Inhoudsopgave
1. Inleiding
blz. 3
2. Wat gaan we doen?
blz. 6
3. De begrippen Debat, Stelling, Argument en Standpunt 3.1 Het debat 3.2 De stelling en het standpunt 3.3 Het argument
blz. 7
4. Presentatie (HAVO/VWO)
blz. 14
5. Verschillende soorten debatten organiseren 5.1. Een 1 op 1 debat 5.2. Een debat met het publiek in de hoofdrol 5.3. Het Lagerhuis debat 5.4. Een debat in de klas
blz. 16
6. Zelf aan de slag
blz. 22
7. Tot slot nog enkele regels en tips (HAVO/VWO)
blz. 24
8. Over deze debatwijzer
blz. 27
Bijlage: Juryformulier
2 2
1. Inleiding In deze reader wordt uitgelegd hoe je een goed debat kunt voeren. In het rood gekleurd vindt u extra uitleg bij de verschillende onderdelen, extra opdrachten of andere relevante informatie. Indien u vragen heeft of behoefte heeft aan extra informatie, aarzelt u dan niet om contact op te nemen met het Forum voor Democratische Ontwikkeling. Zij helpen u graag verder. Deze reader kan gelezen worden als een debat doe-het-zelf wijzer. Het is de bedoeling dat u en uw leerlingen na het lezen van deze reader zelf een debat kunnen organiseren. Dat kan zowel een klein debat tussen leerlingen onderling zijn, als een klasse-debat of zelfs een debat voor de hele school. De keuze is aan u en uw leerlingen. Het leren van debatteren heeft verschillende belangrijke functies. Zo leren leerlingen om informatie te verwerven en deze informatie gestructureerd weer te geven. Leren leerlingen zich zowel qua vorm als qua inhoud uit te drukken, leren leerlingen om informatie te beoordelen en om met argumenten te reageren. Ze leren goed na te denken over wat ze zeggen. Andere veelgenoemde functies van debat zijn onder meer: • • • • • • •
je eigen mening leren verwoorden leren nuanceren verbanden leggen hoofd- en bijzaken onderscheiden luisteren samenvatten voor publiek spreken
Debatteren en discussiëren heeft vaak een groot effect op leerlingen. Zo heeft het invloed op het zelfvertrouwen van leerlingen en kan het leiden tot een verbetering van het eigen zelfbeeld. Ook leert het leerlingen om kritisch te zijn, en niet zomaar alles aan te nemen. Het gaat bij debatteren immers niet alleen om de vorm, de inhoud is minstens zo belangrijk! Tot slot leert de ervaring dat debatteren, over onderwerpen zoals grondrechten, een groot effect heeft op de maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen. Een mening hebben en verwoorden is niet alleen voor politici en hoogopgeleiden; iedereen kan zijn mening onderbouwen en verdedigen!
We gaan het in deze reader hebben over debatteren. Het woord ‘debat’ heb je vast al een keer gehoord. Op televisie of in de klas misschien? Een ‘debat’ is een manier van met elkaar communiceren waarbij je een mening verdedigt of juist bestrijdt. Je hebt misschien wel eens op televisie het programma ‘Lagerhuis’ gezien, of je hebt toevallig de verkiezingen tussen Obama en McCain in Amerika gevolgd. Misschien heb je zelf al eens gedebatteerd? Het komt vast wel eens voor dat je het niet eens bent met je vrienden, je ouders, je docent of met ‘de politiek’: misschien vind je het bijvoorbeeld onzin dat je onder de 18 jaar nog niet mag stemmen. Als dat zo is moet je eigenlijk goede redenen hebben waarom je dat vindt om ervoor te zorgen dat anderen het ook met jou eens worden. 3 3
Als je iets vindt - een mening ergens over hebt - dan kun je er soms zo van overtuigd zijn dat je haast geen redenen meer kunt verzinnen waarom je vindt wat je vindt. ‘Daarom!’. Maar met daarom kun je niemand overtuigen. In een debat leg je uit waarom je het eens of oneens bent met een stelling. Niet ‘daarom’, ‘omdat iedereen dat toch weet’ of ‘omdat je het zo voelt’, maar omdat je goede redenen hebt hiervoor. Omdat je de juiste argumenten hebt en met deze argumenten anderen overtuigen kunt. Voordat je een debat begint moet je dan ook ervoor zorgen dat je deze redenen, argumenten hebt gevonden. Je moet creatief zijn in het bedenken van argumenten, máár…..je moet ook snel kunnen reageren op wat anderen tijdens een debat tegen jouw mening (standpunt) inbrengen. In deze reader gaan we in op debatteren. We zullen je een paar begrippen uitleggen die van belang zijn, en geven je een paar tips voor een goed debat. Na het lezen hiervan, ben je klaar om met iedereen in debat te gaan: zelfs met je leraar of met de minister! Een debat is iets anders dan een discussie. Het verschil tussen beiden, kan je leraar je uitleggen. Na het lezen van deze doe-het-zelf wijzer, kan je zowel debatteren als discussiëren. Het is belangrijk om te leren debatteren. Het geeft natuurlijk een goed gevoel om iemand te overtuigen van jouw gelijk, maar met debatteren leer je ook heel duidelijk je gevoelens onder woorden te brengen. Tegelijkertijd leer je hoe je jouw mening het best kunt verdedigen, hoe je de juiste redenen kan vinden waardoor je jouw gelijk kan aantonen: aan de hand van krantenartikelen bijvoorbeeld. Ook leer je goed luisteren naar anderen, je moet tijdens een debat immers reageren, en je kan pas slim reageren als je goed hebt gehoord en begrepen wat de ander heeft gezegd. Allemaal heel belangrijke eigenschappen voor op school, maar vooral voor later op de werkvloer of eerder al tijdens een stage. Je leert door debatteren goed voor jezelf op te komen, en dat vooral op een redelijke manier: zonder schreeuwen of ruzie dus, maar met een rustige stem en goede argumenten. Zo kom je het meest overtuigend over en zal je het beste je gelijk kunnen aantonen!
