Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide Gemeente Valkenswaard
Datum: 29 juli 2010 Projectgegevens: NAT01-BVF00016-01d
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E
[email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Inhoud 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Veranderingen in ruimtelijke ontwikkelingen sinds 2006
1 1 2 3
2
Natuurbeschermingswet
7
3
Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux 3.1 Gebiedsbeschrijving 3.2 Instandhoudingsdoelstellingen 3.3 Effectenindicator 3.4 Relevante storingsfactoren
9 9 10 11 13
4
Toetsing aan de natuurwetgeving 4.1 Toelichting bij de tabellen 4.2 Cumulatieve effecten
17 19 22
5
Conclusies
23
6
Bronnen 6.1 Boeken en rapporten 6.2 Websites 6.3 Overige bronnen
25 25 25 25
Bijlage:
Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux
Croonen Adviseurs
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
1 Inleiding 1.1
Aanleiding De aanleiding voor deze evaluatie voortoets Natura 2000 is dat de gemeente Valkenwaard bezig is met planontwikkelingen in het gebied ten zuiden van Dommelen en zuidwesten van Valkenswaard. Er zal een nieuwe woonwijk gerealiseerd worden genaamd woongebied Lage Heide. In het Dommeldal tussen de Venbergseweg, de N69 en Valkenswaard zal een landgoed aangelegd worden en natuurontwikkeling en waterberging plaatsvinden. Daarnaast komt er een doorgaand fietspad wat Het Broek met de Kromstraat in Valkenswaard zal verbinden. Het oorspronkelijk geplande bedrijventerrein wat ten zuiden van Het Broek gepland was, is komen te vervallen.
Figuur 1: Locatie plangebied is in rood aangegeven (google.maps.nl, 2010).
Croonen Adviseurs
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Figuur 2: Plangebied Lage Heide. De blauwe begrenzing begrenst globaal het toekomstige woongebied Lage Heide. De rode begrenzing begrenst globaal het natuurontwikkelings-, waterbergings- en landgoedgebied Lage Heide. De begrenzing is conform het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan (google.maps.nl, 2010).
In 2006 heeft Adviesbureau Mertens in opdracht van BRO een voortoets Natura 2000 uitgevoerd om te bepalen of er door de ontwikkelingen sprake zou kunnen zijn van een effect op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden Leenderbos-Groote Heide en het grensoverschrijdende natuurgebied Hageven-Plateaux.
1.2
Doel Omdat in de afgelopen tijd de ruimtelijke plannen zijn uitgewerkt en/of zijn aangepast, heeft de gemeente Valkenswaard Buro 5/Croonen Adviseurs gevraagd de bestaande voortoets Natura 2000 te evalueren en waar nodig aan te passen aan de huidige plannen en eventuele veranderingen in wetgeving en beleid.
Croonen Adviseurs
2
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
De bestaande voortoets wordt als basis gebruikt voor dit rapport. De vraagstelling blijft hetzelfde: de plannen worden getoetst op de mogelijke effecten die ze kunnen hebben op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux.
1.3
Veranderingen in ruimtelijke ontwikkelingen sinds 2006 De ruimtelijke ingrepen waar Mertens in 2006 op getoetst heeft, zijn natuurontwikkeling rond de Keersop en Dommel, waterberging en de aanleg van de nieuwe woonwijk ten zuiden van Dommelen, de realisatie van een bedrijventerrein ten zuiden van Het Broek en de aanleg van de Lage Heideweg. Anno 2010 zijn deze plannen aangepast. Het bedrijventerrein is komen te vervallen en landgoed Lage Heide wordt aangelegd ten oosten van de nieuwe woonwijk (figuur 3), waarbij 5 woningen op een terp gerealiseerd worden (figuur 4). De plannen voor natuurontwikkeling, waterberging en de aanleg van het doorgaande fietspad gaan door. Voor de aanleg van het fietspad is ook een fietsbug over de Dommel gepland.
Figuur 3: Laatste ontwerp woongebied Lage Heide. Rechts het ontwerp voor de terp met 5 woningen voor het landgoed Lage Heide (Buro 5, 2010).
Croonen Adviseurs
3
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Figuur 4: Laatste ontwerp landgoed Lage Heide en natuurontwikkeling.
Croonen Adviseurs
4
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
De procedure voor de start van de aanleg van de Lage Heideweg is afgerond en vastgesteld door de Gemeenteraad Valkenswaard op 26 november 2009. Deze ontwikkeling is dan ook voor deze voortoets als separate ontwikkeling buiten beschouwing gelaten. Tussen de toekomstige Lage Heideweg en woongebied Lage Heide wordt een ecologische verbindingszone (EVZ) gerealiseerd met een deels vochtige verbinding. Bosgroep Zuid-Nederland heeft Inrichtingsplannen opgesteld voor het landgoed (2009), de natuurontwikkeling (2010a) en de EVZ (2010b). Deze twee ontwikkelingen worden wel meegenomen in de cumulatieve effectenbepaling (paragraaf 4.1). De twee Natura 2000-gebieden Leenderbos-Groote Heide en Hageven-Plateaux zijn inmiddels gefuseerd tot het gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (gebiedsnummer 136). Daarnaast zijn er de laatste jaren aanpassingen geweest in de instandhoudingdoelstellingen van dit gebied en heeft het Ministerie van LNV in 2008 alle profielen van de habitattypen herschreven.
Croonen Adviseurs
5
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Figuur 5: Stroomschema uit Handreiking Natuurbeschermingswet, Ministerie van LNV.
