Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap
Evaluatie van de evolutionaire heuristiek en het ‘no pain no gain’ argument in het neuro- enhancementdebat. Anneleen Thollebeek 20031752 Promotor: Dr. An Ravelingien
Verhandeling voorgedragen tot het behalen van de graad van Master in de Moraalwetenschappen Academiejaar 2008-2009
2
Inhoudstafel Voorwoord
7
Inleiding
9
Hoofdstuk 1. Brain- enhancement
12
1.1. Enhancement
12
1.2. Traditionele geneeskunde versus enhancement
15
1.2.1. Enhancement versus geneeskunde
15
1.2.1.1.
‘ If it ain’t broke, don’t fix it’
15
1.2.1.2.
Ideologische aanpak
16
1.2.1.3.
‘ Normaal functioneren’ standard
16
1.2.2. Enhancement versus verdienste
17
1.3. Brain- enhancement
18
1.3.1. Motorische capaciteiten
19
1.3.2. Aandacht, leren en geheugen
20
1.3.3. Gemoed en gevoelens
21
1.3.4. Niet- farmacologische methoden
22
1.4. Gevaren en ethische kwesties
23
1.4.1. Veiligheid
24
1.4.2. Dwang
26
1.4.3. Distributieve rechtvaardigheid
27
1.4.4. Karakter en persoonlijkheid
27
1.4.5. Het ‘no pain no gain’ principe
28
1.4.6. Het natuurargument
28 3
Hoofdstuk 2. Evaluatie van het ‘no pain no gain’ argument
29
2.1. Inleiding aan de hand van een voorbeeld
29
2.2. Het ‘no pain no gain’ argument
31
2.2.1. Vals spelen
32
2.2.1.1. Wat is vals spelen?
32
2.2.1.2. Het overtreden van een regel
34
2.2.1.3. De intentie
35
2.2.1.4. Vals spelen als argument tegen verbetering
35
2.2.1.5. Conclusie
36
2.2.2. De short-cut versie
36
2.2.2.1. Geschiedenis
36
2.2.2.2. De waarde van verdienste
38
2.2.2.3. Ethiek van de authenticiteit
41
2.2.2.4. De positieve waarde van pijn en lijden
43
2.2.2.5. De negatieve waarde van pijn en lijden
44
2.3. Conclusie
45
Hoofdstuk 3. De evaluatie van het natuurargument
49
3.1. Inleiding
49
3.2. Evolutionaire optimalisatie- uitdaging
51
3.2.1. Evolutionaire heuristiek
51
3.2.2. Verandering van eisen
52
3.2.3. Verschillen in waarde
55
3.2.4. Evolutionaire beperkingen
56
3.2.5. Conclusie
58 4
3.3. Het naturalistisch bedrog
59
3.3.1. Wat is het naturalistisch bedrog?
59
3.3.2. Het naturalistisch bedrog bij verbeteringstechnieken
60
Algemeen besluit
62
Bibliografie
64
5
6
Voorwoord
Toen ik in oktober 2008 naar een atheïstische trefdag ging in het Gentse bleek de aanwezigheid van de schrijfster Anne Provoost een aangename verrassing te zijn. Totaal tegen mijn verwachtingen in, kwam zij aanlopen met een interessante invalsblik op de atheïstische gedachtegang. Zij beweerde dat wanneer aan een computer te veel gevraagd wordt, of als hij iets te verwerken krijgt wat buiten zijn mogelijkheden valt, hij dan een foutmelding geeft. Het woord ERROR verschijnt namelijk op het scherm. Provoost vergelijkt deze onvolkomenheid van de computer met de manier waarop de mens omgaat met zaken die buiten zijn mogelijkheden vallen. Zij besluit dat: Wij mensen lijken doordrongen van de gedachte dat het niet kunnen kennen, het niet kunnen benoemen, vanzelf tot een teleurstelling of ontgoocheling leidt. De pc kent dat gevoel niet. 1 In plaats van toe te geven dat er vragen zijn waar we geen antwoord op weten, of in te zien dat er bepaalde zaken op dit moment nog niet in onze mogelijkheid liggen om verklaard te worden, trachten we het onmogelijke toch te benoemen. We benoemen alvast omdat we denken dat we zonder woord niet aan het concept kunnen denken. Het lijkt alsof ons brein zich liever vergist dan te wachten met etiketteren. Benoemen is onze tic nerveux, we doen het lukraak, de ontmanteling van onze begrippen gebeurt achteraf, als duidelijk wordt dat we dwalen. 2 Voor mij was op dat moment duidelijk welke weg ik wilde uitgaan met mijn thesis: ik zou argumenten tegen breinverbeteringstechnieken evalueren met in het achteraf de idee van Provoost. We weten namelijk nog niet hoe bepaalde breinverbeteringstechnieken onze wereld en onze menselijkheid zullen veranderen en toch proberen we haast maniakaal op elke vraag een antwoord te geven. We proberen morele etiketten te kleven op zaken die eigenlijk niet binnen het domein van de ethiek vallen.
1
Provoost A. 2008. Beminde ongelovigen. Atheïstisch sermoen. Amsterdam, Antwerpen:EM. Querido’s uitgeverij BV.
2
Provoost A. 2008.
7
Ik denk niet dat het de bedoeling was van Provoost om een weg vrij te maken voor een ‘laissez- faire’ houding, dat is hier ook niet mijn bedoeling. Dit schrijven mag zeker niet de uitstraling hebben van “We weten er toch geen antwoord op, dus we laten het maar zijn beloop nemen en zien dan later wel”. Ik wens met dit schrijven te wijzen op de absolute drang van de mens om alles te classificeren, benoemen en verklaren. Dit is niet geheel fout, af en toe moeten we kunnen afstappen van de idee dat de mens alles moet en kan weten. Af en toe moeten we kunnen aanvaarden dat de mens ook ERRORS kent en dat dit geen schande is. Het aanvaarden van de grens van het kunnen begrijpen en benoemen, het leven met de ERROR, dat vraagt overgave. Rede en overgave sluiten elkaar niet uit, het redelijke aan de rede is juist dat ze haar grenzen onderkent. 3 Het schrijven van een thesis wordt voor de meeste studenten na verloop van tijd een heuse nachtmerrie. In mijn geval was dat ook niet anders. Wanneer echter de deadline zeer dichtbij kwam, heb ik een klik gemaakt. Mijn thesis zou niet langer mijn vijand zijn maar eerder een vriend. Het is iemand die ik ondertussen al een tijdje ken en die enorm veel van mijn tijd in beslag nam. In de laatste rechte lijn naar het einde weet ik nu dat ik blij zal zijn wanneer het allemaal achter de rug is. En ik niet alleen. Daarom wil ik mijn ouders bedanken voor de steun die ze me gaven gedurende het hele proces. Mijn keuze om een universitaire studie aan te gaan, heeft niet altijd voor de hand gelegen. Toch heb ik doorgezet en gelijk gekregen. Hopelijk wordt deze thesis een mooie afronding van vijf jaar intensieve vergaring van kennis. Mijn promoter, An, wil ik speciaal vernoemen omdat zij me steeds bleef steunen en er telkens opnieuw weer volledig wou voor gaan, ook al had ik zelf af en toe mijn twijfels of ik het wel zou halen. Een welgemeende dank u voor je steun en wijsheid!! Mijn vriend en leven, mijn liefje, dank je voor het geduld. Mijn rots in de branding, Ellen, bedankt voor de hulp bij de verheldering van mijn soms wat verwarde en chaotische gedachten! Mijn zus, mijn broer, iedereen die me steunde gedurende het hele proces. En tot slot, een laatste woord voor mijn grootmoeder die een aantal maand geleden zwaar ziek werd. Zij liet me onbewust inzien dat het leven te kort is om vast te blijven hangen aan onbenulligheden. Mamy, ik zie je graag en wens je bij deze nogmaals veel beterschap! Wanneer ik deze thesis zal afgeven zal er een enorme last van mijn schouders vallen, maar ergens weet ik dat ik het zal missen.
3
Provoost A. 2008.
8
Inleiding
De mens is iets wat overwonnen moet worden. Nietzsche, Aldus sprak Zarathustra, 1885
Na de immense prestaties van atleten zoals Michael Phelps of Usain Bolt op de voorbije Olympische Spelen in Peking kunnen we er niet om heen: de mens streeft ernaar om gestelde grenzen te verleggen. Sinds mensenheugenis zijn we bezig geweest met onszelf en onze omgeving te veranderen. Gaande van het aanwenden van vuur voor menselijke doeleinden en het produceren van kleine werktuigen uit steen tot het gebruik van doping in de sport, fysieke en mentale training en lichamelijke modificaties. 4 Het valt haast niet te ontkennen dat bovenvernoemde verbeteringen ons menselijk leven aangenamer gemaakt hebben. De mogelijkheid om stenen constructies te bouwen en ze daarna leefbaar te maken, is maar één voorbeeld van hoe een bestaand systeem of een bestaande traditie via een vernieuwingsproces een verbetering voor de mensheid kon betekenen. Dit vernieuwingsproces moeten we zien als een constante beweging van trial - en errorpogingen. Door veranderingen aan te brengen en uit te proberen ontdekken we gaandeweg wat beter of slechter is voor een systeem. De wereld waarin we vandaag leven is het resultaat van deze steeds terugkerende trial en error-methode.
De taaiste en in veel opzichten meest opmerkelijke eigenschap van de mens is zijn vermogen tot veranderen. Deze veranderingen kunnen in het ene geval vrijwel onmerkbaar zijn, en in het andere geval verbluffend snel. Barry Cunliffe, archeoloog Oxford Uit Beschavingen van de Oude Wereld De mogelijkheid om onszelf of dingen te veranderen, groeit naarmate we steeds meer inzicht verwerven in de complexiteit van de beoogde systemen.
4
Bostrom N. “The transhumanist FAQ. A general Introduction”. Bekomen via www.nickbostrom.com.
9
Waar men vroeger mythen gebruikte om onverklaarbare zaken uitgelegd te krijgen, vinden we nu vooral antwoorden in de wetenschappen. De immense vooruitgang op wetenschappelijk vlak biedt een groot potentieel tot nog verdere uitbreiding van onze kennis. 5 Eén van de lichaamsdelen waarbij we kunnen spreken van een snel groeiend inzicht is het brein. Mede door de enorme technologische vooruitgang kunnen we vandaag kiezen uit een aantal beeldvormingstechnieken om juist dat gedeelte van het brein te onderzoeken dat ons op dat moment aanbelangt. 6 Het toekomstperspectief dat hieruit volgt is er één waarbij we de komende jaren nog meer inzichten zullen verwerven in de hersenen en waarbij we deze vooruitgang en kennis zullen gebruiken om ons brein te verbeteren. Er zijn nu reeds chemicaliën op de markt die het geheugen en de aandacht verbeteren, waar dit pakweg vijftig jaar geleden science fiction leek, kunnen we ons vandaag afvragen hoe deze markt er in het jaar 2050 zal uitzien. 7 Niettegenstaande de vele imaginaire voordelen wordt er vaak geargumenteerd tegen bepaalde breinverbeteringstechnieken dat ze een vorm van vals spelen zijn, dat ze tegennatuurlijk zijn of dat ze de sociale gelijkheid tegenwerken. 8 Een voordeel bereiken door er weinig of niets voor gedaan te hebben, lijkt voor sommigen te makkelijk. Het is voor hen een soort van shortcut nemen waarbij je allerlei waarden verliest die belangrijk zijn in het proces van ‘mens worden’. Wat daarmee samenhangt is het natuurargument. Het doel bereikt met traditionele middelen, zoals inspanning en doorzettingsvermogen, wordt vaak als goed beschouwd, want het werd verwezenlijkt door discipline. Wat slecht lijkt, is dan alles wat verkregen werd met behulp van artificiële middelen. Het doel heiligt in dit geval dus niet de middelen, want het zijn enkel de ‘natuurlijke’ middelen die op enige bijval kunnen rekenen. Het doel van dit schrijven oogt op een analyse van dit ‘vals spelen’ argument en het natuurargument.
5
Van Loocke P. 2008. Het wereldbeeld van de wetenschap. Waar we geraakt zijn aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Antwerpen, Apeldoorn:Garant.
6
www.meetingmindseurope.org
7
Crevits L.2007. Mijn geest, van vlees en bloed. Neurobiologische verkenningen naar menselijk gedrag. Gent: Academia Press.
8
Chatterjee A. 2004. “Cosmetic neurology: The controversy over enhancing movement, mentation and mood” Neurology. 63, pp. 968-974.
10
Wat houden deze argumenten inhoudelijk in en belangrijker nog: “ Zijn het ‘ no pain no gain’ – en het natuurargument voldoende om breinverbeteringstechnieken af te keuren?”. We trachten gebruikte concepten en begrippen te verhelderen en deze daarna te plaatsen in referentiekaders, die al dan niet op hun plaats zijn binnen dit debat. In de conclusie zullen we zien dat een éénduidig antwoord moeilijk te geven, valt omdat er vaak reeds onenigheid heerst over bepaalde basisbegrippen, zo is het bijvoorbeeld niet evident om de grenzen van de geneeskunde uit te tekenen. Wat de toekomst brengt, kunnen we niet met zekerheid voorspellen, maar we kunnen ons wel een idee vormen van hoe het zou kunnen zijn door te kijken naar wat er in het verleden is gebeurd. Aan de hand van dit idee zullen we ons laten leiden op de zoektocht naar een beter inzicht in de toekomst van breinverbeteringstechnieken.
11
Hoofstuk 1: Brain-enhancement
1.1.
Enhancement
Als we ziek zijn of pijn voelen gaan we naar de dokter, hij/zij zal op basis van onze symptomen een diagnose stellen en een behandeling voorschrijven. Wanneer de arts denkt zijn of haar patiënt niet te kunnen helpen, zal hij/zij deze doorverwijzen naar een collega. Volgens het Van Dale woordenboek is dit min of meer ook de definitie van geneeskunde, namelijk geneeskunde is de wetenschap die zich richt op de aard en de oorzaken van ziekten en op de middelen om die te genezen. 9 Hebben we hiermee een sluitende definitie gevonden voor de term geneeskunde? In wat volgt zullen we zien dat het helaas niet zo makkelijk is om sluitende definities te geven. Daarenboven zal blijken dat een gebrek aan consensus over de inhoud van een term de basis vormt van een aantal andere problemen. Veel medicatie werd en wordt ontworpen om stoornissen of ziektes te behandelen, maar deze kunnen ook gebruikt worden voor milde vormen van de stoornissen of ziektes. ADHD is bijvoorbeeld een stoornis dat men beoordeelt over een spectrum, gaande van mild tot zeer ernstig. In welke gevallen en in welke mate men methylfenidaat, beter bekend onder de marktnaam Rilatine, toedient, hangt af van de behandelende arts. Iemand met een zeer ernstige vorm van een bepaalde aandoening kan dus op dezelfde manier behandeld worden als een persoon met een milde vorm ervan. Het is een kwestie van hoe de behandelende arts de stoornis van zijn patiënt interpreteert. Tegenwoordig groeit daarenboven meer en meer het besef dat bepaalde medicatie ook toepasbaar is op gezonde personen. 10 Dit is de idee van verbeteringstechnieken. Deze verbeteringstechnieken zijn momenteel een hot topic, wereldwijd lijkt er namelijk een afkeer te zijn voor bepaald vormen van verbetering. 11
9
Prof. Dr. P.G.J. van Sterkenburg & drs. M.E. Verburg. 1994. Van Dale. Handwoordenboek Hedendaags Nederlands. Turnhout: Tweede druk, Drukkerij Brepols nv.
10
Zonneveld L., H. Dijstelbloem & D.Ringoir (eds). 2008. “Reshaping the Human Condition: Exploring Human Enhancement.” Den Haag: Rathenau Institute, in collaboration with the British Embassy, Science and Innovation Network and the Parliamentary Office of Science & Technology. 11
Medical ethics departement. 2007. “Boosting your brainpower: Ethical aspects of cognitive enhancements”. A discussion paper from the BMA.
12
Chatterjee vraagt zich hierbij af waarom we deze afkeer lijken te hebben voor het gebruik van medicatie louter ter verbetering van het menselijk lichaam. Waarom zijn we met andere woorden geneigd om verbeteringstechnieken af te keuren? 12 Uit het verleden weten we dat harttransplantaties initieel als gevaarlijk werden gezien en dat ze nu een quasi routine-ingreep geworden zijn. De meeste mensen lijken een soort van onmiddellijke afkeerreactie te hebben wanneer nieuwe technologieën bekend raken. Een rationeel debat omtrent nieuwe technologische mogelijkheden is meer op zijn plaats dan een ‘yuk-reactie’. 13 Met het groeiend inzicht in wetenschap en technologie wordt de mens zich bewust dat bepaalde basisparameters van de menselijke conditie niet zo statisch zijn als ooit gedacht werd. Een manier waarop men deze fundamentele parameters kan beïnvloeden, is door het gebruik van enhancement-technieken. Verbeteringstechnieken zijn volgens Buchanan een mogelijkheid om dingen of mensen simpelweg beter te maken. Helaas is het niet zo simpel en dat geeft hij ook aan met het volgende gezegde; The best is the enemy of the good. 14 Buchanan wil duidelijk maken dat verbeteringen niet altijd het beste zijn voor een systeem. Zo zouden een beter zicht en een verbetert mathematisch vermogen ontegensprekelijk voordelen zijn voor de mens. Toch zal de vraag blijven: “ Waar trekken we de grens tussen voordelige en nadelige verbeteringstechnieken?”. We stellen met andere woorden de vraag naar het punt waar ‘het beste’ niet opweegt tegen gewoon ‘goed’. In een verslag van het ethisch comité van the British Medical Association lezen we dat enhancement een verhoging van kwaliteit, waarde of kracht is van iets dat defect is of een verfijning van kwaliteit, waarde of kracht van iets dat goed werkt. 15 Volgens Arthur Caplan dienen verbeteringstechnieken om ons beter dan goed te voelen of om ons te perfectioneren. 16
12 13
Chatterjee A. 2004. BMA. 2007.
14
Buchanan A. 2008. “Enhancement and the ethics of development”. Kennedy Institute of Ethics Journal. Vol. 18, Nr. 1, pp. 1–34.
15
BMA. 2007.