Discussie: Tijdens een discussie probeer je elkaar te overtuigen of je probeert samen tot een compromis of een oplossing te komen. Mensen kunnen tijdens een discussie van mening veranderen door goede argumenten van anderen. Iedereen kan meedoen aan een discussie, er is dus geen minimum aantal deelnemers. Door het uitwisselen van verschillende standpunten ontstaat een proces van gezamenlijke meningsvorming. Tijdens een discussie in de klas zie je bijvoorbeeld vaak dat er in eerste instantie een aantal extreme uitlatingen worden gedaan, maar dat dit gaande de discussie bijtrekt door tegenreacties van andere leerlingen. In een goede discussie leren de deelnemers van elkaar.
4 4
Debat: Tijdens een debat wijken de partijen nooit van hun standpunt af. Het doel van een debat is om anderen (het publiek / de jury) te overtuigen. Debaters blijven bij hun eigen standpunt (voor of tegen een gekozen stelling) en verdedigen dat zo goed mogelijk. Een van de afspraken die debaters maken, is dat ze het oneens zijn en dat gedurende het debat ook blijven. Meningsvorming vindt wel plaats, maar niet openlijk tijdens het debat. Voor dit project hangt uw keuze dus af van of u uw leerlingen in groepjes wilt laten debatteren, of met de klas een discussie wilt voeren over een bepaald onderwerp. Beiden zijn zeer goed mogelijk en worden in deze reader uitgelegd. Bent u van plan om na afloop van dit project een openbaar debat te houden (bijvoorbeeld met de minister!) dan adviseren wij u te kiezen voor de discussie vorm. Deze vorm is het meest geschikt voor grotere bijeenkomsten en geeft iedereen gelegenheid zijn of haar mening te geven. Meer hierover vindt u in hoofdstuk 5 van deze reader. N.B. voor het gemak wordt in deze reader over debat gesproken. Hier kan echter ook discussie staan. In deze context verschillen de termen weinig van elkaar, dit wordt pas relevant bij de vorm. Heeft u gekozen om met uw klas te gaan discussiëren, dan kunt u het woord debat voor discussie vervangen. Extra: bespreek met de leerlingen het woord ‘debat’ en het woord ‘discussie’. Waar denken ze aan? Weleens naar een debat of discussie geweest of naar een debat gekeken? Of wordt er thuis wel eens gediscussieerd over bepaalde onderwerpen? Wie kan er goed zijn mening verwoorden en uitdrukken, en wat vinden de leerlingen hier goed of belangrijk aan? Door over deze vragen te spreken, wordt het de leerlingen duidelijk dat zowel debat als discussie niet alleen een spelletje is, maar dat het ook een manier is om je mening te verwoorden en naar voren te brengen. Debat is niet alleen voor politici en professionals, debat is iets wat je overal en altijd kunt doen! Zelfs over je cijfer of over het geplande proefwerk kun je debatteren…
5 5
2. Wat gaan we doen? We kijken eerst naar enkele begrippen die te maken hebben met het debat. Je hebt vast wel eens het woord ‘stelling’ gehoord, dit is een belangrijk begrip dat je moet kennen om een debat te kunnen voeren, net zoals ‘standpunt’ en ‘argument’. Ken je deze begrippen? Test hieronder je kennis alvast, in het volgende hoofdstuk worden ze uitgelegd. Debat…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………….. Stelling:……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Standpunt:…………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …... Argument:…………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Was dit te moeilijk? Niet gevreesd! In het volgende hoofdstuk van deze reader worden deze begrippen uitvoerig behandeld! Na het lezen en uitwerken hiervan zul je heel goed begrijpen wat deze begrippen inhouden en er bovendien mee aan de slag kunnen! Nadat we de begrippen uitvoerig hebben bestudeerd en aan de hand van opgaven hebben geoefend gaan we terug naar het ‘debat’ zelf. Er bestaan namelijk verschillende soorten debatten. In deze doe-het-zelf wijzer leggen we je vier vormen uit waarmee jullie kunnen gaan oefenen. Tijdens het laatste deel van deze reader ben je, als je goed hebt opgelet, inmiddels een expert geworden op het gebied van het debat. Je weet nu wat een debat inhoudt en welke onderdelen, begrippen en vormen hierbij belangrijk zijn. Je bent daardoor nu in staat om zelf een debat te leiden, te organiseren en uiteraard ook om zelf te voeren! Als slot van deze doe-het-zelf wijzer geven we je een aantal tips voor een goed debat, over hoe je moet gaan staan bijvoorbeeld of op welke manier je goede argumenten kunt verzamelen. Succes!
6 6
3. De begrippen Debat, Stelling, Standpunt en Argument 3.1 Het debat In de inleiding heb je al opgeschreven wat jij dacht dat het begrip ‘debat’ betekent. Kijk na het lezen en uitwerken van dit hoofdstuk of je het hier nog steeds mee eens bent! Zoals je inmiddels weet, is een debat een manier van met elkaar praten waarbij je een stelling verdedigt of juist bestrijdt. Het is iets heel anders dan ruzie hebben. Je ziet wel eens dat mensen heel hard gaan schreeuwen als ze het niet met elkaar eens zijn. Meestal geeft iemand dan maar toe omdat hij of zij geen ruzie wil. De grootste schreeuwlelijk heeft dan gelijk gekregen, maar of hij of zij nou echt gelijk heeft?....wat denk jij? In een debat of een discussie gaat het erom dat je met woorden iemand overtuigt van jouw standpunt. Zónder schreeuwen dus iemand ervan overtuigen dat jij gelijk hebt. Discussiëren is leuk want als je iemand kan overtuigen dan ben je toch trots op jezelf?! Een debat kan over verschillende onderwerpen gaan als er maar duidelijk verschillende standpunten worden ingenomen want als iedereen het met elkaar eens is valt er weinig te debatteren. Een voorbeeld is een debat tussen een groep die vóór een kledingvoorschrift op school is, en een groep die hier tégen is. Het onderwerp is dan Kledingvoorschriften op school.
Oefening Bedenk zelf ook eens twee voorbeelden van onderwerpen waar een debat over kan gaan. 1………………………………………………………………………………………………… 2………………………………………………………………………………………………… Heb jij misschien zelf laatst een debat ergens over gevoerd? ……………………………………………………………………………………………….
