Notitie 285 GRIPSCAN ARCHEOLOGIE PEPPELWEG, ROTERDAM
Inleiding Op verzoek van Cleton & Com heeft Crevasse Advies een gripscan archeologie uitgevoerd ten behoeve van herontwikkeling van het plangebied Peppelweg in Rotterdam (figuur 1). De herontwikkeling betreft (1) de bouw van 63 woningen aan de Peppelweg, waarvoor een uitwerkingsplicht is opgenomen in het bestemmingsplan en (2) de bouw van een supermarkt op de Petuniahof. Voor dit laatste plan dient het Bestemmingsplan te worden gewijzigd. In onderhavige gripscan wordt beschreven of en in welke mate de bouwconditie archeologie tot knelpunten in de ontwikkeling kan leiden en wat de aandachtspunten voor de realisatie van de bouw ter plekke zijn. Als zodanig heeft de scan het karakter van een risicoanalyse.
Figuur 1. Plangebied ‘Peppelweg’. In blauw de zones waar de nieuwbouw van 63 huizen. In rood de locatie waar een supermarkt is voorzien, de Petuniahof Bron: Cleton & Com
Bouwen en archeologie algemeen Wanneer bij de bouw en inrichting bodemingrepen plaatsvinden, bijvoorbeeld bij het aanleggen van een parkeergarage, kabels en leidingen, rioolsleuven en funderingen, kan eventueel aanwezige archeologie worden verstoord of zelfs vernietigd. De wetgever heeft bepaald dat op locaties waar waardevolle archeologische kan worden verwacht of bijvoorbeeld in de directie omgeving al eerder is aangetoond, de initiatiefnemer verplicht is vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van archeologie en of deze behoudenswaardig is. Indien dat laatste het geval is, dient initiatiefnemer deze archeologie te behouden. Dit kan wellicht in de bodem ter plekke (in situ) door planaanpassing of archeologiesparend bouwen en inrichten. Deze optie heeft de voorkeur van
1 Gripscan Archeologie herontwikkeling Peppelweg, Rotterdam
Notitie 285
(inter)nationale, provinciale en gemeentelijke wet- en regelgeving. Kan behoudenswaardige archeologie niet duurzaam in situ voor het nageslacht worden bewaard, dan zal ex situ behoud moeten plaatsvinden. Deze vorm van behoud vindt plaats door (1) een opgraving voorafgaande aan het bouwrijp maken dan wel, indien mogelijk (2) een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden tijdens de bouw. Veelal wordt een combinatie van in situ en ex situ behoud gerealiseerd. Twee zaken zijn essentieel bij de bepaling van het risico dat archeologie met zich mee kan brengen, namelijk enerzijds het bouwplan, dus de aard en omvang van de bodemingrepen en anderzijds, de gekende dus reeds vastgestelde archeologie (waarden: wat zit er?) en de archeologische verwachting (wat zou er kunnen zitten?). Aangezien de bouwconditie archeologie in Nederland in feite geen inhoudelijke normen en interventiewaarden kent (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de condities milieu of geluid) is een derde cruciale factor de bevoegde overheid. Wie treedt als zodanig op en wat wil zij eigenlijk met de archeologie op haar grondgebied? Is er archeologiebeleid en hoe strikt is dat? Het is van groot belang om zo vroeg mogelijk in het archeologische , civiele en planologische proces inzicht te hebben in de mogelijke scope van de archeologie in het project. Dit temeer het archeologische proces, zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, zie www.sikb.nl) lang is of kan zijn met op elkaar volgende onderzoeksstappen.
