Kaders natura 2000 structuurvisie Gemeente Westerveld
Kaders natura 2000 structuurvisie Gemeente Westerveld
Rapportnummer:
213x00273.0 60749_3
Datum:
10 juli 2013
Contactpersoon opdrachtgever: Else Deddens Projectteam BRO:
Rob van Dijk, Susanne de Geus, Piet Zuidhof
Trefwoorden:
-
Bron foto kaft:
BRO, Abstract 4
Beknopte inhoud:
-
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Inhoudsopgave
pagina
1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel
3 3 3
2. Natura 2000-gebieden 2.1 Inleiding 2.2 Drents-Friese Wold & Leggelderveld
5 5 5
2.2.1 Korte gebiedskarakteristiek 2.2.2 Instandhoudingsdoelen 2.2.3 Gevoeligheden 2.3 Dwingelderveld
5 5 6 6
2.3.1 Korte gebiedskarakteristiek 2.3.2 Instandhoudingsdoelen 2.3.3 Gevoeligheden 2.4 Holtingerveld (Havelte-Oost)
6 7 8 8 8 8 9 10
2.4.1 Korte gebiedskarakteristiek 2.4.2 Instandhoudingsdoelen 2.4.3 Gevoeligheden 2.5 Conclusie
3. Ontwikkelingen en hun mogelijke effecten
11
4. Conclusies en aanbevelingen
15
5. Bijlagen
Inhoudsopgave
1
2
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding De gemeente Westerveld werkt aan een structuurvisie voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Binnen de gemeente liggen grote natuurgebieden, die natuurwaarden van internationaal belang herbergen en daardoor onderdeel uitmaken van het Natura 2000netwerk. In de structuurvisie wordt de gewenste ontwikkelingsrichting van de gemeente in hoofdlijnen beschreven. Bij deze ontwikkelingsrichting dient rekening gehouden te worden met bestaand beleid en wetgeving, waaronder de natuurwetgeving. De Natura 2000-gebieden in Nederland zijn beschermd volgens de Natuurbeschermingswet.
1.2 Doel De gemeente Westerveld heeft aan BRO gevraagd om inzichtelijk te maken welke (vanuit de Natuurbeschermingswet) beschermde natuurwaarden in de gemeente aanwezig zijn, en op welke wijze hiermee bij toekomstige gewenste ontwikkelingen rekening mee gehouden kan worden. Daarbij moet rekening gehouden worden met het abstractieniveau van de structuurvisie. Voor veel ontwikkelingsrichtingen bestaan momenteel geen concrete initiatieven, maar kan alleen worden aangegeven of deze binnen bepaalde kaders wenselijk zijn. In voorliggend document worden deze kaders vanuit de wettelijk beschermde natuurwaarden neergezet. Voorliggend rapport betreft geen voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet. Bij een voortoets wordt de vraag onderzocht of voor een plan of project op voorhand is uit te sluiten of (significant) negatieve effecten op beschermde natuurgebieden optreden. In voorliggend rapport is op basis van de aanwezige natuurwaarden en de voorziene ontwikkelingen een analyse gemaakt van bedreigingen en kansen voor de beschermde natuurgebieden. Hiertoe is in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de drie Natura 2000gebieden die binnen de gemeentegrenzen liggen. Voor ieder gebied zijn de instandhoudingsdoelen en gevoeligheden aangegeven. In hoofdstuk 3 zijn de ontwikkelingen en hun mogelijke effecten weergegeven. Op basis hiervan zijn bedreigingen en kansen voor de wettelijk beschermde natuurwaarden weergegeven. In hoofdstuk 4 is vervolgens een samenvattende conclusie gegeven.
Hoofdstuk 1
3
Afbeelding 1 Ligging van de Natura 2000 gebieden in de gemeente Westerveld
4
2.
NATURA 2000-GEBIEDEN
2.1 Inleiding Binnen het grondgebied van de gemeente Westerveld zijn drie wettelijk beschermde natuurgebieden aanwezig, te weten “Drents-Friese Wold & Leggelderveld”, “Dwingelderveld” en “Havelte-Oost”. Voor het laatstgenoemde gebied hebben Gedeputeerde Staten van Drenthe aan de staatssecretaris van Economische Zaken in januari 2013 gevraagd om de naam te wijzigen in “Holtingerveld. Bij de definitieve aanwijzing als Natura 2000gebied zal deze naamswijziging plaatsvinden. Daarop vooruitlopend wordt in deze rapportage verder uitgegaan van de naam Holtingerveld. Alle genoemde gebieden zijn aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn.