3.2 De stelling en het standpunt Een debat voer je over een stelling. Dit is als het ware het onderwerp van het debat en ziet eruit als een bewering of een mening. • •
Een onderwerp van een debat kan zijn: ‘Kledingvoorschriften op school’ De stelling kan dan zijn: ‘een school mag voorschrijven wat leerlingen op school moeten dragen’
7 7
Een standpunt is de positie die jij inneemt ten opzichte van de stelling. Kortom: je bent vóór of tégen de stelling en dat is dan jouw standpunt. Jouw standpunt over kledingvoorschriften op school kan zijn ‘Ja, ik vind dat er kledingvoorschriften op school moeten zijn’, of ‘Nee, ik vind niet dat er kledingvoorschriften op school moeten zijn’. Zo’n standpunt ziet er vaak wel anders uit in het alledaagse taalgebruik. Je hoort mensen bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik vind het belachelijk dat ik niet gewoon mag dragen wat ik wil’. Je bedoelt dan precies hetzelfde als wat in de stelling wordt gezegd: ‘ik vind niet dat er kledingvoorschriften op school moeten zijn’.
Een ander voorbeeld: Onderwerp: Persvrijheid Stelling: Journalisten mogen alles zeggen en schrijven wat ze willen. Standpunt: Ik vind dat alle journalisten alles mogen zeggen en schrijven wat ze willen. Een goede stelling moet aan een aantal eigenschappen voldoen: • De stelling moet zo zijn dat je erover kunt debatteren. Je moet dus van mening kunnen verschillen over de stelling. ‘Water is vloeibaar’ is bijvoorbeeld niet zo’n goede stelling. • Het moet meteen duidelijk zijn waar de stelling over gaat. Je moet duidelijke en niet al te moeilijke woorden gebruiken. • Een stelling mag geen vraag zijn. ’Mag een leerling in boerka naar school?’ is geen stelling, stel dan bijvoorbeeld: ‘Een leerling mag niet in een boerka naar school’. • Een stelling moet niet uit teveel woorden bestaan. • In de stelling zelf staat alleen een mening en niet waarom men die mening heeft. Deze ga je pas later in je aanval of de verdediging van de stelling gebruiken.
Oefening Hieronder staan acht onderwerpen. Verzin nu aan de hand van de checklist stellingen bij deze onderwerpen. 1. Sluiting coffeeshops in de buurt van scholen. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 2. Verbod op het dragen van een boerka. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 3. Afschaffing koningshuis. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 4. Opheffing gymnastieklessen. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 5. Leeftijd rijbewijs. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 8 8
6. Beoordeling leraren door leerlingen. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 7. Het lezen van jouw emailtjes door de overheid. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 8. Verlaging leeftijd kiesrecht. ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………..
Stellingen kunnen dus over alles gaan, maar in dit geval gaat dit project over grondrechten. Stimuleer uw leerlingen dus om, na een eerste verkenning, stellingen te bedenken die over democratie, politiek of grondrechten gaan. Op deze manier ‘oefenen’ jullie vast voor het debat (met misschien wel de minister!) en kan de geleerde kennis over grondrechten meteen in de praktijk worden gebracht. U kunt zelf een paar stellingen uitkiezen en deze op het bord opschrijven. Voldoen ze aan de criteria van een goede stelling? Kijk met handopsteken wie het eens is met de stelling, en wie het ermee oneens. En wie hebben er (nog) geen mening? Is het een beetje eerlijk verdeeld, dan is het een interessante stelling om over te discussiëren! Eventueel kunt u ook al aan enkele leerlingen vragen waarom zij het er wel of niet mee eens zijn, dit is een aanloop naar het volgende onderwerp: het argument. U kunt een paar goede stellingen op het bord laten staan, voor de volgende oefeningen.
3.3 Het argument Een mening vorm je over het algemeen niet zomaar. Een mening is bijvoorbeeld gebaseerd op iets wat je gehoord of gelezen hebt, op kennis en op ervaring. Als je een mening ergens over hebt moet je eigenlijk ook kunnen zeggen waarom je die mening hebt, waar je die mening op baseert. Je komt anders niet bijzonder overtuigend over bij de ander. Als je bijvoorbeeld vindt dat iedereen vanaf 16 jaar al zou moeten kunnen stemmen, heb je daar een reden voor. Zo kan je bijvoorbeeld vinden dat je vanaf 16 jaar heel goed kan beoordelen wat goed voor jezelf en Nederland is. Zo’n reden noemen wij een argument. Een standpunt (je mening, jouw visie op een stelling) onderbouw je dus met argumenten. Argumenten beginnen vaak met ‘omdat’ of ‘want’. In dit geval: • Onderwerp: Algemeen stemrecht. • Stelling: Iedereen moet vanaf 16 jaar kunnen stemmen. • Standpunt: Ik vind dat iedereen die 16 jaar of ouder is zou moeten kunnen stemmen. • Argument: ….want vanaf 16 jaar kan je goed beoordelen wat goed voor jezelf en Nederland is. 9 9
Een ander voorbeeld : • Onderwerp: Gelijkheid tussen jongens en meisjes. • Stelling: Jongens zijn beter dan meisjes. • Standpunt: ik vind dat jongens beter zijn dan meisjes. • Argument: ……omdat ik vind dat meisjes niet kunnen voetballen. Voorbeeld 2: • Onderwerp: Vrijheid van journalisten om te zeggen wat ze willen. • Stelling: Journalisten mogen alles zeggen wat ze willen. • Standpunt: Ik vind niet dat journalisten alles mogen zeggen wat ze willen. • Argument: ……omdat ze daar mensen mee zouden kunnen kwetsen. Je begrijpt dat deze standpunten voorbeelden zijn. Jouw standpunt kan namelijk altijd vóór of tegen een stelling zijn. Als je het dus niet eens bent met de eerder genoemde stelling, is je standpunt: ik vind niet dat iedereen die 16 jaar of ouder is zou moeten kunnen stemmen. Natuurlijk zijn er veel mensen die vinden dat stemrecht helemaal niet vanaf 16 jaar zou moeten gelden. Veel oude mensen bijvoorbeeld zijn erg tegen deze stelling. Welke argumenten denk je dat zij zouden kunnen gebruiken? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Het is belangrijk om je in te leven in standpunten van anderen en dat je luistert naar hun argumenten. Elk onderwerp kan van verschillende kanten bekeken worden en als je open staat voor andere meningen en argumenten begrijp je de standpunten van anderen beter. De argumenten die mensen gebruiken om een standpunt te verdedigen kunnen overigens ook van elkaar verschillen. Stel jouw standpunt is dat je vindt dat wel iedereen die 16 jaar of ouder is zou moeten kunnen stemmen, welk ander argument dan bovenstaande zou je dan kunnen gebruiken? ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
