Gemeente Westerveld
1
Inhoud Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening ................................................. 4
Hoofdstuk 2
Bijzondere bijstand en medische kosten ................................................................... 12
Hoofdstuk 3
Woonkostentoeslag bij huurwoningen ...................................................................... 25
Hoofdstuk 4
Woonkostentoeslag eigen woning ............................................................................... 29
Hoofdstuk 5
Verhuis- en (woning)inrichtingskosten ..................................................................... 32
Hoofdstuk 6
Duurzame gebruiksgoederen ..................................................................................... 40
Hoofdstuk 7
Babyuitzet ...................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 8
Langdurigheidstoeslag ................................................................................................. 43
Hoofdstuk 9
Begrafenis- of crematiekosten ...................................................................................... 44
Hoofdstuk 10
Kinderopvang ................................................................................................................ 47
Hoofdstuk 11
Buitengewone verwervingskosten en reiskosten traject ........................................... 54
Hoofdstuk 12
Reiskosten ....................................................................................................................... 55
Hoofdstuk 13
Reiskosten kinderen tot 18 jaar voor het volgen van onderwijs .............................. 59
Hoofdstuk 14
Peuterspeelzaal ............................................................................................................... 61
Hoofdstuk 15
Kosten voortgezet onderwijs ........................................................................................ 62
Hoofdstuk 16
PC-regeling ........................................................................................................................ 63
Hoofdstuk 17
Toeslagen voor levensonderhoud ............................................................................... 64
Hoofdstuk 18
Vaste lasten bij opname in inrichting .......................................................................... 65
Hoofdstuk 19
Bijstand en detentie ....................................................................................................... 68
Hoofdstuk 20
Bewindvoering, curatele en mentor ............................................................................ 72
Hoofdstuk 21
Kosten rechtshulp, griffierechten ................................................................................. 74
Hoofdstuk 22
Eigen bijdrage LBIO ...................................................................................................... 76
Hoofdstuk 23
Identiteitskaart ................................................................................................................ 78
Hoofdstuk 24
Koudetoeslag ................................................................................................................. 79
2
Leidraad Wet werk en bijstand Bijzondere bijstand
3
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) Onderwerpen: -
Inleiding
-
Moment indiening aanvraag bijzondere bijstand
-
Algemene en bijzondere voorwaarden
-
Wanneer vloeien kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden
-
Kunnen kosten voldaan worden uit de aanwezige middelen
-
Draagkrachtbepalingen
-
Nadere bepalingen voor de draagkrachtberekening
-
Draagkrachtperiode
-
Uitsmeren draagkracht
-
Draagkracht en WSNP
-
Draagkracht en beslag
-
Drempel (artikel 35, tweede lid WWB)
-
Vormen van (bijzondere) bijstand
-
Waarborgsom
-
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
-
Schuldenlast (artikel 49 WWB)
-
Betaling
-
Beslag (artikel 46, tweede lid, WWB)
Inleiding De algemene voorwaarden voor het recht op bijstand gelden ook voor de bijzondere bijstand. Dat betekent dat bij iedere aanvraag bijzondere bijstand het recht getoetst moet worden aan de artikelen 11 tot en met 16 WWB. Voldoet een klant aan deze algemene voorwaarden dan kan voor uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan bijzondere bijstand worden verleend, voor zover deze uitgaven naar het oordeel van het college niet uit de eigen middelen kunnen worden voldaan. Niet de aard van de kosten is bepalend voor de vraag of kosten bijzonder zijn, maar de individuele bijzondere omstandigheden. De WWB regelt de bijzondere bijstand in artikel 35. Zie paragraaf 1 (recht op bijzondere bijstand), hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. Moment indiening aanvraag bijzondere bijstand Artikel 44 lid 1 WWB verbiedt bijstandsverlening tegen een eerdere datum dan de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag. Gelet op de doelstellingen van de bijzondere bijstand (onder andere armoedebestrijding) moet aangenomen worden dat gemeentelijk beleid op basis waarvan met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt verleend niet in strijd is met de bedoeling van de wetgever. Zie paragraaf 1.3 (moment indiening aanvraag bijzondere bijstand), hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck.
4
Een aanvraag om bijzondere bijstand dient bij voorkeur te worden ingediend, vóór dat de kosten zijn gemaakt. Het is toegestaan een aanvraag om bijzondere bijstand binnen één jaar nadat de kosten zijn gemaakt nog in te dienen, uitgezonderd aanvragen bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek voordoen. Voor deze laatste aanvragen geldt een termijn van vier maanden. Een eventueel bewijsrisico vanwege de late aanvraag komt voor rekening van de aanvrager. In veel gevallen is namelijk de noodzaak achteraf niet meer vast te stellen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: -
Vervanging duurzame gebruiksgoederen (achteraf is immers niet vast te stellen of het oude apparaat aan vervanging toe was)
-
Verhuiskosten
Algemene en bijzondere voorwaarden Voor het beantwoorden van de vraag of recht op bijzondere bijstand bestaat, moeten de volgende vragen beantwoord worden: Algemene voorwaarden (artt. 11 tot en met 16 WWB en art. 40 WWB) 1 2.
Is aanvrager Nederlander of daarmee gelijkgestelde vreemdeling.
Nee. Geen recht
(artikel 11, eerste tot en met derde lid, WWB)
(artikel 16 lid 2 WWB)
Verblijft hij/zij in Nederland (territorialiteitsbeginsel).
Nee. Geen recht, tenzij er zeer
(artikel 11 lid 1 WWB)
dringende redenen* zijn (artikel 16 WWB)
3 4.
Woont hij in de gemeente Steenwijkerland/Westerveld
Nee. Doorzendplicht**.
(artikel 40 WWB).
(artikel 2:3 Awb)
Doen de kosten zich voor (artikel 11 lid 1 WWB)
Nee. Geen recht
Zie paragraaf 1.5 van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. 5.
6.
Zijn het kosten die in Nederland zijn gemaakt of die betrekking
Nee. Geen recht tenzij er zeer
hebben op kosten die aan Nederland zijn verbonden
dringende redenen* zijn
(territorialiteitsbeginsel). (artikel 11 lid 1 WWB)
(artikel 16 WWB)
Is op aanvrager één van de uitsluitingsgronden van toepassing
Ja. Geen recht tenzij er zeer
(artikel 13 WWB) (bijv. jonger dan 18, detentie, werkstaking enz.).
dringende redenen* zijn (artikel 16 WWB)
7.
Kan aanvrager een beroep doen op een voorliggende voorziening
Ja. Geen recht tenzij er zeer
(artikel 15 WWB).
dringende redenen* zijn (artikel 16 WWB)
8a.
8b
Gaat het om niet noodzakelijke kosten genoemd in art. 14 WWB
Ja. Geen recht tenzij er zeer
(bijzondere bijstand voor: geleden of toegebracht schade, betaling
dringende redenen* zijn
van boete, alimentatie enz.).
(artikel 16 WWB)
Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk
Nee. Geen recht tenzij er zeer
(artikel 11 lid 1 WWB)
dringende redenen* zijn
Zie paragraaf 1.6 van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek
(artikel 16 WWB)
Wet werk en bijstand van Schulinck. Bijzondere voorwaarden (artikel 35 lid 1 WWB) 9.
Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele
Nee. Geen recht tenzij er
5
10.
omstandigheden (artikel 35 lid 1 WWB)
dringende redenen zijn
Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen
Ja. Geen recht tenzij er
(artikel 35 WWB)
dringende redenen zijn
* Er is sprake van zeer dringende redenen als er een situatie is die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. ** Aanwezige schriftelijke stukken doorsturen naar juiste gemeente en aanvrager daar gelijktijdig over informeren (artikel 2:3 Awb). Zie paragraaf 2 van hoofdstuk 3 Recht op bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck voor de onderdelen 1 en 2 uit de tabel. Zie ook paragraaf 1.4 (Beoordeling aanvraag bijzondere bijstand), hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. Wanneer vloeien kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden Voor onderdeel 9 van de tabel is van belang een onderscheid te maken tussen: a. incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan (bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen) b. overige noodzakelijke kosten Ad a. incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan Gaat het om incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten dan moet onderzocht worden of: -
Belanghebbende kon reserveren voor deze kosten. Zo ja, dan kan het college de bijstandsaanvraag afwijzen. Zie bijvoorbeeld CRvB 10-12-2002, nrs. 00/2393 NABW e.a., CRvB 26-09-2006, nrs. 05/1709 NABW e.a. en CRvB 13-10-2009, nr. 07/6727 WWB.
-
Belanghebbende geheel of gedeeltelijk een lening kon afsluiten voor deze kosten. Zie bijvoorbeeld CRvB 28-03-2006, nrs. 05/196 NABW e.a.. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het kunnen afsluiten van een geldlening bij de Gemeenschappelijke Kredietbank als een voorliggende voorziening wordt opgemerkt (artikel 15 WWB).
Aangezien de vraag omtrent de mogelijkheid tot reserveren onderdeel uitmaakt van de beoordeling of er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan dit aspect niet meer aan de orde komen bij de middelentoets (onderdeel 10). Als eenmaal is vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden dan speelt de vraag of de belanghebbende heeft gereserveerd of had kunnen reserveren voor de betreffende kosten daarna geen rol meer. Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB (zie CRvB 02-11-1999, nr. 98/973 NABW, CRvB 25-04-2006, nr. 05/922 NABW en CRvB 26-10-2010, nrs. 09/2436 WWB e.a.).
6
Zie paragraaf 1.7 van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck
Ad b. overige noodzakelijke kosten Van belang is of zich in het concrete geval bijzondere omstandigheden voordoen die de kosten noodzakelijk maken. Is deze vraag met ja wordt beantwoord dan is van belang of de kosten kunnen worden voldaan uit de aanwezige middelen. Kunnen kosten voldaan worden uit de aanwezige middelen De vraag of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, kan in twee gedeelten worden opgesplitst: a.
Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm?
b.
Kunnen de kosten worden voldaan uit de draagkracht?
Ad. a Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is. In welke kosten de algemene bijstand nu precies wel en niet voorziet is uiteindelijk ter beoordeling aan de rechter. Een vaste lijst is er niet. Wel noemt paragraaf 1.8.2 van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck een aantal voorbeelden. Ad. b Kunnen de kosten worden voldaan uit de draagkracht. Kunnen de kosten worden voldaan uit de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Zie draagkrachtbepalingen. Draagkrachtbepalingen langdurigheidstoeslag Bij de vaststelling van de draagkracht laat de IGSD de langdurigheidstoeslag buiten beschouwing. Vrijlating middelen en particuliere pensioenen De IGSD past artikel 31 lid 2 WWB ook toe bij aanvragen bijzondere bijstand. Tevens past de IGSD de vrijlating van particuliere pensioenen als bedoeld in artikel 33 lid 5 WWB toe bij aanvragen bijzondere bijstand. Met andere woorden deze middelen rekent de IGSD niet tot de draagkracht. vermogen Bij de vaststelling van de draagkracht laat de IGSD buiten beschouwing: a.
bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn als bedoeld in artikel 34 lid 2 onderdeel a WWB;
b.
het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voorzover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens (artikel 34 lid 2 onderdeel b WWB), tenzij het gaat om algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek
7
voordoen. Bij algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek voordoen laat de IGSD een bedrag ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm buiten beschouwing; c.
spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen (artikel 34 lid 2 onderdeel c WWB), tenzij het gaat om algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek voordoen;
d.
het vermogen gebonden in de eigen woning als bedoeld in art. 34 lid 2 onderdeel d WWB o
Indien de te verlenen bijzondere bijstand op jaarbasis lager of gelijk is aan € 500,00 laat het dagelijks bestuur van de IGSD het vermogen gebonden in de eigen woning buiten beschouwing. Bepalend daarbij is wanneer de kosten zich voordoen, waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd. Voorbeeld: Heeft de aanvrager op 1 maart 2014 de kosten waarvoor hij op 1 april 2014 bijzondere bijstand aanvraagt, dan loopt het jaar vanaf 1 maart 2014 tot en met 28 februari 2015. Overschrijdt de te verlenen bijzondere bijstand op jaarbasis de € 500,00 dan gaat de IGSD als volgt te werk:
Ontvangt belanghebbende reeds algemene bijstand, dan is de waarde van de eigen woning reeds bij de aanvraag algemene bijstand meegenomen. Bij die aanvraag is dan al gebleken dat het te gelde maken of verder bezwaren van de eigen woning in redelijkerwijs niet kan worden verlangd. Het ligt voor de hand om bij aanvragen bijzondere bijstand daarbij aan te sluiten.
Bij overige aanvragen bijzondere bijstand hanteert de IGSD de volgende werkwijze. Gelet op artikel 50, eerste lid, WWB is dan van belang in hoeverre van belanghebbende in redelijkheid verwacht kan worden zijn eigen woning te verkopen en/of zijn woning (verder) te bezwaren met een hypothecaire geldlening. Indien twee of meer banken/financiële instellingen niet bereid zijn een hypothecaire geldlening aan belanghebbende te verstrekken, stelt de IGSD zich op het standpunt dat het (verder) bezwaren van de eigen woning in redelijkheid niet verwacht kan worden. Kan ook de verkoop van de eigen woning in redelijkheid niet verwacht worden, dan staat de eigen woning het recht op bijzondere bijstand niet in de weg.
De IGSD rekent het bij aanvang van de bijstand aanwezige vermogen volledig tot de draagkracht, voorzover dit meer bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens. Inkomen (voorzover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm) In de gemeente Steenwijkerland/Westerveld bedraagt de draagkracht per jaar: bij een ruimte in het inkomen tot
€ 550,00:
0%;
bij een ruimte in het inkomen tussen de
€ 550,00 en € 2.750,00:
25%;*
bij een ruimte in het inkomen boven de
€ 2.750,00:
50%;
* feitelijk komt dit neer op 25% van maximaal € 2.200,00 (€ 2.750,00 - € 550,00)= € 550,00. Bij kosten die tot de incidenteel dan wel periodiek voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, hanteert de IGSD een draagkrachtpercentage van 100. Het gaat dan onder andere om:
8
-
verhuiskosten
-
inrichtingskosten
-
woonkosten
-
duurzame gebruiksgoederen
-
kosten babyuitzet
-
toeslagen voor levensonderhoud
-
verwervingskosten
Verder hanteert de IGSD een draagkrachtpercentage van 100 bij: -
eigen bijdragen van kostensoorten die slechts ten dele door de Zvw of AWBZ worden vergoed en
-
premie arbeidsongeschiktheidsverzekering bij zelfstandigen.
Bijdragen op grond van het gemeentelijk minimabeleid laat de IGSD buiten beschouwing bij het vaststellen van de draagkracht. Nadere bepalingen voor de draagkrachtberekening. Bij aanvragen bijzondere bijstand voor kosten waarbij de IGSD met betrekking tot het inkomen een draagkrachtpercentage hanteert van 100, brengt de IGSD bepaalde kosten die belanghebbende maakt in mindering op het inkomen. Dit zijn de zgn buitengewone uitgaven. Hieronder vallen: -
Het gemis aan zorgtoeslag indien men op grond van het inkomen niet in aanmerking komt voor (volledige) zorgtoeslag;
-
Onderhoudsverplichtingen van niet in het gezin levende kinderen of een (ex)echtgenoot;
-
Het gemis aan huurtoeslag indien men op grond van het inkomen niet in aanmerking komt voor (volledige) huurtoeslag (bij eigen woningbezit is dit het gemis aan woonkostentoeslag);
-
voor rekening van belanghebbende blijvende studiekosten van eigen kinderen. De aanvullende beurs hangt van het inkomen af dat de ouders van de student hebben (WSF 2000).
Draagkrachtperiode Artikel 35, eerste lid vermeldt, dat burgemeester en wethouders het begin en de duur van de periode bepalen, waarover het vermogen en inkomen in aanmerking wordt genomen. Het draagkrachtjaar wordt in beginsel bepaald op twaalf maanden en gaat in op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen. Aan het draagkrachtjaar kan terugwerkende kracht worden verleend tot maximaal één jaar. Dit om te voorkomen dat cliënt, na elke kostensoort die zich voordoet, een aanvraag moet indienen. Een kortere draagkrachtperiode wordt om uitvoeringstechnische redenen in principe niet toegepast. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een kortere draagkrachtperiode worden toegepast. Indien zich een wijziging in de situatie van belanghebbende voordoet, inkomenswijziging hieronder begrepen, wordt afgeweken van de regel dat de voor één jaar vastgestelde draagkracht in beginsel definitief is. Bij wijziging in de omstandigheden zal de draagkracht binnen het vastgestelde draagkrachtjaar moeten worden herzien.
9
Uitsmeren draagkracht Voordat tot bijstandsverlening kan worden overgegaan, dient eerst de beschikbare ruimte in het vermogen en inkomen te worden aangewend. Indien het - ingeval van periodieke bijzondere bijstandsverlening - aannemelijk is dat de bijstandsverlening minimaal één jaar doorloopt, verdient het aanbeveling de draagkracht over twaalf maanden uit te smeren (Haagse methode).
Draagkracht en WSNP Belanghebbenden bij wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, hebben geen draagkracht. In de praktijk beschikken zij over niet meer dan 90% van de bijstandsnorm (CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW). Wel behoudt de IGSD zich het recht voor om belanghebbenden verplichtingen op te leggen om de bewindvoerder tot een grotere vrijlating van inkomsten te bewegen of anderszins stappen te ondernemen die dat kunnen bewerkstelligen (Rechtbank Roermond 05-12-2008, nr. AWB 08/50). Zie paragraaf 2.2 onderdeel 3 (in aanmerking te nemen inkomen en vermogen) van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. Draagkracht en beslag Ligt op (een deel van) het inkomen van een belanghebbende executoriaal beslag waardoor belanghebbende over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, mag de IGSD bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening houden, omdat belanghebbende niet redelijkerwijs kan beschikken over dat (deel van het) inkomen (zie CRvB 28-03-2006, nr. 04/5465 NABW). Zie paragraaf 2.2 onderdeel 3 (in aanmerking te nemen inkomen en vermogen) van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck
Drempel (artikel 35, tweede lid) De IGSD geeft geen toepassing aan artikel 35, tweede lid WWB. De IGSD hanteert geen drempelbedrag. Vormen van (bijzondere) bijstand Bijstand (ook bijzondere bijstand) kan slechts in een door de WWB aangegeven beperkt aantal gevallen anders dan om niet verleend worden. Deze staan in paragraaf 6.1 van de Wet werk en bijstand (artt. 48 tot en met 53 WWB). Waarborgsom Als de IGSD bijzondere bijstand verleent voor een door belanghebbende te betalen waarborgsom dan is dat in de vorm van borgtocht of een geldlening. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan Is de bijstandsafhankelijkheid het gevolg van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan dan legt de IGSD in beginsel een maatregel op. Dit op grond van de maatregelenverordening. Is geen maatregel mogelijk op grond van de
10
maatregelverordening of is het volledig weigeren van bijzondere bijstand een te zware sanctie dan verstrekt de IGSD de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht (artikel 48 lid 2 onder b WWB). Schuldenlast (artikel 49 WWB) Met betrekking tot schulden geldt het volgende. Uitgangspunt is dat - bijzondere situaties daargelaten - geen bijstand wordt verleend voor schulden (artikel 13 lid 1 onder f WWB). In afwijking van artikel 13 lid 1 onder f WWB kan bijstand in de vorm van borgtocht worden verleend indien het verzoek tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege de beperkte aflossingscapaciteit van belanghebbende en de gemeenschappelijke kredietbank zonder borgtocht geen saneringskrediet verstrekt. Pas als daartoe zeer dringende redenen bestaan en bijstand in de vorm van borgtocht ten behoeve van een saneringskrediet geen uitkomst biedt kan bijstand om niet of in de vorm van een geldlening worden verstrekt. Voor voorbeelden van zeer dringende redenen en meer informatie zie paragraaf 12.2 bijzondere bijstand voor schulden/schuldhulpverlening van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het handboek Wet werk en bijstand. Betaling Tenzij anders aangegeven wordt bijzondere bijstand uitbetaald op het door aanvrager opgegeven rekeningnummer. Betalingen in het kader van het minimabeleid (chronisch zieken e.d.) en/of op grond van de richtlijn sociaal culturele uitgaven moeten overgemaakt worden op het door aanvrager opgegeven rekeningnummer tenzij er sprake is van curatele (bij curatele is een persoon immers niet handelingsbekwaam). Het kan ook voorkomen dat een derde (bijv. een bewindvoerder) uitdrukkelijk heeft verzocht de tegemoetkoming op een ander rekeningnummer over te maken. Iets dergelijks kan zich voordoen als vanuit het budget beheer door de bewindvoerder een "voorschot" is verstrekt in de gevraagde kosten. Beslag (artikel 46, tweede lid WWB) Bijzondere bijstand is niet vatbaar voor beslag. Dit geldt ook voor de toeslagen, die via de bijzondere bijstand worden verstrekt (woonkostentoeslag, toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar, enzovoort).