Croonen Adviseurs
6
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
2 Natuurbeschermingswet In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in Nederland gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied (voorheen ook wel Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied genoemd). Voor elk gebied geldt een afzonderlijk aanwijzingsbesluit waarin het gebied wordt begrensd en waarin de instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd. De Natuurbeschermingswet 1998 beschermt Natura 2000-gebieden onder andere via het principe van ‘externe werking’. Externe werking betekent dat de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied niet aangetast mogen worden door ontwikkelingen buiten het Natura 2000-gebied. De beoordeling hiervan is aan de orde indien één of meerdere ontwikkelingen die in een plan worden voorzien, mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. In de nabijheid van de te ontwikkelen ruimtelijke plannen ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Om de effecten van een ontwikkeling op het Natura 2000-gebied te toetsen wordt de Habitattoets uitgevoerd. De Habitattoets bestaat uit: — oriëntatiefase (ook wel voortoets genoemd); en — verslechterings- en verstoringstoets; of — passende beoordeling. De voortoets verkent of de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000gebied. Een voortoets kan drie mogelijke uitkomsten opleveren: 1 Negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten. Verdere toetsing/beoordeling is dan niet nodig. 2 Negatieve gevolgen kunnen weliswaar niet worden uitgesloten, maar leiden zeker niet tot een significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De provincie kan dan een ‘verslechterings- en verstoringstoets’ voorschrijven, voordat zij goedkeuring aan het bestemmingsplan verleent. 3 Er kunnen negatieve gevolgen verwacht worden die kunnen leiden tot significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. In dit geval dient een ‘passende beoordeling’ te worden uitgevoerd. Hierbij wordt in meer detail de kans op een significant effect beoordeeld.
Croonen Adviseurs
7
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Dommelen Valkenswaard
Figuur 6: Ligging Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (gebiedsnummer 136) ten opzichte van het plangebied (rood omcirkeld). De gele gebieden zijn Habitatrichtlijngebieden, de groene gebieden zijn zowel Habitat- als Vogelrichtlijngebied.
Croonen Adviseurs
8
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
3 Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux 3.1
Gebiedsbeschrijving De aangewezen Natura 2000-gebieden Leenderbos-Groote Heide en het grensoverschrijdende natuurgebied Hageven-Plateaux, waar Mertens voor toetste in 2006, zijn inmiddels samen met de Keersop en de Dommel gezamenlijk aangewezen als Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux onder gebiedsnummer 136. Het gebied bestaat uit twee delen. Het oostelijk deel omvat de Groote Heide in het noorden, de gemeentebossen van Heeze, de landgoederen Valkenhorst en Heezerheide en de boswachterij Leende. Het gebied is onderdeel van het Kempische landschap dat gekenmerkt wordt door hoogteverschillen die tijdens de laatste ijstijd zijn ontstaan door dekzandafzettingen. Over het algemeen is het landschap glooiend, maar plaatselijk is het dekzandlandschap verstoven, waardoor een sterker reliëf aanwezig is. Tot het begin van de twintigste eeuw was de dekzandrug bedekt met onafzienbare heide. Grote delen zijn in de crisisjaren van de vorige eeuw op grote schaal bebost. Delen van het heidelandschap zijn echter gespaard gebleven, zoals ook een aantal vennen in de heide en de bossen. Het Klein Hasselsven is een pingo-ruïne. Het heidelandschap wordt doorsneden door - deels gekanaliseerde - laaglandbeken, die plaatselijk omzoomd zijn door hooilanden, beekbegeleidende bossen en hakhoutpercelen. Op de overgang naar de beken is sprake van een hogere grondwaterstand en uittredende kwel. Het westelijk deel betreft De Plateaux, het dal van de Dommel en gedeelten van de beeklopen van de Run en de Keersop. De Plateaux is een deels bebost heidegebied. Tegen de Belgische grens aan liggen vloeivelden: hooilanden die al sinds lange tijd bevloeid worden met (kalkrijk) Maaswater door middel van een lang stelsel van geulen en kanaaltjes. In de heide van de Malpie ligt een aantal grote vennen. Op meerdere locaties zijn kleine jeneverbesstruwelen aanwezig. Langs de Dommel liggen vochtige en natte graslanden en bossen. Door het plangebied stroomt de Dommel in noordelijke richting (figuur 7).
Croonen Adviseurs
9
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Figuur 7: Natura 2000-gebieden (geel) in relatie tot het plangebied (rood).
3.2
Instandhoudingsdoelstellingen Algemene instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebieden — Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. — Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000-netwerk, zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. — Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten. — Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. — Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux Specifieke instandhoudingsdoelstellingen zijn soort- of habitatgebonden. Per soort en habitattype is een oordeel gegeven over de landelijke staat van instandhouding. Deze beoordeling is afkomstig uit het profielen/doelendocument.
Croonen Adviseurs
10
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Tevens is het belang van het gebied en de daarbij behorende specifieke instandhoudingsdoelstellingen aangegeven. Op grond van de staat van instandhouding en het relatieve belang van soorten en habitattypen zijn de belangrijkste verbeteropgaven en doelen op landelijk niveau vastgesteld. Deze landelijke doelen vormen de kaders voor de formulering van instandhoudingdoelen op gebiedsniveau. Zo zijn uiteindelijk per Natura 2000-gebied de instandhoudingsdoelstellingen met betrekking tot de oppervlakte en de kwaliteit van het gebied weergegeven. De gebiedsdoelen zijn geformuleerd in termen van behoud, verbetering van de kwaliteit en uitbreiding of verspreiding In september 2008 zijn door het Ministerie van LNV alle profielen van habitattypen herschreven. De profielen van 2008 zijn gebruikt en wijken daardoor enigszins af van die gebruikt door Mertens in 2006. Ook zijn er voor dit gebied vier habitattypen toegevoegd aan de lijst sinds het rapport van Mertens. Dit zijn: — H3160 – Zure vennen; — H5130 – Jeneverbesstruwelen; — H7110B – Actieve hoogvenen (heideveentjes); — H91D0 – Hoogveenbossen. Voor de broedvogels is er eveneens een soort bijgekomen: — A276 – Roodborsttapuit. De habitatsoorten zijn hetzelfde gebleven. Een uitgebreidere tabel van de instandhoudingsdoelstellingen is te vinden in bijlage 1. De uitgebreide beschrijving van de instandhoudingsdoelstellingen is te vinden in het aanwijsbesluit op de site van het Ministerie van LNV (www.minlnv.nl/Natura 2000).
