en zijn hellingshoek (hoek met het horizontaal vlak) begrepen is tussen 30° en 60°. De maximale instraling wordt bekomen bij een helling van 30° en een oriëntatie pal zuid. Naar opbrengst van de zonneboiler toe is een helling tussen 40° en 45° iets beter (meer instraling bij lage zonnestand). 47
Alle droogkasten bij nieuwbouw, of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien, kunnen van het type gasdroogkasten zijn.
Denk bijvoorbeeld ook aan de toepassing van LON-netwerken of draadloze communi-
catie. Merk op dat de veiligheid van de goede werking van bepaalde systemen in bepaalde gevallen moet kunnen worden gegarandeerd. 48
Men onderzoekt momenteel of het voorkomen van lipaire atrofie (deukdijen) bij admi-
De interne warmtewinsten van elektrische apparatuur dienen zo veel
nistratief personeel te wijten kan zijn aan de aanwezigheid van elektromagnetische vel-
mogelijk te worden beperkt. Bij de keuze van apparatuur dient syste-
den.
- 33 - evaluatiecriteria
Noodsystemen
Voor grond- en grondwaterwarmtepompen blijven de rendementen redelijk constant omdat die met een nagenoeg constante temperatuur
Voor het ontwerp van noodstroomgeneratoren, brandbeveiligingssyste-
werken. De energiebalans (vergelijking tussen condenserende ketel en
men, bewakingsssystemen en no-break installaties kan bijzondere aan-
warmtepomp) helt over in het voordeel van de warmtepomp, maar het
dacht worden besteed aan de keuze van energiezuinige en milieuvrien-
financiële plaatje is het grootste nadeel. Bij toepassing van een derge-
delijke oplossingen49.
lijk type systemen wordt aangeraden om een grondige kosten-/batenanalyse te verrichten.
Aanbevelingen innovatie In het kader van een uitdrukking van het gelijkwaardigheidsprincipe wordt innovatie in de bouw aangemoedigd. Zo kunnen bijvoorbeeld mogelijkheden worden onderzocht om warmte of koude te bufferen in
3.6. Minimum-eisen voor het toekennen van de eindafrekening
gebouwruimtes50, in gebouwmassa51, in microklimaatzones52, in de bodem53 of in waterpartijen. Ook innovatieve systemen voor warmtewisseling kunnen hierbij worden bestudeerd (bijvoorbeeld de implementa-
Aanwezigheid van een volledig dossier ‘as-built’
tie van bodem/luchtwarmtewisselaars). In dergelijk geval dient in het Programma van Eisen en aanvullende nota’s omstandig te worden
De projectdocumenten in het dossier ‘as-built’ dienen op een dergelijke
beschreven hoe de minimumeisen van VIPA worden gewaarborgd.
manier te zijn opgesteld dat ze kunnen dienen als referentie voor een controle van de eisen na constructie. AOGGI kan ter zake op voorhand
Het voorzien van passieve verwarmingstechnieken vereist het correct ont-
geadviseerde testrapporten verzoeken. De initiatiefnemer diende de
werp van eventuele bufferzones en een grondige studie van het thermisch
specificatie van dergelijke testen immers op te nemen in het bestek, na
comfort in zomer- en in wintersituaties door middel van simulaties.
advies door AOGGI.
Het toepassen van elektrische warmtepompen die op buitenlucht werken wordt afgeraden. Immers: elektriciteit is 3 à 4 keer duurder dan gas
Het oplossen van mogelijke tekortkomingen door de initiatiefnemer kan een voorwaarde zijn voor de uitbetaling van de laatste subsidieschijf.
en warmtepompen zijn dure, ingewikkelde en onderhoudsintensieve installaties. Normaal zou een dergelijke warmtepomp voor 1 kWh elektriciteit 4 à 5 kWh warmte moeten leveren54. In de praktijk blijken de
Leveren van een evaluatieverslag duurzaam bouwen
gemeten rendementen echter tegen te vallen aangezien men veel warmte nodig heeft als de temperatuur buiten laag is en men dus weinig
Hierin wordt het eindresultaat vergeleken met het programma van
warmte kan ontrekken.
eisen, worden ondervonden bottlenecks en gevonden oplossingen vast-
evaluatiecriteria - 34 -
gelegd en conclusies en aanbevelingen geformuleerd, evenals nodige
zoveel energiebesparende maatregelen te nemen als met de geldende
bijstellingen van het programma van eisen inzake latere evaluaties.
stand van de techniek mogelijk is.
Indien er tussen het tijdstip van de voorlopige en de definitieve opleve-
Aanbevelingen:
ring twijfels reizen over het behalen van de vooropgestelde waarden, dan kan AOGGI een omstandige verificatie van alle vooropgestelde
De investeringen die voor de maatregelen nodig zijn, moeten milieuwinst
parameters verlangen, door de initiatiefnemer uit te voeren bij de defini-
opleveren; de terugverdientijd hoeft niet meer dan acht jaar te bedragen. Bij
tieve oplevering. In het bijzonder kan ook worden gevraagd:
voorkeur wordt parallel met het beoordelingsrapport een keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen voorzien, uit te voeren door gekwa-
- De uitvoering van een goede hydraulische inregeling van de kringen
lificeerd en onafhankelijk personeel 55
en het leveren van een attest van deze inregeling. - De uitvoering van luchtdichtheidsproeven op het gebouw en het leveren van een attest van deze proeven.
49
In de praktijk kunnen deze types installaties belangrijke, vaak verborgen, energiege-
bruikers te zijn. 50
Het oplossen van mogelijke tekortkomingen door de initiatiefnemer kan een voorwaarde zijn voor de uitbetaling van de laatste subsidieschijf.