11
Hoofdstuk 2
Bijzondere bijstand en medische kosten
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) Onderwerpen: Paragraaf 1 Algemeen -
Uitgangspunt o
Voorliggende voorzieningen
o
Zeer dringende reden
-
Overgangsrecht
-
Zorgverzekeringen o
Verplichte basisverzekering
o
Aanvullende verzekeringen en tandartsverzekeringen
o
Collectieve zorgverzekering
-
Verplicht eigen risico
-
Vrijwillig eigen risico
-
Verplichte eigen bijdragen o
Verplichte eigen bijdragen en collectieve zorgverzekering voor minima
o
Verplichte eigen bijdragen en aanvullende verzekeringen
o Eigen bijdrage en orthopedisch schoeisel Paragraaf 2 Medische kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is o
Brillen en contactlenzen
o
Gehoortoestellen
o
Dieetkosten en voedingssupplementen
o
Kledingslijtage en beddengoed
o
Extra stookkosten
o
Maaltijdvoorziening
o
Kraamzorg en bevallingskosten
o
Reiskosten voor medische behandelingen
o
Reiskosten voor bezoek familie opgenomen in ziekenhuis of inrichting
o
Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
o
Kunstgebit
o Eerstelijns psychologische hulp Paragraaf 3 Voorbeelden van medische kosten waarvoor de IGSD geen bijzondere bijstand meer verstrekt
o
Steunzolen
o
Alternatieve geneeswijzen
o
Onderhoudskosten en kosten vervanging batterijen/accu’s hulpmiddelen
o
Verzekering en nazorgcontracten hulpmiddelen
o o
Reparatiekosten hulpmiddelen (zoals gehoortoestel)
o
Geneesmiddelen en zelfzorgmiddelen
o
Kosten psychotherapie en psychologische hulp
o
Tandheelkundige hulp
o
Verhuizing om medische redenen
Telefoonkosten
12
o
Pedicurekosten
13
PARAGRAAF 1 Algemeen Uitgangspunt De IGSD verleent in beginsel geen bijzondere bijstand voor medische kosten. Voorliggende voorzieningen Voor de kosten van medische zorg dienen de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in beginsel als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen te worden beschouwd (artikel 15, eerste lid, eerste volzin WWB). Voor prestaties die niet vergoed worden omdat deze zorg op grond van Zvw en de AWBZ als niet noodzakelijk wordt beschouwd, kan de IGSD in beginsel geen bijstand verlenen gelet op artikel 15, eerste lid, tweede volzin van de WWB (CRvB 28-10-2008, nr. 07/4525 WWB). Zeer dringende reden Alleen op grond van een zeer dringende reden kan dan nog bijzondere bijstand worden verleend (artikel 16 WWB). Er is sprake van zeer dringende redenen als er een situatie is die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Voorbeeld waarin sprake was van een zeer dringende reden: Aanvraag bijzondere bijstand voor kosten medicinale cannabis om bijwerking te voorkomen van anti HIV-medicatie als misselijkheid en braken (CRvB 26-01-2010, nrs. 08/203 WWB e.a.). Overgangsrecht Aanvragen bijzondere bijstand voor medische kosten ingediend op of voor de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk beoordeelt de IGSD op basis van de oude uitvoeringsrichtlijnen. Zorgverzekeringen Verplichte basisverzekering Een ieder is verplicht een basisverzekering af te sluiten. Inwoners die geen verplichte basisverzekering afsluiten, tonen een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. De IGSD legt een maatregel op aan inwoners die als gevolg daarvan bijzondere bijstand aanvragen voor medische kosten. De hoogte van de maatregel is gelijk aan de vergoeding die de inwoner zou hebben ontvangen als hij de verplichte basisverzekering wel had (artikel 14 lid 3 onder h in samenhang met artikel 16 lid 2 van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2010). Ook kan overwogen worden om de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken (artikel 48, tweede lid, onder b, WWB). Aanvullende verzekeringen en tandartsverzekeringen Belanghebbenden zijn niet verplicht aanvullende verzekeringen en/of tandartsverzekeringen af te sluiten. Heeft een belanghebbende een dergelijke verzekering afgesloten dan is dat voor hem een voorliggende voorziening bij aanvragen bijzondere bijstand voor medische kosten. De premie voor een aanvullende ziektekostenverzekering of tandartsverzekering komt in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Het betreft hier immers vrijwillig te maken kosten (zie CRvB 07-01-2003, nrs. 00/6132 NABW e.a.). Zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 4 (medische kosten: algemeen) onderdeel 2 (aanvullend of collectief verzekerd) van het Handboek WWB.
14
Collectieve zorgverzekering Inwoners van de gemeenten Westerveld en Steenwijkerland kunnen gebruik maken van de collectieve zorgverzekering voor minima. Behalve een korting op de premies voor de verplichte basisverzekering, aanvullende verzekering en tandartsverzekering kunnen zij gebruik maken van het gemeentepakket. Voor deelnemers aan de collectieve zorgverzekering voor minima is de collectieve zorgverzekering een voorliggende voorziening bij aanvragen bijzondere bijstand voor medische kosten. Verplicht eigen risico Voor het verplicht eigen risico bestaat er op grond van artikel 15 lid 1 WWB geen recht op bijzondere bijstand voor onder het verplicht eigen risico vallende kosten, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen. De wetgever heeft een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de noodzaak om de kosten van het eigen risico te compenseren. Die keuze leidt ertoe dat in beginsel sprake is van een uitputtende bewuste - passende en toereikende - regeling, die een voorliggende voorziening oplevert in de zin van artikel 15 lid 1 WWB (zie CRvB 14-12-2010, nr. 09/5473 WWB en CRvB 21-12-2010, nr. 10/1250 WWB). Zie paragraaf 4.3. (eigen risico) van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek WWB. Vrijwillig eigen risico Hiervoor bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Zie paragraaf 4.3. (eigen risico) van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek WWB Verplichte eigen bijdragen Eigen bijdragen van kostensoorten die slechts ten dele door de Zvw worden vergoed komen in beginsel in aanmerking voor bijzondere bijstand. Medische kosten die zijn uitgesloten van vergoeding op grond van de Zvw (bijvoorbeeld de kosten van alternatieve geneeswijzen zoals acupunctuur en kosten van diverse farmaceutische middelen) worden soms toch vergoed op grond van een aanvullende of collectieve verzekering. Daarbij geldt dan meestal een eigen bijdrage. Of deze eigen bijdrage wordt vergoed is afhankelijk van het wel of niet zijn uitgesloten van die medische kosten op grond van de Zvw. Als de kosten buiten het vergoedingenpakket van de Zvw vallen, komen deze eigen bijdragen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Als ze wel binnen het vergoedingenpakket van de Zvw vallen, wordt wel bijzondere bijstand verleend. Ligt aan de verplichte eigen bijdrage een besparingsmotief ten grondslag dan komen deze kosten in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking (zie eigen bijdrage en orthopedisch schoeisel). Zie paragraaf 4.3. (eigen risico) van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand van het Handboek WWB Verplichte eigen bijdragen en collectieve zorgverzekering voor minima Deelnemers aan de collectieve zorgverzekering voor minima (czm) krijgen vrijwel alle verplichte eigen bijdragen vergoed vanuit het gemeentepakket. Dus ook de eigen bijdrage voor thuiszorg vanuit AWBZ of WMO. Verplichte eigen bijdragen en aanvullende verzekeringen Inwoners met een aanvullende ziektekostenverzekering zullen ook veelal de verplichte eigen bijdragen vergoed krijgen. Voor hen is de aanvullende verzekering een voorliggende voorziening.
15
Eigen bijdrage en orthopedisch schoeisel De kosten voor aanschaf van orthopedische schoenen worden gedekt door de ziektekostenverzekering, met uitzondering van de eigen bijdrage. Achtergrond van de eigen bijdrage is dat degene die is aangewezen op orthopedisch schoeisel in de situatie waarin dat niet het geval zou zijn geweest, gewone schoenen had moeten kopen. Het bedrag van de eigen bijdrage is dan ook gelijk aan een gehanteerd normbedrag voor de aanschaf van een paar (gewone, niet aangepaste) schoenen. De kosten vloeien niet voort uit bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 35 WWB. De kosten komen dan ook niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, tenzij sprake is van een zeer dringende reden (CRvB 28-04-2009, nrs. 08/715 WWB e.a.). Zie paragraaf 5.9 (orthopedisch schoeisel) van hoofdstuk 7 bijzondere bijstand van het Handboek WWB van Schulinck. PARAGRAAF 2 Medische kosten waarvoor de IGSD bijzondere bijstand kan verlenen In afwijking van het uitgangspunt genoemd in paragraaf 1 kan de IGSD uitsluitend voor specifiek hieronder genoemde kosten bijzondere bijstand verlenen. Brillen en contactlenzen De kosten van brillen kunnen met toepassing van de regels omtrent de draagkracht worden vergoed wanneer aan onderstaande voorwaarden is voldaan. Vergoeding wordt slechts verleend na overlegging van bewijsstukken. Wel moet uit een oogmeting van de opticien blijken dat een bril of de vervanging van een bril noodzakelijk is. Er moet een gespecificeerde nota van de opticien worden overgelegd. Uitgegaan wordt van de volgende kosten: Bril maximaal € 200,00 (inclusief montuur) Voorbeeld 1: als de kosten van een bril € 150,00 zijn en de vergoeding van de zorgverzekeraar bedraagt € 50,00 dan is de bijstand niet hoger dan € 100,00. Voorbeeld 2: als de kosten van een bril € 500,00 zijn en de vergoeding van de zorgverzekeraar bedraagt € 50,00 dan is de bijstand niet hoger dan € 150,00. Het staat belanghebbende vrij een duurdere bril aan te schaffen. Voor € 200,00 moet belanghebbende echter in staat worden geacht een bril (inclusief montuur) te kunnen aanschaffen die net zo adequaat is. Bij duurdere brillen komen de meerkosten niet voor vergoeding in aanmerking tenzij belanghebbende de noodzaak van de meerkosten aantoont (bijvoorbeeld voorschrift oogarts, optometrist). Indien de meerkosten niet zijn aangetoond, moeten deze worden afgewezen, omdat de noodzaak voor de duurder bril ontbreekt onder vermelding van de wettelijke grondslag (= artikel 35 WWB alsmede de Leidraad Wet werk en bijstand. Frequentie
De IGSD verleent voor de kosten van een bril (inclusief montuur) ten hoogste eenmaal in een periode van 36 maanden een vergoeding. Dit tijdvak gaat in op de dag van aflevering.
16
De termijn van 36 maanden geldt niet ingeval de sterkte van ogen is gewijzigd en/of sprake is van bijzondere omstandigheden. In geval van calamiteiten is vergoeding van een nieuwe bril binnen de termijn van 36 maanden bij wijze van uitzondering mogelijk. Betaling Is er een definitieve nota, dan kan de bijstand aan de cliënt worden betaald. Is slechts een pro-forma nota beschikbaar, dan wordt de bijstand betaald aan de opticien. Contactlenzen Contactlenzen worden in beginsel niet als noodzakelijk beschouwd. Belanghebbende mag in plaats van een bril echter wel kiezen voor de aanschaf van contactlenzen (inclusief lenzenvloeistof). Belanghebbenden die daarvoor kiezen, kunnen ten hoogste eenmaal in een periode van 36 maanden een vergoeding ontvangen van maximaal € 200,00. Gehoortoestellen De kosten van een gehoortoestel komen vanaf 2013 gedeeltelijk in aanmerking voor vergoeding door de zorgverzekeraar op grond van de Zvw, Besluit zorgverzekering en Regeling zorgverzekering. Voor (ge)hoortoestellen is een eigen bijdrage verschuldigd van 25%. Voor deze eigen bijdrage kan vanaf 1 januari 2013 in beginsel bijzondere bijstand verleend worden, indien ook aan de overige voorwaarden voldaan wordt die voor bijzondere bijstand gelden. De bijzondere bijstand voor de wettelijke eigen bijdrage van (ge)hoortoestellen is bepaald op maximaal € 185,00 per apparaat. Voor kosten van (ge)hoortoestellen van voor 1 januari 2013 geldt dat de Zvw een voorliggende voorziening is die toereikend en passend wordt geacht (artikel 15 lid 1 WWB). Voor meer informatie zie paragraaf 5.8 (gehoortoestellen) van hoofdstuk 7 bijzondere bijstand van het Handboek WWB van Schulinck.
Dieetkosten en voedingssupplementen Als aan het volgen van een dieet meer kosten zijn verbonden dan aan normale gezonde voeding, spreken we van dieetkosten. Voor deze meerkosten is bijzondere bijstand mogelijk, indien de medische noodzaak vaststaat en de kosten niet uit de draagkracht voldaan kunnen worden. Voor wat betreft de hoogte van de kosten, sluit de IGSD aan bij de Nibud prijzengids. Een vergoeding wordt in beginsel voor een jaar vastgesteld. Indien belanghebbende na dit jaar nog steeds dieetkosten heeft, dient hij daarvoor wederom een aanvraag in te dienen. Voor meer informatie voer dieetkosten en informatie over voedingssupplementen zie paragraaf 5.5. Diëten en voedingssupplementen van hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand.
Kledingslijtage en beddengoed Kleding Ten aanzien van aanvragen om bijstandsverlening voor de aanschaf van kleding geldt dat iedereen (ook bijstandsgerechtigden) in het algemeen in staat moeten worden geacht deze kosten uit eigen inkomsten te bestrijden. Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen, waardoor de kosten voor kleding als bijzonder noodzakelijke bestaanskosten kunnen worden aangemerkt.
17
Deze omstandigheden kunnen gelegen zijn in een sociale situatie en/of het onvoorziene karakter van de noodzakelijke kledingaanschaf, bijvoorbeeld: a.
het door ziekte sterk vermageren (of dikker worden), waardoor de aanwezige kleding niet meer past;
b.
meer dan normale kledingslijtage ten gevolge van lichamelijke gebreken, ziekte en dergelijke (voor kledingslijtage als gevolg van extra bewassingskosten zie hieronder)
c.
bij plotselinge opname in het ziekenhuis, waardoor bijvoorbeeld pyjama's en kamerjas aangeschaft moeten worden.
In gevallen als bovenvermeld, is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, rekening houdend met de draagkracht. Let op! Indien van bovengenoemde omstandigheden geen sprake is en de aanvrager niet heeft gereserveerd terwijl de aanschaf van kleding niet kan worden uitgesteld (bijvoorbeeld een wintermantel bij strenge kou), dan is slechts bij wijze van hoge uitzondering bijstand mogelijk, welke bijstand wordt verleend in de vorm van een lening op grond van artikel 48, tweede lid onderdeel b van de WWB. Bewassing en daarmee samenhangende kledingslijtage Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage zijn er geen specifieke (landelijke) voorzieningen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie-absorptiemiddelen. Bewassing Blijkt uit een medisch advies dat belanghebbende als gevolg van ziekte of gebrek hogere kosten voor bewassing heeft dan gebruikelijk, dan is voor deze meerkosten bijzondere bijstand mogelijk, tenzij belanghebbende voldoende draagkracht heeft. Dit is anders als belanghebbende de kosten kan voorkomen door bijvoorbeeld gebruik te maken van incontinentie-absorptiemiddelen. Voor de hoogte van de bewassingskosten hanteert de IGSD de Nibud prijzengids. Kledingslijtage Voor de extra kledingslijtage die ontstaat door bewassing, wint de IGSD advies in bij de GGD. Het gaat hierbij voor het overgrote deel om vergoedingen voor kledingslijtage als gevolg van het gebruik van prothesen en andere hulpmiddelen. Tevens werden op grond van de AAW vergoedingen verstrekt voor extra waskosten voor beddengoed en kleding. Ook voor deze kosten is een GGD-advies vereist. Extra stookkosten De kosten van extra verwarming behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan, indien de medische noodzaak van deze kosten is aangetoond en er geen draagkracht is. De medische noodzaak van de meerkosten wordt middels een medisch advies door de GGD vastgesteld. De GGD dient tevens vast te stellen wat de noodzakelijke temperatuur in de woning dient te zijn.
18
De hoogte van de bijstand dient aan de hand van tabel 25 van het Nibud Prijzenboekje bepaald te worden. Over het algemeen geldt dat het gasverbruik met 7% toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1°C hoger wordt gezet. De algemeen gebruikelijke temperatuur is 20°C. De definitieve vaststelling van het bijstandsbedrag geschiedt aan de hand van de eindafrekening. Bij aanzienlijk structureel meerverbruik is periodieke bijstandsverlening in de kosten van de voorschotnota's mogelijk. De periodieke bijstand wordt voor de duur van één jaar verstrekt. In de beschikking wordt vermeld dat de periodieke bijstand een voorwaardelijk karakter draagt, totdat de volgende eindafrekening is ontvangen. Bij elke verlenging is een nieuw onderzoek vereist. Maaltijdvoorziening Maaltijdvoorziening kan tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend als de kosten boven het normale uitgavenpatroon uitstijgen. Als er sprake is van een medische of sociale indicatie is bijstandsverlening in de meerkosten mogelijk. De medische noodzaak dient te blijken uit een medisch advies. Met de wijziging van het minimabeleid per 1 /1/2011 wordt de noodzaak voor de maaltijdvoorziening voor inwoners die de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 1 sub m WWB hebben niet automatisch aangenomen. Bij hen hoeft echter geen medisch advies te worden opgevraagd. De consulent stelt in beginsel de noodzaak vast. Voor de vaststelling van de bijstand kan worden uitgegaan van de tabellen voor de kosten van voeding zoals genoemd in de prijzengids van het Nibud. In deze tabellen wordt rekening gehouden met de leeftijd van de cliënt en de daarop afgestemde normvoeding. Voor het verschil tussen de feitelijke kosten en de genormeerde kosten voor een maaltijd, kan bijstand worden verstrekt. Kraamzorg en bevallingskosten Verzorging in de vorm van kraamzorg is geregeld in artikel 2.12 van het Besluit zorgverzekering. Deze verzorging vindt plaats gedurende ten hoogste tien dagen, te rekenen vanaf de dag van bevalling. Vindt de kraamzorg thuis plaats dan is de moeder een eigen bijdrage verschuldigd (artikel 2.37 lid 1 Regeling zorgverzekering). Voor deze eigen bijdrage is bijzondere bijstand mogelijk als er geen draagkracht is. Vindt de kraamzorg, zonder medische noodzaak, in een instelling plaats dan is er ook een eigen bijdrage verschuldigd voor zowel de moeder als het kind (artikel 2.37 lid 2 Regeling zorgverzekering). Door het ontbreken van de medische noodzaak is voor deze eigen bijdrage geen bijzondere bijstand mogelijk. Wel kan voor de kosten van eigen bijdrage gelijk aan die bij thuis bevallen bijzondere bijstand worden verleend. Reiskosten voor medische behandelingen In het Besluit Zorgverzekering is een bewuste keuze gemaakt welke kosten van ziekenvervoer noodzakelijk zijn. Kosten van ziekenvervoer die het Besluit Zorgverzekeraar niet vergoedt, komen
19
dan ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstand (artikel 15 WWB). Alleen op grond van een zeer dringende reden kan dan nog bijstand worden verleend (artikel 16 WWB). Het Besluit Zorgverzekering vergoedt de kosten per auto (€ 0,27 per kilometer) of met het openbaar vervoer (in de laagste klasse) in de volgende gevallen (artikel 2.14 lid 1 Besluit Zorgverzekering): -
de verzekerde nierdialyses moet ondergaan;
-
de verzekerde oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie moet ondergaan;
-
de verzekerde zich uitsluitend met een rolstoel kan verplaatsen;
-
het gezichtsvermogen van de verzekerde zodanig is beperkt dat hij zich niet zonder begeleiding kan verplaatsen.
