Evaluatie van de Provinciale Onderzoeksagenda (POA) van Zuid-Holland
Op verzoek van de Provincie Zuid-Holland (Bureau CVT) opgesteld door: Archeologisch Adviesbureau Lanzing (J. Lanzing, H. Siennons en W. Vos)
Inhoudsopgave 1. 2.
3.
4.
5.
6.
INLEIDING 3 DOELSTELLING EN WERKWIJZE 4 2.1 Doelstelling 2.2 Werkwijze ANALYSE PER THEMA 6 3.1 THEMA 1: Strijd tegen en met het vrater 3.1.1 Introductie thema 3.1.2 Gebruikte literatuur 3.1.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 1 3.2 THEMA 2: Overgangsfasen in de bewoningsgeschiedenis 10 3.2.1 Introductie thema 3.2.2 Gebruikte literatuur 3.2.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 2 3.3 THEMA 3: Leven en bouwen rond de limes 15 3.3.1 Introductie thema 3.3.2 Gebruikte literatuur 3.3.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 3 3.4 THEMA 4: De grote ontginningen tussen 900-1300 20 3.4.1 Introductie thema 3.4.2 Gebruikte literatuur 3.4.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 4 3.5 THEMA 5: Het Zuid-Hollandse platteland in de Middeleeuwen: een feodaal of een vrij landschap? 24 3.5.1 Introductie thema 3.5.2 Gebruikte literatuur 3.5.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 5 GEBRUIK VAN DE POA EN VERGELIJKING MET GOA EN NoaA 28 4.1 Gebruik van de POA 4.2 Vergelijking met de GOA en de NOaA CONCLUSIES EN ADVIES 30 5.1 Zijn er themavragen uit de POA afdoende beantwoord? 5.2 Wordt de POA (goed) gebruikt? 5.3 Heeft de POA nog bestaansrecht in het huidige gedecentraliseerde, archeologische bestel? 5.4 Nieuwe vragen en thema's? Advies over toekomstkansen voor de POA BIJLAGE i t/m xl
1.
INLEIDING
Als medeverantwoordelijke voor behoud en beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de provincie Zuid-Holland, en ter bevordering van de kwaliteit en uniformiteit van archeologisch onderzoek, heeft de provincie de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zuid-Holland (POA) opgesteld. De onderzoeksagenda bevat onder andere vijf provinciale onderzoeksthema's met bijbehorende onderzoeksvragen. De onderwerpen zijn van provinciaal belang en bedoeld om samenhang tussen de culturele geschiedenis van ZuidHolland en de ontstaansgeschiedenis van haar cultuurlandschap te bevorderen. Voor de vijf gekozen thema's is naar verwachting informatie van hoge kwaliteit in de bodem aanwezig. De thema's moeten dan ook het zwaartepunt vormen voor archeologisch onderzoek dat in het kader van de taken van de provincie binnen de ruimtelijke ordening wordt uitgevoerd. Zo kan versnippering van onderzoek, die dreigt als gevolg van decentralisering van verantwoordelijkheden m.b.t. archeologiebeleid, worden voorkomen. De POA is in werking getreden in 2010. Na vierjaar van gebruik acht de provincie ZuidHolland de tijd rijp voor een evaluatie van de eigen onderzoeksagenda. Er is inmiddels veel nieuw archeologisch onderzoek verricht en het is belangrijk na te gaan of de onderzoeksagenda nog actueel is en of hij in voldoende mate wordt gebruikt. In het onderhavige rapport vindt de evaluatie plaats.
2.
DOELSTELLING EN WERKWIJZE
2.1 Doelstelling
De eerste doelstelling van het project is te onderzoeken of de bestaande thema's en vragen inmiddels afdoende beantwoord of nog actueel zijn en of er wellicht nieuwe thema's of vragen zijn gerezen die een plek in een eventuele vernieuwde POA verdienen. Hiertoe worden voor ieder thema diverse archeologische onderzoeksrapporten en/of wetenschappelijke publicaties getoetst op het voorkomen van de thema's uit de POA en de beantwoording van de bijbehorende onderzoeksvragen. Het tweede doel van het project is vast te stellen of de POA al dan niet wordt gebruikt bij het opstellen van onderzoeksdoelen en -vragen. Dit dient te worden nagekeken in eerder genoemde rapporten en publicaties en in diverse programma's van eisen voor recentelijk uitgevoerde onderzoeken. Het derde doel is nut en noodzaak voor en bruikbaarheid van de POA nader te onderzoeken. Hiertoe zal een vergelijking worden gemaakt met de manier waarop de gemeentelijke onderzoeksagenda van Den Haag (de GOaA uit 2009) en de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) worden gebruikt.
2.2 Werkwijze De werkwijze voor het project is nadrukkelijk afgestemd op de zeer korte doorlooptijd ervan. Om snel zo veel mogelijk informatie over relevante publicaties te verkrijgen en informatie te vergaren over het gebruik van de POA is aan 18 personen die al jarenlang actief zijn in de archeologie van Zuid-Holland een mailing verstuurd, met het vriendelijke verzoek per thema en per vraag relevante publicaties te noemen en enkele vragen over het gebruik van de POA te beantwoorden. Ondanks dat lang niet iedereen op het verzoek is ingegaan, is ruim voldoende informatie verkregen om een goed gefundeerde evaluatie te kunnen verrichten. Deze is als volgt uitgevoerd: 1) Per onderzoeksthema zijn gemiddeld 8 onderzoeksrapporten geselecteerd en geanalyseerd op relevante informatie. Deze informatie is ter onderbouwing per rapport kort beschreven (6 Bijlage) en vormt de basis van de analyses die per thema nader zijn uitgewerkt in hoofdstukken 3.1 t/m 3.5. 2) 24 PvE's van archeologische onderzoeken zijn onderzocht op het voorkomen van onderzoeksthema's en -vragen uit de POA. Deze informatie, samen met de beantwoording van vragen uit de mailing naar het gebruik van de POA, beantwoorden de vraag naar het gebruik van de POA binnen de AMZ-cyclus.
3)
De vergelijking van het gebruik van de POA met dat van de GOA van Den Haag en de NOaA biedt informatie over nut en noodzaak voor gebruik van een provinciale onderzoeksagenda.
De focus van deze evaluatie ligt bij onderzoeken die betrekking hebben op de provincie Zuid-Holland en die relevante informatie hebben opgeleverd over de vijf thema's en de bijbehorende vragen. De evaluatie is niet gericht op een evenredige verdeling van de rapportages over de drie regio's die op basis van geologische ondergrond voor de provincie zijn afgebakend (Regio's Maasmond, Veengebied en Kuststrook) en die aansluiten bij de regio's die binnen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) zijn opgenomen. Regionale verschillen zijn weliswaar van groot belang bij de vraag of thema's/ vragen inmiddels afdoende zijn beantwoord, maar de uitgevoerde onderzoeken die veel informatie over de onderzoeksthema's hebben opgeleverd zijn dus niet evenredig over de provincie verdeeld. De selectie van rapporten heeft het zwaartepunt gekregen in grofweg het westelijke deel van de provincie, al is belangrijk onderzoek in Vlaardingen (de vergulde hand) nog buiten beschouwing gebleven . Ook in Dordrecht, Gorinchem en de gemeenten Giessenlanden, Zederik en Leerdam heeft echter het nodige onderzoek plaatsgevonden met name gericht op de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Meer naar het noorden is Gouda wel in de lijst opgenomen en spelen Bodegraven-Reeuwijk en Alphen aan den Rijn natuurlijk een rol in het limesthema.
3. ANALYSE PER THEMA
De bestudeerde rapporten zijn verzameld door diverse archeologische collega's om titels te vragen per thema en per vraag. Daarnaast hebben de onderzoekers vanuit eigen kennis van de provincie Zuid-Holland onderzoeksrapporten en wetenschappelijke publicaties toegevoegd aan de bijbehorende thema's en vragen. Rapporten die niet al in bezit waren of via internet (dans easy of gemeentelijke websites) te downloaden, zijn opgehaald bij de betreffende instantie. In dit rapport is bij ieder thema aangegeven welke publicaties zijn bestudeerd en over welke themavragen zij informatie hebben opgeleverd. Toen de lijsten per thema en vraag waren samengesteld, is begonnen met het speun/^erk. leder rapport is doorgelezen op het voorkomen van relevante informatie over de thema's en op verwijzingen naar de POA. De vergaarde informatie is vastgelegd in een kort beoordelingsdocument per rapport (zie 6 Bijlage), wat als inhoudelijke verantwoording van het werk kan worden beschouwd. Ven/olgens is de informatie uit die beoordelingsrapportjes per themavraag samengepakt en kort verwoord in onderhavig rapport. De belangrijkste resultaten van de analyse komen in de conclusie en het advies nog eens aan de orde.
3.1
THEMA 1. Strijd tegen en met het water
3. J. ?.
Introductie thema
De strijd tegen en met het water is een typisch Hollands thema dat van toepassing is op alle tijden en perioden. Deze strijd is in allerlei aspecten van het bodemarchief teruggevonden; van uitgebreide greppelsystemen tot kunstwerken als duikers en dammen. Het thema kan niet los gezien worden van de landschappelijke omstandigheden in Zuid-Holland en de veranderingen daarin. Globaal kan gesteld worden dat de mens door de tijd heen steeds meer invloed kon en wilde uitoefenen op de inrichting van het landschap waarin water en waterhuishouding steeds een belangrijke rol speelden. Het thema is opgesplitst in de volgende themavragen: 1A: Genese van het kustgebied. Chronologie en stratigrafie van de landschapsonderdelen. 1B: De curve van de stijging zeespiegel (10.000 v. Chr - laat Romeinse tijd) met aandacht voor (getijden)fluctuatie, waterstanden en afzettingen in de deltagebieden van Rijn en Maas.
IC: Informatie over opbouw en lokale chronostratigrafie van oude en jonge duinen. 1D: Pre- en protohistorische waten^fegen. Zeevaart, handels- en uitwisselingscontacten, visvangst. IE: Waterbeheersing en inrichting van het landschap in Maas- en Rijndelta.
3.1.2 Gebruikte literatuur Vanwege het algemene belang van het thema in het Zuid-Hollandse landschap komen één of meerdere themavragen in publicaties altijd wel aan de orde. Er is een selectie gemaakt uit publicaties van de laatste vijfjaar. Voor een deel betreft dit AMZ-publicaties, maar er zit ook wetenschappelijk onderzoek tussen. Overigens dient hier vermeld te worden dat verschillende grote publicaties op de rol staan. Uit Rotterdam wordt een publicatie verwacht over mesolithische bewoning in de Yangtzehaven waarvan M. Sier heeft aangegeven dat dit een bijdrage zal leveren aan themavraag 1A en B. M. Driessen heeft gemeld dat de binnenkort uitkomende publicatie van Forum Hadriani over themavraag 1A en 1D informatie zal bevatten. Opvallend is het feit dat nagenoeg alle geselecteerde rapporten uit het westelijke deel van de provincie komen. Op basis van de lijst zien w e dat vraag A algemeen en vaak uitgebreid aan de orde komt. Vraag B wordt nauwelijks behandeld. Vraag C speelt in het strandwallen- en duinenlandschap en wordt dan vaak gedetailleerd beantwoord. Vraag D is een paar keer behandeld met name in wetenschappelijke publicaties. Vraag E komt regelmatig aan bod. De onderstaande rapporten zijn voor thema 1 doorgenomen: IC Schute, I. A., 2011: Archeo/og/sche sporen onder de Zuidboulevard von Katwijk aan Zee; plangebied voormalig Zeehospiiium, gemeente Katwijk: archeologisch onderzoek: een mechanisch booronderzoek, Weesp (RAAP-rapport 2255). I A/C Arcadis/RAAP, 2012: Archeo/og/sch verkennend en karterend onderzoek, kustversterking Katwijk, gemeente Katwijk. I A/B/C Koot, H., L. Bruning, R.A. Houkes (red.), 2008: ypenPurg-Locat/'e 4. Een nederzetting met een grafveld uit hei Midden-Neolithicum in het West-Nederlandse kustgebied, Leiden. I A/E Flomman, J.P. & E.A. Besselsen, 2008: Het verleden boven water Archeologische monumentenzorg in het AHR-project, Amersfoort/Delft (Rapport Archeologische Monumentenzorg 148). I A/B/E Tol, A.J. & B. Jansen, 2012: Sleuven door de delta van de Oude Rijn. Plangebied Nieuw Valkenburg, gemeente Katwijk. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven, Leiden (Archol-rapport 172). 1 A/C/D Dijkstra, M.F.P., 2011: Rondom de mondingen van Rijn & Maas. Landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in het bijzonder de Oude Rijnstreek, Leiden (Academisch proefschrift).
I C Stokkel, P.J.A., 2012: Strijden met en tegen de elementen. Wijndaelerplantsoen in Den Haag. Boerennederzettingen uit de midden bronstijd en de ijzertijd in het duingebied, Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 15). I A Zijl, W., M.J.L.Th. Niekus, P.H.J.I. Ploegaert & J.M. Moree, 2011: Rofterdam Beverwaard Tramremise. De opgraving van de top van een donk mel sporen uif hef Mesolithicum en Neolithicum (vindplaats 13-83). Rotterdam (BOORrapporten 439). 1 A/E Slemons, H. & J.J. Lanzing (red.), 2009: Bewoningssporen uif de Romeinse tijd in het Waferingse Veld, Den Haag, Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 11). 1 A/E Siemens, H. & E.E.B Bulten (red.), in druk: Waferingse Veld, gemeente Den Haag. Van steentijd tot nieuwe tijd. Den Haag (Haagse Oudheidkundige publicaties 17). 1 A/E Bakx, J.P.L. (red.), 2013: Met rituelen omsloten. Opgraving van een inheems-Romeinse nederzetting langs de Oudselaan in de Harnaschpolder, gemeente Midden-Delfland, Delft (Delftse Archeologische Rapporten 107). 1 A/D/E Feijst, L.M.B van der (red.), 2012: Vechten fegen het wassende wafer in de Romeinse tijd. Een archeologische opgraving in plangebied Hoogeland-Oost, 't Zand Heultje fe Naaldwijk, Amersfoort (ADC-rapport 3186). 1 D/E De Bruin, J., G.P.A. Besuijen, H.A.R. Siemons & R.J. van Zoolingen, 2012: Goedereede-Oude Oostdyk. Een havenp/aafs uit de Romeinse tijd. Leiden.
3. J.3 Antwoorden op de vragen van THEMA ï
IA. Genese van het kustgebied. Chronologie en stratigrafie van de landschapsonderdelen Afggande op de behondelde rgpporten zijn er veel gegevens beschikbggr gekomen over het Igndschap en de ordening vgn de verschillende Igndschgpsonderdelen sinds 2008. VoorgI in de gemeenten met een eigen grcheoloog of grcheologische dienst vindt onderzoek pleats op gedetailleerd niveau, waardoor de informatievenA/erving niet gelijkmatig verspreid lijkt te zijn over de provincie. Ook bij kleinere onderzoeken in het kader van de AMZ-cyclus wordt immer aandacht besteed aan het landschap, hoewel de mogelijkheden tot diepgaand onderzoek hier vggk beperkt zijn. Doordgt er inderdggd lokgle en regionole verschillen zijn en het Zuid-Hollgndse Igndschgp een grote dynomiek heeft gekend, kgn vrggg 1A eigenlijk nooit ols begntwoord worden beschouwd. De uitdgging ligt er vermoedelijk in om tot synthetiserend onderzoek te komen, wggrbij de verworven kennis tot grotere beelden somengebrgcht zou kunnen worden. IB. De curve vgn de stijging zeespiegel (10.000 v. Chr. - Lggt-Romeinse tijd) met ggndacht voor (getijdenlfluctuatie, waterstanden en afzettingen in de deltggebieden vgn Rijn en Mggs. 8
Zogis de themavrggg gesteld wordt, lijkt deze een hoge mote van specialisatie te vragen. In algemene termen komt deze materie soms wel aan de orde. Wij denken dat het belangrijk is deze vraag te specificeren en hierbij ook onderzoeksmethodes en -situaties aan te reiken en de mogelijkheden tot onderzoek concreter te maken. IC. Informatie over opbouw en lokale chronostratigrafie vgn oude en jonge duinen De veronderstelling in fhemovrggg IC, dat synchrone ontwikkeling van bodems en vegetatieniveaus in de Oude en Jonge Duinen niet langer houdbaar is, is terecht. Bij veel onderzoeken is inmiddels al de complexiteit en diversiteit van de opbouw van strandwallen en duinen aangetoond. Het bracht de RCE er in oktober 2011 toe een strandwallensymposium te organiseren. De discussie over de wijze van prospectief onderzoek in de gebieden met strandwallen en duinen is actueel. Vanzelfsprekend spelen niet alleen inhoudelijke maar ook beleidsmatige overwegingen hierbij een rol. Als het tot definitief onderzoek komt, is er veelal veel aandacht voor de opbouw van duinen. Hierbij worden verschillende dateringsmiddelen ingezet. Het is inherent aan de vraagstelling dat deze nooit beantwoord zal zijn; het gaat immers om informatieverwerving op lokaal niveau. Wellicht moet de vraag meer gericht worden op de methoden waarmee deze gebieden onderzocht kunnen worden, zowel in de prospectieve als de definitieve onderzoeksfase. ID. Pre- en protohistorische waterwegen. Zeevaart, hgndels- en uitwisselingscontgcten, visvgngst. Voor deze vrggg lijkt op het eerste gezicht niet veel kenniswinst te zijn geboekt. Agn de hgnd vgn vondstmgteriggl wordt wel vaak gesproken over handels- en uitwisselingsnetwerken, maar gekoppeld aan watenvegen komt dit veel minder vaak voor. Een uitzondering hierop vormt de veronderstelling vanuit de synthese van Goedereede, waarbij de onderzoekers opperen dat de handels/havenpiggts ontsfggt op het snijpunt vgn binnen- en buitenwgter, zodat ter plaatse een overslagplek werd gerealiseerd. Deze binnenwaterroute zou in theorie aan kunnen sluiten op het Corbulo-kanaal. Dat wil zeggen dat vanaf de Maasmond bezien een binnenwatertraject verondersteld mag worden dat feitelijk de Zeeuwse en ZuidHollandse kust verbond via het Helinium en het Corbulo-kanaal met de Rijn. Daarmee zou in theorie een supraregionale verbinding tussen het Rijnland en de overzeese gebieden gis Brifgnnig bewerkstelligd kunnen worden. Deze ggnngme heeft echter nog een hypothetisch korgkter, mggr verdient het zeker om verder onderzocht te worden. De hoven van Forum Hadriani met een diepgang waarin zeeschepen van het type Blackfriars konden aanmeren, moet in dit verband ook genoemd worden. Evenals de in
aanzienlijke aantallen aangetroffen producten (o.a. aardewerk, fibulae) die duiden op verbintenissen met Engelgnd. Dijkstrg behgndelt in zijn proefschrift over de vroege middeleeuwen wgter- en hgndelsroutes en de contgctmogelijkheden die deze boden. Voor visvgngst zijn veel minder concrete ggnwijzingen voorhgnden. Over het gigemeen wordt wel ggndacht besteed ggn vissoorten, mggr de wijze wggrop ze gevgngen worden is nguwelijks onderwerp van onderzoek. Uit het lijstje van doorgenomen rapporten blijkt dat twee publicaties die dieper ingaan op handel en wateh^/egen beide uit de synthetiserende, wetenschappelijke hoek komen. Wellicht wijst dit erop dat dit bij uitstek een onderwerp is dat de basisrapportage ontstijgt en meer geschikt is voor synthetiserend onderzoek op regionaal en bovenregionaal niveau. 1 E. Waterbeheersing en inrichting vgn het Igndschgp in Mggs- en Riindeltg. Vgngf de prehistorie zien we de ontwikkeling dgt de mens steeds meer ingrijpt in de inrichting vgn het Igndschgp, wggrbij ook woterbeheersing en wgterhuishouding een prominente rol spelen. We kunnen stellen dot dit bij uitstek een provinciebreed onderwerp is dot niet snel uitputtend begntwoord zoi zijn. Dit oer-Hollgndse onden/verp komt in veel publicoties ggn bod en is don vggk gericht op greppels en greppelsystemen gl dgn niet in combinotie met Igndgebruik. Hele specifieke kunstwerken zools dommen, duikers en sluizen worden niet zo vggk ggngetroffen. Als onderzoeken er zich voor lenen qua omvang, is over het algemeen sprake van een integrale benadering van de inrichting van het landschap. Ook hier zijn we dus afhankelijk van grotere onderzoeken of het synthetiserend samenvoegen van meerdere onderzoeken. Samenvattend kan gesteld worden dat thema 1 een sterke relatie met (specialistisch) landschappelijk onderzoek vereist. Daarnaast zijn enkele vragen zo opgesteld dat ze een synthetiserende benadering vrggen. Gezien de verwevenheid vgn de wgterproblemgtiek met de Ignge bewoningsgeschiedenis von Zuid-Hollond (tot nu) zijn dit bij uitstek themgvrggen die nooit volledig begntwoord kunnen worden.