2.2 Drents-Friese Wold & Leggelderveld 2.2.1 Korte gebiedskarakteristiek Het Drents-Friese Wold vormt een zeer afwisselend landschap. Het gebied kent veel naaldbossen, maar daarnaast zijn stuifzanden, heidevelden, jeneverbesstruweel, schrale graslanden, zwak gebufferde vennen, loofbossen en beken aanwezig. Het stuifzand komt vooral voor op het Aekingerzand. In Berkenheuvel komen uitgestrekte kraaiheidebegroeiingen voor. Het Doldersummerveld en het Wapserzand zijn twee grote heideterreinen met vochtige en natte heide met vennetjes. Natte slenken en droge zandruggen wisselen elkaar af. In het gebied van de Vledder Aa is herstel van oorspronkelijke beekdalnatuur tot stand gebracht. Ook bij de Schoapedobbe heeft natuurherstel plaatsgevonden. Het is een heuvelachtig heidegebied met zandverstuivingen en vennen ("dobben"). Het Leggelderveld bestaat uit natte heiden, pioniervegetaties met snavelbiezen en heischraal grasland. 2.2.2 Instandhoudingsdoelen Het Natura 2000-gebied is aangewezen voor de habitattypen die zijn opgesomd in onderstaande tabel. Het gebied ligt grotendeels in de gemeente Westerveld, en deels in de Friese gemeente Ooststellingwerf. Een zeer klein deel ligt in de gemeente Midden-Drenthe. De verspreiding van de habitattypen is weergegeven in bijlage 1. Tabel 1. Aangewezen habitattypen voor het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld Habitattypen
Landelijke staat
Doelstelling
Doelstelling
instandhouding
oppervlakte
kwaliteit
H2310
Stuifzandheiden met struikhei
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H2320
Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H2330
Zandverstuivingen
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H3110
Zeer zwak gebufferde vennen
zeer ongunstig
behoud
verbetering
H3130
Zwak gebufferde vennen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H3160
Zure vennen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H3260
(A) Beken en rivieren met waterranonkels
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
Hoofdstuk 2
5
H4010
(A) Vochtige heiden (hogere zandgronden)
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H4030
Droge heiden
zeer ongunstig
behoud
behoud
H5130
Jeneverbesstruwelen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H6230
*Heischrale graslanden
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H7110
(B) *Actieve hoogvenen (heideveentjes)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H9190
Oude eikenbossen
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
Het gebied is tevens aangewezen voor twee habitatsoorten en negen broedvogelsoorten. De actuele verspreiding van deze soorten in het Natura 2000-gebied is niet bekend. Tabel 2. Aangewezen soorten voor het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld Soorten
Landelijke staat
Doelstelling
Doelstelling
H1166
Kamsalamander
instandhouding
oppervlakte
kwaliteit
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H1831
Drijvende waterweegbree
A004
Dodaars (broedvogel)
matig ongunstig
behoud
behoud
gunstig
behoud
behoud
A072 A233
Wespendief (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
Draaihals (broedvogel)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
A236
Zwarte specht (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A246
Boomleeuwerik (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A275
Paapje (broedvogel)
zeer ongunstig
behoud
behoud
A276
Roodborsttapuit (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A277
Tapuit (broedvogel)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
A338
Grauwe klauwier (broedvogel)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
2.2.3 Gevoeligheden In tabel 7 is voor alle habitattypen en soorten in de gemeente Westerveld aangegeven voor welke factoren ze bijzonder gevoelig zijn. In het gebied zijn habitattypen aanwezig die bijzonder gevoelig zijn voor vermesting (stikstofdepositie) en voor veranderingen in de hydrologie. De kamsalamander is bovendien zeer gevoelig voor habitatverlies, versnippering, verontreiniging en verandering in de soortensamenstelling. De meeste broedvogelsoorten zijn min of meerdere mate gevoelig voor verstoringen. De actuele depositie van stikstof in het gebied bedraagt 1140 tot 1900 mol/hectare/jaar (bron: RIVM). Dit is hoger dan de kritische depositiewaarden van de meeste habitattypen. De hoge depositiewaarden zorgen voor verslechtering van de habitattypen.