Het Besluit Zorgverzekering kent daarnaast een hardheidsclausule. Als de verzekerde in verband met de behandeling van een langdurige ziekte of aandoening langdurig is aangewezen op vervoer en het niet verstrekken of vergoeden van dat vervoer voor de verzekerde zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen de kosten van vervoer ook vergoed worden (artikel 2.14 lid 3 Besluit Zorgverzekering). Belanghebbenden die in aanmerking komen voor een vergoeding van ziekenvervoer, moeten nog wel een eigen bijdrage betalen. Deze bedraagt per 1 januari 2011 € 92,00 per kalenderjaar (artikel 2.38 Regeling zorgverzekering). Voor de eigen bijdrage kan in beginsel bijzondere bijstand verleend worden. Voor de berekening van de reisafstand en de hoogte van de kilometervergoeding hoofdstuk12 reiskosten van de Leidraad. Voor meer informatie over ziekenvervoer (en begeleiding) zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 5 (medische kosten: specifiek), onderdeel 10 (reiskosten voor medische behandelingen) van het Handboek WWB van Schulinck. Reiskosten voor bezoek familie opgenomen in ziekenhuis of inrichting Het gaat hierbij om reiskosten in verband met bezoek aan familieleden, die in een ziekenhuis of een andere inrichting buiten de gemeente Steenwijkerland / Westerveld worden verpleegd. Met familieleden wordt bedoeld, familie tot en met de tweede graad inclusief de partners met wie ze gehuwd zijn. Ten aanzien van het aantal bezoeken dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt geldt de volgende regel: -
bij bezoek aan familie die wordt verpleegd in een ziekenhuis c.q. instelling in de regio: één keer per dag;
-
bij bezoek aan familie die wordt verpleegd in een ziekenhuis c.q. instelling buiten de regio: in z'n algemeenheid twee keer per week. Als een medische en/of sociale indicatie daartoe aanleiding geeft kan hier van worden afgeweken.
Voor de berekening van de reisafstand en de hoogte van de kilometervergoeding hoofdstuk 11
20
Reiskosten van de Leidraad. Ziekenhuizen/instellingen in de regio Steenwijkerland en Westerveld zijn: ziekenhuis te Heerenveen, Leeuwarden, Meppel, Emmeloord, Assen Zwolle en Hoogeveen. Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen De regeling die was opgenomen in de Regeling participatiebijdrage Westerveld vervalt per 1 januari 2015.. Kunstgebit Zie paragraaf 3 van dit hoofdstuk onder tandheelkundige hulp Eerstelijns psychologische hulp Zie paragraaf 3 van dit hoofdstuk onder kosten psychotherapie en psychologische hulp
PARAGRAAF 3 Voorbeelden van medische kosten waarvoor de IGSD geen bijzondere bijstand (meer) verstrekt. Steunzolen Voor de kosten van medische zorg dienen de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in beginsel als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen te worden beschouwd (artikel 15, eerste lid, eerste volzin WWB). Voor prestaties die niet vergoed worden omdat deze zorg op grond van Zvw en de AWBZ als niet noodzakelijk wordt beschouwd, kan de IGSD in beginsel geen bijstand verlenen gelet op artikel 15, eerste lid, tweede volzin van de WWB. Voor steunzolen verstrekt de IGSD in beginsel dan ook geen bijzondere bijstand. Alternatieve geneeswijzen De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed in de AWBZ en Zvw. Voor deze kosten bestaat in beginsel ook geen recht op bijstand. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 15 lid 1 tweede volzin WWB. De kosten van alternatieve geneeswijzen worden namelijk niet vergoed omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen (CRvB 21-07-2009, nr. 06/6938 WWB). In een andere uitspraak geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat in artikel 2.6 van het Besluit zorgverzekering de omvang van de paramedische zorg is omschreven, waarmee een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van deze zorg, waartoe chiropraxie en osteopathie moeten worden gerekend, zodat hiervoor geen (aanvullende) bijstand kan worden verstrekt (CRvB 15-03-2011, nr. 09/3330 WWB, LJN: BP8143). Voor meer informatie zie paragraaf 5.4 (alternatieve geneeswijzen) van hoofdstuk 7 bijzondere bijstand van het Handboek WWB van Schulinck. Overgangsrecht Toekenningen van bijzondere bijstand voor kosten van alternatieve geneeswijzen die de IGSD op of voor de datum van inwerkingtreding van dit onderdeel van de Leidraad gaf, blijven voor belanghebbenden gelden voor de duur/periode waarvoor deze zijn afgegeven. Nieuwe aanvragen en/of vervolg aanvragen wijst de IGSD echter af.
21
Onderhoudskosten en kosten vervanging batterijen/accu’s hulpmiddelen De vervanging van batterijen en onderhoudsbeurten zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die zich incidenteel voordoen. Van belang is dan of belanghebbende kon reserveren voor deze kosten. Als dat niet het geval is dan kan daar bijzondere bijstand voor verleend worden. De kosten van vervanging van batterijen of accu’s behoren tot de normale onderhoudskosten en worden om die reden niet vergoed door de zorgverzekeraar. De wetgever acht vergoeding van deze kosten niet noodzakelijk.
In de toelichting op de Regeling zorgverzekering gepubliceerd in de Staatscourant stcrt 2005 171 staat hierover het volgende: ‘De hulpmiddelenzorg omvat in principe niet de vergoeding van energiekosten zoals gebruik van elektriciteit, batterijen en oplaadapparatuur. Het middel wordt echter wel gebruiksklaar afgeleverd met inbegrip van eventuele batterijen of oplaadapparatuur. Indien energiekosten bij bepaalde hulpmiddelen wel voor vergoeding in aanmerking komen, is dit uitdrukkelijk vermeld.’ ‘De kosten van vervanging van batterijen of accu’s moeten worden gerekend tot kosten van het normale gebruik en onderhoud van een hoortoestel of oorsuismaskeerder (onderdeel c), welke kosten op grond van artikel 2.9, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering voor rekening van de verzekerde komen. Periodieke onderhoudsbeurten worden eveneens niet geacht tot de aanspraak te behoren. De vervanging van oorstukjes valt echter wel onder de aanspraak.’ Uit Toelichting op artikel 2.14 van de Regeling zorgverzekering gepubliceerd in de Staatscourant stcrt 2005 171. Verzekering en nazorgcontracten hulpmiddelen De kosten van verzekering en nazorgcontracten van medische hulpmiddelen zoals gehoortoestellen en dergelijke, kunnen niet worden gerekend tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten zijn toekomstgericht waarbij dan niet duidelijk is of bezwaarde nog in behoeftige omstandigheden verkeert op het moment waarop hij voor de kosten komt te staan (CRvB 25 juni 2002 99/4118 NABW). Reparatiekosten hulpmiddelen (zoals gehoortoestel) De kosten van reparatie komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voor deze kosten van belanghebbende een beroep doen op zijn zorgverzekeraar. In de Toelichting op Regeling zorgverzekering gepubliceerd in de Staatscourant stcrt 2005 171 staat hierover het volgende: ‘Dat het recht op een hulpmiddel een goed functionerend en bij de beperking van de verzekerde passend (dus adequaat) hulpmiddel moet betreffen, spreekt echter voor zich. Dit houdt ook in dat, net als bij de Regeling hulpmiddelen 1996, een hulpmiddel vervangen of gewijzigd kan worden. Mocht een hulpmiddel niet meer goed of onvoldoende functioneren, dan is er immers geen sprake meer van een adequaat functionerend hulpmiddel en dient dit hulpmiddel in voorkomende gevallen hersteld of vervangen te worden. Ook kan een reservehulpmiddel aangewezen zijn. De keuze tot vervanging dan wel reparatie van een hulpmiddel is afhankelijk van de doelmatigheidsafweging van de zorgverzekeraar. In sommige gevallen zal het voordeliger zijn een hulpmiddel te laten repareren, in andere gevallen juist weer niet.’ Telefoonkosten Belanghebbenden die aangeven dat zij als gevolg van ziekte of beperking extra telefoonkosten hebben, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Artikel 2.6 eerste lid onder t Regeling
22
Zorgverzekering regelt de hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering als omschreven in artikel 2.26 Regeling zorgverzekering. Daarin is een bewuste keuze gemaakt welke communicatiekosten vergoed worden. Op grond van de tweede volzin van artikel 15, eerste lid, WWB is dan geen bijzondere bijstand meer mogelijk voor telefoonkosten die niet vergoed worden op basis van de Regeling zorgverzekering, tenzij sprake is van een zeer dringende reden. Geneesmiddelen en zelfzorgmiddelen Indien de AWBZ en Zvw de voorgeschreven geneesmiddelen niet vergoeden, bestaat er in beginsel ook geen recht op bijzondere bijstand. Aangenomen moet worden dat er in het kader van de AWBZ en Zvw een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van deze geneesmiddelen (zie CRvB 15-03-2011, nr. 09/3330 WWB). Artikel 15 lid 1 WWB staat dan in beginsel aan toekenning van bijzondere bijstand in de weg. Alleen op grond van zeer dringende redenen is dan nog bijstand mogelijk (artikel 16 WWB). De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alleen de goedkoopste soort medicijnen volledig. Overgangsrecht Toekenningen van bijzondere bijstand voor geneesmiddelen en zelfzorgmiddelen die de IGSD op of voor de datum van inwerkingtreding van dit onderdeel van de Leidraad gaf, blijven voor belanghebbenden gelden voor de duur/periode waarvoor deze zijn afgegeven. Nieuwe aanvragen en/of vervolg aanvragen wijst de IGSD echter af. Zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 5 (medische kosten specifiek), onderdeel 6 (geneesmiddelen) van het Handboek WWB van Schulinck. Kosten psychotherapie en psychologische hulp De CRvB oordeelt dat voor de kosten van medische zorg de ZVW en de AWBZ in beginsel als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen dienen te worden beschouwd. Psychotherapie behoort tot het zorgpakket van de Zvw, waardoor artikel 15 lid 1 WWB aan de verlening van bijzondere bijstand in de kosten voor psychotherapie bij [H.] in de weg staat, tenzij sprake is van zeer dringende redenen (CRvB 19-10-2010, nr. 10/900 WWB). Kosten van psychologische behandelingen die niet op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden vergoed omdat zij niet noodzakelijk worden geacht komen op grond van artikel 15 lid 1 WWB in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking (CRvB 01-02-2011, nr. 08/7316 WWB, LJN: BP 3421). Indien sprake is van zeer dringende redenen is nog bijstand mogelijk (artikel 16 WWB). Het moet dan gaan om een acute medische of psychische noodsituatie. Alleen de eigen bijdrage voor de eerstelijns psychologische hulp komt voor bijzondere bijstand in aanmerking (het gaat om ten hoogste acht zittingen) als er geen draagkracht is. De tweedelijns psychologische hulp wordt volledig vanuit de Zvw vergoed. De vanaf 1 januari 2012 ingevoerde eigen bijdrage voor tweedelijns psychologische hulp is met ingang van 1 januari 2013 teruggedraaid. Zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 5 (medische kosten specifiek), onderdeel 11 (psychotherapie) van het Handboek WWB van Schulinck.
23
Tandheelkundige hulp De Zorgverzekeringswet dient in beginsel als een voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd voor de kosten van een tandheelkundige behandeling (CRvB 18-01-2011, nr. 09/7017 WWB, LJN: BP2290). De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde regelingen voor de kosten van tandheelkundige verzorging zijn een aan de WWB voorliggende, passende en toereikende voorziening, zodat artikel 15 WWB in de weg staat aan bijzondere bijstand voor gebitssanering (CRvB 14-12-2010, nrs. 08/4070 WWB e.a., LJN: BO7288). In artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering is de omvang van de mondzorg neergelegd, waarmee een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van tandheelkundige zorg. Kosten van mondzorg die niet op grond van artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering vergoed worden, komen niet voor (aanvullende) bijstand in aanmerking, tenzij sprake is van zeer dringende reden (CRvB 15-03-2011, nr. 09/3330 WWB, LJN: BP8143). Van de overige, op grond van de Zvw, noodzakelijke geachte tandheelkundige hulp is alleen voor volwassenen een eigen bijdrage verschuldigd voor een kunstgebit (een uitneembare volledige prothetische voorziening voor de boven- en/of de onderkaak) (artikel 2.4 Regeling zorgverzekering). Voor deze kosten is in beginsel bijzondere bijstand mogelijk, indien er geen draagkracht aanwezig is. Is belanghebbende aanvullend verzekerd en vergoedt deze aanvullende verzekering (een deel van) de kosten, dan is (voor dat deel) geen bijzondere bijstand mogelijk. Verhuizing om medische redenen Inwoners die als gevolg van ziekte of gebrek beperkingen hebben met het voeren van een huishouden, kunnen bij de gemeente een beroep op doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Daar kunnen zij een financiële tegemoetkoming krijgen in de verhuis- en inrichtingskosten dan wel een woningaanpassing. De WMO is in dit kader een voorliggende voorziening die toereikend en passend geacht moet worden (artikel 15 WWB). Voor bijzondere bijstand is in beginsel dan ook geen plaats. Pedicurekosten Pedicurekosten vallen onder persoonlijke verzorging. De AWBZ vergoedt deze kosten aan mensen in een AWBZ-instelling als hulp nodig is voor persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap (artikel 4 Besluit zorgaanspraken AWBZ). Denk aan AWBZzorg thuis. Voor de verschuldigde eigen bijdrage is in beginsel bijzondere bijstand mogelijk (artikel 16d Bijdragebesluit zorg). Binnen de Zorgverzekeringswet en AWBZ is een bewuste keuze gemaakt, wanneer aanspraak gemaakt kan worden op persoonlijke verzorging. Pedicurekosten van diabetici met een diabetische voet komen niet voor vergoeding in aanmerking. Voor bijzondere bijstand is in beginsel dan ook geen plaats (artikel 15 WWB). Mogelijk kunnen zij een beroep doen op de regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
24
Hoofdstuk 3
Woonkostentoeslag bij huurwoningen
Algemeen Woonkosten behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze woonkosten worden in beginsel geacht uit een inkomen ter hoogte van de norm betaald te kunnen worden. Indien deze kosten echter hoger zijn dan hetgeen aan woonkosten betaald kan worden uit de norm, kan de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten aan de orde komen. 1 Kan een belanghebbende voor zijn woonkosten terecht bij een voorliggende voorziening dan komt hij niet in aanmerking voor bijstand (artikel 15 WWB). Voor woonkostentoeslag hanteert de IGSD een draagkrachtpercentage van 100. Dit betekent dat het inkomen boven de bijstandsnorm en het vermogen volledig aangewend moeten worden voor de hoge woonkosten. In afwijking van hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening) dienen belanghebbenden binnen twee maanden nadat de woonkosten zich hebben voorgedaan een aanvraag bijzondere bijstand in te dienen bij de IGSD. In het Handboek WWB van Schulinck staat omschreven wanneer en of bijzondere bijstand voor huur van woningen, caravans, woonschepen etc. verleend kan worden (zie hoofdstuk 7 bijzondere bijstand, paragraaf 17 woonkosten: periodiek, onderdeel 2.3. Informatie over huurtoeslag is te vinden in het Handboek WWB van Schulinck onder voorliggende voorzieningen, hoofdstuk 2 Overige regelingen, paragraaf 5 WHT (Wet op de huurtoeslag). Maximale huurgrens In beginsel bestaat er geen recht op huurtoeslag van de Belastingdienst/Toeslagen als de woning een rekenhuur heeft boven de maximale huurgrens. 2 In dergelijke gevallen bestaat in het geheel geen aanspraak op huurtoeslag en is de Wet op de huurtoeslag geen voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 WWB. Met andere woorden aanvragen woonkostentoeslag voor woningen met een huur boven de maximale huurgrens kunnen niet op grond van artikel 15 WWB afgewezen worden. Het verlenen van bijzondere bijstand voor woonkosten is in dat geval alleen mogelijk als er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen. Dergelijke situaties kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij echtscheiding/verlating. In dat geval kan zolang als noodzakelijk maar maximaal voor de duur van één jaar een woonkostentoeslag worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat men zich voldoende inspanning moet getroosten om zo spoedig mogelijk de beschikking te verkrijgen over goedkopere woonruimte (verhuisplicht). Deze verplichting wordt in de beschikking opgenomen. Zie voor de inhoud van deze verhuisverplichting het einde van dit hoofdstuk. Indien betrokkene in
1
Zie Handboek WWB, hoofdstuk 7 bijzondere bijstand, paragraaf 17 woonkosten van Schulinck.
2
Zie voor uitzonderingen waarin dat wel mogelijk is het Handboek WWB van Schulink onder voorliggende
voorzieningen, hoofdstuk 2 Overige regelingen, paragraaf 5 WHT (Wet op de huurtoeslag), onderdeel 2.12 bijzondere situaties.