13
In hedendaags taalgebruik daarentegen wordt meer de nadruk gelegd op het verbeteren van een systeem om zo een toegevoegde waarde of kwaliteit te geven aan dat wat reeds essentieel is in het systeem. 17 Het algemeen beeld dat hiermee gekweekt wordt is er één waarbij enhancement gezien wordt als een extra voordeel en niet zozeer als een noodzakelijkheid. Een sprekend voorbeeld hiervan herkennen we in de cosmetische chirurgie, hier wordt het fysieke uiterlijk onder het mes genomen om een meer esthetisch geheel te verkrijgen. 18 Wat ooit goed functioneerde, maar niet scheen te voldoen aan een esthetische standaard, wordt vandaag omgevormd tot men een eindproduct krijgt dat voor de bezitter ervan wel
sociaal
aanvaardbaar lijkt. Als we hier spreken over cosmetische chirurgie bedoelen we daarmee niet reconstructieve chirurgie. Reconstructieve chirurgie wordt gedaan wanneer na bijvoorbeeld een accident een deel van je gezicht zodanig vervormd is dat je geen normaal leven meer kan leiden. We herstellen, of proberen alleszins, in feit een deel van het lichaam naar zijn originele staat. Waar dit bij cosmetisch chirurgie gedaan wordt om het schoonheidsideaal te benaderen, slaat reconstructieve chirurgie meer op het wegwerken van een misvorming door bijvoorbeeld een auto-ongeval of ziekte. 19 Het mag reeds duidelijk zijn dat wanneer we de vraag van Chatterjee willen beantwoorden, we eerst een degelijke definitie van het concept ‘enhancement’ moeten hebben. Het gebrek aan wetenschappelijke consensus omtrent de inhoud van dit concept maakt het hele enhancement-debat een heikele discussie. 20 Om enige duidelijkheid te scheppen zullen we het in het volgende punt hebben over de tegenstelling tussen traditionele geneeskunde en verbeteringstechnieken. We zullen zien dat op basis van deze tegenstelling vaak wordt gewerkt om de inhoud van zowel de term geneeskunde als verbeteringstechnieken af te bakenen.
16
Caplan A., Elliot C. 2004. “Is it ethical to use enhancement technologies to make us better than well?” www.plosmedicine.org Vol.1. Nr. 3, pp. 172-175. 17
Zonneveld L., H. Dijstelbloem & D.Ringoir (eds).2008.
18
Bush S.S. 2006. “Neurocognitive Enhancement: Ethical Considerations for an Emerging Subspecialty”. Applied neuropsychology.Vol. 13, Nr. 2, pp. 125-136.
19
http://en.wikipedia.org/wiki/Reconstructive_surgery
20
Parens E. 1998. Enhancing human traits: Ethical and social implications. Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press.
14
1.2.
Traditionele geneeskunde versus enhancement
Medicine has the role of making people normal competitors, not equal competitors. 21 De idee van enhancement brengt op een aantal vlakken grote problemen teweeg. Zo kunnen we ons op het politieke en sociale vlak afvragen wat bepaalde verbeteringstechnieken zullen betekenen voor het grote publiek. Zullen bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappijen tussen beide komen ? Zo niet, maken we daarmee de kloof tussen arm en rijk niet nog groter? Filosofisch gezien kunnen we de vraag stellen naar de betekenis van termen zoals ‘normaal’, ‘ziekte’ en ‘enhancement’ wanneer we de grenzen van de menselijke mogelijkheden overschrijden. 22 Want wat zal dan als ‘normaal’ beschouwd worden? Om een ethische discussie te schetsen is het van cruciaal belang dat de basisconcepten een duidelijke inhoud hebben. Bij het thema ‘enhancement’ worden we gebombardeerd met de woorden ‘geneeskunde’, ‘ziekte’, ‘normaal’ en ‘verbetering’. In wat volgt zullen we wijzen op de effecten en risico’s van een bepaalde woordkeuze.
1.2.1. Enhancement versus geneeskunde 1.2.1.1.
If it ain’t broke, don’t fix it
Een vaak toegepaste manier om ‘enhancement’ te definiëren is door het tegenover ‘behandeling’ te plaatsen. Verbeteringstechnieken houden dan alle ingrepen en medische toepassingen in die niet onder de noemer van ‘traditionele geneeskunde’ vallen. 23
ENHANCEMENT __________________________________________________________________________________
GENEESKUNDE
21
Holtug N. 1999. “Does justice require genetic enhancements?”. Journal of medical ethics.25, pp. 137-143.
22
Wolpe P.R. 2002. “Treatment, enhancement, and the ethics of neurotherapeutics”. Brain and cognition.50, pp. 387-395. 23
Jeungst E.T. 1998. What does enhancement mean? Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press. pp. 29-45.
15
Zoals hierboven reeds vermeld kunnen we geneeskunde definiëren als alle interventies die gezondheidsproblemen aanpakken die gecreëerd werden door ziektes of tekortkomingen. Hieruit volgt logischerwijs dat wanneer we geen gezondheidsprobleem vaststellen er ook geen medische interventie noodzakelijk is. Juengst noemt dit de ‘If it ain’t broke, don’t fix it’ redenering. Het grote probleem bij deze benadering is de onmogelijkheid om de idee van preventie juist te plaatsen. Preventie wordt algemeen aanvaard als een behandeling, toch spreken we bij preventie eerder over het behoeden van ziekte of fysiek lijden bij gezonde personen.
1.2.1.2.
Ideologische aanpak
Naast de ‘If it ain’t broke, don’t fix it’ redenering kunnen we volgens Juengst de tegenstelling enhancement/geneeskunde ook puur ideologisch bekijken. Kort samengevat houdt dit in dat artsen en patiënten zelf bepalen wat als ‘ziekte’ telt en welke interventies ‘behandelingen’ zijn. Het is een sociale constructie die steunt op het waardesysteem van de betrokken personen. De zwakte bij deze redenering is de subjectiviteit, wat voor de ene patiënt belangrijk is, is dat niet noodzakelijk voor de andere. Waar de ene arts in een bepaald geval een chirurgische ingreep voorstelt, kan een andere arts bij hetzelfde geval een alternatieve oplossing opwerpen. Dit heeft tevens te maken met het waardesysteem van de artsen zelf. De ene arts kan zich bijvoorbeeld laten leiden door een bepaald aspect in het waardesysteem van de patiënt zelf, de andere door een ander aspect. We mogen stellen dat bij de ideologische aanpak geneeskunde geen echte grenzen kent. Het wordt dus heel moeilijk om op deze manier een algemeen beleid met betrekking tot medische noodzakelijkheid naar voren te brengen. 24
1.2.1.3.
‘Normaal functioneren’ standaard
Ten derde kunnen we trachten te definiëren aan de hand van de ‘normaal functioneren’ standaard. Holtug haalt bij deze aanpak Norm Daniels aan wanneer deze laatste beweert dat geneeskunde als doel heeft om iedereen normale en niet gelijke tegenstanders van elkaar te maken. 25 24 25
Jeungst E.T. 1998. Holtug N. 1999.
16
Het hoofddoel van geneeskunde is voor Daniels aan mensen de mogelijkheid te bieden om normaal te functioneren. Succesvolle gezondheidszorg houdt hier in dat de reeks aan aangeboren mogelijkheden, die mensen ‘over het algemeen’ bezitten, hersteld wordt of behouden blijft. Mensen krijgen op deze manier gelijke kansen om hun levensplannen te vervullen. Dit komt tevens neer op de acceptatie van het feit dat individuen door natuurlijke aspecten geen gelijke tegenstanders zijn. 26 Michael Phelps kan bijvoorbeeld beter zwemmen dan de gemiddelde mens en de mannen waarmee hij in competitie staat. Daarom behoort hij tot één van de beste zwemmers ter wereld. Dat mijn collega beschikt over betere intellectuele capaciteiten dan ik is nu eenmaal een talent van hem. Concluderend kunnen we stellen dat geneeskunde ongelijke tegenstanders de mogelijkheid biedt op gelijke kansen om levensplannen te vervullen, en dit alles binnen de grenzen van hun natuurlijke talenten en capaciteiten. Wederom is deze theorie niet zonder beperkingen, het is bijvoorbeeld geen sinecure om te bepalen wat ‘normaal’ inhoudt. Of wat wordt bedoeld met ‘over het algemeen’? Het onderscheid tussen traditionele geneeskunde en verbeteringstechnieken wordt vaag wanneer we niet over een duidelijke begrenzing van de noties ‘normaal’ en ‘ziek’ beschikken. Dit is een belangrijke kwestie voor ziekteverzekeringen. Wat men verstaat onder ‘normaal functioneren’ werkt namelijk als een grondlijn omdat men hierdoor kan bepalen wat de maatschappij aan zijn leden terug moet geven.
27
Zo zal men bijvoorbeeld bij een puur
cosmetische ingreep niet op de steun van zijn of haar ziekteverzekering moeten rekenen omdat men er vanuit gaat dat het hebben van een symmetrisch gezicht geen noodzakelijkheid is. De vraag is hier natuurlijk in hoeverre schoonheid een leven kan beïnvloeden.
1.2.2. Enhancement versus verdienste Naast de tegenstelling enhancement/ geneeskunde kunnen we enhancement ook tegenover verdienste plaatsen. Essentieel bij deze theorie zijn de middelen die gebruikt worden om bepaalde verbeteringen te bereiken. Dit zal later uitgebreid aan bod komen.
26
Parens E. 1998.
27
Wolpe P.R. 2002.
17
1.3.
Brain-enhancement
Het meest complexe lichaamsdeel waarop we verbeteringstechnieken kunnen toepassen, is ons brein. In feite brengt dit niets nieuws onder de horizon, daar we reeds decennia cafeïne en alcohol gebruiken om bepaalde cognitieve capaciteiten te verbeteren of te stimuleren. De enorme wetenschappelijke vooruitgang die we vandaag kennen zorgt ervoor dat we meer inzicht verwerven in de werking van het brein. De neurowetenschappen van vandaag buigen zich over de mogelijkheid om gezonde hersenen beter te laten functioneren. We onderscheiden hierbij drie systemen : het motorisch systeem; aandacht, leren en geheugen; en als laatste gemoed en gevoelens. 28 Via onderwijs, boeken, computers en dergelijke kunnen we trachten onze hersencapaciteit te verbeteren, dit noemen we externe manieren van breinverbetering. 29 Deze vorm van verbeteringstechniek kent weinig of geen weerstand, het is namelijk een bestendigde manier van algemene educatie geworden dat we naar school gaan, boeken lezen en computers gebruiken om bepaalde taken makkelijker te maken. De interne vorm daarentegen lijkt voor vele mensen een bedreiging in te houden omdat het slaat op het fysiek veranderen van het chemische evenwicht in het brein.
30
Juist omdat deze vorm als doel heeft om op artificiële
wijze de functionering van het brein te veranderen, keuren vele mensen de interne vorm van verbeteringstechnieken af. Daarnaast weten we ook uit onderzoek dat mensen eerder kiezen voor dingen die ze kennen dan voor dingen die ze niet kennen. Dit noemt men de “status quo bias” . 31 Een aantal decennia geleden werd bijvoorbeeld de idee van harttransplantaties niet bepaald met open armen ontvangen, terwijl dit nu in feite een routine-ingreep geworden is. Waar vandaag hevig verzet is tegen bepaalde verbeteringstechnieken voor het brein, kunnen deze binnen twintig jaar perfect aanvaardbaar geworden zijn. Bij de interne verbeteringstechnieken kunnen we de drie systemen trachten te manipuleren enerzijds via non-invasieve technieken en anderzijds invasieve technieken.
28
Chatterjee A. 2004.
29 30
BMA.2007. BMA.2007.
31
Bostrom N, Ord T. 2006. “The Reversal Test: Eliminating status quo bias in applied ethics”. Ethics. University of Chicago.116, pp. 656-679.
18
Onder non-invasief verstaan we onder andere transcraniale rechtstreekse stroomstimulatie, transcraniale magnetische stimulatie of TMS, neurofeedback en medicatie. Een invasieve techniek daarentegen is een ingreep in de hersenen of het perifeer zenuwstelsel waarbij men een elektrode implanteert. 32 In wat nu volgt zullen we de drie systemen: het motorisch systeem, cognitie, en gemoed meer in detail bespreken, daar het nuttige informatie biedt voor de rest van dit betoog.
1.3.1. Motorische capaciteiten Onze normale motorische capaciteiten zouden ontegensprekelijk gebaat zijn bij
een
verhoging van de spiermassa, een vermindering van het lichaamsvet en een verbeterde huidelasticiteit. Toediening van IGF, insuline-gelijkende groeifactor, heeft deze voordelen als gevolg. Althans, zo blijkt uit de studie van Barton-Davis en anderen bij mannen boven zestig jaar wanneer ze IGF gedurende zes maanden innamen. 33 Het grote probleem bij deze relatief jonge studie van Barton-Davis en anderen is dat het ons onmogelijk toelaat een besluit te trekken over de lange termijn gevolgen van het bestudeerd medicijn. 34 De directe effecten die volgen uit het toedienen van een bepaald middel kunnen beschreven worden, maar niet de gevolgen op andere delen van het lichaam, die misschien pas na een aantal jaar aan het oppervlak komen. Het aspect van veiligheid komt later nog aan bod, maar moet hier steeds in het achterhoofd gehouden worden. Het is niet omdat de eerste reacties positief zijn, dat lange termijn gevolgen buiten beschouwing mogen gelaten worden. Een belangrijk, maar vooral zeer nuttig voordeel van ons brein is de enorme plasticiteit die het vertoont. Als prikkels, bijvoorbeeld geuren, onze hersenen bereiken, verandert onze hersenstructuur; er gebeurt namelijk een aanpassing van de plastische, veranderlijke deeltjes. We kunnen stellen dat alles wat in de hersenen binnenkomt, verwerkt wordt. Hieruit volgt dat wat we ons later herinneren altijd een herwerkte versie is van wat echt was. 32
De Ridder D. 2007. “Brain and nerve stimulation for mood enhancement”. Philosophica 79, pp. 11-24.
33
Barton-Davis E., Shoturma D., Musaro A., Rosenthal N., Sweeney H. 1998. “Viral mediated expression of insulin-like growth factor I blocks the aging-related loss of skeletal muscle function”. Proc Nat1 Acad Sci USA. 95, pp. 15603-15607 34
Sandberg A., Bostrom N. 2006. “Converging cognitive enhancements”. Ann. N.Y. Acad. Sci.1093, pp. 201227.
19
Ons geheugen is in feite steeds een reconstructie van de realiteit. 35 Dit is van belang voor het motorisch systeem want hiertoe behoort ook de capaciteit om bewegingen te leren. Verbetering van deze plasticiteit zou inhouden dat we sneller in staat zouden zijn om een bepaalde motoriek te leren. Amfetamines hebben reeds bewezen dat ze neurale plasticiteit verbeteren, maar wederom is verder onderzoek nodig naar de lange termijn gevolgen. 36 Een recent voorbeeld van de tussenkomst van wetenschap en techniek bij het menselijk lichaam is het gebruik van draadloze headsets. Deze systemen bieden ons de mogelijkheid om tegelijkertijd vrij te bewegen en een gesprek over telefoon te voeren. Het is een soort van metalen machientje dat in feite een deel van ons lichaam wordt waardoor we steeds in communicatie staan met de rest van de wereld. 37 Toekomstgericht maakt een convergerende technologie misschien de baan vrij voor het ontstaan van een eerste supermens met enorme spiermassa, een minimum aan lichaamsvet en een verbeterde hersenplasticiteit om sneller bewegingen te leren. Naast de toepassing van bijvoorbeeld robotarmen wordt het tijd dat we nadenken over de grenzen die we zien bij mens-machine samenstellingen. Op welk moment spreken we niet meer van een mens, maar van een machine? Hoe ver kunnen we met andere woorden gaan bij de uitwisseling van menselijke onderdelen voor mechanische? Is ‘mens-zijn’ een waardevolle morele categorie? 38 Dit zijn slechts een aantal vragen die men zich bij dit thema kan stellen, later zal blijken dat de tegenstelling mens-machine niet zo ver gezocht is.
1.3.2. Aandacht, leren en geheugen. Modafinil, of Provigil, is een niet-amfetamine psychostimulerende drug dat wereldwijd gebruikt wordt voor de behandeling van narcolepsie. Een normale dosis schommelt tussen 100 en 400 milligram per dag. Een aantal studies hebben duidelijk gemaakt dat modafinil niet enkel voor patiënten met een ernstige slaapstoornis voordelig zou zijn. 35
Crevits L. 2007.
36
Chatterjee A. 2006. “The promise and predicament of cosmetic neurology”. Journal of Medical Ethics.32, pp. 110-113.
37
Selinger E., Engström T. 2008. “A moratorium on cyborgs: Computation, cognition, and commerce”. Phenom.Cogn.Sci. 7, pp. 327-341.
38
Hughes J. 2006. “What comes after homo sapiens?”. New scientist.Vol.192, Nr. 2578.
20
Na een slaapdeprivatie van 35 uur en meer, werd na toediening van meer dan 100 milligram modafinil, een verhoogde aandacht bemerkt bij jonge militairen. 39 Bij gezonde vrijwilligers, zonder slaapdeprivatie, ontdekten Müller en zijn collega’s, een stimulerend effect van modafinil voor relatief moeilijke en monotone geheugenopdrachten. Wederom maken zij de opmerking dat een grote beperking aan hun onderzoek het gebrek aan informatie over de lange termijngevolgen is. 40 Andere medicatie, in dezelfde aard van modafinil, zoals cholinesterase inhibitoren en ampakines vertonen een positieve uitwerking bij aandacht, concentratie, plannen maken en herinneren. 41 In veel studentenmilieus en werkomgevingen worden medicatie zoals modafinil, ritaline en adderal reeds gebruikt om langer en beter te presteren. 42 Hier is het gebruik van verbeteringstechnieken voor het brein al enige tijd een feit. De extra boost die zij ervaren bij het nemen van deze verbeteringspillen maakt dat zij een stapje voor zijn op collega’s die deze pillen niet slikken. Voorstanders van deze ontwikkelingen anticiperen dat we in de toekomst misschien helemaal geen slaap meer nodig zullen hebben, dat we superieure leer– en geheugencapaciteiten zullen bezitten en dat we bovendien ook nog storende elementen uit onze omgeving zouden kunnen wegfilteren zonder onze concentratie daarbij te verliezen. 43
1.3.3. Gemoed en gevoelens. De pogingen van mensen om door middel van chemische substanties normale affectieve eigenschappen te veranderen, zijn als het ware zo oud als het drinken van alcoholische dranken. 39
Bensimon G., Benoit D., Lacomblez L., Weiller E. et al. 1991. “Antagonism by modafinil of the psychomotor and cognitive impairment induced by sleep-deprivation in 12 healthy volunteers”. European Psychiatry.6, pp. 93-97. 40
Müller U., Steffenhagen N., Regenthal R., Bublak P. 2004. “Effects of modafinil on working memory processes in humans”. Psychopharmacology.177, pp. 161-169.