Indien bijvoorbeeld onregelmatig gebruikte of niet-verwarmde zones langs de gevel
gesitueerd worden, kunnen ze instaan voor het stabiliseren van het binnenklimaat in meer naar binnen liggende zones. 51
De massa van een gebouw heeft weinig invloed op het jaargemiddeld energieverbruik
maar draagt wel bij tot een beter thermisch comfort. Zware wanden en vloeren dempen
Aanwezigheid van de akkoordbrief
beter temperatuurschommelingen en kunnen meer warmte vasthouden dan lichte constructies, op voorwaarde dat de thermische isolatie zich aan de buitenzijde van massieve delen bevindt. Door intensieve nachtventilatie kan de massa van een gebouw in de
Naast deze specifieke elementen is een aanvulling noodzakelijk met een door het directiecomité ondertekende akkoordbrief inzake het behalen
zomersituatie worden afgekoeld. Daartoe zijn relatief grote ventilatie-openingen te voorzien en moet de lucht zowel horizontaal als verticaal door de diverse zones kunnen stromen zonder gevaar voor regeninslag en ongewenste kleine of grote bezoekers.
van de voorop gestelde objectief evalueerbare prestatie-eisen. Er dient
52
te worden bevestigd dat aan het definitief programma van eisen wordt
volen. Merk op dat in de zomer de opwarming ten gevolge van deze serre niet gewenst
voldaan, conform de minimumeisen van VIPA evenals aan de opgeleg-
is en dat dan deze glazen ruimte sterk moet worden geventileerd (grote openingen
de eisen en adviezen verstrekt naar aanleiding van het toekennen van de subsidies. Het directiecomité dient zich in deze akkoordbrief te engageren voor het
onder en boven). Dit kan eventueel automatisch gebeuren. Een gelijkaardig principe wordt soms toegepast voor grotere gebouwen door het aanbrengen van een dubbele gevel. Het vermijden van oververhitting dient in dergelijke gevallen omstandig te worden beschreven in het PvE. 53
jaarlijks produceren van een beoordelingsrapport inzake verbruik van ener-
Een ‘serre’ tegen een zuidgevel als actieve buffer kan voor woningen worden aanbe-
Koude-opslag in de bodem kan worden aanbevolen in gebieden met geschikte zand-
rijke bodems.
gie en water. Het resultaat van deze beoordeling dient beschikbaar te zijn
54
voor raadpleging door alle betrokkenen..
absorptiewarmtepompen halen die COP's lang niet.
Het directiecomité neemt hierbij de inspanningsverplichting op zich om
55
De COP van 4 à 5 geldt ook enkel voor elektrische warmtepompen. Gasgestookte en Conform de verwachte Europese richtlijn inzake energieprestaties van gebouwen.
- 35 - evaluatiecriteria
4 CHECKLISTS
Praktisch zal de ontvankelijkheid worden beoordeeld door VIPA en het technisch dossier door AOGGI. Deze beoordeling kan sterk worden ver-
4.1. Checklist voor het toekennen van de subsidiebelofte (VIPA)
sneld door ondersteuning door middel van geschikte tools. Als implementatiemaatregel wordt het nazicht van vooraf gedefinieerde chec-
Is een door het directiecomité ondertekende verklaring toegevoegd? Ja/ neen
klists voorgesteld, eventueel aan te vullen met advies inzake bijkomend
Is de verklaring duidelijk inzake:
te implementeren maatregelen. De klantvriendelijkheid en de bijsturing
- de persoon die coördineert en verantwoordelijk is?
Ja/ neen
in functie van specifieke projecten primeert evenwel op het verplicht
- het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen?
Ja/ neen
Is een initieel Programma van Eisen (PvE) voorgelegd?
Ja/ neen
gebruik van deze checklists. Voor complexere installaties en gebouwen kan ook worden gebruik gemaakt van andere referentiedocumenten56.
Zijn in het initieel PvE grenswaarden geformuleerd inzake: - thermisch comfort?
Ja/ neen
- visueel comfort?
Ja/ neen
- luchtkwaliteit? - energie-efficiëntie van installaties? - waterefficiëntie van installaties?
Ja/ neen Ja/ neen/ wordt voorzien Ja/ neen/ wordt voorzien
- grondstofefficiëntie?
checklists - 36 -
Ja/ neen/ wordt voorzien
4.2. Checklist voor het toekennen van de subsidiebeslissing (VIPA/ AOGGI)
Is een door het directiecomité ondertekende verklaring toegevoegd? Ja/ neen Is de verklaring duidelijk inzake: - de persoon die coördineert en verantwoordelijk is?
Ja/ neen
- het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen?
Ja/ neen
Is een bekrachtigd Programma van Eisen (PvE) voorgelegd?
Ja/ neen
Zijn in het PvE grenswaarden en verificatieprocedures geformuleerd inzake: - temperaturen in de lokalen?
Ja/ neen
- lux-niveaus in de lokalen?
Ja/ neen
- toelaatbare CO2-concentraties in de lokalen?
Ja/ neen
- energie-efficiëntie van installaties?
Ja/ neen
- waterefficiëntie van installaties?
Ja/ neen
- grondstofefficiëntie?
Ja/ neen
Bekrachtigt het PvE: - de inval van daglicht in alle verblijfs- en personeelsruimten?
Ja/ neen
- het vermijden van directe windinval op toegangen? - het voorzien van zonwering op beglazing?
Ja/ neen Ja/ neen/ n.v.t.
Zijn Nederlandstalige technische nota’s aanwezig en volledig voor: - de berekening van de U-waarden?
Ja/ neen
- De beoordeling van transparante delen van de gebouwenschil?
Ja/ neen
- De dimensionering van de verwarmingsinstallatie?
Ja/ neen
- De dimensionering van de koeleenheden?
