Evaluatie Vrouwen in de bouw
A. Oudejans A. van der Stap
September 2004
BMO, BUREAU MEESTERS EN OUDEJANS POSTBUS 5429, 2000 GK HAARLEM 023 - 5310501, WWW.BMO.NL,
[email protected]
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
1
Inleiding ...........................................................................................2 1.1 Leeswijzer ...................................................................................2 2 Onderzoeksvragen en onderzoeksopzet.................................................3 3 Feiten en Cijfers ................................................................................5 3.1 Hoe komt een keus voor een opleiding en een beroep tot stand ..........5 3.2 Welke factoren beïnvloeden het aantal vrouwen in de bouwsector? ......7 3.3 Ontwikkelingen in de bouwsector en bouwopleidingen........................8 4 Doelstellingen en activiteiten Vrouwen in de bouw ................................ 12 4.1 Ontstaan van Vrouwen in de bouw ................................................ 12 4.2 Oprichting Servicepunt (1996 - 1999) ........................................... 12 4.3 Verlenging looptijd (1999 – 2001)................................................. 13 4.4 Integratie in Bouwradius (2001-2004) ........................................... 14 4.5 Zijn de doelstellingen bereikt? ...................................................... 15 5 Vrouwen in de bouw anno 2004 ......................................................... 16 5.1 De positie van vrouwen die in de bouw werken ............................... 16 5.2 Ervaringen en visie Bouwopleidingen ............................................. 21 5.3 De visie van de werkgevers.......................................................... 23 5.4 Hoe aantrekkelijk is de bouw anno 2004 voor vrouwen?................... 26 6 Het veld over VIB ............................................................................ 28 6.1 De netwerkbijeenkomsten en de website ....................................... 28 6.2 Waardering voor en toekomstbeeld van VIB ................................... 30 6.3 VIB nog nodig in de toekomst? ..................................................... 34 7 Samenvatting: VIB, verleden en toekomst........................................... 35 8 Conclusies en aanbevelingen ............................................................. 40 Literatuur............................................................................................. 42 Bijlage I Overzicht geïnterviewden ........................................................... 44 Bijlage II Overzicht activiteiten Vrouwen in de bouw................................... 45 Periode 1996-1999 ................................................................................ 45 Periode 1999 tot 2001 ........................................................................... 47 Periode 2001-2004 ................................................................................ 50
1
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
1
Inleiding
In 1989 is het project Vrouwen in de bouw gestart om de arbeidssituatie van vrouwen te verbeteren. Tijdens de uitvoering daarvan werd duidelijk dat niet werd voldaan aan de randvoorwaarden die de instroom van vrouwen in de bouw kunnen bevorderen. Er is gezocht naar een manier om structureel aan de geconstateerde knelpunten te werken, op basis van de ervaringen die in dit project zijn opgedaan. Het landelijk Servicepunt Vrouwen in de bouw is daarvan de resultante en werd in eerste instantie vanaf 1 april 1996 gefinancierd door het O&O Fonds Bouwnijverheid en de ministeries van Economische Zaken (EZ) en Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). In 2001 is het Servicepunt onderdeel geworden van Bouwradius. Vrouwen in de bouw heeft in de achterliggende periode producten en diensten ontwikkeld en verleend die tot doel hadden om de instroom van vrouwen op de bouwplaats en op kaderniveau voor de bedrijfstak Bouwnijverheid te bevorderen en om vrouwen voor de bedrijfstak te behouden. Het O&O Fonds voor de Bouwnijverheid en het ministerie van VROM hebben enerzijds laten onderzoeken in hoeverre de doelstellingen van Vrouwen in de bouw zijn bereikt en anderzijds laten nagaan of een dergelijke vorm van dienstverlening nog wenselijk is. In deze rapportage doen we verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
1.1
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt kort ingegaan op de onderzoeksopzet en de vragen die we met het onderzoek willen beantwoorden. In het derde hoofdstuk geven we aan de hand van de literatuur een overzicht van de factoren die de instroom van vrouwen in de bouw beïnvloeden en die bijdragen aan het behoud van vrouwen voor de sector. We sluiten af met een cijfermatig overzicht van de ontwikkelingen. In het vierde hoofdstuk komen de doelstellingen en activiteiten van VIB aan de orde. Daarna presenteren we in hoofdstuk vijf aan de hand van de interviews de positie van vrouwen die in de bouw werken. In hoofdstuk zes geven we aan hoe verschillende partijen tegen VIB aankijken en wat zij van deze organisatie in de toekomst verwachten. Daarna beantwoorden we in de samenvatting de onderzoeksvragen en we sluiten af met een kort hoofdstuk waarin de belangrijkste conclusies en aanbevelingen worden weergegeven.
2
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
2
Onderzoeksvragen en onderzoeksopzet
Het uitgevoerde onderzoek richtte zich zowel op de achterliggende periode als op de toekomst van Vrouwen in de bouw. Er is een antwoord gezocht op de volgende zes vragen: 1. In welke mate zijn de oorspronkelijke doelstellingen van het Servicepunt Vrouwen in de bouw gerealiseerd in de periode van 1996 – 2003? a. Is de instroom van meisjes in de opleidingen toegenomen? b. Is de instroom van vrouwen in de bouwbedrijven toegenomen? c. Is de uitstroom van vrouwen uit de bouwbedrijven afgenomen? d. Hoe heeft het Servicepunt in de betreffende periode gewerkt? e. Hoe worden de activiteiten van het Servicepunt gewaardeerd door de bouwbedrijven, de vrouwen die in de bouw werken en de intermediairen waarop het Servicepunt Vrouwen in de bouw zich richt? 2. Welke kenmerken van de bouw bevorderen de instroom en het behoud van vrouwen in de bouw? a. In hoeverre richten de activiteiten van het centrum zich op de factoren die de instroom en het behoud bevorderen? b. Geeft deze analyse aanleiding om in de toekomst andere accenten te leggen? 3. Welke kenmerken van de bouw belemmeren de instroom en het behoud van vrouwen in de bouw? a. In hoeverre richten de activiteiten van het centrum zich op het opheffen dan wel voorkomen van deze belemmeringen? b. Geeft deze analyse aanleiding om in de toekomst andere accenten te leggen? 4. Welke ervaring en visie hebben bouwbedrijven op het bevorderen van instroom van vrouwelijk personeel in hun bedrijf? a. In hoeverre sluit het aanbod van het Servicepunt Vrouwen in de bouw aan bij de behoefte van deze bedrijven? 5. Welke ervaring en visie hebben de bouwopleidingen op het bevorderen van instroom van meisjes in hun opleiding? a. In hoeverre sluit het aanbod van het Servicepunt Vrouwen in de bouw aan bij de behoefte van deze opleidingen? 6. Welke ervaring en visie hebben vrouwelijke werknemers van bouwbedrijven over hun rol en positie binnen het bouwbedrijf? a. In hoeverre sluit het aanbod van het Servicepunt Vrouwen in de bouw aan bij de ervaringen en wensen van deze vrouwen? 7. Aan welke voorwaarden zal in de toekomst (2004 –2009) voldaan dienen te worden om te bevorderen dat vrouwen instromen en zolang mogelijk behouden blijven voor de bouwmarkt?
3
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
a. Kan het Servicepunt Vrouwen in de bouw een rol spelen bij het vervullen van deze voorwaarden en zo ja, op welke manier? Er is langs verschillende wegen een antwoord gezocht op de onderzoeksvragen. Er is een inventarisatie uitgevoerd op basis van de interne evaluaties en projectplannen van Vrouwen in de bouw. Daarnaast is een korte literatuurstudie uitgevoerd, gericht op onderzoek over de positie van vrouwen in de bouwsector en het hele proces van opleidings- en beroepskeuze. Daarnaast zijn vrouwen die in de bouw werken, werkgevers enkele bouwopleidingen en Vrouwen in de bouw geïnterviewd. De adressen van de bouwvrouwen zijn door Vrouwen in de bouw aangeleverd, zodat er met vrouwen gesproken is die de organisatie kenden. De geïnterviewde werkgevers waren lang niet allemaal bekend met Vrouwen in de bouw. Het onderzoek heeft bestaan uit een kwalitatieve evaluatie en toekomstverkenning. Dat betekent dat er geen inzicht is verworven in de kwantitatieve verhoudingen van de uitkomsten die worden gepresenteerd.
4
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
3
Feiten en Cijfers
Het doel van de evaluatie is het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop Vrouwen in de bouw aan haar doelstellingen heeft gewerkt. De instroom in bouwopleidingen en uiteindelijk in de bouwsector is de resultante van het proces waarmee een keus voor een opleiding en een beroep wordt gemaakt. We beschrijven dit proces, zodat straks kan worden nagegaan of Vrouwen in de bouw de beïnvloedingsmogelijkheden heeft benut. Vervolgens geven we aan de hand van de literatuur aan welke factoren de instroom in de bouwsector bepalen en welke de uitstroom van vrouwen uit de sector beïnvloeden. We sluiten af met de ontwikkelingen die de afgelopen jaren in de bouwsector en de bouwopleidingen hebben plaatsgevonden.
3.1
Hoe komt een keus voor een opleiding en een beroep tot stand
Of vrouwen uiteindelijk in de bouwsector gaan en ook blijven werken is afhankelijk van allerlei factoren (figuur 1). De start ligt bij de beeldvorming over beroepen en het opleidings- en beroepskeuzeproces. Wordt een keuze voor een bouwopleiding gemaakt, dan moet de opleiding met goed gevolg worden doorlopen. Vervolgens is er weer een keuzemoment, waarin wordt bepaald of iemand daadwerkelijk in de bouwsector gaat werken. Na de keuze voor de bouw volgt een loopbaan die zich al dan niet geheel binnen de sector kan afspelen. Figuur 3.1
beeldvorming
beroep valt buiten de scoop en speelt geen rol in keuzeproces
proces van opleidingsen beroepskeuze
bouwopleiding
opleiding afgevallen in keuzeproces
5
uitval uit de bouwopleiding
werk in de bouwsector
werk in bouwsector ja/nee
voortijdige uitval uit de bouwsector
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
De keuze voor een opleiding wordt ondermeer bepaald door beelden en betekenissen die jongeren aan een opleiding en de daarmee samenhangende beroepen hebben. De ontwikkeling van dergelijke notities begint al in de vroege jeugd en vormt een doorlopend proces, waarin nieuwe ervaringen worden meegenomen (Gottfredson, 1981; Spijkerman, 1994; Meijers, 1995; Bloemen, 2000). Op het moment dat jongeren kiezen, eerst in het voortgezet onderwijs en dan voor een vervolgopleiding, is de vorming van beelden en betekenissen al in een vergevorderd stadium. Initiatieven als Technika 10 of het onlangs geïnitieerde programma Verbreding techniek in het Basisonderwijs willen jonge kinderen al enthousiasmeren voor techniek, zodat een technische opleiding voor een grotere groep nog als een alternatief wordt gezien. Een deel van de opleidingen en beroepen wordt dan al niet meer als een reëel keuzealternatief ervaren. Informatie over opleidingen en beroepen die jongeren niet meer als een keuzealternatief zien, dringt dan nog moeilijk door. Folders en brochures met informatie worden door velen pas gelezen als al voor een studie of een richting gekozen is. Bij de keuze speelt de beeldvorming over een studie en een beroep een rol. Uit evaluatieonderzoek naar Technika 10 blijkt dat meisjes techniek leuk vinden als hobby. Ze vinden het echter meestal niet aantrekkelijk om in een mannenwereld te gaan werken (Eck, E. van en M. Volman, 1999). Daarnaast gaat het om de voorkeuren en de capaciteiten waarover jongeren beschikken. Mensen doen of kiezen graag die dingen waar ze goed in zijn en die ze leuk vinden. Uit veel onderzoek op dit gebied blijkt dat persoonlijke en emotionele aspecten belangrijker zijn bij de keuze dan extrinsieke factoren als salaris en carrièreperspectief (Spijkerman, 1994; Meijer 1995, Oudejans 1999, Bloemen, 2000, Berkhout, 2001). Het proces dat tot een uiteindelijke keuze leidt, verloopt per persoon verschillend. Soms gaat het om vrij rationele afwegingen en soms hebben toevalligheden en emoties de overhand. Ouders hebben wel een stem in het geheel, net als de decaan in het voortgezet onderwijs (Oudejans, 1999; Hermanussen, 2002). Decanen en ouders spelen soms een stimulerende en soms een remmende rol als het gaat om meisjes die voor een technische opleiding willen kiezen. Als meisjes thuis al mee klussen, dan werkt dat positief door in de keuze voor een technische opleiding. De wijze waarop het hele proces verloopt, toont aan dat het niet eenvoudig is om meisjes zodanig te beïnvloeden, dat ze kiezen voor een bouwopleiding of een beroep in de bouwsector, waarin jongens en mannen de overhand hebben. De kennismaking met techniek moet al vroeg beginnen. Daarnaast blijkt het belangrijk in de voorlichting over opleiding en beroep de bestaande beeldvorming te doorbreken.
6
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
3.2
Welke factoren beïnvloeden het aantal vrouwen in de bouwsector?