3.4 Mee kunnen praten Over ieder onderwerp kan je debatteren. Stellingen bij debatten gaan vaak over serieuze zaken zoals over hoe men vindt dat de samenleving verbeterd kan worden, over integratie van minderheden, of voorstellen van de politiek. Ook wordt vaak gedebatteerd over actuele politieke zaken, bijvoorbeeld de oorlog in Irak, de situatie in het Midden-Oosten of de financiële crisis. Om goed mee te kunnen praten over iets wat bijvoorbeeld met jongeren, de samenleving of de politiek te maken heeft, moet je veel weten over dat onderwerp. Stel dat je gaat debatteren over de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd naar 16 jaar, dan is het handig daarover informatie te zoeken met behulp van de zogenaamde W-vragen. Je kunt je afvragen wanneer in Nederland Algemeen Kiesrecht is ingesteld, waar in de wereld de leeftijd anders is en hoe dat bevalt of 10 10
welke voordelen en welke nadelen er kleven aan de verlaging van het kiesrecht. Via het internet kun je natuurlijk snel en gemakkelijk informatie zoeken, maar niet alle internetbronnen zijn even betrouwbaar, let daar op bij het zoeken naar informatie. Kranten zijn doorgaans ook goede bronnen. Oefening: Kijk naar de volgende uitspraken. Het zijn stellingen én argumenten. Combineer de stellingen met de juiste argumenten. Het rookverbod moet blijven. Het is maar een momentopname. Hangjongeren moeten een straatverbod Het is slecht voor de gezondheid. krijgen. Eindexamens moeten worden afgeschaft. Op die manier zullen mensen minder de auto gebruiken. Het openbaar vervoer moet gratis Veel leerlingen gaan zonder ontbijt naar worden. school. In de lunchpauze moeten de leraren Veel mensen voelen zich door hen pannenkoeken bakken voor de onveilig. leerlingen. Natuurlijk kun je het vreselijk oneens zijn met de argumenten die hierboven worden gegeven, maar het is belangrijk dat je ziet hoe een argument eruit ziet. Zoals je eerder al las is het belangrijk om je in te leven in standpunten van anderen en dat je luistert naar hun argumenten. Elk onderwerp kan van verschillende kanten bekeken worden en als je open staat voor andere meningen en argumenten begrijp je de standpunten van anderen beter. Het leren debatteren is dus ook van belang omdat je hierdoor goed leert luisteren. Je kunt bijvoorbeeld de argumenten van de ‘tegenpartij’ alleen maar ‘zwak’ vinden als je ze goed hebt gehoord en er een tegenargument voor in de plaats hebt. Je kunt het verhaal van de tegenpartij alleen maar ontkrachten als je precies kunt aangeven wat er in dat verhaal niet klopt. Voorbeeld: Hangjongeren moeten een straatverbod krijgen, want veel mensen voelen zich door hen onveilig. Je kunt hier tegenin brengen dat het helemaal niet gezegd is dat hangjongeren voor onveiligheid zorgen en dat ‘voelen’ geen goed argument is. Als jongeren vreemde kleren aanhebben, of moderne kapsels, vindt buurvrouw Annie dat misschien al niet prettig, maar dat is geen reden om over te gaan tot zo’n zwaar middel als een straatverbod. Goede, redelijke argumenten kunnen anderen overtuigen dat ze het verkeerd hadden.
11 11
Oefening: Verzin bij de volgende stellingen één argument vóór en één argument tégen. Stelling1
Jongens zijn beter dan meisjes.
Argument voor
Argument tegen
Stelling 2
Journalisten mogen alles zeggen wat ze willen.
Argument voor
Argument tegen
Vaak worden er meerdere argumenten gebruikt om een standpunt te onderbouwen (te versterken). Hoe meer goede argumenten je hebt verzameld, hoe meer kans je hebt om anderen te overtuigen van je standpunt. Het is dus erg belangrijk dat je over veel informatie beschikt. Om goede argumenten te verzamelen kun je als een detective te werk gaan: • Je kunt internet raadplegen. • Je kunt kranten en tijdschriften bekijken. • Je kunt op tv en radio naar argumenten zoeken. • Je kunt vragen stellen aan je docent of aan je ouders. • Je kunt met deskundigen praten. • Je kunt wetten en regels napluizen. • Je kunt boeken en onderzoeksartikelen nakijken. • Je kunt overleggen met je groepje. Oefening: Begrijp je nu het verschil tussen een stelling en een argument goed? Test anders even je kennis voordat we verder gaan naar het volgende hoofdstuk: Ik vind dat telefoon gesprekken afgeluisterd mogen worden door de politie omdat dit de kans op terroristische aanslagen kan verkleinen. Ik vind dat telefoon gesprekken afgeluisterd mogen worden. Argument of Stelling? ………………………………………………………………………………………………… Omdat dit de kans op terroristische aanslagen kan verkleinen. Argument of Stelling? ………………………………………………………………………………………………… 12 12
Ik vind dat boerka’s verboden moeten worden want het past niet in de Nederlandse cultuur. Want het past niet in de Nederlandse cultuur. Argument of Stelling? ………………………………………………………………………………………………… Ik vind dat boerka’s verboden moeten worden. Argument of Stelling? …………………………………………………………………………………………………
Een standpunt is dus eigenlijk iemands mening. Iedereen mag zijn eigen mening hebben en standpunten kunnen dus verschillen. Bespreek eens met de leerlingen wanneer ze voor het laatst met iemand van mening verschilden. Hoe zijn ze hier mee omgegaan? Hebben ze de ander proberen te overtuigen of hebben ze het erbij laten zitten? En hoe zouden ze conflicten oplossen? Discussiëren is een manier om met praten conflicten op te lossen. Ook als leerlingen een mening hebben waar maar weinig anderen het mee eens zullen zijn, is het van belang dat zij hun standpunt goed kunnen verwoorden. Hebben leerlingen in uw klas afwijkende meningen, daag ze dan uit om hun standpunt precies te verwoorden. Wees niet bang voor extreme standpunten, maar daag ze uit om, in aanloop naar het volgende onderwerp, te proberen te uit te leggen waarom ze dit vinden. Ook hierbij is het goed om dicht bij het onderwerp van dit lespakket te blijven: grondrechten. Valt het gesprek stil, of weet u even geen onderwerpen? Denk dan eens aan discussies rond godsdienstvrijheid in Nederland (‘mag de SGP vrouwen weigeren?’, ‘is de Islam een bedreiging voor Nederland’, ‘mogen ambtenaren een homohuwelijk weigeren af te sluiten’ of ‘moeten ouders verplicht hun kinderen inenten?’). Met bovenstaande begrippen is het belangrijkste fundament gelegd voor een goed debat. Als leerlingen een standpunt (mening) durven in te nemen en kunnen verwoorden waarom ze dit vinden, zijn ze in staat om een goed debat te voeren. Geef leerlingen de gelegenheid dit te oefenen, en laat ze rustig hun standpunten verwoorden. Laat leerlingen ook naar elkaars argumenten luisteren en elkaar feedback geven over wat ze wel een goed argument vonden, en wat niet.