56
Ten einde de evaluatie zo efficiënt mogelijk te organiseren wordt er inzake de beoor-
Ja/ neen/ n.v.t.
deling van de berekeningsnota’s voor complexere projecten gestreefd naar het verplicht
- De dimensionering van de ventilatie in de diverse zones?
Ja/ neen
invullen van vooraf geleverde standaardformulieren. De ‘Compliance forms’ van de Title
- De dimensionering van de verlichting in de diverse zones?
Ja/ neen
24 regulation in California vormen hiertoe een goed voorbeeld. Meer info op http://www.energy.ca.gov/title24/
- 37 - checklists
4.3. Checklists voor nazicht van specifieke minimumeisen (AOGGI) 4.3.1. Evaluatie specifieke eisen ruwbouw
Specifieke minimumeisen U-waarden Bouwdeel
Vaststelling
Voldoet de berekende U-waarde van de beglazing?
J/N
Zijn de U-waarden van de profielen voor het schrijnwerk (zowel ramen als deuren en p
J/N
Voldoet de berekende U-waarde van beglazing + schrijnwerk?
J/N
Voldoen de U-waarden voor lichtstraten en koepels?
J/N
Zijn de daken voldoende geïsoleerd?
J/N
Zijn de buitenwanden voldoende geïsoleerd?
J/N
Zijn de onderste vloeren voldoende geïsoleerd?
J/N
Zijn alle koudebruggen berekend?
J/N
Opmerkingen
checklists - 38 -
Eis57
Uitvoering58
Specifieke minimumeisen Materiaalkeuze Bouwdeel
Vaststelling
Wordt FSC-gecertificeerd hout gebruikt?
J / N/ n.v.t.
Worden (H)CFKs vermeden in isolatiematerialen?
J / N/ n.v.t.
Worden CFK’s correct verwijderd uit koelcircuits?
J / N/ n.v.t.
Worden biologisch afbreekbare ontkistingsproducten gebruikt?
J / N/ n.v.t.
Worden vloeren duurzaam afgewerkt?
J / N/ n.v.t.
Eis59
Uitvoering60
Opmerkingen
57
VIPA of technisch team vullen deze kolom in na inzage van het volledig dossier
58
De grijze vakken zijn eventueel bij oplevering in te vullen na evaluatie van door VIPA
verleende adviezen (ingevuld onder ‘eis’ of ‘opmerkingen’). 59
VIPA of technisch team vullen deze kolom in na inzage van het volledig dossier
60
De grijze vakken zijn eventueel bij oplevering in te vullen na evaluatie van door VIPA
verleende adviezen (ingevuld onder ‘eis’ of ‘opmerkingen’).
- 39 - checklists
4.3.2. Evaluatie specifieke eisen technieken
Specifieke minimumeisen verwarming Onderdeel van de nota COMFORT
Vaststelling Beschrijving volledig/ onvolledig
Zijn de minimum en maximum grenswaarden voor de temperatuur per lokaal opgegeven?
J/N
Zijn de ontwerptemperaturen per lokaal opgegeven?
J/N
PRODUCTIE WARMTE
Beschrijving volledig/ onvolledig
Wordt elektricteit vermeden voor de warmteproductie voor ruimteverwarming?
J / N/ n.v.t.
Worden gasketels met een HR-TOP label geïmplementeerd?
J / N/ n.v.t.
Worden gedecentraliseerde systemen toegepast?
J / N/ n.v.t.
Opmerkingen
checklists - 40 -
Eis
Uitvoering
Specifieke minimumeisen verwarming (vervolg) Onderdeel van de nota DISTRIBUTIE WARMTE Gebeurt de warmtedistributie op lage temperatuur?
Vaststelling
Uitvoering
Beschrijving volledig/ onvolledig J / N/ n.v.t.
Is de plaatsing van de distributie-elementen per lokaal besproken en aangeduid op de plannen?
J/N
Zijn de grenzen van de zones voor verwarming opgegeven?
J/N
Zijn van alle zones de vloeroppervlakten en volumes opgegeven?
J/N
Zijn radiatoren geplaatst langs de ramen?
J / N/ n.v.t.
Zijn leidingen, kranen en pomphuizen thermisch geïsoleerd?
J / N/ n.v.t.
Wordt een weersafhankelijke regeling met start/stop-optimalisatie toegepast?
J / N/ n.v.t.
Kan de nota verwarming volledig worden verklaard?
Eis
J/N
Opmerkingen
- 41 - checklists
Specifieke minimumeisen ventilatie Onderdeel van de nota COMFORT
Vaststelling Beschrijving volledig/ onvolledig
Zijn de vereiste luchtdebieten voor verse lucht per lokaal opgegeven volgens een aanvaardbare referentie?
J/N
Zijn de maximaal aanvaardbare luchtsnelheden opgegeven opgegeven volgens een aanvaardbare referentie?
J / N/ n.v.t.
Zijn akoestische prestaties per lokaal opgegeven?
J / N/ n.v.t.
PRODUCTIE LUCHT
Beschrijving volledig/ onvolledig
Wordt voor luchtgroepen een warmterecuperatie van minimum 80% toegepast?
J / N/ n.v.t.
Wordt voor de ventilatie-eenheden voldaan aan een maximum van 0,7 W elektrisch/ (m3.h)?
J / N/ n.v.t.
Wordt voor de ventilatoren debietregeling toegepast in functie van de vraag?
J / N/ n.v.t.
Opmerkingen
checklists - 42 -
Eis
Uitvoering
Specifieke minimumeisen ventilatie (vervolg) Onderdeel van de nota DISTRIBUTIE LUCHT
Vaststelling
Uitvoering
Beschrijving volledig/ onvolledig
Is de plaatsing van de distributie-elementen en roosters per lokaal besproken en aangeduid op de plannen?
J/N
Zijn de grenzen van de zones voor ventilatie opgegeven?