3.2.1 De instroom Het opleidingssysteem speelt een rol van betekenis bij de instroom van vrouwen in de bouwsector. Het blijkt dat een opleiding op de werkplek met weinig of geen afspraken en zonder een duidelijke kwalificatiestructuur leidt tot een veel sterkere uitsluiting van vrouwen dan andere opleidingssystemen (Clarke, L. e.a., 2004). In Nederland zijn de kwalificaties goed vastgelegd. Nadeel van vooral de bbl is dat het grootste deel van de opleiding plaatsvindt op de werkvloer. Meisjes werken dan binnen de bestaande bouwcultuur. De nauwe betrokkenheid in Nederland van werkgevers bij de opleidingen is goed, maar heeft wel als nadeel dat de ‘bouwcultuur’ binnenkomt in de opleidingen (Clarke, L. e.a., 2004). Meisjes en vrouwen moeten zich in een opleiding wel thuis kunnen voelen (Booy, C. en G. Joukes, 2004). Een deel van de meisjes valt tijdens de opleiding af of kiest uiteindelijk toch niet voor een werkplek in de bouw. Uit een literatuuronderzoek naar de uitval van studenten komen verschillende zaken naar voren die daaraan bijdragen (Oudejans, A. en M.J. Meesters, 2002, Booy, C. en G. Joukes, 2004). Het blijkt dat verkeerde beeldvorming over de opleiding en het vak waarvoor ze worden opgeleid tot veel uitval leidt. In de vooropleiding zouden toekomstige studenten meer contact moeten hebben met de beroepspraktijk. Positief verlopen stages en andere ervaringen met de sector zijn van belang bij de beslissing om een studie af te maken en om uiteindelijk in de sector te gaan werken. De inrichting van het onderwijsproces moet goed zijn afgestemd op de wijze waarop de student het beste leert. Activerende onderwijsvormen blijken succesvol. Verder komt naar voren dat wat interessant is voor jongens, meisjes lang niet altijd aanspreekt, terwijl het omgekeerde wel geldt. Een gegeven waar in de bouwopleidingen rekening mee zou moeten worden gehouden. Verder wordt uitval teruggedrongen als docenten dicht bij de beroepspraktijk staan. De instroom wordt tevens beïnvloed door de omstandigheden waaronder wordt gewerkt en de situatie op de arbeidsmarkt. Het blijkt dat tekorten op de arbeidsmarkt of veranderingen in het productieproces soms een rol te spelen bij een toename van het percentage vrouwen dat in een sector werkt. Een recente internationaal vergelijkende CLR – studie (Clarke, L., 2004) geeft Denemarken als voorbeeld. Daar is 33% van de schilders een vrouw. De aandacht voor veiligheid gecombineerd met tekorten in de schilderssector worden als belangrijkste oorzaken voor deze toename gezien. Daarnaast speelde de wil van werkgevers om vrouwen aan te nemen een rol.
7
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
3.2.2 Behoud van vrouwen voor de sector In onderzoek naar het functioneren van vrouwen in de technische en de bouwsector komen een verschillende aspecten naar voren die een rol spelen bij het behoud van vrouwen voor de bouwsector. Het gaat om de volgende zaken: stimulerende rol van de overheid en sociale partners aandacht voor arbeidsomstandigheden een sfeer van gelijkwaardigheid en ondersteuning arbeidsvoorwaarden die rekening houden met de combinatie van arbeid en zorg. Het blijkt dat Europese en nationale regelgeving gericht op gelijke behandeling en een stimulerende en actieve opstelling van de sociale partners belangrijke randvoorwaarden zijn om het aantal vrouwen in de bouw te laten toenemen (Clarke, L. e.a., 2004). Staan de sociale partners er niet achter, dan is het moeilijk voor vrouwen om een positie in de sector te verwerven. Aandacht voor de arbeidsomstandigheden is voor vrouwen, maar overigens ook voor mannen, belangrijk in de bouw. Het werk is fysiek zwaar, lang niet altijd wordt in een goede houding gewerkt en niet altijd zijn de juiste hulpmiddelen daarvoor aanwezig (o.a. Vaas, S.; SVB 1988). Gereedschap met een niet te grote handgreep en goed passende veiligheidskleding zijn extra aandachtspunten waar het vrouwen betreft. De cultuur op de werkvloer is gericht op mannen. Vrouwen hebben vaak het gevoel dat ze ‘twee keer’ zo goed moeten zijn om mee te tellen. Vrouwen zijn daardoor vaker onzeker dan hun mannelijke collega’s. Bovendien blijkt dat ze vaak minder bij de organisatie van het werk betrokken worden. Worden vrouwen goed ondersteund door de leiding op de werkvloer en krijgen zij geregeld feedback over hun functioneren, dan blijkt dat positief uit te werken. Uitval uit de bouwsector wordt ondermeer veroorzaakt doordat dit soort zaken ontbreken (Vaas, S.). Wordt het management in bouwbedrijven hierop getraind, dan kan dat uitval van vrouwen voorkomen. Het ontbreken van arbeidsvoorwaarden die het mogelijk maken om arbeid en zorg te combineren, zoals deeltijdwerk of duobanen, kinderopvang en een regeling die ervoor zorgt dat vrouwen aangepast werk krijgen tijdens de zwangerschap, zorgen voor uitval van vrouwen uit de bouwsector (Clarke, L. 2004, Meesters, M.J. 1998, Vaas, F. 1996, SVB, 1988).
3.3
Ontwikkelingen in de bouwsector en bouwopleidingen
In de bouw1 werken rond de 200.000 mensen. Jarenlang is er in deze sector sprake geweest van een kwalitatief en kwantitatief tekort aan personeel. In de afgelopen twee jaar is er echter een kentering opgetreden. Van personeelsgebrek 1
Burgerlijke en utiliteitsbouw.
8
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
is nauwelijks nog sprake. Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) constateerde dat het aantal vacatures in de genoemde periode snel daalde. Na 2003 doet zich naar verwachting een omslag voor en zal de productie in de bouw weer toenemen. Volgens ramingen zal de instroom van nieuwe werknemers jaarlijks tot 2008 met 3% moeten toenemen. De groeipercentages voor de afzonderlijke beroepsgroepen variëren. De sterkste groei wordt verwacht bij de uitvoerders en het leidinggevend en hoger kaderpersoneel. Waarschijnlijk zal er op korte termijn vooral sprake zijn van kwalitatieve discrepanties. Het aanbod waaruit kan worden geput, is gemiddeld genomen te laag opgeleid ten opzichte van de vraag (Aartman, J.A.G. e.a., 2003). Een potentiële bron om discrepantie te ondervangen zijn vrouwen. Vrouwen waren en zijn sterk ondervertegenwoordigd in de bouwnijverheid. Van de beroepsbevolking is 42% vrouw, terwijl in de bouwsector het percentage vrouwen net niet op 10% ligt. Het aandeel vouwen dat in de bouw werkzaam is, stijgt gestaag. Uit cijfers van het SFB blijkt het percentage ‘bouwvrouwen’ van 7,7 procent in 1997 is gestegen tot 9,6 procent in 2002. Daarmee loopt Nederland weliswaar nog altijd licht achter op andere Europese landen als Engeland en Duitsland, maar presteert beter dan Spanje. Tabel 3.1 Aantal en percentage vrouwen in de bouw Totaal werkzaam in de bouw Nederland
1997
1999
2002
198.710
200.000
199.500
Aantal vrouwen in de bouw in Nederland
15.341
17.815
19.213
% vrouwen werkzaam in de bouw in Nederland
7,7 %
8,9 %
9,6 %
% vrouwen werkzaam in de bouw in Engeland
10,4 %
% vrouwen werkzaam in de bouw in Duitsland
12,6 % 4,2 %
% vrouwen werkzaam in de bouw in Spanje www.vrouwenindebouw.nl bron SFB
De recente groei is vooral het gevolg van het feit dat er steeds meer vrouwen instromen in kaderfuncties in de bouwbedrijven en deed zich voor in alle onderscheiden functies. Ook neemt het aantal vrouwen op administratieve en overige UTA-functies toe. Het aandeel vrouwen op de bouwplek schommelt rond het aantal uit 1995.
9
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Tabel 3.2 Geïndexeerde2 ontwikkeling van het aantal vrouwen in de bouw naar functietype 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Technisch/ uitvoerend Bouw-CAO
100
93
100
100
102
94
108
100
93
Technisch kader
100
109
131
151
187
215
213
247
229
Administr./verzor./overig UTA
100
101
100
110
116
122
116
124
122
Totaal
100
106
107
113
119
126
121
129
126
www.vrouwenindebouw.nl Bron SFB
Tabel 3.3 Aantallen vrouwen naar functie en de geïndexeerde ontwikkeling in 2003 ten opzichte van 1995 1995
2000
2003
index 1995-2003
187
153
108
58
Metselaar
6
5
6
nvt
Tegelzetter
9
8
5
nvt
10
4
8
nvt
Overig, o.a. dakdekker, straatmaker
213
231
267
125
Totaal
425
401
394
93
172
454
479
278
Calculator
78
153
169
217
Uitvoerder (hoofd)
41
68
77
188
Projectleider
24
66
84
350
Overig
210
402
338
161
Totaal
525
1.143
1.148
219
Administratief medewerker
7.488
9.876
10.090
135
Verzorgend personeel
2.637
2.299
2.143
81
Overige beroepen
4.069
3.175
5.071
125
14.194
15.350
17.304
122
Technisch uitvoerend Timmerkracht
Voeger, betonwerker, betonstaalvlechter
Technisch kader Werkvoorbereider
Administratief/Verzorgend
Totaal www.vrouwenindebouw.nl Bron SFB
In tabel 3.4 wordt een overzicht gegeven van het aantal vrouwen in de bouw opleidingen in het studiejaar 2001/2002. Het is lastig om de ontwikkelingen in het mbo goed in kaart te brengen. Verschillende bronnen geven verschillende uitkomsten. Reden om op basis van deze verschillende cijfers alleen een tendens aan te geven. Zowel de cijfers van Bouwradius als de cijfers uit de BVE-monitor laten zien dat het aandeel van vrouwen in de
2
Voor deze index is 1995 als basisjaar gebruikt en op 100% gesteld. Wie zien bijvoorbeeld dat voor 2003 het technisch kader op 223% staat, een toename van 123%, in vergelijking met 1995. Een ruime verdubbeling.
10
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
BBL- opleiding de afgelopen jaren is gedaald. Gegevens uit CREBO, de BVE-monitor en het CBS wijzen erop dat het aandeel van vrouwen in de BOL-4 redelijk constant is. Tabel 3.4 Aantallen mannen en vrouwen in de bouwopleidingen 2001/2002 mannen
Vrouwen
%
VMBO Bouwtechniek
13946
437
3,1
BBL
12030
27
0,2
BOL 1 Bouwplaatsassistent
332
4
1,2
BOL 2 Primair timmeren
815
24
3
BOL 4 Bouwkunde
6767
810
10,6
HBO Bouwkunde
5504
1013
15,5
WO Bouwkunde
3159
1465
31,6
www.vrouwenindebouw.nl Bron CBS
De cijfers van de HBO-raad en VSNU laten over de afgelopen jaren in het HBO en het WO een vrij constant beeld zien. Het percentage vrouwen HBO-bouwkunde schommelt rond de 15% en WO-bouwkunde beweegt zich rond de 30%.
11
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
4
Doelstellingen en activiteiten Vrouwen in de bouw
In de tijd dat Vrouwen in de bouw bestaat heeft het een scala aan activiteiten en producten ontwikkeld. We beginnen in dit hoofdstuk met de ontstaansgeschiedenis van Vrouwen in de Bouw. Vervolgens schetsen we aan de hand van de verschillende subsidieperioden wat de doelstellingen waren en op welke manier deze zijn vertaald in concrete activiteiten. In bijlage II wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de activiteiten. Hierbij hebben we ons gebaseerd op de projectplannen en interne evaluaties van Vrouwen in de bouw. We sluiten af met enkele conclusies.
4.1
Ontstaan van Vrouwen in de bouw
De erkenning van de onaantrekkelijke arbeidssituatie van ‘bouwvrouwen’ leidde in 1989 tot de start van het eerste bedrijfstakproject 'Vrouwen in de bouw'. Medio 1990 startte een aantal experimenten in bouwbedrijven om de arbeidssituatie van vrouwen te verbeteren. Toen bleek dat een aantal randvoorwaarden dat de instroom van vrouwen in bouw kon bevorderen ontbrak. De toenmalige partners (FNV, CNV, HBA, SVB en NVOB) kozen voor een tweede project dat was gericht op instroombevordering. Het werd duidelijk dat de ervaringen en de opgebouwde deskundigheid een structureel karakter moesten krijgen. Het project 'Vrouwen in de bouw' mondde uit in het landelijk Servicepunt Vrouwen in de bouw (VIB). Het Servicepunt Vrouwen in de bouw is op 1 april 1996 van start gegaan en heeft in totaal vijf jaar lang zelfstandig gefunctioneerd. In 2001 is de beslissing genomen om het Servicepunt te integreren in Bouwradius. Bouwradius kreeg daarvoor voor een periode van drie jaar (2001 tot 2004) extra middelen toegekend. De naam van het Servicepunt verandert in Bouwradius vrouwen in de bouw. In de periode van 1996 tot 2004 had Vrouwen in de bouw op jaarbasis een bedrag van circa 180.000 euro ter beschikking. Dit bedrag werd grotendeels besteed aan personele kosten (ruim 2 fte).
4.2
Oprichting Servicepunt (1996 - 1999)
Het Servicepunt Vrouwen in de bouw werd aanvankelijk opgericht voor een periode van drie jaar en werd in die periode gesubsidieerd door het O&O Fonds Bouwnijverheid en de ministeries van Economische Zaken en VROM. De opdracht luidde met name ‘realiseer een structurele inbedding van de opgebouwde deskundigheid’.
12
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
De algemene doelstelling was in die periode om de instroom van schoolverlaters en werkzoekende vrouwen in de bouw te bevorderen en de uitstroom van reeds werkzame vrouwen te voorkomen. De focus was vooral gericht op instromen en behouden van vrouwen op de bouwplek. In de eerste drie jaar van haar bestaan richtten de activiteiten van VIB zich grotendeels op de verbetering van wervingsmethoden van bouwopleidingen. De bestaande folders die studenten voor de bouwopleidingen moeten aantrekken slaagden er in onvoldoende mate in om meisjes aan te spreken. VIB ontwikkelde nieuwe voorlichtingsinstrumenten, oude werden aangepast door toepassing van sekseneutraal taal- en beeldgebruik. Ook werd actief geadviseerd aan onderwijsinstellingen, bedrijfsleven, intermediaire organisaties en partners van het Servicepunt. De adviezen betreffen vooral verbetering van de werving. Daarnaast is het draagvlak vergroot door allerlei netwerk- en lobbyactiviteiten. Door afspraken te maken met partnerorganisaties werd invloed op beleid uitgeoefend en een aanzet gegeven voor een cultuurverandering ten aanzien van vrouwen in de bouw. VIB bouwt haar expertise uit door onderzoek uit te voeren en te begeleiden. Er vinden nauwelijks activiteiten plaats die gericht zijn op het behoud van vrouwen. Het accent ligt op vergroten van instroom.