Oefening: U verdeelt de klas in twee groepen en schrijft een stelling op het bord. De twee groepen nemen beide een verschillend standpunt in en proberen zoveel mogelijk argumenten te verzinnen om hun standpunt te onderbouwen. De leerlingen kunnen dit ook als huiswerk meekrijgen. Probeer ze dan te stimuleren om aan de hand van de genoemde manieren om goede argumenten te verzamelen aan het werk te laten gaan.
13 13
4. Presentatie (extra hoofdstuk voor HAVO / VWO) Bij het houden van een debat zijn niet alleen je argumenten belangrijk, maar is ook je algehele presentatie van doorslaggevend belang of je mensen kunt overtuigen van jouw standpunt. Het gaat er namelijk niet alleen om wat je zegt, maar ook om hoe je het zegt. Uit een groot onderzoek van een universiteit in Engeland bleek dat de presentatie voor meer dan de helft uitmaakt of een boodschap overkomt! En bij debatteren geldt: oefening baart kunst. Hoe meer je het doet, hoe beter je er in zult worden. Hieronder volgen enkele tips die handig zijn: • Stem Stemgebruik is een groot wapen in een debat. Goed gebruik van je stem kan er voor zorgen dat jij nét iets overtuigender overkomt dan de tegenstander. Met je stem kun je ook imponeren. Bijvoorbeeld door hard te spreken en je boos te maken. Zo kan het publiek zien dat je echt meent wat je zegt en je betrokken voelt bij de stelling. Het helpt om emoties te kunnen uitdrukken maar ga hierin niet te ver. Als je goed luistert naar politici zal je opvallen dat ze na een zin vaak een korte stilte laten vallen. Hierdoor krijgen woorden extra gewicht en zal het publiek, in het geval van een toespraak, de ruimte hebben om te gaan klappen voor de spreker. Kijk maar eens naar de toespraken van Barack Obama! • Felheid Soms zijn mensen ook wel eens te gretig in een debat. Het komt onbeleefd over als je iemand onderbreekt in het midden van zijn zin. Laat je tegenstander daarom eerst uitspreken voor je jouw eigen punt maakt. Let er ook op dat je niet iemands zinnen gaat afmaken. Dit wil overigens niet zeggen dat je de tegenstander nooit in de rede mag vallen. Soms zijn mensen oeverloos aan het uitweiden, dus bedenk dat jij ook recht hebt op voldoende tijd om je mening duidelijk te maken. Hoe het overkomt op het publiek verschilt van geval tot geval. Vooral de toon waarop is in dat geval bepalend. Zorg er altijd voor dat je respect hebt voor je tegenstander! • Houding De houding van de spreker in een debat bepaalt voor een belangrijk deel hoe hij of zij overkomt bij de luisteraar. Een zelfverzekerde uitstraling wordt bereikt door rechtop te staan en het lichaam te gebruiken voor het ondersteunen van het betoog. Handgebaren, zwaaien met de armen, jezelf voor het hoofd slaan, het helpt allemaal om geloofd te worden. Maar maak je ook niet té druk, probeer als je luistert rust uit te stralen. • Kijken Oogcontact bij een debat is heel belangrijk. Door te knikken toon je aan dat je luistert en begrijpt wat er gezegd wordt. Geen oogcontact maken is natuurlijk ook mogelijk, maar kan zorgen voor een negatieve indruk. Mensen zouden kunnen denken dat je geen respect hebt voor je tegenstander. Een gezichtsuitdrukking kan ook veel verraden. Woede, teleurstelling, frustratie of blijdschap: het is vaak aan iemands gezicht af te lezen. Dus ook in een debat. Een glimlach kan al leiden tot veel sympathie bij de jury of het publiek. Verder is een goede luisterhouding ook belangrijk. Zo geeft een ietwat voorovergebogen lichaamshouding een open indruk en nodigt uit tot eerlijke communicatie. Een open houding vinden mensen prettig. Vermijd daarom gekruiste armen, dit maakt een erg vijandige indruk. 14 14
• Taalgebruik Bij debatteren is het essentieel om de aandacht vast te houden. Gebruik daarom geen lange zinnen. Soms is een debater zo lang van stof dat zijn tegenstander én publiek aan het einde van een zin niet meer weten waar het nou ook alweer over ging.. Vermijd ook schrijftaal maar gebruik spreektaal. Probeer ook te voorkomen dat je stopwoorden gebruikt of te vaak “euh…”. Praat duidelijk, gebruik niet te moeilijke woorden als er ook een makkelijke variant is. Zorg ervoor dat iedereen je begrijpt. • Humor Wie houdt er nu niet van een goede grap? Een grap zal het publiek aan het lachen maken en het zorgt voor een vrolijke noot in vaak serieuze discussies. Het is moeilijk te oefenen, sommige mensen kunnen een vooraf ingestudeerde grap goed vertellen, terwijl anderen het moeten hebben van spontane humor. Dit is iets wat je zelf moet aanvoelen in een debat, maar vergeet vooral niet dat debatteren leuk moet zijn. Humor mag daarom nooit ontbreken!