25
redelijkheid geen goedkopere woonruimte kan verkrijgen, is verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk. De te verstrekken woonkostentoeslag is aanvullend op het voor eigen rekening blijvende deel van de woonkosten. Dat deel is gelijk aan het verschil tussen de maximumhuur in de Wet op de huurtoeslag (WHT) en de daarbij behorende maximale huurtoeslag. De CRvB oordeelde dat geen sprake meer was van noodzakelijke kosten van het bestaan die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, in het geval waarin iemand gedurende anderhalf jaar in een dure woning bleef wonen zonder zich voldoende in te spannen om passende woonruimte te vinden, terwijl hij niet (meer) over vaste inkomsten beschikte. Volgens de CRvB had de belanghebbende vanuit het oogpunt van toepassing van de WWB onnodig hoge woonkosten gemaakt (zie CRvB 27-02-2001, nrs. 99/739 en 01/269 NABW). Zie ook CRvB 28-02-2006, nr. 05/379 WWB. Aftoppingsgrens De huurder van een woning met een rekenhuur boven de aftoppingsgrens (maar onder de maximale huurgrens) ontvangt geen huurtoeslag indien hij - binnen een jaar nadat hij woningzoekende is geworden - het gebruik had kunnen houden of krijgen van een woning die beter paste bij zijn persoonlijke en financiële omstandigheden (artikel 12 lid 1 WHT). Dit is anders als de gemeente aan de belastingdienst verklaart dat de woning passend is. De belastingdienst vraagt gemeenten in dergelijke situaties altijd om een passendheidsadvies. Reageert de gemeente niet dan gaat de belastingdienst er vanuit dat de woning passend is. Geeft de gemeente een negatief passendheidsadvies dan bestaat geen recht op huurtoeslag omdat een financiële bijdrage in de kosten van het huren van de woning in het kader van de WHT dan als een niet noodzakelijke bijdrage wordt beschouwd (artikel 12 lid 2 WHT). Op grond van artikel 15 WWB bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten, tenzij sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 WWB). Woonvorm De gekozen woonvorm is mede bepalend voor de aanspraak op huurtoeslag. In de WHT staat omschreven waar een woning of woonwagen aan moet voldoen. Bij caravans op een niet erkende standplaats, woonschepen of bewoning van een kamer bestaat in het geheel geen aanspraak op de WHT. Van een voorliggende voorziening kan in dergelijke gevallen in het geheel niet worden gesproken. In zo'n geval biedt artikel 15 WWB geen grond om een aanvraag om bijzondere bijstand voor de woonkosten af te wijzen (CRvB 25-04-2000, nr. 98/5173 NABW en CRvB 06-072004, nr. 02/791 NABW). Mits voldaan is aan de voorwaarden van artikel 35 WWB, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de woonkosten. Het college zal in voorkomende gevallen zelf (onder meer) de noodzaak van de kosten moeten vaststellen. Daarbij is het volgende van belang. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende om aanspraken op aan de WWB voorliggende voorzieningen, waaronder een bijdrage in woonkosten op grond van de Wet op de huurtoeslag, geldend te maken(LJN: AO1143, Centrale Raad van Beroep, 01/1316 NABW + 01/2572 NABW). Belanghebbenden die er voor kiezen om in een niet subsidiabele woning, woonwagen of woonschip te wonen waardoor zij hogere woonlasten moeten betalen dan uit de bijstandsnorm (of een vergelijkbaar inkomen) voldaan kunnen worden,
26
maken kosten die voorkomen hadden kunnen worden (vermijdbaar waren). Het gaat niet aan om het gemis aan huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een niet subsidiabele woning op de bijstand af te wentelen. Zij hadden immers voor een woonvorm kunnen kiezen waarvoor wel aanspraak op huurtoeslag bestaat. Daarmee staat de noodzaak van de kosten niet vast en bestaat dus ook geen recht op bijzonder bijstand. In het onderzoek naar de noodzaak dient dus onderzocht te worden onder welke omstandigheden belanghebbenden in een niet subsidiabele woning zijn gaan wonen. Indien belanghebbende bijvoorbeeld bij aanvang van de huur van de niet subsidiabele huurwoning over voldoende inkomsten en/of vermogen beschikte en vervolgens als gevolg van lagere inkomsten en/of vermogen de huur niet meer kan betalen, is van belang in hoeverre dit voorzienbaar was. Is het voorzienbaar dan verleent de IGSD gedurende 1 jaar bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 onder b WWB. De voorwaarde daarbij is dat men zich voldoende inspanning moet getroosten om zo spoedig mogelijk de beschikking te verkrijgen over goedkopere woonruimte (verhuisplicht). Zie voor de inhoud van deze verhuisverplichting het einde van dit hoofdstuk. Indien betrokkene in redelijkheid geen goedkopere woonruimte kan verkrijgen, is verlenging van de woonkostentoeslag in de vorm van een geldlening mogelijk. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk en vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden en wordt voldaan aan de overige eisen aan artikel 35 WWB dan verleent de IGSD gedurende 1 jaar bijzondere bijstand voor de woonkosten. Ook hier is de voorwaarde daarbij is dat men zich voldoende inspanning moet getroosten om zo spoedig mogelijk de beschikking te verkrijgen over goedkopere woonruimte (verhuisplicht). Zie voor de inhoud van deze verhuisverplichting het einde van dit hoofdstuk. Indien betrokkene in redelijkheid geen goedkopere woonruimte kan verkrijgen, is verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk. Woonkosten na (echt)scheiding Het komt voor dat een (ex-)echtgenoot van een bijstandscliënt, vooruitlopend op de boedelscheiding, geheel of gedeeltelijk de woonkosten betaalt. Het bedrag dat door de onderhoudsplichtige aan belanghebbende aan woonkosten wordt betaald, wordt beschouwd als alimentatie. Gevolg is dat belanghebbende een woning bewoont waaraan geen kosten van huur of hypotheeklasten zijn verbonden. Op grond van artikel 27 WWB in samenhang met artikel 5 van de Toeslagenverordening WWB verlaagt de IGSD dan de toeslag of de norm met 10 procent van de gehuwdennorm. Bij woonkosten boven de maximumhuur voor huurtoeslag moet, ondanks de betaling van de onderhoudsplichtige, aan de bijstandsverlening toch de verplichting worden verbonden om te zien naar goedkopere huisvesting. Dit om het beroep/afhankelijkheid in omvang en termijn te beperken. In een dergelijke situatie staat de omvang van de woonlasten niet in redelijke verhouding tot het inkomen. Dubbele korting Een belanghebbende met een onderverhuurder ontvangt naast een lagere toeslag of norm op grond van de Toeslagenverordening vaak ook een lagere huurtoeslag wegens onderverhuur. Het kan voorkomen dat beide verlagingen samen meer bedragen dan de werkelijke inkomsten die met een en ander verband houden (huur
27
of kostgeld). Bij wijze van individualisering moet dit gecompenseerd worden (zie CRvB 07-05-2002, nr. 99/3200 NABW). Artikel 18 lid 1 WWB vormt de basis voor de individualisering. Zonder kostganger / onderverhuurder
Met kostganger / onderverhuurder
Verschil
Toeslag / norm (WWB)
Lagere toeslag /norm (WWB)
€
+
Huurtoeslag (WHT)
Lagere huurtoeslag (WHT)
€
+
Totaal per maand
€
+
Minus inkomsten uit onderhuur/kostgeld per maand
€
-
Is uitkomst positief dan bijstand verlenen o.g.v. art. 18 lid 1 WWB
€
Vaststelling hoogte woonkosten Voor het berekenen van de hoogte van de woonkostentoeslag maakt de IGSD gebruik van het berekeningsformulier woonkostentoeslag huurders dat Schulinck hanteert in het Handboek WWB. Ook de proefberekening van de belastingdienst gebruikt worden voor de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand. Zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 17 woonkosten: periodiek, onderdeel 2.5 hoogte van de woonkostentoeslag uit het Handboek WWB van Schulinck. Verhuisplicht Indien de IGSD in het besluit tot toekenning van woonkostentoeslag de verhuisplicht oplegt, dan houdt deze plicht het volgende in: Belanghebbende dient zich binnen tien werkdagen na de verzenddatum van het besluit tot toekenning als woningzoekende in te schrijven bij ten minste de volgende wooncorporaties: -
Omnia Wonen
-
Actium
-
Wetland Wonen Groep
-
Woonconcept
Verder mag belanghebbende zich in zijn zoektocht naar een goedkopere woning niet beperken tot woningen in de gemeenten Westerveld en Steenwijkerland. Afhankelijk van individuele omstandigheden kan daar van worden afgeweken.
28
Hoofdstuk 4
Woonkostentoeslag eigen woning
Algemeen Bewoners van een eigen woning kunnen ook in aanmerking komen voor een woonkostentoeslag. Daarmee wordt bereikt dat zij, nu er voor deze categorie geen recht bestaat op huurtoeslag, hetzelfde deel van hun inkomen aan woonkosten voldoen als huurders. Voor woonkostentoeslag hanteert de IGSD een draagkrachtpercentage van 100. Dit betekent dat het inkomen boven de bijstandsnorm en het vermogen volledig aangewend moeten worden voor de hoge woonkosten. In afwijking van hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening) dienen belanghebbenden binnen twee maanden nadat de woonkosten zich hebben voorgedaan een aanvraag bijzondere bijstand in te dienen bij de IGSD. Hoge woonkosten Indien de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag dient bij de beoordeling of de woonkosten uit bijzondere individuele omstandigheden voortvloeien onderzocht te worden of: a.
voorzienbaar was dat belanghebbende zijn woonlasten binnen één jaar niet meer kon voldoen en,
b.
wat hij in die periode gedaan heeft om zijn woning te verkopen (wanneer makelaar ingeschakeld, reële vraagprijs woning etc.).
Is bijzondere bijstand noodzakelijk dan kan de woonkostentoeslag in beginsel slechts gedurende maximaal één jaar worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat belanghebbende zijn eigen woning verkoopt en omziet naar goedkopere huisvesting waarvan de kosten beneden de maximumhuur voor huurtoeslag liggen (verhuisplicht). Verlenging van de woonkostentoeslag is mogelijk, indien de betrokkene aan kan tonen dat hij in redelijkheid zijn eigen woning niet heeft kunnen verkopen en geen goedkopere woonruimte heeft kunnen verkrijgen. Voor de inhoud van de verhuisplicht zie het einde van dit hoofdstuk. Belastingteruggaaf wegens hypotheekrente-aftrek In alle gevallen waarin de IGSD bijzondere bijstand verleent voor de kosten van een eigen woning, legt de IGSD aan belanghebbenden de verplichting op om bij de belastingdienst een voorlopige teruggaaf aan te vragen vanwege de hypotheekrente-aftrek (artikel 55 WWB). Bij belanghebbenden die geen voorlopige teruggaaf aanvragen, moet een maatregel overwogen worden (artikel 18 lid 2 WWB in samenhang met artikel 14 lid 3 onder d Maatregelenverordening) en/of overwogen worden om de bijstand in de vorm van geldlening te verstrekken vanwege een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 onder b WWB). De belastingaftrek wegens hypotheekrente-aftrek is inkomen in de zin van de WWB indien de IGSD voor de woonkosten bijzondere bijstand verleent (artikel 31 lid 2 onder f WWB). Ontvangt belanghebbende de belastingteruggave wegens hypotheekrente-aftrek achteraf dan vordert de IGSD deze terug voor zover de aftrek betrekking heeft op de periode waarover bijzondere bijstand voor de woonkosten is verleend (artikel 58 WWB).
29
Premies/subsidies De door het Rijk verstrekte premies op de aankoop van een woning zijn bedoeld als een tegemoetkoming in de verschuldigde bedragen voor rente en aflossing. Deze premies dienen voorzover ze moeten worden toegerekend aan de verschuldigde rentelasten, op het bedrag van de woonkosten en niet op de woonkostentoeslag in mindering te worden gebracht. De toerekening dient plaats te vinden aan de hand van de verhouding van de voor een bepaald jaar verschuldigde bedragen voor rente en aflossing. Met de premies/subsidies wordt rekening gehouden als ze betrekking hebben op een periode van bijstandsverlening. Procedures Ter vaststelling van de woonkosten dienen bewijsstukken aanwezig te zijn, zoals: kopie van de eigendomsakte van de woning, de hypotheekakte, actuele stand van de hypotheekschuld, rentenota, betalingsbewijzen, voorlopige teruggaaf wegens hypotheekrente-aftrek. Hoogte woonkostentoeslag (berekening woonkostentoeslag) Voor het berekenen van de hoogte van de woonkostentoeslag maakt de IGSD gebruik van het Berekeningsformulier woonkostentoeslag eigenaren dat Schulinck hanteert in het Handboek WWB. Zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 17 woonkosten: periodiek, onderdeel 2.5 hoogte van de woonkostentoeslag uit het Handboek Wet werk en bijstand. Voor de berekening van woonkostentoeslag verstaat de IGSD onder woonkosten:
De rente die verband houdt met de woning. o
Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de voorlopige belastingteruggaaf wegens hypotheekrente-aftrek.
o
Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.
o
De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals: o
rioolrechten;
o
eigenaarsdeel waterschapslasten;
o
erfpachtcanon;
o
premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);
o
eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).
Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud
30
o
Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).
o
Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.
Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het Handboek Wet werk en bijstand onder normen en bedragen (onderhoudskosten eigen woning. Deze zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.
Verhuisplicht Indien de IGSD in het besluit tot toekenning van woonkostentoeslag belanghebbende de verplichting oplegt zijn eigen woning te verkopen en om te zien naar een goedkopere woning dan houdt deze plicht het volgende in: Belanghebbende dient zich binnen tien werkdagen na de verzenddatum van het besluit tot toekenning a.
zijn woning te koop aan te bieden via een erkende makelaar tegen een reële prijs
-
onder reële prijs verstaat de IGSD een prijs om en nabij de Woz-waarde van de woning
b.
als woningzoekende in te schrijven bij ten minste de volgende wooncorporaties:
-
Omnia Wonen
-
Actium
-
Wetland Wonen Groep
-
Woonconcept
Verder mag belanghebbende zich in zijn zoektocht naar een goedkopere woning niet beperken tot woningen in de gemeenten Westerveld en Steenwijkerland. Afhankelijk van individuele omstandigheden kan daar van worden afgeweken. Indien belanghebbende na een jaar zijn woning niet verkocht heeft en een nieuwe aanvraag indient, moet hij aangeven waarom zijn woning nog niet verkocht is en welke acties door hem en zijn makelaar zijn ondernomen om de woning te verkopen: -
hoeveel bezichtigingen zijn er geweest,
-
is er geadverteerd met de woning en hoe vaak
-
hoeveel biedingen zijn gedaan en waarom zijn deze afgewezen
31
Hoofdstuk 5
Verhuis- en (woning)inrichtingskosten
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) Onderwerpen: -
-
Verhuiskosten o
Transportkosten
o
Dubbele woonlasten
o
Waarborgsom
Woninginrichtingskosten o
Inrichtingskosten vreemdelingen die rechtsgeldige verblijfstitel krijgen en zich vanuit AZC in werkgebied IGSD vestigen
-
o
Inrichtingskosten die verband houden met een verhuizing
o
Eerste woninginrichtingskosten
o
Normbedragen woninginrichting
Vorm van de bijstand
Verhuiskosten Bijzondere bijstand voor verhuiskosten moet aangevraagd worden in de gemeente van vertrek, met uitzondering van de dubbele woonlasten (bijv. huur) die daarmee verband houden. Om bijzondere bijstand voor verhuiskosten te kunnen verlenen dienen de 10 vragen beantwoord te worden genoemd in hoofdstuk 1 (algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening). Van belang is dat de aanvraag voorafgaand aan de verhuiskosten ingediend moet worden. Dit om de noodzaak te kunnen vaststellen. De noodzaak van verhuizing kan bijvoorbeeld vaststaan in de volgende gevallen: -
belanghebbende verhuist om medische redenen. De WMO is in dit kader echter een voorliggende voorziening (zie hoofdstuk 2)
-
belanghebbende is gedwongen om de woning op korte termijn te ontruimen op grond van een rechterlijke uitspraak
-
belanghebbende verhuist naar een goedkopere woning omdat hij bij zijn besluit tot toekenning van bijzondere bijstand voor woonkosten de verplichting opgelegd kreeg te verhuizen naar een goedkoper woning
-
belanghebbende ontvangt een (bijstands)uitkering en vindt vervolgens een baan waarmee hij in zijn onderhoud kan voorzien dan wel invulling geeft aan het maximaal aantal uren dat hij arbeidsgeschikt is, waarvoor hij drie uur of meer per dag moet reizen (woonwerkverkeer). Een uitzondering geldt voor belanghebbenden bij wie langere reistijden gebruikelijk waren in het oude beroep.
-
belanghebbende moet verhuizen omdat hij structureel ernstig bedreigd en/of getreiterd wordt. Bedreigingen moeten blijken uit aangiftes bij politie
-
belanghebbende moet als gevolg van echtscheiding/verlating de voormalige echtelijke woning verlaten (vaak blijkt dit ook uit verkregen urgentie van wooncorporaties)
32
-
belanghebbende moet verhuizen als gevolg van woningverbetering of krotopruiming. Wooncorporaties vergoeden in dergelijke situaties de verhuis- en inrichtingskosten
Vervolgens moet onderzocht worden of sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. De kosten van verhuizen behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die men in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten (zie CRvB 20-05-2003, nr. 00/5765 NABW). Pas als zich in het individuele geval bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan het reserveren voor deze kosten of het sluiten van een lening niet mogelijk is en deze kosten niet uit de overige aanwezige draagkracht voldaan kan worden, is bijzondere bijstand mogelijk. Hiervan zou sprake kunnen zijn indien de verhuizing onvoorzienbaar was (zie CRvB 20-05-2003, nr. 00/5765 NABW). Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB. Zie voor de draagkrachtbepalingen hoofdstuk 1 (algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening). Tot de verhuiskosten kunnen worden gerekend: -
de transportkosten;
-
de kosten van tijdelijke opslag (maximaal twee maanden);
-
de administratiekosten
-
dubbele woonlasten gedurende één maand
-
waarborgsom
De kosten dienen te worden aangetoond door middel van nota's. Transportkosten Belanghebbende mag zelf kiezen op welke wijze hij wil verhuizen. Belanghebbende verhuist zelf Ten aanzien van de transportkosten verstrekt de IGSD alleen bijzondere bijstand voor het huren van een verhuisbusje of aanhangwagen/boedelbak. Belanghebbende laat zich verhuizen door professioneel erkende verhuizer In dat geval komen alleen die transportkosten voor bijzondere bijstand in aanmerking die te maken hebben met: -
het inladen van de huisraad in de verhuiswagen
-
het vervoer naar de nieuwe woning
-
het uitladen van de huisraad uit de verhuiswagen.
33
Kosten voor het in- en uitpakken van verhuisdozen, het demonteren en monteren van kasten etc. komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Belanghebbende wordt geacht dat zelf te kunnen doen met familie, vrienden of kennissen. Belanghebbenden dienen minimaal drie offertes van professioneel verhuizers over te leggen. Ervaring leert dat het prijsverschil tussen professionele verhuizers groot is. De IGSD gaat voor de bijzondere bijstand uit van de goedkoopste verhuizer. Dubbele woonlasten Is sprake van een noodzakelijke verhuizing en heeft belanghebbende als gevolg daarvan dubbele woonlasten dan voor de woonlasten van de nieuwe woning bijzondere bijstand worden verstrekt van maximaal 1 maand. Bij een verhuizing binnen de gemeente of vestiging vanuit een andere gemeente kan in de woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand bijzondere bijstand worden verstrekt, indien sprake is van dubbele lasten. Uit het bovenstaande vloeit voort dat bij een verhuizing naar een andere gemeente geen bijzondere bijstand wordt verstrekt in de dubbele woonlasten. Deze dient belanghebbende aan te vragen bij die gemeente waar hij zich vestigt. Waarborgsom Als de IGSD bijzondere bijstand verleent voor een door belanghebbende te betalen waarborgsom dan is dat in de vorm van borgtocht of een geldlening. (Woning)inrichtingskosten Volgens vaste rechtspraak van de CRvB worden de kosten van woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB. Zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 16 woonkosten: incidenteeel, onderdeel inrichtingskosten (duurzame gebruiksgoederen) van het Handboek WWB van Schulinck. Hieronder wordt een onderscheid gemaakt tussen: -
Inrichtingskosten vreemdelingen die rechtsgeldige verblijfstitel krijgen en zich vanuit AZC in werkgebied IGSD vestigen
-
Inrichtingskosten die verband houden met een verhuizing
-
Eerste woninginrichtingskosten
34
Tot slot worden normbedragen gegeven voor de volledige woninginrichting en de vorm waarin de bijstand wordt verleend. Inrichtingskosten vreemdelingen die rechtsgeldige verblijfstitel krijgen en zich vanuit AZC in werkgebied IGSD vestigen Ook voor hen geldt dat de kosten van woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Zij zullen de woning meestal volledig moeten inrichten. Hebben zij een inkomen gelijk aan de voor hen toepasselijke bijstandsnorm, dan zijn zij vaak niet in staat zijn om voor alle inrichtingskosten een lening af te sluiten bij de Gemeenschappelijke Kredietbank (GKB). Dit omdat de aflossingscapaciteit onvoldoende is. Bij het verstrekken van geldleningen aan bijstandsgerechtigden gaat de GKB uit van een aflossingscapaciteit van zes procent van de bijstandsnorm gedurende maximaal 36 maanden. Voor dat deel waarvoor de GKB geen geldlening verstrekt vanwege het ontbreken van voldoende aflossingscapaciteit, kan de IGSD bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekken ten behoeve van inrichtingskosten. De IGSD verleent dan vanwege het ontbreken van voldoende aflossingscapaciteit uitstel van betaling van de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening: -
gedurende de periode dat belanghebbende over een inkomen op bijstandsniveau beschikt doch,
-
niet langer dan de aflossingsperiode van de GKB-lening (is maximaal drie jaar).
Tussentijdse normwijzigingen en indexeringen van uitkeringen laat de IGSD buiten beschouwing bij toepassing van deze regeling. Bij gezinsuitbreiding of huwelijk/samenwoning en de eventuele inrichtingskosten die daarbij horen, kan belanghebbende een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand indienen. De IGSD beoordeelt dan of de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Beschikt belanghebbende gedurende deze periode over een inkomen hoger dan voor hem toepasselijke bijstandsnorm dan dient hij 50 procent van dit meerinkomen aan te wenden ter aflossing van de geldlening. Na afloop van deze aflossingsperiode zet de IGSD de (resterende) bijstand in de vorm van een geldlening om in bijstand om niet. Aan de omzetting van de lening in bijstand om niet verbindt de IGSD de volgende voorwaarden: -
belanghebbende moet de betalingsverplichtingen verbonden aan de GKB-lening en de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening stipt nakomen.