4.3
Verlenging looptijd (1999 – 2001)
In 1999 besloten de partners (NVOB, FNV, CNV, Sectorraad, Bouwradius, BOB Kenniscentrum en HBA) om de looptijd van het Servicepunt met twee jaar te verlengen tot 1 april 2001. De financiers zijn dan O&O Fonds, ministerie van VROM en de Arbeidsvoorziening. VIB heeft in deze periode als algemene doelstelling: het bevorderen van instroom en het behoud van vrouwen in de bouwsector door middel van adviseren, ondersteunen, signaleren en stimuleren van bouworganisaties en bouwbedrijven, het onderwijs, arbeidsvoorziening, intermediairs en vrouwen. VIB continueert al haar reguliere activiteiten. De nadruk blijft liggen op de overdracht van de ontwikkelde voorlichtingsmethodiek. Het promoot de ontwikkelde sekseneutrale en op meisjes gerichte voorlichtings- en wervingsmaterialen, en adviseert andere partijen over de verbetering van hun wervingstrategie gericht op het aantrekken van meer vrouwen. VIB start in zes regio’s projecten, waarin nauw wordt samengewerkt met de lokale bouwbedrijven en onderwijsinstellingen. Al deze projecten hebben gemeen dat ze instroom moeten bevorderen door betere voorlichting. Aan de lijst van bestaande instrumenten werden nieuwe toegevoegd (o.a. excursies, video, checklisten, en website, plan van aanpak traineeships). VIB regisseert en initieert kennisuitwisseling tussen verschillende partijen in de bouwnijverheid (partnerships,
13
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
website Spiegel van de bouw) en stimuleert samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijsveld. VIB werkt verder aan de opbouw en disseminatie van haar expertise (onderzoek, lezingen, artikelen). Met Bouwradius wordt samengewerkt in het basisscholenproject. Op kleine schaal worden individuele vrouwen geadviseerd.
4.4
Integratie in Bouwradius (2001-2004)
Door de sociale partners wordt de beslissing genomen om het Servicepunt te integreren in Bouwradius. Daardoor krijgt VIB er een taak bij, namelijk het overdragen van kennis en methodiek aan medewerkers van Bouwradius. Daarnaast blijft het de doelstelling om de instroom en het behoud van vrouwen in de bouwsector te bevorderen. Dit gebeurt door middel van het adviseren, ondersteunen, signaleren en stimuleren van bouworganisaties en bouwbedrijven, van het onderwijs en de arbeidsvoorziening, van intermediairs en van vrouwen. VIB blijft haar functies als expertisecentrum op het gebied van Vrouwen in de bouw uitoefenen door intermediairs, onderwijsinstellingen, diverse organisaties en onderzoekers te adviseren. De website heeft zich ontwikkeld als een belangrijk voorlichtingsinstrument. De doelgroep van de site bestaat uit schoolverlaatsters maar ook volwassen vrouwen die willen omscholen. Daarnaast is de website een belangrijk PR instrument voor de activiteiten van VIB. Het aantal bezoekers is de afgelopen jaren verdubbeld. VIB schenkt in deze projectfase relatief meer aandacht aan het behoud van vrouwen in de bouw. Dit doet zij door het organiseren van bijeenkomsten en zo netwerken te stimuleren. Ook wordt meer voorlichtingsmateriaal ontwikkeld over loopbaanontwikkeling. De externe adviseringstaken krijgen in deze periode weinig aandacht. De integratie in Bouwradius krijgt gestalte door de overdracht van bestaande producten aan medewerkers van Bouwradius. Ook heeft VIB speciale producten ontwikkeld die de overdracht van kennis begeleiden (introductiedocument, gereedschapskist met alle VIB producten, instructiedocument). Mondelinge kennisoverdracht heeft plaatsgevonden via workshops en individuele gesprekken. Elk deelteam heeft een contactpersoon voor VIB. Het is de bedoeling dat deze in elke vergadering van de deelteams een actiepunt vanuit VIB inbrengt. Een recente enquête onder Bouwradius medewerkers laat zien dat het proces van integratie op gang is gebracht, maar nog niet is voltooid. Hoewel zo’n 70% zegt te weten hoe de instroom van vrouwen bevorderd kan worden en hoe vrouwen voor de sector te behouden, blijken medewerkers de VIB taak zelf over het algemeen niet de hoogste prioriteit te geven. De gereedschapskist wordt wel gebruikt, maar niet vaak. VIB krijgt weinig vragen binnen. Medewerkers geven de VIB-taak gemiddeld een 6,4. Een vrij groot deel (17%) onthoudt zich zelfs van het geven van een cijfer aan de VIB-taak.
14
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
4.5
Zijn de doelstellingen bereikt?
Het is moeilijk om op basis van het aanwezige materiaal een hard antwoord te geven op de vraag of de doelstellingen zijn bereikt. De vele projecten waaraan VIB de afgelopen acht jaar heeft deelgenomen zijn niet afzonderlijk geëvalueerd. Het is daarom lastig om te beoordelen wat het effect op de instroom van vrouwen in de bouw of op het behoudt van vrouwen voor de bouw is geweest. De algemene cijfers over de opleidingen laten zien dat het aandeel van vrouwen in de bouwopleidingen in het hoger onderwijs en in het bol-4 de afgelopen jaren vrij constant is gebleven. Bij de bbl-opleidingen lijkt er sprake te zijn van een daling. In de bouwsector zelf is er met name in de UTA-functies een sterke stijging geweest van het percentage vrouwen. Op de bouwplaats zelf is er weinig veranderd. Het is niet aan te geven of en in hoeverre de inspanningen van VIB op de ontwikkelingen in de opleidingen en de sector enige invloed hebben uitgeoefend. We kunnen wel constateren dat de beïnvloedingsmogelijkheden die er zijn, zoals beschreven bij het keuzeproces voor opleiding en beroep, aandacht hebben gekregen van VIB. In de afgelopen acht jaar heeft VIB de meeste energie stoken in de instroom van meisjes en vrouwen in de opleidingen. Ook meisjes op de basisschool vormden een doelgroep. Onderzoek wijst uit dat dit bijdraagt aan een positieve houding en verbetering van de kennis over techniek bij meisjes (Eck, 1999). Werving en behoud van vrouwen voor de bouw krijgt aandacht en zeker de afgelopen jaren met de opzet van de netwerkbijeenkomsten lijkt de aandacht die daaraan wordt besteed te zijn toegenomen. Ondersteuning van vrouwen is één aspect dat bijdraagt aan het behoud van vrouwen voor de sector (Vaas, F. 1996). Algemene publieksvoorlichting, beïnvloeding van het beleid in de sector en onderzoek zijn de andere zaken waar VIB aandacht aan heeft besteed. Uit het recente onderzoek van het CLB blijkt expliciete ondersteuning door de sociale partners een belangrijke randvoorwaarde voor een toename van het aantal vrouwen in de sector. Vanuit dat perspectief is de inspanning om het beleid van de sociale partners te beïnvloeden dan ook een activiteit die een bijdrage zou kunnen leveren aan een toename van de instroom van vrouwen in de sector. Het zal duidelijk zijn dat met de integratie in Bouwradius de externe activiteiten van VIB zijn teruggelopen. VIB heeft vanaf 2001 veel activiteiten ontplooid om medewerkers van Bouwradius voor te lichten en van ondersteunende producten te voorzien. Uit de interne evaluatie blijkt dat het proces in gang is gezet, maar nog niet is voltooid. Uit onderzoek binnen de rijksoverheid en bij gemeenten blijkt dat aandacht voor de specifieke positie van vrouwen nog steeds niet vanzelfsprekend is. Ondanks de inspanningen en instrumenten die zijn ontwikkeld is de aandacht daarvoor nog steeds geen gemeengoed (Hupe, P. e.a., 2002, Meesters, M.J. en P. van Diepen, 2003). Het blijkt een langdurig proces te zijn.
15
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
5
Vrouwen in de bouw anno 2004
Aan de hand van de interviews geven we aan hoe anno 2004 de positie van vrouwen in de bouw er uitziet. Daarvoor hebben we vrouwelijke werknemers, (vrouwelijke) werkgevers, en bouwopleidingen geïnterviewd. De tien werknemers die zijn geïnterviewd zijn werkzaam in kaderfuncties, de uitvoerende technische en administratieve functies, en werken op de bouwplaats. De leeftijden liepen uiteen van jong tot middelbaar. De groslijst van tien werkgevers bevatte zowel grote als kleine bedrijven en vertegenwoordigers van deze bedrijven die zijn geïnterviewd waren in meerderheid vrouw. Eén van de geïnterviewden vertegenwoordigde een werkgeversorganisatie in de Rotterdamse regio. Deze organisatie is bij het onderzoek betrokken, omdat VIB daar enkele jaren geleden mee heeft samengewerkt. We hebben met drie opleidingen gesproken waarmee door VIB is samengewerkt. Het betrof de bouwopleidingen van twee ROC’s en een vrouwenvakschool. De vrouwenvakschool heeft in het kader van een reïntegratietraject een bouwopleiding voor een kaderfunctie verzorgd. In totaal zijn vier gesprekken gevoerd, namelijk de decanen van twee ROC’s, een voorganger van één van de decanen en een vertegenwoordiger van de vrouwenvakschool. We gaan eerst in op de sterke en de zwakke kanten van de bouwsector als het om de positie van vrouwen gaat. Vervolgens komt de stand van zaken in de opleidingen aanbod. Als laatste beschrijven we hoe de geïnterviewden met VIB te maken hebben gehad en wat zij in de toekomst mogelijk nog van een organisatie als VIB verwachten.
5.1
De positie van vrouwen die in de bouw werken
Bij de beschrijving van deze ervaringen putten we niet alleen uit de interviews met de vrouwelijke werknemers. Ook de vrouwelijke werkgevers zijn vrouw in de bouw en hebben verteld hoe het is om als vrouw in de bouw te werken, net als de opleiders daar, via hun cursisten, een visie op hebben ontwikkeld. 5.1.1 Mannencultuur: soms leuk, soms niet Het werk zelf Getalsmatig zijn de vrouwen bij ieder bouwbedrijf in de minderheid. Automatisch creëert dit een unieke positie voor vrouwen. De bouwsector wordt door alle vrouwen die wij in dit onderzoek hebben gesproken getypeerd als een sector met
16
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
een traditionele cultuur. Een cultuur van hard werken, 100 procent inzet. Voor een deel van de vrouwen is dit één van de aantrekkelijke kanten van de sector. Een reden om voor de bouw te kiezen. • • •
Het werken met mannen is leuk. Ze zijn direct ... het werktempo ligt hoog .. niet te veel vergaderingen …. (werkvoorbereider) Ik werk liever met mannen dan met vrouwen. Geen achterbaks gedoe. Geen getuttebol over gebroken nagels. Het is veel directer. (werkvoorbereider) Ik hoop dat er hier geen andere vrouwen worden aangenomen. (tegelzetter)
Andere vrouwen geven aan collega-vrouwen juist te missen. • •
Doordat je je als vrouw toch altijd in een soort unieke situatie bevindt kun je je nooit echt thuis en op je gemak voelen. (instructeur) Je moet je wel keer op keer bewijzen. Ze vragen zich af: kan ze dat aan, is ze bouwkundig? (bedrijfsleider)
De mentaliteit in de bouw is wat harder dan in andere branches, vertelt een bedrijfsleider. •
Als je je niet aanpast wordt je zo ondergesneeuwd. (bedrijfsleider)
Een vertegenwoordiger van een opleiding die cursisten van een opleiding tot werkvoorbereider begeleidt, vertelt dat de mannelijke cursisten een andere behandeling krijgen dan de vrouwelijke. •
Tijdens de cursus bleek dat de mannelijke cursisten heel anders werden benaderd dan de vrouwelijke. Bij de mannen werd direct al meer kennis verondersteld, terwijl men bij de vrouwen vaak dacht dat ze nog weinig wisten. (intermediair)
Een deel van de vrouwelijke werknemers zegt regelmatig te maken te krijgen met vervelend of ongepast gedrag van mannelijke collega’s. In de gesprekken werd onderscheid gemaakt tussen de mannelijke collega’s op kantoor en op de bouwplaats. De mannen op de bouwplaats worden door sommigen positiever beoordeeld dan de ‘kantoormannen’. •
• •
Het directe contact met mannelijke collega’s op de bouwplek leverde zelden problemen op. ‘Doordat je samen iets maakt, bouw je toch een band op.’ (kopersbegeleider) Juist de mannen die werken op kantoor binnen de bouwnijverheid gedragen zich vaak kinderachtig en seksistisch. (werkvoorbereider) De meeste mannen met wie ik werk zijn ‘net pubers’. De kantoormannen zijn het ergst. (assistent uitvoerder)
17
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
•
Ik had als calculator op kantoor veel last van seksisme van vier mannelijke collega’s. Dat ging heel de dag maar door. De ene na de andere opmerking. (kopersbegeleider)
De algemene opinie onder de respondenten luidt dat de bouwsector een mannenbolwerk is. Mannen zijn er getalsmatig in de meerderheid, en aan de participatie van vrouwen zijn veel mannen (nog) niet gewend. Sommigen vinden dit aantrekkelijk en voor anderen is dit een van de nadelige kanten van de bouw. Houding van de bouworganisaties Vrij eensgezind negatief waren de oordelen van vrouwen over de houding van de mannen die deel uitmaken van de bouworganisaties. Er heerst binnen deze organisaties een zeer ouderwetse cultuur die vooroordelen over vrouwen in stand houdt. •
Met name binnen het Samenwerkingsverband voel ik me sterk ondergewaardeerd en genegeerd. Ik dacht dat ik na zoveel jaar ervaring eigenlijk weer terug bij af was. Weer vechten tegen de vooroordelen. (instructeur)
Een vrouw die al meer dan twintig jaar werkzaam is in de bouw, uit haar frustratie over de houding van de mannen van het samenwerkingsverband. Haar jarenlange expertise als directeur, het grote netwerk dat ze heeft binnen de bouwwereld, het lijkt niet bij te dragen aan een hogere status. •
Ik voel me daar nog steeds buitengesloten; in al die jaren nooit eens uitgenodigd voor het haringhappen, nog steeds worden aangesproken als ‘de vrouw van’. Bah. (directeur)
Een aantal vrouwen dat op managementniveau in de bouwsector werkzaam is, bekritiseert in scherpe bewoordingen de houding van de mannen in de bouworganisaties. Een vrouwelijk directeur van een groot bouwbedrijf vertelt over haar ervaringen: •
Aan mijn medewerkers hoef ik me niet langer te bewijzen. Ook de opdrachtgevers nemen mij serieus. Alleen in de ‘bouwclubs’ als bijvoorbeeld de samenwerkingsverbanden voel ik mij nog steeds genegeerd. Je komt er niet doorheen. (directeur)
Ze verwijt de samenwerkingsverbanden vooral starheid, zelfingenomenheid en onwil om samen te werken.