3.2 THEMA 2. Overgangsfasen in de bewoningsgeschiedenis
3.2.1 Introductie thema
Het themg vgn de overggngsfgsen in de bewoningsgeschiedenis is in Zuid-Hollond uitstekend te onderzoeken. Gezien de continue sedimentetie door de periodes heen bestggf in de
10
provincie op veel plogtsen een gestgpeld Igndschgp, wggrin verschillende grcheologische periodes vgn elkggr gescheiden zijn door gfzettingen vgn zgnd, veen of klei. Dit biedt extrg mogelijkheden om vgst te stellen of de verschillende periodes geleidelijk in elkggr overlopen of dot sprgke is vgn higfen in bewoning en gebruik tussen verschillende periodes (en culturen). In zijn gigemeenheid gesteld lijkt het Iggfste het gevgl, wgnt het is tot op heden in Zuid-Hollgnd, mggr ook op Igndelijk nivegu slechts zelden gelukt direct doorlopen vgn de ene in de gndere cultuur gan te tonen. Het themg richt zich op gestopelde Igndschgppen met de overggngsperioden Mesolithicum/Neolithicum, IJzertijd/Romeinse tijd en Romeinse tijd/Vroege-Middeleeuwen en is opgesplitst in de volgende themgvrggen:
Mesoli"th;cum/Neo/ith)cum 2A Agrd en diepte vgn gfzettingen uit het vroeg en midden Holoceen in Zuid-Hollond. 2B Landschap en vegetatie in deze periode oon de hond van archeologische en pgleoecologische resten. 2C Aord (seizoensmgtig of permonent) en omvgng vgn Lggf-Mesolithische en VroegNeolithische vindplggfsen en herkomst von hun bewoners. Uzerfiid/Romeinse tiid 2D Gevolgen vgn Igndschgppelijke vergnderingen gis zeespiegelstijging en veenvorming op de levenswijze von Iggf prehistorische gemeenscheppen (locotiekeuze, plaatsvastheid, nederzettingspatroon en voedseleconomie). 2E Gidsfossielen in het vondstenspectrum in vondstcomplexen uit de Late-IJzertijd en de Vroeg-Romeinse tijd in verschillende regio's in Zuid-Holland. Romeinse tijd/Vroege
Middeleeuwen
2F Gidscategorieën vgn lokgle en geïmporteerde keromieksoorten in de LggtRomeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen in verschillende regio's in Zuid-Hollond. 2G Continuïteit in londschgpsindeling en ligging nederzettingen tussen de midden tot Lgte-Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen. 2H Aonwezigheid en kgrgkter vgn gespecigliseerde hgndelsnederzettingen (emporio) uit de 6« en 7^ eeuw langs de kust.
11
3.2.2 Gebruikte literatuur Bij dit in verschillende periodes onderverdeelde thema zeggen de doorgenomen rapporten steeds iets over alle voor die periode gestelde vragen, maar blijft de beschikbare informatie vaak beperkt. De onderzoekers zijn er door een collega op gewezen dat wellicht ook de overgang van Neolithicum naar de Bronstijd een goede overgangsfase zou kunnen zijn om te onderzoeken en dus op te nemen in de POA. In de overgang von het Late-Neolithicum naar de Vroege-Bronstijd lijkt sprake te zijn van vernatting van het landschap en verstuivingen in het duingebied. De onderstaande rapporten zijn voor thema 2 doorgenomen: 2A/B/C Alma, X.J.F. & R. Torremans (red.), 2010: Gouda Westergouwe, deelgebied 3, Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, Amersfoort (ADC Rapport 2552). 2A/B/C Zijl, W. e.a, 2011: Rofterdam Beverwaard Tramremise. De opgraving van een donk mef sporen uif hef Mesolithicum en Neolithicum (vindplaats 13-83], Rotterdam (BOOR-rapport 439). 2F/G/H Dijkstra, M.F.P., 2011, Rondom de mondingen van de Rijn en Maas. Landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in hef bijzonder de Oude Rijnstreek. Delft/Leiden. 2D/E Waasdorp, J.A. (red.), 2012: Den Haag Ockenburgh. Een fortificatie als onderdeel van de Romeinse kustverdediging. Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 13). 2F/G/H Waasdorp, J.A. & E. Eimermann, 2008: So//eve/d. Een opgraving naar een Merov/ngisch grafveld aan de rand van Den Haag. Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 10). 2D/E/F/G/H: Velde, H.M. van der (red.) 2008: Cananefafen en Friezen aan de monding van de Rijn. Tien jaar archeologisch onderzoek op de Zanderij-West erbaan fe Katwijk (1996-2006), Amersfoort (ADC Monografie 5).
3.2.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 2 2A. Aard en diepte von afzettingen uitvroeg en midden Holoceen in Zuid-Holland. In de behgndelde rgpporten wordt de opbouw vgn gfzettingen op en nabij de vindplaatsen uitgebreid beschreven. Dit is in feite standaard voor alle archeologische onderzoeken die in de provincie in het kader van de AMZ-cyclus worden uitgevoerd. De rapporten geven verder in detail weer in welke landschappelijke context de betreffende vindplaats zich precies bevindt en hoe de vindplaatsen zijn afgedekt, alles steeds zoveel mogelijk gekoppeld aan dateringen. De rapporten leveren dus zeker belangrijke informatie op, deze is echter zeer lokaal van aard. 2B. Landschap en vegetatie in deze periode ggn de hand van archeologische en pgleo-ecologische resten.
12
Of het mogelijk is inzicht te krijgen in het Igndschgp en de vegefgtie gedurende deze overgangsperiode wordt bepaald door de conservering von de vindplaats. Over het algemeen is die voor deze periode vaak goed, want de resten liggen meestal op een diep niveau. In één van beide gevallen zijn de archeologische en paleoecologische resten dan ook goed bewaard gebleven. Deze vindplaats is afgedekt door een pakket veen. Bij de andere vindplaats is het anorganische materiaal wel bewaard, maar het organische niet. Deze vindplaats in het IJsselmondegebied licht op de top van een rivierduin die tot vlok onder het maaiveld reikt. Er kunnen echter wel uitspraken worden gedaan als de gegevens worden gekoppeld aan soortgelijke opgravingen die in de directe omgeving zijn verricht. Breed opgezet synthetiserend onderzoek zou hier heel zinnig zijn.
20. Aard (seizoensmatig of permanent) en omvang van Laat-Mesolithische en VroegNeolithische vindplogtsen en herkomst vgn hun bewoners.
Het is vggk gl Igstig te bepglen bij een vindpiggts uit de overgongsfgse Lggt-Meselithicum Vroeg-Neolithicum wogr hij precies bij hoort, zeker als aardewerk ontbreekt of vuurstenen artefacten met echte cultuurspecifieke kenmerken. Vaststellen of een vindplaats permanent werd bewoond of tijdelijk werd bezocht is nog lastiger, tenzij de sporen daar duidelijk op wijzen. Vindplaatsen kunnen ook over een periode von honderden jaren vaker zijn bezocht, wat een juiste interpretatie nog verder bemoeilijkt. Zo bewijzen laboratoriumdateringen en cultureel vondstmateriaal (aardewerk en vuursteen) dot het in Rotterdam onderzochte rivierduin zowel in het Loat-Mesolithicum als het Vroeg-Neolithicum werd bezocht en door mensen van welke cultuur dat was (Swifterband en Vloordingencultuur).
2D. Gevolgen vgn Igndschgppelijke vergnderingen gis zeespiegelstijging en veenvorming op de levenswijze vgn Iggf-prehistorische gemeenschgppen (locotiekeuze, piggtsvgstheid, nederzettingspgfroon en voedseleconomie).
Bij onderzoek nggr een klein Romeins fort in de duinen op locotie Ockenburgh is op een dieper niveou een vindpiggts uit de Lgte-IJzertijd ggngesneden. Het ggngetroffen hondgevormde ggrdewerk verschilde duidelijk vgn het Romeins hgndgevormd en beide vindplogtsen wgren vgn elkggr gescheiden door een pokket opgestoven zond. Wggr beide vindplggfsen zich in gndere Igndschgppelijke omstandigheden wellicht op één niveau hgdden bevonden en lostig uit elkggr te houden wgren geweest, is onderscheid op bosis vgn strgtigrgfie en tijd hier duidelijk. Hoeveel tijd dogdwerkelijk tussen beide fgsen vgn gebruik zit is nog onbekend. Een min of meer identieke situgtie doet zich voor in Katwijk. Ook hier zijn vindplaatsen uit de Late-IJzertijd en Romeinse tijd stratigrafisch van elkaar gescheiden door een pakket zand, vermoedelijk opgestoven tegen het einde van de Ijzertijd. 13
2E. Gidsfossielen in het vondstenspectrum in vondstcomplexen uit de Late-IJzertijd en de Vroeg-Romeinse tijd in verschillende regio's in Zuid-Holland.
Bij grcheologisch onderzoek in de duinen op locatie Ockenburgh zijn twee stratigrafisch van elkaar gescheiden vindplaatsen, één uit de Ijzertijd en één uit de Romeinse tijd, onderzocht. Het hondgevormde aardewerk uit beide periodes verschilt duidelijk von elkaar, maar moet nog nader worden uitgewerkt. Pos dan kunnen wellicht uitspraken worden gedggn over het tijdshiggt tussen beide vindplggfsen en het mogelijke belong vgn dit ggrdewerk. Op vindpiggts Kgfwijk 'Zgnderij' zijn zowel sporen uit de Lote-IJzertijd gis de Romeinse tijd ggngetroffen. Ook ol heeft het onderzoek Vroeg-Romeins ggrdewerk opgeleverd (co. 40 ng Chr.), vooralsnog lijkt het gebied onbewoond te zijn geweest in de overgangsfase von LateIJzertijd naar de Romeinse periode, iets wat eigenlijk steeds het geval lijkt in Zuid-Holland. 2F. Gidscategorieën vgn lokgle en geïmporteerde keromieksoorten in de LggtRomeinse tijd en Vroege- Middeleeuwen in verschillende regio's in Zuid-Hollond.
Twee onderzoeken in het Zuid-Hollandse duingebied hebben belangrijke informatie opgeleverd over de Vroege-Middeleeuwen en de relatie tot de Romeinse tijd. Met name het grafveld von Solleveld heeft op het gebied van importaardewerk enkele duidelijke gidscategorieën opgeleverd die wijzen op handelscontacten met zowel het Duitse Rijnland, als de noordelijke kustgebieden van Noord-Nederland, Noord-Duitsland, Denemarken en Engeland (Angelsaksische invloeden horend bij de Noordzee-cultuur). Dezelfde Angelsaksische invloeden in het ggrdewerk zijn zichtbggr in Kgfwijk, wggr ook duidelijk sproke wgs vgn Frgnkische invloeden uit het oosten en zuiden. Deze invloeden zijn eveneens herkenbogr in metggivondsten (fibulge en munten). Ook enkele aordewerkvormen uit Alzey zijn gidsortefgcten voor de vroegste fose vgn de Middeleeuwen (Alzey 28-30).
2G. Continuïteit in londschgpsindeling en ligging nederzettingen tussen de Middentot Laof-Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen.
Er lijkt toch sproke te zijn vgn een duidelijke breuk tussen de Midden- en Lggt-Romeinse bewoning en die uit de Vroege-Middeleeuwen. In het duingebied zit dogr een duidelijk herkenbggr Igndschgppelijk element bij. Het oudere Romeinse niveou wordt gfgedekt door een pakket opgestoven zond, waarop vervolgens de vroegmiddeleeuwse bewoning heeft plaatsgevonden. Dit kon op dezelfde plek zijn, maar in Den Hoog is te zien dof de vroegmiddeleeuwse bewoning juist naast een oude Romeinse nederzetting werd ingericht en dat de gronden van de oude Romeinse nederzetting als akkergronden werden gebruikt. Deze waren klaarblijkelijk vruchtbaar. Of dit gebruik ook elders in de kustgebied voorkomt zal
14
nieuw archeologisch onderzoek moeten uitwijzen. Over het algemeen kon verder gezegd worden dat met name de 4^^ en 5"^^ eeuw periodes van overstromingen en zandverstuivingen zijn geweest, maar dat nog wel sprake was van enige bewoning van het gebied, al was het marginaal. Volgens schattingen is de bevolkingsdichtheid in het mondingsgebied van de Rijn met 90% gedaald.
2H. Aanwezigheid en karakter van gespecigliseerde hgndelsnederzettingen (emporio) uit de 6^^ en 7'^^ eeuw Igngs de kust.
Er is zeker sprgke vgn veel bewoning en activiteit langs de kust en de grote rivieren in de ó^e en
eeuw. Vooralsnog is echter niet aangetoond dot er echte grote
handelsnederzettingen (emporio) waren. Er is langs de rivieren op locaties nabij de kust eerder sprake van kleine handelsnederzettingen. De opgegraven nederzettingen vormen een bebouwingslint langs het water en bestaan uit maximaal 5 gelijktijdige boerderijerven. De verzamelde gegevens wijzen wel op een op brede school functionerend handelsnetwerk met invloedsferen in zowel het noorden als het oosten/zuiden. Tevens laten een wapengraf en bootvormig grof oon de kust zien dot zeker sprake was van lokale elite.
3.3 THEMA 3. Leven en wonen rond de limes
3.3. J Introductie tliema
Het derde POA-thema betreft "Leven en wonen rond de limes". Het thema stoot in vrij algemene omschreven in termen von dworsverbgnden tussen de inheemse bevolking en militaire nederzettingen op zowel sociool gebied, moor ook over voedselproductie, handel en samenwerking. Andere speerpunten binnen het thema richten zich meer op de locatie von grafvelden en het type dodenbestel (crematie en inhumotie). Verder is er aandacht voor de militaire versterkingen (o.a. wachtposten) ols elementen vgn Romeinse kustverdediging, en spelen het Corbulo-konggl en de Nederrijnse vloot dogrbij betekenisvolle rollen. Tot slot is het Nochleben van de limes een aandachtspunt, waarbij de vraag feitelijk wordt gesteld op het niveau of en zoja, hoe de Vroege-Middeleeuwers fysiek iets ondernamen met de relicten von de Romeinse erfenis von de limes in het landschap. Samengevat is dus binnen het thema 'Limes' een oontol vragen te formuleren die betrekking hebben op de volgende aandachtspunten:
3A.
Functionele differentiatie en specialisatie op nederzettingsniveau per regio en
per periode. 15
3B.
Grafvelden en begravingen in, rond en op afstond van de bewoningskern en
oon weerszijden van de limes. 30.
Militaire versterkingen en wachtposten in het achterland en langs de kust.
3D.
De rol van de Classis Germanica bij de verdediging van het Romeinse Rijk, het
functioneren van het kanaal van Corbulo en het lokaliseren von nog onbekende steunpunten. 3E.
Al dan niet blijvend gebruik van oude Romeinse militaire complexen in de
vroege middeleeuwen.
3.3.2 Gebruikte literatuur
De geselecteerde teksten voor het thema 'Limes' betreffen de onderstaande publicaties. Deze zijn ingedeeld volgens de hiervoor genoemde vragen A t/m E, en daarbij geldt dot één publicatie in theorie aan meerdere vragen kon (hebben) bij(ge)drggen en dus gntwoorden zou kunnen leveren. Daarvan komen vooral de vragen A, C en D veelvuldig terug. Sporadisch komt vraag B oan de orde en men zou derhalve kunnen spreken van een kennislacune wat die vraag betreft. Dit terwijl vraag E feitelijk nergens direct speelt, dot wil zeggen dot er nu geen aanleiding is om oon de hond van de onderzoeken 2008-2013 een blijvend gebruik van Romeinse, militaire bewoningsplootsen in de Vroege-Middeleeuwen aantoonbaar te veronderstellen.
De geselecteerde literatuur betreft de volgende publicaties (voorafgegggn door de themotische code) 3A. Flamman, J.P. & E.A. Besselsen, 2008: Hef verleden boven water. Archeologische monumentenzorg in het AHR-project, Amersfoort (Rapport Archeologische Monumentenzorg 148). 3A. Siemons, H.A.R. & J.J. Lanzing, 2009: Bewoningssporen uif de Romeinse tijd in het Waferingseveld, Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 11). 3A/3C. Vos, W.K. & E. van der Linden 2012: Rondom Romeinse Rijtjeshuizen. Archeologisch onderzoek naarde Romeinse vicus van Valkenburg (ZHj 'De Woerd', Leiden (Hazenberg Archeologische Series 2). 3A/3D. Bruin, J. de, G. Besuijen, H.A.R. Siemons & J. van Zoolingen, 2012: Goedereede-Oude Oostdijk. Een havenplaats uit de Romeinse tijd. Leiden. 3A/3D. Feist, L. van der, E. Blom & J. de Bruin, 2008: De nederzetting fe Naaldwijk II. Terug naarde sporen van Holwerda. Amersfoort (ADC Monografie 4). Feist, L.M.B, van der, 2012: Vechten tegen het wassende water in de Romeinse tijd. Een archeologische opgraving in plangebied Hoogeland-Oost 't Zand Heultje te Naaldwijk, Amersfoort (ADC-rapport 3186). 3A/3D. Buijtendorp, T.M., 2010: Forum Hadriani. De vergeten sfad van Hadrianus: ontwikkeling, uiterlijk en betekenis van het 'Nederlands Pompeji' (dissertatie VU Amsterdam). Driessen, M.J. & E. Besselsen (red.), in druk: Voorburg-Arenfsburg: Een Romeinse havenstad fussen Rijn en Maas, Amsterdam (Themata 7).
16
3B. Siemons, H. & E.E.B. Bulten (red.), in druk: Waferingse Veld, gemeente Den Haag. Van steentijd tot nieuwe tijd. Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 17). Koopman, W.J., 2010: Begraven en opgegraven. Het /nheems-Romeinse grafritueel in Zuid-Holland: een statistische benadering. Leiden (ongepubliceerde Bachelor-scriptie, Universiteit Leiden, Faculteit der Archeologie). 3C. Waasdorp, J.A. (red.), 2012: Den Haag Ockenburgh. Een fortificatie als onderdeel van de Romeinse kustverdediging, Den Haag ( Haagse Oudheidkundige Publicaties 13). 3C/3D. Kort, J.W. de/Y. Raczynski-Henk, 2008: Plangebied Rietvinklaan 5, gemeente LeidschendamVoorburg. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (proefsleuven), Weesp (RAAP-Rapport 1428).