-
belanghebbende moet de geldlening bij de GKB volledig hebben afgelost
Voorbeeld 1: Voor de inrichting is € 5.000 nodig. De toepasselijke bijstandsnorm is € 900,00. De aflossingscapaciteit is dan € 54,00 per maand. De GKB verstrekt dan maximaal een geldlening van € 1.944,00 (inclusief te betalen rente). Stel belanghebbende krijgt van de GKB € 1.600,00 en
35
moet daarover over 36 maanden € 344,00 aan rente betalen dan verstrekt de IGSD aan bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening € 3.400 (€ 5.000 minus € 1.600,00). Komt belanghebbende zijn aflossingsverplichting na en lost hij de GKB-lening volledig af dan zet de IGSD de bijzondere bijstand om in bijstand om niet. Voorbeeld 2.: Net als in voorbeeld 1. Nu gaat belanghebbende in de negende maand aan het werk en verdient daarmee € 1.100,00 per maand. Van de € 200,00 van het meerinkomen dient hij € 100,00 aan te wenden ter aflossing van de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening. Dat betekent dat hij 27 maanden x € 100,00 op de bijzondere bijstand moet aflossen. Komt belanghebbende zijn aflossingsverplichting bij de GKB en IGSD na en lost hij de GKB-lening volledig af dan zet de IGSD de resterende bijzondere bijstand ter hoogte van € 700,00 om in bijstand om niet. Inrichtingskosten die verband houden met een verhuizing. Bijzondere bijstand voor inrichtingskosten moet aangevraagd worden in de gemeente van vestiging. Allereerst is van belang dat belanghebbende zijn oude woning ook zal hebben ingericht (doen de kosten zich voor). Als al sprake is van inrichtingskosten dan zijn deze veelal beperkt tot verf, behang, vloerbedekking en gordijnen. Bovendien kunnen zaken als vloerbedekking en gordijnen vaak overgenomen worden van de vorige bewoners. Wil de IGSD vervolgens bijzondere bijstand verstrekken voor inrichtingskosten die verband houden met een verhuizing, dan moet de noodzaak tot verhuizing vaststaan. Is dat niet het geval dan moet de aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten om die reden al afgewezen worden. Is de verhuizing voorzienbaar dan geldt dat ook voor de daarmee samenhangende inrichtingskosten. Ook in dat geval zal de aanvraag bijzondere bijstand om die reden al afgewezen worden. Is de verhuizing en daarmee samenhangende inrichtingskosten niet voorzienbaar en kan belanghebbende deze kosten niet (geheel) uit zijn vermogen of inkomen voldoen door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf, dan kan de IGSD bijzondere bijstand verlenen op dezelfde wijze als omschreven bij inrichtingskosten vreemdelingen. Eerste woninginrichtingskosten Mensen die het ouderlijk huis verlaten worden in principe geacht de kosten van de eerste woninginrichting zelf te dragen. Het betreffen immers kosten die voorzienbaar zijn. Normbedragen woninginrichting Bij het inrichten van een complete woning mag worden verondersteld dat er een aantal zaken van vorige bewoners kan worden overgenomen, en dat eventueel een deel van de aangeschafte
36
goederen niet nieuw maar gebruikt zijn. Wel gaat de IGSD er bij inrichtingskosten vanuit dat huishoudelijke apparatuur en matrassen nieuw aangeschaft moeten worden. Afhankelijk van de huishoudgrootte gelden maximumbedragen. Voor de hoogte van de bedragen wordt verwezen naar tabel 1. Voor kamerbewoners is het maximumbedrag de helft van het bedrag dat voor alleenstaanden geldt. Kamerbewoners hebben minder inrichtingskosten omdat zij niet een hele woning hoeven in te richten. Tabel 1 Inventarispakketten naar huishoudtype Huishoudelijke
matrassen
apparatuur
Overige
Inrichtingskosten
inrichtingskosten
maximaal
alleenstaande
€ 1.510,--
€ 100,--
€ 2.694,--
€ 4.304,--
alleenstaande ouder met 1
€ 1.510,--
€ 200,--
€ 3.117,--
€ 4.827,--
€ 1.510,--
€ 300,--
€ 3.689,--
€ 5.499,--
€ 1.510,--
€ 400,--
€ 4.076,--
€ 5.986,--
€ 1.510,--
€ 500,--
€ 4.468,--
€ 6.478,--
€ 1.510,--
€ 180,--
€ 3.204,--
€ 4.894,--
(echt)paar met 1 kind
€ 1.510,--
€ 280,--
€ 3.968,--
€ 5.758,--
(echt)paar met 2 kinderen
€ 1.510,--
€ 380,--
€ 4.163,--
€ 6.053,--
(echt)paar met 3 kinderen
€ 1.510,--
€ 480,--
€ 4.927,--
€ 6.917,--
(echt)paar met 4 kinderen
€ 1.510,--
€ 580,--
€ 5.455,--
€ 7.545,--
kind alleenstaande ouder met 2 kinderen alleenstaande ouder met 3 kinderen alleenstaande ouder met 4 kinderen (echt)paar
In het individuele geval kan het noodzakelijk zijn dat meer huishoudelijke apparatuur of overige inrichtingskosten nodig is dan vermeld in tabel 1. In dat geval sluit de gemeente voor wat betreft de hoogte van de (maximale) bijzondere bijstand aan bij de prijzengids van het Nibud. De hoogte van de maximumbedragenvoor inrichtingskosten is als volgt samengesteld: -
In tabel 2 staat de huishoudelijke apparatuur die noodzakelijk wordt geacht. De in de Nibud prijzengids opgenomen laptop, printer, draagbare audioset en scheerapparaat zijn daarin weggelaten. De wekkerradio is daaraan toegevoegd. Voor de hoogte van de bedragen is aansluiting gezocht bij de Nibud prijzengids (2011 – 2012).
-
Voor de prijzen van de matrassen in tabel 3 is aansluiting gezocht bij de Nibud prijzengids.
-
De overige inrichtingskosten zijn als volgt berekend: o
De in de Nibud prijzengids gehanteerde inventarispakketten minus
o
De huishoudelijke apparatuur die het Nibud hanteert minus
o
de richtprijzen van de benodigde matrassen.
o
De uitkomst vermenigvuldigen met 60% (afronden naar boven op hele euro’s).
37
Verondersteld mag worden dat een aantal zaken van vorige bewoners kan worden overgenomen, en dat eventueel een deel van de aangeschafte goederen niet nieuw maar gebruikt zijn. Tabel 2 Huishoudelijke apparatuur prijzen zijn gebaseerd op de Prijzengids NIBUD 2011-2012 Prijs
Aantal per huishouden
kookplaat gas (4 pits met oven)
€ 280,--
1
koelkast met vriesvak
€ 245,--
1
Wasmachine
€ 390,--
1
Koffiezetapparaat
€ 50,--
1
Waterkoker
€ 30,--
1
Strijkijzer
€ 35,--
1
Stofzuiger
€ 120,--
1
TV lcd 55 cm
€ 225,--
1
Audioset
€ 120,--
1
Wekkerradio
€ 15,--
1
Artikel
Totale prijs
€ 1.510,--
Tabel 3 Meubilair slaapkamer prijzen zijn gebaseerd op de Prijzengids NIBUD 2011-2012 Artikel
Prijs
matras 1 pers.
€ 100,--
matras 2 pers.
€ 180,--
Aantal 1 volw.
2 volw.
1
kind 1
1
Vorm van bijstand Indien bijzondere bijstand voor verhuiskosten noodzakelijk wordt geacht dan verstrekt de IGSD deze om niet. Uitgezonderd de waarborgsom. In het laatste geval verstrekt de IGSD bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel c WWB). Is bijzondere bijstand voor (woning)inrichtingskosten noodzakelijk dan verstrekt de IGSD voor zover het duurzame gebruiksgoederen betreft de bijstand (artikel 51 WWB): - in de vorm van borgtocht en/of - in de vorm van een geldlening. Slechts in uitzonderlijke situaties kan bijstand om niet worden verstrekt. Voor wat betreft de inrichtingskosten is van belang dat de CRvB verf en behang niet als duurzame gebruiksgoederen aanmerkt. Eventuele bijzondere bijstand moet dan ook om niet worden verleend. Vloerbedekking en gordijnen merkt de CRvB wel aan als duurzame gebruiksgoederen (CRvB 17-02-2004, nr. 01/5559 NABW).
38
Verleent de IGSD bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening dan dienen in de toekenningsbeschikking, naast de bestemming en de hoogte van het bedrag van de lening, de volgende punten te worden vermeld: -
maandelijkse termijnen van terugbetaling;
-
ingangsdatum van de eerste aflossing;
-
wijze van terugbetaling (in de meeste gevallen middels inhouding op de bijstandsuitkering);
-
de voorwaarden waaronder het aflossingsbedrag kan wijzigen;
-
de voorwaarden waaronder de lening in zijn geheel opeisbaar zal zijn.
De looptijd van de geldlening is in beginsel maximaal 36 maanden. Belanghebbende wordt geacht zes procent van de voor hem geldende bijstandsnorm ter aflossing van de geldlening aan te wenden. Van het deel van het inkomen dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm dient 50% ter aflossing van de geldlening te worden aangewend. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de beslagvrije voet. Zie hoofdstuk 6 (aflossing bijstand in de vorm van een geldlening) van de Beleidsregels inzake terugvordering en verhaal.
39
Hoofdstuk 6
Duurzame gebruiksgoederen
Voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen die voor het eerst aangeschaft worden, wordt verwezen naar hoofdstuk 5 verhuis- en (woning)inrichtingskosten. Dit hoofdstuk gaat specifiek in op de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Voor de beoordeling van de aanvraag dienen de vragen vermeld onder algemene en bijzondere voorwaarden van hoofdstuk 1 (algemene bepalingen bijzondere bijstandsverlening) te worden beantwoord. De belangrijkste in dit kader daarvan zijn: -
Doen de kosten zich voor
-
Kan belanghebbende een lening afsluiten bij de GKB (voorliggende voorziening)
-
Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk
-
Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB worden de kosten voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten wordt men in beginsel geacht te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB. Is bijzondere bijstand voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen noodzakelijk, dan verstrekt de IGSD de bijstand (artikel 51 WWB): - in de vorm van borgtocht en/of - in de vorm van een geldlening. Slechts in uitzonderlijke situaties kan bijstand om niet worden verstrekt. Voor de aflossing van de geldlening en de inhoud van de toekenningsbeschikking zie hoofdstuk 5 (verhuiskosten en woninginrichtingskosten onder vorm van bijstand). Hoogte bijzondere bijstand Gaat het om vervanging van duurzame gebruiksgoederen genoemd in de tabellen 2 en 3 van hoofdstuk 5 (verhuis- en (woning)inrichingskosten) dan gaat de IGSD uit van de bedragen die Nibud hanteert in de prijzengids Nibud. Voor de vervanging van overige duurzame gebruiksgoederen gaat de IGSD in beginsel uit van 60% van de prijzen die de Nibud prijzengids hanteert. Deze duurzame gebruiksgoederen hoeven veelal niet nieuw aangeschaft te worden. Inwoners van de gemeente Westerveld kunnen een beroep doen op de Regeling participatiebijdrage Westerveld. De participatiebijdrage en eventuele toeslagen op grond van deze regeling, mogen onder andere besteed worden aan de vervanging/aanschaf duurzame gebruiksgoederen.
40
Tot slot kunnen mensen die drie jaar of langer een inkomen op bijstandsniveau ontvangen een langdurigheidstoeslag aanvragen. Dit kunnen zij aanwenden ter vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Zie hiervoor hoofdstuk 8.
41
Hoofdstuk 7
Babyuitzet
Kosten voor een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten wordt men in beginsel geacht te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB. Wanneer er binnen het gezin al meer kinderen zijn, is het denkbaar dat een aantal zaken al (of nog) aanwezig zijn. Indien bijzondere bijstand voor een babyuitzet in het individuele geval toch noodzakelijk wordt geacht dan sluit de IGSD voor de hoogte van de bijzondere bijstand aan bij het Basispakket babyuitzet uit de Nibud prijzengids. Indien de bijzondere bijstand tevens noodzakelijk wordt geacht voor (onderdelen van) het in de Nibud prijzengids genoemde aanvullend pakket babyuitzet dan gaat de IGSD voor de hoogte van de bijzondere bijstand uit van 60% van de daarin genoemde normbedragen. Zaken genoemd in dit aanvullend pakket kunnen voor een groot deel tweedehands worden aangeschaft, waardoor niet alles nieuw gekocht hoeft te worden. Is bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet noodzakelijk, dan verstrekt de IGSD de bijstand voor zover het duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51 WWB): - in de vorm van borgtocht en/of - in de vorm van een geldlening. Slechts in uitzonderlijke situaties kan bijstand om niet worden verstrekt. Voor de aflossing van de geldlening en de inhoud van de toekenningsbeschikking zie hoofdstuk 5 (verhuiskosten en woninginrichtingskosten onder vorm van bijstand). Zie ook hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 9 kinderen (tot 18 jaar), onderdeel 2 Babyuitzet uit het Handboek WWB van Schulinck.
42
Hoofdstuk 8
Langdurigheidstoeslag
Vervalt per 1 januari 2015. Zie de Leidraad Participatiewet voor de individuele inkomenstoeslag.
43
Hoofdstuk 9
Begrafenis- of crematiekosten
De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen. Pas als de overledene niet of onvoldoende verzekerd was tegen begrafenis- of crematiekosten en de schulden van de nalatenschap hoger zijn dan de bezittingen, kunnen de erfgenamen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen en zij tot de familieleden behoren op wie verhaal gezocht zou kunnen worden krachtens de Wet op de lijkbezorging. Middelen om een begrafenis te kunnen bekostigen zijn onder andere: a.
Verzekeringen op het leven, zoals begrafenis- en levensverzekeringen, ongevallenverzekering.
b.
Lidmaatschap van een speciale vereniging, bijvoorbeeld crematievereniging.
c.
Overlijdensuitkering wanneer de overledene een uitkering ontving krachtens de Ziektewet (ZW), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Algemene ouderdomswet (AOW) of anderszins.
d.
Spaargelden (en overig vermogen), minus het vrij te laten bescheiden vermogen.
e.
Nalatenschap.
NB: Bij echtgenoot/partner is het onder d gestelde niet van toepassing, dus wordt ook rekening gehouden met het vrij te laten bescheiden vermogen. Bij het ontbreken van voldoende middelen komen tekorten ten laste van de nagelaten betrekkingen, de erven. Meestal zijn dat de overgebleven partner en de eigen kinderen van de overledene. Als de nagelaten betrekkingen over onvoldoende middelen beschikken om hun evenredig aandeel in de kosten te voldoen, dan kunnen zij bij de gemeente waar zij wonen een aanvraag indienen voor bijstand voor deze voor hen "bijzondere kosten van bestaan" (waarbij met draagkracht rekening moet worden gehouden). Zijn er geen nagelaten betrekkingen, dan komen de kosten voor rekening van degene die de erfenis afwikkelt, die de opdracht ook heeft gegeven aan de begrafenisondernemer. De opdrachtgever is dan aansprakelijk voor de betaling van de kosten. Het moet gaan om noodzakelijke begrafeniskosten. Daarbij gaat de IGSD uit van de uitvaartkosten omschreven in de prijzengids van het Nibud. De prijzengids maakt onderscheid tussen algemene kosten, begrafeniskosten en crematiekosten. Tevens gaat de IGSD bij de verlening van bijzondere bijstand uit van de totaalbedragen die de prijzengids hanteert voor uitvaartkosten. Niet van belang is of voor de afzonderlijke kosten vermeld onder algemene kosten, begrafeniskosten en crematiekosten iets meer of minder betaald is dan de prijzengids hanteert. Als het totaalbedrag maar niet wordt overschreden. Voor begrafeniskosten gaat het in 2011 dan om een totaalbedrag van € 9.781,-- (tabel 1). Voor crematiekosten gaat het dan in 2011 om een totaalbedrag van € 6.346,-- (tabel 2). Voorbeeld:
44
Ouder komt te overlijden en heeft geen partner. Ouder heeft drie kinderen. In de nalatenschap zit een bedrag van € 2.000,00. Er was geen uitvaartverzekering afgesloten. Één van de kinderen ontvangt een bijstandsuitkering van de IGSD. De andere kinderen wonen in andere gemeenten. De ouder wordt begraven. Het maximumbedrag voor begrafeniskosten bedraagt € 9.781,--. De uitvaartkosten bedragen uiteindelijk € 9.300,--. Na aftrek van € 2.000,-- blijft € 7.300,-- over. Per kind is dat € 2.433,33. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt ten hoogste € 2.433,33. Uit de uitvaartkosten moet blijken dat het gaat om kosten vermeld in de Nibud prijzengids. Tabel 1 Begrafeniskosten (2012) De totale algemene kosten bedragen (tabel 3)
€ 5.046,--
De totale begrafeniskosten bedragen (tabel 4)
€ 4.820,--
Totale uitvaartkosten
€ 9.866,--
Tabel 2 Crematiekosten (2012) De totale algemene kosten bedragen (tabel 3)
€ 5.046,--
De totale crematiekosten bedragen (tabel 5)
€ 1.385,--
Totale uitvaartkosten
€ 6.431,--
Tabel 3 Samenstelling algemene kosten
akte van overlijden basistarief uitvaartverzorger overbrenging van overledene naar rouwcentrum of woonhuis verzorging van overledene bloemstuk op kist rouwauto twee volgauto’s opbaren in rouwcentrum, incl. condoleancebezoek opbaren thuis kist (spaanplaat eikenfineer) drukwerk (100 rouwkaarten zonder porto) koffie met cake (100 personen) advertentie in regionaal dagblad Tabel 4 Samenstelling begrafeniskosten
begraafkosten begraafplaats ma/vr extra kosten voor bijzetten in bestaand graf gebruik aula begraafplaats gebruik condoleanceruimte begraafplaats grafrechten algemeen graf1
45
grafsteen Tabel 5 Samenstelling crematiekosten
crematorium (crematie, aula, bijzetting asbus) as verstrooien bij crematorium as bewaren in nis in crematorium (kosten 1 jaar)
Als er geen nabestaanden bekend zijn, zoals het geval kan zijn bij zwervers, drenkelingen enzovoort, kunnen de begrafeniskosten worden betaald op grond van de Wet op de lijkbezorging. In de kosten van begrafenis van een allochtoon in het geboorteland kan, mede gelet op het aan de WWB ten grondslag liggende principe dat de bijstand gebonden is aan een verblijf hier te lande, geen bijstand worden verleend. Het is mogelijk een onderscheid te maken naar de kosten van een begrafenis, die aan Nederland zijn verbonden en de kosten die voortgekomen zijn uit het vervoer naar en de begrafenis in het geboorteland. Bij gescheiden echtelieden kan zich de situatie voordoen dat formeel beiden aansprakelijk zijn voor de helft van de kosten, maar dat een der partijen weigerachtig is te betalen. Omdat er altijd sprake is van een spoedeisende situatie zal de andere partij opdracht (moeten) geven tot begraven of cremeren. Die partij is daarmee aansprakelijk voor de kosten. In die situatie mag er voor worden gekozen de helft van de kosten “om niet” te verstrekken en de andere helft in de vorm van een geldlening. De lening is gebaseerd op artikel 48, tweede lid WWB (redelijkerwijs kan worden aangenomen dat belanghebbende over voldoende middelen zal beschikken). De aanname is dat de andere partij(en) hun deel in de kosten alsnog zullen bijdragen. De lening dient dan ineens te worden afgelost. Als naderhand blijkt dat de partij weigerachtig blijft en niet tot betalen overgaat, kan alsnog worden besloten om ook het deel geldlening om te zetten in bijstand “om niet”. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat het hier gaat om een uitzonderingssituatie. De regel is dat niet meer bijstand wordt verstrekt dan het verplichte aandeel van de bijstandsgerechtigde in de totale kosten. Zie voor een nadere toelichting op uitvaartkosten hoofdstuk 7 paragraaf 6 van het Handboek WWB van Schulinck.
46
Hoofdstuk 10
Kinderopvang
Uitvoeringsrichtlijn kosten kinderopvang Regeling:
Wet werk en bijstand, Wet inburgering en Wet Kinderopvang
Onderwerpen -
Algemeen
-
Beleidsvrijheid gemeenten inzake kinderopvangkosten
-
Beleidsregels KOA-regeling
-
Beleidsregels flankerend beleid kinderopvang
-
Bijzondere bijstand kosten kinderopvang bij studerende en/of schoolgaande ouders
-
Kinderopvang sociaal medische indicatie
-
Tussenschoolse opvang
Algemeen De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, verder te noemen Wet kinderopvang (Wko), is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd. De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van gemeenten en UWV is per 1 januari 2013 komen te vervallen. De tegemoetkoming die gemeenten en UWV in dit kader op aanvraag verstrekten, is vanaf 1 januari 2013 in de kinderopvangtoeslag opgenomen. Aanvragen voor kinderopvangtoeslag handelt de belastingdienst af. Voor klanten tevens ouder die gaan werken, studeren of een re-integratietraject of inburgeringstraject gaan volgen, is van groot belang dat de consulent Werk/Inkomen hen direct wijst op de Wet kinderopvang. Aanvragen voor kinderopvangtoeslag kent de Belastingdienst namelijk niet met terugwerkende kracht toe. De aanvraag moet vóór de maand of uiterlijk in de maand waarop het recht op kinderopvangtoeslag bestaat worden ingediend (artikel 1.3, tweede lid, onderdeel b, Wko). Voor verplichte inburgeraars is voor het recht op kinderopvangtoeslag verder van belang dat zij de inburgeringscursus volgen bij een gecertificeerde instelling (www.blikopwerk.nl/inburgeren). Werkwijze Consulent Werk en Consulent Inburgering bij Wet kinderopvang De consulent Werk/Inburgering dient de doelgroepouders (die een re-integratietraject of verplichte inburgeringscursus volgen) persoonlijk te informeren dat zij doelgroepouder zijn en over welke periode zij recht op toeslag hebben. Verder dient de consulent een ouder erop te wijzen dat hij/zij de toeslag moet stopzetten aan het einde van een traject om te voorkomen worden dat de toeslag later moet worden terugbetaald. De klant dient van de consulent Werk/Inburgering een doelgroepverklaring te ontvangen waarin staat dat en gedurende welke maanden hij/zij een reintegratietraject of inburgeringstraject volgt. Loopt de inburgering via DUO dan is het DUO verplicht deze verklaring af te geven.