3.3
Effectenindicator Door het Ministerie van LNV is een effectenindicator opgesteld. De effectenindicator is een hulpmiddel om te bepalen of mogelijk schadelijk effecten optreden op Natura 2000-gebieden door activiteiten. De effectenindicator geeft informatie over de gevoeligheid van alle kwalificerende soorten en habitattypen waarvoor Natura 2000gebieden zijn aangemeld. Navolgend is een overzicht opgenomen van de gevoeligheid van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux voor verstorende factoren. Storingsfactor
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Stuifzandheiden met struikhei Zandverstuivingen Zwakgebufferde vennen Zure vennen
Croonen Adviseurs
11
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Storingsfactor
Gemeente Valkenswaard
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Beken en rivieren met waterplanten Vochtige heiden Droge heiden Jeneverbesstruwelen Glanshaveren vossenstaarthooilanden *Actieve hoogvenen Pioniervegetaties met snavelbiezen *Galigaanmoerassen *Hoogveenbossen *Vochtige alluviale bossen Beekprik Bittervoorn Drijvende waterweegbree Gevlekte witsnuitlibel Kamsalamander Boomleeuwerik (broedvogel) Nachtzwaluw (broedvogel) Roodborsttapuit (broedvogel) 1 Oppervlakteverlies
13 Verstoring door geluid
2 Versnippering
14 Verstoring door licht
3 Verzuring
15 Verstoring door trilling
4 Vermesting
16 Optische verstoring
5 Verzoeting
17 Verstoring door mechanische effecten
6 Verzilting
18 Verandering in populatiedynamiek
7 Verontreiniging
19 Bewuste verandering soortensamenstelling
8 Verdroging
zeer gevoelig
9 Vernatting
gevoelig
10 Verandering stroomsnelheid
niet gevoelig
11 Verandering overstromingsfrequentie
n.v.t.
12 Verandering dynamiek substraat
onbekend
De werkzaamheden vinden buiten het Natura 2000-gebied plaats.
Croonen Adviseurs
12
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Gezien de aard van de werkzaamheden hoeven de volgende storingsfactoren navolgende storingsfactoren niet worden meegenomen in de toetsing: — oppervlakteverlies; — vermesting; — verzoeting; — verzilting; — verandering stroomsnelheid; — verandering overstromingsfrequentie; — verandering dynamiek substraat; — bewuste verandering soortensamenstelling. Dit betekent dat er 10 factoren over blijven die mogelijk verstorend werken op de kwalificerende soorten en habitattypen. Mertens (2006a) clustert in zijn rapport enkele van de storingsfactoren. Verstoringen door licht, geluid en trillingen werden samengevoegd. Verdroging en vernatting werden gecombineerd tot ‘aantasting hydrologische situatie’. De in het rapport genoemde ‘verstoring door mensen’ is hier ‘verstoring door mechanische effecten’. De relevante storingsfactoren worden in de navolgende paragraaf kort beschreven.
3.4
Relevante storingsfactoren 2 Versnippering Van versnippering is sprake bij het uiteenvallen van het leefgebied van soorten. Versnippering treedt op ten gevolge van verlies leefgebied of verandering in abiotische condities van het leefgebied en kan leiden tot verandering in populatiedynamiek. Als het leefgebied niet meer voldoende groot is voor een populatie, of individuen van één populatie kunnen de verschillende leefgebieden niet meer bereiken, neemt de duurzaamheid van de populatie af. Een gevolg kan zijn een verandering op in de soortensamenstelling en het ecosysteem. Soorten zijn in verschillende mate gevoelig voor de versnippering van hun leefgebied. Het meest gevoelig zijn soorten met een gering verspreidingsvermogen, soorten die zich over de grond bewegen en soorten met een grote oppervlaktebehoefte. Versnippering door barrières zoals wegen en spoorlijnen leidt mogelijk ook tot sterfte van individuen en kan zo effect hebben op de populatiesamenstelling. 3 Verzuring Verzuring van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld fabrieken en (vracht)auto's. De uitstoot bevat onder andere zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze verzurende stoffen komen via lucht of water in de grond terecht en leiden aldus tot het zuurder worden van het biotische milieu. De belangrijkste bronnen van verzurende stoffen zijn de landbouw, het verkeer en de industrie. De effecten van verzurende stoffen zijn niet altijd te scheiden van die van vermestende stoffen, omdat een deel van de verzurende stoffen ook vermestend werkt (aanvoer van stikstof).
Croonen Adviseurs
13
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Verzuring leidt tot een directe of indirecte afname van de buffercapaciteit (het neutralisatievermogen) van bodem of water. Op termijn resulteert dit proces in een daling van de zuurgraad. Hierdoor zullen voor verzuring gevoelige soorten verdwijnen, wat kan resulteren in een verandering van het habitattype en daarmee mogelijk het verdwijnen van typische (dier)soorten. 7 Verontreiniging Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem/gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioactief en niet radioactief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, grondwater, lucht. Er is geen directe interactie met andere factoren. Wel kan verontreiniging als gevolg van andere factoren optreden. Vrijwel alle soorten en habitattypen reageren op verontreiniging. De ecologische effecten uiten zich in het verdwijnen van soorten en/of het beïnvloeden van gevoelige ecologische processen. Deze beïnvloeding kan direct plaatsvinden maar ook indirect via een opeenvolging van ecologische interacties. Bovendien kan verontreiniging zich pas vele jaren/decennia later manifesteren. De gevolgen van verontreiniging zijn divers en complex. In het algemeen kan gesteld worden dat aquatische habitattypen en soorten gevoeliger zijn dan terrestrische systemen. Ook geldt dat soorten in de top van de voedselpiramide, als gevolg van accumulatie, van verontreinigingen gevoeliger zijn. Echter, afhankelijk van de concentratie en duur van de verontreiniging zijn alle habitattypen en soorten gevoelig en kan verontreiniging leiden tot verandering van de soortensamenstelling. 8 Verdroging Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand. verdroging kan tevens leiden tot verzilting. Door verdroging neemt ook de doorluchting van de bodem toe waardoor meer organisch materiaal wordt afgebroken. Op deze wijze leidt verdroging tevens tot vermesting. Er zijn ook gebieden waar verdroging kan optreden zonder dat de grondwaterstand in de ondiepe bodem daalt. Het gaat daarbij om gebieden waar van oudsher grondwater omhoogkomt. Dit water heet kwelwater. Kwelwater is water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en dat naar het laagste punt in het landschap stroomt. Kwelwater heeft dikwijls een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan voedingsstoffen en niet zuur, maar gebufferd. Schade aan de natuur die veroorzaakt wordt door een afname of het verdwijnen van kwelwater en het vervangen van dit type water met gebiedsvreemd water, noemen we ook verdroging. De verandering in grondwaterstand en soms ook kwaliteit van het grondwater leidt tot een verandering in de soortensamenstelling en op lange termijn van het habitattype.