3.3.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 3.
3A. Functionele differenfiotie en speciglisgfie op nederzettingsnivegu per regio en per periode.
Op het gebied von nederzettingsonderzoek is de ofgelopen 5 joor behoorlijk veel nieuwe informatie naar voren gekomen. Onderzoek in Den Hoog, Delft, Naaldwijk, Goedereede, Valkenburg en Voorburg zijn hier vooral debet oan. De resultaten von die onderzoeken hebben vragen kunnen beantwoorden over functionele differentiatie en specialisatie. Weliswaar zijn de resultaten niet altijd op hetzelfde en daarmee gelijkwaardig niveau, moor toch is veel kennis toegevoegd oon destijds aanwezige lacunes. Een definitief antwoord op de vragen kon niet worden gegeven, omdat alle nieuwe dato telkens weer bijdragen ggn het themg. Antwoorden op speciolisgtiezones per regio of per periode zijn niet begntwoord, ook omdat er geen synthetiserende aanpak heeft plaatsgevonden om dit thema bij verschillende nederzettingen oan elkaar te koppelen en nader uit te werken. Dot is wellicht iets voor de toekomst.
3B. Grafvelden en begravingen in, rond en op afstand von de bewoningskern en oon weerszijden von de limes.
Uit de Romeinse periode zijn in Zuid-Holland redelijk wat graven bekend, ook langs de limes, maar de afgelopen vijf jaar zijn daar nauwelijks nieuwe gegevens aon toegevoegd. Atgezien van enkele individuele, separate begravingen in Den Hoog lang de Romeinse w e g en de betrekkelijk uitzonderlijke site van Katwijk-Zanderij lijkt hier dus een behoorlijke kennislacune te liggen. Die zal door toekomstig onderzoek nader kunnen worden opgelost en blijvende aandacht is dus absoluut aan de orde.
17
Er bestoof echter in het zogenaamde grijze literatuurcircuit een officieel ongepubliceerd onderzoek van een bachelor-student uit Leiden (Koopman 2010). Hij inventariseerde meer don 300 graven in landelijke context uit Zuid-Holland en heeft daarmee een waardevol overzicht geboden. Een von de conclusies is dot er nog meer ligt aan ongepubliceerde dato, onder andere het grote grafveld von Valkenburg-Marktveld, moor ook kleinere sites als Leiden, Bernisse, Delft en Leidschendam. Al met ol kon niet ontkend worden dot gelet op de absoluut kleine Zuid-Hollandse grafveldjes de vroog 'woor zich nu de grote grafvelden von de Cananefaten op het platteland hebben bevonden', tot nog toe onbeantwoord blijft. Dit in tegenstelling tot hun Bataafse buurgenoten waar inmiddels een aantal grafvelden van een aanzienlijke omvang bekend is, waardoor zowel de levende ols dode plattelandsgemeenschap archeologisch gezien betrekkelijk bekend is. Nabij de militaire nederzettingen langs de Rijn- en kustlimes maar ook van Forum Hadriani zijn nauwelijks grofgegevens voorhanden. Dif in contrast met bijvoorbeeld Nijmegen. Er is een grote uitzondering hierop en dat betreft Valkenburg-Marktveld. Doorwaren minstens 400 individuen ter aarde besteld, maar het ongeluk is dot deze site nooit compleet is uitgewerkt en dus de dato ongepubliceerd zijn gebleven. Dot verdient ons inziens een doorstart.
30. Militaire versterkingen en wgchtposten in het ochterlgnd en Igngs de kust.
Een enorme slag is gemaakt met het onderzoek longs de Noordzeekust en de bewoning en waterwegen in het directe gchtericnd. Een belgngrijke gonjoger voor de versterkingen longs de Nederlgndse, Belgische en Noord-Fronse en ook Engelse Noordzeekust is gevormd door de dissertatie von Wouter DHaeze die vooral de Belgische kuststrook behandelt, moor ook uitstapjes mggkt nggr Nederlgnd, Frgnkrijk en Engelgnd. Op Zuid-Hollonds nivegu is hierop ingesprongen door de combinatie von een aantal onderzoeken die zijn uitgevoerd onder de vlag von het NWO-project 'Odyssee'. Kenniswinst is behaald in Ockenburgh en Goedereede, moor ook de data van andere Romeinse kustlimessites ols Katwijk en Valkenburg hebben hieraan bijgedragen. Nog lang niet alle antwoorden zijn bevredigend, vooral als het goot om de materie betreffende de wachtposten en versterkingen, moor een aantal zeer belangrijke stoppen is gezet. Een kort samengevatte conclusie is dat er een systeem heeft bestaan von militaire, relatief kleine sites direct langs de Noordzeekust, waarvan Ockenburgh en vermoedelijk ook nog twee andere Haagse sites de equivalenten zijn. Het goot dggrbij zeer wggrschijnlijk om zogenggmde mini-cgstellg, gngloog oon hef bekende fortje von Volkenburg-Morkfveld. In ruimer verband speelt in deze kustverdediging ook de Brittenburg natuurlijk een rol en meer zuidelijk, buiten de provincie mogen enkele Zeeuwse, soms veronderstelde vindplaatsen in deze reeks worden geplaatst zoals Aardenburg, De Oude Wereld, Colijnsplaat en Domburg.
18
Hef onderzoek noor het systeem van de Noordzeekustverdediging wordt bemoeilijkt door de erosiewerking vanuit zee en het verplaatsing von de zeereep vanaf de Romeinse periode. Desondanks lijkt zich tegenwoordig een aardig beeld van een kustlimes te vormen, iets dat 5 joor terug niet voor mogelijk werd gehouden. De verder in het achterland gelegen wegeninfrastructuur, woorin archeologen ook de hand van het Romeinse leger vermoeden, is vooral voor de bredere Haagse regio uitstekend uit de verf gekomen de laatste jaren. Naast enkele hoofdwegen, waarlangs ondermeer de bekende mijlpalen waren geplaatst, is ook een oontol secundaire wegen verondersteld en soms ook aannemelijk gemaakt.
3D. De rol von de Classis Germanica bii de verdediging vgn het Romeinse Rijk, het functioneren van het kanaal van Corbulo en het lokaliseren von nog onbekende steunpunten.
Het onderzoek noor de Cononefoatse stad Forum Hadriani heeft niet alleen kennis opgeleverd over de bewoning ter plaatse middels een uitvoerige dissertatie maar ook een nieuwe geschiedenis over de haven en de (supra)regionale contacten en invloed tentoongespreid. Er bestond vermoedelijk enige tijdlang een verbinding om via de Vliet, Corbulo-konoa! en Gantel de Noordzee te vermijden, om zo binnengaats von de Rijn noor de Moos door fe steken. Op deze woterroute was de stad Forum Hadriani aangesloten en het aangetroffen havencomplex ter plaatse spreekt tot de verbeelding en heeft wezenlijk bijgedragen oan onze kennis over handel (met ondermeer Engeland) en logistiek vanuit het ochterlond en noor het voorland. Additioneel onderzoek noor het kanaal von Corbulo heeft hier verdere detaillering in aangebracht, woorbij nief alleen het kanaal zelf maar ook bevindingen van naburige nederzettingen ols Naaldwijk en hun relatie tot de Classis (vlootstation?) discussies hernieuwd heeft geopend.
Hoewel vooral de precieze oord von de nederzetting te Naaldwijk nog niet duidelijk is, spreekt uit de grondsporen wel duidelijk dat we te moken hebben met een bijzondere vindplaats. Mogelijk mogen hierin de resten von een vicus of vlootbasis worden gezien. Hoewel deze veronderstelling deels is ingegeven door de vondsten von CGPF-stempels, een bronzen ploot met de vermelding Classis, en de positie von Naaldwijk ggn de Mggsmond, kan dit nog niet door horde feiten goed beargumenteerd worden onderbouwd. Hier zal verder onderzoek uitsluitsel moeten geven. De onlangs uitgewerkte handelsplaats fe Goedereede, opgegraven in de jaren 60 von de vorige eeuw, past ook uitstekend in dit strootje. De site functioneert ol vgngf het einde vgn de l5'e eeuw en men m g g ggnnemen dgf deze hgndels-hgvenplaots zich heeft ontwikkeld op het snijpunt of grens von binnenwater noor buitenwater. Mogelijk heeft Goedereede oon een binnenwater gelegen dof min of meer aansloot op de Maasmond en daarmee ols het 19
verlengde kan worden gezien van een binnengaats traject in plaats von dot men noodgedwongen de Noordzee op moest. De diepgang van de hoven van Forum Hadriani en de aansluiting op de Maasmond doet een functie ols zeehaven vermoeden. Het is dus niet zo dot men niet buitengaats ging, moor blijkbaar hebben er overslagpunten bestaan die de binnenlandse Rijnlandse handel koppelden aon de supraregionale zeetransport. Met beide soorten handel (binnenvaart/zeevaart) was immers een onder type vervoer von doen (plaotbodem/zeewoardig schip).
De Romeinse marine (Classis) zorgde op de achtergrond voor de bescherming van deze handelsactiviteiten. Zij had haar thuisbasis in het Duitse Keulen moor het voorkomen von vele dokpgnstempels vgn CGPF in het Zuid-Hollondse kustgebied, duidt ook op bouwactiviteiten in deze regio. Vermoedelijk goot het om lokale steunpunten of aanlegplaatsen die vanuit de marine waren geïnitieerd; een bovenlokale bemoeienis dus, die iets verhuld over het belang von de kuststrook voor de Romeinse overheid.
3E. Al dan niet blijvend gebruik van oude Romeinse militaire complexen in de VroegeMiddeleeuwen. Over dit themg zijn in de gfgelopen jaren geen (nieuwe) dato verzameld. Het 'oude' onderzoek von Valkenburg De Woerd uit de jaren 80 von de vorige eeuw is nooit compleet uitgewerkt, en aangezien daar zowel Romeinse als vroegmiddeleeuwse bewoning heeft plaatsgevonden, mogen hier gegevens voor dit thema worden verondersteld. Echter, met dien verstande dgt het hier niet gggt om directe militoire zaken maar zijdelings de Romeinse militaire infrgsfructuur (de weg en kgdes) wel ggn de orde zou kunnen komen; hoewel men zich mag afvragen in hoeverre die continueerde in de Dark Ages.
3.4 THEMA 4. De grote ontginningen tussen 900 en 1300
3.4.1 Introductie thema
Het onderzoek naar de systematische ontginningen is een zeer breed thema. Het is enorm grootschalige onderneming, die oon de basis stoot von het huidige cultuurlandschap in ZuidHollond en op heel veel plaatsen tastbare sporen heeft nagelaten. Er zijn ook duidelijk verschillende fasen in te herkennen, zoals voor en no de grote overstromingen, waarbij nieuwe systemen von verkaveling worden gegraven en nederzettingen worden verplaatst. Ook onderzoek noor de herkomst van de ontginners is von belang, mogelijk of te leiden oon
20
v o n d s t m o t e r i o o l e n t y p e n h u i s p l a t t e g r o n d e n . O n d e r z o e k n a o r d e g r o t e o n t g i n n i n g e n is opgesplitst in d e v o l g e n d e t h e m a ' s : 4A Gevolgen van landschappelijke veranderingen voor lokale gemeenschappen (nederzettingspatroon en voedseleconomie). 4B Herkomst vroege ontginners en verschillen in datering en wijze van ontginnen van venige delen van het landschap. 4C Regionale verschillen in organisatie en opzet van ontginningen, o.i.v. bezitsverhoudingen en sociale stratigrafie. 4D Ruimtelijke zichtbaarheid van ontginningen in de tegenwoordige tijd. 4E Zelfvoorzienend en/of handel over lange afstand, zichtbaar in culturele en organische vondstenspectrum. 3.4.2 Gebruikte
literatuur
Het t h e m a v o n d e g r o t e o n t g i n n i n g e n sluit vrij g o e d o o n o p t h e m a 5, het Zuid-Hollondse p l a t t e l a n d in d e M i d d e l e e u w e n , e e n f e o d a a l of e e n vrij l a n d s c h a p ? Dot t h e m a o n d e r z o e k t g r o t e n d e e l s d e z e l f d e p e r i o d e , m a a r legt a n d e r e a c c e n t e n . G e v o l g is v o o r a l d o t in d e b e s t u d e e r d e r a p p o r t e n in veel g e v a l l e n r e l e v a n t e informatie over b e i d e t h e m a ' s te v i n d e n is. Die publicaties k o m e n d a n o o k t e r u g bij d e b e h a n d e l i n g v g n b e i d e t h e m g ' s . De v o l g e n d e r g p p o r t e n zijn voor t h e m g 4 d o o r g e n o m e n : 4A/B/C/E Alma, X.J.F. & R. Torremans (red.) 2010: Gouda Westergouwe, deelgebied 3, Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, Amersfoort (ADC-rapport 2552). In combinatie met Van den Borre, J. (red.) 2007: Gouda Westergouwe deelgebied 2, fase 2. Een inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven. 4A/B/C/E Guiran, A.J. & M.C. van Trierum, 2010: Op zoek naar de nederzetting Rotte uit de 8*^-12^ eeuw; nieuwe vondsten en inzichten, in: A. Carmiggelt, M.C. van Trierum & D.A. Wesselingh (red): Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis van het Maasmondgebied, Rotterdam, BOOR-batans 6, 1350. 4A/B/C/E Vredenbregt, A.H.L & M.C. van Trierum, 2012: Rotterdam Markthal - Archeologisch onderzoek 1. Bewoningssporen en vondsten uit de Romeinse tijd en de prestedelijke periode (We-I le eeuw): zes opeenvolgende huizen op terpophogingen in de nederzetting Rotta, Rotterdam (BOORrapporten 469-deel 1). 4A/B/D/E Vredenbregt, A.H.L, 2010: Rotterdam RandstadRail: Archeologisch onderzoek 7. Station Blijdorp. Archeologisch onderzoek van een huisferp uif de periode tussen circa 1170 en 1240, vindplaats 05-53, Rotterdam (BOOR-rapporten 422). 4B/E Bakx, J.P., 2011: Proefsleuvenonderzoek in de Voordijkshoornsepolder en Harnaschpolder te Delft. Romeinse verkaveling en een laatmiddeleeuwse woonplaats. Mens en landschap in de Delftse regio III, Delft/Leiden (Delftse Archeologische Rapporten 93). 4B/C/E Bult, E.J., 2011: Een middeleeuwse mansus in de Voordijkshoornsepolder te Delft. Mens en landschap in de Delftse regio, Delft/Leiden (Delftse Archeologische Rapporten 101).
21
4A/B/C/E Stokkel, P.J.A., 2009: Middeleeuwse erven op Goeree Overflakkee. Een archeologische opgraving aan de Smalle Einde te Ouddorp, gemeente Goedereede (ZH). Groningen (ARC-publicaties 200). 4B/C/D/E Siemons, H. & E.E.B. Bulten (red.), in druk: Waferingse Veld, gemeente Den Haag. Van steentijd fot nieuwe tijd. Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 17). 4B/E Torremans, R., 2012: Over de dijk langs de Schie, bewoning op een terp en de boerderij 's-Gravenhuize, Amersfoort (ADC-rapport 3240). 4B/C/E Jordanov, M.S. & B.l. van Hoof, 2012: Plangebied Veerstalblok 17 te Gouderak, gemeente Ouderkerk. Archeologisch onderzoek: een opgraving. Leiden (RAAP-rapport 1696). 4A/B/C/E Hallewas D.P. & J.M. Moree, 2011: De middeleeuwse bedijking en bewoning van het zuidelijk deel van de Riederwaard. Archeologisch onderzoek in Barandrecht-Carnisselande op Usselmonde, in: A. Carmiggelt, M.C. van Trierum & D.A. Wesselingh (red): Archeologisch onderzoek in de gemeente Barendrecht, Prehistorische bewoning op een oeverwal en middeleeuwse bedijking en bewoning, Rotterdam, BOOR-balans 7, 155-205.
3.4.3 Antwoorden op de vragen van THEMA 4.
4A. Gevolgen von landschappelijke veranderingen voor lokale gemeenscheppen f nederzettingspgfroon en voedseleconomie).
Gedurende de ontginningsperiode vinden in de loop van de 12^6 eeuw grote overstromingen plaats. Deze veroorzaken dot de bestaande bewoning in grote delen von de provincie noodgedwongen wordt verlaten. Soms vinden ontginning en gebruik in meer fasen op dezelfde plek plaats (de Smalle Einde te Ouddorp). Vook echter werd de bewoning no de overstromingen opnieuw gestart op een plek dicht bij een ontginningskade of w e g . Dot dit niet altijd op gaat hebben opgravingen in Den Hoog en Gouda oongetoond, hier worden huizen vermoedelijk wegens de goede ondergrond ver von de ontginningsassen gebouwd. No de overstromingen worden veel nieuwe dijken gebouwd om het achterliggende gebied te beschermen tegen overstromingen. Daarbij hoort ook een nieuwe ontginning, waarvan de verkaveling vaak tot in de Nieuwe Tijd in gebruik blijft.
4B Herkomst vroege ontginners en verschillen in dgtering en wijze van ontginnen vgn venige delen vgn het Igndschgp.
De eerste fgse vgn bewoning von de onfginningsperiode loopt globaal von de lO^e of 1 l^e eeuw tot aan de grote overstromingen in de 12^^ eeuw. De herkomst van deze 'kolonisten' wordt soms toegeschreven oon het noorden, het zouden Friezen zijn. Deze veronderstelling is
22
dan gebaseerd op kenmerken in het aardewerk en/of in de bouwstijl van de bootvormige huizen. De 12<^s-eeuwse overstromingen vormen wel een vost moment in de LoteMiddeleeuwen. Als gevolg von die overstromingen vindt op grote school nieuwe ontginning plaats, met nieuwe woonlocaties en bijbehorende percelering tot gevolg. 40 Regionale verschillen in organisatie en opzet von ontginningen, o.i.v. bezitsverhoudingen en sociole strgtigrgfie.
Een vgst onderdeel bij grotere archeologische onderzoeken is een beschrijving von de bezitsverhoudingen die voor dot specifieke gebied bestonden, woor mogelijk ol vanaf de vroegste ontginningen. Het betreft veelal nog globale kennis, die wordt geprojecteerd op de onderzoekslocatie. Soms levert de zo gekoppelde informatie kennis op over de status von de bewoners von een locafie, die don weer gecheckt kon worden door noor de archeologische sporen en het vondstmateriaal te kijken (importaardewerk en metalen objecten). Het gekoppelde historische en archeologische onderzoek levert zeker nuttige informatie op over een specifieke locatie en diens omgeving.
4D Ruimtelijke zichtbaarheid van ontginningen in de tegenwoordige tijd.
Op sommige locaties blijft hetzelfde systeem von verkaveling vonof de periode no de grote overstromingen tot op de d o g von vandaag voortbestaan. Dit is don natuurlijk tegenwoordig nog duidelijk zichtboor. Ook zijn diverse ontginningsassen nog aanwezig in het huidige stroten- en slofenpofroon of ols verhoging in het landschap te zien (bijvoorbeeld oude dijken). Deze informatie is goed te volgen op historische kaarten.
4E Zelfvoorzienend en/of handel over lange gfstgnd, zichtbggr in culturele en orggnische vondstenspectrum.
