Notitie "De Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland 2009-2012" Inleiding In december 2006 gaven Gedeputeerde Staten van Zeeland opdracht aan de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) om uitvoering te geven aan een van de actiepunten uit de provinciale Nota Archeologie 2006-2012: het (laten) opstellen van een provinciale onderzoeksagenda archeologie. Op basis van een Plan van Aanpak ‘Uit de klei getrokken. Zicht op het Zeeuws archeologisch erfgoed’ werd het onderzoeksdeel van het project opgedragen aan archeologisch adviesbureau Vestigia uit Amersfoort. Het doel van het onderzoeksdeel van het project was: 1. een inventarisatie te maken van de archeologische inspanningen in de provincie in de afgelopen 10 jaar; 2. de resultaten daarvan te evalueren; 3. de kenniswinst in de afgelopen jaren en de bestaande kennislacunes inzichtelijk te maken; 4. op basis daarvan onderzoeksvragen, -thema’s en aandachtsgebieden te formuleren die van specifiek belang zijn voor het Zeeuwse bodemarchief en het toekomstige onderzoek daarvan. Het verslag van het onderzoek en de resultaten ervan, die in samenwerking met een projectgroep, een klankbordgroep van Zeeuwse deskundigen en deskundige archeologen uit Nederland en Vlaanderen zijn behaald, zijn vastgelegd in het Vestigia-rapport ‘Archeologie naar deltahoogte. Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening als opstap naar een Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland’. Dit rapport is omgewerkt naar het provinciale rapport ‘Archeologie naar deltahoogte. Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening’, dat op 31 oktober 2008 aan Gedeputeerde Staten van Zeeland is gepresenteerd. Naast een aantal andere aanbevelingen vormt hoofdstuk 8 in het rapport het belangrijkste beoogde resultaat van het onderzoek: de aandachtsgebieden en thema’s die van provinciaal belang worden geacht voor toekomstig onderzoek in Zeeland. Uit deze kernthema’s en zwaartepunten heeft de provincie vervolgens de eigen prioriteiten op het gebied van de archeologische monumentenzorg (AMZ) en het benodigde archeologische onderzoek geselecteerd. De hieronder gepresenteerde selectie vormt dan ook voor de huidige beleidsperiode 2009-2012 de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland. Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland 2009-2012 Voor de komende beleidsperiode zijn 10 belangrijke kernthema’s en zwaartepunten voor onderzoek in de provincie Zeeland geselecteerd: 1. Het stimuleren en verkrijgen van basale harde gegevens, aanvullen en ontwikkelen van diachrone datasets op het terrein van absolute dateringen (C-14, dendrochronologie, luminiscentie (OSL), archeobotanie, archeozoölogie, fysische anthropologie, incl. DNAonderzoek; 2. Archeologisch onderzoek vanuit de lucht; 3. Archeologisch onderzoek in diepere bodemontsluitingen; 4. Uitwerking oud archeologisch onderzoek; 5. Zoutproductie vanaf de IJzertijd (o.a. moernering, selnering); 6. Verdronken land en dorpen (dynamiek van mens en landschap); 7. Onderzoek naar infrastructuur (dammen, dijken, wegen, waterstaatswerken,…); de 8. Verdedigingswerken in Zeeland, met nadruk op de verdedigingswerken en –linies uit de 16 de en 17 eeuw; 9. Diachrone ontwikkeling van Zeeuwse havens; 10. Onderwaterarcheologie: wrakken en andere objecten onder water.