18
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
5.1.2 Arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden Een aantal werkneemsters legt de nadruk op de belangrijke rol die de werkgever kan spelen bij het behoud van vrouwen in de sector. •
Als je het gevoel hebt dat de werkgever jou graag wil behouden en dat hij je waardeert, geeft dit enorm veel steun en kun je meer aan. (kopersbegeleider)
Er wordt zeer verschillend gedacht over de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden binnen de bouw. Het lijkt erop dat het sterk afhankelijk is van het type bedrijf en werkgever. Een aantal vrouwen vindt dat de arbeidsvoorwaarden in de bouw gewoon goed zijn en geen belemmering vormen voor vrouwen. • •
Parttime, flexibel, het is allemaal mogelijk. Mijn werkgevers hebben altijd mee willen werken. (werkvoorbereider) De bouw-CAO biedt in principe voldoende mogelijkheden om werk en zorg te combineren. Je moet alleen wel zelf je CAO-boekje doorspitten om te zien wat je rechten allemaal zijn, want je baas doet dat niet voor jou. (kopersbegeleider)
Andere vrouwen bevestigen dat heel veel afhangt van de werkgever. Er zijn grote verschillen waarneembaar. Bij sommige bedrijven levert het opnemen van een vrije middag al problemen op. Veel wordt bepaald door de bedrijfscultuur. Binnen sommige bouwbedrijven heerst een ouderwets arbeidsethos waarin de ongeschreven regel geldt dat parttime werken niet past in de bouw. Binnen dat soort bedrijven wordt het combineren van zorgtaken met werken in de bouw onmogelijk. Een vrouwelijke werkvoorbereider denkt dat het in haar huidige baan niet mogelijk zou zijn om er een paar maanden tussen uit te gaan voor zwangerschapsverlof. Van andere vrouwen heeft ze gehoord dat het combineren van zorg en arbeid voor sommige vrouwen de reden is om een eigen bedrijf te beginnen. •
Het wordt niet echt gezegd, maar je weet dat ze dat niet accepteren en dat je wordt weggestuurd. (werkvoorbereider)
Een werkvoorbereider geeft aan dat de arbeidsvoorwaarden en de invulling van de functie mede worden bepaald door hoe je met je werkgever communiceert. •
Geef zelf aan wat je wilt en hoe je dat wilt bereiken. (werkvoorbereider)
De meningen over de beloning in de bouw zijn verschillend. Een werkneemster vindt dat de bouw slecht betaalt, een andere vindt dat ze in vergelijking tot haar vriend -die schilder is-, goed betaald krijgt in de bouw.
19
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Binnen de bouwsector wordt hard gewerkt. Op de bouwplaats is het werk vaak fysiek zwaar is de overheersende mening bij werknemers. Het werken op de bouwplaats is er in de loop der jaren niet veel makkelijker op geworden. Er zijn wel technische verbeteringen, maar veel werk moet toch nog met spierkracht worden verricht. De UTA-functies kennen daarentegen weer een andere druk. Er wordt strak volgens planningen gewerkt en alle partijen moeten tevreden worden gesteld. Dit levert soms de nodige stress op. 5.1.4 Kiezen voor de bouw Rol decaan voortgezet onderwijs De keuze voor de bouw wordt de vrouwen meestal niet aangeraden op de middelbare school. Een aantal werknemers vertelt dat de keuze voor de bouw zelfs werd afgeraden. •
Mijn decaan op de middelbare school adviseerde me ‘iets met textiel’ te gaan doen, wanneer ze zonodig een technische opleiding wilde doen. Alsof ik daarmee mijn vrouwelijkheid diende. Uit weerzin koos ik toen voor bouwkunde. (kopersbegeleider)
Dezelfde werknemer is van mening dat haar toenmalige decaan geen uitzondering vormde en dat decanen in hun advies aan meisjes toch nog sterk bevooroordeeld zijn. •
Het wordt gewoon niet gestimuleerd dat je als meisje kiest voor een technische opleiding. (kopersbegeleider)
Liefde voor het vak Vrouwen die in de bouw werken hebben in veel gevallen een weloverwogen keuze gemaakt, die is gebaseerd op hun liefde voor het bouwvak. Sommigen kennen het vak omdat hun vader bijvoorbeeld aannemer is. Leuke aspecten van dat vak zijn dat ‘je ziet wat je maakt’ en dat het resultaat van het werk tastbaar is. Het afronden van een project geeft voldoening. • • •
Het is leuk en afwisselend werk. (kopersbegeleider) Maar als je iets bereikt in deze branche ..., dan is de voldoening heel groot. (directeur) De bouw is een prachtig mooi vak. Het is van altijd. Er zijn zoveel mooie functies. (directeur)
Veel vrouwen geven aan dat de ‘liefde voor de bouw’ aangeboren is. •
Toen ik vier jaar was kreeg ik de hamer van mijn buurjongetje en die heb ik toen niet meer losgelaten. (timmerkracht)
20
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Onbekend maakt onbemind De bouwsector draagt volgens werkneemsters in onvoldoende mate uit dat er zoveel verschillende, leuke beroepen zijn in deze sector. De instroom van vrouwen in de bouw (en meisjes in de bouwopleidingen) wordt sterk belemmerd door het feit dat de beroepen in de bouw zeer onbekend zijn. Een vrouwelijke werkneemster pleit voor meer voorlichting aan meisjes op de middelbare school. •
5.2
Mijn nichtje van 12 jaar vindt het maar vreemd dat ik in de bouw werk! Zij heeft totaal geen idee van de diversiteit aan beroepen in de bouwsector. Dat vind ik heel jammer. (projectleider)
Ervaringen en visie Bouwopleidingen
Het bevorderen van instroom van vrouwen in de bouwnijverheid begint met het stimuleren van de instroom van meisjes in de bouwopleidingen. Dit is dan ook sinds de oprichting van VIB één van de doelstellingen geweest. 5.2.1 Instroom van meisjes in bouwopleidingen Volgens beide decanen is de instroom van meisjes in de afgelopen 15 jaar op hun ROC in de techniek en de bouw in het bijzonder stabiel en (dus) klein gebleven. Meisjes zijn nog steeds erg schaars. Alleen vlak na de landelijke campagne ‘Kies voor Techniek’ eind jaren tachtig was er een tijdelijke toename waar te nemen van het aantal meisjes dat koos voor een technische opleiding. Momenteel volgen binnen ROC de Leijgraaf in het totaal 20 meisjes een technische opleiding, waarvan 18 in de bouw. Het overgrote deel van deze meisjes volgt bouwkunde op BOL 4 niveau. Volgens de decaan van de andere opleiding die werd geïnterviewd – een MBO college - kiezen meisjes binnen de richting bouwkunde overwegend voor ontwerp en vormgeving. •
De uitvoering laten zij links liggen. Hun hart ligt daar niet. Daar hebben we heel weinig invloed op.
Een van de decanen vertelt over haar teleurstelling bij haar pogingen om de instroom van meisjes te vergroten. Via een technomentoring project (van de organisatie LINT) werden vrouwen werkzaam in technische beroepen – o.a. bouwnijverheid - gekoppeld aan meisjes in opleidingen. Het project beoogde netwerken van technische vrouwelijke professionals te bevorderen en om meisjes kennis te laten maken met de werkpraktijk van technische vrouwen. •
De eerste doelstelling slaagde. De vrouwelijke technische professionals bouwden met plezier een netwerk op. Maar de tweede doelstelling – waar het
21
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
ons eigenlijk om begonnen was - mislukte. Meisjes bleven ongeïnteresseerd in de technische beroepen en kwamen gewoon niet opdagen. Deze decaan geeft aan ‘klaar te zijn’ met het stimuleren van meisjes om een bouwopleiding te kiezen. Het effect lijkt haar minimaal. •
Stimuleren lijkt een minimaal effect te ressorteren en kost veel extra tijd. De school zal hier toch altijd zelf veel capaciteit in moeten investeren. Het is een moeizaam proces. Ik ben er klaar mee. Ik richt mij nu op individuele leerlingbegeleiding.
Er zijn ook andere ervaringen. De decaan van het ROC de Leijgraaf weet dat zij meer meisjes hebben dan andere bouwopleidingen. •
Omdat we er gewoon meer aan doen om die meiden binnen te krijgen. Leuke dingen doen.
Momenteel is ROC de Leijgraaf partner in een transnationaal project (ESF), Enter genaamd. Binnen dit project wordt gewerkt aan het bevorderen van instroom van vrouwen in typische mannenberoepen (zoals buschauffeur of brandweer). Binnen dit project zijn veel activiteiten vormgegeven: nieuwe wervingsfolders voor het ROC, een ‘promoteam’ (waarin twee ‘bouwmeisjes’) en een website (www.techniekzoektjou.nl). In het verleden zijn door de decaan ook doe-dagen voor meisjes als voorlichtingsen wervingsinstrument ontwikkeld. De doe-dagen voor meisjes worden nog ieder jaar georganiseerd. Dit gebeurt overigens zonder ondersteuning van VIB. De coördinator van de opleiding vormgeving en ontwerp zegt geen noodzaak meer te zien voor extra inspanningen op het gebied van werving van meisjes. Hij gelooft dat de inhoud van de opleiding de belangrijkste factor is. •
Behalve via de normale open dagen gebeurt de reclame voor de opleiding ‘mond op mond’ door de meisjes die zelf de opleiding volgen en daar hartstikke enthousiast over zijn.
5.2.2 Uitval en uitstroom Ook over uitstroom van meisjes op bouwopleidingen is weinig bekend op landelijk niveau. De decaan van het ROC vertelt dat er in ieder geval bij haar op school geen sprake is van een grote uitval van meisjes uit de bouwopleidingen. •
Als ze er eenmaal zitten, dan houden ze wel vol. Deze meiden weten immers heel goed wat ze willen. Ze hebben een bewuste keuze gemaakt en wij zorgen dat ze weten waar ze aan begonnen zijn.
22
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
De coördinator van de in 2001 opgerichte mbo-opleiding vormgeving en ontwerp (nu: styling and design) spreekt dit tegen. Zijn ervaring met de reguliere bouwopleidingen heeft hem geleerd dat veel meisjes na het 2e jaar afhaken omdat de opleiding dan ‘puur technisch’ wordt. De opleiding vormgeving en ontwerp is mede door hem opgericht uit de overtuiging dat meer meisjes zich aangetrokken zullen voelen tot de bouw, wanneer zij zich meer kunnen bezighouden met het ontwerp, de creativiteit en de styling. Dit werd door een eigen marktonderzoek bevestigd. Volgens deze coördinator is de uitval op ‘zijn’ opleiding klein, het aandeel meisjes is groot en stabiel. Ook startte een van de ROC’s in het verleden een project op met stichting Kenau om meisjes weerbaar te maken voor intimiderend gedrag op de werkvloer. Het project slaagde maar deels vanwege desinteresse bij meisjes. •
Ze kunnen het zich nog niet voorstellen.
De interesse voor de specifieke positie (en werkomstandigheden) van vrouwen in de technische beroepen - waaronder de bouw - is bij de meisjes volgens deze decaan zeer gering. •
Er bestaat bij hen geringe behoefte om aandacht te besteden aan dit onderwerp. Het is voor hen te ver van hun bed.
Een andere decaan legt veel nadruk op het belang van het vormen van netwerken van meisjes onderling. Dit is volgens haar een heel goed middel om de uitval tegen te gaan en om de meisjes gemotiveerd te houden.
5.3
De visie van de werkgevers
5.3.1 Ervaringen met vrouwelijke werknemers De werkgevers hebben over het algemeen weinig ervaring met vrouwelijke werknemers op de bouwplaats. Alleen een directeur had ooit een vrouwelijke timmerkracht in dienst, maar zij keerde niet terug van haar zwangerschapsverlof (iets wat hem niet verbaasde). Werkgevers zeggen in principe niet onwillig te staan tegenover het inhuren van vrouwelijke bouwplaatsmedewerkers, maar zien toch wel praktische bezwaren. Die bezwaren betreffen vooral de fysieke kracht die het werk op de bouwplaats vereist. •
Ik vind het werk op de bouwplaats in principe voor vrouwen te zwaar. Ik ben er niet tegen, maar ik ben er ook niet voor. (directeur)
23
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
•
Ik hoor wel van de mannelijke collega’s dat zij het niet zien zitten om met een vrouw samen te werken, omdat ze dan neigen om haar zwaar uit de handen te nemen. (directeur)
Werkgevers denken dat de vrouw op de bouwplaats een bijzonderheid is en ook wel zal blijven in de toekomst. •
Je moet een bepaald type zijn. Toch vaak met je voeten in de blubber, met de mannen in een keet.