2.3 Dwingelderveld 2.3.1 Korte gebiedskarakteristiek Het Dwingelderveld is een uitgestrekt heideterrein in het oude Drentse esdorpenlandschap. Het gebied herbergt uitgestrekte vochtige heidegebieden, hoogveenvennen, zure en zwakgebufferde vennen, oude eikenbossen, een klein hoogveen, droge heide, stuifzanden en jeneverbesstruwelen. In het gebied liggen prehistorische grafheuvels. De Boswachterij Dwingeloo bestaat uit bossen die begin 20e eeuw zijn aangeplant op stuifzand
6
Hoofdstuk 2
en heide. In de bossen liggen diverse vennetjes en heidevelden. Het Lheebroekerzand is een zeer afwisselend stuifzandgebied met bos, heide en jeneverbesstruweel. De Anserdennen is een heuvelachtig deel waar gemengd bos, heide en vennen op voormalig stuifzand voorkomen. 2.3.2 Instandhoudingsdoelen Het Natura 2000-gebied is aangewezen voor de habitattypen die zijn opgesomd in onderstaande tabel. De verspreiding van de habitattypen is weergegeven in bijlage 2. Tabel 3. Aangewezen habitattypen voor het Natura 2000-gebied Dwingelderveld Habitattypen
Landelijke staat
Doelstelling
Doelstelling
instandhouding
oppervlakte
kwaliteit
H2310
Stuifzandheiden met struikhei
zeer ongunstig
behoud
verbetering
H2320
Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H2330
Zandverstuivingen
zeer ongunstig
behoud
behoud
H3130
Zwak gebufferde vennen
matig ongunstig
behoud
behoud
H3160
Zure vennen
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H4010
(A) Vochtige heiden (hogere zandgronden)
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H4030
Droge heiden
zeer ongunstig
behoud
verbetering
H5130
Jeneverbesstruwelen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H6230
*Heischrale graslanden
zeer ongunstig
uitbreiding
behoud
H7110
(A) *Actieve hoogvenen (landschap)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H7110
(B) *Actieve hoogvenen (heideveentjes)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H7120
Herstellende hoogvenen
gunstig
behoud
verbetering
H7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H9120
Beuken-eikenbossen met hulst
matig ongunstig
behoud
verbetering
H9190
Oude eikenbossen
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
Het Dwingelderveld is aangewezen voor de volgende soorten: Tabel 4. Aangewezen soorten voor het Natura 2000-gebied Dwingelderveld Soorten
Landelijke staat
Doelstelling
Doelstelling
instandhouding
oppervlakte
kwaliteit
H1166
Kamsalamander
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
A004
Dodaars (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A008
Geoorde fuut (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A236
Zwarte specht (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A246
Boomleeuwerik (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A275
Paapje (broedvogel)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
A276
Roodborsttapuit (broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A277
Tapuit (broedvogel)
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
A037
Kleine zwaan (niet-broedvogel)
matig ongunstig
behoud
behoud
A039b
Toendrarietgans (niet-broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
A052
Wintertaling (niet-broedvogel)
matig ongunstig
behoud
behoud
A056
Slobeend (niet-broedvogel)
gunstig
behoud
behoud
Hoofdstuk 2
7
Van deze soorten komt de tapuit nauwelijks meer in het gebied voor. Verder staat de populatie van het paapje onder druk. De aantallen niet-broedvogels zijn redelijk, maar fluctueren sterk. 2.3.3 Gevoeligheden Ook in het Dwingelderveld zijn habitattypen aanwezig die bijzonder gevoelig zijn voor stikstofdepositie en voor veranderingen in de hydrologie. De heidevelden zijn tevens gevoelig voor verbossing. De niet-broedvogels (watervogels die op plassen in het gebied rusten en foerageren) zijn erg gevoelig voor verstoring. De bedreigde soorten tapuit en paapje zijn erg gevoelig voor het type heide- en graslandbeheer. De tapuit heeft behoefte aan open zandige vlaktes, het paapje heeft verruigde, structuurrijke graslanden nodig. De actuele depositie van stikstof in het gebied bedraagt 1210 tot 2210 mol/hectare/jaar (bron: RIVM). Dit is hoger dan de kritische depositiewaarden van de meeste habitattypen.
2.4
Holtingerveld (Havelte-Oost)
2.4.1 Korte gebiedskarakteristiek Holtingerveld is een heidegebied op de stuwwal Havelterberg. De Havelterberg bestaat voor een groot deel uit kalkrijke rode keileem, die verantwoordelijk is voor de floristische en vegetatiekundige verscheidenheid van het gebied. Deze keileem vormt een slecht doorlatende laag waardoor zelfs boven op de berg natte condities bestaan, waarin dopheidevegetaties voorkomen. Natte en droge heiden en heischrale graslanden in afwisseling met vennen en stuifzanden vormen de belangrijke bestanddelen van deze (half)natuurlijke variatie. In de vennen zijn verschillende stadia van verlanding aanwezig. Ook verschillen de vennen in voedselrijkdom. Rond de essen komen plaatselijk soortenrijke eikenberkenbossen voor. In de stuifzandgebieden die vrijwel volledig zijn bebost zijn plaatselijk nog kleinschalige stuifzanden aanwezig met karakteristieke soortenarme buntgrasvegetaties. 2.4.2 Instandhoudingsdoelen Het Natura 2000-gebied is aangewezen voor de habitattypen die zijn opgesomd in onderstaande tabel. De verspreiding van de habitattypen is weergegeven in bijlage 3. Tabel 5. Aangewezen habitattypen voor het Natura 2000-gebied Holtingerveld Habitattypen