47
Beleidsvrijheid gemeenten inzake kinderopvangkosten Op een aantal terreinen hebben gemeenten nog beleidsvrijheid. Hieronder staan die beschreven. 1. Binnen de doelgroepen die de Wet kinderopvang noemt, hebben gemeenten nog één bevoegdheid om in aanvulling op de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming te verlenen (artikel 1.13 Wko, de zogenaamde KOA-regeling). 2. Verder hebben gemeenten de vrijheid om naast de doelgroepen omschreven in de Wet kinderopvang eigen doelgroepen aan te wijzen. In de Wko is namelijk geen uitputtende regeling getroffen voor het verlenen van subsidies in de kosten van kinderopvang (kinderopvang op sociaal medische indicatie). In de re-integratieverordening van beide gemeenten is hierover een bepaling opgenomen. Verder is het Dagelijks Bestuur van de IGSD is op grond van deze verordeningen bevoegd hierover nadere uitvoeringsregels vast te stellen (Flankerend beleid). 3. Daarnaast rekent de Wet kinderopvang een aantal zaken niet tot kinderopvang (artikel 1.1, tweede lid, Wko), waarvoor de IGSD wel een vergoeding kan verlenen, zoals: -
Tussenschoolse opvang (artikel 1.1, tweede lid, onderdeel a, Wko) en
-
Ouderbijdrage peuterspeelzaal (artikel 1.1, tweede lid, onderdeel b, Wko). Zie hoofdstuk 14 (peuterspeelzaal) van de Leidraad Wet werk en bijstand Westerveld.
48
Beleidsregels KOA-regeling 1. Het Dagelijks Bestuur van de IGSD maakt als volgt gebruik van de bevoegdheid van artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: Beleidsregel 1 1.
Het Dagelijks Bestuur van de IGSD verleent op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan inwoners van de gemeente Steenwijkerland en de gemeente Westerveld die als doelgroepouders worden aangemerkt.
2.
Als doelgroepouder worden aangemerkt: a.
tienermoeders die met behoud van uitkering scholing of opleiding volgen (artikel 1.6, eerste lid, onderdeel e, Wko),
b.
studerende ouders (artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, Wko),
c.
uitkeringsgerechtigden van de IGSD die een re-integratietraject volgen (artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, Wko) en,
d. inwoners met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet die een reintegratietraject volgen (artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, Wko). Beleidsregel 2 De aanvraag dient te worden ingediend op een daartoe door het Dagelijks Bestuur van de IGSD beschikbaar gesteld aanvraagformulier kinderopvang. Beleidsregel 3 Het Dagelijks Bestuur verleent de tegemoetkoming met ingang van de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend, doch niet eerder dan het re-integratietraject, de studie, scholing of opleiding begint. Beleidsregel 4 1.
Het Dagelijks Bestuur van de IGSD verleent de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang niet voor dat deel van de kosten, waarvoor de klant een beroep had kunnen doen op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst maar dat niet of te laat doet.
2.
Geen recht op een tegemoetkoming bestaat indien tevens geen recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst bestaat.
3.
Het totaal van de tegemoetkoming van de IGSD en de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst bedraagt niet meer dan de kosten van kinderopvang en is niet hoger dan het maximumuurtarief dat de Wet kinderopvang hanteert (artikel 1.13 Wko in samenhang met artikel 1.7, eerste lid, Wko).
4.
Het aantal uren waarvoor het Dagelijks Bestuur van de IGSD de tegemoetkoming verleent, is niet hoger dan het aantal uren waarvoor de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt van de belastingdienst.
49
Beleidsregel 5 1.
Belanghebbenden die in aanmerking willen komen voor een tegemoetkoming zijn verplicht het Dagelijks Bestuur van de IGSD onverwijld te informeren over: a.
De (voorlopige) beschikkingen die zij in het kader van kinderopvangtoeslag van de belastingdienst ontvangen,
b.
Het (tussentijds) stopzetten of beëindigen van re-integratietrajecten, scholing, opleiding of studie,
c.
Een verhuizing en,
d. Een wijziging in de gezinssamenstelling. 2.
Onder onverwijld verstaat het Dagelijks Bestuur binnen 30 dagen nadat zich één van de feiten genoemd in het vorige lid zich heeft voorgedaan.
Beleidsregel 6 Het Dagelijks Bestuur van de IGSD beëindigt de tegemoetkoming indien: -
Belanghebbenden niet meer als doelgroepouder wordt aangemerkt.
-
Belanghebbende geen inwoner meer is van de gemeente Steenwijkerland of de gemeente Westerveld.
Beleidsregel 7 Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregels KOA-regeling Beleidsregel 8 Deze regeling treedt één dag na publicatie in werking en werkt terug tot 1 januari 2013.
Toelichting Beleidsregels KOA-regeling Deze beleidsregels geven invulling aan de bevoegdheid neergelegd in artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De beleidsregels beogen belemmeringen die de kosten van kinderopvang met zich meebrengen weg te nemen, teneinde doelgroepouders in staat te stelen een re-integratietraject, scholing of studie te volgen. Toelichting beleidsregels Beleidsregel 1. Met de doelgroepouders worden in de beleidsregel ouders bedoeld waar artikel 1.13 Wko naar verwijst, uitgezonderd ouders voor wie kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is.. Inwoners uit Steenwijkerland voor wie kinderopvang om sociaal-medische redenen noodzakelijk is, kunnen zich wenden tot de gemeente Steenwijkerland (afdeling WMO). Op basis van de Verordening kinderopvang 2010 beoordeelt de gemeente deze aanvragen. Inwoners uit de gemeente Westerveld bij wie kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is voor ouder of kind (artikel 1.6, eerste lid, onderdelen k en l, Wko) kunnen een beroep op bijzondere bijstand doen. De overige beleidsregels spreken voor zich.
50
Beleidsregels flankerend beleid kinderopvang In de re-integratieverordeningen hebben de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld een bepaling ten aanzien van flankerend beleid opgenomen. Daarin staat nadrukkelijk dat de vergoeding voor de kosten van kinderopvang mogelijk is in het kader van arbeidsinschakeling. Het gaat om artikel 17 Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand van Steenwijkerland en artikel 18 Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Westerveld. Op basis van het tweede lid van genoemde artikelen is het Dagelijks Bestuur van de IGSD bevoegd hierover beleidsregels op te stellen. Beleidsregel 1 1. Het Dagelijks Bestuur van de IGSD verleent op aanvraag aan inwoners uit de gemeente Westerveld en Steenwijkerland een vergoeding voor de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang: a. In aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en de tegemoetkoming van artikel 1.13 Wko (doelgroepouders), voor zover de kosten van kinderopvang meer bedragen dan de door de wetgever gehanteerde maximum uurprijs, met uitzondering van studerende ouders als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, Wko en, b. In aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst aan i. uitkeringsgerechtigden van de IGSD die inburgeringsplichtig zijn en een inburgeringscursus volgen als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel g Wko en, ii. uitkeringsgerechtigden van de IGSD met inkomsten uit arbeid. 2. In afwijking van het eerste lid verleent het Dagelijks Bestuur van de IGSD geen vergoeding voor de eigen bijdrage van kinderopvang aan belanghebbenden jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs (kunnen) volgen. Beleidsregel 2 De aanvraag dient te worden ingediend op een daartoe door het Dagelijks Bestuur van de IGSD beschikbaar gesteld aanvraagformulier kinderopvang. Beleidsregel 3 Het Dagelijks Bestuur verleent de vergoeding voor de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang met ingang van de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend, doch niet eerder dan het re-integratietraject, de studie, het werk, de scholing of opleiding begint. Beleidsregel 4 1.
Het Dagelijks Bestuur van de IGSD verleent de vergoeding voor de kosten van kinderopvang niet voor dat deel van de kosten, waarvoor de klant een beroep had kunnen doen op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst maar dat niet of te laat doet.
2.
Geen recht op een vergoeding bestaat indien tevens geen recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst bestaat.
3.
Het aantal uren waarvoor het Dagelijks Bestuur van de IGSD de vergoeding verleent, is niet hoger dan het aantal uren waarvoor de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt van de belastingdienst.
51
Beleidsregel 5 1.
Belanghebbenden die in aanmerking willen komen voor een vergoeding zijn verplicht het Dagelijks Bestuur van de IGSD onverwijld te informeren over: a.
De (voorlopige) beschikkingen die zij in het kader van kinderopvangtoeslag van de belastingdienst ontvangen,
b.
Het (tussentijds) stopzetten of beëindigen van re-integratietrajecten, werk, scholing, opleiding of studie,
c.
Een verhuizing en,
d. Een wijziging in de gezinssamenstelling. 2.
Onder onverwijld verstaat het Dagelijks Bestuur binnen 30 dagen nadat zich één van de feiten genoemd in het vorige lid zich heeft voorgedaan.
Beleidsregel 6 Het Dagelijks Bestuur van de IGSD beëindigt de vergoeding indien: -
Belanghebbende niet meer als doelgroepouder als bedoeld in artikel 1.13 Wko wordt aangemerkt.
-
Belanghebbende geen inwoner meer is van de gemeente Steenwijkerland of de gemeente Westerveld
-
Belanghebbende geen inburgeringscursus meer volgt als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel g Wko
-
Belanghebbende geen uitkering meer ontvangt van de IGSD.
Beleidsregel 7 Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregels flankerend beleid kinderopvang. Beleidsregel 8 Deze regeling treedt één dag na publicatie in werking en werkt terug tot 1 januari 2013. Toelichting Beleidsregels Flankerend beleid Deze beleidsregels zijn gebaseerd op de Reïntegratieverordeningen van de gemeenten Westerveld en Steenwijkerland. Veruit de meeste kinderopvangcentra in de regio hanteren hogere prijzen dan het door de wetgever in de Wko gehanteerde maximumuurtarief. De beleidsregels beogen de belemmeringen die de kosten van kinderopvang met zich meebrengen weg te nemen, teneinde doelgroepouders die meer moeten betalen dan het maximum uurtarief in staat te stelen een reintegratietraject, scholing of studie te volgen. Daarnaast is voor uitkeringsgerechtigden met een inburgeringstraject geen beroep mogelijk op artikel 1.13 Wko en de beleidsregels KOA-regeling. Dit betekent dat zonder regeling de eigen bijdrage dermate hoog is dat dit een belemmering vormt voor deelname aan dit traject. Uitkeringsgerechtigden die in aanvulling op inkomsten uit arbeid een uitkering ontvangen kunnen ook niet in aanmerking komen voor een aanvulling op grond van artikel 1.13 Wko. Dit betekent dat zonder regeling de eigen bijdrage dermate hoog is dat werken niet loont. Toelichting beleidsregels Beleidsregel 1 Jongeren tot 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen, mag het Dagelijks Bestuur van de IGSD niet ondersteunen bij arbeidsinschakeling (artikel 7 lid 3 WWB) en komen dus ook niet in aanmerking voor het flankerend beleid op grond van de Reïntegratieverordeningen. Ook niet als zij met behoud van uitkering regulier onderwijs volgen.
52
Studerenden in zijn algemeenheid hebben geen aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling gelet op artikel 10 WWB. Bijzondere bijstand kosten kinderopvang bij studerende en/of schoolgaande ouders Studerenden ouders die voor de kosten van kinderopvang meer kwijt zijn, dan het door de wetgever in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaal gehanteerde maximumuurtarief, kunnen in aanvulling op de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als bedoeld in de beleidsregels KOA-regeling in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De kinderopvangtoeslag, de tegemoetkoming op basis van de beleidsregels KOA-regeling en de bijzondere bijstand, kunnen samen nooit meer bedragen dan de kosten van kinderopvang, waarbij voor de kosten van kinderopvang uit wordt gegaan van het aantal uren dat de belastingdienst hanteert voor de kinderopvangtoeslag. Hetzelfde geldt voor ouders jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgen Kinderopvang op sociaal medische indicatie Kosten van kinderopvang, die noodzakelijk worden geacht op grond van sociaal medische indicatie kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, tot de artikelen in de Wet Kinderopvang over sociaal-medisch geïndiceerden - één van de gemeentelijke doelgroepen – in werking is getreden. Sociaal-medisch geïndiceerden kunnen dus (nog) geen tegemoetkoming van de overheid ontvangen op grond van de Wet Kinderopvang. Tussenschoolse opvang De tussenschoolse opvang (het overblijven van schoolgaande kinderen) is buiten de reikwijdte van de Wet kinderopvang gehouden. Als de overblijfkosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijvoorbeeld een uitstroomtraject of inburgeringstraject dan kunnen deze kosten vergoed worden vanuit het participatiebudget op grond van artikel 18 Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand. Het maakt dan niet uit of het gaat om kosten voor het overblijven op school of om opvang bij een opvangouder in de middagpauze. Voor de hoogte van de vergoeding moet worden aangesloten bij de feitelijke kosten zoals de school die hanteert. Bij overblijven elders is dat ook de norm waarvan moet worden uitgegaan.
53
Hoofdstuk 11
Buitengewone verwervingskosten en reiskosten traject
Buitengewone verwervingskosten zijn kosten die in het individuele geval noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt om de betreffende inkomsten te kunnen verwerven. Het moet - in tegenstelling tot de algemene onkosten in verband met inkomstenverwerving - gaan om werkelijk gemaakte, aantoonbare onkosten. Om mensen hetzij rechtstreeks, hetzij via een traject uit te laten stromen naar werk kan het nodig zijn aanvullend ondersteunende voorzieningen in te zetten om dit doel te bereiken. De twee belangrijkste voorzieningen in dit kader zijn reiskosten en kosten voor kinderopvang. Voor de laatste kosten zie hoofdstuk 10 Kinderopvang. Tevens kan gedacht worden aan bedrijfskleding. Wettelijke kaders. Het wettelijk kader voor het verstrekken van een vergoeding voor reiskosten en kosten voor de kinderopvang artikel 17 Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand van Steenwijkerland of artikel 18 Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand van Westerveld. Gemeentelijk beleid. Voorkomen moet worden dat een werkloze die reiskosten en/of kosten voor bedrijfskleding moet maken die niet of onvoldoende door de werkgever vergoed worden, algemeen geaccepteerde arbeid niet zou accepteren. Verder moet voorkomen worden dat een belanghebbende geen re-integratietraject of inburgeringstraject kan volgen vanwege de reiskosten. Het gaat hier om reiskosten voor zover de enkele reisafstand tussen de woonplaats en de werkplek/re-integratieplek/inburgeringsplek meer dan 10 kilometer bedraagt. Voor reiskosten woon-werkverkeer en/of bedrijfskleding is van belang of de werkgever deze vergoedt. Kan belanghebbende geen vergoeding van zijn werkgever krijgen dan de IGSD hiervoor een vergoeding uit het participatiebudget toekennen. Doelgroep. Op bovenstaande vergoeding die bekostigd worden uit het participatiebudget kunnen alleen personen een beroep doen die een gehele of aanvullende uitkering in kader van de WWB/WIJ, IOAW of IOAZ ontvangen. Hoogte vergoeding en reisafstand Voor de berekening van de reisafstand en de hoogte van de reiskostenvergoeding wordt aangesloten bij hoofdstuk 12 van de Leidraad. Let op! In principe vindt vergoeding plaats vanuit het participatiebudget. Valt een belanghebbende niet onder de doelgroep als hierboven omschreven, dan vindt vergoeding vanuit de bijzondere bijstand plaats als daar recht op bestaat. Zie voor meer informatie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 11 reiskosten, onderdeel 5 woonwerkverkeer van het handboek Wet werk en bijstand.
54
Hoofdstuk 12
Reiskosten
Algemeen Op allerlei manieren kan iemand in het dagelijks leven te maken krijgen met reiskosten. Een deel van de bijstandsnorm is dan ook bestemd voor deze reiskosten. In de bijstandsnorm is een component opgenomen voor zogenaamde kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer. Dit zijn de kosten van het onderhouden van sociale en maatschappelijke contacten, bijvoorbeeld familiebezoek, bezoek aan huisarts, tandarts, het bezoeken van diverse instanties of allerlei telefonische contacten. Reiskosten behoren hier ook toe, met andere woorden reiskosten behoren als regel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Zie voor reiskosten naar familie opgenomen in ziekenhuis of inrichting en reiskosten voor medische behandelingen hoofdstuk 2 bijzondere bijstand en medische kosten van de Leidraad. Minimale reisafstand Uitgangspunt is dat de IGSD in beginsel geen bijzondere bijstand verleent voor reiskosten indien de enkele reisafstand tien kilometer of minder bedraagt. Deze kan per fiets worden afgelegd. Bedraagt de enkele reisafstand meer dan tien kilometer en bestaat recht op bijzondere bijstand voor reiskosten, dan vergoedt de IGSD ook de eerste tien kilometer. Berekening reisafstand Voor de berekening van de enkele reisafstand maakt de IGSD gebruik van de ANWB routeplanner. Daarbij kiest de IGSD voor de kortste route, waarbij de enkele reisafstand op hele kilometers naar boven wordt afgerond. Hoogte bijzondere bijstand Is bijzondere bijstand voor reiskosten noodzakelijk dan gaat de IGSD voor het berekenen van de kosten uit van: -
de goedkoopste wijze van openbaar vervoer (bus of trein 2e klas) of
-
gebruik van auto.
Bij gebruik van auto wordt uitgegaan van een kilometervergoeding van maximaal € 0,19. Enkele bijzondere situaties Hieronder staan enkele bijzondere situaties omschreven en de mogelijkheid tot verlening van bijzondere bijstand. Reiskosten naar Werkplein Steenwijk voor aanvraag algemene bijstand Vanaf 1 januari 2002 moeten de inwoners van de gemeente Westerveld voor het aanvragen van een uitkering naar het Werkplein Steenwijk3. Voor een uitkeringsaanvraag moet een cliënt tussen de twee à drie keer naar het Werkplein (maximaal 5 bezoeken). Dit is o.a. voor de centrale voorlichting (alleen belanghebbenden van 18 tot 27 jaar), voor de uitkeringsintake en voor de aanvraag traject. Mensen die niet over een PC beschikken, kunnen zich persoonlijk melden voor
3
In 2002 moesten de aanvragen levensonderhoud bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in
Steenwijk ingediend worden.
55
een aanvraag op het Werkplein. In dat laatste geval gaat het al gauw over drie à vier reizen naar het Werkplein Steenwijk. Dit betekent voor de cliënt extra kosten in de vorm van reiskosten. Voor veel cliënten in de gemeente Westerveld is de reisafstand naar het Werkplein dusdanig groot dat deze tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gerekend. De vergoeding wordt alleen op aanvraag verstrekt. Reiskosten van elders verpleegden in verband met weekendverlof Wanneer cliënten elders worden verpleegd, is het in het kader van de behandeling soms noodzakelijk dat, voorafgaand aan ontslag uit de inrichting (bijvoorbeeld psychiatrische inrichting), de patiënt in de weekenden al naar huis mag. Dit weekendverlof dient om de overgang naar zelfstandigheid (resocialisatie) te bevorderen. Een vergoeding via de zorgverzekeraar is mogelijk voorzover de behandelend arts een schriftelijke noodzakelijkheidsverklaring afgeeft aan de zorgverzekeraar. Hetzelfde geldt voor personen die gedurende een dagdeel zorg ontvangen in een instelling. In beide gevallen moet het gaan om zorginstellingen waarin cliënten a. ondersteunende begeleiding of b. activerende begeleiding ontvangen. Ondersteunende begeleiding omvat ondersteunende activiteiten in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op bevordering of behoud van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie. Activerende begeleiding omvat door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op: -
het herstel of het voorkomen van verergering van gedrags- of psychische problemen; of
-
het omgaan met de gevolgen van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
Voor zover cliënten een eigen bijdrage in de vervoerskosten zijn verschuldigd kan voor deze eigen bijdrage bijzondere bijstand worden toegekend. Indien de patiënt afgehaald of teruggebracht moet worden, is er voor de eventuele vervoerskosten van de begeleider ook bijstand mogelijk. De IGSD weigert de bijzondere bijstand in die gevallen waarin belanghebbenden geen vergoeding Zie de artikelen 2 lid 1 onder f, 6 en 10 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Voor meer informatie zie het Handboek Wet werk en bijstand, Voorliggende voorzieningen, hoofdstuk 2 overige regelingen, paragraaf 2.2. AWBZ, onderdeel 7.1 AWBZ pakket Reiskosten bij bezoek gedetineerde gezinsleden Er is bijzondere bijstand mogelijk voor de cliënt, voorzover het gaat om reiskosten in verband met bezoek aan gedetineerde gezinsleden (ook pleegkinderen) en andere familieleden in de 1e of 2e graad. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijstand gaan we uit van het volgende aantal bezoeken: -
eenmaal per week voor één persoon of
56
-
eenmaal per twee weken voor twee personen.