41
Bush S.S. 2006. “Neurocognitive Enhancement: Ethical Considerations for an Emerging Subspecialty”. Applied neuropsychology.Vo. 13, Nr. 2, pp. 125-136.
42
Farah M.J. 2002. “Emerging ethical issues in neuroscience”. Neuroscience.Vo.5, Nr.11, pp. 1123-1129.
43
Van Est R., Klaassen P., Schuijff M., Smits M. 2008. “Future man- No future man. Connecting the technological, cultural and political dots of human enhancement.”. Den Haag: Rathenau Instituut.
21
Anti-depressiva zoals selective serotonine reuptake inhibitors, of kort SSRI’s, worden onder andere gebruikt bij depressies, angstaanvallen en obsessief compulsief gedrag. Net als ADHD worden deze stoornissen beoordeeld aan de hand van een spectrum. Men spreekt dan bijvoorbeeld van een zware depressie of eerder een milde vorm wanneer men niet veel last ondervindt van de stoornis. Opnieuw kunnen we ons hier de vraag stellen waarom we deze medicatie niet toelaten bij gezonde personen. Eerder onderzoek stelt dat SSRI’s negatieve gevoelens onderdrukken en positieve onberoerd laten. 44 Wat we tevens met zekerheid kunnen zeggen is dat SSRI’s als belangrijk neveneffect seksuele dysfunctie hebben. Dit hoeft niet noodzakelijk een onoverkomelijk probleem te worden daar viagra reeds heeft aangetoond hiervoor een oplossing te bieden.
45
De mogelijke risico’s betreffende viagra zijn dan weer een studie op
zich waard. Het lijkt er zelfs op dat door gebruik van vasopressine, galanine of neuropeptide Y een emotioneel geladen moment of een traumatische gebeurtenis ervaren kan worden als een emotioneel neutraal element. 46 Een mogelijk toekomstbeeld is er één waarbij mensen zelf kiezen of ze zich al dan niet een tragische gebeurtenis willen herinneren. Sterker nog, het zal misschien ooit zo ver komen dat soma-achtige drugs vrij op de markt verkrijgbaar zijn die het effect hebben dat we ons nooit meer ongelukkig zouden voelen. 47
1.3.4. Niet-farmacologische methoden De hierboven beschreven manieren van verbeteringstechnieken slaan allemaal op farmacologische methoden. Dat wil zeggen dat we door middel van doelgerichte neuro- chemische interventies cognitieve, motorische en emotionele veranderingen kunnen teweegbrengen. 48
44
Farah M.J. 2002.
45
Knutson B., Wolkowitz O., Cole S. et al. 1998. “Selective alteration of personality and social behavior by serotonergic intervention”. American Journal of psychiatry.155, pp. 333-339.
46
BMA. 2007.
47
Naar Aldous Huxley’s Brave new world.
48
Farah M.J., Iles J., Cook-Deegan R., Gardner H., Kandel E., King P., Parens E., Sahakian B., Wolpe P.R. 2004. “Neurocognitive enhancement: what can we do and what should we do?”. Nature reviews.5, pp. 421-425.
22
Niet-farmacologische methoden zijn dan bijvoorbeeld de rol van voeding en kruiden in het verbeteringsproces, onderwijs, neurochirurgie en niet-invasieve en invasieve cerebrale manipulatie. De rol van voeding, kruiden en onderwijs zijn minder controversieel dan bepaalde neurochirurgische ingrepen of methodes zoals transcraniale magnetische stimulatie. Voeding en kruiden hebben een natuurlijk aspect dat meedraait in het debat rond de toelaatbaarheid van bepaalde technologieën. 49 Deze natuurlijkheid wordt al te vaak geassocieerd met onschadelijkheid. Omega 3 vetzuren zijn natuurlijk en kunnen dus volgens velen onmogelijk schadelijk zijn voor de mens, integendeel ze zijn eerder bevorderlijk voor het menselijk intellect. 50 Dit eerste gedeelte van de stelling is een brug te ver in het debat over verbeteringstechnieken. Natuurlijkheid kan en mag niet altijd gelijkgeschakeld worden aan onschadelijkheid. Verder onderzoek in dit gebied is nodig en zal waarschijnlijk veel illusies doorprikken. Het al dan niet bestaan van een menselijke natuur zal later nog uitvoerig besproken worden, maar we halen hier reeds aan dat het vaak een moeilijk debat is omdat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over de draagwijdte van deze term. Wat de menselijke natuur inhoudt, lijkt afhankelijk te zijn van persoonlijke voorkeuren. 51 Andere argumenten voor of tegen brein- verbeteringstechnieken zullen later nog aan bod komen.
1.4.
Gevaren en ethische kwesties
We sturen onze kinderen naar school, we ontwikkelen fitnessprogramma’s, we mediteren, we lezen, we gaan in therapie, we eten brainfood. We doen zoveel om onszelf te verbeteren. De ene manier is al meer technologisch dan de andere, de ene techniek al meer sociaal aanvaard dan de andere. 52 Het probleem bij neuro- enhancement is het feit dat bepaalde technieken onze neuro-chemie en structuur van het brein op directe wijze proberen te veranderen. 49
Zonneveld L., H. Dijstelbloem & D.Ringoir (eds). 2008.
50
BMA.2007.
51
Caplan A., Elliot C. 2004.
52
Degrazia D. 2005. “Enhancement Technologies and human identity”. Journal of medicine and philosophy.30, pp. 261-283.
23
Doemscenario’s zoals beschreven in het artikel van Bill Joy met de angstwekkende titel ‘Why the future doesn’t need us’ worden frequent aangehaald om aan te tonen dat nieuwe technologieën gevaarlijk kunnen zijn.
We zullen de slaaf van de machine zijn, in een wereld waarin de mens een ‘ subspecies’ wordt van diegenen die zich met de machine versmolten hebben, de Machina Sapiens. 53
De idee dat de machines die we vandaag bouwen onze wereld in de toekomst zullen overnemen of dat we door middel van nanotechnologie een resem aan nieuwe militaire mogelijkheden zullen creëren, zijn een paar van die doemscenario’s. 54 Het is onmogelijk om te voorspellen welke effecten daadwerkelijk zullen geschieden, maar aan de hand van een aantal precedenten kunnen we trachten in te schatten wat ons eventueel te wachten staat. Hieronder bespreken we alvast een aantal gevaren en risico’s.
1.4.1. Veiligheid Veiligheid is een belangrijk aspect in deze problematiek. Veel medicatie heeft namelijk neveneffecten, deze kunnen gaan van kleine ongemakjes tot ernstige stoornissen of zelfs de dood. 55 Er wordt dan ook een afweging gedaan door de patiënt en andere betrokken personen: “Welke ongemakken zijn tolereerbaar ten opzichte van de algemene voordelen die ik eruit haal?”. Een kankerpatiënt kan er bijvoorbeeld voor kiezen om chemotherapie te ondergaan omdat het alternatief nog slechter is. Misselijkheid en haarverlies worden ervaren als aanvaardbare neveneffecten. De afweging die bij dergelijke therapie wordt gedaan is er één waarbij de neveneffecten als tijdelijke ongemakken gezien worden voor het bereiken van een groter doel. Dat doel is opnieuw gezond worden. Het komt er natuurlijk op aan dat er zoveel mogelijk informatie beschikbaar is voor de patiënt zodat hij of zij autonoom een beslissing kan maken. Het is een illusie om te geloven dat het allemaal zo makkelijk is, patiënten maken niet altijd ten volle gebruik van de voor hen beschikbare informatie. 53
viWTA Dossier nr.13.2007. door het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek. 1011 Brussel. 54
http://www.wired.com/wired/archive/8.04/joy_pr.html
55
Chatterjee A. 2004.
24
Daarenboven hebben ze soms niet de mogelijkheid om naast wat de arts hen zegt bijkomende zaken op te zoeken of een tweede opinie te vragen. In het ergste geval is er soms zelfs helemaal niets of zeer weinig geweten over neveneffecten of langetermijngevolgen. Hoe kan een persoon, op basis van gebrekkige informatie een besluit nemen over zijn toekomstige conditie? Wat kan hij verwachten op lange termijn als we hem alleen maar korte termijn voorspellingen kunnen geven? De
moeilijkheid
qua
afweging,
naast
het
gebrek
aan
informatie,
bij
breinverbeteringstechnieken is dat het alternatief de normale, menselijke conditie is. Een gezond persoon zal dus bepaalde neveneffecten minder snel aanvaarden, omdat bij het niet innemen van de medicatie er helemaal geen gevolgen zijn. De gezonde persoon blijft in dezelfde gezonde staat. 56 De vraag is: “Welke neveneffecten zal ik tolereren wanneer het alternatief een normale gezondheid is?” Hoe deze vraag beantwoord wordt zal voor ieder van ons een persoonlijke afweging zijn. De nood aan studies die polsen naar effecten over een relatief lange tijdsspanne is in de neurowetenschap zeer groot. Dit gebrek aan kennis hoeft geen afkeerreactie teweeg te brengen. Integendeel, meer aandacht voor dit probleem zal meer sociaal debat op gang brengen. Wat het wel kan betekenen, is dat een bepaald product nog niet klaar is om de medische markt te betreden. Veiligheid lijkt eerder een pragmatische zorg, toch plaatsen we het ook bij de ethische kwesties omdat het gaat over de, al dan niet geïnformeerde, keuze en toestemming van een persoon om een aspect van zijn of haar lichaam te veranderen. 57 Een ander heikel punt is het potentiële risico op fysieke en psychologische verslaving. Het langdurig gebruik van bepaalde medicatie kan tot gevolg hebben dat de gebruiker steeds een hogere dosis nodig heeft om hetzelfde niveau van effect te verkrijgen. Wederom zijn studies die polsen naar de lange termijn gevolgen broodnodig. 58
56 57
58
Chatterjee A. 2006. Chatterjee A. 2006. Mehlman M.J. 2004. “Cognition-Enhancing-Drugs”. The Milbank Quarterly. Vol. 82, No. 3, pp. 483–506.
25
1.4.2. Dwang Elke mens heeft zoiets als het recht op fysieke integriteit, dat wil zeggen dat je zelf kiest wat je met je lichaam doet, al zijn hierbij natuurlijk ook uitzonderingen. Maar toch lijkt het logisch om te stellen dat een individu autonoom beslist of hij of zij een verbetering wil aanbrengen of niet. Zo simpel is het echter niet. De ervaring die we hebben met doping in professionele sportmilieus leert ons dat sporters die voor verbeteringsdrugs kiezen diegene die het niet doen als competitief benadeeld zien. Als we deze zienswijze toepassen op neurowetenschappen lijkt het slechts een kwestie van tijd vooraleer
bedrijven
of
scholen
van
hun
leden
verwachten
dat
ze
bepaalde
verbeteringsmedicatie slikken. 59 De volgende vraag komt in gedachten: “We kunnen in de toekomst misschien niemand verbieden om zichzelf te verbeteren, maar kunnen we iemand verplichten dat wel te doen?” Deze sociale druk werkt op twee manieren, impliciet en expliciet. Impliciete dwang betekent dat een persoon voor verbeteringstechnieken kiest om zo een sociale positie te behouden of om zichzelf te verbeteren in de sociale orde. Ze kiezen er misschien zelf voor want het niet doen zou kunnen inhouden dat ze achterop geraken. Toch zijn zij onderhevig aan dwang van buitenaf omdat de maatschappij van hen verlangt dat ze een bepaalde kwaliteit aan de dag blijven leggen. We spreken van impliciete dwang omdat het hen niet expliciet gevraagd werd, het wordt alleen maar verondersteld. Expliciete dwang daarentegen slaat op de expliciete vraag van anderen om superieure prestaties af te leggen. 60 Twee concurrerende bedrijven kunnen in de toekomst bijvoorbeeld het verschil maken door hun werknemers te verplichten rilatine of adderal te nemen. Het voordeel van het hebben van hogere cognitieve functies spreekt voor zich in een maatschappij waar tijd geld is. 61 Welke vorm het ook is, het mag duidelijk zijn dat verbeteringstechnieken sowieso een competitieve sfeer zullen scheppen waarin de beste, sterkste en slimste zal triomferen. Aangezien er vandaag reeds een zeer competitieve sfeer heerst in de bedrijfswereld, mogen we ervan uitgaan dat deze sfeer opgedreven zal worden.
59
Appel M.J. 2008. “When the boss turns pusher: a proposal for employee protections in the age of cosmetic neurology”. Journal of Medical Ethics.34, pp. 616-618.
60
Chatterjee A. 2004.
61
Farah M.S. 2002.
26
1.4.3. Distributieve rechtvaardigheid De ethische kwestie rond rechtvaardigheid houdt de gelijke verdeling in van bronnen. De algemene vrees hierbij is dat met het publiek worden van verbeteringstechnieken voor het brein de kloof tussen arm en rijk groter zal worden. Er wordt verwacht dat de rijken zich deze technieken zullen kunnen permitteren waardoor ze beter en slimmer worden. De armen, die al sukkelen met een achterstand, zullen zich de verbeteringsmogelijkheden niet kunnen veroorloven. Alhoewel men nog geen idee heeft van een eventueel prijskaartje wordt dit wel vrij hoog ingeschat. Men beweert dat de armen hierdoor nog meer achterop zullen geraken. Veel tegenstanders van het verbeteringsdenken gebruiken dit argument om aan te tonen dat het een slechte zaak zou zijn voor de mensheid om deze ongelijkheid te tolereren. Voorstanders daarentegen wijzen juist op de reeds aanwezige, soortgelijke ongelijkheden die we ook smalend toelaten, namelijk de ongelijke verdeling van onderwijs,voeding en onderdak. We kunnen zelfs stellen dat we ze zodanig gewoon geworden zijn dat we er nog maar weinig naar om kijken. Waarom zouden we dan nu aan de vooravond van het publiek gebruik van cognitieve verbeteringstechnieken moeilijk doen, vraagt bijvoorbeeld een transhumanist zich af. 62 Voorstanders menen tevens dat met groter wordende verschillen zelfs diegene die onderaan de ladder staan enig voordeel zullen halen. Ook zij zullen zichzelf verbeteren ten opzichte van hun vorige staat. 63
1.4.4. Karakter en persoonlijkheid Onze kennis van het menselijk brein en de daarop toepasbare verbeteringstechnieken zijn aan het uitbreiden. Het gebruik van Rilatine bij studenten en de beloftes van medicatie zoals modafinil en donepezil maken de baan vrij voor meer onderzoek naar meer accurate verbeteringstechnieken voor het brein. Deze ontwikkelingen dwingen ons als het ware om na te denken over de morele vraagstukken die hiermee tot leven worden gewekt. De vage lijn tussen geneeskunde en verbeteringstechnieken, de vele risico’s voor veiligheid en rechtvaardigheid, de potentiële dwang. 62
Holtug N. 1999.
63
Chatterjee A. 2006.
27
Het is geen sinecure om alles in rekening te brengen, komt daarenboven nog het aspect van menselijkheid, karakter en identiteit dat een grote rol speelt in dit debat. 64
1.4.5. Het ‘no pain no gain’ principe
Het ‘no pain no gain’ principe zegt ons dat de zware inspanningen die we leveren om een doel te bereiken ons uiteindelijk meer voldoening zullen geven in tegenstelling tot het moeiteloos verwerven van dat doel. We stellen in feite de vraag naar de morele betekenis van inspanningen en verdiensten. 65 In hoofdstuk twee gaan we uitgebreid in op de vraag of het ‘no pain no gain’ argument stand houdt tegen breinverbeteringstechnieken. We zullen zien dat het ‘no pain no gain’ principe uiteenvalt in twee onderdelen, namelijk de versie van het vals spelen en de shortcutversie.
1.4.6. Het natuurargument
In hoofdstuk drie zullen we de evolutionaire heuristiek en het naturalistisch bedrog bespreken. We zullen in het eerste deel vooral kijken naar de beperkingen van evolutie, daar dit voor ons de weg vrij maakt om verbeteringstechnieken te aanvaarden. In het tweede deel zal het gaan over de morele waarde van feiten en evolutionaire verklaringen. De opzet van dit hoofdstuk is om
duidelijk te maken dat wat de natuur of het evolutieproces voortbrengt geen morele privileges biedt.
64
Bolt L.L.E. 2007. “True to oneself? Broad and narrow ideas on authenticity in the enhancement debate”. Theoretical medicine and bioethics.28, pp. 285-300. 65
Schermer M. 2008. “Enhancements, easy shortcuts, and the richness of human activities”. Bioethics Vo.22, .Nr. 7, pp. 355-363.
28
Hoofdstuk 2: Evaluatie van het ‘no pain, no gain’ argument 2.1. Inleiding aan de hand van een voorbeeld
Plastische chirurgie is een algemene term om de medische ingrepen te beschrijven die een probleem corrigeren dat is veroorzaakt door een trauma, ziekte of een andere ingreep. Plastische chirurgie staat tevens voor de mogelijkheid om een ander uiterlijk, voor welke reden dan ook, te creëren. 66 We zullen in dit schrijven de eerste mogelijkheid van plastische chirurgie reconstructieve chirurgie noemen en de tweede vorm cosmetische chirurgie. Het aantal gevallen van cosmetische chirurgie is de laatste decennia fors gestegen. De meerderheid van de patiënten zijn vrouwen, toch zien we de laatste jaren een verhoging van het aantal mannen die voor cosmetische ingrepen kiezen. 67 Het AAFPRS, the American Academy of Facial Plastic and Reconstructive Surgery, meldt in een studie van 2007 dat facelifts de meest populaire cosmetische ingrepen zijn bij vrouwen. Bij de mannen worden facelifts voorafgegaan door neuscorrecties. 68 Zowel cosmetische als reconstructieve chirurgie vallen dus onder de grote noemer van plastische chirurgie. Reconstructieve chirurgie zijn de ingrepen die gedaan worden om functionele gebreken te herstellen. Deze gebreken kunnen veroorzaakt zijn door ziekte, infectie, brandwonden enzovoort. De reconstructie van de borst bij een vrouw die een mastectomie onderging, is een bekend voorbeeld van reconstructieve chirurgie. 69 Cosmetische ingrepen zijn daarentegen interventies die de kleur, structuur, het uiterlijk of de positie van een bepaald lichaamsdeel veranderen. Deze transformaties gebeuren bij lichaamsdelen die beschouwd worden als ‘normaal’. Dit kan tegenwoordig op nietchirurgische manieren, zoals Botox-inspuitingen en laser behandelingen. Uit onderzoek weten we dat 65% van alle cosmetische ingrepen vandaag niet-chirurgisch zijn 70. 66
Atiyeh B.S., Rubeiz M.T., Hayek S.N. 2008. “Aesthetic/cosmetic surgery and ethical challenges”. Aesthetic plastic surgery.32, pp. 829-839.