Landelijke staat
Doelstelling
Doelstelling
H2310
Stuifzandheiden met struikhei
instandhouding
oppervlakte
kwaliteit
zeer ongunstig
behoud
H2320
Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
matig ongunstig
verbetering
behoud
behoud
H2330
Zandverstuivingen
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H3160
Zure vennen
matig ongunstig
behoud
verbetering
H4010
(A) Vochtige heiden (hogere zandgronden)
matig ongunstig
uitbreiding
verbetering
H4030
Droge heiden
zeer ongunstig
behoud
verbetering
H6230
*Heischrale graslanden
zeer ongunstig
uitbreiding
verbetering
H7110
(B) *Actieve hoogvenen (heideveentjes)
zeer ongunstig
behoud
verbetering
H7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
matig ongunstig
behoud
behoud
H9190
Oude eikenbossen
matig ongunstig
behoud
verbetering
8
Hoofdstuk 2
Holtingerveld is aangewezen voor de habitatsoort kamsalamander en de broedvogelsoort tapuit, zie onderstaande tabel. De kamsalamander komt verspreid voor in gebufferde poelen. Uit recente gegevens (onder andere van Buro Bakker) is gebleken dat de populatie omvangrijker is dan werd aangenomen ten tijde van het ontwerp-beheerplan Natura 2000-gebied Holtingerveld aanwijzingsbesluit. De indruk bestaat dat het met de populatie in Holtingerveld niet slecht gaat. In het natuurgebied zijn diverse maatregelen gepland zijn ten gunste van de kamsalamander (schonen en aanleggen van poelen; het beperken van het gemotoriseerd verkeer). Dit zal de populatie ten goede komen. Met de tapuit gaat het zeer slecht, wat in lijn is met de landelijke trend. Tabel 6. Aangewezen soorten voor het Natura 2000-gebied Holtingerveld Soorten
Landelijke staat
Doelstelling
Doelstelling
instandhouding
oppervlakte
kwaliteit
H1166
Kamsalamander
Ongunstig
uitbreiding
verbetering
A277
Tapuit (broedvogel)
zeer ongunstig
behoud
behoud
2.4.3 Gevoeligheden Evenals in het Drents-Friese Wold en het Dwingelderveld zijn in Holtingerveld habitattypen aanwezig die bijzonder gevoelig zijn voor stikstofdepositie en voor veranderingen in de hydrologie. Zo kampen de heischrale graslanden aan de zuidzijde van het gebied (aan de Startbaan) met verdroging als gevolg van toenemende ontwatering in de directe omgeving. In het concept beheerplan wordt als mogelijke verklaring hiervoor gegeven de aanleg van de (nieuwbouw)woonwijk in Havelte-Noord, waarvoor ten behoeve van ontwatering een vrij diepe watergang is aangelegd. Daarnaast liggen er in een landbouwenclave ten noorden van de strook schouwsloten die schijngrondwater versneld afvoeren naar de Reu. Hierdoor is de natuurlijke afstroming over de ter plaatse aanwezige keileemlaag verstoord. De kamsalamander is zeer gevoelig voor habitatverlies, versnippering, verontreiniging en verandering in de soortensamenstelling. In het Natura 2000-gebied kan het dichte wegenen padennet een mogelijk knelpunt zijn. Tabel 7. Gevoeligheden van de in de gemeente Westerveld aanwezige habitattypen en soorten Habitattypen /soorten
Zeer gevoelig voor
Kritische Depositiewaarde (mol N/ha/jaar)
H2310
Stuifzandheiden met struikhei
Vermesting, verzilting, vernatting
1071
H2320
Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
Vermesting, verzilting, vernatting
1071
H2330
Zandverstuivingen
Vermesting, verzilting, vernatting
714
H3110
Zeer zwak gebufferde vennen
Vermesting, verzilting, verdroging
429
H3130
Zwak gebufferde vennen
Verzilting, verdroging
571
H3160
Zure vennen
Verzilting, verdroging
714
H3260
(A) Beken en rivieren met waterranonkels
Verzuring, verzilting, verdroging
> 2400
H4010
(A) Vochtige heiden (hogere zandgronden)
Vermesting, verzilting, verdroging
1214
H4030
Droge heiden
Vermesting, verzilting, vernatting
1071
H5130
Jeneverbesstruwelen
Verzilting, vernatting
1071
H6230
*Heischrale graslanden
Verzilting, vernatting
857
H7110
(A) *Actieve hoogvenen (landschap)
Vermesting, verzilting, verdroging
500
Hoofdstuk 2
9
H7110
(B) *Actieve hoogvenen (heideveentjes)
Vermesting, verzilting, verdroging
786
H7120
Herstellende hoogvenen
Vermesting, verzilting, verdroging
1786
H7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
Verzilting, verdroging
1429
H9120
Beuken-eikenbossen met hulst
Verzilting
1429
H9190
Oude eikenbossen
Vermesting, verzilting, vernatting
H1166
Kamsalamander
Oppervlakteverlies,
H1831