Reeds aanwezige verstoringen, bouwplan, archeologie en overheid Om met de rol van de bevoegde overheid te beginnen, deze wordt vervuld door de Gemeente Rotterdam, meer precies het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR). Rotterdam heeft een eigen archeologiebeleid, met daarbij behorende beleidsnota en archeologische kaarten. In tegenstelling tot andere Nederlandse gemeenten zijn de verwachtingenkaart en beleidskaart niet openbaar of toegankelijk via internet. Aan BOOR dient derhalve gevraagd te worden of en welk onderzoek door initiatiefnemer dient te worden uitgevoerd. Sterker nog, het bureauonderzoek, de eerste stap in het proces van Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) dient – indien BOOR op grond van de geplande ingrepen en het beleid onderzoek nodig acht - door BOOR te worden uitgevoerd. Hoewel men er vanuit mag gaan dat BOOR als overheid transparante verifieerbare besluiten neemt en bij onderzoek redelijkheid en billijkheid betracht, is er voor initiatiefnemers geen of nauwelijks ruimte voor alternatieve zienswijzen of verificatie of onderzoek daadwerkelijk nodig is. Dit in tegenstelling tot de procedure bij vrijwel alle andere gemeenten waar zelf kan worden beoordeeld wanneer er welk onderzoek en hoeveel gevraagd zal worden. Cruciaal voor bepaling van de scope van het onderzoek, indien nodig, en daarmee gemoeide tijd en geld is de vraag waar de bouw- en inrichtingsplannen tot nieuwe bodemverstoringen zullen leiden en of aangetoond kan worden dat op specifieke locaties de huidige bebouwing (met name fundamenten en kelders) en verharding de ondergrond dermate diep verstoord is dat de kans op eventuele archeologie klein is, of zelfs afwezig. Immers, alleen waar de op basis van de gemeentelijke kaarten verwachte of reeds aangetoonde archeologie nog intact kan zijn, zal onderzoek noodzakelijk zijn. Onderhavig plangebied aan de Peppelweg lijkt op het eerste gezicht dermate dicht bebouwd, verhard en van kabels en leidingen voorzien, dat tot enige diepte beneden maaiveld (minimaal 1 m) de ondergrond wellicht als verstoord gezien kan worden. Palenplannen van funderingen en bouwtekeningen waarop aangegeven kruipruimtes en wellicht kelders, zullen aan kunnen geven waar de ondergrond in verticale en laterale zin dermate is verstoord of vernietigd dat eventueel aanwezige archeologische resten verdwenen of gefragmenteerd zijn, en onderzoek geen zin heeft. Let wel, het is primair aan initiatiefnemer om aan te tonen waar en tot welke diepte de bodem verstoord is.
2 Gripscan Archeologie herontwikkeling Peppelweg, Rotterdam
Notitie 285
Anders lijkt het in het geval van de thans goeddeels onbebouwde Petuniahof. Mogelijk is hier alleen sprake van verharding en kabels en leidingen, en is eventuele archeologie nog ongestoord. Zeker, wanneer deze op enge diepte beneden huidig peil wordt verwacht. In het bureauonderzoek van BOOR zullen, als dit onderzoek noodzakelijk wordt geacht, als het goed is naast de gemeentelijke verwachtingenkaart, reeds uitgevoerde onderzoeken en bebouwingsinformatie (palenplannen, bouwtekeningen, leidingstraten e.d.) worden bestudeerd. Cruciaal zal zijn op welke diepte eventuele archeologie verwacht kan worden. Uitgangspunt hierbij is dat hoe dieper in de bodem, des te ouder de archeologie, des te kostbaarder om deze archeologie, indien behoudenswaardig geacht door de bevoegde overheid, te onderzoeken en te behouden. BOOR is in woord en daad een voorstander van in situ behoud en zal zeker genegen zijn met de initiatiefnemer mee te denken aan een in situ oplossing. Echter, voordat er sprake is van behoudenswaardige archeologie zal uit het bureauonderzoek moeten blijken of en waar er inventariserend veldonderzoek dient plaats te vinden. De meest geëigende methode is booronderzoek, met handboringen dan wel gemechaniseerd. Met booronderzoek kan, op die plaatsen waar op grond van het bureauonderzoek is ingeschat waar onderzoek nog zinvol is, vastgesteld worden welke landschappen begraven liggen in de diepere ondergrond en of daar indicaties zijn van bewoning of anderszins vroegere menselijke activiteit. Hierbij is te denken aan oude rivier- of kreeklopen met hun bewoonbare oevers dan wel frequent in de ondergrond aangetroffen rivierduinen (zoals bijvoorbeeld Hilligersberg). Deze rivierduinen hebben bijzondere archeologische belangstelling, aangezien hier de oudste ‘Rotterdamse’ bewoning kan worden aangetroffen: uit de midden en nieuwe steentijd (Mesolithicum en Neolithicum), vanaf ca. 11.000 jaar geleden. Deze rivierduinen kunnen op enkele tot meerdere meters diepte worden aangetroffen. Naar verwachting zal BOOR onderzoek eisen in deelplangebied Petuniahof/Supermarkt. Indien er bij dit (verkennende dan wel karterende) booronderzoek aanwijzingen zijn voor archeologie dan is de vraag of deze behoudenswaardig is, dan wel of nader waarderend onderzoek nodig is. Die waardering kan plaatsvinden met een booronderzoek of proefsleuven. Laatstgenoemd, gravend onderzoek is kostbaarder en zal alleen worden ingezet als archeologie relatief ondiep onder het maaiveld ligt. Bij diepere archeologie zal waardering naar verwachting middels boringen plaatsvinden. Uitvoerder van dit boor- of proefsleuvenonderzoek, dat overigens wel door marktpartijen kan en mag worden uitgevoerd en waarbij BOOR eveneens als marktpartij fungeert, stelt een zogenaamd selectieadvies op. BOOR in haar rol als bevoegde overheid is uiteindelijk de partij om te besluiten over de behoudenswaardigheid en of de behoudenswaardige archeologie ook daadwerkelijk geselecteerd moet worden voor behoud. Is daarvan sprake, dan is het met name aan de initiatiefnemer om de keuze te maken voor in situ of ex situ behoud. Alleen indien dit aantoonbaar (bijvoorbeeld op basis van door Gemeente vastgestelde eisen voor in situ behoud) niet kan, zal ex situ behoud moeten plaatsvinden. In Rotterdam wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de werk-met-werk methode van archeologische begeleiding. Deze is doorgaans vele malen goedkoper dan een preventieve opgraving. BOOR heeft als belangrijke pijler van het beleid het in kaart brengen van de diepere ondergrond van haar grondgebied. Derhalve is de kans aanwezig dat zij diepe boringen zal eisen, waarbij de diepte verder kan reiken dan het als gevolg van de herontwikkeling te verstoren niveau.