Croonen Adviseurs
14
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
9 Vernatting Vernatting manifesteert zich in hogere grondwaterstanden en/of toenemende kwel veroorzaakt door menselijk handelen. Vernatting kan leiden tot verzoeting en verandering van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld als gevolg van inlaat van gebiedsvreemd water. Vernatting is een storende factor voor vegetatietypen en soorten die van nature onder drogere omstandigheden voorkomen. Vernatting grijpt in op de bodem- of watercondities. Bij verdergaande vernatting kan een gebied ongeschikt worden voor planten en dieren en zo leiden tot een verandering in de soortensamenstelling en uiteindelijk het habitattype. 13 Verstoring door geluid Verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer dan wel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Deze verstoring treedt vaak samen met visuele verstoring op door bijv. vlieg- en autoverkeer, manifestaties etc. Logischerwijs zijn alleen diersoorten gevoelig voor direct effecten van geluid. Geluid sec is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt beinvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot het verlaten van het leefgebied of bijvoorbeeld een afname van het reproductieproces. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid. 14 Verstoring door licht Verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalitatief signaleren van risico’s. Met name schemer- en nachtactieve dieren kunnen last hebben van verstoring door licht, doordat zij juist aangetrokken worden of verdreven door de lichtbron. Hierdoor raakt bijvoorbeeld hun ritme ontregeld of verlichte delen van het leefgebied worden vermeden. 15 Verstoring door trilling Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc. Deze verstoring kan vooral samen optreden met verstoring door geluid. Trilling kan leiden tot verstoring van het natuurlijke gedrag van soorten. Individuen kunnen tijdelijk of permanent verdreven worden uit hun leefgebied. Over het daadwerkelijke effect van trilling is nog zeer weinig bekend. Naar het effect op zeezoogdieren is wel onderzoek verricht. 17 Verstoring door mechanische effecten Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten.
Croonen Adviseurs
15
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
De oorzaken en gevolgen zijn bij deze storende factor zeer divers. Deze verstoring kan samenvallen met verstoring door geluid, licht en trilling. Het kan leiden tot een verandering van het habitattype en/of verstoring of het doden van fauna-individuen. Bij habitattypen treedt de verstoring/verandering vaak op ten gevolge van recreatie of bijvoorbeeld militaire activiteiten. Het effect is zeer afhankelijk van de kwetsbaarheid (gevoeligheid) van het habitattype. Waterrecreatie en scheepvaart leiden tot golfslag, hetgeen effect kan hebben op de oeverbegroeiing en waterfauna. Luchtwervelingen van bijvoorbeeld windmolens kunnen leiden tot vogelsterfte. 18 Verandering in populatiedynamiek De storende factor verandering in populatiedynamiek treedt op indien er een direct effect is van een activiteit op de populatieopbouw en/of populatiegrootte. Er wordt hier vooral gedoeld of de situatie wanneer er sprake van sterfte van individuen door wegverkeer, windmolens, of door jacht of visserij. Veel storende factoren leiden op hun beurt - dus indirect - tot een verandering in populatiedynamiek. Deze storende factor zit namelijk aan het einde van de effectketen. Bewuste, menselijke ingrepen op populatieniveau kunnen leiden tot directe problemen en problemen in de toekomst. Een verandering in populatieomvang is een direct effect. Een verandering in populatieopbouw (verandering van de verhouding sterftereproductie) leidt in de toekomst tot effecten. Zowel minder organismen (een kleinere populatie) en zeker een verandering in samenstelling van de populatie (bijvoorbeeld meer oude dieren) kunnen leiden tot een verandering in de geboorte/sterfte ratio. En daarmee kan er iets veranderen in de populatiedynamiek (het gedrag in de tijd). Dit kan uiteindelijk leiden tot het (tijdelijk) verdwijnen van soorten, waardoor het evenwicht van het ecosysteem verschuift. De gevoeligheid is sterk afhankelijk van diverse populatiekenmerken zoals de generatietijd van een soort en de huidige grootte van populaties. Vooralsnog zijn alle soorten als 'gevoelig' gescoord.
Croonen Adviseurs
16
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
4 Toetsing aan de natuurwetgeving De externe werking tijdens de bouw en exploitatie van de geplande ontwikkelingen dient bekeken te worden in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Hierbij is het van belang om te bepalen of er sprake is van een mogelijke verstoring of verslechtering of een significant negatief effect van de voorgenomen ontwikkeling op de aangewezen habitattypen, -soorten en broedvogels. Het rapport van Mertens (2006a) is zoals gezegd als uitgangspunt genomen voor deze voortoets en zal terugkomen in veel verwijzingen. Zijn voortoets was een deel van het (gedeeltelijk) goedgekeurde bestemmingplan Valkenswaard-Zuid in 2007. De voortoets van Mertens (2006a) dient gelezen en beschouwd te worden als onderlegger voor de huidige ‘Evaluatie Voortoets Natura 2000, Lage Heide’. In de onderstaande tabellen staan de relevante storingsfactoren uitgezet tegen de habitattypen en diersoorten. Op basis van de gevoeligheden is er bepaald of verwacht wordt of de storingsfactor in het kader van geplande ruimtelijke ontwikkelingen een negatief effect heeft op de instandhoudingsdoelen. Voor een uitleg van het resultaat wordt per soort verwezen naar diens relevante punten in de toelichting.