Drijvende waterweegbree
Verzuring, vermesting
A004
Dodaars (broedvogel)
-
A008
Geoorde fuut
-
1071
versnippering,
verontreiniging,
verdroging, bewuste verandering soortensamenstelling
A072
Wespendief (broedvogel)
Verstoring door mechanische effecten-
A233
Draaihals (broedvogel)
Oppervlakteverlies
A236
Zwarte specht (broedvogel)
-
A246
Boomleeuwerik (broedvogel)
-
A275
Paapje (broedvogel)
-
A276
Roodborsttapuit (broedvogel)
-
A277
Tapuit (broedvogel)
Oppervlakteverlies
A338
Grauwe klauwier (broedvogel)
Oppervlakteverlies, versnippering
A037
Kleine zwaan (niet-broedvogel)
-
A039b
Toendrarietgans (niet-broedvogel)
-
A052
Wintertaling (niet-broedvogel)
-
A056
Slobeend (niet-broedvogel)
-
2.5 Conclusie De drie Natura 2000-gebieden vertonen veel overlap qua beschermde habitats en soorten en kampen met vergelijkbare gevoeligheden en bedreigingen. De belangrijkste externe bedreigingen zijn: 1) Vermesting door atmosferische depositie. Vrijwel alle habitattypen hebben te lijden onder een te hoge depositie. Voor kwaliteitsverbetering is een verlaging noodzakelijk. De vogelsoort tapuit heeft indirect met depositie te maken, door verruiging van zijn habitat. 2) Veranderingen in de hydrologie. De gebieden zijn in eco-hydrologisch opzicht erg complex en daardoor kwetsbaar. Keileemlagen zorgen voor schijngrondwaterspiegels en oppervlakkige kwelstromen. Hierdoor kunnen zeer plaatselijke geschikte omstandigheden voor bijzondere natuurwaarden voorkomen. Ontwatering voor landbouw en woningbouw kan zorgen voor verstoring. 3) Verstoring door intensieve recreatie. Verstoring kan optreden op vogelsoorten en op betredingsgevoelige vegetaties zoals venoevers. De huidige recreatiedruk lijkt geen wezenlijk negatief effect te hebben op de natuurwaarden. 4) Versnippering. De kamsalamander is een modelsoort als het gaat om gevoeligheid voor barrières in het landschap. Zowel binnen als buiten de Natura 2000-gebieden vormt een toename van gemotoriseerd verkeer op verharde en onverharde wegen een bedreiging.
10
Hoofdstuk 2
3.
ONTWIKKELINGEN EN HUN MOGELIJKE EFFECTEN
Inleiding Welke ontwikkelingen worden voorzien? In de structuurvisie wordt een aantal concrete ontwikkelingen voorzien. Daarnaast is voor een aantal gebieden aangegeven dat deze kansrijk zijn voor bepaalde ontwikkelingen. Er zijn voor deze locaties niet per se concrete plannen, maar de gemeente wil hier kaders bieden voor de betreffende ontwikkelingen. Woningbouw Op het gebied van woningbouw worden de volgende uitbreidingsgebieden voorzien: Noordzijde Havelte: circa 90 woningen. Deze ontwikkeling ligt nabij het natuurgebied Havelte-Oost (Holtingerveld). Zuidzijde Uffelte (Lindelaan-Zuidstraat) circa 60 woningen. Oostzijde Dwingeloo (de Valderse) circa 44 woningen. Westzijde Diever (Kalterbroeken) circa 100 woningen. Deze ontwikkeling ligt nabij het natuurgebied Drents-Friese Wold. Tevens zijn onder andere in de kern Diever inbreidingslocaties voorzien. Recreatie Op het gebied van recreatie en toerisme zijn enkele concrete ontwikkelingen voorzien: Verspreid door de gemeente zijn Infopunten voor recreatie en toerisme voorzien. Aan de Drentsche Hoofdvaart zijn ter hoogte van Havelte en Dieverbrug aanleghavens voorzien. De bedoeling is om waterrecreanten te verleiden om vanaf hier de rest van de gemeente te bezoeken. Aan de Van Helomaweg bij Havelte is de Toegangspoort Oerlandschap Holtingerveld voorzien. Dit is een hoogwaardige dagrecreatieve en educatieve voorziening. Daarnaast zijn in de structuurvisie enkele gebieden met hoge recreatieve potentie benoemd, te weten de gebieden ten zuidwesten en zuidoosten van de kern Havelte, het gebied ten westen van Dwingeloo en het gebied ten zuidwesten van de kern Vledder. Het betreft gebieden waar de gemeente onder voorwaarden ruimte wil bieden aan recreatieve en toeristische ontwikkelingen. Industrie In de structuurvisie wordt uitsluitend uitbreiding van bedrijventerreinen voorzien bij het bestaande bedrijventerrein van Dwingeloo. Deze beperkte uitbreiding ligt op relatief grote afstand van beschermde natuurgebieden. Landbouw Voor de landbouw zijn geen directe concrete ontwikkelingen voorzien. Wel zijn in de structuurvisie gebieden aangeduid als “dynamisch landschap”. Uit onderzoek voor het bestemmingsplan buitengebied is gebleken dat deze gebieden, in tegenstelling tot het overgrote deel van Westerveld, een lage landschappelijke gaafheid hebben. In gebieden
Hoofdstuk 3
11