67
Henderson-King D, Brooks K.D. 2009. “Materialism, sociocultural appearance messages, and paternal attitudes predict college women’s attitudes about cosmetic surgery”. Psychology of Women quarterly. 33, pp. 133-142. 68
American Academy of Facial Plastic and Reconstructive Surgery.2007 membership survey: Trends in facial plastic surgery. Alexandria. 69 70
http://en.wikipedia.org/wiki/Cosmetic_surgery Atiyeh B.S., Rubeiz M.T., Hayek S.N. 2008.
29
De chirurgische ingrepen zijn dan vooral face lifts, neuscorrecties en borstimplantaties. 71 De idee om, voor schoonheidsredenen, veranderingen aan te brengen aan het lichaam is niet nieuw. In het oude Egypte van de farao’s waren veranderingen aan het uiterlijk reeds aanwezig, het gebruik van make-up is daar een sprekend voorbeeld van. 72 Met de hedendaagse technologie is tegenwoordig praktisch alles mogelijk. We laten onze ogen, neuzen en oren corrigeren, we laten vet wegzuigen en we laten ons volspuiten met een gif dat onze spieren lamlegt. 73 Volgens velen zijn cosmetische ingrepen risicovolle ingrepen. Daarnaast blijken ze ook nog eens duur te zijn en op morele weerstand te stuiten. De idee van het lichaam als de tempel van de ziel komt voor velen in het gedrang wanneer we deze tempel trachten te verbouwen. Of de idee van het lichaam als een geschenk van God of de natuur waaraan je niet mag sleutelen uit respect. Ook al zijn er veel mensen die deze verbeteringstechnieken afkeuren, toch blijkt ‘mooi zijn’ een aspect te zijn geworden van onze moderne maatschappij. 74 Programma’s zoals ‘Extreme make-over’ en ‘The Swan’ lijken bepaalde schoonheidsidealen naar voren te schuiven die je relatief makkelijk kan bereiken. De gebruikte cosmetische chirurgie op tv lijkt helemaal niet gevaarlijk en het resultaat mag er keer op keer best wezen. Je ziet beelden van ‘de gelukkige in kwestie’ die er de pijn en blauwe plekken graag bijneemt, want, wie mooi wil zijn, moet afzien. De leuze van ‘wie mooi wil zijn, moet afzien’ is eigenlijk een andere verwoording voor het ‘no pain no gain’ principe. Dit principe zegt namelijk dat om een doel te bereiken je inspanning en moeite moet leveren. Bij ‘wie mooi wil zijn, moet afzien’ is het bereiken van een bepaald schoonheidsideaal het doel, de manier waarop je dit doel behaalt zal via pijn en inzet moeten gebeuren. Concreet wordt dat dan:
Doel A: tien kilogram vermageren Middel A: sporten en op de voeding letten
Bij veel mensen leeft de idee dat je niets voor niets krijgt, wil je tien kilogram vermageren dan zal je daar iets voor moeten doen. 71 72 73 74
Atiyeh B.S., Rubeiz M.T., Hayek S.N. 2008. Atiyeh B.S., Rubeiz M.T., Hayek S.N. 2008. http://www.fda.gov/fdac/features/095_bot.html Van Est R., Klaassen P., Schuijff M., Smits M. 2008.
30
Je zal regelmatig moeten sporten, vet voedsel en suikers aan de kant laten liggen en gezonde voeding consumeren. Het zal moed en doorzettingsvermogen van je vragen, wil je het doel behalen. Wat als er nu een pilletje zou bestaan waardoor je die tien kilogram zou verliezen zonder moeite te moeten doen? Zou er iemand deze pil weigeren? Desondanks het feit dat het ‘no pain no gain’ principe sterk aanwezig is in onze maatschappij, zullen we makkelijkere wegen om een doel te bereiken niet weigeren. Hier bemerken we een inconsistentie. We leven volgens het ‘no pain no gain’ principe, maar als er ons een makkelijkere en snellere manier wordt aangeboden om een doel te behalen dan zullen we deze niet weigeren. Zo zal het ook zijn met verbeteringstechnieken. We willen leven naar de regel ‘no pain no gain’ of dragen deze alvast hoog in het vaandel, maar de realiteit is vaak anders. Hard werken loont niet altijd. Pijn en lijden zijn niet steeds een vrijgeleide om succes te verkrijgen. Vandaar de inconsistentie tussen wat we denken of geloven en wat zich in de realiteit voordoet. Naast cosmetische ingrepen kennen we ook het gebruik van drugs in de sport- en uitgaanswereld als bekende voorbeelden van de verbetering van menselijke capaciteiten. Hedendaagse denkers zoals Habermas, Sandel, Fukuyama en Kass zijn uitdrukkelijk tegen verbeteringstechnieken, niet omdat ze denken dat het nooit zal lukken, maar juist omdat ze verwachten dat het wel ooit mogelijk zal zijn.75 Een belangrijk argument tegen verbeteringstechnieken is de idee dat het een vorm van bedriegen zou zijn. Wat we in dit hoofdstuk trachten te bereiken is een evaluatie van het ‘no pain no gain’ argument. Dit is de idee dat de zware inspanningen die we doen om een doel te bereiken ons uiteindelijk meer voldoening zullen geven in tegenstelling tot het moeiteloos verwerven van dit doel. We stellen met andere woorden de vraag naar de morele betekenis van inspanning en verdienste. 76 In wat volgt zal het gaan over de persoon die we zijn en de persoon die we willen zijn.
2.2. Het ‘no pain no gain’ argument Met een verbruik van 20% van de totale lichaamsenergie, 25% van de ingeademde zuurstof en 70% van onze glucosevoorraad is het brein klaarblijkelijk een cruciaal onderdeel van ons menselijk lichaam. 75
Buchanan A. 2008.
76
Schermer M. 2008. “Enhancements, easy shortcuts, and the richness of human activities”. Bioethics Vo.22, .Nr. 7, pp. 355-363.
31
Onze rationaliteit, intelligentie, bewustzijn en zelfbewustzijn zijn karakteristieken waardoor de mens zich als homo sapiens sapiens differentieert van andere soorten. 77 Het toenemend inzicht in het menselijk brein en de groeiende mogelijkheden tot verandering van mentale capaciteiten door middel van psychofarmacologische substanties stelt ons voor een aantal belangrijke morele vragen. Stel: atleet A heeft jaren getraind en hard gewerkt om een bepaald niveau van prestatie te behalen, atleet B daarentegen neemt steroïden en bereikt reeds na één jaar het niveau waarvoor atleet A jaren heeft moeten werken. Aan wie wenst u de overwinning toe? Er is blijkbaar iets dat maakt dat we voor de eerste persoon kiezen, dat iets is het ‘no pain no gain’ principe. Dit principe toont aan dat er iets mis is met het te makkelijk bereiken van een doel. Met andere woorden, het zonder of met weinig inspanning geleverd bereikte doel wordt beschouwd als niet waardevol. Veel mensen denken namelijk dat elk individu hard moet werken om zijn of haar doelen te bereiken. Wanneer je je doel dan uiteindelijk bereikt, verdien je het ook en wordt er een grotere waarde aan toegekend dan wanneer het je in de schoot werd geworpen. 78 De atleet die zijn doel bereikt door jarenlang hard te trainen, daar zien we geen problemen bij. De atleet echter die steroïden neemt om hetzelfde doel te bereiken, daar zeggen we van dat hij vals speelt. In wat volgt maken we een onderscheid tussen twee versies van het ‘no pain no gain’ argument. In punt 2.2.1. bespreken we de versie van vals spelen en in 2.2.2. de shortcutversie.
2.2.1. Vals spelen 2.2.1.1. Wat is vals spelen? Iedereen weet wat vals spelen is, we komen het overal tegen en gebruiken de term praktisch dagelijks. Het is overspel, belastingsfraude, afkijken tijdens een examen, doping in de sportwereld.
77
Crevits L. 2007.
78
Schermer M. 2008. “Enhancements, easy shortcuts, and the richness of human activities”. Bioethics Vo.22, .Nr. 7, pp. 355-363.
32
In de zomer van 1998 besloot het Internationaal Olympisch Comitee, het IOC, na een wielercrisis een ‘wielerconferentie over doping’ te organiseren. 79 Deze bijeenkomst leidde in 1999 tot de oprichting van het World Anti Doping Agency, of het WADA. Het WADA beschouwt volgende handelingen als overtredingen op de anti-doping regels:
(a)
de aanwezigheid van een verboden substantie in het lichaam of sporen daarvan in het metabolisme van een atleet
(b)
het gebruik of poging tot gebruik van een verboden substantie of een verboden methode
(c)
het weigeren van, het ontduiken van of het niet ondergaan zonder geldige reden van een aangekondigde en geautoriseerde dopingcontrole
(d)
een schending van de functionele vereisten wat betreft de beschikbaarheid bij buiten-competitie controles, waaronder ook het niet of onjuist doorgeven van de individuele planning (waar, wanneer en wat de atleet doet) of het missen van testen
(e)
het misleiden, of een poging tot het misleiden, van elk onderdeel van een dopingcontrole
(f)
in het bezit zijn van verboden substanties of methodes
(g)
handel voeren in verboden substanties of methodes
(h)
het toedienen of een poging tot het toedienen van een verboden substantie of een verboden methode aan een atleet, of het assisteren, aanmoedigen, helpen, aanstoken, maskeren of elke andere vorm van medeplichtigheid bij het overtreden van een anti-doping regel of een poging daarvan 80
Aan de hand van deze regels en een lijst met verboden middelen probeert het WADA op wereldvlak de strijd tegen doping in de sport tegen te gaan. In het dagelijks taalgebruik slaat vals spelen meestal op de verschillende vormen van misleiding en fraude waarmee men een voordeel voor zichzelf bewerkstelligt. 81 Toch is dit niet de inhoud die wij hier verkiezen om eraan te geven.
79
http://www.wada-ama.org/en/dynamic.ch2?pageCategory.id=253 Unesco rapport, “International convention against doping in sport”, Paris, 19 oktober 2005. 81 Schermer M. 2008. “On the argument that enhancement is “cheating””. Journal of medical ethics.34, pp. 8588. 80
33
In ‘Cheating’ een essay van Stuart Green houdt vals spelen twee zaken in. Ten eerste spreken we enkel van vals spelen wanneer er een bepaalde regel overtreden is en ten tweede moet er steeds sprake zijn van een intentie. Dit houdt in dat de valsspeler de bedoeling heeft om via het verbreken van een regel voor zichzelf een voordeel te bekomen ten opzichte van een partij waarmee hij een coöperatieve relatie heeft. 82 Desondanks de algemene idee dat misleiding gepaard gaat met de term vals spelen, vindt Green dat dit niet tot de morele kern van de term behoort. Vaak probeert men echter anderen te misleiden omtrent het feit dat er een voordeel werd bekomen door middel van oneerlijke handelingen. Toch meent Green dat vals spelen vooral met eerlijkheid te maken heeft. Later zal duidelijk worden waarom. In de volgende punten gaan we even dieper in op de twee voorwaarden van vals spelen. In de conclusie zullen we uitmaken of vals spelen als onderdeel van het ‘no pain no gain’ argument stand houdt tegen breinverbeteringstechnieken.
2.2.1.2. Het overtreden van een regel In elke maatschappij, vereniging of coöperatieve samenwerking zijn er regels. Deze regels maken dat wanneer we ons engageren tot een groep, onze individuele vrijheid wordt beperkt. Het volgen van regels betekent namelijk dat ons doen en laten beknot wordt omdat ons gedrag volgens een aantal richtlijnen moet verlopen. We geven dus een deel van onze vrijheid op door samen een set van regels te volgen. Het feit dat we er gezamenlijk voor kiezen om regels te volgen en daardoor een deel van onze vrijheid verliezen, maakt vals spelen moreel verkeerd. De anderen van de groep gaan er namelijk van uit dat iedereen die tot de groep behoort een bepaalde set van regels volgt. Als ik als lid van een groep beslis om af te wijken van een bepaalde richtlijn van die groep dan ben ik een vals speler. 83 Het principe van eerlijkheid wil namelijk dat iedereen die zich engageert tot het volgen van regels deze ook daadwerkelijk volgt. Wanneer mijn bedrog aan het licht komt, zullen de anderen van de groep zich benadeeld voelen. Dit punt brengt ons meteen bij het volgende aspect dat cruciaal is bij de definitie van vals spelen, namelijk het intentioneel vals spelen om een voordeel voor zichzelf te bekomen. 84 82
Green S.P. 2004. “Cheating”. Law and philosophy.23, pp. 137-185.
83
Green S.P. 2004.
84
Green S.P. 2004.
34
2.2.1.3. De intentie
Met intentioneel vals spelen bedoelen we dat de valsspeler gemotiveerd is door de wens of het verlangen om een bepaald voordeel voor zichzelf te bekomen. Als ik bijvoorbeeld niet weet dat ik een regel overtreden heb, dan kunnen we niet spreken van vals spelen. Ik moet dus wel degelijk de bedoeling hebben om via het verbreken van een regel een voordeel voor mezelf te bekomen. Dit aspect kan verstrekkende gevolgen hebben.
85
Wanneer X en Y in competitie
staan voor een beperkte bron, zal het bedrog van X de winst van X betekenen, maar tevens het verlies van Y. De persoonlijke beslissing van X om drugs te nemen voor een wedstrijd waardoor X beschikt over betere capaciteiten dan wanneer hij/zij deze drugs niet zou nemen, is vals spelen. X had namelijk de intentie om via een oneerlijke handeling een voordeel te bekomen over Y. X schendt de regel dat drugs verboden zijn in competitie en benadeelt op deze manier Y. Y houdt zich in dit verhaal aan de regels en is benadeeld ten opzichte van X omdat Y geen drugs neemt.
2.2.1.4. Vals spelen als argument tegen verbetering Ten eerste moeten we ons afvragen welke regel verbroken wordt bij het gebruik van breinverbeteringstechnieken. Misschien is het hier meer gepast om te bevragen of er in de eerste plaats wel een regel is om geschonden te worden. Er bestaat namelijk geen regel die zegt dat breinverbeteringstechnieken gevaarlijk zijn en dus niet toegepast mogen worden. En zelfs moest dergelijke regel bestaan dan kunnen we de risico’s van veiligheid zodanig in rekening brengen dat enkel ‘veilige’ technieken op de markt verschijnen. Opnieuw mogen we niet vergeten, zoals reeds vermeld in hoofdstuk één, dat veiligheid een belangrijk, doch heikel aspect is in deze discussie. De garantie van 100% veilige medicatie is niet te geven. Het probleem bij nieuwe technieken, zoals deze verbeteringsmogelijkheden, is dat er nog geen regels vastgelegd zijn omtrent het gebruik ervan. 86 De toekomst zal uitwijzen hoe dit probleem wordt opgelost, maar veiligheid zal zeker een belangrijke rol spelen.
85
Green S.P. 2004. Schermer M.2008. “On the argument that enhancement is “cheating””. Journal of medical ethics.34, pp. 8588.
86
35
Ten tweede moesten we nagaan of er intentioneel een handeling plaatsvond die, door middel van het verbreken van een regel, een voordeel betekende voor de vals speler. Aangezien we op de eerste vraag geen antwoord kunnen geven daar de regels nog bepaald moeten worden, lijkt het me vrij nutteloos om de tweede vraag te stellen. Als er geen regel is om overtreden te worden dan kan het ook niet intentioneel gebeuren.
2.2.1.5. Conclusie Op basis van het voorgaande moeten we concluderen dat we in het geval van breinverbeteringstechnieken niet kunnen spreken van vals spelen. Er wordt namelijk geen regel overtreden omdat er in de eerste plaats geen regel is om overtreden te worden. Vals spelen als argument gebruiken tegen verbeteringstechnieken is dus niet gegrond. De toekomst
zal
uitwijzen
welke
regels
nodig
zullen
zijn
bij
het
gebruik
van
breinverbeteringstechnieken.
2.2.2. Shortcut-versie De basis voor het ‘ voor wat hoort wat’ argument ligt in de intuïtie dat er iets mis is met het onszelf te makkelijk te maken. De mens waardeert het verdienen van geluk, succes en andere menselijke doelen. Het al te simpel verwerven van een voorop gesteld doel, maakt dat we wantrouwig zijn ten opzichte van het verkregen goed. 87 Hieronder schetsen we kort de geschiedenis van het ‘no pain no gain’ principe, dit zal ons toelaten om te begrijpen waarom het zo vaak gebruikt wordt als argument tegen breinverbeteringstechnieken.
2.2.2.1. Geschiedenis Voor een goed begrip van het principe moeten we terugkeren naar de Oudheid. Epicurus vond dat het af en toe niet slecht was om plezier te verwerpen en pijn te aanvaarden. Daarmee bedoelde hij dat het positief was om bijvoorbeeld na te denken over onze angsten. Door na te denken over onze angsten, krijgen we er meer inzicht in.
87
Schermer M. 2008. “Enhancements, easy shortcuts, and the richness of human activities”. Bioethics Vo.22, Nr.7, pp. 355-363.
36
Dit inzicht kan ons helpen om in het reine te komen met bepaalde angsten waardoor we weer gelukkig worden. 88 Dit was volgens hem de enige manier om voor onszelf een langer en intenser genot te verzekeren. Het Christendom van de Middeleeuwen gebruikte het ‘no pain no gain’ principe ook, zij meenden dat enkel na een leven van toewijding, pijn lijden en hard werken je beloond werd met oneindig geluk in het hiernamaals. In de Protestante werkethiek vinden we dezelfde gedachtegang terug, via hard en langdurig werken kan je persoonlijke bevrijding bereiken. 89 We merken reeds duidelijk dat het ‘no pain no gain’ principe moreel geladen is. Telkens opnieuw vinden we namelijk de idee dat je door middel van hard werken je geluk kan verdienen. Logischerwijs volgt hieruit dat je niets voor niets krijgt, en wanneer dit wel zo is, druist dat in tegen al onze verwachtingen. Het evolutionair perspectief sluit zich hierbij aan. De enige manier waarop onze voorouders in de jager/verzamelaar samenleving zich konden verzekeren van voedsel was door middel van zware fysieke inspanning. 90 Vandaag, in meer seculiere omgevingen, leeft de ‘no pain no gain’ overtuiging nog steeds en een passend voorbeeld is de hedendaagse fitnesswereld. Wie mooi wil zijn, moet afzien, maar er is niets zo vermoeiend om na een zware dag op het werk nog naar de fitnessclub te trekken om je onperfecte lichaam zo perfect mogelijk te krijgen. Vandaar dat grote fitnesscentra er alles aan doen om het sporten zo aangenaam mogelijk te maken. Je kan er tegenwoordig gebruik maken van sauna, stoombad, massages enzovoort. 91 Dit is in feite een bevestiging van het ‘no pain no gain’ principe. Je moet hard werken en dit op regelmatige basis om het perfecte lichaam te verkrijgen. Je wordt uiteindelijk beloond voor je harde werk met het lichaam van je dromen en daarenboven kan je je laten verwennen door de extra faciliteiten. In feite staat ‘no pain no gain’ voor de mislukking van alle pogingen om vooruitgang te boeken bij het bereiken van een persoonlijk doel zonder de ervaring van enige ongemakken. Deze pogingen worden aanzien als een vorm van bedriegen.