Oefening Ook hierop kunt u oefenen. Kijk in de klas bijvoorbeeld eens naar toespraken van Barack Obama en Jan Peter Balkenende. Of kijk eens naar debatten die minder goed gingen, zoals tussen Ad Melkert en Pim Fortuyn. Wat doen ze goed? Wat kunnen ze beter doen? Voor mondige leerlingen is debatteren vaak snel geleerd, maar ook leerlingen die minder mondig zijn kunnen in een debat of discussie goed tot hun recht komen. Vooral voor deze leerlingen is het van belang om zich niet te laten opjagen, maar eerlijk hun mening te geven. Het voordeel van een mening is, dat hij nooit verkeerd kan zijn: het is namelijk je eigen mening! Let u er dan ook op dat leerlingen niet worden uitgelachen of aangevallen op hun mening, maar daag de leerling uit om te zeggen waarom hij of zij dit vindt. Vraag de leerlingen die het hier niet mee eens zijn vervolgens ook precies te verwoorden waarom zij het hier niet mee eens zijn.Wat vinden anderen? Op deze manier creëert u een veilige sfeer in de klas, waarin standpunten en argumenten kunnen worden uitgewisseld en oefent u vast op een rustige manier met discussiëren.
15
15
5. Verschillende soorten debatten organiseren Je weet inmiddels wat een debat is, waar je op moet letten bij je presentatie en welke onderdelen er bij een debat een belangrijke rol spelen: je hebt dus als eerste stellingen nodig, je hebt mensen nodig die verschillende standpunten innemen (ja, want als iedereen het er met elkaar eens is, valt er weinig te debatteren!) en natuurlijk zijn er ook de argumenten die gebruikt worden om de standpunten te onderbouwen nodig, je weet inmiddels hoe je argumenten kan ‘verzamelen’. Nu wordt het langzaam tijd om zelf aan de slag te gaan en een debat op te zetten! Voordat we dit gaan doen zetten we eerst kort op een rijtje wat je nodig hebt voor een debat: • • • •
Een ruimte waar je ongestoord kunt discussiëren en praten Mensen die met je mee willen doen Een debatleider (hierover later meer) Een of meerdere goede stellingen
Nu ben je klaar om zelf te debatteren. Zoals gezegd kan debatteren op verschillende manieren. Om je te helpen geven we je hieronder 4 verschillende ‘vormen’ van debat die leuk zijn om uit te proberen: te organiseren en natuurlijk vooral om uit te voeren. De 4 vormen die we hier behandelen zijn: 1. Een 1 op 1 debat Bij deze simpele debatvorm heb je minimaal 3 mensen nodig (meer mag ook). Kies een stelling waarover jullie willen debatteren. Iemand zal deze stelling verdedigen (het ermee eens zijn) en iemand zal de stelling aanvallen (het ermee oneens zijn). Een derde persoon is de jury en bepaalt wie er wint en waarom. Verdeel de taken onderling. Ben je met meer dan 3 personen, werk dan in teams en laat telkens andere mensen tegenover elkaar staan.. 2. Een debat met het publiek in de hoofdrol Een voorstander en een tegenstander van een stelling proberen zoveel mogelijk argumenten voor hun standpunt te verzinnen om de mensen in het publiek te overtuigen. Mensen die overtuigd zijn, gaan letterlijk achter de gene staan met wie zij het eens zijn. Natuurlijk mag men van gedachten veranderen en overlopen naar de tegenstander als die een beter argument naar voren heeft gebracht. 3. Het Lagerhuis debat Bij een Lagerhuisdebat gaan twee teams van ongeveer tien leerlingen de strijd met elkaar aan. Het debat gaat over een stelling waarbij de debatleider het debat leidt. Het ene team is voor de stelling en het andere team tegen. De beide teams nemen tegenover elkaar plaats zodat er sprake is van een duidelijke tegenstelling. 4. Een gemeenschappelijk debat in de klas Bij deze vorm bepaalt iedereen zelf of hij/zij voor of tegen een stelling is. Gezamenlijk kies je een stelling waar iedereen op mag reageren. Het is de bedoeling dat de gene die het woord heeft ook ingaat op het argument van de persoon voor hem. De 16 16
debatleider bepaalt wie het woord heeft. Laat elkaar goed uitpraten, probeer iets nieuws in te voegen en wees niet bang om je mening te geven! Om de verschillende vormen goed voor te kunnen bereiden gaan we op elk model iets dieper in om te zien wat er allemaal bij komt kijken. Maar eerst kort iets over de debatleider. De debatleider Een debatleider is iemand die bepaalt wie wanneer iets zegt en die het debat in goede banen leidt. Hij of zij is bij wijze van spreken ‘de baas’ van het debat. De debatleider heeft in deze laatst beschreven debatvorm een heel actieve rol. Hij/zij moet zich dus goed voorbereid hebben op het onderwerp en de standpunten. Het zijn van debatleider is niet gemakkelijk en vergt over het algemeen wel wat oefening. Ben je debatleider, oefen dan vast een keer en vraag aan de debaters of ze je tips geven. Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen om je docent te vragen het debat te leiden. Hieronder een dingen waar debatleiders op moeten letten. • De debatleider heeft de taak om het debat aantrekkelijk en levendig te houden, met veel humor bijvoorbeeld. Hij/zij moet actief rondlopen door de ruimte en mensen naar hun mening vragen. Ook kan de debatleider vervolg vragen stellen aan mensen als hun mening niet meteen duidelijk is bijvoorbeeld. • De debatleider bepaalt wie er aan het woord is. Hij / zij geeft het woord aan de debaters, maar ook aan de mensen die luisteren. Het is altijd belangrijk om ook ‘het publiek’ mee te laten praten, vaak heeft iedereen wel wat te zeggen! Tot slot moet hij/zij ook de debaters scherp houden, en hen uitdagen met nieuwe argumenten te komen. • De debatleider bewaakt de tijd. • De debatleider is zelf neutraal. Ben je debatleider, dan geef je dus niet je mening. Wel kan je natuurlijk kritische vragen stellen. • Wanneer er te veel van de stelling wordt afgeweken in het debat dan moet de debatleider ervoor zorgen dat het debat weer gaat over het eigenlijke onderwerp. De debatleider heeft dus een heel belangrijke functie. Vooral bij de derde en de vierde vorm (een Lagerhuisdebat en een Debat in de Klas) heeft de debatleider een bepalende rol. Kies daarom iemand als debatleider die natuurlijk overwicht heeft. U kunt er natuurlijk ook voor kiezen om zelf debatleider te zijn. Dan gaan we nu in op de verschillende soorten debat.