J/N
Zijn van alle zones de vloeroppervlakten en volumes opgegeven?
J/N
Zijn buitengevelroosters beschreven en ingetekend op de plannen?
J/N
Is er ventilatie voorzien in alle ruimtes (in het bijzonder kruipkelders, zolders, technische ruimtes)?
J/N
Bedraagt de luchtsnelheid in de luchtgroepen maximaal 2 m/s ?
J / N/ n.v.t.
Bedraagt de luchtsnelheid in de kanalen maximaal 4 m/s ?
J / N/ n.v.t.
Is het maximaal drukverlies over installatie-onderdelen van de ventilatie van de klasse ‘laag’ of ‘gemiddeld’?
J / N/ n.v.t.
Wordt de vraagsturing voor ventilatie beschreven per lokaal?
J / N/ n.v.t.
Worden ronde kanaalsystemen toegepast, min. van klasse B conform Eurovent 2/2?
J / N/ n.v.t.
Kan de nota ventilatie volledig worden verklaard?
Eis
J/N
Opmerkingen
- 43 - checklists
Specifieke minimumeisen Koeling
INLEIDING Onderdeel van de nota COMFORT
Vaststelling Beschrijving volledig/ onvolledig
Zijn de minimum en maximum grenswaarden voor de temperatuur per te koelen lokaal aangepast in functie van een zomersitatie?
J / N/ n.v.t.
Zijn deze waarden per te koelen lokaal gedefinieerd in functie van een toelaatbaar aantal overschrijdingsuren?
J / N/ n.v.t.
Werd de energetische efficiëntie van de verlichting in deze lokalen gemaximaliseerd?
J / N/ n.v.t.
Werd de energetische efficiëntie van de elektrische toestellen in deze lokalen gemaximaliseerd?
J / N/ n.v.t.
Zijn alle transparante delen in deze lokalen voorzien van regelbare buitenzonwering?
J / N/ n.v.t.
PRODUCTIE KOUDE Is voor alle koeleenheden aan de hand van een testrapport aangetoond dat het opgeslorpt elektrisch vermogen (in Watt elektrisch) in geen geval groter is dan de koelcapaciteit (uitgedrukt in W thermisch) vermenigvuldigd met een factor 0,2?
Opmerkingen
checklists - 44 -
Beschrijving volledig/ onvolledig J / N/ n.v.t.
Eis
Uitvoering
Specifieke minimumeisen Koeling (vervolg) Onderdeel van de nota DISTRIBUTIE KOUDE
Vaststelling
Uitvoering
Beschrijving volledig/ onvolledig
Is de plaatsing van de distributie-elementen per lokaal besproken en aangeduid op de plannen?
J / N/ n.v.t.
Zijn de grenzen van de zones voor koeling opgegeven?
J / N/ n.v.t.
Zijn van alle zones de vloeroppervlakten en volumes opgegeven?
J / N/ n.v.t.
Zijn leidingen, kranen en pomphuizen thermisch geïsoleerd?
J / N/ n.v.t.
Kan de nota koeling volledig worden verklaard?
Eis
J/N
Opmerkingen
- 45 - checklists
Specifieke minimumeisen Kunstlicht
INLEIDING Onderdeel van de nota COMFORT
Vaststelling Beschrijving volledig/ onvolledig
Zijn de te behalen minimum luxniveaus per lokaal opgegeven?
J / N/ n.v.t.
Is per lokaal beschreven hoe het lichtniveau kan worden geregeld naargelang de behoefte?
J / N/ n.v.t.
PRODUCTIE LICHT
Beschrijving volledig/ onvolledig
Is aan de hand van een berekening aangetoond dat voor lokalen met een circulatie- of administratieve functie een waarde wordt bereikt van maximaal 2 à 2,5 W/m2.lux?
J / N/ n.v.t.
Worden uitsluitend spaarlampen toegepast voor binnenverlichting?
J / N/ n.v.t.
Worden hoge-druklampen toegepast voor buitenverlichting?
J / N/ n.v.t.
Opmerkingen
checklists - 46 -
Eis
Uitvoering
Specifieke minimumeisen Sanitair
INLEIDING Onderdeel van de nota SANITAIR
Vaststelling
Eis
Uitvoering
Beschrijving volledig/ onvolledig
Stemmen de waarden van de maximale debieten overeen met de eisen voor spoelbakken, toiletten en douches?
J / N/ n.v.t.
Is de productie van sanitair warm water afgesplitst van de centrale verwarming?
J / N/ n.v.t.
Zijn wastafels en urinoirs in gemeenschappelijke ruimtes voorzien van een automatische activering?
J / N/ n.v.t.
Zijn de leidingen tussen productie van warm water en eindtoepassing rechtstreeks en voldoende kort?
J / N/ n.v.t.
Zijn de leidingen van warm water thermisch geïsoleerd buiten de bediende zone?
J / N/ n.v.t.
Bedraagt de insteltemperatuur voor warm water overal maximaal 65°C?
J / N/ n.v.t.
Wordt regenwater gebruikt voor de toiletspoeling, dienstkranen, wasmachines?
J / N/ n.v.t.
Opmerkingen
- 47 - checklists
Specifieke minimumeisen Overige
INLEIDING Onderdeel van de nota LIFTEN Zijn alle liften van een energiezuinig type?
Opmerkingen
checklists - 48 -
Vaststelling Beschrijving volledig/ onvolledig J / N/ n.v.t.
Eis
Uitvoering
4.4. Checklist voor het toekennen van de eindafrekening (VIPA/ AOGGI) Is een door het directiecomité ondertekende verklaring toegevoegd? Ja/ neen Is het evaluatieverslag duidelijk inzake: - de uitvoering van door VIPA opgelegde eisen en adviezen?
Ja/ neen
- het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen?