88
http://plato.stanford.edu/entries/epicurus/
89
De Prycker V. 2007. “Critical remarks on shortcuts to happiness: The relevance of effort and pain”. Philosophica. 79, pp. 57-70. 90
De Prycker V. 2007.
91
http://www.passagefitness.be/nl/index.php?n=125
37
Daarenboven zullen deze pogingen steeds falen of sowieso niet lang blijven duren omdat ze verkregen werden door middel van shortcuts. 92 Dit is de shortcut versie van het ‘no pain no gain’ argument dat gebruikt wordt tegen verbeteringstechnieken. Doping neemt bijvoorbeeld het lijden van de sporter weg dat normaal gezien bijdraagt tot de bevrediging van het resultaat. Het weghalen van dit lijden heeft ook effect op de resultaten van de prestaties. Ditzelfde argument kan gebruikt worden tegen breinverbeteringstechnieken met betrekking tot het gemoed. We kunnen hier namelijk in vraag stellen of de artificiële verhoging van positieve emoties kan resulteren in authentieke en langdurende ervaringen van geluk. 93 De shortcut versie van het ‘no pain no gain’ argument tegen gemoedverbetering denkt van niet. In het volgende punt zullen we uitleggen hoe het ‘ no pain no gain’ principe in de shortcutversie gebruikt wordt als argument tegen breinverbeteringstechnieken. We vestigen eerst de aandacht op de waarde van verdienste, daarna komt het belang van een authentiek leven aan bod en tenslotte bekijken we de waarde van pijn en lijden.
2.2.2.2. De waarde van verdienste Uit het voorgaande weten we reeds dat veel mensen er vanuit gaat dat elk individu hard moet werken om zijn geluk of succes te verdienen. Dat is waar ‘no pain no gain’ voor staat; geen winst zonder ervoor te werken. Hard werken en pijn lijden worden in onze maatschappij als zeer waardevol beschouwd als ze leiden tot een beoogd doel. Hard werken en pijn lijden kunnen we op deze manier bekijken als middelen om een doel te bereiken. Toch hebben we reeds gezien dat het niet altijd loont. Het is de relatie doel/middelen dat velen problematisch vinden bij breinverbeteringstechnieken. Welke middelen wil ik gebruiken om een bepaald doel te bereiken en misschien vooral welke niet? Welke doelen wil ik behalen en wat heb ik ervoor over? We gaan hier dieper op in. Stel dat we altijd middel A gebruikt hebben om doel A te bereiken. Breinverbeteringstechnieken bieden vandaag echter middel B om datzelfde doel A te bereiken. 94
92 93 94
De Prycker V. 2007. De Prycker V. 2007. Parens E. 1998.
38
We verduidelijken even aan de hand van een voorbeeld:
Doel A: Prestaties van de student verbeteren. Middel A: Vermindering van aantal studenten per leerkracht. Middel B: Gebruik van Rilatine.
Zowel middel A als middel B hebben dus hetzelfde doel, namelijk doel A. Doel A is de traditionele vraag naar de verbetering van schoolprestaties. Ook al hebben twee verschillende middelen hetzelfde doel, toch mogen we hieruit niet concluderen dat deze middelen dezelfde waarden of effecten hebben. Middel A zal bijvoorbeeld vooral een effect hebben op de omgeving, terwijl middel B de biologie van het kind tracht te veranderen. Middel A zorgt op deze manier voor een vermindering van het geluid in de klas en middel B voor een vermindering van het geluid in het hoofd van het kind. 95 Rilatine wordt al meer dan veertig jaar voorgeschreven en blijkt relatief schadeloos te zijn. Onderzoek wees uit dat de focus, aandacht en leercapaciteit verhoogde na inname. 96 We weten nu reeds dat we middel A en B niet mogen gelijkschakelen aan elkaar. Middel A is een gevestigde waarde op het vlak van verbetering van schoolprestaties. Middel B is een nieuwe technologie. Voor een vraag, doel A, waar we reeds een antwoord, middel A, voor hebben, duikt nu plots een nieuw antwoord op, namelijk middel B. Zowel middel A als middel B hebben bewezen doeltreffend te werken op het gebied van aandachtsverhoging bij studenten. Middel B is allicht efficiënter omdat het toelaat elk individu op zichzelf te beïnvloeden wat maakt dat we niet moeten investeren in meer klaslokalen en leerkrachten. Middel B wordt daardoor aanzien als een shortcut. Ronald Turner meent in zijn tekst “Do means matter” dat velen Rilatine gevaarlijk vinden omdat het een traditioneel middel wil vervangen. Zij vinden namelijk dat door voor de makkelijke weg te kiezen, we iets waardevols zullen verliezen in het proces. We kunnen maar de vraag stellen in hoeverre we daadwerkelijk iets verliezen. Verbeteringstechnieken zullen allicht ook een voordeel voor ons betekenen. We hoeven dus niet louter te spreken van een verlies, maar ook van een winst!
95
Parens E. 1998.
96
Keane H. 2008. “Pleasure and discipline in the uses of Ritalin”. International journal of drug policy.19, pp. 401-409.
39
Toch is idee van dit verlies sterk aanwezig in onze maatschappij. Door ons een shortcut aan te bieden om een bepaald doel te bereiken, bedriegen de nieuwe middelen ons omdat we de waarde van de traditionele middelen verliezen. 97 Bij het voorbeeld van de student met concentratieproblemen ligt de shortcut in het feit dat we door middel van farmacologische substanties een toestand trachten te bereiken dat zonder het gebruik van deze drug een zware inspanning zou vragen van de student zelf. Nu wordt het in feite voor hem gedaan, hij heeft enkel de minimale inspanning van het slikken van een pil te doen. We verduidelijken dit even aan de hand van een ander voorbeeld dat we reeds gebruikt hebben. Stel opnieuw: atleet A heeft jaren getraind en hard gewerkt om een bepaald niveau van prestatie te behalen, atleet B daarentegen neemt steroïden en bereikt reeds na één jaar het niveau waarvoor atleet A jaren heeft moeten werken. Het ‘ no pain no gain’ principe zegt ons dat atleet A moet winnen. Er is blijkbaar een waardigheid in de menselijke prestatie bekomen door middel van inzet, pijn en moeite. Deze waardigheid ligt in de ervaring van het bereiken. De ervaring om na jaren van hard werken en afzien eindelijk je doel te bereiken. De waarde van fysieke en mentale discipline, de ervaring van het gradueel sterker worden, de ervaring van persoonlijke prestatie. Voor atleet A houdt dit in dat na jaren van trainen en strikte onthouding, hij eindelijk op topniveau kan meespelen. Met de grote kracht en effectiviteit van de moderne technologie staat deze ervaring van het bereiken op het spel. 98 Turner beaamt het feit dat we sceptisch moeten staan tegenover nieuwe technieken omdat er inderdaad een waardigheid is in de ervaring van een verdienste. Toch bedoelt hij hiermee niet dat dit voldoende is om neen te zeggen tegen deze technieken. Hij ervaart het niet zozeer alsof we bedrogen worden wanneer we voor een shortcut kiezen, maar eerder dat we erdoor in de verleiding worden gebracht om onszelf te bedriegen. Nieuwe middelen verleggen misschien onze menselijke strijd, maar ze elimineren de strijd niet. Turner geeft aan dat het gebruik van een computer ons helpt bij de strijd van het schrijven. Je kan makkelijker corrigeren, je kan opslaan en verwijderen, belangrijke voordelen ten opzichte van het gebruik van een typemachine. Dit is leuk, maar daarmee zijn we nog niet geholpen bij de moeilijkheid van het schrijven zelf. Schrijven is een heuse opdracht en dat zal zo blijven, met of zonder het gebruik van een computer. 99 97
Turner R.C. 1998. Do means matter. Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press. pp.151-161. 98
Turner R.C. 1998.
99
Turner R.C. 1998.
40
Deze vergelijking tussen een computer en het nemen van een shortcut door middel van breinverbeteringstechnieken gaat slechts op tot op een zeker niveau. Het gebruik van een computer om een tekst te schrijven maakt het ons inderdaad makkelijker, maar verandert niets aan de werking of functionering van ons brein. Breinverbeteringstechnieken doen dat wel. Dat is de reden waarom we weinig of geen afkeer hebben ten opzichte van het gebruik van een computer maar wel bij breinverbeteringstechnieken. We kunnen hier best concluderen dat zowel middelen als doelen belangrijk kunnen zijn en dat er effectief waarde is in de ervaring van het bereiken. Eenzelfde technologie toegepast op verschillende personen met verschillende mogelijkheden zal echter significant verschillende effecten hebben. Daarom is het belangrijk om in te zien dat veel zal afhangen van personaliteit en situatie. Persoon A zal bijvoorbeeld anders reageren dan persoon B in situatie A, net zoals persoon A en B zullen verschillen van mening over kwestie B.
2.2.2.3. Ethiek van de authenticiteit
Stel, jij bent psychiater en krijgt een man voor je die zich slecht voelt, hij voelt zich vervreemd van de maatschappij en volledig gedesoriënteerd. Zou jij deze man Prozac voorschrijven? Prozac wordt normaal enkel voorgeschreven bij mensen die klinisch depressief zijn. Vandaag groeit echter de idee dat we Prozac ook kunnen toedienen aan mensen die zich ‘gewoon’ down voelen. 100 We gaan hier even dieper op in. Met ethiek van de authenticiteit bedoelt Carl Elliot dat we het leven moeten bekijken als één groot project. De basis voor deze ethiek vinden we terug in de idee dat de betekenis van ons leven afhangt van de manier waarop we ons leven leiden. Het leven wordt hierdoor een geplande onderneming dat we voor een groot gedeelte zelf controleren en waarvoor we verantwoordelijk zijn.101 De keuzes die we maken, maken van ons leven dat het ons eigen leven wordt, een authentiek leven. Het roept tevens de idee op van zelfvervulling en zelfcreatie. Ik maak namelijk van mijn leven wat ik ervan wil maken.
100
Elliot C. 1998. The tyranny of happiness. Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press. 177-187.
101
Parens E. 1998.
41
Wanneer we spreken over authenticiteit scheppen we, volgens Elliot, meteen de gedachte van inauthenticiteit. Zou het nemen van Prozac om zich beter te voelen een scheur zijn in dit authentiek leven? Zou het nemen van Prozac betekenen dat ik een inauthentiek leven leidt? Ik zou dan wel beschikken over een betere persoonlijkheid, maar het zou de mijne niet zijn. Prozac voorschrijven aan mensen die niet klinisch depressief zijn, is volgens Elliot deze mensen een ticket geven naar een inauthentiek leven. 102 David Degrazia meent, en ik volg hem daarin, dat Elliot een fout begaat. Elliot’s theorie beweert dat het een vorm van inauthenticiteit zou zijn indien we Prozac voorschrijven aan mensen die niet klinisch depressief zijn. Het is namelijk voor Elliot moreel problematisch wanneer we een ‘normale’ persoonlijkheid trachten te veranderen. Ook al gaat het hier over een verbetering van de persoonlijkheid, toch is het fout om de simpele reden dat het niet meer de eigen persoonlijkheid zal zijn. De onderliggende idee bij deze redenering is er één waarbij het zelf als statisch wordt gezien of als iets dat ontdekt moet worden, iets wat ons met andere woorden gegeven is. 103 De idee van een statische ‘zelf’ is volgens mij verkeerd. Onze persoonlijkheid en karakter zijn steeds onderhevig aan veranderingen, deze trachten statisch te houden is volgens mij onmogelijk. Elliot stelt dat het leven een geplande onderneming is dat we proberen te controleren en waarvoor we verantwoordelijk zijn. Als we deze gedachtegang zouden doortrekken, zou je verwachten dat alles wat voor meer controle zorgt, zoals Prozac ons de mogelijkheid biedt gelukkiger te zijn, als positief wordt beschouwd. Dat is echter niet zo bij Elliot. Hij meent dat het gebruik van Prozac tot een inauthentiek leven leidt omdat het onze persoonlijkheid verandert in een persoonlijkheid die niet meer de onze is. Degrazia meent daarentegen dat net door het gebruik van Prozac we ons leven meer vorm kunnen geven. Prozac helpt ons met andere woorden bij onze zelfcreatie. Als ik vandaag beslis om afscheid te nemen van mijn verlegen persoonlijkheid dan wil ik daarvoor de middelen beschikbaar zien. Waar ik Elliot wel gelijk moet in geven, is de idee dat ieder voor zichzelf moet beslissen wat hij/zij belangrijk vindt in het leven. Deze gedachtegang vinden we trouwens ook terug bij Degrazia wanneer deze laatste beweert dat de persoon in kwestie moet uitmaken welke karaktertrekken hij/zij als deel van zijn of haar persoonlijkheid beschouwt. 102
Elliot C. 1998.
103
Degrazia D. 2000. “Prozac, enhancement and self-creation”..Hastings Center Report. Vol. 30, Nr. 2, pp. 3440.
42
Als ik mijn verlegenheid niet storend vind dan zal ik er niet voor kiezen om deze door middel van een pilletje te laten verdwijnen. Als ik daarentegen merk dat ik meer assertief zou moeten zijn en ik er niet in slaag om dit op een ‘natuurlijke’ wijze te verkrijgen, dan kan ik voor bepaalde substanties kiezen die dit voor mij bewerkstelligen. Het zal opnieuw een kwestie zijn van gestelde prioriteiten.
2.2.2.4. De positieve waarde van pijn en lijden Naast de analyse van de ervaring van het bereiken is het tevens belangrijk om het effect van pijn en lijden na te gaan. Dit kan in sommige omstandigheden het beste maar ook het slechtste in de mens naar boven brengen. Chatterjee stelt dat bepaalde shortcuts ons karakter of onze persoonlijkheid kunnen vervormen. Hij gaat ervan uit dat moeilijke episodes in het menselijk leven het karakter van een persoon opbouwen. Het elimineren van deze cruciale aspecten van de menselijke ervaring kan door inname van SSRI’s een verval van de persoonlijkheid inhouden. 104 Voor Chatterjee hangt er dus een positieve waarde vast aan pijn en lijden. Diezelfde idee vinden we terug bij de analyse van shortcuts door Valérie De Prycker in het filosofisch tijdschrift Philosophica. 105 Aan de hand van een studie van Jonathan Haidt over geluk en gelukkig zijn, beweert De Prycker dat trauma en stress nodig zijn. Er wordt gesproken van een posttraumatische groei. Hiermee bedoelt men dat wanneer een individu een tegenslag te boven komt, hij/zij verborgen talenten kan ontdekken. Door deze nieuwe capaciteiten te zien verandert het zelfbeeld. Je bent namelijk niet meer dezelfde persoon als van voor de tegenslag. Na een trauma of stressvolle situatie bemerk je dat je sterker bent dan verwacht en dat geeft moed om toekomstige uitdagingen aan te gaan. Wanneer zich dan een nieuwe uitdaging voor doet, herstellen de betrokken personen ook sneller. Dit omdat ze meer weerstand hebben en deels omdat ze weten dat ze het wel aankunnen. Het overleven van een trauma maakt vaak dat onze waarden en perspectieven op het leven veranderen. 106 Wat eens zo belangrijk leek kan na een pijnlijke ervaring plotseling onbenullig lijken. 104
Chatterjee A. 2006.
105
De Prycker V. 2007.
106
De Prycker V. 2007.
43
De dood of ziekte van een geliefde laat ons bijvoorbeeld vaak inzien dat we vele dingen als vanzelfsprekend gaan nemen zijn. De confrontatie met dat besef verandert onze perspectieven over wat echt belangrijk is in het leven. Tegenslagen kunnen tevens dienen als filter. De vriend die je steunt in harde en moeilijke tijden is er één waarvan je weet dat je zowel in goede als in slechte tijden op hem kan rekenen. Op deze manier ontdekken we echte vriendschappen en wordt de band die reeds bestond versterkt door het gedeelde verdriet. 107 We moeten, na deze analyses van De Prycker en Haidt, toegeven dat pijn en lijden effectief een positieve waarde kunnen hebben. Toch hoeft dat niet altijd zo te zijn. We kiezen, net zoals De Prycker, voor een zwakke interpretatie van de positieve waarde van pijn en lijden. We zeggen namelijk dat pijn en lijden kunnen leiden tot groei, sterkte en zelfverbetering. Dat is verschillend van de sterke versie waarin beweerd wordt dat tegenslag moet leiden tot posttraumatische groei en verbetering.
Uitgaand van een zwakke interpretatie van de
positieve waarde van pijn en lijden brengt ons ontegensprekelijk bij het besef van een negatieve waarde van pijn lijden.
2.2.2.5. De negatieve waarde van pijn en lijden. Recent onderzoek wees uit dat tegenslagen en traumatische gebeurtenissen kunnen leiden tot depressie, angstaanvallen en hartziekten. Naast fysieke effecten, kunnen trauma’s ook een negatieve impact hebben op het sociaal functioneren en de affectieve band met naasten. Dit is wat men noemt een posttraumatische stressstoornis of PTSS. PTSS is een angststoornis teweeggebracht door een traumatische gebeurtenis. 108 In het DSM, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, lezen we de volgende zes criteria voor PTSS. Ten eerste moet er sprake zijn van een confrontatie met en een reactie op een traumatische gebeurtenis. De persoon die een trauma meemaakt, wordt namelijk geconfronteerd met de dood, ernstige verwondingen, een bedreiging van de fysieke integriteit van zichzelf of anderen. Dit trauma lokt tevens een reactie uit, deze reactie gaat meestal gepaard met intense angst en hulpeloosheid. Ten tweede moet er zich een herbeleving voordoen. Dit kunnen herinneringen, nachtmerries of psychologische stress zijn. 107
De Prycker V. 2007.