De meeste nogekeken onderzoeken betreffen locafies von eenvoudige laatmiddeleeuwse boerderijen. Deze waren in de periode von de ontginningen (900 - 1300) in de meeste gevallen grotendeels zelfvoorzienend. Dit blijkf uit het gemengde boeren bedrijf (veeteelt en akkerbouw) dot werd gevoerd en wat mogelijk wel voor een lokale markt produceerde. Soms was daarnaast sprake von activiteiten ols visserij, weven en/of bronsbewerking. Op alle locaties werden tevens geïmporteerd ggrdewerk en mefglen objecten aangetroffen, veelal afkomstig uit het Duitse Rijnland. Dit wijst echter niet op directe handelscontacten met die gebieden, moor slechts op deelname oon een groot handelsnetwerk.
23
De bewoners van de boerderijen hadden veelal een bescheiden sociaaleconomische positie. Het is vaak moeilijk vast te stellen of het vrije boeren betreft of horigen die deel uitmaakten von en produceerden voor een Hof.
3.5 THEMA 5. Het Zuid-Hollandse platteland in de Middeleeuwen, een feodaal of een vrij landschap?
3.5. ï Introductie thema Thema 5 richt zich op de inrichting von hef landschap (infrastructuur, de positie van de bewoningssporen ten opzichte van wegen en de invloed von elementen van watermanagement op het cultuurlandschap) en vragen in de richting von historisch onderzoek (toponiemenonderzoek) en ontwikkelingen op het platteland ols gevolg van interactie met de groeiende steden, opkomende handel, nijverheid en turfwinning. Ook inzicht in economische netwerken, culturele verschillen en de status von mensen zijn van belang. Het thema goot over de Middeleeuwen, moor de gestelde vragen en het vaak langer doorlopen von gebruik von de onderzochte terreinen moken het thema ook heel geschikt voor de Nieuwe Tijd. Thema 5 is opgesplitst in de volgende onderdelen: 5A Chronologische ontwikkeling en ligging (locatie) van het middeleeuwse wegenpotroon. 5B Positie van plattelandsnederzettingen ten opzichte van doorgoonde wegen. 50 Impact van waterhuishoudkundige ingrepen (dijken, weteringen, dammen en dijken) op het middeleeuwse cultuurlandschap. 5D Relatie toponiem - landschop en vergelijking periodisering toponiem en archeologische dataset. 5E Status von een domeinhof of boeren hofstede in de late middeleeuwen (fysiek, materieel en functioneel)
3.5.2 Gebruikte literatuur Het onderzoek noor het Zuid-Hollondse platteland kent vele raakpunten met het vorige thema (de grote ontginningen). Beide thema's gaan grotendeels over dezelfde periode. Als gezegd is in veel gevallen relevante informafie over beide thema's dezelfde rapporten te 24
v i n d e n , d i e d a n o o k bij b e i d e t h e m a ' s zijn b e k e k e n . De v o l g e n d e r a p p o r t e n zijn voor t h e m a 5 doorgenomen: 5B/E Bakx, J.P., 2011: Proefsleuvenonderzoek in de Voord//kshoornsepo/der en Harnaschpolder te Delft. Romeinse verkaveling en een laatmiddeleeuwse woonplaats. Mens en landschap in de Delftse regio III, Delft/Leiden (Delftse Archeologische Rapporten 93). 5A/B/C/D/E Bult, E.J., 2011: Een middeleeuwse mansus in de Voordijkshoornsepolder te Delft. Mens en landschap in de Delftse regio, Delft/Leiden (Delftse Archeologische Rapporten 101). 5A/B/C/E Siemons, H. & E.E.B. Bulten (red.), in druk: Waferingse Veld, gemeente Den Haag. Van steentijd tot nieuwe tijd. Den Haag (Haagse Oudheidkundige Publicaties 17). 5C Guiran, A.J. & M.C. van Trierum, 2010: Op zoek naar de nederzetting Rotte uit de 8^-12® eeuw; nieuwe vondsten en inzichten, in: A. Carmiggelt, M.C. van Trierum & D.A. Wesselingh (red): Bijdragen aan de bewoningsgeschiedenis van het Maasmondgebied, Rotterdam, BOOR-balans 6, 1350. 5B/C/E Vredenbregt, A.H.L, 2010: Rofterdam RandstadRail: Archeologisch onderzoek 7. Station Blijdorp. Archeologisch onderzoek van een huisterp uit de periode tussen circa 1170 en 1240, vindplaats 05-53, Rotterdam (BOOR-rapporten 422). 5C Hallewas D.P. & J.M. Moree, 2011: De middeleeuwse bedijking en bewoning van het zuidelijk deel van de Riederwaard. Archeologisch onderzoek in Barandrecht-Carnisselande op Usselmonde, in: A, Carmiggelt, M.C. van Trierum & D.A. Wesselingh (red): Archeologisch onderzoek in de gemeente Barendrecht, Prehistorische bewoning op een oeverwal en middeleeuwse bedijking en bewoning, Rotterdam, BOOR-batans 7, 155-205. 5C/ Vredenbregt, A.H.L & M.C. van Trierum, 2012: Rotterdam Markthal - Archeologisch onderzoek 1. Bewoningssporen en vondsten uit de Romeinse tijd en de prestedelijke periode (lOe-l le eeuw): zes opeenvolgende huizen op terpophogingen in de nederzetting Rotta, Rotterdam (BOORrapporten 469-deel 1). 5C/E Torremans, R., 2012: Over de d/;k tangs de Schie, bewoning op een ferp en de boerderij 's-Gravenhuize, Amersfoort (ADC-rapport 3240). 5B/C/E Jordanov, M.S. & B.l. van Hoof, 2012: Ptangebied Veersta/b/ok 17 te Gouderak, gemeente Ouderkerk. Archeologisch onderzoek: een opgraving. Leiden (RAAP-rapport 1696).
3.5.3 Antwoorden
op de vragen van THEMA 5
5A C h r o n o l o g i s c h e ontwikkeling e n ligging (locotie) v g n het m i d d e l e e u w s e wegenpgfroon. S o m m i g e r a p p o r t e n zijn b r e e d o p g e z e t e n b e v a t t e n e e n a p a r t hoofdstuk w a a r i n d e ontwikkeling v o n het o u d e w e g e n p a t r o o n is w e e r g e g e v e n o p historische k a a r t e n . Vervolgens w o r d t i n g e g a a n o p d e nabij d e onderzoekslocatie g e l e g e n w e g e n e n w a t e r w e g e n . Soms zijn d e o u d e ontginningsassen n o g in het h u i d i g e s t r a t e n p a t r o o n a a n w e z i g . 5B Positie v a n p l a t t e l a n d s n e d e r z e t t i n g e n t e n o p z i c h t e v g n d o o r g g g n d e w e g e n .
25
Vgngf de 12^^ eeuw vindt op veel plekken verschuiving van de bewoning plaats van midden in de polder noor de buitenkant, nabij de kades langs de wegen. Deze ontwikkeling maakt deel uit van grootschalige nieuwe ontginningen die no de grote overstromingen worden verricht en woorbij ook nieuwe dijken en systemen von verkaveling worden gegraven. Op enkele andere locaties lijkt echter geen sprake te zijn van verplaatsing noor de buitenkant van de polder. Wellicht onder invloed van een gunstige ondergrond fer plekke , blijft men ver van de ontginningsas of doorgaande weg wonen. 50 Impact van waterhuishoudkundige ingrepen (dijken, weteringen, dgmmen en dijken) op het middeleeuwse cultuurlandschap. De 10^^ - 12de-eeuwse bewoning in venige gebieden krijgt steeds meer lost von de combinatie von enerzijds bodemdaling door het beter draineren van het land en anderzijds door een sterk toenemende waterafvoer via bijvoorbeeld de rivier. Soms is long strijd tegen de vernatting gevoerd door de woonterpen te verhogen en diverse dijken oon te leggen. Uiteindelijk worden locaties noodgedwongen verlaten of door overstromingen in de 12^^ eeuw verwoest. No de 12de-eeuwse overstromingen worden gebieden opnieuw ontgonnen door dijken op te werpen en weteringen te graven voor de afvoer van water en worden gebieden opnieuw verkaveld. Al snel wordt de waterhuishouding bewaakt door waterschappen. Dit systeem blijft soms eeuwenlang in werking. 5D Relatie toponiem - landschap en vergelijking periodisering toponiem en grcheologische dgfgset. In de onderzochte rapporten is slechts in één gevol echt aandacht besteed oon toponiemen. In dit gevol (in Delft) gaan de toponiemen in het gebied terug tot de 11^^ /12<^e eeuw en is hun betekenis uitgezocht. Verder wordt de eigendomssituatie von de onderzoekslocatie en het omringende Hof von Delft beschreven en beargumenteerd. Toponiemen en eigendomssituatie komen goed overeen met de onderzoeksgegevens. Daaruit komt noor voren dot de samenstelling von de nederzetting en het vondstmateriaal duiden op de status van 'mansus' voor de vindplaats (en de bijbehorende afhankelijke status von de bewoners), duidelijk ten dienste von de Hof von Delft. Voorgaande maakt duidelijk dot onderzoek naor toponiemen zeker belangrijk kon zijn voor onderzoek noor laatmiddeleeuwse vindplaatsen. 5E Status von een domeinhof of boeren hofstede in de Lote-Middeleeuwen (fysiek, materieel en functioneel) De status van de boerderijen in de onderzoeksrapporten was over het algemeen vrij bescheiden. Status en datering von de betreffende boerderij blijken steeds uit het
26
anorganische vondstmateriaal (aardewerk, metaal, glas). Dit maakt tevens duidelijk von welk handelsnetwerk men deel uitmaakte. Er zijn ook twee boerderijen met meerdere bouwfasen in de nieuwe tijd onderzocht. Architectuur en cultureel vondstmateriaal geven hier informatie over de status von de bewoners.
27
4.
GEBRUIK VAN DE POA EN VERGELIJKING MET G O A EN NOaA
4.1 Gebruik van de POA
Om no te goon of er in de dagelijkse praktijk gebruik wordt gemaakt von de POA, is ten eerste gekeken of er in de bestudeerde rapporten oan de POA wordt gerefereerd en of de thema's en bijbehorende vragen zijn overgenomen. Dit blijkt niet het gevol te zijn, ol komen de thema's uit de POA wel veelvuldig terug in de onderzoeksdoelen en -vragen en de resultaten van de archeologische onderzoeken. De vragen zijn immers wel zeer ruim gesteld en relevant en komen derhalve toch grotendeels aon bod.
Een tweede, misschien meer voor de hand liggende plek om gebruik van de POA no te g o o n vormen de Programma's van Eisen die oon olie archeologische onderzoeken ten grondslag liggen. Om dit no te gaan is noor 24 PvE's gekeken. Hieruit blijkt dat de POA in zeven gevallen terugkomt in de stukken. Het betreft tweemool infrastructurele werken die zich over het grondgebied von meerdere gemeenten uitstrekken en tevens onderzoeken zijn woorbij de Provincie Zuid-Holland betrokken was, niet alleen als opdrachtgever moor ook ols bevoegde overheid. Tweemaal wordt de POA genoemd in PvE's voor opgravingen. De vermelding van de POA is zeer basaal; er wordt verwezen naor thema's. Eenmaal wordt bij een proefsleuvenonderzoek verwezen noor de GOA en wordt hierbij de relatie von de GOA tot de POA genoemd. In twee gevallen duikt de POA op bij proefsleuvenonderzoeken, maar ook slechts op het niveau van thema's. Concluderend kan gesteld worden dof de POA weinig gebruikt wordt en in voorkomende gevallen slechts bosool met een verwijzing naar het document en eventueel noor thema's. Verdere uitwerking of operationalisering von specifieke themavragen zijn wij niet tegengekomen. Overigens geldt dit grotendeels ook voor de NOaA. Deze wordt vaker genoemd, moor dot komt vooral doordat dit onderzoekskader letterlijk in het PvE-stondaorddocument stoot (paragraaf 5.2). Ook bij de NOoA wordt voornamelijk verwezen noor hoofdstukken.
Een derde wijze waarop gebruik von de POA is nagegaan betreft enkele vragen over het gebruik in bovengenoemde mailing oon 18 archeologen die goed bekend zijn met de archeologie von Zuid-Holland. Behalve noor relevante onderzoeken voor de evaluatie is hen ook gevraagd noor gebruik von de POA bij hun onderzoeken. Opvallend genoeg hebben slechts weinigen de vragen naar gebruik von de POA beantwoord. Mogen we hier uit afleiden dot ze er geen gebruik van moken? Vijf archeologen die voor een gemeente werkzaam zijn hebben aangegeven von de eigen gemeentelijke onderzoeksagenda gebruik te maken. Eén daarvan geeft oan dot de POA ten dele in de gemeentelijke onderzoeksagenda is verwerkt en een onder maakt wel gebruik van de POA bij projecten 28
woor de provincie Zuid-Holland opdrachtgever is en gebruik von de POA vereist is. Ten slotte geeft een medewerker von een omgevingsdienst, belast met controle van archeologische rapporten en PvE's, oon dot de POA sporadisch wordt genoemd in PvE's en dat soms daadwerkelijk thema's worden overgenomen. Hij zegt er wel bij dof de POA door archeologische bedrijven over het algemeen weinig wordt gebruikt.
4.2 Vergelijking met GOA en NOaA
Gemeenten met een eigen onderzoeksprogramma of onderzoeksogendo gebruiken deze bij hun onderzoeken. Zo'n GOA, in dit geval die von Den Heog, is in feite allesomvattend opgezet, met ruime aandacht voor alle periodes en een zware component 'landschap' die bij iedere periode nog eens specifiek terugkomt. Uit een breed scolo oon gerichte onderzoeksvragen kunnen t.b.v. PvE's periode- en locatiespecifieke vragen worden overgenomen. Vook is er natuurlijk overlap in onderzoeksthema's en -vragen met de POA en is ook bij de opstelling ervan noor andere onderzoeksagenda's, zoals de POA en NOoA gekeken. In PvE's van gemeenten zonder eigen onderzoeksagenda worden de POA en de NOoA wel genoemd, moor vaak in algemene termen, min of meer plichtmatig en zeer kort aangestipt. Toch zou juist voor deze gemeenten de POA een rol kunnen spelen, moor wellicht mookt de brede insteek van de thema's en vragen het moeilijk om deze in PvE's te operationaliseren. Dezelfde problematiek speelt ook bij de NOoA. De brede insteek van de vragen en thema's heeft overigens wel tot gevolg dot deze vaak, ook bij kleiner onderzoek, wel oon bod komen. Ten slotte zijn er voor hele grote projecten soms zelfs geheel eigen onderzoeksagenda's opgesteld. Een duidelijk voorbeeld betreft het onderzoekskader von het AHR-project, waaraan veel gemeentelijke archeologen hebben bijgedragen. In een emeente ols Delft wordt bij opstellen von PvE's nog steeds teruggegrepen noor de vraagstellingen en onderzoeksdoelen noor dit nderzoekskoder.
29
5. CONCLUSIES EN ADVIES
5.1 Zijn er themavragen uit de POA afdoende beantwoord?
Veel archeologische onderzoeken uit de afgelopen vijfjaar hebben bijgedragen aan de beantwoording van themavragen. Binnen de onderzoeken wordt vook zelfs antwoord gegeven op vragen uit meerdere thema's tegelijk. Dit was ook te venwachten, de rapporten zijn immers geselecteerd op hun inhoud die soms ook meerdere archeologische periodes omvat. Echter, hoe belongrijk de geleverde informatie ook is, deze zegt in feite alleen iets over een specifieke locatie of hooguit een lokale situatie. De thema's en vragen uit de POA zijn zo breed opgezet dot ze in feite nooit geheel beantwoord zullen zijn. Dit heeft niet per se een negatieve lading, want in die algemeenheid kon namelijk ook de kracht von de POA schuilen. Het was immers de bedoeling samenhang te brengen door thema's te kiezen die voor de hele provincie relevant zijn, en bovendien het bovenlokale aspect ook nieuwe onderzoekskonsen voor de provincie te geven (zie verderop onder 'advies'). Een kort samengevat antwoord op bovenstaande vraag luidt dus: nee, er zijn nog geen vragen afdoende beantwoord.
5.2 Wordt de POA (goed) gebruikt?
De POA wordt slechts sporadisch gebruikt door archeologen die actief zijn in de provincie Zuid-Holland. Hij wordf wel gebruikt bij grotere infrostructurele projecten waar de provincie zelf een rol in speelt als opdrachtgever en/of bevoegd gezag. Dit zijn ook de projecten woor de POA bij uitstek geschikt voor is, niet olleen omdat ze een groot gebied doorkruisen of bestrijken, en daarmee passen bij de ruim opgezette thema's en vragen, moor ook omdot ze gemeentegrens overschrijdend zijn. De POA wordt niet direct gebruikt binnen gemeenten met eigen onderzoeksagenda's. In deze veelal grote gemeenten zijn hooguit thema's uit de POA min of meer overgenomen in lokale onderzoeksdoelen en -vragen. Meestal borduurt men echter al sinds lange tijd voort op eerdere onderzoeken en de bijbehorende vraagstellingen, die binnen een gemeente ook veel specifieker kunnen en moeten zijn (bijvoorbeeld het onderzoekskader von het AHR-project). Gemeentes die geen eigen onderzoeksogendo hebben loten hun PvE's veelal door archeologische bureaus opstellen, waardoor de kons dof de POA gebruikt wordt groter is. Vaak wordt door hen in algemene en korte termen noor de NOoA en/of de POA verwezen. Het antwoord moet zijn dat de POA in feite alleen op een juiste manier wordt gebruikt bij grotere infrastructurele projecten van de provincie zelf, woor de POA ook het meest geschikt 30
voor is. Een nadere vertaling von de onderzoeksthema's en -vragen uit de POA dient echter wel voor ieder specifiek project te worden gemaakt om tot het juiste maatwerk te kunnen komen.
5.3 Heeft de POA nog bestaansrecht in het huidige, gedecentraliseerde archeologische bestel?
Om no te gaan of de POA nog bestaansrecht heeft in het huidige archeologische bestel is nagegaan of de eigen doelstellingen zijn gehooid. Het betreft de volgende doelstellingen, zoals verwoord op pogino 8 von de POA:
Doel 1: Dienen als afwegingskader
bij hef opstellen van PvA's en PvE's voor projecten
de provincie Zuid-Holland optreedt als bevoegd
waar
gezag.
Doel 2: Houvast bieden aan initiatiefnemers bij ruimtelijke ontwikkelingen door aan te geven wai de provincie voor een specifiek project aan archeologie Doel 3: Houvast bieden aan gemeenten een eigen archeologisch
belangrijk
acht.
bij hef bepalen van de eigen onderzoeksvragen
en
beleid.
De bestudering von projecten met de provincie ols bevoegd gezag (en opdrachtgever) els 'Bochtofsnijding Delftse Schie' en 'Gouda - Zuidwestelijke Randweg' leidt tot de conclusie dot de eerste doelstelling is gehooid. Bij beide onderzoeken is ruim aandacht oon thema's uit de POA besteed en die hebben bijgedragen tot gedegen onderzoek en beontwoordeing von themovrogen. Aon beide andere doelstellingen is niet voldaan. De specifieke inhoud van de POA komt niet of nauwelijks terug in PvE's of onderzoeksagenda's van gemeentelijke instanties of private ondernemers, waarmee op de in de POA gedane handreiking niet is ingegaan. De conclusie is dot de POA nief goed post bij de lokale, AMZ-gereloteerde onderzoeken die binnen de gemeenten plaatsvinden. De thema's en vragen uit de POA overstijgen in feite de lokale onderzoekswensen. Bij grote infrastructurele projecten ols de aanleg von wegen, waterwegen en dijken, woor vragen op bovenlokaal niveeu gesteld kunnen en moeten worden, blijft het echter uitermete zinnig een onderzoeksogendo els de POA te hebben om het archeologisch onderzoek de juiste richting te geven.