met een lage gaafheid kan gekozen worden voor een radicalere transformatie van het landschap ten behoeve van bijvoorbeeld de agrarische sector of wateropvang, vandaar de aanduiding als dynamisch landschap. Het betreft drie grotere gebieden: een relatief open gebied ten noordoosten van Dwingeloo, langs de Oude Vaart, een strook ten noorden van het bebouwingslint Wapserveen, en een gebied ten zuidoosten van de N371 bij Havelte. Daarnaast zijn een klein gebied ten zuidoosten van Uffelte (dit gebied ligt in de EHS!) en een klein gebied ten zuiden van Geeuwenbrug als zodanig aangemerkt. Natuurontwikkeling en waterberging Op het gebied van natuurontwikkeling en waterberging is een aantal ontwikkelingen voorzien: Waterberging Ruinen-Uffelte. In het gebied tussen Ruinen en Uffelte ligt een waterbergingsopgave. Provincie, waterschap en de betrokken gemeenten werken hier aan een integraal plan met kansen voor landbouw, natuur, water en recreatie. Herinrichting Dwingelderveld. In een grote landbouwenclave in het Dwingelderveld is natuurontwikkeling voorzien. Gebiedsontwikkeling Oude Willem. In deze landbouwenclave in het Drents-Friese Wold is natuurontwikkeling voorzien. Ontwikkeling landgoed de Eese. Het bestaande landgoed de Eese, dat deels in de gemeente Westerveld ligt, heeft plannen voor natuurontwikkeling. Op de structuurvisiekaart zijn tevens enkele punten aangegeven waar ontsnipperingsmaatregelen voor fauna wenselijk zijn. Daarnaast zijn op grond van het provinciale natuurbeheerplan locaties en financiële middelen voor natuurontwikkeling voorzien. Deze locaties zijn niet opgenomen in de structuurvisie. Mogelijke bedreigingen Op het gebied van woningbouw is de uitbreiding in Havelte-Noord niet de meest gunstige locatie vanuit natuuroogpunt. Voor de reeds bestaande nieuwbouwwijk in Havelte-Noord is door het graven van een ontwateringssloot een verslechtering van nabijgelegen heischraal grasland ontstaan. Dit is een prioritair habitattype. Een verdere verslechtering door ontwatering is in strijd met de Natuurbeschermingswet. Daarnaast kunnen woningbouwplannen op korte afstand van de Natura 2000-gebieden leiden tot extra recreatiedruk in het gebied. Uit onderzoek in het Holtingerveld blijkt dat de recreatiedruk voor een aanzienlijk deel bepaald wordt door mensen uit de regio, en maar een klein deel (minder dan 15%) van de bezoekers van het natuurgebied afkomstig is van verblijfsrecreatieterreinen (Recreatieonderzoek Integraal Plan Havelte-Oost). Een zelfde verdeling kan verwacht worden voor het Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Dwingelderveld. Zowel in Havelte als in Diever zijn woningbouwplannen op korte afstand (minder dan 100 meter) van Natura 2000-gebieden. In het plan Kaltenbroeken in Diever wordt echter voorzien in de aanleg van een natuurzone naast de woonwijk. Het is te verwachten dat deze zone een deel van de recreatiedruk van wandelaars en hondenbezitters zal opvangen.
12
Hoofdstuk 3
De gebieden met hoge recreatieve potentie ten zuidwesten en noordwesten van Havelte liggen dichtbij Natura 2000- en EHS-gebieden. Wanneer hier initiatieven voor recreatie en toerisme ontstaan, kan dit leiden tot extra recreatiedruk op de natuurwaarden. Hetzelfde speelt ten westen van Vledder, waar met name versnippering van bos (EHS) een aandachtspunt vormt. In het gebied met hoge recreatieve potentie ten westen van Dwingeloo is van belang dat er ruimte voor de Oude Vaart blijft en het beekdal ontzien wordt qua bebouwing. In de gebieden die zijn aangeduid als dynamisch landschap wordt meer ruimte geboden aan grootschaligere veranderingen in het landschap, bijvoorbeeld ten behoeve van landbouw of waterberging. Op een aantal plaatsen grenst het dynamisch landschap direct aan Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld ten oosten van het Leggelderveld en ten oosten van Lheebroek. Op deze plekken zijn ontwikkelingen met een mogelijk vermestende, verontreinigende of verdrogende invloed niet wenselijk. Te denken valt aan intensivering van veehouderijen, intensieve onkruidbestrijding (bv. in lelieteelt), zandwinning etc. Het kader voor agrarische ontwikkelingen is concreet uitgewerkt in het bestemmingsplan buitengebied (2011). In de passende beoordeling horende bij het bestemmingsplan is het plan beoordeeld op effecten op Natura 2000-gebieden. In het bestemmingsplan is een coördinatieregeling voor de uitbreiding van agrarische bedrijven opgenomen, waardoor ontwikkelingen van veehouderijen individueel en cumulatief getoetst worden. De structuurvisies geeft geen nieuwe kaders voor agrarische ontwikkelingen die verslechterend kunnen zijn voor Natura 2000-gebieden. Mogelijke oplossingen en kansen Voor ontwikkelingen op het gebied van woningbouw en recreatie kan de recreatiedruk op Natura 2000-gebieden beheerst worden door een goede zonering van de Natura 2000gebieden. Dit wordt via de Natura 2000-beheerplannen geregeld. De recreatiedruk kan bij nieuwe ontwikkelingen verder verminderd worden door ommetjes aan te leggen. Hierbij valt te denken aan wandelpaden over boerenland en aan een goede interne en externe groenstructuur van nieuwbouwwijken. De wijk Kalterbroeken in Diever is daarvan een goed voorbeeld. Door aanleg van een ecologische zone en aansluiting bij