Croonen Adviseurs
17
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Croonen Adviseurs
18
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Toelichting van toepassing kend
effect onbe-
gatief effect
13 14 15 17 18
nificant ne-
9
mogelijk sig-
8
effect
7
cant negatief
3
geen signifi-
2
tief effect
Storingsfactor
Geen nega-
Habitattypen
Stuifzandheiden met struikhei
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
Zandverstuivingen
X
1, 3, 4, 5, 6,
Zwakgebufferde vennen
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
Zure vennen
X
1, 3, 4, 5, 6
Beken en rivieren met waterplanten
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
Vochtige heiden
X
1, 3, 4, 5, 6
Droge heiden
X
1, 3, 4, 5, 6
Jeneverbesstruwelen
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
Glanshaver-
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
*Actieve hoogvenen
X
1, 3, 4, 5, 6
Pioniervegetaties met snavelbiezen
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
*Galigaanmoerassen
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
*Hoogveenbossen
X
1, 3, 4, 5, 6
*Vochtige alluviale bossen
X
1, 2, 3, 4, 5, 6
en vossenstaarthooilanden
Croonen Adviseurs
Toelichting van toepassing kend
Effect onbe-
nificant ne-
gatief effect
Mogelijk sig-
effect
Geen signifi-
cant negatief
2 3 7 8 9 13 14 15 17 18
Geen
Storingsfactor
tief effect
Gemeente Valkenswaard
nega-
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Beekprik
X
7, 8, 9, 10, 11, 12, 13
Bittervoorn
X
7, 9, 10, 11, 12, 13
Drijvende waterweegbree
X
8, 9, 12
Gevlekte witsnuitlibel
X
7, 8, 9, 10, 12, 13
Kamsalamander
X
7, 8, 9, 10, 12, 13
Boomleeuwerik (broedvogel)
X
7, 8, 9, 11, 13
Nachtzwaluw (broedvogel)
X
7, 8, 9, 11, 12, 13
Roodborsttapuit (broedvogel)
X
7, 9, 10, 11, 13
2 Versnippering
17 Verstoring door mechanische effecten
3 Verzuring
18 Verandering in populatiedynamiek
7 Verontreiniging 8 Verdroging
zeer gevoelig
9 Vernatting
gevoelig
13 Verstoring door geluid
niet gevoelig
14 Verstoring door licht
n.v.t.
15 Verstoring door trilling
onbekend
Croonen Adviseurs
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
4.1
Gemeente Valkenswaard
Toelichting bij de tabellen Mertens (2006a) beschrijft de effecten van de storingsfactoren en geeft daarnaast mitigerende maatregelen, waardoor deze effecten zodanig worden teruggebracht dat er geen negatief effect optreedt op de instandhoudingsdoelstellingen. Wij verwijzen hierbij naar zijn rapport voor een diepgaandere uitleg van de mitigatiemaatregelen. Habitattypen 1 De ingrepen vinden buiten het Natura 2000-gebied plaats. Dit houdt in dat op geen enkel habitattype versnippering (2) van toepassing is, behalve ‘Beken en rivieren met waterplanten’, aangezien de fietsbrug de Dommel zal snijden. De gemeente Valkenswaard zal echter zorg dragen voor een ruime en landschappelijke inpassing van de brug, waarbij de oevers niet worden aangetast. Er zal daarom geen negatief effect optreden op dit habitattype. 2 Er zal netto minder verzuring (3) optreden zonder het bedrijventerrein en met het nieuwe landgoed en het fietspad. Gezien de afstand van alle habitattypen behalve ‘Beken en rivieren met waterplanten’ tot het plangebied wordt daarop geen significant negatief effect verwacht. De Dommel, waarvoor habitattype ‘Beken en rivieren met waterplanten’ geldt, ligt binnen het plangebied. De varkensboerderij aan Het Broek wordt opgeheven, waardoor de ammoniakdepositie van 3329 kg ammoniak per jaar zal stoppen. Ook het risico op belasting van het oppervlaktewater wordt kleiner, aangezien de landbouwgronden niet meer bemest zullen worden voor agrarische doeleinden. Zowel door Mertens (2006a) als in het inrichtingsplan ‘Inrichting Molenaarsbos’ (Bosgroep Zuid-Nederland, 2009) en Inrichting en Beheer Landgoed Lage Heide (Bosgroep Zuid-Nederland, 2010c) wordt echter benoemd dat de huidige landbouwgronden, waarop de bouw en natuurontwikkeling zal plaatsvinden, sterk geëutrofieerd zijn. Zij geven aan dat verwijdering van de bouwvoor of uitmijning en plaggen noodzakelijk is om de hoeveelheid nutriënten te reduceren en te voorkomen dat deze in het oppervlaktewater terecht komen. Alle ingrepen in het plangebied, dus ook de aanleg van het fietspad, worden daarom zo uitgevoerd of geprepareerd, dat verzuring van het Dommelwater door uitspoeling van stoffen in de bodem nu en in de toekomst voorkomen wordt. Er wordt daarom geen negatief effect van verzuring op de instandhoudingsdoelen verwacht. 3 De verontreinigingsverwachting (7) wordt lager, aangezien het bedrijventerrein niet doorgaat en het nieuwe landgoed en het fietspad samen naar verwachting voor minder vervuiling zullen zorgen dan het bedrijventerrein (Mertens 2006a, paragraaf 2.5). Er wordt geen negatief effect verwacht. 4 Verdroging (8): Volgens de notitie Bestemmingsplanwijziging Valkenswaard-Zuid (Mertens, 2006a) en de Toelichting Watertoets (Oranjewoud 2009 a en b) zal er volgens de normen van water hydrologisch neutraal gebouwd worden.