Zoals de meest recente gegevens uitwijzen, zijn er steeds meer vrouwelijke werkvoorbereiders, calculators en kopersbegeleiders. De meeste werkgevers zijn daar enthousiast over. Vrouwen passen goed op dergelijke functies zeggen werkgevers. Vooral bij grotere bedrijven werken er al redelijk wat vrouwen op UTA functies. De bouw went er al aan, zegt een werkgever. • • • • •
Ik vind dat vrouwen in de UTA-functies wel degelijk iets toevoegen aan de bouw. Het is goed als er vrouwen meekijken. Een goede mix van mannen en vrouwen. De aanwezigheid van vrouwen op kantoor komt de sfeer ten goede. Functies waarin een stukje persoonlijk contact met de klant vereist is, kunnen bij uitstek door vrouwen worden vervuld. Vrouwen kunnen in de UTA –functies goed werk verrichten.
5.3.2 Vrouwen werven en behouden Het werven van vrouwen voor het bouwbedrijf is voor de meeste geïnterviewde werkgevers geen issue. Er wordt bij de meeste bedrijven niet expliciet aandacht aan besteed. Uit een onderzoek van het EIB naar maatschappelijk ondernemen blijkt dat er door minder dan 5% van de bouwbedrijven beleid wordt gevoerd gericht op het aannemen van vrouwen en allochtonen (Sijpersma, R., 2004). Volgens de geïnterviewde werkgevers bestaat er binnen de bedrijven zeker geen onwil om vrouwen voor de bouwplaats in dienst te nemen, maar is het aanbod er niet of nauwelijks. Er wordt niet gediscrimineerd binnen de bouw volgens de werkgevers. Een vrouwelijke bedrijfsleider: •
Het is maar net hoe je jezelf opstelt. Als je goed werk verricht maakt het niet uit of je een vrouw bent of man.
Een andere werkgever vertelt dat ze wel vrouwen zou willen aannemen, mits ze over de juiste kwaliteiten beschikken, maar dat er zich geen vrouwen hebben aangemeld.
24
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Een werkgeefster geeft aan af te willen van het stigma van ‘die zielige vrouwen die het zo moeilijk hebben in de bouw met al die mannen’. Ze wil benadrukken dat het leuk is om met mannen te werken, dat het een uitdaging is om goed technisch werk te leveren, dat de CAO in de bouw goed is, kortom: het is leuk werken in de bouw! Een vrouwelijke werkgever denkt ook dat het slechte imago van de bouwsector meespeelt bij de keuze van vrouwen voor de bouw. •
Vrouwen kiezen er niet voor. Ze hebben misschien een verkeerd beeld van het werk op de bouw. Het imago van de bouw spreekt vrouwen niet aan.
Over de rol die de werkgever kan spelen bij het behoud van vrouwen in de sector zegt een werkgever niets extra’s te gaan doen als er een vrouw bij hun bedrijf zou gaan werken. De werkgever zegt zich te realiseren dat het voor een vrouw niet altijd makkelijk is, maar is bang om voor een vrouw een uitzonderingspositie te creëren. •
Als dat gebeurt maak je het juist extra moeilijk voor iemand om zich te handhaven.
5.3.3 Ontwikkelingen in de bouwsector Binnen de bouwsector zijn momenteel een aantal ontwikkelingen gaande die relevant zijn voor de participatie van vrouwen in de bouwsector. De eerste ontwikkeling is de toename van de concurrentie tussen bouwbedrijven. •
De concurrentie is tegenwoordig hevig. Er moet weer verkocht worden.
Dit heeft tot gevolg dat commerciële functies belangrijker worden. Er is bijvoorbeeld meer vraag naar kopersbegeleiders (iemand die bij nieuwbouwprojecten de kopers van huizen begeleid, afspraken maken over meerof minderwerk etc). •
In de bouw werd vroeger aanbodgericht gewerkt. Nu proberen bouwbedrijven meer kwaliteit te leveren en zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wensen van de klanten. Er vindt een omslag plaats naar vraaggericht werken. Een functie als koperbegeleider past in dat profiel.
Een andere tendens is een toename van de complexiteit van de werkprocessen in de bouwsector. Dit komt onder andere doordat er steeds vaker ‘prefab’ gebouwd wordt. Op de bouwplek worden van te voren voorbereide grote onderdelen in elkaar gemonteerd. Dit vereist een gedegen voorbereiding en strakke planning. Steeds meer voorbereiding komt bij de aannemer te liggen. Werk dat vroeger een architect deed ligt nu bij de aannemer. Voorbereiding neemt een steeds grotere
25
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
rol in. Doordat er steeds meer prefab wordt gebouwd, wordt het voorbereiden en plannen steeds belangrijker. Het werk van de uitvoerder (stuurt alles aan op de bouwplaats) is steeds ingewikkelder. Er zijn steeds meer specialismen, die moeten allemaal worden aangestuurd. De aannemer is steeds meer een manager van allerlei specialismen geworden. Daarnaast zeggen werkgevers dat de regel- en wetgeving die bouwprojecten omgeeft in de afgelopen jaren steeds uitgebreider (en ingewikkelder) is geworden. Dit schept weer allerlei nevenfuncties in de UTA-sfeer. Samenvattend kan worden gesteld dat communicatie, planning en commercie steeds belangrijker worden. Door meerdere werkgevers wordt aangenomen dat het aandeel UTA-functies de komende jaren verder zal groeien. Dit sluit aan bij de eerder beschreven voorspellingen van het EIB over de sector. De groei in UTAfuncties heeft volgens de geïnterviewden waarschijnlijk een effect op de instroom van vrouwen in de bouwsector, omdat vrouwen in deze functies gemakkelijk blijken in te stromen. Vrouwen doen het goed in de UTA-functies waarbij communiceren, plannen en organiseren belangrijk is. Dat is volgens een directeur iets wat vrouwen ‘gewoon beter kunnen dan mannen’. Bij grotere bedrijven zijn er volgens een vertegenwoordiger van een werkgeversorganisatie steeds meer vrouwen bij personeelszaken.
5.4
Hoe aantrekkelijk is de bouw anno 2004 voor vrouwen?
Bouwopleidingen Uit de literatuur blijkt dat het niet eenvoudig is om de instroom in de opleidingen te beïnvloeden. De beeldvorming over beroepen en opleidingen is op het keuzemoment al in een vergevorderd stadium. Feitelijk kunnen alleen de twijfelaars, kies ik wel of niet voor een bouwopleiding, nog worden beïnvloed. Onderwijs dat meisjes aanspreekt, voorbeelden van vrouwen die in de sector werken, en aandacht voor het imago van de sector en de bestaande beroependifferentiatie zijn zaken die daarbij een rol spelen. De cijfers laten zien dat er de afgelopen jaren weinig veranderd is in de instroom van meisjes in de sector. Harde gegevens over uitval uit de opleidingen en de doorstroom naar een baan in de sector ontbreken. Al met al is het beeld dat uit de interviews naar voren komt divers. De twee ROC’s waarmee is gesproken hebben beide gewerkt aan de werving van meisjes voor hun bouwopleidingen. De wervingsstrategieën die zijn gehanteerd sluiten aan bij de aanpak die in de literatuur wordt beschreven. Over het succes ervan zijn de meningen verdeeld. De één ziet wel degelijk effect en de ander is teleurgesteld in de resultaten. Het aanpassen van de inhoud van de opleiding, zodat meisjes meer worden aangesproken is ook een strategie die tot resultaat
26
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
leidt, aldus de geïnterviewde coördinator. Deze laatste is van mening dat dit bijdraagt aan het terugdringen van de uitval uit de bouwopleiding. Bouwsector Vrouwen kiezen natuurlijk voor de bouw, omdat het vak ze aanspreekt. Uit onderzoek blijken aandacht voor arbeidsomstandigheden, een sfeer van gelijkwaardigheid op de werkvloer, ondersteuning door de directe leidinggevende en mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren belangrijk te zijn voor het aantrekken en behouden van vrouwen. Uit de interviews komt naar voren dat het bij sommige bedrijven aantrekkelijk is om te werken, maar dat bij andere er nog het een en ander valt te verbeteren. Werken in deeltijd of het opnemen van ouderschapsverlof is wel geregeld in de CAO, maar wordt niet overal even gemakkelijk toegestaan. De sfeer op de werkvloer wordt grotendeels bepaald door de mannen die er werken. Voor enkele vrouwen blijkt dit aantrekkelijk te zijn, maar de andere vrouwen zijn daar dubbel of zelfs uitgesproken negatief over. De mannencultuur bestaat niet alleen binnen de bouwbedrijven. Uit de interviews blijkt dat vrouwen zich soms ook buitengesloten voelen binnen de verschillende bouworganisaties zoals de regionale samenwerkingsverbanden. Het aantal vrouwen in UTA-functies is toegenomen. De overheersende mening is dat vrouwen het goed doen in deze functies, omdat ze goed kunnen communiceren, plannen en organiseren. Aspecten die steeds belangrijker worden voor de bouw. Met name veel van de geïnterviewde werkgevers zijn van mening dat het aantal vrouwen op de bouwplaats niet toeneemt, doordat het werk voor veel vrouwen fysiek te zwaar is. Bij de meeste bedrijven wordt er bij de werving niet specifiek opgelet of vrouwen worden aangesproken en is er geen aandacht voor het behoud van vrouwen als ze in het bedrijf werken. Dit wil niet zeggen dat het besef dat vrouwen het niet altijd makkelijk hebben in deze sector niet aanwezig is. Sommigen geven aan dat vrouwen niet in een uitzonderingspositie moeten worden geplaatst, omdat het dan voor vrouwen moeilijker zou worden om goed te functioneren. Inzicht in de wijze waarop daaraan zou kunnen worden gewerkt lijkt vaak te ontbreken. Anderzijds krijgt de instroom en het behoud van vrouwen soms ook geen aandacht, omdat het niet belangrijk wordt gevonden. Een deel van de geïnterviewden, zowel werkgevers als werknemers, geven aan dat het imago van de sector niet bijdraagt aan het aantrekken van vrouwen. De positieve kanten van de sector zouden meer over het voetlicht gebracht moeten worden. Net als de differentiatie in functies in de sector.
27
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
6
Het veld over VIB
In de gesprekken met werknemers, werkgevers en bouwopleidingen is gevraagd naar hun ervaring met VIB en hun waardering voor de activiteiten waarmee ze in aanraking zijn geweest. In de gesprekken werden de netwerkbijeenkomsten en de website van VIB vaak genoemd, we besteden daar dan ook expliciet aandacht aan. Vervolgens gaan we in op de mening van de gesprekspartners over VIB in het algemeen en hun visie over de urgentie en relevantie van VIB-activiteiten in de toekomst (2004-2009).
6.1
De netwerkbijeenkomsten en de website
6.1.1 De netwerkbijeenkomsten VIB organiseert ieder jaar in het voorjaar een netwerkbijeenkomst. De meeste vrouwen die zijn geïnterviewd hebben tenminste één netwerkbijeenkomst van VIB bezocht.3 De bijeenkomsten worden over het algemeen goed gewaardeerd. Als belangrijkste positieve kenmerk van de bijeenkomsten wordt genoemd het ‘herkenningsaspect’. •
•
Op zo’n dag merk je dat een hoop vrouwen te maken krijgen met discriminatie en problemen met collega’s. Het is goed om te horen hoe anderen het ervaren. (timmerkracht) Je merkt dat je er niet alleen voor staat! (kopersbegeleider)
De netwerkfunctie die de bijeenkomsten hebben, wordt eveneens gewaardeerd. Een vrouwelijke projectleider denkt dat de VIB bijeenkomsten voor bouwvrouwen één van de schaarse mogelijkheden biedt om te netwerken. •
Netwerken is vooral op MT niveau onmisbaar. Bij mannen gaat dat heel gemakkelijk. Samen nog even een biertje drinken, over voetbal praten. Samen golfen. Vrouwen vallen daarbuiten. (directeur)
De bijeenkomsten spreken niet alle vrouwen uit de doelgroep aan. Er zijn enkele vrouwen die ronduit negatief oordelen over de bijeenkomsten van VIB. Ze vinden onder andere dat er te veel geklaagd wordt. •
Ik bezocht één bijeenkomst van VIB, maar dat beviel niet goed. Ik vond dat er te veel werd geklaagd over discriminatie. Het was allemaal wat overdreven. (directeur)
3
Dit zegt overigen niets over de bekendheid van de bijeenkomsten. De werkneemsters zijn veelal bekend bij VIB doordat zij ooit hebben deelgenomen aan een netwerkbijeenkomst.
28
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
• •
Ik ben halverwege de dag weggegaan, want ik vond het vreselijk. De workshops vond ik te new age. (timmerkracht in opleiding) Er wordt op alle slakken zout gelegd, als je niet tegen grapjes kunt, moet je niet in de bouw gaan werken. (uitvoerder)
Sommigen vrouwen zijn ambigu over de bijeenkomsten en spreken van een ‘dubbel gevoel’. Enerzijds vinden ze het leuk om collega bouwvrouwen te ontmoeten in een informele sfeer, maar anderzijds hebben zij hun twijfels over sommige aspecten van de bijeenkomsten. • •
Aan de ene kant wil ik niet dat we onszelf apart gaan zetten (timmerkracht). Gaan we elkaar geen problemen aanpraten? (directeur)
Recentelijk worden tijdens de netwerkbijeenkomst gegeven. Een van de werkneemsters zegt: •
ook
allerlei
workshops
Vroeger was het vooral gezellig, nu zijn er ook workshops. Heel handig om te leren hoe je je gedrag kunt aanpassen aan mannen en ook handig; de workshop over nieuwe technische ontwikkelingen. (calculator)
Ze heeft er nu zelf minder behoefte aan, maar denkt dat het voor beginnende vrouwen in de bouw heel belangrijk is ze op deze manier ondersteund worden. Over de weerbaarheidstrainingen die VIB organiseert op de netwerkbijeenkomsten wordt zeer wisselend gedacht. Van zeer positief tot ronduit afwijzend. • •
Via de rollenspellen heb ik geleerd beter te reageren op vervelend gedrag van collega’s. Een volgende keer neem ik weer deel (kopersbegeleider). Op de laatste bijeenkomst die ik bezocht werd via een rollenspel vrouwen geleerd hoe ze assertiever konden handelen in werksituaties. Dat vond ik niet zo geslaagd. Ik heb geen zin om te leren hoe ik stug en bot moet doen. (assistent-uitvoerder)
6.1.2 De website De website van VIB is goed bekend bij de werkneemsters en vrouwelijke werkgevers die zijn geïnterviewd. Als communicatiemiddel lijkt de website toch niet goed te voldoen. Veel vrouwen zeggen de website één keer te hebben bekeken en daarna niet meer. Sommigen zijn ronduit negatief: • •
Op zo’n website moet je het weer allemaal zelf uitzoeken en wordt je maar doorgelinkt van de ene naar de andere pagina. (timmerkracht) Ja, ik heb die site wel eens gezien ja. (directeur)
Er zijn echter ook positieve reacties op de website.