een bestaande visvijver is een groen uitloopgebied voor de woonwijk ontstaan. Daardoor worden de nabijgelegen kwetsbaardere natuurgebieden ontzien en wordt voorkomen dat mensen voor bijvoorbeeld het uitlaten van de hond direct de auto nemen. Veel recreatieve wandelaars hoeven niet per se naar gebieden met hoogste ecologische waarde. Ook bij aanleg van verblijfsrecreatiegebieden is het aan te bevelen om dit te combineren met de aanleg van ommetjes. Bij woningbouw op de locatie Havelte-Noord is het aan te bevelen om dit te combineren met het herstellen van hydrologische situatie ten noorden van het gebied. Hierdoor kan niet alleen een verdere verslechtering worden voorkomen, maar kunnen de milieuomstandigheden voor kwetsbare heischrale graslanden juist worden verbeterd. Oplossingen voor de hoge stikstofdepositie in de natuurgebieden liggen buiten de reikwijdte van de structuurvisie. Het overgrote deel van de stikstofdepositie zal niet door gemeentelijk beleid kunnen worden teruggebracht. De gemeente kan wel bij de beoordeling
Hoofdstuk 3
13
van toekomstige ontwikkelingen in het agrarisch gebied positief mee laten wegen als deze leiden tot een verlaging van de stikstofuitstoot. Tenslotte is in de gemeente Westerveld, evenals in de rest van Nederland, een intensivering van het agrarische gebied plaatsvindt met een bijbehorende afname van natuurwaarden. Het is vanuit ecologisch (en waterkundig) oogpunt aan te bevelen om intensiveringen en rode ontwikkelingen te koppelen aan concrete kansen voor natuur. Zones waar investeringen in natuur- en landschapswaarden het meest zinvol zijn, zijn met name de beekdalen, zoals Oude Vaart, Vledder Aa en Wapserveensche Aa. Natuurlijke beekdalen hebben een belangrijke verbindende rol en zijn deels opgenomen in de provinciaal begrensde EHS.
14
Hoofdstuk 3
4.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In de gemeente Westerveld liggen drie Natura 2000-gebieden: ‘Drents-Friese Wold & Leggelderveld’, ‘Dwingelderveld’ en ‘Holtingerveld’. Deze drie gebieden vertonen veel overlap qua beschermde habitats en soorten en kampen met vergelijkbare gevoeligheden en bedreigingen. De belangrijkste externe bedreigingen zijn: 1) Vermesting door atmosferische depositie. Vrijwel alle habitattypen hebben te lijden onder een te hoge depositie. Voor kwaliteitsverbetering is een verlaging noodzakelijk. De vogelsoort tapuit heeft indirect met depositie te maken, door verruiging van zijn habitat. 2) Veranderingen in de hydrologie. De gebieden zijn in eco-hydrologisch opzicht erg complex en daardoor kwetsbaar. Keileemlagen zorgen voor schijngrondwaterspiegels en oppervlakkige kwelstromen. Hierdoor kunnen zeer plaatselijke geschikte omstandigheden voor bijzondere natuurwaarden voorkomen. Ontwatering voor landbouw en woningbouw kan zorgen voor verstoring. 3) Verstoring door intensieve recreatie. Verstoring kan optreden op vogelsoorten en op betredingsgevoelige vegetaties zoals venoevers. De huidige recreatiedruk lijkt geen wezenlijk negatief effect te hebben op de natuurwaarden. 4) Versnippering. De kamsalamander is een modelsoort als het gaat om gevoeligheid voor barrières in het landschap. Zowel binnen als buiten de Natura 2000-gebieden vormt een toename van gemotoriseerd verkeer op verharde en onverharde wegen een bedreiging. Uitbreiding van woningbouw in Havelte-Noord is niet de meest gunstige locatie vanuit natuuroogpunt. Voor de reeds bestaande nieuwbouwwijk in Havelte-Noord is door het graven van een ontwateringssloot een verslechtering van nabijgelegen heischraal grasland ontstaan. Dit is een prioritair habitattype. Een verdere verslechtering door ontwatering is in strijd met de Natuurbeschermingswet. Bij woningbouw op de locatie Havelte-Noord is het aan te bevelen om dit te combineren met het herstellen van hydrologische situatie ten noorden van het gebied. Hierdoor kan niet alleen een verdere verslechtering worden voorkomen, maar kunnen de milieuomstandigheden voor kwetsbare heischrale graslanden juist worden verbeterd. Daarnaast kunnen woningbouwplannen op korte afstand van de Natura 2000-gebieden leiden tot extra recreatiedruk in het gebied. Zowel in Havelte als in Diever zijn woningbouwplannen op korte afstand (minder dan 100 meter) van Natura 2000-gebieden. In het plan Kaltenbroeken in Diever wordt echter voorzien in de aanleg van een natuurzone naast de woonwijk. Het is te verwachten dat deze zone een deel van de recreatiedruk van wandelaars en hondenbezitters zal opvangen. Ook bij andere ontwikkelingen voor woningbouw- en verblijfsrecreatie kan de recreatiedruk verminderd worden door ommetjes aan te leggen. Hierbij valt te denken aan wandelpaden over boerenland en aan een goede interne en externe groenstructuur van nieuwbouwwijken. Het groene uitloopgebied bij de wijk Kalterbroeken in Diever is daarvan een goed voorbeeld.