1
Inhoudelijk archeologische onderbouwing van de selectie 1. Het stimuleren en verkrijgen van basale harde gegevens, aanvullen en ontwikkelen van diachrone datasets op het terrein van absolute dateringen (C-14, dendrochronologie, luminiscentie (OSL), archeobotanie, archeozoölogie, fysische anthropologie, incl. DNA-onderzoek Zoals in de POAZ aangegeven zijn er ondanks het feit dat er de afgelopen 10 jaar en daarvoor veel archeologisch onderzoek is uitgevoerd slechts weinige en sterk lacuneuze basale gegevens voorhanden op genoemde gebieden. Bovendien bestaan er geen goede overzichten voor Zeeland over de beschikbare data. Dit is enerzijds te wijten aan het feit dat in het oudere onderzoek hieraan slechts weinig en nauwelijks gericht aandacht werd besteed en in het meer recente onderzoek dergelijke gegevens vrijwel uitsluitend gegenereerd worden bij het uitvoeren van opgravingen, waarvan er maar weinig hebben plaatsgevonden in Zeeland. In veel gevallen betreffen de bestaande gegevens incidentele gevallen met vaak ook nog betrekkelijk weinig data. Door het ontbreken van deze gegevens en datasets is het uitvoeren van vergelijkend onderzoek binnen het Zeeuwse gebied in de onderscheiden tijdsperioden nauwelijks toepasbaar en is ieder onderzoek een vrijwel op zichzelf staand gebeuren en gegeven. Door het stimuleren van het verkrijgen van basale harde data kunnen de datasets ontwikkeld en aangevuld worden, waarmee vergelijkend onderzoek van Zeeuwse sites mogelijk wordt. Voor de dateringen betekent dit dat er een beter en verfijnder raamwerk ontstaat voor het inpassen van onderzoek in de chronologie van de landschappelijke ontwikkeling en de bewoning van Zeeland. Voor dendrochronologische dateringen kan bv. als uitgangspunt de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie worden genomen aangehaakt worden bij een reeds bestaande nationale database Digitaal Collaboratorium Cultuurhistorische Dendrochronologie in de Lage Landen (Digital Collaboratory for Cultural-Historical Dendochronology in the Low Countries) bij de RACM. Ook voor archeozoölogie kan gebruik gemaakt worden van de ingang Boneinfo van de RACM. Aandachtspunten voor uitvoering: - bv. bij ontgrondingen inzetten op C-14 dateringen en dendrochronologie van het oerbos - in depot voorzieningen treffen voor bv. het opslaan van DNA materiaal 2. Archeologisch onderzoek vanuit de lucht Onder auspiciën van de Universiteit Gent wordt sinds 1988 luchtfotografisch onderzoek uitgevoerd naar archeologische sporen in de bodem van het aan Zeeland aangrenzende Vlaanderen. Incidenteel zijn door de onderzoekers tot op heden ook in het gebied van Zeeuws-Vlaanderen, vluchten uitgevoerd, hetgeen zodanig belangrijke gegevens heeft opgeleverd dat deze de aanleiding vormden om een groot aantal terreinen in met name West-Zeeuws Vlaanderen op te nemen op de Archeologische Monumenten Kaart van Zeeland. In deze laatste kaart zijn de gegevens verwerkt t/m het jaar 1996, maar ook nadien heeft nog verder luchtarcheologisch onderzoek plaatsgevonden, het geen tot nieuwe en belangrijke ontdekkingen heeft geleid. Voor de gebieden ten noorden van de Westerschelde heeft dergelijk onderzoek niet plaatsgevonden. Dit heeft er toe geleid dat in Zeeuws Vlaanderen het aantal vindplaatsen in de nationale archeologische database Archis en op grond daarvan gewaardeerde AMK-terreinen door dit onderzoek aanzienlijk is toegenomen en er daarmee een grote mate van onevenwichtigheid in Archis en de AMK van Zeeland valt te constateren. Om dit evenwicht voor beide databases m.b.t. de provincie Zeeland te herstellen is het noodzakelijk dat het overige gebied van Zeeland over een langere onderzoeksperiode systematisch vanuit de lucht wordt geprospecteerd en dat de gegevens van dit onderzoek, samen met de reeds bestaande gegevens van voor en na 1996, in de nationale archeologische database worden opgenomen. Aandachtspunten voor uitvoering: Pilot i.s.m. Universiteit Gent onderzoeken 3. Archeologisch onderzoek in diepere bodemontsluitingen Een van de pijlers van het huidige archeologiebeleid in de provincie is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), de kaart die aangeeft in welke mate er een trefkans is op het