Croonen Adviseurs
19
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
5 Verstoring door mechanische effecten (17) omvat in dit geval vooral verstoring door recreatie. Er wordt niet verwacht dat de recreatiedruk zo sterk zal toenemen op de gebieden buiten de Dommel dat er een negatief effect ontstaat (Mertens, 2006a, paragraaf 2.3). De geplande recreatie is extensief. Door de aanleg van een fietspad en wandelmogelijkheden in het Dommelgebied zal rond de Dommel wel meer recreatie plaatsvinden. Er wordt echter geen negatief effect verwacht op het relevante habitattype ‘Beken en rivieren met waterplanten’, wanneer de fietsbrug over de Dommel goed ingepast wordt en het betreden van de oevers te voet bemoeilijkt wordt door bijvoorbeeld bufferende struweelaanplant. 6 Verandering in populatiedynamiek (18) zal door de aard van de ruimtelijke ontwikkelingen voor geen van de habitattypen negatieve effecten opleveren. Met inachtneming van de genoemde mitigerende maatregelen worden er geen negatieve effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van de Habitattypen van Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Habitatsoorten en broedvogels 7 Versnippering van leefgebied is van alle habitatsoorten en broedvogels in het kader van de ruimtelijke ontwikkelingen alleen relevant voor de kamsalamander. Hoewel de kamsalamander op dit moment naar alle waarschijnlijkheid niet voorkomt in de Dommel of het directe gebied daaromheen, is het wel een doelsoort voor dit gebied. Er wordt daarom vanuit gegaan dat de kamsalamander met het oog op de natuurontwikkelingsplannen en de instandhoudingsdoelstelling ‘uitbreiding/verbetering leefgebied’ (zie bijlage) zich te zijner tijd wel zal vestigen in het Dommeldal. Het is daarom van belang hier rekening mee te houden. Het aan te leggen fietspad zorgt voor een mogelijke barrière door het leefgebied van de kamsalamander. Daarom dienen er voldoende mogelijkheden te worden gerealiseerd ter ontsnippering van de biotoop. Mitigerende maatregelen die de gemeente zal treffen zijn de onderdoorgangen van twee sloten, die onder het nieuwe fietspad door zullen lopen, te voorzien van een zowel nat als droog deel, als verbinding tussen de gebieden aan weerszijden van het fietspad. De tweede verbindingsmogelijkheid wordt gerealiseerd bij de fietsbrug, die zo ingepast wordt dat er voldoende ruimte is voor zowel een natte als droge verbinding onder de brug door. Op deze manier worden eventuele negatieve effecten op de kamsalamanderpopulatie voldoende gemitigeerd. 8 Verzuring (3) is voornamelijk van toepassing op de drijvende waterweegbree en kamsalamander. De gevlekte witsnuitlibel, boomleeuwerik, nachtzwaluw komen wegens hun biotoopeisen naar alle waarschijnlijkheid niet voor buiten het Natura 2000-gebied en in het Dommeldal. De beekprik komt alleen voor in de Keersop (Waterschap De Dommel, persoonlijke communicatie, 2010). Drijvende waterweegbree is in het verleden (1971) wel aangetroffen in de Dommel, maar is niet meer aangetroffen tijdens het veldbezoek van Mertens in 2006 en die van Croonen Adviseurs op 4 mei 2010. De kamsalamander is een doelsoort.
Croonen Adviseurs
20
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Wanneer de opmerkingen bij punt 2 van deze toelichting in acht worden genomen, zal er geen negatief effect optreden op deze soorten. 9 De verontreinigingsverwachting (7) wordt lager, aangezien het bedrijventerrein niet doorgaat en het nieuwe landgoed en het fietspad samen naar verwachting voor minder vervuiling zullen zorgen dan het bedrijventerrein (Mertens 2006a, paragraaf 2.5). Er wordt geen negatief effect verwacht. 10 Verdroging (8): Volgens de notitie Bestemmingsplanwijziging Valkenswaard-zuid (Mertens, 2006a) en de Toelichting Watertoets (Oranjewoud 2009 a en b) zal er volgens de normen van water hydrologisch neutraal gebouwd worden. Er wordt geen negatief effect verwacht. 11 De verwachte verstoring door geluid (13), licht (14) en trilling (15) neemt door de afwijzing van het bedrijventerrein af in vergelijking met de plannen van 2006. Er zal geen significante toename van verkeer zijn (Verkeersgegevens DHV in Mertens 2006a) en het geluidsniveau zal door het uitblijven van industrie en industrieel verkeer naar verwacht ook niet significant toenemen. Het fietspad en het plangebied wat bestemd is voor natuur zal onverlicht blijven. Op het landgoed komen niet meer dan 3 lantaarnpalen te staan. Andere verlichting wordt geweerd. Dit wordt door de gemeente vastgelegd in het bestemmingsplan. Verlichting met bouwlampen en heien in de aanlegfase moeten zoveel mogelijk beperkt worden om voor broedvogels geen verstoring te zijn. Het beste is om dit alleen toe te staan buiten het broedseizoen. Wanneer deze mitigerende maatregelen aangehouden worden, wordt er voor deze verstoring geen negatief effect verwacht op de habitatsoorten en broedvogels. 12 Er wordt geen negatief effect verwacht door mechanische effecten (17), in dit geval verhoogde recreatiedruk, op de beekprik en de bittervoorn, aangezien deze niet in de Dommel voorkomen (Waterschap de Dommel, 2008) en op de gevlekte witsnuitlibel en de drijvende waterweegbree, wanneer de mitigerende maatregelen besproken bij punt 5 van deze toelichting worden aangehouden. De nachtzwaluw komt gezien zijn biotoopvereisten hoogstwaarschijnlijk niet voor in het gebied waar het nieuwe fietspad doorheen zal gaan lopen. De kamsalamander is de enige soort die mogelijkerwijs een effect zou kunnen ondervinden van extra betreding door mensen of vee. Dit zal voorkomen worden door vrij wandelen niet toe te staan en delen die geschikt biotoop zijn voor de kamsalamander, zoals de aan te leggen amfibieënpoel (Inrichting Molenaarsbos, Bosgroep Zuid-Nederland, 2010a), af te sluiten voor recreanten en vee door middel van afrastering. Op deze manier worden eventuele negatieve effecten gemitigeerd. 13 Alle soorten zijn gevoelig voor verstoringen in populatiedynamiek. In dit geval zou de directe oorzaak zijn dat er in de toekomst onder de kamsalamanders verkeersslachtoffers vallen op het fietspad.
Croonen Adviseurs
21
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Voor de kamsalamander geldt dat wanneer met mitigerende maatregelen zoals genoemd bij punt 7 en 12 van deze toelichting rekening gehouden wordt, er geen negatief effect verwacht wordt ten aanzien van verstoring in populatiedynamiek. Met inachtneming van de genoemde mitigerende maatregelen worden er geen negatieve effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van de Habitatsoorten en Broedvogels van Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux.