De POA wordt in de praktijk waarschijnlijk niet gebruikt zoals de provincie hem bedoeld had; namelijk ols richtinggevend document. Dot komt vermoedelijk door de eerder genoemde brede insteek bij de vragen, die de AMZ-onderzoeken vrijwel alfijd overstijgen. Er zijn daarbij geen duidelijke handleidingen hoe men in de PvE's die vragen zou moeten operationaliseren 31
op een AMZ-gereloteerd onderzoek. Doorom noemen PvE-schrijvers misschien nog wel de POA, moor worden de thema's en vragen niet concreet gemaakt. Om dit te ondervangen zou de provincie of duidelijke richtlijnen/handvaten kunnen geven hoe de POA-vregen te operotionoliseren in het veld, of de vragen op een andere niveau beantwoord zien te krijgen don in het AMZ-bestel. Daarmee doelend op een vervolgtraject woorin de provincie de resultaten van onderzoek samenbrengt en dus vanuit een synthetiserend traject poogt hoor POA-vragen te beantwoorden. De bouwstenen worden immers wel vaak aangeleverd door AMZ-gereloteerd onderzoek, maar de stapeling von de bouwstenen komt niet van de grond omdot het te bouwen bouvvwerk site-overstijgend is. De provincie zou juist die overkoepelende rol kunnen spelen en daarin zou ons inziens de kracht van de POA moeten schuilen.
5.4 Nieuwe vragen en thema's? Advies over toekomstige kansen voor de POA
Wat de provincie zou kunnen beogen, naast het voortzetten von de huidige opzet met betrekking tot grote infrastructurele projecten, is tevens boven de AMZ uitstijgen en een of meer synthetiserende trajecten in te zetten om de vragen te beantwoorden. Als voorbeeld geldt hier het ongepubliceerde onderzoek von Koopmons noor het grofgebruik in de provincie, waarmee een op het eerste gezicht betrekkelijke lacune kon worden opgelost. Maar er liggen meer ijzers in het vuur. Wanneer bijvoorbeeld de sites Goedereede, Naaldwijk, Ockenburgh en wellicht straks Scheveningseweg oon elkaar worden gesmeed, komen door bovenlokole/regionole, en dus provinciale, verbintenissen uit die idealiter ook op provinciaal niveau behandeld zouden kunnen worden. De lokale thematiek wordt immers ol op AMZ-niveou bij de uitwerking von een vindplaats beschreven, terwijl op landelijk niveau de olies overkoepelende thema's als Romonisotie, de Romeinse limes of de Laot-Romeinse tijd worden aangeroerd. Juist op het provinciaal niveau kon een verdiepingsleg pleotsvinden die een eentel lokele issues verenigd en deerdoor meerweerde geeft een het provinciole ercheologische onderzoek.
De kansen liggen dus op twee fronten: zowel in grote infrastructurele projecten woor de provincie ols bevoegd gezag de POA hanteert, als bij het samenstel von de resultaten afkomstig von gemeentelijk gerelateerd AMZ-onderzoek. De combinatie van beide kon leiden tot een verdere inbedding van de POA en daaruit zou een aantal speerpunten kunnen voortkomen waar het provinciaal beleid zich nadrukkelijk op zou kunnen richten, in synthetiserende zin.
32
Enkele speerpunten kunnen zijn: - het grafritueel langs de Zuid-Hollondse limes (Valkenburg ZH) en de vergelijking met de rest van de provincie; - het samenvoegen van londschapsonderzoeken tot grotere beelden; - waterbeheersing en de waterhuishouding met mogelijk ook aandacht voor hydrologische aspecten; - een studie over de opbouw von duinen en strandwallen en duinen door het samenvoegen van allerlei gedetailleerd onderzoek; - diachroon onderzoek naar bewoning en gebruik langs secundaire rivieren ols de Gantel, de Schie en de Rotte; - ook het onderzoek noor specialisatiezones per regio en/of per periode zou op een hoger schaalniveau don de nederzetting kunnen worden opgestart, om te onolyseren of nederzettingen in een bepaalde regio (bijvoorbeeld nabij de stad Forum Hadriani) een ontwikkeling doormaken; bijvoorbeeld of er naarmate de tijd vordert een verschuiving plaatsvindt op landbouwgebied met betrekking tot het houden von schapen ten faveure van rund of poord, of de teelt von spelttonve i.p.v. meer prehistorische gewassen als emmer en duivenboon, etc. Het belang ervan kon gerelateerd worden oon een ontwikkelende economie die wordt gemodelleerd en gestuurd naor de vraogbehoefte van nietproducerende inwoners von de stad en het leger.
Kortom, er wordt geadviseerd om vanuit de POA een oontol lokale (uitkomsten van) projecten als synthetiserend speerpuntenonderzoek concreet oon elkaar te verbinden. De resultaten ervan overstijgen immers het lokale belang en kunnen vervolgens wederkerend hun meerwaarde bieden oan nieuw lokaal onderzoek. Synthetiserend onderzoek op provinciale schaal hoeft niet te bijten met een landelijke onderzoeksagenda. Integendeel, het kan zelfs samenvallen, complementair zijn of grotendeels overeenkomen. De potentie van het Zuid-Hollandse erfgoed is immers enorm en waardevol, en de voorgestelde speerpunten kunnen daarin de POA meer draagkracht geven.
33
6 Bijlage Resultaten bestudering rapporten t.b.v. evaluatie POA ZuidHolland
J. Lanzing, H. Siemons en W. Vos
Thema 1: Strijd tegen en met het water. Beoordeling per rapport: Titel: I.A. Schute, 2011, Archeo/og/sche sporen onder de Zuidboulevard van Katwijk aan Zee; plangebied voormalig Zeehospitium, gemeente Katwijk; archeologisch onderzoek: een mechanisch booronderzoek. Weesp (RAAP-rapport 2255).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IC 1C: Informatie over opbouw en lokale chronostratigrafie van oude en jonge duinen. In het kader von deze themovroog mag dit onderzoek niet onvermeld blijven. Er zijn 250 mechanische boringen gezet door een pakket oude en jonge duinen. Hierbij is zowel in de oude als jonge duinen op meerdere niveaus sprake van bodemvorming. Er zijn vier logen met vondsten aangetroffen uit de periode midden ijzertijd - midden Romeinse tijd.
Gebruik gemaakt van POA? Niet bekend.
Beoordeling per rapport: Titel: Arcadis/RAAP, 2012, Archeo/og/sch verkennend en karterend onderzoek, kustversterking Katwijk, gemeente Katwijk.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, IC 1A: In een plangebied von 44 ho zijn 267 verkennende en karterende boringen gezet waarmee het landschap, bestaande uit estuoriene afzettingen von de Oude Rijn, het Oude Duin landschap en het Jonge Duinlandschap, gedetailleerd in koort is gebracht. Daarbij zijn op verschillende niveaus vindplaatsen aangetroffen. 10: Informatie over opbouw en lokale chronostratigrafie von oude en jonge duinen. Zie 1A
Gebruik gemaakt van POA? Geen gebruik gemaakt von de POA.
iii
Beoordeling per rapport: Titel: Koot, H., L. Bruning, R.A. Houkes (red.), 2008, Ypenburg-Locat/e 4. Een nederzetting met een grafveld uif hef Midden-Neolifhicum in hef West-Nederlandse kustgebied. Leiden.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, IB, 10, ID 1 A/B: Er wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van de landschappelijke ontwikkeling in de periode 7000 v. Chr. tot 1200 no Chr. (nadruk op de periode 4100-3100 v. Chr.) met Ypenburg ols vost observatiepunt. In de Conclusie von hoofdstuk 2 wordt het ols volgt omschreven: 'De verticale opeenvolging von de aangetroffen afzettingen weerspiegelt de verdrinking von een riviervlakte waardoor een waddengebied ontstond, de verlanding von dot waddengebied en ten slotte de zeewaartse uitbouw van de kust, onder invloed van de stijging van het gemiddeld zeeniveau.' Doornoost is er aandacht voor de vegetatie en aangetroffen diersoorten. 1C: In aanvulling op het bredere beeld van de landschappelijke ontwikkeling in hoofdstuk 2 wordt in hoofdstuk 3 gedetailleerd ingegaan op de stratigrafie, fasering en datering von het duin van Ypenburg. In hoofdstuk 4 wordt de opbouw von het duin op micromorfologisch niveau verder verdiept. 1D: Er is onderzoek gedaan noor de vissoorten die aanwezig zijn in de nederzetting ols onderdeel von de voedselvoorziening en voedseleconomie. De visvangst zelf komt in algemene termen oon bod. Uitwisselingsnetwerken worden besproken maar voor de rol van waterwegen hierin heeft de opgraving geen specifieke informatie opgeleverd.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt von de POA bij de opzet van het onderzoek (mogelijk was de POA nog niet beschikbaar). Voor het onderzoek zijn de onderzoeksvragen voor het onderzoek Schipluiden-Hornoschpolder overgenomen.
IV
Beoordeling per rapport: Titel: Flommon, J.P., en E.A. Besselsen, 2008, Het verleden boven water. Archeologische monumentenzorg in hef AHR-project. (Rapport Archeologische Monumentenzorg 148). Amersfoort/Delft.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 1A, 1E 1A: In hoofdstuk 2 wordt een uitgebreid overzicht gegeven von landschap, vegetatie en landgebruik in de Haagse regio vonof het midden neolithicum tot en met de nieuwe tijd. In hoofdstuk 5 wordt ingezoomd op het landschap in de periode 4300-3300 v. Chr. 1 E: Hoofdstuk 7 en 8 behandelen de ontwikkeling van de nederzettingen en de inrichting van het landschap in de Romeinse tijd in de Harnaschpolder. Er wordf ingegaan op greppelsystemen en hun relatie tot nederzettingen en het landschap. Hoofdstuk 13 heeft de titel 'Waterbeheer in Delfland tot de 15e eeuw'. In dit hoofdstuk worden allerlei vormen van waterbeheersing beschreven vonof de steentijd tot en met de middeleeuwen. Er wordt verwezen noor vindplaatsen in de regio zoals Vlaardingen.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt van de POA bij de opzet von het onderzoek.
Beoordeling per rapport: Titel: Tol, A.J. en B. Jansen, 2012, Sleuven door de delta van de Oude Rijn. Plangebied Nieuw Valkenburg, gemeente Katwijk. Inventariserend veldondeaoek door middel van proefsleuven. Leiden. (Archol-rapport 172).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, IB, IE 1 A/B: In hoofdstuk 3 en 5 wordt zeer uitgebreid ingegaan op de landschappelijke ontwikkeling van het circa 250 ho grote gebied. In hoofdstuk 5 wordt het estuarien landschap beschreven von no 4400 v. Chr., het kwelder/krekenlandschap uit de periode bronstijdijzertijd en de getijden-(dek)afzettingen uit de periode late ijzertijd-middeleeuwen. In hoofdstuk 6 wordf oon de hond von enkele profielen gedetailleerd de landschappelijke kenmerken von een oontol zones besproken. 1 E: Hoewel niet perse gericht op waterbeheersing heeft het proefsleuvenonderzoek vanwege zijn omvang een beeld gegeven von de landinrichting en het landgebruik in de verschillende perioden.
Gebruik gemaakt van POA? In hoofdstuk 2 wordt aangegeven dot voor het wetenschappelijk kader in het PvE verwezen wordt noor thema's 2, 3 en 4 van de POoZH, gek genoeg niet naor thema 1.
VI
Beoordeling per rapport: Titel: Dijkstra, M.F.P., 2011, Rondom de mondingen van Rijn & Maas. Landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in hef bijzonder de Oude Rijnstreek. Leiden. (Academisch proefschrift)
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, 10, ID IA: Hoofdstuk 2 gaat uitvoerig in op het landschap en de veranderingen daarin gedurende de loot-Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen. Hierbij wordt ook aandacht besteed oon de grebruiksmogelijkheden von het landschap. Het onderzoeksgebied omvat bijna de gehele provincie Zuid-Holland. IC: In hoofdstuk 2 wordt kort en algemeen aandacht besteed oon de Jonge Duinvorming langs de Hollandse kust. 1D: In hoofdstuk 2 worden de verschillende woterroufes beschreven en de contactmogelijkheden die deze boden. Ook in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op (rivier)handel, handelsproducten en handelsplaatsen.
Gebruik gemaakt van POA? De publicatie is een proefschrift in het kader van het onderzoeksproject hef 'Frisio project'.
vü
Beoordeling per rapport: Titel: Stokkel, P.J.A., 2012, Strijden mef en fegen de elementen. Wijndaelerplanfsoen in Den Haag. Boerennederzettingen uif de midden bronstijd en de ijzertijd in hef duingebied. (Haagse Oudheidkundige Publicaties 15). Den Hoog.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IC 10: In hoofdstuk 2 wordt het duin met meerdere cultuurlagen gedetailleerd beschreven. Het vondstmateriaal biedt gelegenheid om ook uitspraken te doen over de tijdsduur waarin bodems zijn gevormd. Er wordt ook kort ingegaan op het grondwater. Niet direct gericht op waterbeheersing maar wel een oon landinrichting gerelateerde andere kwestie komt in hoofdstuk 3 oon de orde. Een verklaring wordt gezocht en gegeven voor de vele greppels uit de ijzertijd die zijn aangetroffen en hoe deze zich verhouden tot akkerbouw in het duingebied. Niet alleen waterbeheersing moor ook droogtebeheersing is blijkbaar een kwestie in het Zuid-Hollondse gebied.
Gebruik gemaakt van POA? In het rapport wordt venA/ezen noor het PvE. Het ligt voor de hond dot de vragen afkomstig zijn uit de gemeentelijke onderzoeksagenda en het eigen onderzoeksprogramma von Den Haag.
Vlll
Beoordeling per rapport: Titel: Zijl, W., M.J.L.Th. Niekus, P.H.J.I. Ploegaert en J.M. Moree, 2011, Rotterdam Beverwaard Tramremise. De opgraving van de top van een donk mef sporen uif hef Mesolithicum en Neolithicum (vindplaats 13-83). Rotterdam (BOORrapporten 439).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA IA: De bodemopbouw van een rivierduin met mesolithische en neolithische resten wordt in hoofdstuk 4 beschreven.
Gebruik gemaakt van POA? Er wordt verwezen naar het PvE woorbij ongetwijfeld gebruik is gemaakt von het eigen onderzoeksprogramma von de gemeente Rotterdam.
IX
Beoordeling per rapport: Titel: Siemons, H., en J.J. Lanzing (red.), 2009, Bewoningssporen uif de Romeinse fijd in hef Waferingse Veld, Den Haag. (Haagse Oudheidkundige Publicaties 11). Den Hoog. Siemons, H., en E.E.B Bulten (red.), 2014, Waferingse Veld, gemeente Den Haag. Van steentijd fof nieuwe fijd. Den Hoog (Haagse Oudheidkundige publicaties 17).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, IE IA: In beide delen wordt uitvoerig ingegaan op de vorming von het landschap. Deel 1 (2009) richt zich voornamelijk op de Romeinse tijd. In deel 2 (2014) wordt de landschapsvorming voor de volledige bewoningsgeschiedenis van steentijd tot nieuwe tijd behandeld. Vooral het Gantelsysteem speelt hierin een belangrijke rol. 1 E: Niet perse Maas- of Rijndelta, maar in de regio Den Hoog/Delft speelt het onderzoek noor landschapsinrichting en waterbeheersing een grote rol. Met name de grote greppelsystemen uit de Romeinse tijd zijn vaak onderwerp van studie.
Gebruik gemaakt van POA? Nee, eigen onderzoekskader opgesteld waarin AHR-project ook een rol speelde.
Beoordeling per rapport: Titel: Bakx, J.P.L. (red.), 2013, Mef rituelen omsloten. Opgraving van een inheems-Romeinse nederzetting langs de oudselaan in de Harnaschpolder, gemeente Midden-Delfland. Delft (Delftse Archeologische Rapporten 107). Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, IE 1A: Hoofdstuk 2 bevat een uitgebreide beschrijving van het landschap. 1 E: Het rapport biedt uitgebreid aandacht oon de verkaveling von het landschap in de Romeinse tijd.
Gebruik gemaakt van POA? Nee, onderzoeksvragen zijn grotendeels ontleend oon hef AHR-project.
XI
Beoordeling per rapport: Titel: Feijst, L.M.B van der (red.), 2012, Vechten tegen het wassende water in de Romeinse fijd. Een archeologische opgraving in plangebied Hoogeland-Oost, 'f Zand Heultje fe Naaldwijk. Amersfoort (ADC-rapport 3186).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen IA, I D e n IE. IA: Het rapport bevat een uitgebreide en gedetailleerde landschappelijke beschrijving. 1D: In het rapport komt ook onderzoek naor de aanwezigheid von het kanaal von Corbulo aan de orde. 1 E: Belangrijk onderdeel van de studie zijn de maatregelen (beschoeiingen, ophogingen) die de bewoners hebben getroffen tegen overstromingen ten tijde van stormvloed, zoals ook de titel van het rapport aangeeft. Een zeer directe aansluiting bij themavraag 1 E.
Gebruik gemaakt van POA? De POA wordt genoemd in het PvE bij het onderzoek met de thema's 1,2 en 3.
xii
Beoordeling per rapport: Titel: De Bruin, J., G.P.A. Besuijen, H.A.R. Siemons en R.J. van Zoolingen, 2012, GoedereedeOude Oostdijk. Een havenplaats uif de Romeinse fijd. Leiden.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen ID en IE. 1D: Waterwegen en vaarroutes in de Romeinse tijd is een belangrijk onderdeel von deze publicatie. Kodewerken, beschoeiingen en handelsnetwerken komen zeer uitgebreid aan de orde. De nederzetting had waarschijnlijk een functie in de overslag en distributie van goederen. 1 E: Gezien de ligging von de nederzetting was de strijd tegen het water een belangrijke zoak die terug te zien is in de sporen en structuren.
Gebruik gemaakt van POA? Het onderzoek heeft plootsgevonden in het koder van het onderzoeksprogramma Odyssee.
XIII
Thema 2: Overgangsfasen in de bewoningsgeschiedenis.
Beoordeling per rapport: Titel: Alma, X.J.F. & R. Torremans (red,) 2010: Gouda Westergouwe, deelgebied 3, Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven. ADC Rapport 2552, Amersfoort.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 2A, 2B, 2 0 2A) In het proefsleuven onderzoek is een vindplaats aangetroffen op crevasseofzetfingen (actief tot ca. 5200 v. Chr.) die horen bij de Gouderak stroomgordel. De botanische aanwijzingen uit het onderzoek wijzen op een landschap uit het Atlanticum, daterend uit het laat mesolithicum of vroeg neolithicum. De vindplaats, die ligt op de oever van een half open geul of strong, bestaat uit een vlakniveau met sporen en een afdekkende venige vondstloog en is later geheel door veen afgedekt. 2B) Archeologische resten zijn bewaard gebleven in de vorm von een venige vondstloog op de oever van een geul, met eronder enkele sporen (kleine pooltjes) . Er is vondstmateriaal aanwezig in de vorm van vuursteen, schubben, bot en plantaardige resten. Het vuursteen wijst op aanwezigheid von mensen in de periode laat mesolithicum - vroeg neolithicum en de aanwijzingen uit de botanische resten over het landschap geven oan dot het een open, vochtige en voedselrijke omgeving was. Of er sprake was von akkerbouw is nog onzeker, maar dit is gezien de locatie niet waarschijnlijk. Nader onderzoek biedt zeker kansen om meer over de archeologie, het landschap en de vegetatie en de voedseleconomie te weten te komen. 2C) De vindplaats werd bezocht in het loof mesolithicum en/of vroeg neolithicum en is te omschrijven ols (jacht)kampemenf. Nog onduidelijk is of het kampement permanent werd bewoond of niet en of de locatie vaker werd bezocht, bijvoorbeeld zowel in het loot mesolithicum ols vroeg neolithicum. De crevasse was actief tot 5200 v. Chr. en de botanische resten en de artefacten duiden op een landschap en materiaal mogelijk in zowel het loot mesolithicum els vroeg neolithicum. Het vondstmeterieel is zowel vergelijkbeer met Swifterbend moterieol ven Herdinxveld/Giessendem (mesolithicum,) els met de Vloordingencultuur (neolithicum). Aardewerk is vooralsnog niet aangetroffen. Ondanks extra boringen buiten de proefsleuf om de omvang en exacte ligging von de vindplaats te bepalen is dit nog niet gelukt (inmiddels is nog een poging gedoon d.m.v. extra boringen). Nader onderzoek in de vorm von een opgraving zou zeker kunnen bijdragen oon het noder toeschrijven van de vindplaats oon een periode en cultuur.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt von de POA bij de opzet van het onderzoek. De onderzoeksvragen komen wel grotendeels overeen met vragen uit de POA, moor zijn er los von opgesteld.