2
aantreffen van archeologische resten in de bodem. Vooral omdat deze kaart gebaseerd is op andere kaarten heeft deze kaart ook zijn beperkingen, waarvan de belangrijkste is dat de voorspellende waarde beperkt is tot 1,20m onder het maaiveld. Er zijn in Zeeland echter ook gebieden waar op dieper niveau archeologische waarden voorkomen die door een dikkere laag van sedimenten zijn bedekt en daardoor in vele gevallen goed tot zeer goed zijn geconserveerd. Het betreft dan vooral resten uit de vroege prehistorie, waarvan in Zeeland uiterst weinig bekend is. In de meeste gevallen worden de dieper liggende lagen bij normale ontwikkelingen niet bereikt of grootschalig verstoord. Bij bepaalde ontwikkelingen, zoals de aanleg van tunnels en ondergrondse parkeergarages, wordt de bodem tot grote diepte ontsloten en deze lagen wel aangesneden. Bij dergelijke ontwikkelingen is het van belang ook de diepere lagen te betrekken in het archeologisch (voor)onderzoek. Met gecombineerd (kwartair-)geologisch, archeologisch en paleontologisch onderzoek in deze diepe ontsluitingen kan het inzicht in de vroege Zeeuwse en Nederlandse prehistorie voorzien worden van essentiële gegevens en de grote kennislacune op dit gebied ingevuld. Aandachtspunten voor uitvoering: - Opstellen plan van aanpak i.s.m. Deltares - Pleistocene lagen bij Kanaalkruising Sluiskil 4. Uitwerking oud archeologisch onderzoek Vóór de invoering van de op het Verdrag van Valletta (Malta) geschoeide beleid en –wetgeving is in Zeeland ook archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek werd uitgevoerd door of onder auspiciën van de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, nu RACM. Om diverse redenen (ontbreken van beleid, tijd, etc.) is een aantal belangrijke Zeeuwse noodopgravingen nog nooit uitgewerkt en gepubliceerd. In de meeste gevallen zijn er slechts globale overzichtsartikelen of korte berichten gepubliceerd. Slechts één grootschalig onderzoek, dat van de ringwalburg te OostSouburg, is uitgewerkt en gepubliceerd (Van Heeringen, Henderikx & Mars 1995). Een aantal van deze niet uitgewerkte opgravingen is te beschouwen als belangrijke kennislacune. Zowel voor de kennis van de Zeeuwse archeologie als voor te ontwikkelen toekomstig beleid is het van belang dat deze oude onderzoeken op wetenschappelijk niveau worden uitgewerkt. Met name dienen hierbij te worden genoemd de grootschalige ROB-opgravingen in Aardenburg (delen van het Romeinse castellum/nederzetting met vicus; delen van de laatmiddeleeuwse stad), een tweetal opgravingen (ROB/PACZ) in de oude stadskern van Sluis (Hoogstraat/Lange Wolstraat; Hoogstraat/Toren van Bourgondië) en het complex van de in de hele provincie Zeeland opgegraven resten van laat- en postmiddeleeuwse begravingen. Op nationaal niveau is het probleem van onuitgewerkte opgravingen reeds lang gesignaleerd in het Project Odyssee. Op grond van dit project is van Rijkswege in een eerste tranche € 5.000.000 beschikbaar gesteld. De verdeling van deze gelden vindt plaats in 2009 op basis van dit najaar vast te stellen criteria. Aandachtspunten voor uitvoering: - uitwerking Romeins Aardenburg - uitwerking Valkenisse 5. Zoutproductie vanaf de IJzertijd (o.a. moernering, selnering) Sinds enige tijd is duidelijk dat al vanaf de (Late) IJzertijd in het Zeeuwse en Vlaamse kustgebied zout, dat vooral van belang was voor de conservering van voedsel, werd gewonnen. In de Romeinse periode werd dit gebied voor het produceren van zout nog belangrijker, omdat met name de Romeinse legertroepen aan de Rijngrens, daaraan een grote behoefte hadden. Zout uit dit gebied was blijkens de Nehalennia-altaren belangrijke handelswaar en grondstof voor andere handelsproducten, zoals vlees en vissaus. Enkele locaties die nu als kalkbranderijen op de AMK van Zeeland zijn opgenomen zouden mogelijk geïnterpreteerd moeten worden als locaties voor zoutproductie. Ook in de Vroege en Late Middeleeuwen bleef de productie van zout een belangrijke rol spelen in en voor de Zeeuwse economie. Belangrijke ‘zoutsteden’ waren Brouwershaven, Zierikzee, Tholen, Reimerswaal, Veere, Middelburg, Vlissingen, Goes, Sluis, Oostburg, Biervliet (leidend in NoordVlaanderen), Axel en Hulst. Aan zoutproductie en de daarmee samenhangende processen is tot nu toe weinig onderzoek uitgevoerd en er is ook weinig van bekend. Sterker nog, in zeer vele gevallen is het proces van het
3
winnen van de grondstof voor het middeleeuwse zout, verzilt veen, door middel van moer- of selnering, beschouwd als een belangrijke verstorende factor voor oudere archeologische resten. Aan moernering, dat op grote schaal (zie bv. Yerseke Moer) heeft plaatsgevonden en grote landschappelijke gevolgen had, is dan ook nog maar eenmaal onderzoek uitgevoerd. Sinds enkele jaren bestaat voor het onderzoek van de Zeeuwse zoutproductie, ook vanuit de universitaire wereld, een toenemende belangstelling, mede gestimuleerd door de inzet van amateur-archeologen van de AWN-afdeling Zeeland. De productie van zout in Zeeland is algemeen te beschouwen als een zeer belangrijke pijler voor de Zeeuwse economie door de eeuwen, ook nog nadat vanaf de late middeleeuwen 16de eeuw baaizout werd geïmporteerd en hier werd geraffineerd. De potentie voor archeologisch onderzoek naar de zoutproductie en de daarmee samenhangende processen is in Zeeland groot en het onderzoek kan grote lacunes in de kennis van dit bijna onontgonnen gebied opvullen. Aandachtspunten voor uitvoering: - opstellen programma i.s.m. personen en instituten zoals VUA, geo- en bioarcheologie - moerneringsonderzoek bij provinciale projecten 6. Verdronken land en dorpen (dynamiek van mens en landschap) Een van de belangrijkste fenomenen in de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van Zeeland is de dynamische interactie tussen land, water en mens. In de natuurlijke dynamiek heeft het landschap zich met vele processen gevormd, waarbij Zeeland nu eens voor het merendeel uit water bestond, dan weer voor het merendeel uit land. Vermoedelijk al sinds de Romeinse periode, maar in sterke mate vanaf de Late Middeleeuwen, heeft de mens in dit landschap ingegrepen en daarmee zijn stempel gedrukt op het wordingproces, waarbij land werd aangewonnen en land weer verloren ging. Vooral bij het landverlies zijn, voorzover nu bekend, 117 dorpen en een stad (Reimerswaal) verloren gegaan en verlaten. Deze grote hoeveelheid laatmiddeleeuwse verdronken kerkdorpen mag als een uiterst bijzonder kenmerk voor Zeeland beschouwd worden, waarmee Zeeland nationaal en internationaal archeologisch geïdentificeerd en geafficheerd kan worden. Hoewel er de laatste jaren veel aandacht is geweest voor de verdronken dorpen, o.a. in het door de provincie gesubsidieerde SCEZ-project ‘Verdronken Dorpen, geinundeert en wegh-gespoelt’ moet geconstateerd worden dat dit gebaseerd was op incidenteel vergaarde en veelal oude kennis en dat het ontbreekt aan systematische en integrale benadering van onderzoek van dit fenomeen. Met systematisch en integraal onderzoek van verdronken