Mits een medische en/of sociale indicatie hiervan aanwezig is kan van het aantal bezoeken worden afgeweken. Reiskosten wegens een bezoek aan een in het buitenland gedetineerde echtgenoot behoren volgens vaste jurisprudentie niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. In het algemeen geldt dat de kosten van reizen naar het buitenland, voorzover ze niet uit het bedrag ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden voldaan, de grens overschrijden van hetgeen voor de toepassing van de bijstandswet als noodzakelijk kan worden beschouwd. Zie onder andere JABW 1988/71, JABW 1990/183, JAWB 1990/293. Reiskosten van gedetineerden Deze reiskosten worden vergoed door het ministerie van Justitie en is een voorliggende voorziening op de WWB. Reiskosten in verband met gerechtelijke procedures Wanneer een cliënt reiskosten moet maken in het kader van een noodzakelijke gerechtelijke procedure (bijvoorbeeld procedures die betrekking hebben op vermindering van de bijstand of een echtscheidingsprocedure al dan niet in samenhang met een alimentatieprocedure) kan bijzondere bijstand in de reiskosten worden verstrekt. Indien de Raad voor de rechtsbijstand een cliënt een toevoeging (van een advocaat) toekent, dan acht de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk. De IGSD dient hierbij in beginsel aan te sluiten. Als een belanghebbende geen toevoeging heeft, zal de IGSD zelf de noodzakelijkheid van de kosten moeten beoordelen. Zie over rechtsbijstand hoofdstuk 7 bijzondere bijstand, paragraaf 7 bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand van het Handboek WWB van Schulinck. Reiskosten bij bezoekregeling/omgangsregeling na echtscheiding Hiervoor is in principe geen bijzondere bijstand mogelijk. Zaken als omgangsregeling (inclusief reis en verblijf) en alimentatie moeten ouders vanaf 1 maart 2009 in een ouderschapsplan regelen. Daartoe zijn zij wettelijk verplicht. Voor een nadere toelichting over de bezoekregeling zie het Handboek Wet werk en bijstand, hoofdstuk 7, paragraaf 7.11 (reiskosten), onderdeel 3, omgangsregeling ouder-kind. Reiskosten uit huis geplaatste kinderen Kinderen kunnen om uiteenlopende redenen uit huis geplaatst zijn. Kinderen die in een hulpverleningsinstelling verblijven, om andere dan medische redenen, mogen in veel gevallen wel in weekends en in de vakanties naar huis. In de noodzakelijke reiskosten met betrekking tot dit thuisbezoek van het kind en eventueel meereizende begeleiding is bijzondere bijstand mogelijk. Reiskosten bezoek aan familie in het buitenland Reiskosten verbonden aan bezoeken van familie in het buitenland behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan en komen dan ook nooit voor bijstandsverlening in aanmerking. Ongeacht of de familie naar het buitenland is gegaan of dat de cliënt uit het buitenland in Nederland is komen wonen. De meest voorkomende bezoeken in deze richting betreffen familieomstandigheden in het buitenland, huwelijk, overlijden, detentie enzovoort.
57
Reiskosten gezinshereniging Reiskosten die worden gemaakt om te komen tot een gezinshereniging met vanuit het buitenland afkomstige gezinsleden, behoren niet tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan. Ook hier geldt dat bijstandsverlening voor buitenlandse reizen nooit mogelijk is (artikel 7 WWB/territorialiteitsbeginsel). Reiskosten woon-werkverkeer Zie voor deze kosten hoofdstuk 11 (buitengewone verwervingskosten) van de Leidraad Wet werk en bijstand. Reiskosten in verband met studie Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als belanghebbende een beroep kan doen op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Voor de kosten van scholing of opleiding geldt dat de WTOS of WSF 2000 een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Dat geldt ook voor de reiskosten als belanghebbende een beroep kan doen op de WSF 2000. Zie voor reiskosten en de WTOS hoofdstuk 13 van de Leidraad.
58
Hoofdstuk 13 onderwijs
Reiskosten kinderen tot 18 jaar voor het volgen van
Op grond van artikel 15, eerste lid van de WWB bestaat geen recht op bijstand voorzover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Reiskosten kinderen basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs Ouders van kinderen die naar een dergelijke school gaan kunnen voor hun reiskosten een beroep doen op het leerlingenvervoer. Via www.wetten.nl kunnen de verordeningen van de beide gemeenten geraadpleegd worden, te weten: - Verordening leerlingenvervoer gemeente Steenwijkerland 2009 en - Verordening leerlingenvervoer gemeente Westerveld. De plaatselijke verordeningen moet als een voorliggende voorziening worden beschouwd die toereikend en passend is als het gaat om reiskosten naar school. Reiskosten kinderen tot 18 jaar op hoger beroepsonderwijs of universiteit Voor hen vormt de WSF 2000 een voorliggende voorziening. Ook voor wat betreft de reiskosten. Begint het kind op 1 september met zijn studie dan ontvangt het kind vanaf 1 oktober studiefinanciering. Vanaf die datum heeft het kind ook recht op het studentenreisproduct. Voor de eerste maand is in beginsel dan ook bijzondere bijstand mogelijk, indien de enkele reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt. Voor het berekenen van de reisafstand en de hoogte van de bijzondere bijstand zie hoofdstuk 11 reiskosten. Reiskosten kinderen tot 18 jaar regulier voortgezet onderwijs Het gaat om kinderen die scholing volgen op het wetenschappelijk onderwijs (VWO), hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (MAVO) of voorbereidend beroepsonderwijs (VMBO). Allereerst is van belang dat deze kinderen de schoolboeken en leermiddelen gratis krijgen. Daarnaast ontvangen ouders van deze kinderen geen tegemoetkoming ouders meer op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Daarvoor in de plaats is het kindgebonden budget verhoogd. Voor het wel of niet verlenen van bijzondere bijstand, geldt het zelfde als hieronder onder reiskosten kinderen tot 18 jaar overig onderwijs vermeld staat. Reiskosten kinderen tot 18 jaar overig onderwijs Ouders van deze kinderen kunnen uitsluitend een tegemoetkoming ouders ontvangen op grond van de WTOS als het kind gaat naar:
4
a.
het middelbaar beroepsonderwijs (MBO)
b.
het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo)4
c.
het particulier voortgezet onderwijs
Het vavo is eigenlijk een vangnet voor jongeren die vastlopen in het gewone onderwijs
59
Deze tegemoetkoming ouders is een vergoeding voor schoolkosten. Bij de toekenning wordt geen rekening gehouden met individuele omstandigheden, zoals de afstand huis - school. Wanneer een kind dicht bij school woont heeft deze geen reiskosten. Wanneer een scholier wel verder van school woont en noodzakelijkerwijs gebruik dient te maken van het openbaar vervoer krijgt hij te maken met reiskosten. Het niet volledig vergoeden van alle studiekosten (dus inclusief de reiskosten) heeft een financiële achtergrond (CRvB 27-01-2009, nr. 07/5172 WWB). Dit opent de mogelijkheid tot bijstandsverlening in de reiskosten. Wanneer een aanvraag om bijstand in de reiskosten wordt ingediend dient een individualiserend rapport te worden opgesteld. Ten aanzien van de noodzaak dient wel te worden gekeken naar de mogelijkheid om de studie zo dicht mogelijk bij de woonplaats te volgen, waarvan ook individualiserend (gemotiveerd) kan worden afgeweken. Voorwaarde is wel dat de enkele reisafstand tussen woonadres en school (kortste weg) meer dan 10 kilometer moet bedragen om aanspraak te kunnen maken op bijzondere bijstand. Hiermee wordt het recht op bijstand derhalve afstandsafhankelijk gemaakt. Zie hoofdstuk 12 (reiskosten) voor de bepaling van de afstand en de berekening van de hoogte van de bijzondere bijstand. Er wordt uitgegaan van de meest goedkope en adequate manier van reizen: een maandkaart van bus of trein (2e klas). Met de invoering van de ov-chipkaart worden abonnementen naar verwachting afgeschaft. Tijdens vakanties is een strippenkaart / ov-chipkaart mogelijk voordeliger. Zie voorliggende voorzieningen hoofdstuk 2 overige regelingen, paragraaf 9 WTOS en WSF 2000, onderdeel 2 18-minner van het Handboek WWB en hoofdstuk 7 bijzondere bijstand, paragraaf 9 kinderen (tot 18 jaar), onderdeel 4 schoolkosten van het Handboek Wet werk en bijstand.
60
Hoofdstuk 14
Peuterspeelzaal
De gemeenteraad van de gemeente Westerveld stelde op 19 oktober 2010 de Visie- en beleidsnota Participatie en herijking Sociale Zekerheid vast. Op basis daarvan kunnen ouders met ten laste komende kinderen in leeftijd van 2 tot 4 jaar een korting krijgen op de ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal indien zij: -
een inkomen hebben dat niet hoger is 120% dan de voor hen geldende bijstandsnorm en,
-
niet teveel vermogen hebben (vergelijkbaar met vermogensgrenzen WWB).
Uitkeringsgerechtigden kunnen met hun toekenningsbeschikking WWB/WIJ naar de Stichting Peuterspeelzaal Westerveld. Zij krijgen automatisch de korting op de ouderbijdrage. Overige inwoners die in aanmerking komen voor de participatiebijdrage kunnen de toekenningsbeschikking participatiebijdrage meenemen. Ook zij krijgen automatisch de korting op de ouderbijdrage. Overige inwoners dienen bij de Stichting Peuterspeelzaal op een andere wijze aan te tonen dat zij aan de voorwaarden voldoen.
61
Hoofdstuk 15
Kosten voortgezet onderwijs
De gemeenteraad van de gemeente Westerveld stelde op 19 oktober 2010 de Visie- en beleidsnota Participatie en herijking Sociale Zekerheid vast. Deze nota is nader uitgewerkt in de Regeling participatiebijdrage Westerveld. Op basis daarvan kunnen ouders met ten laste komende kinderen voor wie zij de volledige zorg dragen een toeslag van € 150,00 per kind per kalenderjaar krijgen indien het kind 12 jaar of ouder is maar jonger dan 18 jaar. Deze toeslag mogen zij onder andere besteden aan kosten die samenhangen met het volgen van scholing. Voor de exacte voorwaarden wordt verwezen naar de Regeling participatiebijdrage Westerveld.
62
Hoofdstuk 16
PC-regeling
De gemeenteraad van de gemeente Westerveld stelde op 19 oktober 2010 de Visie- en beleidsnota Participatie en herijking Sociale Zekerheid vast. Deze nota is nader uitgewerkt in de Regeling participatiebijdrage Westerveld. Inwoners van de gemeente Westerveld mogen de participatiebijdrage en eventuele aanvullende toeslagen op grond van de Regeling participatiebijdrage Westerveld onder andere besteden aan de aanschaf van een computer. Voor de exacte voorwaarden wordt verwezen naar de Regeling participatiebijdrage Westerveld
63
Hoofdstuk 17
Toeslagen voor levensonderhoud
Vervalt per 1 januari 2015. Zie Leidraad Participatiewet
64
Hoofdstuk 18
Vaste lasten bij opname in inrichting
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) Artikel 35 WWB, artikel 13 lid 1 onder a en lid 3 WWB Onderwerpen: -
Vaste lasten aanhouden woning bij opname in inrichting
-
Weekend verblijf thuis
-
Vaste lasten aanhouden woning bij detentie
-
Vaste lasten bij gedwongen opname inrichting
Vaste lasten aanhouden woning bij opname in inrichting De kosten van het aanhouden van een woning bij tijdelijk verblijf in een inrichting (anders dan detentie) kunnen aangemerkt worden als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan. Onder voorwaarden kan voor deze kosten bijstand worden verleend. Onder woonkosten worden in deze paragraaf verstaan: huur- en energielasten (gas, water en licht). Afhankelijk van de individuele omstandigheden komen verder de overige woonlasten in aanmerking die noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt om de woning aan te houden, zoals bijvoorbeeld inboedelverzekeringen en dergelijke Indien er sprake is van een eigen woning, dient de eigenaar een verzoek in te dienen bij de hypotheekverstrekker voor een tijdelijke opschorting van de hypotheekverplichtingen. Overigens komen de eventueel gestelde aflossingsverplichtingen nimmer voor bijstandsverlening in aanmerking. Gedurende een opname in een inrichting kan het noodzakelijk zijn dat de aanvrager de woonruimte aanhoudt. Bijzondere bijstand voor de doorbetaling van de vaste lasten van de woning is derhalve mogelijk. Voorwaarde is dat de opname in de inrichting tijdelijk van aard is en dat de belanghebbende na de opname terugkeert naar de woning waarvoor bijzondere bijstand wordt verleend. Dit gelet op de huidige domiciliebepalingen ingevolge de WWB. Wanneer bij het begin van de opname wordt verwacht dat cliënt langer dan een jaar wordt opgenomen, wordt de noodzaak voor het aanhouden van de woonruimte in principe niet aanwezig geacht. Hoe langer het verblijf in een inrichting hoe kleiner de noodzaak om een woning aan te houden. Bijzondere bijstand wordt verleend vanaf het moment waarop de bijstandsnorm daadwerkelijk wordt aangepast, zie onderstaand aanpassingsschema. Na een jaar vindt herbeoordeling van het recht op bijzondere bijstand plaats, indien de opname nog niet is beëindigd. Als de GBA-inschrijving gewijzigd is omdat belanghebbende meeste nachten in de inrichting verblijft, eindigt de noodzaak voor het aanhouden van een woning. Bij de hoogte van de bijzondere bijstand gaat de IGSD bij doorbetaling van vaste lasten zoals gas, water en elektriciteit in beginsel uit van het vastrecht. Wel moet de consulent dit vooraf kortsluiten met de gas-, wateren energieleverancier. De cliënt zal immers maandelijks op voorschotbasis een bedrag moeten betalen aan deze leveranciers dat veel hoger is dan alleen het vastrecht.
65
Mutatie
Alleenstaande
- een van de echtgenoten - de alleenstaande ouder - laatste kind alleenstaande ouder
Opname in inrichting:
Uitkering handhaven tot en
Uitkering handhaven tot en met de laatste dag
ziekenhuis,
met de laatste dag van de
van de tweede maand volgend op de maand
verzorgingshuis en
tweede maand volgend op de
van opname.
dergelijke.
maand van opname.
Echter: wordt door de opgenomene een
Daarna wijzigen in: periodiek
aanvraag ingediend voor zak- en kleedgeld,
bijzondere bijstand voor de
dan voor de thuisachterblijvende ook direct de
vaste lasten + norm inrichting.
norm wijzigen. De uitkering voor de thuiswonende enige tijd handhaven en tegelijk zak- en kleedgeld verstrekken aan de opgenomene is niet meer toegestaan.
Bijstand voor bijzondere kosten dient in geval van verpleging per de 1e van de maand na overlijden/opname beëindigd te worden. Weekend verblijf thuis Indien een belanghebbende de weekeinden thuis verblijft wordt de uitkering vastgesteld naar het aantal dagen dat iemand in de inrichting verblijft en naar het aantal dagen dat iemand thuis verblijft. Voorbeeld: indien cliënt in het weekend thuis verblijft, bestaat er recht op 5/7 x de norm bij verblijf in een inrichting en 2/7 x de bijstandsnorm voor zelfstandig wonen. In deze situatie wordt de bijzondere bijstand die verstrekt wordt voor de doorbetaling van de vaste lasten onverminderd gecontinueerd. Is cliënt meer dan de helft van de week thuis dan ontvangt hij/zij de volledig geldende bijstandsnorm voor zelfstandig wonen. De bijzondere bijstand voor de doorbetaling van de vaste lasten vervalt dan uiteraard. Vaste lasten aanhouden woning bij detentie Zie hiervoor het gestelde in hoofdstuk 19. Alleen ingeval van zeer dringende redenen kan met toepassing van artikel 16 WWB bijzondere bijstand worden verleend. Op grond van constante jurisprudentie van de CRvB geldt dat van zeer dringende redenen in het algemeen slechts sprake kan zijn in geval van een acute noodsituatie, te weten een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Van geval tot geval moet dat worden beoordeeld. In veel gevallen is de detentie geruime tijd voorzienbaar en bestaat derhalve de mogelijkheid tot reserveren. Vaste lasten bij gedwongen opname inrichting Personen die gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de BOPZ of op grond van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht zijn uitgesloten van het recht op algemene bijstand, maar kunnen wel voor bijzondere bijstand in aanmerking komen (artikel 13 lid 1 onder a WWB in samenhang met artikel 13 lid 3 WWB).
66
Dat betekent dat het recht op algemene bijstand van deze personen met ingang van de datum van gedwongen opname eindigt (artikel 13 lid 1 onder a WWB). Voor de doorbetaling van de vaste lasten zie hetgeen onder vaste lasten bij opname in inrichting is geschreven en hoofdstuk 19 van de Leidraad (Bijstand en detentie) onderdeel aanhouden van woning tijdens detentie..
67
Hoofdstuk 19
Bijstand en detentie
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) artikel 13 lid 1 onder a WWB en artikel 35 WWB Onderwerpen: -
Algemeen
-
Bijstand voor legitimatiebewijs ex-gedetineerden
-
Begrip “rechtens zijn vrijheid ontnomen”
-
Reiskosten gedetineerde
-
Kleding ex-gedetineerde
-
Reiskosten bezoek aan gedetineerde
-
Alternatieve straffen
-
Weekendverlof
-
Dagdetentie
-
Elektronisch toezicht
-
Aanhouden van woning tijdens detentie
Algemeen Voor dit onderwerp wordt verwezen naar het Handboek Wet werk en bijstand van Schulinck. Hoofdstuk 3 (Recht op bijstand), paragraaf 6 (gedetineerden) van het handboek gaat uitgebreid in op het recht op bijstand en detentie. Alleen die onderdelen waarop eigen beleid mogelijk is, zijn in de Leidraad opgenomen. Bijstand voor legitimatiebewijs ex-gedetineerden Eenmaal in vrijheid gesteld, kunnen ex-gedetineerden een aanvraag doen voor bijzondere bijstand ten behoeve van een legitimatiebewijs. De kosten voor de aanschaf van de verplichte identiteitsdocumenten zijn kosten die in beginsel uit de eigen middelen dienen te worden voldaan. Gemeenten kunnen echter bij verordening bepalen dat geheel of gedeeltelijk kwijtschelding wordt verleend al naar gelang de betalingscapaciteit van betrokken persoon en conform de fiscale invorderingswet. Voorts hebben de gemeenten de bevoegdheid om in bijzondere individuele omstandigheden en rekening houdend met vorenbedoelde kwijtscheldingsmogelijkheid, voor deze kosten geheel of gedeeltelijk bijzondere bijstand te verlenen. Dit wordt door de gemeente van geval tot geval beoordeeld. Het zich kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs is een voorwaarde voor het te gelde kunnen maken van het recht op bijstand. Ingeval bij de aanvraag niet over een geldig legitimatiebewijs wordt beschikt, zal de gemeente op basis van de gemeentelijke werkinstructie door eigen onderzoek of onderzoek van de GBA moeten vaststellen of de identiteit, nationaliteit en/of verblijfsrechtelijke positie kan worden vastgesteld en worden gecontroleerd. Begrip “rechtens zijn vrijheid ontnomen” Voor dit begrip wordt verwezen naar het Handboek WWB van Schulinck, hoofdstuk 3 Recht op bijstand, paragraaf 3.6 gedetineerden, onder 2 bijstand aan gedetineerden.
68
Reiskosten gedetineerde De reiskosten moeten door het ministerie van Justitie worden vergoed, respectievelijk door de gedetineerde worden gedragen, wanneer: 1.
er sprake is van een experimentele regeling en de gedetineerde in dat kader met verlof gaat;
2.
de gedetineerde in een open inrichting verblijft, omdat hij dan eigen inkomsten heeft;
3.
de gedetineerde in een halfopen inrichting verblijft. In dat geval kan hij de reiskosten boven de € 11,34 declareren bij het ministerie van Justitie;
4.
er sprake is van een weekendverlof. De gedetineerde moet zelf € 11,34 bijdragen, welk bedrag hij van zijn zakgeld moet sparen.