XIV
Beoordeling per rapport: Titel: Zijl, W. e.a, 2011: Rotterdam Bevenwoord Tramremise. De opgraving von een donk met sporen uit het Mesolithicum en Neolithicum (vindplaats 13-83), Rotterdam (BOORropport 439).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 2A, 2B, 20 2A) Het onderzoek betreft één von meerdere rivierdonken uit het IJsselmondegebied. De donk wordt ten dele afgedekt door Hollandveen, verder zijn er resten von een middeleeuws dek en geroerde grond. De top bevindt zich in feite dicht onder het oppervlak, waardoor organisch materiaal slecht geconserveerd is. Het rapport bevat een uitgebreide beschrijving von de bodemopbouw. 2B) Archeologische resten zijn bewaard gebleven in de vorm van een vondstloog in de top van het duin (midden neolithicum) en enkele sporen (diverse typen kuilen, waaronder graven, uif hef midden mesolithicum). Paleo-ecologische resten zijn niet bewaard gebleven. Voor de beschrijving van de vegetatie en het landschap zijn onderzoeksresultaten van donken in de omgeving meegenomen. De situatie is uitgebreid beschreven, evenals het overgroeid roken met veen na afloop. 20) De donk werd bezocht in het midden mesolithicum en midden neolithicum. De midden mesolithische bezoek waren vermoedelijk kortstondig, moor wel met een speciaal doel. Op twee ver uiteen liggende momenten werden er mensen gecremeerd en begraven (7600 7100 v.Chr.). Enkele kuilen (o.a. een hoordkuil) kunnen ook op ander gebruik duiden. In het midden neolithicum zou sproke kunnen zijn van meer permanent bezoek (vondstloog). Vondstmateriaal (oordewerk en vuursteen) wijst op aanwezigheid tussen 4200 en 3800 v.Chr. (Midden Swifterbond/hozendonk 1) en 3500-3400 v. Chr. (Vloordingencultuur). Loot mesolithische resten zijn hier niet aangetroffen, moor wel op andere donken in de omgeving.
Gebruik gemaakt van POA? Hef rapport beschrijft de opgraving uitgebreid en op gedetailleerd niveau en sluit nauw oan bi] breder lokaal Rotterdams onderzoek. De onderzoeksvragen komen grotendeels overeen met vragen uit de POA, maar zijn er los von opgesteld.
XV
Beoordeling per rapport: Titel: Waasdorp, J.A., en E. Eimermann, 2008, So//eve/d. Een opgraving naar een Merovingisch grafveld aan de rand van Den Haag. (Haagse Oudheidkundige Publicaties 10). Den Hoog.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 2F, 2G, 2H 2F) Op locatie 'Solleveld' in de duinen von Den Haag zijn in meerdere onderzoeksfasen resten van een grafveld uif de vroege middeleeuwen opgegraven. Uiteindelijk zijn 46 graven gedocumenteerd, zeer divers van karakter. Hef betreft zowel inhumaties ols crematies, eengetroffen ols gewone inhumotie en lijksilhouet en ols losse crematie of crematie in een urn. Speciaal is een wopengrof en zeer bijzonder een bootvormig grof. Het grafveld was globaal tussen 550 en 650 in gebruik. In het grafveld komen 3 soorten aardewerk voor die als gidscategorieën kunnen worden bestempeld: 1) knikwondpoffen uit het Duitse Rijnland, Angelsaksische urnen, horend bij de Noordzeecultuur en Tritsum aardewerk, hondgevormd aardewerk met parallellen uit het Friese gebied. Het opgegraven moteriool dateert uit de 6^ en 7^ eeuw. 2G) Het grafveld von Solleveld ligt nabij een vroeg middeleeuwse nederzetting die is gebouwd noost het Romeinse Ockenburgh. Het Romeinse nederzettingsterrein is door de middeleeuwse bewoners gebruikt ols akkerland. Door eerder gebruik en afval was dit wellicht vruchtbare grond. Dezelfde situatie is aangetoond bij locatie Frankenslag. Er is dus geen sprake van continuïteit van bewoning of gebruik, moor wel wordt bewust de oude locatie weer in gebruik genomen. 2H) Het grafveld von Solleveld, de bijbehorende nederzetting en de vroegmiddeleeuwse nederzetting bij Frankenslag geven aon dat ook langs de kust sprgke wgs vgn ggnwezigheid en gctiviteit, net gis Igngs de Rijn en de Mggs. Het in het grgfveld ggngetroffen vondstmateriaal (aardewerk en metool) en de bijzondere graven (wapengraf en bootvormig graf) geven oan dot de bewoners deelnamen oon het 6^ - 7^ eeuwse handelsverkeer in de regio en daarbuiten. Het specifieke karakter von de nederzettingen in het duingebied bij Den Haag is niet bekend.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt von de POA bij de opzet van het onderzoek. De vragen zijn specifiek op het onderzoek von het grafveld afgestemd. De onderzoekers wisten wat ging komen, aangezien delen von het grafveld ol waren opgegraven.
XVI
Beoordeling per rapport: Titel: Velde, H.M. (ed.) 2008: Cananefafen en Friezen aan de monding van de Rijn. Tien jaar archeologisch onderzoek op de Zander//'-Westerbaan fe Katwijk (1996-2006), ADC Monografie 5, Amersfoort.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 2F, 2G, 2H 2D/E Katwijk 'Zanderij' heeft vroeg Romeins aardewerk opgeleverd (co. 40 n. Chr.), moor vooralsnog lijkt het gebied onbewoond te zijn geweest in de overgangsfase von late ijzertijd noor Romeinse tijd. Beide niveaus zijn ook stratigrafisch von elkaar gescheiden, veroorzaakt door omvangrijke zandverstuivingen tegen het einde van de ijzertijd. 2F) Vindplaats Katwijk 'Zanderij' heeft diverse nederzettingen uit de vroege middeleeuwen opgeleverd. Eerst in beperkte mate in de periode 475-550 en later meer uitgebreid (550-700). Ook doorno liep de bewoning nog door. In het vroeg middeleeuwse aardewerk komen zowel invloeden uit Frankisch gebied voor als Angelsaksische invloeden. Deze komen ook tot uitdrukking in de metaalvondsten (fibulae en munten). In de 7^ eeuw is er mogelijk zelfs een eigen muntplaats in de Zanderij. 2G) De Romeinse bewoning stopt in de periode 240-270 en de vroeg middeleeuwse bewoning start vonof 475-550. In de tussentijd, en don met name in de 4^ en 5^ eeuw, is vermoedelijk sprake von overstromingen en zandverstuivingen in het onderzoeksgebied, waardoor het minder aantrekkelijk is voor bewoning. Als nieuwe stuifduinfjes zijn ontstaan is het gebied weer meer oontrekkelijk voor bewoning en agrarisch gebruik (akkerbouw en veeteelt). 2H) De in de vroeg middeleeuwse nederzettingen in de Zanderij aangetroffen vondstmaterialen geven wel oan dot men deel uitmaakte von een handelsnetwerk, maar men lijkt er geen speciale rol in te hebben gespeeld. De enige aanwijzingen doorvoor zouden eventuele poordenfok en de mogelijke 7^ eeuwse muntslag zijn. Mogelijk bestond meer specialisatie langs de echte vaarroute van de Rijn (co. 500 meter verderop). Zo dicht bij de minding van de Rijn lijkt geen sprake te zijn von Emporio ols het latere Dorestod, moor wellicht van kleine handelsnederzettingen langs de vaarroute.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt van de POA bij de opzet von het onderzoek. Het recentere onderzoek borduurt voort op onderzoeksdoelen uit het zgn. Limesproject van de ROB uit de jaren '90. Het onderzoek is dermate breed opgezet, dot de themavragen uit de POA automatisch ook oon bod zijn gekomen.
XVII
Beoordeling per rapport: Titel: Waasdorp, J.A. (red.), 2012: Den Haag Ockenburgh. Een fortificatie als onderdeel van de Romeinse kustverdediging. Den Hoog ( Haagse Oudheidkundige Publicaties 13).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 2D/E 2D/E) Bij onderzoek naar een klein Romeins fort in de duinen op locatie Ockenburgh is op een dieper niveau een vindplaats uit de ijzertijd aangesneden. Het aangetroffen hondgevormde aardewerk verschilde duidelijk van het Romeins hondgevormd en beide vindplaatsen waren von elkaar gescheiden door een pakket opgestoven zond. Woor beide vindplaatsen zich in andere landschappelijke omstandigheden wellicht op één niveau hadden bevonden en lastig uit elkaar te zouden zijn geweest, is onderscheid op basis van stratigrafie en tijd hier duidelijk. Hoeveel tijd daadwerkelijk tussen beide fasen von gebruik zit is nog onbekend. Inmiddels is de uitwerking van de naast het fort gelegen Romeinse vicus in volle gong en ook daar is lokaal op een dieper niveau de vindplaats uit de ijzertijd aanwezig.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt von de POA bij de opzet van het onderzoek. Het betreft onderzoek dot reeds eerder in meerdere campagnes is uitgevoerd en in het koder von het Odyssee-programma voor de uitwerking von belangrijk archeologisch onderzoek nader is onderzocht.
XVIll
Beoordeling per rapport: Titel: Dijkstra, M.F.P., 2011, Rondom de mondingen van de Rijn en Maas. Landschap en bewoning fussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in hef bijzonder de Oude Rijnstreek. Delft/Leiden.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: 2F) Aardwerk uit de late Romeinse tijd (late 3^ - 4^ eeuw) uit het gebied in en rond de monding von de Rijn is zeer lastig te herkennen en munten uit die periode (4^ eeuw) zijn uiterst zeldzaam. Bovendien zijn er weinig overblijfselen von bewoning en gebruik, want de bevolkingsdichtheid is met naar schatting 90% afgenomen. Alleen als op regionaal niveau olie aanwijzingen voor aanwezigheid worden opgeteld wordt duidelijk dat het gebied toch in gebruik was, ol was het marginaal. Vroeg middeleeuwse kenmerken op vondstmateriaal zijn te herkennen vanaf de 2^ helft von de 5^ eeuw. Een belangrijke gidscotegorie voor deze eerst vroeg middeleeuwse fase vormen diverse aardewerkbaksels uit Alzey (Alzey 28 - 30). 2G) Vroeg middeleeuwse nederzettingen uit de 6«-7« eeuw rond de monding van de Rijn liggen of oporf of zijn op of nabij eerdere Romeinse nederzettingen gebouwd. In de eeuwen doorvoor (4^ - 5^ eeuw) wordt soms gebruik gemoekt von de verloten costellumferreinen. Voorbeeld hiervan vormen de horrea binnen castellum Valkenburg. 2H) De nederzettingen uit de 6^ en 7^ eeuw in het mondingsgebied van de Rijn die tot nu toe zijn onderzocht betreffen goon echte emporio. Het zijn nederzettingen von co. 5 gelijktijdige boeren erven, geplaatst ols een soort lintbebouwing langs de rivier en met de korte zijde noor het water. Er was ongetwijfeld wel sprake von handel in deze nederzettingen, moor don von beperkte omvang.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemaakt von de POA bij de opzet van het onderzoek. Het betreft een promotieonderzoek dat specifiek is gericht op de periode 300-900, woorin wel informatie over de thema's uit de POA stoat.
XIX
Thema 3. Leven en wonen rond de limes. Beoordeling per rapport: Titel: Flamman, J.P. & E.A. Besselsen, 2008: Hef verleden boven water. Archeologische monumentenzorg in hef AHR-project, Amersfoort (Rapport Archeologische Monumentenzorg 148).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavraag 3A 3A) Het onderzoek heeft dato opgeleverd von twee meerfosige nederzettingen die zich volgens de onderzoekers- hiërarchisch gezien bevinden tussen het 'inheemse' MiddenDelfland en het meer Romeinse Rijswijk -De Bult. Verder is analoog aan regionaal onderzoek gepuzzeld aan een patroon von greppelsystemen woorin volgens de onderzoekers de Gulden Snede verborgen zit, welke werd getoetst en aangevuld. Sporen von dammen, duikers en andere watergereloteerde zaken werden verwacht, maar zijn niet aangetroffen. Ook begravingen blijken afwezig in de dataset.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is geen gebruik gemaakt von de POA bij het onderzoek, omdat die nog niet bestond toentertijd. Wel is het zo dat de set vragen die binnen het AHR-project zijn geformuleerd destijds, een belangrijke regionale rol spelen bij AMZ-gereloteerde onderzoeken in de regio, en ook wellicht een gedeeltelijke aanjager zijn geweest voor de POA-vragen. De provincie was destijds in het AHR-project wel het overkoeplende bevoegd gezag en heeft middels die rol hoor invloed op het onderzoek doen gelden. Daarmee heeft de provincie eigenlijk indirect invloed op de afgeleide set vragen die dikwijls in de regio worden gebruikt en waren gebaseerd op hef AHR-project.
XX
Titel: Siemons, H.A.R. & J.J. Lanzing, 2009: Bewoningssporen uif de Romeinse tijd in hef Waferingseveld, Den Hoog (Haagse Oudheidkundige Publicaties 11).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavraag 3A 3A) Het onderzoek noor het Hoge Veld in Den Hoog heeft antwoorden geleverd die bijdragen oon de kennis over het functioneren van landelijke nederzettingen in de microregio Den Hoog in de Romeinse tijd. De akkerbouw/veeteelt component zijn duidelijk aanwezig in de archeologische doto, en onderschrijven het gebruikelijk beeld over bijvoorbeeld de oonwezigheid von cultuurgewassen in de regio. Surplusproductie is echter niet aantoonbaar, moor wel lijkt het aandeel schaap toe te nemen naarmate de Romeinse tijd vorderde. Aan de hond von de veranderende lay-out van de nederzetting mag echter wel een ondere omgang met het ingerichte cultuurlandschap worden afgelezen, waaruit vermoedelijk kon worden afgeleid dot de exploitatiemogelijkheden en daarmee wellicht 'de productie' toenam. Dit kon niet los worden gezien van de ontwikkelingen in de regio rondom Forum Hadriani en het Romeinse leger langs de Noordzeekust. Enkele gegevens duiden ook op een relatie met dot Romeinse leger, zoels de schofthoogtes ven enkele peerden, het voorkomen ven een opveilend porticus-huis met bijbehorende vondsten els schrijfgerei en militorio.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vreegstellingen is geen gebruik gemoekt ven de POA bij de opzet ven het onderzoek. Wel is gebruik gemeokt ven de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie en de vragen die destijds waren opgesteld bij grote projecten in de regio zoals het project Afvalwaterzuivering Haagse Regio (AHR). De specifieke onderzoeksvragen die bij de uitwerking von het Waferingseveld zijn gehanteerd, zijn gedeeltelijk opgenomen in de Gemeentelijke Onderzoeksagenda von Den Hoog die dateert von 2009. Deze vragen zijn betrekkelijk sitespecifiek-beschreven, moor de antwoorden kunnen worden gebruikt om POA-vragen verder te beantwoorden.
XXI
Titel: Vos, W.K. & E. von der Linden 2012: Rondom Romeinse Rijtjeshuizen. Archeologisch onderzoek naar de Romeinse vicus van Valkenburg (ZH) 'De Woerd', Leiden (Hazenberg Archeologische Series 2).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 3A, 3 0 3A) Het onderzoek naar De Woerd heeft antwoorden opgeleverd over de functionele indeling von de microregio Valkenburg ZH in de Romeinse tijd, waarbij een havencomplex en loter een vicus ols belangrijkste uitkomsten kunnen worden genoemd. Specialisatie kon niet specifiek moor wel globaal worden geduid, namelijk dot de aangetroffen rijtjeshuizen een woon-werk-winkeldeel hebben g e h a d en dot er goederen/diensten werden geproduceerd ten voordeel van het nabijgelegen Romeinse leger. De term ruraal centrum kon gebezigd worden, juist op plekken woor een stedelijk centrum ontbreekt, en wooraon de vicus een markt-, opslag-, distributie- en uitwisselingsfunctie mag worden toegekend. 30) De Woerd is niet een werkelijk militaire versterking. Moor gelet op de verzorgingsfunctie ols vicus voor het nabijgelegen legerkamp, mag hier wel een verbintenis worden gemaakt noor de pure militaire infrastructuur. Wat dot betreft is de aanwezigheid von de Romeinse limesweg uit de tijd von Hodrionus tekenend ols militaire geïnitieerd fenomeen, die we ook van andere terreinen kennen uit Romeins Valkenburg.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is geen gebruik gemookt von de POA bij de opzet von het onderzoek. Het betrof hier de uitwerking van oud onderzoek in het kgder vgn het NWO-project 'Odyssee'. De themgvrggen uit de POA komen op sommige punten wel overeen met het onderzoek n a a r d e Romeinse limes in het plangebied.
XXII
Titel: Bruin, J. de, G. Besuijen, H.A.R. Siemons & J. von Zoolingen, 2012: Goedereede-Oude Oostdijk. Een havenplaats uif de Romeinse fijd. Leiden.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen, 3A en 3D 3A) De nederzetting ontwikkelt zich vanaf de l^'^eeuw als havenplaats in een handelsnetwerk in het achterland von het Noordzeekustgebied. De gespecialiseerde rol die Oude Oostdijk speelt is die van een handelsplaats, hetgeen is of te lezen uit de opmerkelijk plattegronden en lay-out van de site en ook uit het beschikbare vondstmateriaal. 3D) Synthetiserend onderzoek van de bredere regio langs de Noordzeekust en speciaal het voorkomen van stempels van de Classis duiden op meerdere locaties waar aanzienlijke aantallen stempels CGPF voorkomen en waaruit verschillende vlootboses kunnen worden afgeleid. De meeste stempels zijn gevonden in Katwijk, Naaldwijk, Forum Hadriani en het Zeeuwse Veere. De rol van de marine en de relatie met de Noordzee-kustverdediging wordt vonof het einde van de 2^^ eeuw belangrijker. Mede i.v.m. invallende Chauken en andere Noordzee-dreiging mag het kustverdedigingssysteem in het leven zijn geroepen. Los daarvan lijkt het konool van Corbulo ol vonof de 2^^ eeuw te zijn verzand, en niet meer in zijn geheel bevoorbaor gebleken. Oude Oostdijk te Goedereede lijkt ols havenplaats aangesloten op een binnenwatertraject dot mogelijk vonof de Maasmond het Zuid-Hollondse en Zeeuwse achterland in reikte en ols verlengd kanaal van Corbulo mag worden geïnterpreteerd. Hef Romeinse leger, en specifiek de marine, kon hierin een beslissende en ontwikkelende rol hebben gespeeld ols contractor en projectontwikkelaar. Het belang von een economisch supro-regionool handelsnetwerk ols doorvoer von het Rijnland noor Britannia (en vice-verso) d e e d de marine besluiten om de vindplaatsen langs de Noordzeekust te beschermen.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is geen gebruik gemaakt von de POA bij het onderzoek. De uitkomsten sluiten echter noodloos oon bij enkele thema's von de POA e zijn derhalve waardevol.