dorpen, zowel binnendijks als in het intergetijdengebied buitendijks, kan Zeeland zich een voorbeeld- en koploperpositie verwerven op dit gebied. Daarnaast lijkt dit onderwerp ook op het gebied van toeristisch-recreatieve ontsluiting, bijvoorbeeld door middel van educatief-archeologisch onderzoek (edutainment), grote kansen te bieden voor (inter)nationale uitstraling. Aandachtspunten voor uitvoering: - doorstart project Verdronken dorpen met name gericht op het verzamelen en herwaarderen van bestaande en nieuwe kennis - Verdronken Land van Zuid-Beveland opnemen in pilot luchtfotografie. - Onderzoek naar specifieke verdronken dorpen bv. Aandijke 7. Onderzoek naar infrastructuur (dammen, dijken, wegen, waterstaatswerken,…) In het onderzoek voor de POAZ is geconstateerd dat tot nu toe nauwelijks aandacht is geweest voor archeologisch onderzoek van zowel droge als natte infrastructuur, omdat de aandacht meestal is gericht op de menselijke bewoning in de vorm van de verschillende soorten van nederzettingen. Met name het ontbreken van onderzoek naar waterstaatkundige en met water samenhangende infrastructuur in het waterrijke Zeeland sprong in het oog, terwijl man-made Zeeland toch een provincie van dijken en dammen is. Sinds kort is bekend dat de vroegste dijken in Zeeland al dateren uit de Romeinse periode (Serooskerke, 3de eeuw na Chr.). Incidenteel zijn ook enkele jongere dijken globaal onderzocht. Niet bekend is echter hoe door de eeuwen heen de vele dijken, dammen, bruggen, duikers, sluizen, stuwen, veren etc. in de provincie zijn geconstrueerd en hebben gefunctioneerd. Ook in de rest van Nederland is hieraan nauwelijks aandacht besteed, getuige het feit dat in de Nationale
4
Onderzoeksagenda Archeologie verwijzingen hiernaar nagenoeg ontbreken. Waar zich mogelijkheden voor dergelijk archeologisch onderzoek voordoen kan Zeeland zich op dat gebied onderscheiden. Aandachtspunten voor uitvoering: - Binnendijkenproject AWN, afd. Zeeland - Inzetten archeologisch onderzoek bij aanleg natuurvriendelijke oevers langs bestaande waterlopen 8. Verdedigingswerken in Zeeland, met nadruk op de verdedigingswerken en –linies uit de 16de en 17de eeuw Al vanaf de Romeinse tijd werd het Zeeuwse gebied van een zodanig belang geacht dat vanuit de toenmalige overheid het besluit genomen werd het gebied en zijn bevolking met militaire versterkingen te beveiligen en/of te verdedigen. Voorbeelden daarvan zijn het castellum van Aardenburg en de ringwalburgen van Burgh, Domburg, Middelburg, Oost-Souburg en Oostburg. In de Late Middeleeuwen vindt een verschuiving plaats naar meer lokaal gerichte verdedigingswerken en steunpunten in de vorm van mottes (kasteelbergen) en kastelen. Een groot deel van de voornoemde verdedigingswerken in Zeeland zijn van zodanige waarde dat ze als van rijkswege beschermd archeologisch monument op de AMK van Zeeland zijn opgenomen. Voor de verdedigingswerken die die status niet hebben zou vanuit het provinciale belang aandacht nodig zijn voor verder onderzoek. de Vanaf het midden van de 16 eeuw wordt vanuit de centrale overheid de aanleg van verdedigingswerken wederom gestimuleerd. Met name geldt dit voor de verdedigingswerken, -linies en vestingsteden in samenhang met de Opstand of 80-jarige oorlog. In die periode zijn in Zeeland vele nieuwe verdedigingswerken aangelegd en steden opnieuw versterkt om het hoofd te kunnen bieden aan de nieuwst ontwikkelde wapentuigen. Met name in Zeeuws-Vlaanderen, dat gedurende vele jaren een frontierzone vormde tussen het gebied dat onder Spaanse dan wel Staatse invloed stond, is hiervan een rijke nalatenschap overgebleven. Het belang van deze nalatenschap is sinds enkele jaren in het provinciale beleid onderkend in de publicaties