108
Beck J.G., Grant D.M., Clapp J.D., Palyo S.A. 2009. “Understanding the interpersonal impact of trauma: Contributions of PTSD and depression”. Journal of anxiety disorders.23, pp. 443-450.
44
Ten derde lijken de personen betrokken bij een trauma de neiging te vertonen om aanhoudend ontwijkend gedrag te vertonen bij stimuli die geassocieerd kunnen worden met het trauma. Zij zullen gedachten, gevoelens, conversaties, activiteiten, plaatsen en mensen ontwijken die hen herinneren aan het trauma. Daarnaast getuigen zij ook van gevoelens van ontvreemding en uitzichtloosheid. Ten vierde moet er sprake zijn van overgevoeligheid, dit uit zich meestal in slapeloosheid,
ongecontroleerde
woede-uitbarstingen
en
concentratieproblemen.
Als
voorlaatste voorwaarde moeten het tweede, derde en vierde criteria gedurende meer dan een maand aanwezig zijn. Ten vijfde duiken zowel sociale als professionele problemen op. 109 Het DSM gaat er dus van uit dat pijn en lijden negatieve effecten kunnen teweegbrengen. De zogenaamde ‘herbeleving van het trauma’ kan zodanig intens zijn dat de betrokken personen ervoor kiezen om bepaalde prikkels, zoals bijvoorbeeld mensen en plaatsen, te ontwijken. Gevoelens van vervreemding en uitzichtloosheid zijn eigen aan de stoornis en in sommige gevallen spreekt men zelfs van suïcidale neigingen. In 90% van de gevallen is er sprake van slapeloosheid en ongeveer 70% klaagt over nachtmerries met betrekking tot het trauma.110 Het gebruik van antidepressiva heeft reeds bewezen hiervoor een oplossing te bieden. 111 We mogen er vanuit gaan dat we naast een positieve waarde ook soms een negatieve waarde moeten toekennen aan pijn en lijden. Opnieuw zal veel afhangen van de persoonlijkheid van de betrokken personen en de ernst van de situatie.
2.3. Conclusie
Als inderdaad blijkt dat bepaalde breinverbeteringstechnieken een shortcut zijn omdat ze het ons makkelijker maken om doelen te behalen, dan zal het steeds een persoonlijke kwestie zijn of we al dan niet voor deze shortcuts kiezen. Ik volg Turner wanneer hij zegt dat de nieuwe technologieën voor ons een verleiding zullen betekenen. 112 We zullen zelf beslissen op welke manier we een doel willen bereiken. 109
http://www.behavenet.com/capsules/disorders/ptsd.htm
110
Hendin H., Maltsberger J.T., Szanto K. 2008. “The psychosocial context of trauma in treating PTSD patients”. American Journal of Psychiatry.165, pp. 28-32. 111
Hertzberg M.A, Feldman M.E, Beckham J.C, Moore S.D, Davidson J.R. 2002. “Three- to four-year follow-up to an open trial of nefazodone for combat-related posttraumatic stress disorder”. Annual Clinical Psychiatry. 14, pp. 215–221 112
Turner R.C. 1998.
45
De wagen nemen is in zekere zin ook een shortcut, we kunnen namelijk te voet of met de fiets gaan. De wagen nemen maakt het aan de andere kant wel mogelijk dat we meerdere zaken kunnen doen. Als ik met de fiets naar de winkel ga, ben ik beperkt in mijn boodschappen. Als ik daarentegen de wagen neem, kan ik naar de winkel gaan, mijn boodschappen wegbergen en daarnaast nog andere zaken doen. Ook al heb ik mezelf dan ‘bedrogen’ door de wagen te nemen, want het was waarschijnlijk gezonder en milieuvriendelijker om met de fiets te gaan, toch heb ik meer doelen bereikt. Het zal dus steeds neerkomen op een persoonlijke afweging van doelen, middelen en doel-middelverhoudingen. Zo kan ik me inbeelden dat de mensen die dagelijks in de file staan reeds meerdere malen de uitvinding van de wagen vervloekt hebben. Het is een kwestie vanuit welk perspectief je het bekijkt. Als het voor mij bijvoorbeeld niet belangrijk is om op een constante wijze met mijn studies bezig te zijn, dan kies ik er misschien voor om via breinverbeteringstechnieken mijn resultaten te behalen. Mijn doel, het diploma behalen, is op deze manier het meest waardevol. Als ik daarentegen wel belang hecht aan regelmatige studie dan zal ik geen verbeteringstechnieken gebruiken. Het middel waardoor of de manier waarop ik mijn doel bereikt heb, is dan meer of even waardevol als het doel op zich. Uit de ethiek van de authenticiteit leren we ongeveer hetzelfde, namelijk dat veel zal afhangen van hoe we ons leven invullen en welke prioriteiten we stellen. Als we onze persoonlijkheid, karaktertrekken en het ‘zelf’ bekijken als constant aan verandering onderhevig, dan lijkt het gebruik van psychofarmacologische substanties louter een verlenging van onze mogelijkheid van zelfcreatie. Zien we echter het ‘zelf’ eerder als een statisch iets, dat kunnen bepaalde verbeteringstechnieken als verkeerd overkomen. Naast de positieve waarde van pijn en lijden moeten we toegeven dat het evengoed de andere kant kan opgaan. We kwamen namelijk via het DSM te weten dat een traumatische gebeurtenis grote negatieve gevolgen kan hebben. 113 Het zou dus fout zijn om pijn en lijden enkel positief te waarderen. Het wegnemen van depressieve gedachten en het verhogen van de kans op een goede nachtrust kan bewerkstelligd worden door middel van farmacologische substanties. Waarom dit dan niet doen bij ‘normale’ mensen die last hebben van een dipje?
113
http://www.behavenet.com/capsules/disorders/ptsd.htm
46
Volgens mij wordt hier niet gezondigd tegen het ‘no pain no gain’ principe omdat dat ervan uit gaat dat pijn en lijden een positieve invloed heeft op de persoonlijkheid. 114 We zagen in het bovenstaande dat dit niet altijd zo hoeft te zijn. Tegen het shortcut-argument wordt vaak geponeerd dat we reeds vele andere shortcuts hebben in ons leven, denk maar aan medicatie tegen hoofdpijn, centrale verwarmingselementen, wagens enzovoort. Velen daarvan hebben allicht onze persoonlijkheid reeds veranderd, maar er zijn toch niet veel mensen die willen terugkeren naar een tijd zonder deze shortcuts. 115 We zijn in feite reeds lange tijd ‘technologische wezens’ en hebben daar schijnbaar weinig problemen mee. De ontelbare voordelen wegen allicht meer door dan eventuele nadelen. De wagen is inderdaad een handig middel om ons makkelijk te verplaatsen, toch kunnen we ons er de nadelen van inbeelden. Denk maar aan de dagelijkse ellenlange files op de ring rond Brussel. In dit hoofdstuk ontdekten we tevens dat mensen vaak in inconsistentie leven met wat ze denken. Zo weten we bijvoorbeeld perfect dat om een aantal kilogram te vermageren we best vet voedsel en suikers achterwege laten en dat we moeten sporten. Toch blijkt dat we deze kennis maar al te graag overboord gooien wanneer er zich een makkelijker middeltje voordoet om het streefdoel te behalen. Volgens mij zal deze inconsistentie ook plaatsvinden wanneer bepaalde breinverbeteringstechnieken ons in de toekomst voor de mogelijkheid stellen om via shortcuts bepaalde doelen te behalen. We zullen in rekening brengen dat zware inspanningen gedaan om een doel te bereiken een positieve toevoeging kunnen zijn aan ons leven, maar wat zich in de realiteit zal voordoen, zal helaas een ander beeld zijn. Moest ik morgen kunnen terugkeren in de tijd en moest men mij de mogelijkheid bieden om door middel van een breinverbeteringstechniek deze thesis sneller en beter af te werken, dan zou ik niet twijfelen. Met deze keuze leg ik de prioriteit bij het doel, namelijk het resultaat, in dit geval de kwaliteit van de thesis. Deze analyse van het ’no pain no gain’ principe heeft niet de bedoeling om een leidraad te zijn in de morele kwestie of een nieuwe technologie goed of slecht is. Het doel van dit schrijven is om zoveel mogelijk openheid te creëren in het enhancement debat.
114
De Prycker V. 2007.
115
Schermer M. 2008. “Enhancements, easy shortcuts, and the richness of human activities”. Bioethics Vo.22, Nr.7, pp. 355-363.
47
De initiële yuk- reactie waar de meeste nieuwe technologieën moeten tegen vechten is zeker een waardevol aspect. 116 Het maakt dat we sceptisch en kritisch staan ten opzichte van deze technologieën, maar dat mag ons niet tegenhouden om deze toch een eerlijke kans te geven. De toekomstige of huidige mogelijkheden tot verandering van het menselijk lichaam zullen steeds voor een confrontatie zorgen tussen de persoon die we zijn, de persoon die we willen zijn en de persoon die we kunnen zijn. De menselijk strijd van pijn en lijden zal daarmee niet verdwijnen, ze zal eerder verlegd worden.
116
BMA. 2007.
48
Hoofdstuk 3: De evaluatie van het natuurargument 3.1. Inleiding
The biggest question facing the 21st century can be stated in a few words: What does it mean to be “human”? The answer to that question will affect our most basic values and moral codes. And it may lead to an intensification of religious and moral conflict across the planet. 117
Technologie is alomvertegenwoordigd in onze maatschappij. Haast alles wordt op de één of andere manier beïnvloed door technologie. Daar ontsnapt zelfs de mens niet aan. Peter-Paul Verbeek maakt de vergelijking met het geloof in de Middeleeuwen. De meeste Middeleeuwers bekeken God als overal en altijd aanwezig, niemand kon aan zijn oog ontsnappen. Op dezelfde manier ziet Verbeek de hedendaagse maatschappij met een constante inmenging van techniek. 118 Gsm, keukenapparaten, computer, auto’s enzovoort. Het zijn shortcuts die ons het leven best makkelijker gemaakt hebben. Er zijn weinig mensen die deze technologieën niet appreciëren. Niet alleen omdat we ze gewoon zijn, maar omdat ze ons het leven effectief makkelijker maken. Toch zijn er tegenstanders van de enorme ontwikkeling van technologie en dan vooral van de uitwerking ervan op het menselijk lichaam. Zij hebben niet zozeer een probleem met het gebruik van een wagen om naar het werk te gaan of het communiceren via gsm. Wat zij verwerpelijk vinden is wanneer technologie een deel van ons lichaam wordt. 119 Een hands-free telefoonkit is als het ware reeds een verlenging van ons lichaam, maar wat als men in de toekomst bijvoorbeeld een chip onder de hoofdhuid kan plaatsen dat in feite het hands-free apparaatje vervangt? Zou dit onze mobiliteit niet nog meer verhogen?
117
Van Est R., Klaassen P., Schuijff M., Smits M. 2008.
118
Verbeek P.P. 2005. “Techniek en de grens van de mens. De menselijke conditie in een technologische cultuur”. Wijsgerig perspectief. 45, pp. 6-17. 119
Bostrom N. Roache R. 2007. “Ethical issues in human enhancement”. Bekomen via www.nickbostrom.com
49
Wanneer Charles Darwin in de negentiende eeuw zijn “ Over het ontstaan van soorten” schrijft, ontstaat daarmee meteen de idee dat de mens geen statisch wezen is. De mens maakt deel uit van een groter geheel en is slechts een schakel in het grote proces dat we evolutie noemen. Met deze kennis lijkt meteen een eeuwenoud wijsgerig vraagstuk opgelost, namelijk het vraagstuk van de plaats van de mens in de natuur en de kosmos. 120 De mens behoort als soort tot de homo sapiens sapiens, met de idee van evolutie moeten we rekening houden dat er misschien een homo sapiens 2.0 onderweg is. Deze homo sapiens 2.0 is een vernieuwde en verbeterde versie van de homo sapiens sapiens die we vandaag kennen. Hoe hij eruit zal zien weten we nog niet. Misschien zal hij sneller zijn, of misschien zal hij gelukkiger zijn dan zijn voorganger. We weten het niet. We weten alleen dat hij ergens anders zal staan dan de plaats waar de mens van vandaag staat op de Darwiniaanse tijdslijn. 121 In de lijn van de evolutietheorie wordt vaak geponeerd tegen verbeteringstechnieken dat evolutie ons niet voorzien heeft van die extra capaciteit en dat het fout zou zijn om het werk van evolutie te verstoren. Dit argument valt uiteen in twee onderdelen. Ten eerste wordt er vanuit gegaan dat indien we nog niet beschikken over een bepaalde capaciteit we ze ook niet artificieel mogen aanwenden omdat evolutie ons in de eerste plaats niet voorzag van die capaciteit. We zullen dit de evolutionaire optimalisatie-uitdaging noemen en bespreken het verder in punt 3.2. 122 Ten tweede houdt het argument in dat alles wat evolutie doet goed is en al het artificiële fout is. In punt 3.3 bekijken we het naturalistisch bedrog dat we begaan wanneer we ethische beweringen doen aan de hand van feitelijke. We zullen zien dat wat ‘moet’ niet afgeleid kan worden van wat ‘is’. 123
120
Braeckman J. 2001. Darwins moordbekentenis. De ontwikkeling van het denken van Charles Darwin. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. 121
Van Est R., Klaassen P., Schuijff M., Smits M. 2008..
122
Bostrom N. Sandberg A. 2007. “The wisdom of nature: An evolutionary heuristic for human enhancement”. Bekomen via www.nickbostrom.com
123
Wilson D.S. Dietrich E. Clark A.B. 2003. “On the inappropriate use of the naturalistic fallacy in evolutionary psychology”. Biology and philosophy.18, pp. 669-682.
50
3.2 Evolutionaire optimalisatie-uitdaging 3.2.1 Evolutionaire heuristiek Aan de hand van de tekst “ The wisdom of nature: An evolutionary heuristic for human enhancement” van Bostrom en Sandberg analyseren we de evolutionaire heuristiek. 124 De evolutionaire heuristiek zegt dat om te beslissen of we een aspect van een systeem willen veranderen, het nuttig is om na te denken waarom het systeem dat aspect in de eerste plaats heeft. In dit schrijven wordt dat dan: Om te beslissen of we een aspect van het menselijk brein willen veranderen is het nuttig om na te denken waarom het brein dat aspect in de eerste plaats heeft. Waarom zou ik, als mens, mijn brein of een deel ervan willen veranderen? Er moet een reden zijn waarom mijn brein is zoals het nu is. Die reden is evolutie en natuurlijke selectie. We spreken namelijk van een evolutionaire optimalisatie. Volledige optimalisatie kan enkel binnen een bepaalde ecologische context op een bepaald moment. Darwin legt deze term uit aan de hand van het voorbeeld van de werking van het oog. Door middel van variatie en selectie ontstond het complex orgaan, het oog. Telkens een nieuwe variatie voordelig bleek voor het organisme, qua overleving en voortplanting, heeft natuurlijke selectie deze variatie behouden en via de genen doorgeven. Dit evolutionaire trial en error- proces verloopt gradueel en volledig blind. 125 Aangezien evolutie nooit doelmatig te werk gaat, is het vrij nutteloos om te spreken van ‘afgewerkte’ organen. Wanneer de eerste lichtgevoelige cellen ontstonden was er nooit een plan om tot ‘afgewerkte’ ogen te komen. Vanuit het perspectief echter van het organisme dat het oog bezit, is dat oog wel afgewerkt vanaf het moment dat het oog bestaat en functioneel is. De menselijke ogen zijn bijvoorbeeld totaal verschillend van de ogen van een havik, toch besluiten we dat alle soorten ogen in een bepaalde ecologische context een bepaalde adaptieve waarde hebben. 126 Zo is ook ons brein een product van 3,800 miljoen jaar leven op aarde en dus slechts een voorlopig eindproduct van evolutie en natuurlijke selectie. 127
124
Bostrom N. Sandberg A. 2007.
125
Darwin C. 2000, 2001, 2002. Over het ontstaan van soorten door middel van natuurlijke selectie of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven. Amsterdam: Vertaald door Hellemans L. Uitgeverij Nieuwezijds. 126
Braeckman J. 2001.
127
Vandermassen G. “R-evolutionaire psychologie”. Bekomen via www.skepp.be/artikels/evolutie/revolutionaire-psychologie
51
De volgende vraag komt in gedachten: “ Als een voorgestelde interventie zou resulteren in een verbetering van een aspect van een systeem, waarom zijn we dan nog niet geëvolueerd op deze manier?”. Deze vraag kunnen we op drie mogelijke manieren trachten te beantwoorden; verandering van eisen, waardeafwijking en evolutionaire beperkingen. We zullen ze in de volgende punten kort toelichten en gaan met andere woorden op zoek naar een manier om ‘ the wisdom of nature’ te omzeilen.
3.2.2 Verandering van eisen Evolutie heeft een systeem ontworpen om te handelen in een bepaalde soort van omgeving, namelijk de jager-verzamelaar omgeving. Dit noemen we ‘ the Environment of Evolutionary Adaptadness’. We zullen hiernaar verwijzen met de afkorting EEA. Daarmee bedoelen we dus de omgeving waarin een soort geëvolueerd is en tot dewelke hij aangepast is. Bostrom en Sandberg menen dat het menselijk organisme een zeer goed ontworpen systeem was voor het leven in de EEA, maar dat het niet kan dat het ook goed aangepast zou zijn voor het leven in de hedendaagse maatschappij. We verduidelijken dit even aan de hand van een voorbeeld met betrekking tot ons brein. Het menselijk brein is een heel complex orgaan, het is zo opgebouwd doorheen de eeuwen van evolutie. 128 Slaap is een belangrijk aspect in het menselijk leven. Desondanks het feit dat men nog niet veel weet over de functies van slaap voor het menselijk organisme, mogen we toch stellen dat het dient om uit te rusten en om energie te bewaren. 129 Waarom we niet meer of niet minder slapen dan we nu doen heeft met deze en andere, nog onbekende, functies te maken. Onder het moto ‘ time is money’ is het best denkbaar dat we vandaag gebaat zouden zijn met een vermindering van de hoeveelheid slaap nodig om goed te functioneren. Als modafinil dit bewerkstelligd en dat doet het, waarom grijpen we dan deze verbeteringsmogelijkheid niet? Het gebruik van modafinil zorgt voor een verhoogde waakzaamheid en controle over het slaappatroon. 130
128 129
Vandermassen G. Via www.skepp.be/artikels/evolutie/r-evolutionaire-psychologie Siegel J. 2005. “Clues to the functions of mammalian sleep”. Nature. 437, pp. 1264-1271.