3 Gripscan Archeologie herontwikkeling Peppelweg, Rotterdam
Notitie 285
Risico’s en advies Het risico dat de bouwconditie archeologie met zich meebrengt lijkt gezien de reeds aanwezige gebouwen en verharding klein. Desalniettemin is er wel sprake van een in omvang relatief groot project. Wanneer vooral binnen bestaande rooilijnen wordt gebouwd en nieuwe verstoringen beperkt of achterwege blijven, kan de scope eveneens, naar verwachting, beperkt blijven. Op dit moment is nog niet duidelijk of, wanneer en waar er onderzoek plaats dient te vinden. Dat moet blijken na een verzoek aan BOOR, waarbij de (ver)bouwplannen en de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart leidend zijn. Zoals aangegeven, de kans is groot dat booronderzoek bij de bouw van de supermarkt noodzakelijk zal worden geacht. Houdt bij mechanische boringen rekening met een bedrag van ca. €1750,- ex BTW per boring, inclusief analyse en rapportage. Voor de Petuniahof kan wellicht worden volstaan met zes boringen. Crevasse Advies raadt initiatiefnemer aan om, indien het proces van Archeologische Monumenten Zorg dient te worden opgestart naar oordeel van BOOR, kritisch te zijn op de uitkomsten van het bureauonderzoek. Is er bijvoorbeeld voldoende aandacht besteed aan de reeds bestaande bodemverstoringen en is het onderzoek proportioneel? Staan de maatschappelijke kosten van onderzoek in redelijke verhouding tot de kenniswinst? Deze laatste vraag zal niet zozeer spelen tijdens het relatief goedkope booronderzoek. Echter, zodra er sprake is van gravend onderzoek (proefsleuven of opgraving) kunnen kosten per m2 snel oplopen. Mocht er sprake zijn van behoudenswaardige archeologie in de ogen van de bevoegde overheid, dan verdient het altijd de aandacht om te kijken of er een alternatieve zienswijze mogelijk is. Immers, de bouwconditie archeologie kent, zoals gezegd, geen inhoudelijke normen of interventiewaarden, waarmee er geen archeologische waarheid is. Als gevolg hiervan is het, vreemd genoeg, mogelijk om over de uitkomsten en interpretaties, almede adviezen en besluiten van mening te verschillen en te debatteren. Crevasse Advies adviseert tijdig met het archeologisch proces te beginnen. Immers, het proces bestaat uit diverse onderzoeksstappen, die op het bureauonderzoek na, een door het gezag goedgekeurd Programma van Eisen nodig hebben. Daarnaast vergen contractering en aanbesteding per onderzoeksfase de nodige tijd. Tenslotte, debat als gevolg van een andere kijk op resultaten, interpretaties en adviezen van uitvoerders kan tijd kosten en de relatie onder druk zetten. Als laatste, Crevasse Advies heeft zonder meer vertrouwen in de integriteit van BOOR. Risico blijft wel dat indien BOOR optreedt als uitvoerder van onderzoek, de gezagsrol en uitvoerende rol dicht bij elkaar liggen. Dat ka voordelig zijn, doordat snel gewerkt kan worden. Het kan even eens nadelig zijn, aangezien opdrachtgever moeilijk vat heeft op hoe zijn uitvoerder met het gezag communiceert. Idealiter communiceert uitvoerder immers niet direct met het bevoegde gezag.
4 Gripscan Archeologie herontwikkeling Peppelweg, Rotterdam
Notitie 285
COLOFON: Opdrachtgever: Contactpersoon opdrachtgever: Auteur: Datum: Sleutelwoorden Crevasse Advies:
Cleton & Com Mevrouw M. van Wingerden De heer dr. René F. B. Isarin 8 augustus 2014 Gripscan archeologie Rotterdam Peppelweg Petuniahof
5 Gripscan Archeologie herontwikkeling Peppelweg, Rotterdam