betreffende de Staats-Spaanse Linies en de daaruit voortvloeiende projecten op het gebied van consolidatie, reconstructie en publieksontsluiting. De gemaakte keuze houdt in dat de aandacht vrijwel uitsluitend is gericht op de uitwendige verdedigingswerken als grachten en wallen. Daarmee wordt geen aandacht besteed en ook geen recht gedaan aan de enorme onderzoekspotentie van de binnenterreinen van forten, schansen, redoutes, tijdelijke kampen en vestingsteden en infrastructurele elementen in verdedigingslinies, zoals liniedijken en inundatiesluizen. Waar mogelijk zou onderzoek daarvan een belangrijke aanvulling kunnen betekenen van de kennis van deze verdedigingswerken en van het wonen en werken van de daarin gelegerde bezetting van Spaanse of Staatse origine. Nagegaan moet worden of dit onderzoek kan worden uitgevoerd in het kader van de samenwerking in de Euregio Scheldemond. Het aanvullen van de kennislacunes in de verdedigingswerken die samenhangen met de 80-jarige oorlog zou in belangrijke mate kunnen bijdragen aan de kans van slagen voor een Nederlands-Belgische voordracht van de verdedigingswerken in de Zeeuwse en Vlaamse frontierzone voor de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Aandachtspunten voor uitvoering: - archeologisch onderzoek bij revitalisering Staats Spaanse Linies - ligging ringwalburg Oostburg onderzoeken 9. Diachrone ontwikkeling van Zeeuwse havens Door zijn natuurlijke ligging in een waterrijk estuariumgebied heeft en had Zeeland vele mogelijkheden voor het benutten van locaties voor natuurlijke aanlandingsplaatsen en aangelegde havens. Al in de Romeinse tijd moeten er bij Domburg en Colijnsplaat havenfaciliteiten zijn geweest getuige de handelsstromen die uit de Nehalennia-altaren zijn op te maken. Voor de perioden daarna maken niet alleen historische bronnen, maar ook archeologische vondsten uit verre streken duidelijk dat in Zeeland belangrijke (inter)nationale handelshavens zijn gesitueerd, zoals in Middelburg vanaf de 10de eeuw en later, en in de Late Middeleeuwen een groot aantal belangrijke havens waaronder Westenschouwen, Zierikzee, Goes, Biezelinge, Tholen, Aardenburg, Sluis en Hulst. In de Nieuwe Tijd zijn de havens van Veere, Vlissingen en Middelburg van groot belang geweest, met name in de VOC en WIC.
5
De archeologische neerslag van de havens zelf is echter een nog onbekend gebied: niets is bekend over de structuren en lay-out van de havens, de ontwikkeling van kades en andere havenwerken, havenfaciliteiten als kranen en opslag, onderhoud van havens etc. Door de ligging in het natte milieu zullen de resten van dergelijke havens goed zijn geconserveerd. Onderzoek ervan kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kennis van de Zeeuwse havens, hun ontwikkeling en neergang, en de geschiedenis van Zeeland als belangrijk havengebied van toen en nu aanvullen en in een historisch kader plaatsen. Aandachtspunten voor uitvoering: Opstellen van onderzoeksprogramma om specifieke speerpunten te selecteren 10. Onderwaterarcheologie: wrakken en andere objecten onder water De samenhang met de Zeeuwse rijkdom aan water heeft er enerzijds voor gezorgd dat er grote mogelijkheden waren voor scheepvaart en handel over water, anderzijds er ook toe geleid dat delen van de provincie die eens uit land bestonden nu (diep) in het water zijn gelegen. In het gebied van de Zeeuwse stromen en de voordelta bevinden zich dan ook vele objecten permanent onder water, zoals wrakken en resten van nederzettingen, die met name refereren aan het belang van Zeeland in de regionale, nationale en internationale scheepvaart en handel (zie ook Ad 9). Tot voor kort werd landelijk de scheeps- en onderwaterarcheologie vrijwel volledig