29
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
• •
6.2
Het dagboek dat op de site wordt gepubliceerd vond ik heel leuk en herkenbaar. (timmerkracht in opleiding) Mooi en wervend. (directeur)
Waardering voor en toekomstbeeld van VIB
6.2.1 Werknemers De vrouwelijke werknemers betrokken bij dit onderzoek, zijn over het geheel genomen positief in hun oordeel over VIB. •
Ik ben altijd blij geweest dat VIB bestond. Bij VIB krijg ik erkenning en herkenning. (instructeur)
Herkenning en erkenning zijn centrale begrippen in de positieve waardering voor VIB. De netwerkbijeenkomsten worden over het geheel daarom ook zo goed gewaardeerd. Het overgrote deel van de geïnterviewde vrouwen zegt te hopen dat de VIB bijeenkomsten in de toekomst zullen worden voortgezet. Om elkaar te kunnen blijven ontmoeten, of dat nu is om steun of herkenning te vinden bij collega bouwvrouwen of om te kunnen netwerken. Een aantal vrouwen vindt wel dat de bijeenkomsten wat anders zouden moeten worden ingericht vlotter en aantrekkelijker voor jonge meiden. Een grotere variëteit van de workshops zou mogelijk een oplossing bieden (‘voor elk wat wils’). De netwerkfunctie moet intact blijven. De website moet voor de toekomst behouden blijven is de algemene opvatting. Er worden wel allerlei suggesties gedaan om de website te verbeteren. De website van VIB zou meer interactieve functionaliteiten moeten hebben. Er wordt gesuggereerd om een chatroom of een bulletinboard in te richten op de site. Door meerdere vrouwen wordt de wens geuit dat het mogelijk wordt om via de website je vragen te stellen aan de medewerkers van VIB4. De genoemde tips voor verbeteringen van de website zouden kunnen worden samengevat onder de noemer forumfunctie. De website zou haar bezoekers een forum moeten bieden voor directe uitwisseling van ervaringen (door, voor en over bouwvrouwen). •
VIB moet wel blijven bestaan en moet er voor zorgen dat vrouwen in de bouw elkaar kunnen blijven ontmoeten. Ook vind ik dat VIB ervoor zou moeten zorgen dat vrouwen in een 1 op 1 situatie elkaar tips kunnen geven hoe om te gaan met lastige situaties. (timmerkracht)
4
Het is mogelijk om vragen te stellen via de website. Blijkbaar is de optie niet voor iedereen goed te vinden.
30
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Alle werknemers denken dat het nodig is en blijft om meisjes voor te lichten over technische vakken en werken in de bouw. Het maakt hen in principe niet uit wie dat doet. Verder vindt een aantal werkneemsters dat VIB/Bouwradius zich moet blijven inspannen om een positief beeld neer te zetten van diverse beroepen in de bouw en moet blijven uitdragen dat deze beroepen ook bereikbaar zijn voor vrouwen. Een deel van de werknemers vindt het belangrijk dat VIB aandacht blijft geven aan de vooroordelen waarmee vrouwen te maken krijgen in de bouwsector, met name binnen de Samenwerkingsverbanden. Er is volgens sommigen nog steeds een cultuurverandering noodzakelijk. Een klein aantal werknemers – jonge vrouwen - zou meer behoefte hebben aan directe ondersteuning. •
Ik mis de echte hulpfunctie van VIB. ik moet ze gewoon kunnen bellen als ik een vraag heb5.
6.2.2 Bouwopleidingen en werkgevers De antwoorden van de werkgevers over het belang van VIB zijn minder eenduidig dan die van de bouwvrouwen. Een meerderheid zegt als werkgever geen behoefte te hebben aan directe ondersteuning door VIB. De opleidingen waarderen de ondersteuning die ze in het verleden van VIB hebben gehad. De meeste vertegenwoordigers van de opleidingen zien ook in de toekomst nog een rol voor VIB weggelegd. Niet iedereen is even optimistisch over de mogelijkheden om de sector te veranderen. Een oudere vrouwelijke directeur is daar cynisch over. •
Ik heb in de laatste 30 jaar heel weinig zien veranderen. Soms vraag ik me af of ze ons ooit zullen accepteren. (directeur)
In de interviews is voor een aantal zaken expliciet aandacht gevraagd. Het betreft de taken van VIB die in de toekomst aandacht moeten krijgen, namelijk werving, de voorlichting aan meisjes, advisering, de ondersteuning die aan bouwvrouwen wordt verleend bij de opbouw van een eigen netwerk. Verder wordt de expertise en het netwerk van VIB genoemd en gezien als iets dat van belang kan zijn in de toekomst. De meeste werkgevers geven aan geen ondersteuning nodig te hebben bij de werving van vrouwen.
5
Vrouwen kunnen direct contact opnemen met VIB. Het is geen onderdeel dat een prominente plaats heeft in het geheel van activiteiten.
31
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Werving De decaan van het ROC vindt dat in de werving extra aandacht zal moeten blijven uitgaan naar het werven van meisjes. •
Anders komen ze helemaal niet meer.
Daarbij gebruikt ze echter geen foldermaterialen van VIB. De materialen van VIB zijn al heel lang niet meer vernieuwd en ogen wel wat ouderwets volgens een decaan6. Haar collega decaan vindt het belangrijk dat in de voorlichting aan vrouwen over de bouw wordt afgestapt van het clichébeeld van vrouwen met helmen en zware schoenen zoals VIB ze wel portretteerde. • In de materialen die ik nu zelf ontwikkel zien de geportretteerde meisjes en vrouwen er ‘gewoon en leuk uit’. Voorlichting aan meisjes In de gesprekken met decanen van bouwopleidingen is de behoefte geuit dat VIB inspanningen blijft leveren op het gebied van voorlichting over de bouw aan meisjes. De decaan van het ROC pleit ervoor dat VIB haar inspanningen vooral zou richten op het voorlichten van meisjes op de basisschool. •
Op die leeftijd hebben ze immers hun keuze nog niet gemaakt en staan ze nog overal voor open.
Adviesrol De ROC decaan stelt het op prijs dat ze advies kan inwinnen bij VIB. Dit deed ze onlangs nog toen ze zelf een alumnidag organiseerde. Ook de vrouwenvakschool is positief over de wijze waarop ze door VIB zijn en worden ondersteund. Netwerk voor bouwvrouwen De ROC decaan pleit vurig voor het voortbestaan van VIB. •
Het moet er zijn. Vrouwen die werkzaam zijn in de bouwnijverheid verdienen een thuisplek. Omdat die vrouwen toch in een unieke positie zitten, waarin ze soms wat ondersteuning of een luisterend oor kunnen gebruiken’
6
Waarschijnlijk beschikt deze decaan niet over de meest recente folders. De folders van VIB zijn onlangs vernieuwd.
32
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Expertise en netwerk De expertise van VIB wordt door de werkgeversorganisatie en de opleidingen op waarde geschat. De statistieken op de website (over instroom etc.) worden gewaardeerd. VIB wordt gezien als een organisatie die objectief vaststelt wat nu de positie van vrouwen in de bouw is. Als er veel bedrijven of opleidingen zijn die advies willen voor het werven en behouden van vrouwen/meisjes dan is het belangrijk dat de kennis er is en dat Bouwradius ondersteuning verleent. Volgens de vrouwenvakschool is daarnaast ook het netwerk dat VIB heeft van grote waarde. Dit maakt het makkelijker om de juiste ingangen te vinden voor opleidingen die ze aanbieden. Geen ondersteuning bij de instroom van vrouwen Er bestaat bij de geïnterviewde werkgeversorganisatie aandacht voor het thema vrouwen in de bouw. •
momenteel
weinig
Als werkgeversorganisatie hebben we op dit moment geen specifieke aandacht voor vrouwen. Er is aandacht aan besteed en dat heeft de benodigde veranderingen te weeg gebracht. Dat er nu nog minder vrouwen werken op de bouwplaats komt door de fysieke aspecten van het werk.
Zoals gezegd vinden de meeste van de geïnterviewde werkgevers het net zo min noodzakelijk om de instroom van vrouwen op de bouwplaats actief te stimuleren. Een werkgever waarschuwt VIB om vrouwen niet in een uitzonderingspositie te plaatsen. Daarentegen benadrukt men de algemene behoefte aan instroom van voldoende, goed opgeleid personeel. Sommige werkgevers zien hier nu al problemen ontstaan. Ze signaleren dat het steeds moeilijker wordt om goede werknemers te werven, vooral de vakmensen voor de bouwvloer. De bouwopleidingen schieten tekort volgens een directeur die zich zorgen maakt over de toekomst van de bouw. •
Het is problematisch dat er zo weinig leerlingen toestromen bij bouwkunde. Het wordt voor bedrijven steeds lastiger om genoeg goede mensen te vinden. Ik verwacht grote problemen voor de toekomst. (directeur)
Gezien de groei van het aandeel van middenkaderfuncties in de sector, heten de werkgevers goedgekwalificeerde vrouwen in UTA-functies echter welkom. •
Zolang de bouwwereld een mannenwereld is, is het nodig om te werken aan een meer evenwichtige verdeling van het werk in de bouw over mannen en vrouwen.
33
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
6.3
VIB nog nodig in de toekomst?
Over het algemeen zijn de vrouwen, bedrijven en organisaties die direct contact hebben gehad met VIB of met hen hebben samengewerkt tevreden daarover. In het onderzoek nemen de vragen over de rol van VIB in de toekomst echter een belangrijke plaats in. We zien dat het grootste deel van de vrouwelijke werkneemsters wil dat VIB doorgaat op de ingeslagen weg. Ze vinden dat VIB in de toekomst moet blijven werken aan: • de netwerkbijeenkomsten (herkenning) • informatieverstrekking via de website en via de website mogelijkheden bieden tot directe communicatie met andere vrouwen in de bouw • voorlichten van meisjes over technische vakken en werken in de bouw. • vooroordelen ten aanzien van vrouwen in de bouw bestrijden • hulp aan individuele vrouwen (ook via de telefoon). Het interactieve karakter van de website zou versterkt kunnen worden. Als voorbeeld wordt een chatroom genoemd, waar bouwvrouwen ervaringen uit zouden kunnen wisselen. De opleidingen zien een rol voor VIB bij de werving van meisjes. Voorlichting over de bouwsector is daarbij belangrijk. Het wekken van interesse bij meisjes op de basisschool voor techniek is echter een issue dat zeker bij een toekomstig VIB een plek zou moeten krijgen. Het netwerk van VIB in de bouw en de adviesfunctie worden ook genoemd. Over het algemeen geven de werkgevers aan als bedrijf in de toekomst geen behoefte te hebben aan ondersteuning door VIB.
34
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
7
Samenvatting: VIB, verleden en toekomst
Het onderzoek naar het Vrouwen in de bouw (VIB) heeft uit twee componenten bestaan. Er is aandacht besteed aan het functioneren van VIB in de periode 1996 tot 2003 en aan de rol die VIB in de nabije toekomst zou kunnen spelen. Het onderzoek heeft het karakter gehad van een quick scan en bestond uit drie onderdelen. Er is een korte literatuurstudie uitgevoerd, de interne projectplannen en evaluaties van VIB zijn geanalyseerd en er zijn, merendeels telefonische, interviews gehouden met vrouwelijke werknemers, werkgevers (merendeel vrouw) en een drietal bouwopleidingen. Aan de hand van de onderzoeksvragen zullen we de uitkomsten van het onderzoek samenvatten. Oorspronkelijk is VIB begonnen als een zelfstandige organisatie, geheten Servicepunt Vrouwen in de bouw. In 2001 is besloten om het Servicepunt te integreren in de activiteiten van Bouwradius en is de naam veranderd in Bouwradius vrouwen in bouw. Vanaf 1996 heeft VIB altijd de een toename van de instroom van vrouwen en aan het behoud van vrouwen voor de sector als doelstellingen gehad. In 2001 is daar als doel bijgekomen om de opgebouwde kennis en methodiek aan medewerkers van Bouwradius over te dragen.