XXIII
Titel: Feist, L. van der, E. Blom & J. de Bruin, 2008: De nederzetting te Naaldwijk II. Terug naar de sporen van Holwerda. Amersfoort (ADC Monografie 4). Feist, L.M.B, van der, 2012; Vechten tegen het wossende water in de Romeinse tijd. Een archeologische opgraving in plangebied Hoogeland-Oost 'f Zand Heultje fe Naaldwijk, Amersfoort (ADC-rapport 3186).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen, 3A en 3D 3A) Het onderzoek von 2008 in Naaldwijk heeft sporen opgeleverd van een rurale nederzetting die later wordt "omgevormd" (?) tot een nederzetting von vicus-achtige allure. De exacte betekenis von de plattegronden daarbinnen en de lay-out van de site zijn echter niet goed begrepen, zeker niet in relatie tot het "inheemse" karakter von de vindplaats gelet op de neerslag van de materiële cultuur. De sporen kunnen geduid worden als greppels van percelen of wanden von gebouwen, maar hun exacte interpretatie ontbreekt. Vermoedelijk is er sprake van Romeinse bouw in een vakwerktraditie woorbij houten, horizontale georiënteerde verbindingen en eventuele Stompf/ehm-constructies oon de orde zijn geweest, gelijkend soms op bouwwerken von militaire signatuur. Het onderzoek van 2012 leverde het beeld op von een niet-olledaogse doorsnee nederzetting gelegen op een terpachtig 'schiereiland ' midden in een loog gebied. De materiële cultuur weerspiegelt verregaande contacten met de Romeinen, don wel een behooriijke romaniseringsgrood gelet op het voorkomen von importkeromiek, bouwmateriaal moor ook wof meer uitzonderlijke zaken zoals godenbeeldjes en een aardewerken theatermasker. 3D) In de nederzetting von 2008 zijn niet alleen verschillende dakpanstempels von de Classis aangetroffen, maar komen tevens zeer bijzondere bronzen plaatfragmenten met opschriften van ondermeer de Classis. De baksteenstempels (CGPF) moeten alleen ol vanwege de eretitels (Pia Fidelis) von no 89 dateren, en ook de bronzen ploot mag gedateerd worden in de loat-Rovische, Hadrioanse periode. Het exceptioneel grote aantal vlootstempels in Naaldwijk doet een militair steunpunt vermoeden, en ook de positie von Naaldwijk ten opzichte von de Maasmond en het kanaal von Corbulo onderschrijft dit vermoeden. De sporen von de opgegraven vindplaats te Naaldwijk hebben dit vermoeden niet kunnen bevestigen, maar gelet op hun militairachtige bouwwijze en signatuur ook niet ontkracht. De site von 2012 leverde in die zin geen concrete nieuwe bijdrage oon het thema. Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is in het rapport uit 2008 geen gebruik gemookt von de POA bij de opzet von het onderzoek. Wel is in het PvE aansluiting gezocht bij onderzoeksvragen von een groot project in de regio namelijk de Afvolwoterzuivering Haagse Regio (AHR). Deze wordt in de regio veelvuldig ols regionale onderzoeksogendo gebruikt. Voor het onderzoek uit 2012 is dot wel gebeurd. Letterlijk staat er in het PvE dof voor het onderzoek (uitgangspunt de herziene POA uit 2010) de thema's 3 A tm 3 E van belang zijn. In afwachting von de formele vaststelling von de agenda, is bij de vertaling von die thema's vooral ook teruggegrepen op de ingestoken vrogen von het reeds eerder genoemde AHRproject met regionale uitstraling.
XXIV
Titel: Buijtendorp, T.M., 2010: Forum Hadriani. De vergeten sfad van Hadrianus: ontwikkeling, uiterlijk en betekenis van hef 'Nederlands Pompeji' (dissertatie VU Amsterdam). Driessen, M.J. & E. Besselsen (red.), in druk: Voorburg-Arenfsburg: Een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas, Amsterdam (Themoto 7).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen, 3A en 3D 3A) Beide onderzoeken naar Forum Hadriani zijn von evident belang voor het begrip en de kennis van de Romeinse stad en haar rol in de regio, in velerlei opzichten. Wat qua specialisatie en functie noor voren komt zijn noost de (micro)regionale uitstraling, de aanjagende, financieel-economische rol voor de gehele civitas Conanefotium , en ook de supraregionale contacten met het voor- en achterland van Gallia, Germanio, Belgico tot aan Britannia toe. Meerdere interessante analysen zijn uitgevoerd woorbij er hier slechts twee zijn aangehaald; zoals die (macroniveau) van economische morktmodelvorming en -ontwikkeling van de stad en omgeving, en (microniveau) over de levenscyclus von aardewerk en het daarmee gepaard gaande gebruik von aardewerken schijfjes - moor ook van loodproppen - als alternatieve kurken voor op kruiken en amforen. 3D) Het konool von Corbulo, de Vliet, de Gantel en de haven van Forum Hadriani zijn onlosmakelijke gegevens die uit archeologisch onderzoek complex moor ook nauw verweven blijken. De geschiedenis ervan voert te ver om hier exact te verwoorden, maar ruwweg mag gesteld worden dot de Vliet en de Gantel middels een artificiële wotePA-eg verbonden waren en tezamen een alternatieve transportroute vormden tussen Rijn en Maas ten opzichte von een buitengaats Noordzee-troject. De hoven von Forum speelt hier een evidente rol, ook voor wat betreft het in theorie aanmeren von zeewaardige schepen gebaseerd op de uitgebaggerde diepgang von de hoven, maar de precieze aansluiting von de hoven op de natuurlijke en/of gegraven waterlo(o)p(en) is niet altijd even helder. Meer specifiek voor de Classis zijn concreet qua materiële cultuur verschillende dakpanstempels von CGPF oongetroffen allemaal daterend vonof de Flovische periode. De thuishaven von de Nedergermoonse vloot bevond zich in het Duitse Keulen, maor de hoven von Forum heeft ongetwijfeld tot zeker het begin von de 3^6 eeuw ols lokaal steunpunt gediend. Niet alleen op- en overslag von goederen mag worden aangenomen, maar ook handel met hef overzeese Engeland kon op basis von verschillende vondstcategorieën (aardewerk, fibulae) worden kortgesloten. Gebruik gemaakt van POA? Voor vraogsteilingen is geen gebruik gemookt van de POA bij de opzet van beide onderzoeken. Het ging enerzijds om een dissertatie met zijn eigen onderzoeksdynomiek en anderzijds om een door de Rijksdienst gecontroleerde opgraving von een rijksmonument, met door het rijk geïnitieerde onderzoeksvragen woorbij de POA geen speciale rol speelde. Wel kan natuurlijk een oontol antwoorden op vragen uit beide onderzoeken worden gekoppeld oon de vraagstellingen die vanuit de POA worden gesteld.
XXV
Titel: Siemons, H. & E.E.B. Bulten (red.), in druk: Woteringse Veld, gemeente Den Hoag. Van steentijd tot nieuwe tijd. Den Hoog (HOP-reeks). Koopman, W.J., 2010: Begraven en opgegraven. Hef /nheems-Rome/nse grafrifueel in ZuidHolland: een statistische benadering, Leiden (ongepubliceerde Bachelor-scriptie, Universiteit Leiden, Faculteit der Archeologie).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavraag 3B 3B) De tiental graven von het Waferingseveld bevestigen het gebruikelijke Zuid-Hollondse beeld von landelijke grofvelden in de provincie. Het goot om graven met of zonder contoiner/urn, brondrestengroven of los verspreid (geraakte) cremofieresten met/zonder (on)verbrande bijgiften. Het onderzoek von Koopman leverde ruim 300 graven op, waarbinnen een enkele grote (Spijkenisse n=190) en vele kleine sites zijn vertegenwoordigd. Enkele grafvelden van plattelandsnederzettingen en ook een militaire grafveld nabij een Romeins legerkamp zijn in het geheel niet ontsloten zoals Leidschendom, Bernisse, Delft en vooral het Marktveld. De kennis over grafrifueel en gebruik is nog matig en een ondervertegenwoordigde lacune.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is geen specifiek gebruik gemoakt von de POA bij het onderzoek. Wel kunnen gehanteerde onderzoeksvragen gerelateerd worden oon thematische vragen vanuit de POA.
XXVI
Titel: Waasdorp, J.A. (red.), 2012: Den Haag Ockenburgh. Een fortificatie als onderdeel van de Romeinse kustverdediging, Den Haag ( Haagse Oudheidkundige Publicaties 13).
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavraag 3C 30) Het in de jaren 90 von de vorige eeuw opgegraven fortje van Ockenburgh is wetenschappelijk uitgewerkt en onderzocht in het koder van het NWO-programmo Odyssee. De fortificatie maakt deel uit von de Romeinse Noordzeekustverdediging, waarover in breder verband door Wouter Dhaeze is gepubliceerd. In de regio Den Hoog zijn vermoedelijk nog twee andere locaties voorhanden, aan de Scheveningseweg en de Kleine Pan bij Wassenaar, zodat het beeld ontstaat van een linie kleine forten aon de rond von de duinenrij. De bezetting bestond uit een klein contigent ruiterij, die snel wendbaar en adequaat konden opereren langs de kust ter verdediging von het achterland. De parallellen met Hadrians Wall zijn evident waar ook de limes / muur niet eindigt bij de kust meer 'de hoek omgaat' om de kuststrook te beveiligen. Ook hier was sprake von zo nu en don een castellum, en ging het dikwijls om een samensteLvon kleinere militaire installaties zoals wachttorens en mile-costles. Ockenburgh (en vermoedelijk de andere twee ook) mogen in datzelfde gewricht worden geplaatst, en passen in de linie von de Kotwijkse Brittenburg tot oon het Zeeuwse Aardenburg. Het is tot slot erg verleidelijk om een relatie te leggen tussen de bouw van de fortjes omstreeks eind 2^6 eeuw, de invallen vanuit zee door Choukische piraten en de ommuring von Forum Hadriani. Een en onder kon in de toekomst getoetst worden met nieuwe onderzoeksgegevens, ondermeer de uitwerking van de rest van de vicus Ockenburgh.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vreegstellingen is geen gebruik gemoekt ven de POA bij het onderzoek.
XXVII
THEMA 4. De grote ontginningen tussen 900 en 1300 THEMA 5. Het Zuid-Hollandse platteland in de Middeleeuwen, een feodaal of een vrij landschap?
Beoordeling per rapport: Titel: Torremans, R. 2012: Over de dijk langs de Schie, bewoning op een terp en de boerderij 's-Gravenhuize. Een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven op vindplaats. ADC Rapport 3240. Amersfoort.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4B, 4E en 50, 5E 4B) Eerst wordt een dijk langs de Schie aangelegd in de 12^/13^ eeuw, vervolgens start de bewoning met het opwerpen van een terp direct achter de dijk in 13« eeuw, woor doorno diverse eeuwen op wordt gewoond, getuige meerdere ophogingen (14^- 17^ eeuw) en verschillende bouwfasen (muurwerk vonof 16^^- 17^ eeuw). Het onderzoek voegt nuttige info toe over de wijze von ontginning en bouwfasen door de tijd heen. 4E) Het vondstmateriaal voegt info toe over status en von de bewoners en hun lokale contacten en die op lange afstand. 50)Het onderzoek biedt info over de opbouw van de dijk von de Delftse Schie en de ligging von de terp en boerderij door direct achter. 5E) Architectuur en cultureel vondstmateriaal geven informatie over de status von de bewoners van boerderij s'-Grovenhuize in de nieuwe tijd. Deze status lijkt, bijvoorbeeld gezien een foiencebord uit Italië voornaam te zijn geweest.
Gebruik gemaakt van POA? Er is gebruik gemookt von de POA bij het opstellen von de onderzoeksvragen in het PvE, moor dit is don ook een project woor de Provincie zelf opdrachtgever is. Het is bovendien een infrastructureel en gemeenteoverstijgend project (Rotterdam en Schiedam).
XXVIII
Beoordeling per rapport: Titel: Jordanov, M.S. & B.l. van Hoof 2013: Plangebied Veerstalblok 17 fe Gouderak, gemeente Ouderkerk. Archeologisch onderzoek: een opgraving. RAAP-rapport 2696. Weesp.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4B, 4 0 , 4E en 5B, 5 0 , 5E 4B) De bewoning stort met een middeleeuwse terp uit de 13« eeuw, die in meerdere fasen in deze eeuw is opgeworpen en die doorloopt onder het tolud von de huidige Gouderaksedijk. Er zijn geen bewoningsresten uit deze vroegste periode bekend, maar wel kuilen uit de 14« en 15^ eeuw en resten van ophogingslagen, een weggetje en meer fasen von een stenen boerderij en bijgebouwen (o.a. een wagenschuur) uit begin 17^, tweede helft 17^ en 2^ helft 18^ eeuw. Het onderzoek voegt nuttige info toe over de wijze van ontginning, ophoging t.b.v. bewoning en diverse fasen von sfeenbouw door de tijd heen. 40) De publicatie bevat een beschrijving op hoofdlijnen van de ontginningen in de KrimpenenA/oord en de omgeving van Gouda in de 11^ - 13^ eeuw, de aanleg van de dijk in de 13*^ en 14^^ eeuw en de verdere ontwikkelingen door de eeuwen heen. 4E) Uitgebreid onderzoek naor anorganische (aardewerk, kleipijpen en metaal) en organische resten heeft veel info opgeleverd over handelscontacten op korte en lange afstond en de eigen land- en tuinbouwproductie (o.o. gemengd akkerbouw en veeteelt (in begin) en later vooral zuivel veeteelt). Het zwaartepunt in het anorganische vondstmateriaal ligt in de 13^ eeuw en de 17^ eeuw, moor er is steeds continuïteit in het vondstmateriaal. Over het algemeen zijn de bewoners door de tijd heen als niet orm en niet rijk te omschrijven en richtten zij zich voor verkoop van eigen producten en hun inkopen vooral op de lokale markt (Gouda). 5C)Het onderzoek biedt info over een bewoningssite die altijd onderaan de dijk von de rivier de Hollandse Ussel heeft gelegen. 5E) Architectuur en cultureel vondstmoteriool geven informatie over de status en sociale achtergrond von de bewoners van boerderij IJsseloord in de nieuwe tijd.
Gebruik gemaakt van POA? Er is gebruik gemaakt ven de POA bij het opstellen ven de onderzoeksvrogen in het PvE, meer dit is den ook een project weer de Provincie zelf opdrechtgever en ontwikkeleer is. Het is bovendien een infrestructureel en gemeenteoverstijgend projecf (Goude en Ouderkerk).
XXIX
Beoordeling per rapport: Titel: AImo, X.J.F. & R. Torremans (red,) 2010: Gouda Westergouwe, deelgebied 3, Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven. ADC Rapport 2552, Amersfoort. In combinatie met het eerdere rapport: Von den Borre, J. (red.) 2007: Gouda Westergouwe deelgebied 2, fase 2. Een inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4A,4B, 4 0 , 4E 4A) Boringen in het plangebied Westergouwe geven oon dot het veen in grote delen van het 200 hectare grote plangebied is ontgonnen. De Tiendeweg die door het gebied loopt en diverse stukken grond (zgn. 'eilanden') zouden niet ontgonnen zijn en een beeld kunnen geven von de ontginning von het gebied. 4B) Ontginning lijkt in meerdere fasen (vanaf 10« - 12^ eeuw, maar vooral ook 16^-18^ eeuw) te hebben plaatsgevonden, maor was uiteindelijk bijna volledig. Wel zijn op beperkte school ongeschonden stukjes veen bewoorrd, waarop zelfs resten uit de periode 1600 - 1750 zijn aangetroffen. 4C) De boerderijen lijken niet altijd oon de koppen von de ontginningspercelen te zijn gebouwd, maor soms tot wel 100 of 200 meter van de weg of. Het onderzoek heeft info opgeleverd over opbouw von de Moordrechtse Tiendeweg. 4E) Onderzoek noor de in proefsleuven aangetroffen anorganische resten (aardewerk) levert steeds een datering 16*^ - 18*^ eeuw op, terwijl ook vroeger materiaal werd verwacht. De veenontginningsweg is tot in de 18^ eeuw in gebruik. Het gevonden materiaal betreft vaak stodsafvol dot in veenontginningskuilen is gestort, horend bij ontginning of egalisatie in de 19^ eeuw.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemookt von de POA bij de opzet van het onderzoek. De themavragen uif de POA komen op sommige punten wel overeen met het onderzoek noor de ontginningsproblemotiek in plangebied Westergouwe. Het onderzoek is echter vanuit eerder lokaal onderzoek opgezet.
XXX
Beoordeling per rapport: Titel: Stokkel, P.J.A. 2009: M/dde/eeuwse erven op Goeree Overf/akkee. Een archeo/og/sche opgraving aan de Smalle Einde fe Ouddorp, gemeente Goedereede (Z.-H.j. ARC-Publicoties 200. Groningen.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4A, 4B, 40, 4E 4A) Het onderzoek geeft een uitgebreide beschrijving van de ontwikkeling van een bewoond erf gedurende meerdere fasen in de periode 11^-13^ eeuw. Het betreft sporen en structuren, anorganisch en organisch vondsfmateriool en een beperkt historisch onderzoek. No de bewoningsfose is het terrein opnieuw ontgonnen door systematisch greppels te graven evenwijdig aan de huidige waterweg. 4B/C) Bewoning en ontginning vonden plaats vonof de late 10^ eeuw, ol is geen sprake van veengebied. De ontginners lijken onder leiding van de heren von Voorne te hebben gestaan en afkomstig te zijn uit het noorden (Friezen?). Met name de bouw van hun bootvormige huizen lijkt hierop te wijzen. 4E) Anolyse von het anorganische vondstmoteriool (aardewerk, metaal) mookt datering von woonplaats en verkoveling mogelijk en geeft aon welke handelscontacten er waren. Er was echter ook lokale productie en een eigen gemengd bedrijf met akkerbouw en veeteelt.
Gebruik gemaakt van POA? Er is geen gebruik gemookt von de POA bij de opzet van het onderzoek, moor dit leende zich door ook slechts in beperkte mate voor. De themavragen uit de POA komen op sommige punten wel overeen met het onderzoek noor de periode von de grote ontginningen. We hebben echter ook met zandige ondergrond te moken i.p.v. veen.