behartigd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) via het Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwater Archeologie (NISA). Belangrijke bijdragen werden en worden daarbij geleverd door enkele groepen van amateur-archeologen onder water via de LWAOW, de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). In het kader van de Maltawetgeving en de daarmee gepaard gaande decentralisatie wordt ook de archeologie van onderwater objecten zaak van de lagere overheden. Op de Archeologische Monumenten Kaart van Zeeland staan 49 onderwater objecten aangegeven, en inmiddels is dat aantal weer uitgebreid, met o.a. een belangrijk wrak bij Ritthem. De onderwater objecten zijn tot nu toe voor het merendeel niet gewaardeerd. Voor een goed monumentenzorgbeleid ten aanzien van deze objecten is het noodzakelijk dat voor deze objecten een waardestelling wordt uitgevoerd zodat de gewaardeerde objecten op de AMK van Zeeland kunnen worden opgenomen. In dit kader kan ook bezien worden of een, en zo ja welke, bijdrage hierbij kan worden geleverd door amateurarcheologen. Aandachtspunten voor uitvoering: - Samenwerking en kennisuitwisseling stimuleren door organiseren studie(mid)dag met experts van RACM, Landelijke Werkgroep Archeologie onder Water en amateur-duikers - Overleg RACM i.v.m. visie en rol provincie inzake onderwaterarcheologie
6
Instrumentarium inzetten Aanleiding van de POAZ is de wettelijke verplichting waarbij de Provincie Zeeland verplicht wordt om tegemoet te komen in excessieve kosten bij ontgrondingen en eventuele MER's. Door het opstellen van de POAZ wordt duidelijk wanneer vondsten van provinciaal/bovenlokaal belang zijn. De POAZ creëert de mogelijkheden van een financiële sturing. Daarbij maakt de POAZ het ook mogelijk om aan archeologisch onderzoek binnen de Provincie Zeeland een inhoudelijke meerwaarde te geven. Rol van de provincie Met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg wordt de zorg over het archeologisch erfgoed in vergaande mate gedecentraliseerd naar de gemeenten. Het inzetten van het instrumentarium dient daarom aan te sluiten bij de geest van de Wamz waarbij gemeenten ondersteunt worden bij het uitvoeren van hun verantwoordelijkheden en taken. Tijdens de klankbordgroepbijeenkomsten is door verschillende aanwezigen ook gesuggereerd dat de provincie met name een rol dient te vervullen bij het archeologisch onderzoek van eigen ontwikkelingen, een ondersteunende en faciliterende rol. De provincie zou ook de taak op zich moeten nemen om bovenlokaal zaken te verbinden en het in stand houden van een archeologische infrastructuur. De POAZ geeft aan wat het archeologisch onderzoek gedurende 10 jaar (1996-2006) heeft opgeleverd. De belangrijkste conclusie is dat de informatie die gedurende 10 jaar onderzoek niet verwaarloosbaar is, maar nog van een zeer basisniveau. Het is daarom moeilijk om op basis van het POAZ-onderzoek scherpe selectiekeuzes te kunnen maken. De selectie zal daarom gebaseerd moeten zijn op andere vraagstukken zoals: wat maakt Zeeland op archeologisch gebied bijzonder, in welke informatie voor de bewoningsgeschiedenis van Europa en Nederland kunnen wij het beste voorzien, wat zijn de politieke keuzes? De provincie kan haar rol op verschillende terreinen en in samenhang invullen: - inhoudelijke sturing onderzoek - kwaliteit van het onderzoek (bevorderen) - samenhang onderzoek bevorderen - kennisuitwisseling bevorderen Hieronder ga ik in algemene zin in op hoe wij gaan inzetten op het archeologisch onderzoek. In de eerste plaats bij eigen provinciale projecten of projecten waarbij de provincie een grote sturende rol heeft zoals bij gebiedsontwikkelingsprojecten, MER, aanleg infrastructuur. De beleidsmedewerker archeologie dient in een vroeg