Voordat we overgaan tot een beschrijving van de inspanningen en resultaten van VIB, beantwoorden we aan de hand van de literatuur eerst de onderzoeksvragen die ingaan op de wijze waarop VIB de instroom en het behoud van vrouwen voor de sector had kunnen bevorderen. Welke kenmerken van de bouw bevorderen en welke belemmeren de instroom en het behoud van vrouwen in de bouw? De instroom in de bouwsector kan alleen toenemen als de uitstroom uit de bouwopleidingen toeneemt. De wijze waarop het keuzeproces voor een opleiding en een beroep tot stand komt geeft aan waar de kansen liggen. We gaan kort in op de belangrijkste aspecten van het proces dat voorafgaat aan de instroom in de bouwsector. Het blijkt belangrijk om jonge meisjes voor techniek te interesseren, zodat de mogelijkheid om voor een technische opleiding te kiezen niet bij voorbaat al uit de reeks van keuzemogelijkheden verdwijnt. Vervolgens zou de werving zich vooral moeten richten op meisjes in het voortgezet onderwijs die techniek nog als een keuzealternatief zien. Het inzetten van vrouwen die in de bouw werken bij voorlichting, en aandacht besteden aan de inhoud van het bouwonderwijs (ook aanpassen aan de wijze waarop meisjes kennis tot zich nemen) zijn twee voorbeelden van de manier waarop die voorlichting vorm kan krijgen. De ontwikkelingen in de bouwsector zoals de groei van het aantal vrouwen op UTA-functies en de verandering in de arbeidsomstandigheden in de bouw, dragen
35
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
bij aan het vergroten van de aantrekkingskracht van de sector op vrouwen. Om vrouwen voor de sector te behouden is het nodig dat bedrijven hun personeel de mogelijkheid bieden om arbeid en zorg te combineren. Veel aandacht voor het belang van een evenwichtig opgebouwd personeelsbestand door werkgevers- en werknemersorganisaties is een voorwaarde voor daadwerkelijke veranderingen in de sector. Verder vormt de mannencultuur in de bouwbedrijven en bouworganisaties een belemmering voor de instroom en vooral ook het behoud van vrouwen voor de bouwsector. In welke mate zijn de oorspronkelijke doelstellingen van het Servicepunt Vrouwen in de bouw gerealiseerd in de periode van 1996 – 2003? Een belangrijke doelstelling van VIB is de toename van de instroom van vrouwen in de opleidingen en in de sector. De afgelopen jaren is de instroom van meisjes op het hoogste niveau van de mbo-bouwopleidingen, de kaderopleidingen, redelijk constant gebleven, net als de instroom in de bouwopleidingen in het hoger onderwijs. Terwijl de instroom van meisjes in opleidingen voor uitvoerend werk op de bouwplaats langzaam lijkt te zijn afgenomen. De instroom van vrouwen in de sector is sinds 1995 gegroeid, voornamelijk door de verdubbeling van het aantal vrouwen in een technische kaderfunctie. Het aantal vrouwen op de bouwplaats zelf blijft vrij constant. Een andere doelstelling van VIB is het behoud van vrouwen voor de sector. Hierover zijn geen gegevens gevonden. Het is middels dit onderzoek niet vast te stellen of en in hoeverre VIB een bijdrage heeft geleverd aan het naderbij brengen van de genoemde doelstellingen. We kunnen wel constateren dat VIB met de ruim twee fte die het ter beschikking had aan alle aspecten aandacht heeft besteed, die een rol spelen in het proces waarlangs de instroom van vrouwen in de opleidingen en de sector tot stand komt en die van belang zijn bij het behoud van vrouwen voor de sector. De gegevens om de effectiviteit van de afzonderlijke projecten te evalueren waren niet voorhanden. De geïnterviewden die met VIB in een van de vele externe projecten hebben samengewerkt waren tevreden over de inbreng van VIB. De integratie in Bouwradius is een andere doelstelling die VIB de afgelopen drie jaar na heeft gestreefd. Uit een interne evaluatie blijkt dat het proces van integratie wel in gang is gezet, maar nog niet is volbracht. Andere onderzoeken tonen aan dat een dergelijk proces veel tijd vraagt. Het is nodig dat er langdurig op allerlei verschillende manieren aandacht voor is in een organisatie. Een organisatie die dit proces doorloopt, zal voortdurend moeten onderzoeken of het beleid en de producten daadwerkelijk gericht zijn op en geschikt zijn voor mannen en vrouwen.
36
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Welke ervaring en visie hebben bouwbedrijven en bouwopleidingen en bouwvrouwen op het bevorderen van instroom van vrouwen in hun bedrijf/opleiding? De bouwbedrijven hebben over het algemeen positieve ervaringen met vrouwen in de UTA-functies. De veranderingen in de sector, het toenemende belang van commerciële aspecten, van planning en organisatie, heeft er ondermeer toe geleid dat het aandeel van vrouwen in UTA-functies is gegroeid, aldus een deel van de geïnterviewden. Over vrouwen in uitvoerende functies op de bouwplaats wordt verschillend gedacht. Een deel van de bedrijven vindt dat het werk voor de meeste vrouwen fysiek te zwaar is. Bouwbedrijven hebben het issue instroom van vrouwen niet hoog op de agenda staan. Minder dan 5% van de bedrijven heeft hiervoor beleid ontwikkeld. Een deel van de bedrijven vindt het niet nodig om aan een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand te werken. Uit de interviews blijkt dat bij sommige bedrijven daarbij de angst meespeelt om voor vrouwen een uitzonderingspositie te creëren. Wat juist negatief zou kunnen werken. Het is deze bedrijven niet duidelijk hoe aan de instroom van vrouwen kan worden gewerkt zonder dat dit ongewenste neveneffect optreedt. De bouwopleidingen waarmee is gesproken richten zich wel expliciet op het vergroten van de instroom van meisjes in de opleidingen. Over de resultaten van deze inspanningen wordt door de geïnterviewden verschillend gedacht. Welke ervaring en visie hebben vrouwelijke werknemers van bouwbedrijven over hun rol en positie binnen het bouwbedrijf? Vrouwen kiezen voor de bouw, omdat het vak ze aanspreekt. Uit de interviews blijkt dat sommige bedrijven aantrekkelijk zijn voor vrouwen om te werken, maar dat bij andere bedrijven nog het nodige valt te verbeteren. Werken in deeltijd of het opnemen van ouderschapsverlof is wel geregeld in de CAO, maar wordt niet overal even gemakkelijk toegestaan. De sfeer op de werkvloer wordt grotendeels bepaald door de mannen die er werken. Voor enkele vrouwen blijkt dit aantrekkelijk te zijn, maar de andere vrouwen zijn daar dubbel over of zelfs uitgesproken negatief over. De mannencultuur bestaat niet alleen binnen de bouwbedrijven. Uit de interviews blijkt dat vrouwen zich soms ook buitengesloten voelen binnen de verschillende bouworganisaties zoals de regionale samenwerkingsverbanden. In hoeverre sluit het aanbod Vrouwen in de bouw aan bij de ervaringen en wensen van de bouwbedrijven, de opleidingen en de bouwvrouwen? Uit de gesprekken blijkt dat de opleidingen en bouwvrouwen over het geheel genomen tevreden zijn met het aanbod van VIB. De netwerkbijeenkomsten en de website worden erg gewaardeerd door bouwvrouwen en door opleidingen. De voorlichting (ook aan jonge meisjes), de adviesfunctie en het netwerk dat VIB in de bouw heeft worden met name door de opleidingen belangrijk gevonden. De bouwbedrijven maken weinig gebruik van de diensten. Het feit dat zij het niet belangrijk vinden om aan een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand te
37
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
werken, is de meest voor de hand liggende verklaring daarvoor. Een aanpak waarbij ze ondersteund worden bij de algemene werving van kwalitatief goed personeel (aansprekend voor mannen en voor vrouwen) centraal staat zal deze bedrijven mogelijk meer aanspreken. Aan welke voorwaarden zal in de toekomst (2004 –2009) voldaan dienen te worden om te bevorderen dat vrouwen instromen en zolang mogelijk behouden blijven voor de bouwmarkt en welke rol kan Vrouwen in de bouw daarbij spelen? Allereerst ligt er de vraag of de sociale partners het belangrijk vinden dat het personeelsbestand in termen van vrouwen en mannen een meer evenwichtige afspiegeling van de samenleving wordt. De generieke ondersteuning van dit issue door de sociale partners blijkt een belangrijke voorwaarde te zijn om dit doel naderbij te brengen. Als partijen er van overtuigd zijn dat een evenwichtige verhouding tussen vrouwen en mannen in de sector belangrijk is, blijft het van belang aan de instroom van in de opleidingen en in de sector in de toekomst aandacht te besteden. De ontwikkelingen in de kaderfuncties in de bouwsector en de (kwalitatieve) tekorten aan hoger opgeleid personeel bieden mogelijkheden om de instroom van vrouwen met gericht beleid een extra impuls te geven. Voor het behoud van vrouwen voor de sector zijn het doorbreken van de mannencultuur, aandacht voor arbeidsomstandigheden en het bieden van mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren belangrijk. Als aan de vraag van de bouwbedrijven tegemoet wordt gekomen om vooral geen uitzonderingspositie voor vrouwen te creëren, dan heeft dat tot gevolg dat beleid, voorlichting en allerlei producten een integraal karakter moeten hebben en niet vanuit gewoonte vooral op mannen en de positie die zij in de bouw innemen gericht moet zijn. Zowel mannen als vrouwen moeten door het beleid, de voorlichting en producten worden aangesproken. Om daadwerkelijke invloed uit te oefenen op de instroom zal een substantiële inspanning noodzakelijk zijn. Daarnaast kan georganiseerde ondersteuning van vrouwen, zoals die via de netwerkbijeenkomsten wordt georganiseerd, vrouwen in de sector ondersteunen zolang zij nog een minderheid vormen. Om een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand naderbij te brengen zal de bouwsector ook in de toekomst waar mogelijk activiteiten moeten ondersteunen of initiëren die de belangstelling van jonge kinderen voor techniek wekt. Voor het bereiken van de doelstelling is het daarnaast van belang dat de sector haar invloed aanwent om de ook de bouwopleidingen zo in te richten dat zoveel mogelijk meisjes en jongens worden aangesproken door de wervingsactiviteiten en de inhoud van de opleidingen. Rest de beantwoording van de vraag welke rol VIB in toekomst zou kunnen spelen. De beantwoording daarvan kan niet los worden gezien van de integratie in Bouwradius. Deze integratie is nog niet voltooid. Het zal nog de nodige inspanning vragen voordat medewerkers als vanzelfsprekend gebruik maken van
38
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
de kennis van VIB om de taken van VIB uit te voeren. Er is vanuit dat perspectief dan ook veel voor te zeggen om Bouwradius VIB te laten voortbestaan. Er is al aangegeven dat een deel van deze taken van VIB in de toekomst nodig blijft. Daarnaast zou VIB de taak kunnen krijgen om te toetsen of beleid, producten en diensten daadwerkelijk integraal van karakter zijn.
39
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
8
Conclusies en aanbevelingen
Het aantal vrouwen in de opleidingen is de afgelopen jaren vrij constant gebleven, net als het aantal vrouwen in een uitvoerende functie op de bouwplaats. Wel zijn er, in vergelijking met 1995, ruim twee keer zoveel vrouwen werkzaam in UTA-functies. Welk effect de activiteiten van Vrouwen in de bouw op deze ontwikkelingen hebben gehad is helaas niet te achterhalen. We constateren dat Vrouwen in de bouw de afgelopen acht jaar systematisch heeft gewerkt aan het vergroten van de instroom van vrouwen in de bouw en het behoud van vrouwen voor de sector. Er is een veelheid aan projecten en activiteiten ontplooid die zich richten op werving, voorlichting, netwerken voor bouwvrouwen en advisering. De meeste aangrijpingspunten die het proces van opleidings- en beroepskeuze volgens de literatuur op dit terrein biedt, zijn benut door Vrouwen in de bouw. Vrouwen nemen getalsmatig nog steeds een zeer bescheiden positie in binnen de bouwsector. Het personeelsbestand is geen afspiegeling van de Nederlandse beroepsbevolking. Vrouwen die in de bouw werken stellen in meerderheid dat de sector een vrij traditionele cultuur kent, waarin mannen domineren. Dit heeft aantrekkelijke kanten, maar brengt ook verschillende onaantrekkelijke aspecten met zich mee. Als werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties van mening zijn dat de sector in de toekomst meer vrouwen nodig heeft, dan moet nog flink worden geïnvesteerd om deze doelstelling naderbij te brengen. Een belangrijke voorwaarde voor een meer evenwichtige getalsmatige verhouding tussen mannen en vrouwen in de sector is een daadwerkelijke ondersteuning door de sociale partners. Uit internationaal onderzoek komt naar voren dat dit een noodzakelijke voorwaarde is om meer vrouwen te laten instromen en voor de sector te behouden. Het gaat hier om echt commitment dat spreekt uit het beleid en de afspraken die tussen sociale partners worden gemaakt. De verwachte tekorten de komende jaren aan kaderpersoneel scheppen in ieder geval de ruimte om meer vrouwen aan te trekken. Om de instroom van vrouwen in de sector daadwerkelijk te vergroten blijven inspanningen nodig gericht op • het proces van opleidings- en beroepskeuze, • het onderwijsaanbod van de bouwopleidingen, • de stage- en leerwerkplekken, • de werving van personeel. Gaat het om het behoud van vrouwen voor de sector, dan zijn de volgende aspecten van belang: • de ondersteuning van de vrouwen, • het doorbreken van de mannencultuur,
40
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
• •
voldoende mogelijkheden voor de combinatie van arbeid en zorg (niet alleen in de CAO, maar ook binnen de bedrijven) aandacht voor arbeidsomstandigheden.
De kennis en expertise die Vrouwen in de bouw heeft opgebouwd en ondersteuningsactiviteiten voor vrouwen die in de bouw werken, kunnen in de toekomst nog niet worden gemist. In 2001 is besloten om Vrouwen in de bouw te integreren in Bouwradius. Uit een interne evaluatie blijkt dat dit proces in gang is gezet, maar zeker nog niet is voltooid. Als Vrouwen in de bouw geen afzonderlijke eenheid binnen Bouwradius meer zou zijn, dan is de kans groot dat de taken van Vrouwen in de bouw niet meer zouden worden uitgevoerd. De keus voor een geïntegreerde aanpak, het zorgen dat beleid, producten en diensten zowel mannen als vrouwen bereiken en aanspreken, betekent dat de expertise van Vrouwen in de bouw gebruikt moet worden om te toetsen of deze opzet daadwerkelijk slaagt. Ook werkgevers- en werknemersorganisaties zouden hiervoor van de expertise van Vrouwen in de bouw gebruik kunnen maken. Verder sluit een geïntegreerde aanpak niet uit dat er in bepaalde situaties specifieke aandacht voor vrouwen kan zijn. Ondersteuning van vrouwen die in de bouw werken via de netwerkbijeenkomsten, de nieuwsbrief en de website, zijn diensten die kunnen bijdragen aan het behoud van vrouwen voor de sector zolang een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand nog niet is bereikt.