5.1. Een 1 op 1 debat Dit is de meest ‘simpele’ debatvorm en de debatvorm die je misschien het vaakst hebt gezien, op televisie bijvoorbeeld tijdens de Amerikaanse verkiezingen waarbij McCain en Obama tegenover elkaar stonden. Je hebt bij deze vorm minimaal 3 mensen nodig (meer mag ook). Kies van tevoren samen een stelling waarover jullie willen debatteren. Iemand zal deze stelling verdedigen (het ermee eens zijn) en iemand zal de stelling aanvallen (het ermee oneens zijn). 17 17
Een derde persoon is de jury en bepaalt wie er wint en waarom. Verdeel de taken onderling, beslis dus samen wie de stelling gaat verdedigen of juist gaat aanvallen en wie uiteindelijk het debat jureert. Draai de rollen ook eens om! Ben je met meer dan 3 personen, werk dan in teams en laat telkens andere mensen tegenover elkaar staan. Om het debat zo leuk, inhoudelijk en spannend mogelijk te maken is het van belang dat iedereen die meedoet aan het debat de stellingen van tevoren al heeft bestudeerd en moeite heeft gedaan om de beste argumenten te verzamelen om zijn of haar standpunt te verdedigen. Vanzelfsprekend moet de jury het onderwerp ook goed kennen om goed te kunnen beoordelen welke argumenten belangrijk zijn of juist minder van belang. Laat dit debat een minuut of 5 duren (de jury houdt de tijd in de gaten) en probeer zo goed mogelijk de ander van jouw standpunt te overtuigen. Let hierbij wel op dat je elkaar goed laat uitpraten, dat je niet in herhaling valt, dat je bij alles wat je zegt goed voor ogen hebt over welke stelling jullie debatteren (het gebeurt soms wel eens dat een debat plotseling helemaal over iets anders gaat!) en val elkaar niet op de persoon aan, ook al ben je het echt met de anders oneens! Probeer je daarom goed in de positie van anderen te verplaatsen. Als de vijf minuten afgelopen zijn, dit ‘een op een’ debat kan ook langer duren, maar spreek dat dan ook met elkaar af van tevoren, bepaalt de jury aan de hand van een beoordelingspapier (zie de bijlage) wie het debat gewonnen heeft, en kan er doorgegaan worden met een nieuwe stelling. Wat ook wel eens gebeurt is dat de mensen die net hebben gedebatteerd dezelfde stelling weer aangaan maar dan de rollen omwisselen: was je net bijvoorbeeld voor het inzetten van mosquito’s tegen hangjongeren, ben je nu plotseling tegen! Op deze manier oefen goed hoe je met verschillende argumenten moet omgaan! Deze vorm is een goede en simpele debatvorm. U kunt beginnen met deze vorm om te oefenen, of uw leerlingen zelf aan de slag zetten met deze werkvorm. Evalueer na afloop hoe het is gegaan en wat de leerlingen er van vonden. Hebben ze iets geleerd?
5.2. Een debat met het publiek in de hoofdrol Bij deze debatvorm moet de ruimte waarin het debat plaatsvindt kunnen worden opgedeeld in drie verschillende ‘vakken’: voor voorstanders, tegenstanders en voor twijfelaars. Kies wanneer je deze vorm wilt uitvoeren een aantal stellingen van tevoren met elkaar en wijs twee mensen aan (debaters) die het debat zullen gaan voeren, en een debatleider aan. De twee debaters, een voor- en tegenstander, gaan nadat de debatleider de stelling heeft voorgelezen bij het voor hen ingerichte vak staan (het ‘voor’ of ‘tegen’ vak dus) en het publiek volgt de eigen mening (is de stelling bijvoorbeeld: ‘de mosquito moet worden ingevoerd om overlast van hangjongeren tegen te gaan’ en je bent het daar niet mee eens, dan ga je in het ‘tegenvak’ staan achter de debater die de stelling zal aanvallen).Vervolgens krijgen beide debaters twee minuten de tijd om het hele publiek te overtuigen van hun standpunt en achter hen in het vak te krijgen, het is natuurlijk de grootse uitdaging voor de voor- en tegenstanders om de twijfelaars uit het ‘twijfelveld’ te halen en achter zich te krijgen!
18 18
Het publiek kan na de argumentatie van de debaters opnieuw een keuze maken en eventueel van vak verwisselen. Was je bijvoorbeeld eerst tegenstander van de invoering van een stelling, maar heb je door de argumenten van de voorstander het idee gekregen dat het eigenlijk niet zo’n gek idee is, dan loop je nu van het ‘tegenvak’ naar het ‘voorvak’ en weet je het plotseling helemaal niet meer, ga dan naar het ‘twijfelvak’. Dan krijgen de debaters nog de laatste kans om te proberen het publiek achter hen te krijgen, misschien zijn er namelijk bepaalde argumenten nog niet genoemd of kunnen genoemde argumenten weerlegd worden. Op basis hiervan kan het publiek nog een maal een keuze maken naar welk vak het wilt gaan, dit is de laatste stemronde en tijdens deze ronde mag men niet meer kiezen voor het ‘twijfelvak’. Degene die de meeste mensen achter zich heeft weten te verzamelen heeft dit debat gewonnen! De debatleider heeft bij deze debatvorm een belangrijke rol. Hij/ zij beweegt vrij rond tussen het publiek en kan ‘overlopers’ vragen door welke argumenten ze van mening zijn veranderd en naar een ander vak zijn gegaan. Na de laatste stemronde kan de debatleider ook nog een aantal mensen uit het publiek vragen hun uiteindelijke keuze uit te leggen. Deze debatvorm is een leuke en levendige vorm van debatteren omdat er veel beweging is en leerlingen fysiek kunnen aangeven wat hun mening is. Het wordt hierdoor niet snel saai. Risico van deze vorm is wel dat het wat chaotisch wordt en dat leerlingen hun aandacht voor het debat zelf kwijtraken of met elkaar hun mening gaan uitwisselen. Ook heeft u voor deze vorm een lege ruimte nodig waarin de leerlingen zich goed kunnen verplaatsen. Deze vorm is dus leuk, maar niet gemakkelijk.