130
Müller U., Steffenhagen N., Regenthal R., Bublak P. 2004. “Effects of modafinil on working memory processes in humans”. Psychopharmacology. 177, pp. 161-169.
52
Dit zou best problematische neveneffecten kunnen hebben omdat het grote gevaar bij de relatie tussen slaap en het gebruik van modafinil is dat we in feite een systeem willen veranderen dat we nog niet helemaal begrijpen. Onderzoek zal moeten uitwijzen of bepaalde verbeteringstechnieken meer kwaad dan goed doen. Op dit moment kunnen we ons daarover onmogelijk uitspreken daar we de volledige werking van het brein nog niet kennen. De vraag is nog maar of we ooit alles zullen weten. Toch mogen we stellen dat verder onderzoek uit verschillende wetenschapstakken nodig is om het belang van slaap voor de mens te begrijpen. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met wat bepaalde farmacologische substanties voor uitwerking zullen hebben op ons brein. 131 We spraken reeds over het verschil tussen de EEA en de hedendaagse maatschappij. Wat in dit onderdeel belangrijk is, is het verschil in eisen bij de twee omgevingen. Veranderingen van eisen op het menselijk organisme doen zich voor wanneer oude verlangens verdwijnen of verminderen en nieuwe verlangens ontstaan. In het voorbeeld van slaap was het in de EEA voordelig om een goede nachtrust te hebben zodat je energie kon besparen voor de zware fysieke inspanningen die overdag geleverd moesten worden. Vandaag echter lijkt het voordeliger om minder te slapen omdat deze inspanningen van de EEA niet meer hoeven geleverd te worden. Waar we in de EEA tijd en energie moesten steken in het jagen om voedsel gaan we vandaag naar de supermarkt. Zo heeft men vandaag bijvoorbeeld af te rekenen met civilisatieziekten zoals obesitas. In de EEA moest de mens op zoek naar voedsel en was er nooit zekerheid of er wel genoeg zou gevonden worden. Vandaag hoeven we enkel naar de keuken of de winkel te lopen en we hebben voedsel in overvloed. Ons gemak bij het verkrijgen van voedsel zorgt er deels voor dat velen vandaag last hebben van overgewicht. De kwaliteit en het soort van voedsel dat we consumeren speelt daar onder andere ook een belangrijke rol in. Voorbeelden van de enorme vraag naar manieren om af te slanken zijn legio in onze maatschappij. We hoeven maar een boekenwinkel binnen te stappen en we worden overladen met keuze aan ‘gezonde’ kookboeken. Een googlesearch op de Belgische versie van Google gaf voor ‘afslankingsmiddelen’ 259 sites aan. 132
131
Nielsen T. Levin R. 2007. “Nightmares: A new neurocognitive model”. Sleep medicine reviews.11, pp. 295310.
132
http://www.google.be/search?hl=nl&q=afslankingsmiddelen&btnG=Google+zoeken&meta=&aq=6&oq=afsla nking
53
Zoeken op het algemene trefwoord ‘afslanken’ bracht ons bij maar liefst 97.000 sites. 133 We merken duidelijk dat de vraag naar middelen om af te slanken groot is in onze maatschappij. In de EEA daarentegen was het juist te bedoeling om goed te eten zodat je genoeg energie en kracht had om te overleven. De verandering van eisen maakt dat we kansen op verbetering moeten bekijken door adaptaties aan te passen die niet langer meer optimaal zijn. Zo zou het voor ons nu beter zijn om een aversie te kweken voor ongezond voedsel. Onze neiging naar vet voedsel en suikers valt te verklaren door te kijken naar onze eetgewoontes in de EEA. Calorierijke producten waren destijds schaars maar levensbelangrijk, het was dus voordelig om dit soort van voedsel te consumeren in het kader van de overlevingsstrijd. We kunnen vandaag beslissen om geen suikers en vet voedsel meer te consumeren, maar dat zal ons wilskracht, tijd en geld kosten. 134 Nu we deze overlevingsstrijd van de EEA niet meer kennen, zou het voor ons veiliger zijn om een aversie te hebben voor ongezonde voeding. Bostrom en Sandberg verkiezen in hun analyse om te spreken van ‘ het spel van vraag en aanbod’ om de verandering van eisen aan te duiden. In het vorige hoofdstuk zagen we reeds dat verschillende middelen aan eenzelfde doel kunnen beantwoorden. Middel B was namelijk een nieuwe manier om een traditioneel doel A te bevredigen. 135 Het spel van vraag en aanbod komt op hetzelfde neer alleen is het hier de vraag die lichtjes varieert. Telkens zich nieuwe vragen of middelen voordoen moeten we dit zien als een verandering van reeds bestaande middelen en vragen. Vrij recente en verslavende drugs zoals crack, heroïne en alcohol creëren een nieuwe vraag, namelijk een aversie te kweken tegen deze schadelijke drugs zodat we niet verslaafd raken. Een mogelijk antwoord op die vraag kunnen afkickklinieken en sensibiliseringscampagnes zijn. Bostrom en Sandberg besluiten hiermee dat er vele manieren zijn om rond ‘the wisdom of nature’ te gaan. Wanneer we kunnen aantonen dat een bepaalde eis zodanig veranderd is in een bepaalde omgeving dat het initiële antwoord niet meer voldoet, dan kunnen we een interventie ter verbetering van het antwoord op de nieuwe eis toelaten. We moeten wel steeds alert zijn voor eventuele neveneffecten of potentiële risico’s.
133
http://www.google.be/search?hl=nl&q=afslanken&btnG=Google+zoeken&meta=cr%3DcountryBE&aq=f&oq
= 134 135
Vandermassen G. Via www.skepp.be/artikels/evolutie/r-evolutionaire-psychologie Parens E. 1998.
54
3.2.3 Verschillen in waarde Het proces van evolutie is doelloos, het denkt niets, het wil niets en het streeft nergens naar. Het is een volkomen blind proces wat maakt dat alles wat we vandaag kennen toevallig ontstaan is. Toeval moeten we bij de evolutietheorie niet bekijken als puur toeval. Dat de mens vandaag is hoe hij is, komt door een aantal natuurwetten die voor de eerste zelfreproducerende moleculen zorgden. Al wat daaruit ontstaan is, kon evengoed iets anders geweest zijn, daarom moeten we toeval eerder zien als een niet- noodzakelijkheid. 136 Uit het voorgaande kunnen we logischerwijs besluiten dat onze menselijke doelen verschillend zijn van die van evolutie aangezien deze laatste er geen heeft. Toch weten we dat evolutie systemen bevoordeelt die het best zijn aangepast aan hun omgeving. Zij zullen namelijk in leven blijven en de mogelijkheid krijgen om zich voort te planten. We kunnen stellen dat het menselijk doel om niet zwanger te raken indruist tegen de evolutietheorie. Door middel van contraceptieve technologie wordt het ons makkelijker gemaakt om aan familieplanning te doen en op deze manier kennen we een verhoging van onze keuzemogelijkheden. Evolutie moest, indien het zou kunnen, deze methoden afkeuren. Opnieuw besluiten Bostrom en Sandberg dat we het design van de natuur kunnen veranderen. En dat zelfs wanneer onze ontwerpcapaciteiten minder begaafd zijn dan die van evolutie. We hebben reeds vermeld dat ons brein zeer complex is en dat we de werking ervan nog niet helemaal begrijpen. Toch kunnen we ons een aantal aanpassingen inbeelden waar we vandaag baat bij zouden hebben. We kijken even naar een paar voorbeelden van verbeteringen die goed zouden zijn voor de maatschappij. Deze lijst is louter illustratief en kan aangevuld worden naar ieders persoonlijke voorkeur: Meer bescheidenheid Meer eerlijkheid Meer altruïsme Meer empathie Minder druggebruik 137
136 137
Braeckman J. 2001. Bostrom N. Sandberg A. 2007.
55
Stel nu dat er morgen een drug op de markt komt die maakt dat we meer medelevend zijn ten opzichte van onze medemens. We kunnen ons nu de vraag van de evolutionaire optimalisatieuitdaging stellen, die zal hier luiden: “Waarom heeft evolutie ons niet al meer medelevend gemaakt?”. Aangezien dit niet zo is, moeten we te weten komen waarom meer empathie niet wenselijk was in de EEA. Bostrom en Sandberg menen dat het in de EEA niet adaptief was om het leven van je vijand te sparen. Deze zou immers makkelijk de volgende dag kunnen terugkomen en ons vermoorden. Vandaag echter zou een beetje meer medeleven positief zijn voor onze maatschappij. We mogen dus stellen dat ook hier ‘ the wisdom of nature’ nog niet voldoet aan de eisen van de nieuwe omgeving.
3.2.4 Evolutionaire beperkingen We zagen reeds dat evolutie zonder doel werkt, dat het niets wenst, dat het nergens naar streeft en dat het werkt met wat voor handen is. Dit alles zorgt voor evolutionaire beperkingen. Wij als mensen kunnen namelijk gebruik maken van gereedschappen, machines, technieken enzovoort. Evolutie kan dit niet. Daarenboven kan de mens vooruit denken en terugkijken naar het verleden. Evolutie niet. Zo heeft de appendix vandaag een beperkte immunologische functie en ontsteekt hij vrij snel. Een verwijdering van de appendix zou de overlevingskansen in de EEA verhoogt hebben. Evolutie is echter niet in staat om in één keer de appendix te verwijderen. Darwin leert ons namelijk dat de natuur geen sprongen maakt, natura non facit saltum. 138 Het gradueel laten verdwijnen van de appendix bleek ook geen oplossing te zijn daar een kleinere appendix het risico verhoogt op appendicitis. Een veilige en makkelijke interventie die de appendix zou laten verdwijnen, zou een verbetering zijn die onze levenskwaliteit verhoogt. Een ander voorbeeld dat Bostrom en Sandberg aanhalen is dat van het heterozygoot voordeel bij het sikkelcel- gen. Een persoon die homozygoot is voor het sikkelcel-gen lijdt aan sikkelcelanemie. Sikkelcelanemie is een recessieve genetische ziekte dat het functioneren van de rode bloedcellen beïnvloed. De rode bloedcellen van personen die aan deze ziekte lijden, ondergaan een verandering in vorm, in plaats van rond zijn ze sikkelvormig. Vandaar tevens de naam. 138
Braeckman J. 2001.
56
Deze transformatie brengt een aantal complicaties met zich mee voor het cardiovasculaire systeem. De oorzaak van deze ziekte is te wijten aan een genetische mutatie in het gen dat verantwoordelijk is voor het hemoglobine- gehalte in het bloed. 139 Individuen die heterozygoot zijn voor het sikkelcel- gen kennen minder of geen neveneffecten omdat het normale allel tot 50% van het normale hemoglobine- gehalte kan produceren. 140 Onderzoek wees uit dat mensen die heterozygoot zijn voor het sikkelcel gen een betere weerstand hebben tegen bijvoorbeeld malaria. 141 Het zou dus voordelig zijn om heterozygoot te zijn voor het sikkelcel- gen. Het optimum dat evolutie selecteert is er één waarbij, door toeval, sommige individuen geboren worden met het homozygote gen wat resulteert in sikkelcelanemie. Het ideale optimum daarentegen is er één waarbij iedereen heterozygoot is voor dit gen. Dat valt echter niet te verwezenlijken door evolutie en natuurlijke selectie omwille van de Mendeliaanse erfenis. Deze laatste theorie wil namelijk dat ieder kind geboren uit twee heterozygote ouders 25% kans heeft om homozygoot geboren te worden. De werking zien we uitgelegd in onderstaand schema.
139
Howe E.M. 2007. “Untangling Sickle-cell anemia and the teaching of heterozygote protection”. Science and education.16, pp. 1-19. 140 141
http://en.wikipedia.org/wiki/Sickle_cell Howe E.M. 2007.
57
Twee heterozygote dragers kunnen een normaal kind verwekken, het blauwe mannetje, daarnaast kunnen ze twee heterozygote kinderen hebben, de paarse mannetjes en ten slotte bestaat er 25% kans op een homozygoot kind, het rode mannetje. Waar evolutie en natuurlijke selectie te kort schieten om het ideale optimum, iedereen heterozygoot, te behalen, kunnen wij met behulp van moderne technologie dit ideale optimum wel bewerkstelligen. 142 Het mag duidelijk zijn dat evolutie beperkt is in zijn capaciteiten en dat wij, als hoogtechnologische wezens, hier en daar best een aanpassing kunnen doen. Aangezien evolutie traag te werk gaat en de menselijke conditie uitermate veranderlijk is, mogen we concluderen dat de mens als soort nooit perfect aangepast zal zijn aan zijn omgeving. Als wij vandaag beschikken over de middelen om de mens beter aangepast te maken aan zijn omgeving, dan mogen wij ‘the wisdom of nature’ in twijfel trekken.
3.2.5 Conclusie Als we niet begrijpen waarom een complex geëvolueerd systeem een bepaalde karakteristiek heeft, dan is er een groot risico dat we iets fout zullen doen wanneer we proberen om het systeem te veranderen of verbeteren. De mogelijkheid dat de natuur het beter weet, is volgens mij een gegronde reden om kritisch te staan tegenover bepaalde verbeteringstechnieken. De natuur heeft ons namelijk gebracht tot het punt waar we vandaag staan. Wanneer echter een bepaalde eis zodanig veranderd is in een bepaalde omgeving dat het initiële antwoord niet meer voldoet, dan kunnen we een interventie overwegen. We moeten daarbij bijzonder alert zijn voor de mogelijkheid dat de interventie negatieve neveneffecten zal hebben. Na de vraag gesteld te hebben naar de evolutionaire optimalisatie-uitdaging zagen we dat we op drie manieren
deze
uitdaging
tegemoet
konden
komen.
In
sommige
gevallen
van
verbeteringstechnieken zal het dus mogelijk zijn om rond ‘the wisdom of nature’ te werken, in andere gevallen niet. Nu we weten dat ‘the wisdom of nature’ soms tekort schiet, focussen we ons in wat volgt op het morele aspect van het verbeteringsdebat.
142
http://en.wikipedia.org/wiki/Sickle_cell
58
We zullen de vraag stellen naar de morele relevantie van evolutionaire feiten en zullen op deze manier geconfronteerd worden met onze plaats als soort in de wereld en kosmos.
3.3 Het naturalistisch bedrog 3.3.1 Wat is het naturalistisch bedrog? David Hume beweerde in de achttiende eeuw dat ethische beweringen niet uit feitelijke konden gededuceerd worden. Doen we dit wel dan begaan we het naturalistisch bedrog. G.C. Moore meende twee eeuwen later dat ethische eigenschappen zoals ‘goed’ en ‘juist’ niet hetzelfde zijn als natuurlijke eigenschappen zoals ‘rood zijn’ of ‘gelukkig zijn’. 143 Als we deze theorie aanhangen, dan zijn we morele subjectivisten. We geloven met andere woorden niet in het bestaan van morele feiten. Het naturalistisch bedrog slaat op de fout die mensen maken wanneer ze ethische besluiten trekken uit wetenschappelijke feiten. Het bedrog wordt vaak samengevat in de volgende zin van Hume: “Ought cannot be derived from is”. 144 De weg die we hiermee inslaan is er één waarbij we stellen dat wanneer een bepaald gedrag geëvolueerd is door natuurlijke selectie, dat niet wil zeggen dat het daarom ethisch aanvaardbaar is. 145 Concluderen dat al wat de natuur doet goed en juist is, is de vergissing maken van morele eigenschappen met natuurlijke te identificeren. Wat we wel kunnen besluiten is dat de evolutionaire psychologie van vandaag de kennis rond de evolutietheorie benut om gedrag te verklaren. Daarmee bedoelen we echter niet dat het bepaald gedrag rechtvaardigt! We kiezen er hier voor om het onderdeel van het naturalistisch bedrog bondig uit te werken, het leek volgens mij niet nodig om de hele geschiedenis op te rakelen om tot het punt te komen dat ik hier wil uiten. Het meest cruciale is reeds gezegd en dat is dat feitelijke beweringen niet gelijkgesteld kunnen worden morele beweringen. In wat volgt bekijken we het naturalistisch bedrog dat we kunnen begaan bij breinverbeteringstechnieken.
143
Wilson D.S. Dietrich E. Clark A.B. 2003. Greene.J. 2003. “From neural ‘is’ to moral ‘ought’: what are the moral implications of neuroscientific moral psychology?”. Nature reviews neuroscience. 4, pp. 847-850. 144
145
Wilson D.S. Dietrich E. Clark A.B. 2003.
59
3.3.2. Het naturalistisch bedrog bij verbeteringstechnieken Wat goed is voor evolutie, is daarom niet goed voor ons. Thornhill en Palmer bespreken in hun boek ‘The natural history of rape’ de evolutionaire betekenis van verkrachting. 146 Stel dat we een evolutionaire verklaring vinden voor verkrachting. Deze zou er één kunnen zijn van partnerkeuze. Vrouwen zouden zo geëvolueerd zijn dat ze veel weerstand bieden bij de partnerkeuze. Ze spelen ‘hard to get’. Op deze manier verzekeren ze zich van het feit dat enkel het sterkste mannetje zal overblijven om hen te bevruchten. Dit wil echter niet zeggen dat vrouwen verkracht zouden willen worden, maar dat ze door middel van de horror van verkrachting wel bevrucht zouden worden door het beste mannetje. Deze bevruchting met het beste zaad zou dan weer voor sterke nakomelingen zorgen die op hun beurt ook in staat zijn om nakomelingen te produceren. Stel dat dit een plausibele verklaring is. Zouden we dan kunnen zeggen dat verkrachting ‘natuurlijk’ is en daarom goed? Gebruik makend van het naturalistisch bedrog meen ik dat de vorige bewering fout is. We kunnen hier besluiten dat de evolutionaire psychologie verkrachting verklaart, maar niet dat het dit fenomeen goedkeurt. Beweer ik dan dat verkrachting moreel verkeerd is? Als ik dat doe dan maak ik me hier in feite ook schuldig aan het naturalistisch bedrog. Ik meen namelijk dat verkrachting, een feitelijke bewering, moreel onaanvaardbaar is. Deze morele bewering doe ik aan de hand van een feitelijke premisse en zo bega ik het naturalistisch bedrog. Wat kan ik dan ethisch gezien zeggen over verkrachtingen, want deze gruweldaden worden in onze maatschappij duidelijk als moreel onaanvaardbaar gezien? In feite niets. In het algemeen besluit zullen we zien hoe we kunnen antwoorden op deze vraag. We
zetten
de
voorgaande
gedachtegang
even
over
naar
het
voorbeeld
van
breinverbeteringstechnieken. Ons brein is een product van evolutie en natuurlijke selectie. Het is opgebouwd doorheen de eeuwen tot wat het nu is. Dit is een feitelijke bewering waarmee we verder niets zijn op het morele vlak. Het moreel subjectivisme gelooft namelijk niet in morele feiten. Dat ons brein vandaag is hoe het is, staat los van enige morele waardering. Daarmee wil ik zeker de kracht van evolutie en natuurlijke selectie niet minimaliseren, integendeel, dat er vandaag nog steeds zoveel vragen zijn omtrent het brein, wijst alleen maar op de enorme kracht van het evolutieproces.