4.2
Cumulatieve effecten In de voorgaande paragraaf zijn ontwikkelingen op individueel niveau beoordeeld. Het kan echter zijn dat ontwikkelingen die individueel geen significant negatief effect hebben, dit gezamenlijk wel kunnen krijgen. Ook kan het zijn dat een individuele ontwikkeling geen negatief effect oplevert indien de ontwikkeling in lage aantallen optreedt, maar dat dit verandert indien het aantal boven een bepaalde waarde uitstijgt. In deze gevallen is sprake van cumulatieve effecten. De cumulatieve effecten die in dit geval zouden kunnen optreden zijn: — Verstoring door mechanische effecten. Wanneer de recreatie nog verder ontwikkeld zou worden in het Dommeldal, en het aantal recreanten toeneemt, kan het zijn dat het habitattype ‘Beken en rivieren met waterplanten’ en habitatsoort kamsalamander daar negatieve effecten van zullen ondervinden. Het is dan nóg noodzakelijker de mitigerende maatregelen zoals genoemd bij de punten 5, 7 en 12 strikt uit te voeren. — Verstoring in populatiedynamiek van de kamsalamander, wanneer de recreatiedruk toeneemt (zie boven). Daarnaast vinden er in de omgeving meerdere ruimtelijke ontwikkelingen plaats, die samen met de hier beschreven ontwikkelingen een cumulatief effect zouden kunnen hebben op de doelstellingen. De twee ontwikkelingen waarmee rekening gehouden moet worden zijn: — De aanleg van enkele kunstwerken in de Dommel en het opwerpen van een aarden kade ten behoeve van waterberging door Waterschap De Dommel (figuur 4). Er worden geen cumulatieve effecten verwacht op het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux van de huidige ruimtelijke ontwikkelingen in combinatie met de werkzaamheden van het Waterschap, aangezien er geen cumulatieve toename zal plaatsvinden van de storingsfactoren op de relevante habitattypen, soorten en broedvogels. — De aanleg van de Lage Heideweg. Cumulatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen in combinatie met de aanleg van de Lage Heideweg staan beschreven in het rapport van Mertens (2006a). Er wordt geen negatief effect verwacht, met inachtneming van de destijds genoemde mitigerende maatregelen. Van deze maatregelen is de ontwikkeling van de EVZ al in gang gezet (Bosgroep Zuid-Nederland, 2010b).
Croonen Adviseurs
22
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
5 Conclusies Dit rapport bevat een evaluatie van de in 2006 door Mertens uitgevoerde voortoets ‘Vogel- en habitatrichtlijnontwikkeling Valkenswaad-Zuidwest’. De voortoets is opnieuw uitgevoerd met inachtneming van veranderingen in ruimtelijke plannen en natuurwetgeving sinds 2006. In de nabijheid van de te ontwikkelen ruimtelijke plannen ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Om de effecten van een ontwikkeling op het Natura 2000-gebied te toetsen wordt de Habitattoets uitgevoerd. De Habitattoets bestaat uit: — oriëntatiefase (ook wel voortoets genoemd); en — verslechterings- en verstoringstoets; of — passende beoordeling. De voortoets verkent of de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000gebied. Een voortoets kan drie mogelijke uitkomsten opleveren: 1 Negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten. Verdere toetsing/beoordeling is dan niet nodig. 2 Negatieve gevolgen kunnen weliswaar niet worden uitgesloten, maar leiden zeker niet tot een significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De provincie kan dan een verslechterings- en verstoringstoets voorschrijven, voordat zij goedkeuring aan het bestemmingsplan verleent. 3 Er kunnen negatieve gevolgen verwacht worden die kunnen leiden tot significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. In dit geval dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd. Hierbij wordt in meer detail de kans op een significant effect beoordeeld. Uit deze voortoets blijkt dat negatieve gevolgen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux kunnen worden uitgesloten, mits er wordt voldaan aan een aantal mitigerende maatregelen. Deze zijn in de aanbevelingen opgenomen. Verdere toetsing door middel van een verslechterings- en verstoringstoets of een passende beoordeling is niet nodig. Om de conclusie te waarborgen dat er geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux zullen zijn, dienen de onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd te worden.
Croonen Adviseurs
23
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
De volgende maatregelen zijn door Mertens (2006a) bepaald en nog steeds relevant in het kader van de huidige plannen: — Geen drainage van woongebied Lage Heide en landgoed Lage Heide om grondwaterstromingen niet negatief te beïnvloeden. — Ophoging van de bouwlocaties vindt plaats met niet-verontreinigd materiaal. — Voorkomen dat tijdens de natuurontwikkeling nutriënten van de landbouwgronden uitspoelen en in de Dommel terecht komen. Dit kan onder andere door afgraven van de bouwvoor of uitmijning en plaggen. — Aanleg van een natte migratieroute tussen de beekdalen. Hiervoor is de aanleg van een EVZ inmiddels in gang gezet. — Het gebruiken van bouwlampen en heien dient buiten het broedseizoen (half februari t/m half augustus) van de broedvogelsoorten plaats te vinden. — Permanente verlichting beperken. De overige maatregelen zijn hier naar aanleiding van de huidige voortoets en in overleg met de gemeente aan toegevoegd: — Ook bij bouwwerkzaamheden van woongebied en landgoed Lage Heide zal voorkomen worden dat nutriëntenuitspoeling op korte en lange termijn plaatsvindt. — De fietsbrug over de Dommel wordt zo ruim aangelegd dat de oevers niet worden aangetast en er voldoende droge verbinding is ter ontsnippering van het leefgebied van de kamsalamander. — De sloten onder het fietspad worden behouden, met ruimte voor een droge of natte onderdoorgang, ter ontsnippering van het leefgebied van de kamsalamander en ter voorkoming van verkeersslachtoffers. — Wandelen alleen toestaan op de paden. — Afsluiting van de geplande amfibieënpoelen (door afrastering) ter voorkoming van betreding van essentieel kamsalamanderleefgebied. — Beplanting van delen van de oevers van de Dommel met bufferend struweel ter voorkoming van betreding.