Ja/ neen
Werd het Programma van Eisen (PvE) geverifieerd inzake: - thermisch comfort?
Ja/ neen
- visueel comfort?
Ja/ neen
- luchtkwaliteit?
Ja/ neen
- energie-efficiëntie van installaties?
Ja/ neen
- waterefficiëntie van installaties? Ja/ neen - grondstofefficiëntie?
Ja/ neen
Wordt energiezorg geïmplementeerd?
Ja/ neen
- 49 - checklists
5 BIJLAGE
ELEMENTEN VOOR EEN PROGRAMMA VAN EISEN VOOR COMFORT Kwantificeerbare parameters voor thermisch comfort
5.1. Thermisch comfort Het thermisch comfort is een samenspel van diverse factoren zoals de luchttemperatuur, de stralingstemperatuur, de luchtsnelheid en de
Waarden voor het verwachte thermisch comfort kunnen in een pro-
luchtvochtigheid. Indien men prestatie-eisen wil stellen omtrent ther-
gramma van eisen worden genoteerd, als basis voor een objectieve en
misch comfort in een binnenruimte, zal men moeten uitgaan van con-
energiezuinige oplossing voor de klimatisatie. In de volgende tabel
troleerbare referentieparameters omtrent het binnenklimaat (tempera-
wordt bijvoorbeeld een overzicht gegeven van de thermische comfortei-
tuur en vochtigheid).
sen die overeenkomen met verschillende comfortniveaus volgens de criteria van ISO 7730, CR 1752 en de Nederlandse Rijksgebouwendienst.
Tabel 4 : mogelijke kwantificering van eisen61 inzake thermisch comfort Criteria
INLEIDING
Kwalificatie van de eisen inzake thermisch comfort
grenswaarde (minimale eis)
richtwaarde (normale eis) streefwaarde (optimaal comfort)
Comforttemperatuur in zomer
22°C - 27°C
23°C - 26°C
23,5°C - 25,5°C
in winter
19°C - 25°C
20°C - 24°C
21°C - 23°C
150 h - 200 h
100 h - 150 h
< 100 h (5% v.d. werktijd)
≤ 4 °C
≤ 3 °C
≤ 2 °C
Overschrijdingsuren (zomer) > 26°C (gesloten gevel) of > 28°C (opengaande vensters) Verticaal temperatuurverschil hoofd/enkels Stralingsasymmetrie door warm plafond
≤ 7°C
≤ 5°C
≤ 5°C
door koud raam
≤ 13°C
≤ 10°C
≤ 10°C
17°C - 31°C
19°C - 29°C
19°C - 29°C
in zomer (bij 24,5°C)
≤ 0,25 m/s
≤ 0,22 m/s
≤ 0,18 m/s
in winter (bij 22°C)
≤ 0,21 m/s
≤ 0,18 m/s
≤ 0,15 m/s
Relatieve vochtigheidsgraad
30% - 70 %
30% - 70 %
40% - 65%
Vloertemperatuur Luchtsnelheid :
Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’
bijlagen - 50 -
Relatie met het energiegebruik
- om de stralingsasymmetrie te beperken een goede isolatie van de wanden van de gebouwschil noodzakelijk is in winteromstandighe-
Het is duidelijk dat de comforteisen uit de vorige tabel een impact hebben op het energiegebruik. Zo heeft bijvoorbeeld het instellen van een hogere comforttemperatuur in winteromstandigheden direct een verhoging van het energieverbruik tot gevolg, terwijl hetzelfde fenomeen plaatsvindt bij een verlaging van de comforttemperatuur in zomerom-
den, zeker voor de beglazing; - een goede dakisolatie belangrijk is voor de beperking van de stralingsasymmetrie in zomeromstandigheden; - plafondverwarming ongunstig is zowel voor comfort als energieverbruik;
standigheden.
- een goede vloerisolatie voor de onderste vloeren een absolute nood-
Hoe dan ook is het noodzakelijk om de gestelde comforteisen te inter-
- luchtbevochtiging in de meeste gevallen overbodig is.
zaak is in het geval van vloerverwarming; preteren met het oog op een efficiënt energiegebruik. Hierbij kan vermeld worden dat : - het systematisch kiezen voor de hoogste klasse van comfort, wellicht
Richtwaarden voor parameters voor thermisch comfort
ook zal leiden tot hogere installatiekosten en een hoger energiever-
De relatie tussen de comforteisen, die overeenkomen met de "normale"
bruik;
richtwaarden, en efficiënt energiegebruik wordt samengevat in de volgende tabel.
61
Eisen voor lokalen met bezetting.
- 51 - bijlagen
Tabel 5 : Relatie tussen comforteisen en energiegebruik Criteria
INLEIDING
Thermisch comfort in relatie tot efficiënt energiegebruik
Thermisch comfort richtwaarde (normaal)
Aanbevelingen voor efficiënt energiegebruik
in zomer
23°C - 26°C
temperatuur zo hoog mogelijk in de marge 23-26°C
in winter
20°C - 24°C
temperatuur zo laag mogelijk in de marge 20-24°C
Comforttemperatuur
Overschrijdingsuren (zomer) > 26°C (gesloten gevel) of > 28°C (opengaande vensters)
Verticaal temperatuurverschil hoofd/enkels
Overschrijdingsuren zo hoog mogelijk 100 h - 150 h
binnen de aangegeven marge
≤ 3 °C
kiezen voor een verwarmingssysteem met zo klein mogelijke temperatuurgradiënt
Stralingsasymmetrie door warm plafond door koud raam
Vloertemperatuur
≤ 5°C
degelijke isolatie van ondoorschijnende wanden
≤ 10°C
keuze HR-beglazing, beperking vensteroppervlakken
19°C - 29°C
Degelijke vloerisolatie noodzakelijk
≤ 0,22 m/s
Toepassing van nachtventilatie
Luchtsnelheid : in zomer (bij 24,5°C) in winter (bij 22°C)
Relatieve vochtigheidsgraad
≤ 0,18 m/s
Verzorgen gebouwluchtdichtheid
30% - 70 %
Luchtbevochtiging meestal overbodig
Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’
Teneinde de technische installaties correct te dimensioneren, dienen voor alle lokalen ontwerp-binnentemperaturen62 te worden gedefinieerd. In de volgende tabel worden een aantal binnentemperaturen gegeven waarop de dimensionering van de verwarmingsinstallatie dient te gebeuren.