146
Wilson D.S. Dietrich E. Clark A.B. 2003
60
Wat ik wel wil zeggen, is dat we van ‘het romantische beeld van de natuur’ afmoeten. De natuur is niet romantisch, ze is hard en meedogenloos.
Het lijkt een aspect van de
menselijkheid te zijn om door middel van morele systemen alle gedrag te classificeren in ‘goed’ en ‘slecht’. 147 Met de idee van ‘al wat de natuur doet is goed’ of ‘ we mogen niet knoeien met de natuur’ lijken breinverbeteringstechnieken slecht. Zij betekenen namelijk een verandering aan een product van ‘ de almachtige natuur’. Deze verandering lijkt sowieso in te houden dat we een deel van onze menselijkheid zouden verliezen bij bepaalde verbeteringstechnieken. Deze gedachtegang gaat volgens mij slechts op vanuit een bepaald framework van denken, namelijk een denkkader waarin het naturalistisch bedrog heerst. Indien we onszelf niet kunnen losmaken van het naturalistisch bedrog, kunnen we slechts denken in termen van ‘verliezen’ bij verbeteringstechnieken. Wanneer we echter aannemen dat het evolutieproces een bepaald gedrag heeft teweeggebracht maar daar verder geen doelen bij had, dan kunnen we gedragingen zien voor wat ze echt zijn. Bepaalde gedragingen kunnen verklaard worden aan de hand van evolutionaire psychologie, maar zoals hierboven reeds vermeld, wil dit niet zeggen dat ze daarmee tevens goedgekeurd worden. Als we de mens bekijken vanuit een denkkader waarin hij een mechanisme is dan is het makkelijker om verbeteringstechnieken te aanvaarden. De mens is een schakel in het evolutieproces en momenteel een voorlopig eindpunt. Als we deze stelling van ‘ de mens als mechanisme’ voor ogen houden, dan maken we plaats vrij om veranderingen aan dit mechanisme door te voeren. Misschien ligt het wel in de lijn van evolutie dat de volgende stap er één is waarbij een homo sapiens 2.0. op deze aarde zal rondwandelen. Het feit is dat we niet weten wat of wie de volgende stap zal zijn, het zou volgens Provoost een ERROR zijn.148 In plaats van druk te speculeren over wat mogelijk zou kunnen zijn, moeten we leren omgaan met het feit dat we niet alles kunnen kennen. Zoals ik reeds vermeldde in het voorwoord is het hier niet de bedoeling om een ‘ laissez- faire’ houding te promoten. De opzet van dit onderdeel was om duidelijk te maken dat wat de natuur of het evolutieproces voortbrengt geen morele privileges biedt.
147 148
Wilson D.S. Dietrich E. Clark A.B. 2003 Provoost A. 2008.
61
Algemeen besluit
When science moves faster than moral understanding, as it does today, men and women struggle to articulate their unease. In liberal societies, they reach first for the language of autonomy, fairness, and individual rights. But this part of our moral vocabulary does not equip us to address the hardest questions posed by cloning, designer children, and genetic engineering. That is why the genomic revolution has induced a kind of moral vertigo. 149
Het streefdoel van deze scriptie was om twee argumenten te bespreken die vaak aangehaald worden tegen breinverbeteringstechnieken. Het was niet de bedoeling om te oordelen of breinverbeteringstechnieken goed of slecht zijn. Het was eerder een poging tot bijdrage in de openheid van het debat rond verbeteringstechnieken in het algemeen. De conclusies die we hier trekken kunnen namelijk makkelijk getransponeerd worden naar het algemene debat omtrent verbeteringstechnieken. In hoofdstuk twee ontdekten we dat het ‘no pain no gain’ argument, zowel in de versie van vals spelen als in de shortcut- versie, geen stand houdt tegen breinverbeteringstechnieken. We kwamen daarenboven te weten dat wat mensen denken of geloven vaak verschilt van wat er zich daadwerkelijk voordoet in de realiteit. Ik denk bijvoorbeeld op een bepaald niveau dat omdat ik hard gewerkt heb aan deze thesis, ik het verdien om te slagen. Op een meer rationeel niveau echter weet ik dat hard werken niet altijd loont en het dus heel goed zou kunnen dat ik niet slaag. Op dit rationeel niveau weet ik dat het ‘ no pain no gain’ principe niet altijd klopt. Mensen leven in feite in inconsistentie met wat ze denken of geloven. Zo zagen we in hoofdstuk drie dat de redenering “wat de natuur doet, is goed” niet opgaat. Door middel van evolutionaire psychologie kunnen we bepaald gedrag verklaren, deze verklaringen zijn echter nooit goedkeuringen. Er wordt met andere woorden bepaald gedrag gesteld dat we kunnen verklaren door middel van de evolutietheorie, dit houdt echter niet in dat het daarom morele privileges krijgt toegewezen. Het is niet omdat de natuur het heeft voortgebracht dat het goed is. Is het dan slecht? Neen, we kunnen er simpelweg geen morele evaluatie aan vast hangen. Misschien moeten we ervoor kiezen om evolutionair moreel fictionalisten te zijn.150 Hiermee bedoelen we dat we op een alledaags niveau geloven dat er een morele waarde is bij wat evolutie voortbrengt, bijvoorbeeld verkrachting is slecht. Op een rationeel niveau zouden we echter moeten toegeven dat dat niet zo is!
149
Sandel M. 2007. The Case against Perfection. Ethics in the Age of Genetic Engineering. Harvard University Press. 150
Naar de idee van Richard Joyce’s Moral Fictionalism, gehoord tijdens de lessen van Prof. Tom Claes en Prof. Patrick Loobuyck.
62
Onze menselijke levens staan bol van deze ficties. Zo geloven we op een alledaags niveau dat we voor onze partner geschapen zijn, dat het in sterren stond geschreven dat we samen zouden zijn. Denken we echter op een rationeel na over onze partnerkeuze, dan moeten we toegeven dat er helemaal niets in de sterren stond geschreven en dat het allicht toeval is dat we nu samen zijn met de persoon naast wie we wakker worden. Op dezelfde manier kunnen we stellen dat op een alledaags niveau verkrachting slecht is. Op een rationeel niveau zouden we moeten toegeven dat er geen morele waarde is bij het fenomeen van verkrachting. Om niet te vervallen in complete immoraliteit kunnen we de fictie van ‘verkrachting is slecht’ best aanvaarden. Het zou, volgens mij, niet fout zijn om ons leven te laten bepalen door ficties, want deze ficties zijn best nuttig. In een zuiver rationeel moment zullen we moeten toegeven dat feitelijke beweringen geen ethische kunnen ondersteunen. We kunnen op een alledaags niveau best geloven dat de mens een bijzondere plaats inneemt in het evolutieproces, op een rationeel niveau dat ondersteund is door wetenschappen kunnen we dat niet. Zo kunnen we ook denken dat bepaalde breinverbeteringstechnieken slecht zullen zijn voor onze menselijkheid, maar als we daar diep over nadenken, moeten we toegeven dat we het niet weten. Op een rationeel niveau lijkt het of we kunnen omgaan met ERRORS, op een alledaags niveau niet. Het zal van persoon tot persoon afhangen op welk niveau ieder van ons zich bevindt.
63
Bibliografie
-
American Academy of Facial Plastic and Reconstructive Surgery.2007. Membership survey: Trends in facial plastic surgery. Alexandria.
-
Appel M.J. 2008. “When the boss turns pusher: a proposal for employee protections in the age of cosmetic neurology”. Journal of Medical Ethics. 34, pp. 616-618.
-
Atiyeh B.S., Rubeiz M.T., Hayek S.N. 2008. “Aesthetic/cosmetic surgery and ethical challenges”. Aesthetic plastic surgery. 32, pp. 829-839.
-
Barton-Davis E., Shoturma D., Musaro A., Rosenthal N., Sweeney H. 1998. “Viral mediated expression of insulin-like growth factor I blocks the aging-related loss of skeletal muscle function”. Proc Nat1 Acad Sci USA.95, pp. 15603-15607.
-
Beck J.G., Grant D.M., Clapp J.D., Palyo S.A. 2009. “Understanding the interpersonal impact of trauma: Contributions of PTSD and depression”. Journal of anxiety disorders. 23, pp. 443-450.
-
Bensimon G., Benoit D., Lacomblez L., Weiller E. et al. 1991. “Antagonism by modafinil of the psychomotor and cognitive impairment induced by sleep-deprivation in 12 healthy volunteers”. European Psychiatry. 6, pp. 93-97.
-
Bolt L.L.E. 2007. “True to oneself? Broad and narrow ideas on authenticity in the enhancement debate”. Theoretical medicine and bioethics. 28, pp. 285-300.
-
Bostrom N. “The transhumanist FAQ. A general Introduction”. Via www.nickbostrom.com
-
Bostrom N, Ord T. 2006. “The Reversal Test: Eliminating status quo bias in applied ethics”. Ethics 116. University of Chicago, pp. 656-679.
-
Bostrom N. Roache R. 2007. “Ethical issues in human enhancement”. Via www.nickbostrom.com
-
Bostrom N. Sandberg A. 2007. “The wisdom of nature: An evolutionary heuristic for human enhancement”. Via www.nickbostrom.com
-
Braeckman J. 2001. Darwins moordbekentenis. De ontwikkeling van het denken van Charles Darwin. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
-
Buchanan A. 2008. “Enhancement and the ethics of development”. Kennedy Institute of Ethics Journal. Vol. 18, Nr. 1, pp. 1–34. 64
-
Bush S.S. 2006. “Neurocognitive Enhancement: Ethical Considerations for an Emerging Subspecialty”. Applied neuropsychology. Vol. 13, Nr. 2, pp. 125-136.
-
Caplan A., Elliot C. 2004. “Is it ethical to use enhancement technologies to make us better than well?” www.plosmedicine.org Vol.1, Nr.3, pp. 172-175.
-
Chatterjee A. 2004. “Cosmetic neurology: The controversy over enhancing movement, mentation and mood”. Neurology. 63, pp. 968-974.
-
Chatterjee A. 2006. “The promise and predicament of cosmetic neurology”. Journal of Medical Ethics. 32, pp. 110-113.
-
Crevits L. 2007. Mijn geest, van vlees en bloed. Neurobiologische verkenningen naar menselijk gedrag. Gent: Academia Press.
-
Darwin C. 2000, 2001, 2002. Over het ontstaan van soorten door middel van natuurlijke selectie of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven. Amsterdam: Vertaald door Hellemans L. Uitgeverij Nieuwezijds.
-
Degrazia D. 2005. “Enhancement Technologies and human identity”. Journal of medicine and philosophy. 30, pp. 261-283.
-
Degrazia D. 2000. “Prozac, enhancement and self-creation”. Hastings Center Report. Vol. 30, Nr. 2, pp. 34-40.
-
De Prycker V. 2007. “Critical remarks on shortcuts to happiness: The relevance of effort and pain”. Philosophica. 79, pp. 57-70.
-
De Ridder D. 2007. “Brain and nerve stimulation for mood enhancement”. Philosophica. 79, pp. 11-24.
-
Elliot C. 1998. The tyranny of happiness. Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press. Pp. 177-187.
-
Farah M.S. 2002. “Emerging ethical issues in neuroscience”. Nature neuroscience. vol. 5, Nr. 11, pp. 1123-1129.
-
Farah M.J., Iles J., Cook-Deegan R., Gardner H., Kandel E., King P., Parens E., Sahakian B., Wolpe P.R. 2004. “Neurocognitive enhancement: what can we do and what should we do?”. Nature reviews. 5, pp. 421-425.
-
Greene.J. 2003. “From neural ‘is’ to moral ‘ought’: what are the moral implications of neuroscientific moral psychology?”. Nature reviews neuroscience. 4, pp. 847-850. 65
-
Green S.P. 2004. “Cheating”. Law and philosophy. 23, pp. 137-185.
-
Henderson-King D, Brooks K.D. 2009. “Materialism, sociocultural appearance messages, and paternal attitudes predict college women’s attitudes about cosmetic surgery”. Psychology of Women quarterly. 33, pp. 133-142.
-
Hendin H., Maltsberger J.T., Szanto K. 2008. “The psychosocial context of trauma in treating PTSD patients”. American Journal of Psychiatry. 165, pp. 28-32.
-
Hertzberg M.A, Feldman M.E, Beckham J.C, Moore S.D, Davidson J.R. 2002. “Three- to four-year follow-up to an open trial of nefazodone for combat-related posttraumatic stress disorder”. Annual Clinical Psychiatry. 14, pp. 215–221.
-
Holtug N. 1999. “Does justice require genetic enhancements?”. Journal of medical ethics. 25, pp. 137-143.
-
Howe E.M. 2007. “Untangling Sickle-cell anemia and the teaching of heterozygote protection”. Science and education. 16, pp. 1-19.
-
http://en.wikipedia.org/wiki/Cosmetic_surgery
-
http://en.wikipedia.org/wiki/Reconstructive_surgery
-
http://en.wikipedia.org/wiki/Sickle_cell
-
http://plato.stanford.edu/entries/epicurus/
-
http://www.behavenet.com/capsules/disorders/ptsd.htm
-
http://www.fda.gov/fdac/features/095_bot.html
-
http://www.google.be/search?hl=nl&q=afslankingsmiddelen&btnG=Google+zoeken& meta=&aq=6&oq=afslanking
-
http://www.google.be/search?hl=nl&q=afslanken&btnG=Google+zoeken&meta=cr% 3DcountryBE&aq=f&oq
-
http://www.meetingmindseurope.org
-
http://www.passagefitness.be/nl/index.php?n=125
-
http://www.wada-ama.org/en/dynamic.ch2?pageCategory.id=253
-
http://www.wired.com/wired/archive/8.04/joy_pr.html
66
-
Hughes J. 2006. “What comes after homo sapiens?”. New scientist. Vol. 192, Nr. 2578.
-
Huxley A. Brave new world.
-
Jeungst E.T. 1998. What does enhancement mean? Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press. Pp. 29- 45.
-
Keane H. 2008. “Pleasure and discipline in the uses of Ritalin”. International journal of drug policy. 19, pp. 401-409.
-
Knutson B., Wolkowitz O., Cole S. et al. 1998. “Selective alteration of personality and social behavior by serotonergic intervention”. American Journal of psychiatry. 155, pp. 333-339.
-
Medical ethics departement. 2007. “Boosting your brainpower: Ethical aspects of cognitive enhancements.” A discussion paper from the BMA.
-
Mehlman M.J. 2004. “Cognition-Enhancing-Drugs”. The Milbank Quarterly. Vol. 82, No. 3, pp. 483–506.
-
Müller U., Steffenhagen N., Regenthal R., Bublak P. 2004. “Effects of modafinil on working memory processes in humans”. Psychopharmacology. 177, pp. 161-169.
-
Nielsen T. Levin R. 2007. “Nightmares: A new neurocognitive model”. Sleep medicine reviews. 11, pp. 295-310.
-
Parens E. 1998. Enhancing human traits: Ethical and social implications. Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press.
-
Prof. Dr. P.G.J. van Sterkenburg & drs. M.E. Verburg. 1994. Van Dale. Handwoordenboek Hedendaags Nederlands. Turnhout: Tweede druk, Drukkerij Brepols nv.
-
Provoost A. 2008. Beminde ongelovigen. Atheïstisch sermoen. Amsterdam, Antwerpen: EM. Querido’s uitgeverij BV.
-
Sandberg A., Bostrom N. 2006. “Converging cognitive enhancements”. Ann. N.Y. Acad. Sci.1093, pp. 201-227.
-
Sandel M. 2007. The Case against Perfection. Ethics in the Age of Genetic Engineering. Harvard University Press.
-
Schermer M. 2008. “Enhancements, easy shortcuts, and the richness of human activities”. Bioethics. Vol. 22, Nr. 7, pp. 355-363. 67
-
Schermer M. 2008. “On the argument that enhancement is “cheating””. Journal of medical ethics. 34, pp. 85-88.
-
Selinger E., Engström T. 2008. “A moratorium on cyborgs: Computation, cognition, and commerce”. Phenom.Cogn.Sci. 7, pp. 327-341.
-
Siegel J. 2005. “Clues to the functions of mammalian sleep”. Nature. 437, pp. 12641271.
-
Turner R.C. 1998. Do means matter. Enhancing human traits. Edited by Erik Parens. Washington DC: Georgetown University Press.151-161
-
Unesco rapport, “International convention against doping in sport”, Paris, 19 oktober 2005.
-
Van Est R., Klaassen P., Schuijff M., Smits M. 2008. “Future man- No future man. Connecting the technological, cultural and political dots of human enhancement”. Den Haag: Rathenau Instituut.
-
Vandermassen G. “R-evolutionaire psychologie”. www.skepp.be/artikels/evolutie/r-evolutionaire-psychologie
-
Van Loocke P. 2008. Het wereldbeeld van de wetenschap. Waar we geraakt zijn aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Apeldoorn: Garant.
-
Verbeek P.P. 2005. “Techniek en de grens van de mens. De menselijke conditie in een technologische cultuur”. Wijsgerig perspectief. 45, pp. 6-17.
-
viWTA Dossier nr.13.2007. door het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek. 1011 Brussel.
-
Wilson D.S. Dietrich E. Clark A.B. 2003. “On the inappropriate use of the naturalistic fallacy in evolutionary psychology”. Biology and philosophy. 18, pp. 669-682.
-
Wolpe P.R. 2002. “Treatment, enhancement, and the ethics of neurotherapeutics”. Brain and Cognition. 50, pp. 387-395.
-
Zonneveld L., H. Dijstelbloem & D.Ringoir (eds).2008. “Reshaping the Human Condition: Exploring Human Enhancement”. Den Haag: Rathenau Institute, in collaboration with the British Embassy, Science and Innovation Network and the Parliamentary Office of Science & Technology
Bekomen
via
68
.
69