Hoofdstuk 4
15
De gebieden met hoge recreatieve potentie ten zuidwesten en noordwesten van Havelte liggen dichtbij Natura 2000- en EHS-gebieden. Wanneer hier initiatieven voor recreatie en toerisme ontstaan, kan dit leiden tot extra recreatiedruk op de natuurwaarden. Hetzelfde speelt ten westen van Vledder, waar met name versnippering van bos (EHS) een aandachtspunt vormt. In het gebied met hoge recreatieve potentie ten westen van Dwingeloo is van belang dat er ruimte voor de Oude Vaart blijft en het beekdal ontzien wordt qua bebouwing. In de gebieden die zijn aangeduid als dynamisch landschap wordt meer ruimte geboden aan grootschaligere veranderingen in het landschap, bijvoorbeeld ten behoeve van landbouw of waterberging. Op een aantal plaatsen grenst het dynamisch landschap direct aan Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld ten oosten van het Leggelderveld en ten oosten van Lheebroek. Op deze plekken zijn ontwikkelingen met een mogelijk vermestende, verontreinigende of verdrogende invloed niet wenselijk. Te denken valt aan intensivering van veehouderijen, intensieve onkruidbestrijding (bv. in lelieteelt), zandwinning etc. Oplossingen voor de hoge stikstofdepositie in de natuurgebieden liggen buiten de reikwijdte van de structuurvisie. De structuurvisies geeft geen nieuwe kaders voor agrarische ontwikkelingen die verslechterend kunnen zijn voor Natura 2000-gebieden. Individuele ontwikkelingen van veehouderijen worden individueel en cumulatief getoetst op basis van het bestemmingsplan buitengebied (2011). De gemeente kan wel bij de beoordeling van toekomstige ontwikkelingen in het agrarisch gebied positief mee laten wegen als deze leiden tot een verlaging van de stikstofuitstoot. Tenslotte is in de gemeente Westerveld, evenals in de rest van Nederland, een intensivering van het agrarische gebied plaatsvindt met een bijbehorende afname van natuurwaarden. Het is vanuit ecologisch (en waterkundig) oogpunt aan te bevelen om intensiveringen en rode ontwikkelingen te koppelen aan concrete kansen voor natuur. Zones waar investeringen in natuur- en landschapswaarden het meest zinvol zijn, zijn met name de beekdalen, zoals Oude Vaart, Vledder Aa en Wapserveensche Aa. Natuurlijke beekdalen hebben een belangrijke verbindende rol en zijn deels opgenomen in de provinciaal begrensde EHS.
16
Hoofdstuk 4
5.
BIJLAGEN
Bijlage 1. Kaart habitattypen Drents-Friese Wold & Leggelderveld
Bijlage 2. Kaart habitattypen Dwingelderveld
Bijlage 3. Kaart habitattypen Holtingerveld (Havelte-Oost)
ONTWERPKAART behorende bij het ontwerpbesluit van het Natura 2000-gebied het Drents/Friese Wold en Leggelderveld
Natura 2000 Drents-Friese Wold en Leggelderveld
Habitattypen 2 november 2010 Op deze kaart staan habitattypen die aangeleverd zijn door Altenburg en Wymenga en Staatsbosbeheer (Waardenburg). Bij overlap tussen beide bestand zijn de gegevens van Altenburg en Wymenga verwijderd.
CONCEPT!
Habitattype H2310, Stuifzandheiden met struikhei K K K K K K K K K K K K K K K
H2320, Binnenlandse kraaiheibegroeiingen H2330, Zandverstuivingen H3110, Zeer zwakgebufferde vennen H3130, Zwakgebufferde vennen
Z Z Z A A A A A
Z Z Z A A A A A
Z Z Z A A A A A
Z Z Z A A A A A
Z Z Z A A A A A
H3160, Zure vennen H3260A, Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) H4010A, Vochtige heiden (hogere zandgronden) H4030, Droge heiden H5130, Jeneverbesstruwelen H6230, Heischrale graslanden
B B B B B B B B B B B B B B B
H7110B, Actieve hoogvenen (heideveentjes) H7150, Pioniervegetaties met snavelbiezen H9190, Oude eikenbossen
Algemeen
Natura 2000: beleven, gebruiken en beschermen
Natura2000 begrenzing
0
2 Kilometers
Kaartnummer: DLGNN2010LJ-0508
Bronnen: © Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn
600.00.02.71.00 - Beheerplan Natura 2000-gebied Havelte-Oost - 30 juni 2009
85
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk www.BRO.nl
2
Hoofdstuk 5