62
De ontwerp-binnentemperatuur is niet hetzelfde als de reëel ingestelde temperatuur,
doch een hulpmiddel om het overdimensioneren tegen te gaan. In principe dienen deze temperaturen bij volle werking van de verwarmingsinstallatie te kunnen worden gehaald, wanneer de ontwerp-buitentemperatuur de waarde uit de volgende tabel bedraagt. 63
In voorkomend geval bij goede thermische isolatie wordt de evenwichtstemperatuur
τeq worden berekend volgens NBN B 62-003; indien voorzieningen zijn getroffen voor het vorstvrij houden kan bij benadering als onderschatting 5°C worden aangenomen.
bijlagen - 52 -
Tabel 6 : aanbevolen ontwerp-binnentemperaturen τ (bovenste grens) Zone i
INLEIDING
Ruimtes met sterk verhoogde binnentemperatuur:
τ
(°C)
26
Lokalen van hoge medische techniciteit, o.a. heelkundige ingrepen, verloskunde, reanimatie, intensieve zorgen, ernstig verbranden, neonatologie en zuigelingen, speciale isolementen, radiodiagnose
Ruimtes met verhoogde binnentemperatuur:
24
Lokalen waar mensen volledig of gedeeltelijk naakt zijn; Kleedkamers, douches, badruimtes
Ruimtes met licht verhoogde binnentemperatuur: Logies of lokalen waar medische zorgen worden verstrekt of waar bejaarden of jongere kinderen zijn ondergebracht
22
Ruimtes met normale binnentemperatuur:
20
Kantoren, archieven, informaticalokalen, vergaderruimtes, leslokalen; Restaurants, refters, keukens; Verkoopsruimtes (winkels, loketten, enz.); Zalen: auditoria, expositiezalen, multidisciplinaire zalen, enz.; Ateliers en industriële ruimtes bestemd voor mechanische precisie
Ruimtes met verlaagde binnentemperatuur:
16
Gangen, trapzalen, toiletten; Bergingen en exploitatielokalen in directe verbinding met de werkruimtes; Sportzalen, inclusief bijbehorende lokalen zoals kleedkamers en douches; Ateliers en industriële ruimtes niet bestemd voor mechanische precisie
Ruimtes met gematigde temperatuur:
10
Opslagplaatsen, magazijnen, archieven (indien ontworpen als gescheiden klimatisatiezone); Verwarmde vertrekken van een naburig gebouw; Stookplaatsen
Niet-verwarmde ruimtes:
063
Garages, technische ruimtes, distributielokalen; Niet-verwarmde opslagplaatsen, (kruip)kelders en zolders; Onverwarmde vertrekken van een geïsoleerd naburig gebouw
Ruimtes waar de temperatuur een middel is voor de behandeling of het onderzoek: Niet-verwarmde opslagplaatsen, (kruip)kelders en zolders; Onverwarmde vertrekken van een geïsoleerd naburig gebouw
Bepaald door hoofd van de instelling
Bron : NBN B 62-003 voor de berekening van warmteverliezen in gebouwen, SIA 180/4 § A5 ‘Facteur de correction pour température de consigne’, Gids voor rationeel energiegebruik in hospitalen RD-Energie (1987).
- 53 - bijlagen
De ontwerp-buitentemperatuur θeb waarmee rekening gehouden moet
5.2. Binnenluchtkwaliteit
worden bij het ontwerpen van een verwarmingsinstallatie is genormaliseerd in de Belgische Norm NBN B 62-003 voor de berekening van
Het ventileren van ruimten kan op verschillende manieren gebeuren
warmteverliezen in gebouwen en bedraagt voor Vlaanderen:
(natuurlijk, mechanisch) en volgens verschillende principes (mengen, verdringen). De totaal benodigde luchtverversing in een tertiair gebouw
θeb = –7 à –9 °C, afhankelijk van de geografische ligging.
is afhankelijk van de bezettingsgraad en van het feit of er gerookt mag worden of niet. Daarnaast kan de keuze van bouwmaterialen de venti-
De aanbevolen relatieve vochtigheid in een lokaal is afhankelijk van de
latiebehoeften vermeerderen als gevolg van langdurige afgifte van stof-
luchttemperatuur. In de volgende tabel wordt de relatieve vochtigheid
fen die de gezondheid kunnen schaden.
in functie van de temperatuur gegeven. Tabel 7 : aanbevolen relatieve vochtigheid in functie van de luchttemperatuur
Als minimale eis wordt vaak een ventilatiedebiet aangehouden van 30 m3/h per persoon. Deze eis wordt ook door het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB) opgelegd voor werknemers. Omdat
Luchttemperatuur (°C)
Optimaal (%)
Acceptabel (%)
17
-
40 - 87
aanwezig zijn, zoals van afwerkingmaterialen, apparatuur, gebruiksarti-
18
60 - 73
32 - 85
kelen en de installatie zelf, leidt deze minimale eis vaak niet tot een
19
38 - 71
26 - 84
gewenste luchtkwaliteit.