Kleding ex-gedetineerde Kleding, aangevraagd door een gedetineerde bij zijn invrijheidstelling, behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan voor kleding bijzondere bijstand worden verstrekt.. Reiskosten bezoek aan gedetineerde Zie hoofdstuk 11 reiskosten van de Leidraad. Alternatieve straffen Het komt steeds vaker voor dat de strafrechter in plaats van een vrijheidsstraf een alternatieve straf oplegt aan de delinquent. Deze alternatieve straffen zijn vaak straffen in de vorm van te verrichten werkzaamheden (bijvoorbeeld 100 uur dienstverlening in een bejaardentehuis). Indien de betrokkene een bijstandsuitkering ontvangt, moet worden bezien in hoeverre toestemming kan worden verleend om deze werkzaamheden met behoud van uitkering te verrichten. Ook dient de betrokkene zorg te dragen voor het tijdig inleveren van zijn mutatieformulier en daarop te vermelden dat hij bezig is met het vervullen van een alternatieve straf. Dit laatste volgt uit artikel 17 lid 1 WWB, op grond waarvan belanghebbende verplicht is mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling. Hij/zij dient wel beschikbaar te blijven voor arbeid, net als bij vrijwilligerswerk. Het verrichten van onbetaalde arbeid als alternatieve straf kan niet leiden tot een (gedeeltelijke) ontheffing van de arbeidsplicht. Dit betekent dat bezien moet worden of de te verrichten dienstverlening te onderbreken is wanneer werk kan worden aanvaard of wanneer een sollicitatiegesprek moet worden gevoerd. Meestal stemt een rechter of Officier van Justitie wel in met wijziging van de dienstverleningsovereenkomst bij de mogelijkheid werk te aanvaarden. Er is geen sprake van reële beschikbaarheid voor arbeid wanneer de belanghebbende de alternatieve straf door de week overdag vervult, terwijl er mogelijkheden bestaan om dit op andere tijdstippen te doen. In dat geval zal de bijstand geweigerd moeten worden. Weekendverlof Zie het handboek Wet werk en bijstand hoofdstuk 3 (Recht op bijstand), paragraaf 6 gedetineerden, onderdeel 3 (vormen van detentie).
69
Dagdetentie Dagdetentie is een vorm van een penitentiair programma. Bij dagdetentie verblijft de gedetineerde gedurende de avonden, nachten en weekends op zijn huisadres. Alleen overdag verblijft hij in (een dependance van) de penitentiaire inrichting. Daar volgt hij gedurende zes weken een intensief programma ter voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Deelnemers aan dagdetentie ontvangen van het Ministerie van Justitie een bewijs van inschrijving. Het bewijs van inschrijving vormt de basis voor bijstandsverlening. Men krijgt dit bewijs alleen wanneer ook daadwerkelijk aan de dagdetentie wordt deelgenomen. Gedetineerden die aan deze vorm van een penitentiair programma deelnemen komen op grond van artikel 13 lid 3 WWB en het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid voor bijstandsverlening in aanmerking. De reiskosten die samenhangen met de dagdetentie worden vergoed door het ministerie van Justitie. Op grond van het individualiseringsbeginsel (artikel 18 WWB) kan de hoogte van de bijstand bij dagdetentie worden verlaagd met een bedrag voor voeding op de dagen dat de belanghebbende deelneemt aan de dagdetentie. Voor het bepalen van de hoogte van het bedrag voor de voeding sluit de IGSD aan bij de prijzengids Nibud. Zie het handboek Wet werk en bijstand hoofdstuk 3 (Recht op bijstand), paragraaf 6 gedetineerden, onderdeel 3 (vormen van detentie). Elektronisch toezicht Zie het handboek Wet werk en bijstand hoofdstuk 3 (Recht op bijstand), paragraaf 6 gedetineerden, onderdeel 3 (vormen van detentie). Aanhouden van woning tijdens detentie Zie het handboek Wet werk en bijstand hoofdstuk 3 (Recht op bijstand), paragraaf 6 gedetineerden, onderdeel 3 (vormen van detentie). Op grond van artikel 13 lid 1 onderdeel a WWB kan geen bijstand verstrekt worden voor de kosten van aanhouding van de woning in gevallen waarin iemand rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Een uitzondering geldt voor de volgende twee gevallen (artikel 13 lid 3 WWB): 1. Het is mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken voor doorlopende vaste lasten, kleine persoonlijke uitgaven en de kosten van een ziektekostenverzekering aan personen die vanwege een geestesstoornis gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de BOPZ of op grond van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Zie het handboek WWB van Schulinck (hoofdstuk 3, paragraaf 3.6, onderdeel 2). 2. Ook personen die na ontslag van alle rechtsvervolging zijn opgenomen in een TBS-inrichting op grond van artikel 37b, eerste lid, Sr kunnen nu in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor: - het aanhouden van woonruimte - persoonlijke uitgaven. De geneeskundige verzorging van personen in een TBS-inrichting valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justititie. Op grond van artikel 15 WWB komen deze personen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking voor de premie ziektekostenverzekering.
70
De bijzondere bijstand voor personen in een TBS-inrichting gaat niet eerder in dan a. vanaf de datum van opname in de TBS-inrichting en indien opname niet meteen mogelijk is b. vanaf de datum waarop het vonnis, waarin plaatsing in een TBS-inrichting is bevolen, onherroepelijk is geworden, indien betrokkene enkel in een penitentiaire inrichting verblijft in afwachting van plaatsing (informatie nieuwsbrief ministerie van SZW april/mei 2008).
71
Hoofdstuk 20
Bewindvoering, curatele en mentor
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) artikel 35 WWB Onderwerpen: -
Algemeen
-
Bewindvoering in het kader van de WSNP (geregeld in Faillissementswet)
-
Beschermingsbewind (artikel 1:431 Burgerlijk Wetboek e.v.)
-
Curatele (artikel 1:378 Burgerlijk Wetboek e.v.)
-
Mentor (artikel 1:450 Burgerlijk Wetboek e.v.
Algemeen Informatie over deze onderwerpen is te vinden in hoofdstuk 7 (bijzondere bijstand), paragraaf 7.7 Bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand van het Handboek WWB van Schulinck. Bewindvoering in het kader van de WSNP Indien de rechter een schuldsaneringsbewind heeft uitgesproken staat de noodzaak van dit bewind en daarmee de aan het bewind verbonden kosten in beginsel vast (zie CRvB 10-06-2008, nr. 07/06 WWB). In het kader van de vraag of de salariskosten van de WSNP-bewindvoerder voor bijstandsverlening in aanmerking komen is van belang te beoordelen of deze kosten zich voor een belanghebbende ook daadwerkelijk voordoen. Voor zover het salaris uit de boedel kan worden betaald is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Ook niet als deze niet uit de boedel voldaan kunnen worden. In het laatste geval mag de bewindvoerder zijn salariskosten niet in rekening brengen bij belanghebbende. Er bestaat dan ook geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het salaris van de bewindvoerder. Zie voor een uitgebreide toelichting hoofdstuk 7 (bijzondere bijstand), paragraaf 7.7 Bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 2.3 WSNP-bewindvoerder van het Handboek WWB van Schulinck. Beschermingsbewind Onderscheid moet gemaakt worden tussen: - de beloning (salaris) van de bewindvoerder en - specifieke kosten die bewindvoerder gemaakt heeft (bijv. reiskosten of portokosten) Artikel 1:447 lid 1 BW ziet op de beloning van de bewindvoerder. Op grond daarvan en gelet op HR 15-01-1988, nr. 7269 heeft de bewindvoerder in beginsel geen recht heeft op een beloning, indien degene wiens goederen onder bewind zijn gesteld een inkomen heeft dat slechts bestaat uit een periodieke uitkering (bijstandsuitkering).
72
Dit is anders indien de kantonrechter de beloning anders regelt. Indien de kantonrechter beschermingsbewind heeft ingesteld en de kosten daarvan heeft vastgesteld in afwijking van artikel 1:447 lid 1 BW, moet het college de noodzaak van de kosten in beginsel aannemen. Voor de specifieke kosten die de bewindvoerder maakt voor een belanghebbende is in principe bijzondere bijstand mogelijk. Zie voor een uitgebreide toelichting hoofdstuk 7 (bijzondere bijstand), paragraaf 7.7 Bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 2.2 Beschermingsbewind van het Handboek WWB van Schulinck. Curatele Voor wat betreft de mogelijkheid van bijzondere bijstand is de situatie vergelijkbaar met beschermingsbewind. Zie voor een uitgebreide toelichting hoofdstuk 7 (bijzondere bijstand), paragraaf 7.7 Bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 4 Curatele van het Handboek WWB van Schulinck. Mentor Er is geen voorliggende voorziening waar belanghebbende een beroep op kan doen voor de kosten van het mentorschap. In voorkomende gevallen zal het college daarom (afhankelijk van de draagkracht van belanghebbende) bijzondere bijstand moeten verlenen voor de kosten van het mentorschap. Zie voor een uitgebreide toelichting hoofdstuk 7 (bijzondere bijstand), paragraaf 7.7 Bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 3 Mentor van het Handboek WWB van Schulinck.
73
Hoofdstuk 21
Kosten rechtshulp, griffierechten
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) artikel 35 WWB Onderwerpen: -
Algemeen
-
Kosten van rechtsbijstand
-
Kosten dagvaarding
Algemeen In het kader van gerechtelijke procedures en procedures in bezwaar kunnen kosten opkomen. De belangrijkste zijn: kosten van rechtsbijstand door een advocaat, griffierechten en reiskosten. Voorliggende voorzieningen in dit kader zijn:
Wet op de rechtsbijstand;
Rechtsbijstandverzekering (afhankelijk van het feit of belanghebbende deze heeft afgesloten);
Wet tarieven in burgerlijke zaken: op grond van deze wet kan driekwart van de eigen bijdrage in civiele zaken (griffierechten) worden kwijtgescholden
Voor informatie hierover zie hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 7 bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 5 rechtsbijstand van het Handboek WWB van Schulinck. Kosten van rechtsbijstand Als de Raad voor de rechtsbijstand een advocaat toewijst dan staat in beginsel de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp vast voor het college. Belanghebbende kan dan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand van de eigen bijdrage (mits voldaan wordt aan de overige voorwaarden van bijzonder bijstand) en de bijkomende griffierechten. Geen bijzondere bijstand Ingeval de Raad voor de rechtsbijstand de procedure niet noodzakelijk acht of voldoende draagkracht aanwezig acht bij belanghebbende, is er geen reden voor bijstandsverlening voor de proceskosten. Zie voor meer voorbeelden en uitgebreide toelichting hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 7 bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 5.1 Wet op de rechtsbijstand van het Handboek WWB van Schulinck. Eigen afweging ten aanzien van bijzondere bijstand Is bijzondere bijstand voor rechtshulp noodzakelijk, maar heeft belanghebbende niet of niet tijdig een toevoeging aangevraagd, dan kan sprake zijn van onvoldoende betoond besef voor de verantwoordelijkheden van het bestaan. Is dat het geval dan verstrekt de IGSD in beginsel de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB).
74
Zie voor meer voorbeelden en uitgebreide toelichting hoofdstuk 7 Bijzondere bijstand, paragraaf 7 bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand, onderdeel 5.1 Wet op de rechtsbijstand van het Handboek WWB van Schulinck. Let op! Bij bijstandsverlening voor procedures legt de IGSD belanghebbende de verplichting op te verzoeken om een veroordeling van de wederpartij in de proceskosten. Kosten van rechtshulp en overige daarmee samenhangende kosten waarvoor bijstand is verleend en die vervolgens via de gerechtelijke procedure aan de belanghebbende worden vergoed, dienen aan de IGSD te worden terugbetaald. Kosten dagvaarding De meeste procedures voor een rechter worden gestart door middel van een dagvaarding. Een deurwaarder is nodig voor het uitbrengen van deze dagvaarding bij de gedaagde. Aan het uitbrengen van een dagvaarding zijn kosten verbonden hetgeen per geval kan verschillen. De kosten hangen onder andere af van bijvoorbeeld het aantal gedaagden of de plaats waar de dagvaarding moet worden uitgebracht. De eisende partij dient altijd een voorschotbedrag voor het voeren van een gerechtelijke procedure te voldoen bij zowel de sector kanton als de arrondissementsrechtbank. Het betreft dan de kosten van dagvaarding en griffiekosten. Belanghebbende kan alleen dan voor deze kosten bijzondere bijstand ontvangen indien het dagvaarden strekt tot het verkrijgen van (achterstallig) loon of anderszins daarmee de bijstandsafhankelijkheid wordt verminderd. Indien deze belanghebbende bij uitspraak in het gelijk wordt gesteld, zal, indien gevorderd, de wederpartij worden veroordeeld tot vergoeding van de door eiser gemaakte procedurekosten. Het is daarom van belang dat belanghebbende mededeling doet van de uitspraak. Belanghebbende zal namelijk de verstrekte bijstand dienen terug te betalen (zie hierboven terugvordering) bij veroordeling van de tegenpartij. Overigens geldt hetzelfde indien er sprake is van een incasso kort geding
75
Hoofdstuk 22
Eigen bijdrage LBIO
Regeling: Wet werk en bijstand (WWB) artikel 35 WWB Onderwerpen: -
Algemeen
-
Aanpassing norm alleenstaande ouder
-
Eigen bijdrage LBIO
Algemeen De plicht van de ouder(s) om zorg te dragen voor hun kind(eren) blijft bestaan ook als het kind uit huis is geplaatst (artikel 69 tot en met 76 van de Wet op de Jeugdzorg). De bijdrage die de ouder(s) of stiefouder(s) voor de verzorging van hun uit huis geplaatst kind moeten betalen, wordt bepaald door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Gouda op grond van het Uitvoeringsbesluit Wet op de Jeugdzorg. Het LBIO draagt ook zorg voor de inning van de bijdragen. In het algemeen zal het LBIO die ouder aanschrijven die de kinderbijslag of de alimentatie ontvangt. Aanpassing norm alleenstaande ouder Indien het laatste in de bijstand inbegrepen kind volledig wordt opgenomen (residentieel) dient de bijstandsnorm te worden aangepast naar de norm voor een alleenstaande. De ouder heeft dan niet langer meer de volledige zorg voor het kind (artikel 4 lid 1 onderl b van de WWB). Eigen bijdrage LBIO Hieronder wordt onderscheid gemaakt tussen a. ouders met kinderbijslag voor het uit huis geplaatste kind en b. ouders zonder kinderbijslag voor het uit huis geplaatste kind Ad a. Ouders met kinderbijslag voor het uit huis geplaatste kind Ouders met een bijstandsuitkering die kinderbijslag ontvangen, krijgen ook het kindgebonden budget. Beide zijn bedoeld voor de kosten van levensonderhoud van het kind. De kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn in principe voldoende om de eigen bijdrage van het LBIO te kunnen betalen. De in de tabel opgenomen LBIO bijdragen bij jeugdzorg gelden ingeval van verblijf gedurende het etmaal (24 uur). De ouderbijdrage bij verblijf gedurende een deel van het etmaal bedraagt de helft van de in de tabel genoemde bedragen. De bedragen in de tabel zijn maandbedragen en hebben betrekking op 2011.
Één kind
0-5 jaar
6 - 11 jaar
12 - 15 jaar
16 - 17 jaar
Kinderbijslag
€ 65,00
€ 78,92
€ 92,85
€ 92,85
Kindgebonden
€ 84,00
€ 84,00
€ 103,00
€ 108,00
budget
76
Subtotaal
€ 149,00
€ 162,92
€ 195,85
€ 200,85
LBIO-bijdrage
€ 69,86
€ 96,06
€ 122,25
€ 122,25
Resteert voor ouder
€ 79,14 (+)
€ 66,86 (+)
€ 73,60 (+)
€ 78,60 (+)
Heeft een ouder meer dan één kind dan is het kindgebonden budget omgerekend per kind lager. De kinderbijslag is samen met het kindgebonden budget ook dan voldoende om de LBIO-bijdrage te kunnen betalen. Ad b. Ouders zonder kinderbijslag voor het uit huis geplaatste kind De uitkering van deze ouders strekt niet meer mede ten behoeve van de uit huis geplaatste kinderen. De kosten van de LBIO-bijdrage zijn in dat geval kosten ter voldoening van alimentatieverplichtingen. Op grond van artikel 14 onderdeel a WWB zijn alimentatieverplichtingen niet-noodzakelijke kosten (zie CRvB 03-02-2004, nr. 01/3689 NABW en CRvB 01-03-2005, nr. 03/1355 NABW. Om die reden bestaat geen recht op bijstand voor deze kosten. Op grond van een aanwijzing van de Minister van VWS wordt de ouderbijdrage in individuele gevallen op voorhand buiten invordering gesteld. Het gaat daarbij om die gevallen waarin de aflossingscapaciteit ontbreekt om de ouderbijdrage te voldoen. Dat is het geval indien de bijdrageplichtige rechtmatig een uitkering ontvangt:
Naar de norm alleenstaande op grond van artikel 20 lid 1 onderdeel a WWB of artikel 21 onderdeel a WWB;
op grond van artikel 23 WWB; of op grond van een andere zak- en kleedgeldvergoeding;
op grond van de Regeling verstrekking asielzoekers 2005.
Belanghebbende over het bovenstaande informeren dat het LBIO de bijdrage buiten invordering kan stellen omdat zij onvoldoende draagkracht hebben om de bijdrage te kunnen betalen als belanghebbende: Als de ouder(s) tot een van deze inkomenscategorieën behoort dient een kopie van de laatste uitkeringsspecificatie te worden opgestuurd naar het hoofd van de afdeling Ouderbijdragen van het LBIO. De ouderbijdrage kan dan op nihil worden gesteld.
Ouders die niet tot de bovenstaande categorieën behoren en problemen hebben met de betaling van de ouderbijdrage, kunnen een betalingsregeling treffen. Hierbij let het LBIO op de hoogte van de schuld en de aflossingsmogelijkheid. De aflossingsperiode mag niet langer dan drie jaar duren. Indien echter geen kinderbijslag wordt ontvangen voor het uit huis geplaatste kind, kan het LBIO afwijken van deze periode van drie jaar. Wordt een getroffen betalingsregeling niet of onvoldoende nagekomen dan worden er incassomaatregelen genomen (loonbeslag; incasso via deurwaarder). De brief van het LBIO inzake de hoogte van eigen bijdrage en de brief van de Sociale Verzekeringsbank inzake de reden van het geen ontvangen van kinderbijslag dan wel de hoogte van de KB moet worden overgelegd. Verdere informatie is tevens te vinden in het Handboek WWB van Schulinck (Hoofdstuk 7, paragraaf 9, onderdeel 3 LBIO-bijdrage residentiële opvang)
77
Hoofdstuk 23
Identiteitskaart
De kosten voor de aanschaf van een paspoort en een identiteitskaart behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden voldaan. Behoudens bijzondere omstandigheden, is voor verlening van bijzondere bijstand voor die kosten geen plaats (zie CRvB 13-06-2006, nr. 05/4243 WWB en CRvB 18-01-2011, nr. 09/7016 WWB). Hiervoor is geen bijzondere bijstand mogelijk. Zie hoofdstuk 5 verplichtingen en afstemming, paragraaf 5 identificatieplicht, onderdeel 2 identiteitsbewijzen van het Handboek WWB van Schulinck. Wel kunnen inwoners uit de gemeente Westerveld de participatiebijdrage op grond van het gemeentelijk minimabeleid besteden aan dergelijke kosten.
78
Hoofdstuk 24
Koudetoeslag
Indien het verbruik aan gas over een bepaald jaar als gevolg van extreem koud weer landelijk is toegenomen kan er reden zijn om bijzondere bijstand voor stookkosten te verlenen. Of daar sprake van is, is afhankelijk van berichtgeving hierover vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om vervolgens te kunnen beoordelen of in het individuele geval recht op bijzondere bijstand bestaat speelt de volgende factor een rol -
wijkt het gasverbruik gemiddeld over het jaar van aanvraag met 20% of meer af van de twee daaraan voorafgaande jaren5
-
nemen de gemiddelde verbruikscijfers die het Nibud in de prijzengids hanteert ook met gemiddeld 20% of meer toe ten opzichte van voorgaande jaren.
Wijkt het energieverbruik in het laatste jaar niet noemenswaardig af (minder dan 20%) van de twee daaraan voorafgaande jaren dan bestaat geen recht op bijzondere bijstand. De bijstandsnorm wordt dan geacht toereikend te zijn.
-
5
Belanghebbenden dient bij zijn aanvraag de jaarafrekeningen van zijn energieverbruik
over de drie jaren voorafgaand aan de datum van zijn aanvraag in te dienen.
79