Croonen Adviseurs
24
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
6 Bronnen 6.1
Boeken en rapporten — Mertens, F. (2006a). Voortoets Vogel- en Habitatrichtlijn ontwikkeling Valkenswaard-Zuidwest. Adviesbureau Mertens — Mertens, F. (2006b) Beschermde plant- en diersoorten in Valkenswaard-Zuidwest. Adviesbureau Mertens — Bosgroep Zuid-Nederland (2009) Inrichting en Beheer Landgoed Lage Heide Valkenswaard: Advies voor natuurontwikkeling en beheer van het nieuwe landgoed de Lage Heide langs de Dommel. — Bosgroep Zuid-Nederland (2010a). Inrichting Molenaarsbos:inrichtingsplan voor natuurcompensatie Lage Heide, Gemeente Valkenswaard.(Concept) — Bosgroep Zuid-Nederland (2010b) Inrichting ecologische verbindingszone Lage Heide: inrichtingsadvies ecologische verbindingszone tussen de Keersop en de Dommel in Valkenswaard. — Bosgroep Zuid-Holland (2010c). Inrichting en Beheer Landgoed Lage Heide Valkenswaard: Advies voor natuurontwikkeling en beheer van het nieuwe landgoed Lage Heide langs de Dommel. — BRO (2006). Effectbeschrijving beschermde flora en fauna Valkenswaard-Zuidwest. — Buro 5 (2010a). Beeldkwaliteitplan Lage Heide woongebied. — Buro 5 (2010b). Beeldkwaliteitplan Lage Heide Landgoed. — Oranjewoud (2009a). Toelichting watertoets Valkenswaard-Zuid landgoedwoningen. — Oranjewoud (2009b). Toelichting watertoets Valkenswaard-Zuid woningbouwgebied.
6.2
Websites — www.minlnv.nl/natura2000
6.3
Overige bronnen — Waterschap De Dommel (2008). Visstandgegevens Boven Dommel. Ruwe dataset — Waterschap De Dommel (2010). Persoonlijke communicatie met Martijn Antheunisse
Croonen Adviseurs
25
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & Plateaux Kernopgaven (2) Kernopgaven (1) Doelstelling kwaliteit Doelstelling oppervlakte Landelijke staat van instandhouding Habitattypen H2310 – Stuifzandheiden met struikhei
--
=
>
6.08
H2330 – Zandverstuivingen
--
=
=
6.08
H3130 – Zwakgebufferde vennen
-
>
>
6.02W
H3160 – Zure vennen
-
>
>
6.03W
H3260A - Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels)
-
>
>
5.01W
H4010A – Vochtige heiden (hogere zandgronden)
-
>
>
H4030 – Droge heiden
--
>
>
H5130 – Jeneverbesstruwelen
-
=
=
H6510A - Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver)
-
>
>
H7110B - *Actieve hoogvenen (heideveentjes)
--
=
=
H7150 - Pioniersvegetaties met snavelbiezen
-
=
=
H7250 – Galigaanmoerassen
-
=
=
H91D0 - *Hoogveenbossen
-
=
>
H91E0C - *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen
-
>
>
Croonen Adviseurs
1
6.08
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Kernopgaven W
wateropgave
Verbetering waterkwaliteit en morfodynamiek, inclusief toestroom van grondwater, t.b.v. beken 5.01 en riviertjes met waterplanten (waterranonkels) H3260_A en soorten als drijvende waterweegbree H1831. 6.02
Kwaliteitsverbetering (ook latere successiestadia) van zwakgebufferde vennen H3130 mede als habitat voor gevlekte witsnuitlibel H1042 en geoorde fuut A008.
6.03 Kwaliteitsverbetering van zure vennen H3160. Vergroting areaal stuifzandheiden met struikhei H2310, binnenlandse kraaiheibegroeiingen H2320, droge heiden H4030 en zandverstuivingen H2330 én verbeteren van de kwaliteit door 6.08 vergroting van de variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met bos, mede t.b.v. vogelsoorten als duinpieper A255, korhoen A107, nachtzwaluw A224, draaihals A233 en tapuit A277.
Kernopgaven (3) Kernopgaven (2) Kernopgaven (1) Doelstelling populatie Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding Habitatsoorten H1042 – Gevlekte witsnuitlibel
--
>
>
>
H1096 - Beekprik
--
=
=
=
H1134 - Bittervoorn
-
=
=
=
H1166 - Kamsalamander
-
>
>
>
Landelijke staat van instandhouding (habitattypen, habitatsoorten, broedvogels) + gunstig matig gunstig -zeer ongunstig Relatieve bijdrage van het gebied in Nederland (habitattypen) ++ groot (> 15%) + gemiddeld (2-15%) gering (< 2%)
6.02W
5.01W
Doelstelling voor oppervlakte en/of kwaliteit (habitattypen) of leefgebied en/of omvang populatie (habitatsoorten, broedvogels) = behoud > uitbreiding/verbetering Relatieve bijdrage van het gebied aan de Nederlandse populatie (broedvogels) 0 < 2% + 2-15% ++ 15-50% +++ >50%
Croonen Adviseurs
2
Evaluatie Voortoets Natura 2000 Lage Heide
Gemeente Valkenswaard
Kernopgaven (3) Kernopgaven (2) Kernopgaven (1) Omvang populatie (indicatief t.b.v. draagkracht leefgebied) Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding Broedvogelsoorten A224 - Nachtzwaluw
-
A246 – Boomleeuwerik
+
A276 – Roodborsttapuit
+
=
=
30
=
=
50
=
=
60
6.08
Landelijke staat van instandhouding (habitattypen, habitatsoorten, broedvogels)
Doelstelling voor oppervlakte en/of kwaliteit (habitattypen) of leefgebied en/of omvang populatie (habitatsoorten, broedvogels)
+ -
= >
gunstig matig gunstig
behoud uitbreiding/verbetering
-zeer ongunstig Relatieve bijdrage van het gebied in Nederland (habitattypen) ++ groot (> 15%)
Relatieve bijdrage van het gebied aan de Nederlandse populatie (broedvogels) 0 < 2%
+ -
+ ++
2-15% 15-50%
+++
>50%
gemiddeld (2-15%) gering (< 2%)
Croonen Adviseurs
3