20
38 - 70
20 - 82
21
37 - 69
20 - 78
Indien de mens als belangrijkste verontreinigingsbron wordt
22
36 - 68
19 - 73
beschouwd, is de CO2-concentratie een indicator voor de luchtkwaliteit,
23
35 - 50
19 - 68
aangezien de productie van geurstoffen door de mens hiermee evenre-
24
34 - 34
19 - 64
dig is. Algemeen kan gesteld worden dat, indien kan worden aangeno-
Bron : NOVEM
er tegenwoordig naast de mens steeds meer andere verontreinigingen
men dat andere bronnen van luchtverontreiniging zo veel mogelijk worden verwijderd uit het ontwerp, het CO2-gehalte in de omgevingslucht richtinggevend is voor de binnenluchtkwaliteit. Als eis kunnen de richtwaarden van de maximale CO2-gehalten van de volgende tabel gelden.
bijlagen - 54 -
Tabel 8 : kwantificering van de eisen inzake maximum CO2-gehalte in binnenlucht (CR 1752) Criterium
Kwalificatie van eisen inzake CO2-gehalte
INLEIDING max. CO2-gehalte
minimaal aanvaardbaar
redelijk tot goed
goed tot comfortabel
(< 30% ontevredenen)
(< 20% ontevredenen)
(< 15% ontevredenen)
1000 < CO2 ≤ 1500 ppm
800 < CO2 ≤ 1000 ppm
≤ 800 ppm
Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’
Het is van belang om deze objectief evalueerbare prestatie-eis in het programma van eisen te vertalen in vereiste debieten. De benodigde ventilatiedebieten, in overeenstemming met de criteria uit CR 1752 (uitgedrukt in m3/h.m2en in m3/h.persoon) zijn bijvoorbeeld geïllustreerd in de volgende tabel voor diverse soorten ruimtes in tertiaire gebouwen. Tabel 9 : benodigde ventilatiedebieten in bepaalde tertiaire ruimtes (CR 1752) Soort ruimte
Bezetting
INLEIDING (pers./m ) 3
Individueel kantoor
Kwalificatie van de eisen inzake ventilatie
grenswaarde(minimaal) 3
2
3
richtwaarde (normaal) 3
2
3
streefwaarde (optimaal)
m /h.m
m /h.pers
m /h.m
m /h.pers
m3/h.m2
m3/h.pers
0,1
2,9
30
5,0
50
7,2
72
0,07
2,5
36
4,3
61
6,1
87
3,6
51
6,1
87
8,6
123
0,5
8,6
17
15,1
30
21,6
43
1,5
23,0
15
40,3
27
57,6
38
0,7
11,5
16
20,2
29
28,8
41
21,6
31
38,2
55
28,8
41
Landschapskantoor rookverbod 20% rokers
Vergaderzaal rookverbod 20% rokers
Auditorium Mess, cafetaria rookverbod 20% rokers Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’
- 55 - bijlagen
Voor de intramurale welzijns- en gezondheidssector is de specificatie van
maar ook tot oogvermoeidheid en -irritaties en hoofdpijn. Ook de pro-
verse luchtdebieten per lokaal extreem belangrijk, evenals de stroomrichting
ductiviteit en de visuele prestaties zijn verbonden met het comfort en
van de lucht (pulsie of extractie). Er kan hierbij worden gebruik gemaakt
met de tevredenheid van de gebruikers omtrent hun verlichting.
van de meest actuele richtlijnen van de AIA als aanvulling op de ASHRAE-
Tot slot is het belangrijk te melden dat het verbruik voor de verlichting
normen en de ‘Gids voor rationeel energiegebruik in hospitalen RD-Energie’
op verschillende manieren kan worden teruggedrongen, door efficiënte
(1987)
verlichtingstoestellen, controletechnieken en door een optimaal gebruik van daglicht. Ook is het vanuit het oogpunt energiebesparing nodig om de interne warmtelast ten gevolge van de verlichting en de beglazing te
5.3. Visueel comfort
beperken, gezien deze een directe impact heeft op het zomercomfort en op het verbruik van een eventuele koelinstallatie.
Zowel daglicht als kunstlicht spelen in werk- en verblijfsituaties een belangrijke rol m.b.t. het uitvoeren van visuele taken, ruimtelijke waarneming en kleurbeleving. Daglicht is vooral psychologisch van belang omdat men in het algemeen een contact of uitzicht wenst. De aanwezigheid van ramen is er daarvoor een belangrijk aspect, aangezien deze een uitzicht bieden op de buitenomgeving. Daglicht bereikt de werkplek via direct of indirect invallend zonlicht door middel van daglichtopeningen (meestal ramen, al dan niet via serres of atria) en via intern gereflecteerd licht (wanden, plafond, vloer). Dit betekent dat de oriëntatie van het gebouw, belemmeringen (tegenoverliggende bebouwing en eigen gebouw), reflecties in de omgeving van het gebouw, de grootte en positie van de ramen, de aard van de begla-
Er wordt sterk aanbevolen om te eisen dat er voor de verlichting optimaal gebruik gemaakt moet worden van daglicht. Deze eis zal vooral een impact hebben op de controletechnieken die gebruikt zullen worden in de kunstverlichting. Tevens moet het verlichtingsniveau aanpasbaar zijn aan de aard van de werkzaamheden in het vertrek. De verlichtingssterkten zijn afhankelijk van de aanwezigheid van vensters, type beglazing, type beeldschermen, etc. Men zal eventueel een hoger lichtniveau moeten kiezen als men vanaf de werkplek zicht heeft op een hoog lichtniveau (b.v. in aangrenzende ruimten of vanuit het vertrek op het venster), als de taak kleine details en zwakke contrasten bevat en tenslotte bij werknemers met een hogere leeftijd.
zing en zonwering, de vorm van de ruimte en de afwerking van vloer, wanden en plafond van invloed zijn op de aard en hoeveelheid daglicht op de werkplek.