stadium betrokken te worden zodat in de vroege fase rekening kan gehouden worden met de archeologische potentie van een terrein die niet alleen is af te lezen uit het huidige toetsingskader. Rekening kan bv. gehouden worden met de aanwezigheid van afgedekte geologische lagen. In deze gevallen dient ook de kwaliteit van het onderzoek, gekoppeld aan een goede onderzoeksmethode uitgangspunt te zijn. Zaak is om zo vroeg mogelijk een scherp beeld te krijgen van de archeologische potentie van een gebied, waarbij een aangepaste onderzoeksmethode wordt gezocht. Dat wil ook zeggen dat we bij eigen provinciale projecten mogelijk net wat meer doen en eisen dan we van andere verstoorders verwachten. Ook kan dit ertoe leiden dat we bij deze projecten meer onderzoeken dan het hoogst noodzakelijke wat nu vaak uit financiële overwegingen gebeurd. Een ander zorgpunt is de kwaliteit van het onderzoek. Vooraleer we synthetiserend onderzoek kunnen uitvoeren is het belangrijk dat de kwaliteit van het onderzoek van een voldoende niveau is. In de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie zijn daarvoor richtlijnen toegepast. Deze zijn te ruim voor de Zeeuwse schaal en dienen daarom nader ingevuld te worden. Daartoe zullen wij Provinciale Richtlijnen voor Archeologisch Onderzoek vaststellen en vragen aan gemeenten om ons daarin te volgen. Daarnaast menen wij dat het bevorderen van samenwerking met universiteiten kan leiden tot kwalitatief beter onderzoek. Uiteraard moeten hiervoor projecten worden uitgekozen. Met de aanleg van de Kanaalkruising Sluiskil zijn goede ervaringen opgedaan met de Universiteit Gent, de vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa. Daarnaast heeft een onderzoek uitgevoerd door een samenwerking van de Universiteit Wageningen en Universiteit Gent tot een kenniswinst voor het (afgedekte) Middeleeuwse landschap in West Zeeuws Vlaanderen geleid. In eerste instantie denken
7
wij aan de universiteit Gent i.v.m. het prehistorische landschap in Zeeuws Vlaanderen en de Universiteit van Wageningen i.v.m. de historische geografie van Zeeland. Daarom willen wij: - samenwerking universiteiten bevorderen - provinciale richtlijnen archeologisch onderzoek vaststellen - 'onderzoeksmethodiek niet standaardiseren' - Evt. subsidiëren aanvullingen Programma's van Eisen Daarnaast is het belangrijk om te voorzien in een goede basisinfrastructuur en het bevorderen van samenhang. Gebleken is dat er in de laatste 10 jaar ontzettend veel rapportages zijn geproduceerd over archeologisch onderzoek in Zeeland. Een groot deel van deze rapportages zijn echter nauwelijks in verband of in de grotere context van Zeeland geschreven noch bekeken. Om tot kenniswinst te komen is het belangrijk om onderzoeken met elkaar in verband te brengen, achterstallig onderzoek uit te werken. Daarom moet geïnvesteerd worden in volgende zaken: - synthetiserend onderzoek - uitwerken achterstallig onderzoek - verzamelen van datasets voor toekomstig (synthetiserend) onderzoek - AWN stimuleren tot bijdrage synthetiserend onderzoek Hoewel Zeeland een zeer kleine provincie is met slechts 13 gemeenten is het toch noodzakelijk dat informatie gecentraliseerd en wordt verspreidt. Op deze manier is het mogelijk om onderzoeken met elkaar op een hoger schaalniveau te verbinden. Daarnaast is het ook noodzakelijk om deze kennis uit te dragen. In de klankbordgroepbijeenkomsten werd deze overtuiging gesteund. Op deze manier willen wij kennis verder ontwikkelen en bevorderen. Daarom kunnen we ons de komende jaren concentreren op: - in stand houden ZAA en ZAD - organiseren symposia en/of ZAAD - overwegen of het opnieuw uitbrengen van een nieuwskroniek interessant is - bevorderen kennisuitwisseling op specifieke terreinen
8