41
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Literatuur Aartman, J.A.G., I.W. Corten, S. Muchall (2003) De bouwarbeidsmarkt in de periode 2003-2008.Amsterdam, Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid. Booy, C. en G. Joukes (2004) Ruim baan voor vrouwelijk talent: meer meisjes en vrouwen naar bèta & techniek. Delft, Axis en ICTpunt in samenwerking met VHTO. Berkhout, E. , M. Leeuwen (2000). in: Wie kiezen voor techniek. Instroom en doorstroom in hoger natuur- en techniek onderwijs en uitstroom naar de arbeidsmarkt. Delft, Axis. Bloemen, H. en B. Dellaert (2000). De keuze van jongeren voor een zorgopleiding:onderzoek naar factoren die de studiekeuze beïnvloeden. Tilburg, OSA. Clarke, L., E. Fryendal Pedersen, E. Michielsens, B. Susman, C. Wall (editors) (2004). Women in Construction. Brussel, CLR Studies / Reed Business Information. Eck, E. van, en M. Volman (1999) Techniek. Leuke hobby, saaie baan? Eindrapport Evaluatie Technika 10 Plus. Amsterdam, SCO-Kohnstamm Instituut / Vrije Universiteit. Gottfredson, L. (1981). Circumscription and compromis: a developmental theory of occupational aspirations. Journal of Counseling Psychology Monograph, vol 28 (nr. 6). Hermanussen, J., G. Joukes (2002) Techniek in de peiling. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen. Axis-publicatie. Hupe, P., F.B. van der Meer, P. Steijn (2002). Doorwerking van de EER in beleidsprocessen. Rotterdam, Erasmus Universiteit. Meesters, M.J. en A. Oudejans (1998). Empoyable. Een onderzoek naar loopbaanstrategieën en carrièrepaden van mannelijke en vrouwelijke ingenieurs. Amsterdam, VHTO. Meesters, M. J. en P. van Diepen (2004) Gender en diversiteit: Een onderzoek naar een mogelijke diversiteitsvisie voor DCE. SZW, werkdocument 309, Den Haag.
42
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Meijers, F. (1995) Arbeidsidentiteit. Studie- en beroepskeuze in de postindustriële samenleving. Alphen aan de Rijn. Samson Tjeenk Willink. Oudejans, A. en M.J. Meesters (1999). Een mooi vak, een moeilijk vak. Nulmeting campagne leraar basisonderwijs. Haarlem, BMO. Oudejans, A. en M.J. Meesters (2002). Vergroten van het arbeidsaanbod in zorg en welzijn: Beïnvloeding van instroom, opleidingsrendement en beroepsrendement. Tilburg, OSA. Sijpersma, R. (2004). Helft bouwers doet aan Maatschappelijk Ondernemen (in: Bouw/Werk, 2004, nr. 2, EIB). Spijkerman, R (1994) Studie- en beroepskeuze. Alphen aan de Rijn, Samson Tjeenk Willink. Vaas, F. (1996) Vrouwen in technische beroepen. Leiden, Eburon.
43
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Bijlage I Overzicht geïnterviewden Bouwvrouwen (10 x) Timmerkracht Docent Tegelzetter Kopersbegeleider Timmerkracht in opleiding Assistent-uitvoerder Werkvoorbereider (2x) Uitvoerder Projectleider Bouwbedrijven (9 x + 1 werkgeversorganisatie) Van den Heuvel Bouwbedrijf B.V. Helmond Bouwbedrijf Van Norel B.V. Epe Hulshof Bouwbedrijf B.V. Houten Kreunen Bouwbedrijf Lochem B.V Lochem Mans Aannemersbedrijf B.V. Duiven Rijsdijk Ochten Ossendrijver Bouw- en Aannemersbedrijf Amersfoort A.V.B.B. Waterweggebied Schiedam Hodes Bouwsystemen B.V. Enschede Ballast Nedam Infra Noord West Zaandam Opleidingen (4 x) Horizon College Hoorn (2x) Capabel ROC de Leigraaf Veghel
44
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Bijlage II Overzicht activiteiten Vrouwen in de bouw
Periode 1996-1999 Doel
Methode
Doelgroep Meisjes /(via) Onderwijsinstellingen: ROAC’s en ROC’s Onderwijsinstellingen: basisschool
Kennisoverdracht over bouwopleidingen en bouwbedrijf/ bevorderen instroom Voorlichting en werving (instroom)
Bouwbedrijven Werkzoekende vrouwen/ (via) Arbeidsvoorziening Samenwerkingsverbanden VESAN Advisering Werkzoekende vrouwen (via) Arbeidsvoorzieningen Samenwerkingsverbanden
Instrument
Projecten
• • • • •
Rijnmond Limburg Tiel Vroomshoop
• • • •
Gastlessen Diaserie Quiz Oriëntatieprogramma/plan Handleidingen voorlichtingsmethodiek Voorlichtingsstand Lesbrief Posters Wervingsfolder
•
Wervingsfolder
• • •
Acquisitieplan Wervingsmaterialen
• •
Wervingsfolder Gesprekken over verbetering wervingsaanpak scholingstraject
•
Gesprekken over verbetering wervingsaanpak Gesprekken met docenten en management over verbetering voorlichting en werving Plan van aanpak werving mailing/eye-opener Meespreken over verbetering werving en behoud Plan van aanpak Schriftelijk advies
• Onderwijsinstellingen
Individuele bouwbedrijven
• • • • •
45
Rijnmond Limburg Limburg Rijnmond Nieuwegein Limburg
Nvt
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Individuele vrouwen
Intermediaire organisaties (bijv. Centra voor Vakopleiding)
Publiciteit
• • • • • • • • • • •
Breed publiek
Deskundigheidsbevordering Onderzoek
•
• •
Bouwnijverheid
• • •
Beleidsbeïnvloeding/ structurele inbedding
• • • •
Agendasetting/ lobby Partners van het Servicepunt uitvoeringscontracten
•
Overall
Gesprekken over werken in de bouw Bemiddeling Gesprekken over verbetering wervingsaanpak Wervingsmateriaal Deelname in begeleidingscommissie Seminar ‘Zien doet geloven’ Free publicity (bouwbladen) Deelname Forum Artikelen Nieuwsbrieven Advertenties Rapport ‘De verleiding van de bouw’ Studiemiddag 0- en 1 meting bedrijven en scholen naar in- en uitstroom van vrouwen en meisjes Onderzoek ‘vrouwen in de bouw’ Inventarisatie centra Vakopleiding Organisatie werkbezoek tweede kamerlid Deelname aan Fora Netwerken/ bijeenkomsten Beleidsnotities Afspraken met partners over beleid om ‘doelgroep vrouwen tot integraal onderdeel van het beleid te maken’ Evalueren afspraken/beleid
Telefonische advies/helpdesk Bemiddeling/ ondersteuning
46
Nvt
Nvt
Limburg
Rijnmond Noord Holland Limburg
Nvt
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Periode 1999 tot 2001 Doel
Methode
Doelgroep
Instrument •
Kennisoverdracht over bouwopleidingen en bouwbedrijf/ bevorderen instroom
Voorlichting en werving (instroom)
Meisjes MBO/HBO en basisscholen/ (via) onderwijsinstellingen HBO, MBO, VMBO
• • • •
Voorlichtings-, beroepen en wervingsbrochures en handleidingen, video Gastlessen Screening lesbrief Leskisten Opdrachten
•
Handleiding Gastlessen
•
Uitvoering gastlessen
• • • •
(mede-)uitvoering Doe-dagen evaluatieformulieren Excursie bouwbedrijf Voorlichtings- en wervingsbrochures Lesbrieven Checklist/analyserapport voor ROC Handleiding Mentoring Voorlichtings- en wervingsbrochures en handleidingen (zie bijlage) Aanpak voor Traineeships
• • • • Bouwbedrijven • Bemiddeling stageplaatsen Advisering
Bouwbedrijf en meisjes
Bemiddelen stageplaatsen •
Sectorraad
Arbeidsvoorziening VVS Holland Zuid
47
• • •
gesprekken over verbetering werving wervingsmateriaal Gesprekken over verbetering wervingsaanpak scholingstraject Gesprekken over opzet en uitwerking van scholingstraject voor werkende vrouwen
Projecten Noord Holland
Basisscholenproject Bouwradius Noord Holland Leiden Rijnmond Limburg Leiden Leiden Nieuwegein Limburg Rijnmond Rijnmond Noord Holland Rijnmond
Rijnmond Scholingstraject ( onderdeel Traject Noord Holland) Rijnmond Limburg
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Samenwerkingsverband Nuth
Scholen en samenwerkingsverbanden
• • • • •
ROC
Individuele bouwbedrijven Individuele vrouwen
Samenwerkingsverbanden
• • • • • • •
Intermediaire organisaties (Centra Vakopleiding,
• • •
Publiciteit
• • •
Breed publiek
• • • •
Deskundigheidsbevordering Onderzoek
Bouwnijverheid • •
48
Gesprekken over verbetering wervingsaanpak Wervingsmateriaal telefonische en schriftelijke informatieverstrekking over verbetering van voorlichting bemiddeling ‘voorbeeldvrouwen’ tbv voorlichting gesprekken met docenten en management over verbetering voorlichting en werving wervingsmateriaal gesprekken over verbetering werving en behoud gesprekken over werken in de bouw checklist schriftelijk advies instroombevordering wervings- en voorlichtingsmateriaal Gesprekken over verbetering wervingsaanpak Wervingsmateriaal Deelname in begeleidingscommissie Free publicity (Cobouw, Limburgs dagblad, radio Limburg) Artikelen Nieuwsbrieven Website www.vrouwenindebouw.nl Colums in Cobouw Advertenties Stageonderzoek 0- en 1 meting bedrijven en scholen naar in- en uitstroom van vrouwen en meisjes Bijeenkomsten vrouwelijke kaderfunctionarissen Evaluatie Limburgse bouw doe-
Limburg
Limburg Nieuwegein
Rijnmond Nieuwegein Limburg Nvt Nvt
Nvt
Nvt
Limburg
Rijnmond Noord Holland Limburg
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
• • Agendasetting/ lobby
Beleidsbeïnvloeding/ structurele inbedding
Stimuleren Kennisuitwisseling Overall
uitvoeringscontracten
Interactie bouwbedrijf en onderwijs tot stand brengen Bemiddeling/ ondersteuning
•
Partners van het Servicepunt
•
week Onderzoek ‘vrouwen in de bouw’ Inventarisatie centra Vakopleiding Afspraken met partners over beleid om ‘doelgroep vrouwen tot integraal onderdeel van het beleid te maken’ Evalueren afspraken/beleid
Website over gewijzigde functieinhouden en nieuwe ontstane functies en het daarop aanpassen van de lesstof Telefonische advies/helpdesk
Bouwnijverheid en onderwijs
49
Nvt
Spiegel van de Bouw (vervolgproject Noord Holland)
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Periode 2001-2004 INTERN Doel Integratie Bouwradius
Methode
Doelgroep
Instrument •
Overdracht visie, methodiek en producten
• • • Medewerkers bouwradius
• • • • •
EXTERN Doel Kennisoverdracht over bouwopleidingen en bouwbedrijf/ bevorderen instroom
Methode
Doelgroep
Meisjes/ (via) Onderwijsinstellingen HBO, MBO, VMBO
Instrument
Projecten
•
Zwolle, Rotterdam, Amsterdam en Den BoscheNoord Holland
• •
Voorlichting en werving (instroom) Vrouwen werkzaam in bouwbedrijf
Netwerkbevordering
Advisering
• • • •
Bouwbedrijven Vrouwen werkzaam in bouwbedrijf
Diverse externe partijen
50
Projecten
Interne Nieuwsbrief Radiusnieuws Knipselkrant Folder ‘good practices’ Workshops voor Bouwradius adviseurs Instructiedocument Individuele gesprekken Introductiepakket met alle VIB producten Incorporatie regiowerkplannen Richtlijnen sekseneutraal taalen fotogebruik
• • •
Vrouwen in de bouw bijeenkomsten ‘Leren van je collega bouwvrouwen’ (nieuwe) voorlichtingsbrochures bestaande voorlichtingsinstrumenten zijn aangepast aan huisstijl Bouwradius en uitgezet in de organisatie Vrouwen in de bouw bijeenkomsten ‘Leren van je collega bouwvrouwen’ (nieuwe) voorlichtingsbrochure Vrouwen in de bouw bijeenkomsten ‘Leren van je collega bouwvrouwen’ Vrouw en Bouw Journaal Landelijke bijeenkomst Gesprekken over verbetering werving/ opzet activiteiten/ contactgegevens bouwvrouwen
BMO, Bureau Meesters en Oudejans
Publiciteit
• • • •
Breed publiek
• • • • •
Deskundigheidsbevordering Onderzoek
Beleidsbeïnvloeding
Bouwnijverheid, partnerorganisaties
•
Agendasetting/ lobby
uitvoeringscontracten
•
Voormalige partners van het Servicepunt
• •
Overall
Bemiddeling/ ondersteuning
Free publicity Artikelen Nieuwsbrieven Website www.vrouwenindebouw.nl Promotieplan website Colums in Cobouw hyperlinks PR bestand van bouwvrouwen Volgen klas Ontwerp en vormgeving BOL4 Bouwkunde Informatie over sekseneutrale communicatie, inzicht in wensen en mogelijkheden op gebied van parttime werken; flexibele werktijden, omgangsvormen, employability en loopbaan. Afspraken met partners over beleid om ‘doelgroep vrouwen tot integraal onderdeel van het beleid te maken’ Deelname aan structureel overleg commissie ‘Vrouwen inbouwkaderfuncties’ Evalueren afspraken/beleid
Telefonische advies/helpdesk
51