Richtwaarden voor parameters voor visueel comfort
Kunstlicht zorgt er voor dat mensen niet afhankelijk zijn van daglicht. Het gaat bij verlichting niet alleen om de hoeveelheid licht maar ook om
Om (oog)taken in gebouwen langdurig zonder te grote inspanning te
de kwaliteit van het licht. Comfortproblemen ten gevolge van een
kunnen verrichten is een bepaalde verlichtingssterkte nodig, afhankelijk
gebrek aan, een teveel aan of een slecht geconcipieerde verlichting
van de situatie en de taak variërend van 5 tot meer dan 1000 lux. Het
(daglicht of kunstlicht), kunnen niet alleen aanleiding geven tot hinder
minimumniveau van 300 lux is een wettelijk verplichte ondergrens
bijlagen - 56 -
(ARAB) voor administratieve taken, gebaseerd op visueel comfort. De
5.4. Akoestisch comfort
verwachte waarden dienen a priori per lokaal te worden genoteerd, met verwijzingen naar geldende normen, richtlijnen en referentiedocumen-
Geluidhinder in gebouwen kan veroorzaakt worden door geluid van bui-
ten.
ten (verkeerslawaai, industrielawaai), door geluid van de gebouwinstallaties, door geluid uit aangrenzende vertrekken en door geluid dat
Een aantal richtwaarden voor lux-niveaus kunnen teruggevonden worden
geproduceerd wordt op de werkplek zelf (pratende collega's, apparatuur,
in de Gids voor rationeel energiegebruik in hospitalen RD-Energie (1987).
enz.).
Voor de actualisering van deze waarden kan worden gebruik gemaakt van de richtlijnen van de AIA.
Klachten omtrent geluidhinder in lokalen worden belangrijker naarmate minder akoestische absorptie aanwezig is in de ruimten. Hinder door
Merk tevens op dat de kleurtemperatuur (in Kelvin) een maat is voor de
geluid van buiten hangt sterk af van de inplanting van het gebouw en
lichtkleur: een hoge kleurtemperatuur (bv. daglicht: 6500 K) betekent
het gevelconcept. In specifieke situaties kan ernstige hinder optreden
een blauwachtig of 'koel' wit licht en een lage kleurtemperatuur (bv. een
door technische installaties of door diverse vormen van verkeerslawaai
gloeilamp: 2800 K) geeft een eerder roodachtig, warmwit licht aan.
(bvb. weg- en spoorverkeer, vliegtuiglawaai, laad- en losactiviteiten).
Algemeen kan men stellen dat de voorkeur voor een bepaalde kleurtemperatuur zeer subjectief is, maar men houdt bij voorkeur de volgen-
Als negatieve effecten van geluid op de mens in werksituaties kunnen
de waarden aan:
fenomenen genoemd worden als concentratieverlies, belemmering van de spraakcommunicatie en algemene stressverschijnselen (irritatie, ner-
Kleurtemperatuur administratieve ruimten: tussen 3000 K en 5300 K
vositeit, hoofdpijn, agressie, …). Samengevat kan gesteld worden dat
recreatieve ruimten:
geluid een invloed heeft op de prestaties, de communicatie en de
< 3300 K
gezondheid van de werknemer. Exacte kleurweergave is uiteraard ook van belang voor medisch nazicht, operaties, in farmaceutische laboratoria, voor chemische of biologische
De akoestiek van de ruimte, met name de nagalmtijd en de spraakver-
analyses en, in mindere mate, in de keuken en het restaurant. Men zal
staanbaarheid, kan ook van belang zijn. In 'harde' ruimten, met een
dus voor deze plaatsen lichtbronnen kiezen met hoge kleurweergave.
lange nagalmtijd, is eerder sprake van geluidhinder en een slechte spraakverstaanbaarheid. Daarnaast is een goede geluidverstrooiing in de ruimte, het ontbreken van hinderlijke reflecties en de aanwezigheid van nuttige reflecties van belang voor de akoestiek van grote ruimten. Voor de interne geluidhinder in kantoren blijkt het aantal personen in de werkruimte de meest bepalende factor te zijn.
- 57 - bijlagen
5.5. Gebruiksvriendelijkheid Het toezicht en de bediening van de technische installaties in het gebouw (verwarming en ventilatie) moeten centraal en eenvoudig kunnen gebeuren. In één oogopslag moet de werking en de toestand van de verschillende elementen duidelijk zijn. Het ingrijpen en schakelen moet voor de hand liggen. Waar mogelijk is gedeeltelijke of volledige automatisering aan te raden. Dit alles zal niet alleen het comfort sterk ten goede komen maar kan bovendien een aanzienlijke energiebesparing met zich meebrengen.
bijlagen - 58 -
v.u.: Guido Deblaere, Secretaris-generaal, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Markiesstraat 1, 1000 Brussel De informatie in deze publicatie werd ter beschikking gesteld door Cenergie cvba en Energie Duurzaam vzw. Opdrachtgever hierbij was het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Ondersteuning Werking WVC, Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Bij verspreiding van de tekst uit dit document, geheel of gedeeltelijk, via tekst of op websites, dient de volledige bron vermeld te worden. VIPA • Markiesstraat 1 • 1000 Brussel • tel.: 02-553 31 67 • fax: 02-553 36 85 • e-mail:
[email protected] Kind & Gezin • Afdeling Kinderopvang/Vipa-cel • Hallepoortlaan 27 • 1060 Brussel tel.: 02-533 13 73 en 02-533 13 63 • fax: 02-544 02 80• e-mail:
[email protected] VFSIPH • Dienst Documentatie • Sterrenkundelaan 30 • 1210 Brussel tel.: 02-225 84 20 • fax: 02-225 84 05 • e-mail:
[email protected] D/2002/3241/197
- 59 - colofon