XXXI
Beoordeling per rapport: Titel: Bakx, J.P. 2011: Proefsleuvenonderzoek in de Voordijkshoornsepolder en Harnaschpolder te Delft. Romeinse verkaveling en een laatmiddeleeuwse woonplaats. Mens en landschap in de Delftse regio III. Delftse Archeologische Rapporten 93. Delft/Leiden.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4B, 4E, 5B, 5E 4B) Bewoning in het gebied vindt plaats vonof midden 12^ eeuw, wanneer het gebied wordt ontgonnen. Hierbij hoort een woonplaats met de nadruk op de periode 1200- 1500. In de nabijheid liggen tevens twee reeds eerder onderzochte huisterpen uit de 11^ - 13^ eeuw. Mogelijk was dit bij de huisplaats oon de Laan von Groenewegen ook het gevol, moor heeft al snel egalisatie plaatsgevonden. In de 14^/15^ eeuw is sprake von sfeenbouw en de bewoning loopt door in de 16® eeuw en tevens in de nieuwe tijd. In de late middeleeuwen (vanaf 12^ eeuw) vindt een verplaatsing von de bewoning plaats von midden in de polder noor de buitenkant, nabij de kades langs de wegen. Hierbij hoort een verkavelingssysteem uit de periode 1350 - 1650. Er is weinig van over, want het komt overeen met het jongere systeem. Dit is vanaf de 17^/18^ eeuw onderhouden t.b.v. tuinbouw in het gebied. 4C) Uit historische bronnen zijn tevens de bezitsverhoudingen ol grotendeels bekend. De ontwikkeling hiervan is in het rapport beschreven (vonof het hof en de hoflonden von Delft via het uiteenvallen ervan in de 12^ of 13^ eeuw noor de bijbehorende verandering von horige boeren naor vrije boeren). 4E) Analyse van het anorganische vondstmoteriool (aardewerk, metool) maakt datering von woonplaats en verkaveling mogelijk en geeft oon welke handelscontacten er waren. Vonof de 17^ eeuw is zeker sprake von tuinbouw. 5B) In de late middeleeuwen (vonof 12^ eeuw) vindt een verplaatsing von de bewoning plaats van midden in de polder noor de buitenkant, nobij de kades langs de wegen. Hierbij hoort een verkavelingssysteem uit de periode 1350 - 1650. Bewoning en verkoveling in het gebied loopt door vanuit de late middeleeuwen en komt overeen met de informatie van oude kaarten (18« en 19^ eeuws). 5E) Analyse von het anorganische vondstmateriaal (aardewerk, metool) mookt datering von woonplaats en verkaveling mogelijk en geeft aon welke handelscontacten er waren.
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is teruggegrepen op het AHR project (Haagse regio) (Flamman et al 2003). Er is geen gebruik gemookt von de POA bij de opzet von het onderzoek. De themavragen uit de POA komen op sommige punten wel overeen met het onderzoek naar de ontginningsproblemotiek in het plangebied.
XXXII
Beoordeling per rapport: Titel: Guiran, A.J. en M.C. von Trierum, 2010: Op zoek naar de nederzetting Rotte uit de 8^-12^ eeuw; nieuwe vondsten en inzichten, in A. Carmiggelt, M.C. van Trierum en D.A. Wesselingh (red): Bijdragen oan de bewoningsgeschiedenis van het Maasmondgebied, Rotterdam, BOORba/ansó, 13-50
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4A, 4B, 40, 4E, 5 0 4A) Als gevolg von bodemdaling en overstromingen in de 12^ eeuw verdwijnen de huisterpen aon beide zijden von de Rotte. Of er een directe ramp voor was of dat het een meer geleidelijk proces van ophogen, strijden fegen het water en uiteindelijk verlaten was is nog onduidelijk. 4B) De venige delen verder van de oeverafzettingen von de Rotte vandaan werden al gedurende de bewoning op de huisterpen uit de 10^-12^ eeuw ontgonnen door er ten minste een perceleringssysteem van sloten in oon te leggen, evenals de eerste dijken. Een volgende fase stort in de late 12^ eeuw, ols elders in de omgeving nieuwe woonterpen worden gerealiseerd en nieuwe dijken met bijbehorend slotenpotroon. De vroegste ontginners zouden een Friese achtergrond kunnen hebben? 40) Bezitsverhoudingen speelden direct een belangrijke rol bij de ontwikkeling von het gebied (vonof de 11^ eeuw en waarschijnlijk ol eerder (10^ eeuw) . Deze zullen zeker invloed hebben g e h o d op de ontwikkeling von het gebied (bijvoorbeeld tot handelscentrum), w o l kort wordt beschreven. 4E) Bij de bewoning uit de 10^-12^ eeuw oan weerszijden von de Rotte was sprake van gemengde bedrijven, moor er was tevens sprake von visserij, weven en bronsbewerking. Uit het aardewerkspectrum en de metaalvondsten blijkt dat sprake was von een handelsnetwerk, dot via de rivier reikte tot het Duitse Rijnland. 50) Het artikel beschrijft hoe in de 12^ eeuw de bestaande bewoning moet worden opgegeven door de combinatie von enerzijds bodemdaling door het beter draineren van het land en anderzijds door een sterk toenemende waterafvoer via de rivier. Hier is long strijd tegen gevoerd door de woonterpen te verhogen en diverse dijken oon te leggen. No overstromingen in de 12^ eeuw wordt het land opnieuw ingericht voor bewoning en gebruik (woonterpen) en worden nieuwe dijken aangelegd. De locaties von de dijken en woonterpen worden voor zoveel mogelijk op koort weergegeven.
Gebruik gemaakt van POA? Het artikel betreft een overzicht van onderzoeksresultaten van diverse onderzoeken, uitgevoerd door de jaren heen. De themavragen uit de POA komen op veel punten wel overeen met het onderzoek naar de ontginningsproblemotiek, de wijze van samenleven en de bezitsverhoudingen in het plangebied.
XXXIII
Beoordeling per rapport: Titel: Hallewas D.P. en J.M. Moree, 2011: De middeleeuwse bedijking en bewoning von het zuidelijk deel von de Riederwaard. Archeologisch onderzoek in Barandrecht-Carnisselande op Usselmonde, in A. Carmiggelt, M.C. van Trierum en D.A. Wesselingh (red): Archeologisch onderzoek in de gemeente Barendrecht, Prehistorische bewoning op een oeverwal en middeleeuwse bedijking en bewoning, Rotterdam, BOORbalans 7, 155-205
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4A, 4B, 40, 4E, 5C 4A) In de Riederwaard is in de 12^ eeuw een dijk aangelegd ols gevolg van de opgestuwde zee en de hoge rivierwaterstanden en als onderdeel van de Ringdijk. Deze dijk is hersteld in 13^/14^ eeuw, woorno er op en oon de dijk wordt gewoond. Het betreft vrij arme boerderijen met een gemengde bedrijfsvoering. Er ligt don verder zuidelijk inmiddels een nieuwe dijk. 4B) Verschillende fasen von gebruik (en bewoning) worden weerspiegeld in de fasering binnen de dijk en de bewoning doorop en oon (zie bovenstaande). 40) Bezitsverhoudingen en ontwikkelingen in de omgeving worden in het artikel beschreven, speelden direct een belangrijke rol bij de ontwikkeling von het gebied (vonof de 11^ eeuw en waarschijnlijk ol eerder (10^ eeuw) . Deze zullen zeker invloed hebben gehad op de ontwikkeling von het gebied (bijvoorbeeld tot handelscentrum), wof kort wordt beschreven. 4E) De bewoning uit de 13^/14^ eeuw is vrij orm en bestaat uit een gemengd bedrijf met een vrij grote mate von zelfvoorziening. Er lijkt geen sprake von contacten over lange afstond, moor gebruik von de lokale markt. 50) Het artikel beschrijft hoe de dijk in eerste instantie deel uitmaakte von de ringdijk om de RiedePA-aord (12®/13^ eeuw) en later, ols verder zuidelijk een nieuwe dijk is aangelegd ols verhoogd deel in het landschap wordt gebruikt voor bewoning {]3^/]4^ eeuw).
Gebruik gemaakt van POA? Het artikel betreft een overzicht von onderzoeksresultaten von diverse onderzoeken, uitgevoerd door de jaren heen. De themavragen uit de POA komen op veel punten wel overeen met het onderzoek noor de ontwikkeling von het gebied op het gebied van bedijking en bewoning.
XXXIV
Beoordeling per rapport: Titel: Vredenbregt, A.H.L, 2010: Rotterdam RandstadRail: Archeologisch onderzoek 7. Station Blijdorp. Archeologisch onderzoek van een huisferp uif de periode fussen circa 1170 en 1240, vindplaats 05-53 (BOORrapporten 422), Rotterdam.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4A, 4B, 4D, 4E, 5B, 5C, 5E 4A) De bewoning ter plekke van station Blijdorp (aon de Statenweg) begint no afloop van een grote overstroming, kort no het midden van de 12® eeuw. Op een door de overstroming afgezet pakket klei wordt een terp opgeworpen in 3 fasen, waarbij in twee fasen een huisplattegrond is aangetroffen. Het eerdere regelmatige patroon van parallelle kavelsloten wordt mogelijk weer in ere hersteld (of anders aangelegd) en vervolgens gebruikt tot in de 20® eeuw. Het betreft een vrij simpel gemengd boeren bedrijf. 4B) De bewoning ter plekke lijkt bewoning van vóór de overstromingen langs de Rotte uit de 10® -12® eeuw op te volgen ols die door nief meer mogelijk is. De locatie ligt beschermd tussen de latere Rotterdamse Schie in het noorden en de Beugelsdijk in het zuiden, binnen een patroon van parallelle sloten. 4D) Het systeem van verkaveling dateert mogelijk von de bewoonde terp, is gelijktijdig actief met de bewoning op de naastgelegen terp en blijft vervolgens actief tot in de 20® eeuw. Dit patroon is op historische kaarten weergegeven, moor sinds het gebied grootschalig is opgespoten onder enkele meters zond verdwenen. 4E) De bewoning uit de periode midden 12®- midden 13® eeuw (1170-1240) is eenvoudig en bestaat uit een gemengd bedrijf. Er is productie voor en afname van de lokale markt en het aardewerk, metaal en enkele glazen ringen wijzen op directe of indirecte handelscontacten in o.a. het Duitse Rijnland. 5B/C) De bewoonde locatie lag op een locatie woor rondom in de 13® eeuw een regelmatig systeem von sloten, weteringen en dijken, waarvan de grootste de Rotterdamse Schie in het noorden is en de Beugelsdijk in het zuiden, werd onderhouden. Wellicht schoof de bewoning na te zijn verlaten op naor een van beide. 5E) Analyse van het anorganische vondstmateriaal (aardewerk, metool, glos) mookt datering von woonplaats mogelijk en geeft oon welke (in)directe handelscontacten er waren.
Gebruik gemaakt van POA? Het artikel beschrijft de onderzoekslocatie op gedetailleerd niveau en sluit nauw oon bij lokaal Rotterdams onderzoek. Er is geen direct verband met de POA, maar de themavragen uit de POA komen op veel punten wel overeen met het onderzoek naar de 12®/13® eeuwse bewoning.
XXXV
Beoordeling per rapport: Titel: Vredenbregt, A.H.L en M.C. van Trierum, 2012: Rotterdam Markthal - Archeologisch onderzoek 1. Bewoningssporen en vondsten uif de Romeinse fijd en de prestedelijke periode (lOe-1 le eeuw): zes opeenvolgende huizen op terpophogingen in de nederzetting Rotta (BOORrapporten 469-deel 1), Rotterdam.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4A, 4B, 4C, 4E, 5 0 4A) Als gevolg van bodemdaling en overstromingen in de 12® eeuw verdwijnen de huisterpen oon beide zijden van de Rotte. Of er een directe romp voor was of dat het een meer geleidelijk proces von ophogen, strijden tegen het water en uiteindelijk verlaten was is nog onduidelijk. 4B) De venige delen verder von de oeverafzettingen van de Rotte vandaan werden ol gedurende de bewoning op de huisterpen uit de 10® - 12® eeuw ontgonnen door er ten minste een perceleringssysteem von parallelle sloten in oon te leggen, evenals de eerste dijken. Uiteindelijk is op de onderzoekslocatie sprake van drie terpen op elkoor, olie drie met twee huisplattegronden erop. Het geheel dateert van 950 tot 1040/1060. De ontginners waren mogelijk Friezen, moor de huizenbouw doet ook oon Brabant denken. Een volgende fose stort in de lote 12® eeuw, ols elders in de omgeving nieuwe woonterpen worden gerealiseerd en nieuwe dijken met bijbehorend slotenpotroon. De locafie Markthal wordt don onderdeel von de polder Westnieuwlond. 4C) Bezitsverhoudingen speelden direct een belangrijke rol bij de ontwikkeling von het gebied (vonof de 11® eeuw en waarschijnlijk ol eerder (10® eeuw) . Deze hebben invloed gehad op de ontwikkeling ven het gebied, mede door de vroege kerk in Rotte (1028). 4E) Bij de bewoning uit de 10®-12® eeuw een weerszijden ven de Rotte wes sproke ven gemengde bedrijven, moor er was tevens sproke von visserij, weven en bronsbewerking. Uit het aardewerkspectrum en de metaalvondsten blijkt dat sprake was van importen (Duitse Rijnland, moor dot de bewoners over een bescheiden sociaal-economische positie beschikten. 50) Het artikel beschrijft hoe in de 12® eeuw de bestaande bewoning moet worden opgegeven door de combinatie von enerzijds bodemdaling door het beter draineren von het land en anderzijds door een sterk toenemende waterafvoer via de rivier. Hier is long strijd tegen gevoerd door de woonterpen fe verhogen en diverse dijken oon te leggen. No overstromingen in de 12® eeuw wordt het land opnieuw ingericht en worden nieuwe dijken aangelegd.
Gebruik gemaakt van POA? Het artikel beschrijft de onderzoekslocatie op gedetailleerd niveau en sluit nauw aon bij breder lokaal Rotterdams onderzoek. Er is geen direct verbond met de POA, moor de themavragen uit de POA komen op veel punten wel overeen met het onderzoek noor de 10®/12® eeuwse bewoning. xxxvi
Beoordeling per rapport: Titel: Bult, E.J., 2011, Een middeleeuwse monsus in de Voordijkshoornsepolder te Delft. Mens en landschap in de Delftse regio. (Delftse Archeologische Rapporten 101). Delft/Leiden.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4B, 40, 4E, 5A, 5B, 50, 5D/E 4B) Bewoning op de vindplaats vindt plaats tussen 1175 en 1250 (of 1134). In het laatste geval is de site wellicht verlaten o.g.v. de overstromingen. In de daaropvolgende periode wordt bewoning verplootst noor de zijkanten van de polder (bij kades en wegen), wof mogelijk ook geldt voor de vindplaats. Het percelerigssysteem van de vindplaats post ol binnen het grotere systeem (12® eeuw). 40) De onderzoekslocatie mookt deel uit von de Hof van Delft. Het betreft een 'monsus' woorvon de bewoners horigen (ministeriales) waren. De bezitsverhoudingen en wijze von inrichting (ontginning) van de polder (Voordijkshoornsepolder) door de tijd heen worden uitgebreid beschreven. 4E) Analyse von het anorganische vondstmateriaal (aardewerk) mookt datering von woonplaats en verkaveling mogelijk in de lote 11® - eerste helft 12® eeuw en geeft oon dof men weliswaar deel uitmaakte von een handelsnetwerk, moor zelf geen handelsnederzetting was. Het betreft een agrorische nederzetting (akkerbouw en veeteelt), die deel uitmaakte van en produceerde voor de Hof van Delft. 5A) Het rapport bevat een uitgebreide beschrijving von de wegen en waterwegen in het gebied rond de onderzoekslocatie, evenals een ontwikkeling daarvan door de tijd heen. 5B) In de lote middeleeuwen (vanaf 12® eeuw) vindt een verplaatsing von de bewoning plaats von midden in de polder naor de buitenkant, nabij de kades langs de wegen. De onderzochte locatie (monsus) dateert uit de eerste fose. Een mogelijke opvolger bevindt zich aon de Dijkshoornseweg. 5C Er zijn al vroeg in de late middeleeuwen dijken oongelegd om hef Delftse gebied te beschermen tegen het water. 5D/E) Er is uitgebreid onderzoek gedaan noor toponiemen. Ze goon terug tot de 11 ®/12® eeuw en hun betekenis is uitgezocht. Verder wordt de eigendomssituatie von de onderzoekslocatie en het omringende Hof von Delft beschreven en beargumenteerd. Toponiemen en eigendomssituatie komen goed overeen met de onderzoeksgegevens. Daaruit komt noor voren dot de samenstelling von de nederzetting en het vondstmoteriool duiden op de status van 'monsus' voor de vindplaats (en de bijbehorende afhankelijke status von de bewoners), duidelijk ten dienste von de Hof van Delft.
XXXVII
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is teruggegrepen op het AHR project (Haagse regio) (Flommon et ol 2003). Er is geen gebruik gemookt von de POA bij de opzet von het onderzoek. De themavragen uit de POA komen op sommige punten wel overeen met het onderzoek noor de ontginningsproblemotiek in het plangebied en de uitgebreide beschrijving van het landschap.
XXXVIII
Beoordeling per rapport: Titel: H. Siemons en E.E.B. Bulten (red.), 2013, Waferingse Veld, gemeente Den Hoog. Van steentijd tot nieuwe tijd.
Bij welk thema en vraag/vragen wordt aangesloten en hoe is daar antwoord op gegeven?: Themavragen 4B, 4 0 , 4D, 4E, 5A, 5B, 50, 5E 4B) Locatie von bewoning in de lote middeleeuwen in het Waferingseveld vonof de 12®- 14® eeuw (na overstromingen vanuit Gantel) lijkt eerder gebaseerd op ondergrond don bepaald door ligging von ontginningsassen. Dit geldt tevens voor gebruik von de gronden (veeteelt op venige delen, akkerbouw woor klei zit). Ontginning von het gebied vanaf diverse hoofdassen (zowel O-W ols N-Z) in sfrookvormige kavels (hofstelsel of c o p e systeem?). 40) De bezitsverhoudingen en inrichting von het landschap in het Waferingseveld en omgeving worden uitgebreid beschreven door de tijd heen, startend in de 9e eeuw en doorlopend tot in de nieuwe tijd. De ontginningen in de 12® eeuw stonden bijvoorbeeld onder invloed von Ogier uten Hoecke en zijn afstammelingen (de heren von Wateringen). Boerderijen uit de 12®-14® eeuw zijn niet aangetroffen, wel delen von de bijbehorende erven en gegevens over belangrijke woonlocaties ols Huis ten Hoecke (eerst hof don stenen kamer?) en het Hof von Wateringen. 4D) De toenmalige ontginningsassen vormen nog steeds hoofdelementen in het stratenpatroon. 4E) Analyse van het anorganische vondstmoteriool geeft oon dat men deel uitmaakte van een handelsnetwerk, waardoor met name importaardewerk het gebied bereikte. De laat middeleeuwse boerderijen waren gemengde bedrijven (veeteelt en akkerbouw), grotendeels zelfvoorzienend. Er is te weinig van de erven bekend om oon te geven of het horige boeren of vrije boeren waren. 5A) Het rapport bevat een uitgebreide beschrijving von de wegen en woter/vegen in het gebied rond de onderzoekslocatie, evenals een ontwikkeling daarvan door de tijd heen. De oude ontginningsassen zijn daarbij nog in het huidige stratenpatroon aanwezig. 5B) De locatiekeuze voor bewoning in de late middeleeuwen (vanaf 12® eeuw) werd vermoedelijk eerder bepoold door de ondergrond dan de nabijheid van een ontginningsas of doorgaande w e g . 5C) No de 12® eeuwse overstromingen van het gebied vanuit de Gantel zijn dijken opgeworpen, waarmee het achterliggende gebied werd beschermd tegen verdere overstromingen. Tevens werden weteringen gegraven voor de afvoer van water en werd de waterhuishouding bewaakt door waterschappen (rond 1289 gebundeld in het Hoogheemraadschap von Delfland). 5E) Er bevinden zich in de lote middeleeuwen in en nabij het Waferingseveld enkele belangrijke hoven/boerderijen. Deze speelden een belangrijke rol bij de ontginningen in het gebied.
XXXIX
Gebruik gemaakt van POA? Voor vraagstellingen is de eigen onderzoeksagenda gebruikt (GOoA uit 2009). De themavragen uit de POA komen op sommige punten wel overeen met het onderzoek in het Waferingseveld.
xl