5.3. Het Lagerhuis debat Een andere manier om met elkaar in debat te gaan is het Lagerhuisdebat. Dat kan je met je klas doen, of tegen een andere klas. De Lagerhuis debatvorm is erg toegankelijk en gaat erg snel. Bij een Lagerhuisdebat gaan twee teams van tien leerlingen de strijd met elkaar aan. Het debat gaat over een stelling waarbij de gespreksleider het debat leidt. Het ene team krijgt de opdracht voor de stelling te zijn, het andere juist tegen. Let op: het kan wel eens zo zijn dat je in een team terechtkomt dat een stelling moet verdedigen waar jij het eigenlijk niet mee eens bent! Blijf dan toch goed je best doen om dit standpunt te verdedigen, hier leer je uiteindelijk alleen maar van! De beide teams nemen tegenovergesteld van elkaar plaats, zodat er sprake is van een duidelijke tegenstelling. Mensen gaan staan als ze iets willen zeggen, om door hun presentatie hun woorden kracht bij te zetten. Je mag pas spreken, als je van de debatleider het woord krijgt! Een Lagerhuisdebat duurt tien minuten om te voorkomen dat er sprake is van herhaling. Aan het eind van het debat is er een jury die één van de teams als winnaar aanwijst. Natuurlijk legt de jury ook uit waarom zij het ene team beter vinden dan het andere, dit kan hij of zij doen aan de hand van het bijgevoegde juryformulier.
19 19
Wanneer het debat is afgelopen en het winnende team is aangewezen, kan het winnende team eventueel tegen een nieuw team gaan debatteren om bijvoorbeeld weer een andere stelling, voorgelezen door de debatleider. Uiteindelijk heeft het team gewonnen dat volgens de jury het beste uit alle debatten kwam. Het Lagerhuis debat duurt dus net zolang als dat er teams zijn. Omdat je van tevoren niet weet bij welke stellingen je ‘voor’ of tegen moet zijn is het van belang dat wanneer je je op de stelling voorbereidt, je zo goed mogelijk argumenten voor beide kanten probeert te verzamelen! Ook hier is het weer van belang dat je elkaar goed laat uitpraten, dat je niet in herhaling valt en elkaar val niet op de persoon aanvalt. Bij deze debatvorm kunt u de hele klas betrekken. Door een tweedeling in de klas te maken, is iedereen duidelijk wie welk standpunt moet verdedigen. Iedereen die iets wil zeggen, gaat staan. De debatleider bepaalt wie het woord krijgt. Let er hierbij op dat niet steeds dezelfde leerlingen aan het woord zijn. Loopt het debat toch vast, geef dan zelf wat argumenten die een nieuw licht op de stelling kunnen werpen. Het Vara debatprogramma Op weg naar het Lagerhuis maakt ook van deze vorm gebruik. Voor voorbeelden, of meer informatie kunt u dus ook hiernaar kijken op Youtube, maar ook op http://omroep.vara.nl/Op-weg-naar-Het-Lagerhuis.1501.0.html
5.4. Een debat in de klas Bij deze vorm bepaalt iedereen zelf of hij/zij voor of tegen een stelling is. Gezamenlijk kies je een viertal stellingen waar iedereen op mag reageren. Het is het leukst wanneer iedereen, nadat de stellingen gekozen zijn, de tijd heeft om zich in te lezen in het onderwerp (aan de hand van de eerder beschreven W-vragen) om zijn of haar argumenten voor te bereiden. Eerder in deze reader las je al hoe je allemaal je argumenten kunt verzamelen en ook welke vormen van argumenten er zijn. Het is de bedoeling dat de gene die het woord heeft ook ingaat op het argument van de persoon die voor hem gesproken heeft; je voert het debat met de klas en je reageert dus op elkaar. Eigenlijk is deze vorm dus net een gesprek, waarin je allemaal je mening kunt geven. De debatleider bepaalt uiteindelijk wie het woord heeft. De debatleider houdt ook de tijd in de gaten en heeft ook bij deze debatvorm een heel belangrijke rol. Kies daarom samen met je klas de meest geschikte leider uit of laat de jufrouw of meester het debat leiden. Zorg dat zij dan goed de ‘taakomschrijving’ voor de debatleider zoals je deze al eerder in de reader tegenkwam, bestuderen. Bij dit debat wordt vooraf bepaalt hoe lang er over een stelling gesproken gaat worden. Afhankelijk van de groepsgrootte kun je kiezen tussen een duur van 10 tot 15 minuten. Na 15 minuten is meestal alles wel gezegd en vallen mensen alleen maar in herhaling.
20 20
Wanneer je meedoet aan een debat in de klas zijn de volgende punten van groot belang: • • • • • • • • • •
laat elkaar uitpraten val niemand persoonlijk aan spreek kort en bondig ga in op de argumenten van de ander spreek namens jezelf behandel elkaar met respect doe geen generaliserende uitspraken lach niemand uit help te voorkomen dat iemand een monoloog voert (te lang zelf doorspreekt). vermijd uitspraken als “ja maar”
Je klas kan ervoor kiezen om een jury het debat te laten beoordelen. Aan de hand van een ‘beoordelingsformulier’ (zoals ook op het einde deze reader is bijgevoegd) kijkt de jury naar je presentatie, de waarde van je argumenten en je algehele overtuigingskracht. Het is de taak van de jury om heel streng te zijn, dus doe je best! Bovenstaande vorm is een discussie. Het vergt wat van uw leerlingen, maar is uiteindelijk een hele leuke en toegankelijk manier om leerlingen hun mening te laten vormen, en hun mening te laten uiten. Iedereen kan op zijn of haar eigen plek blijven zitten. Het werkt als volgt: u schrijft een stelling op het bord. Wie is het hiermee eens? U kunt een paar leerlingen vragen waarom ze het hiermee eens zijn? Andere leerlingen mogen reageren. Zijn ze het eens met de argumenten die genoemd worden? Voor u het weet bent u in een discussie verwikkeld waarin de leerlingen op elkaars argumenten reageren! Valt het stil, of gaat de discussie niet de goede kant op? Noem dan zelf wat kanten aan de stelling die nog niet aan bod zijn geweest of noem consequenties van de standpunten die worden verwoord (“dat betekent dus dat…” of “hoe zouden we dat voor elkaar kunnen krijgen?”). Eventueel kunt u bij deze vorm ook gasten uitnodigen. Zij mogen mee discussiëren, of geven als aftrap voor de discussie hun mening over de stelling. Wilt u graag een discussie met de minister, of met andere gasten van buiten de klas, kiest u dan voor deze vorm. N.B. Vraagt u gerust hulp of ondersteuning bij het FDO mocht u nog vragen hebben. Onze contactgegegevens vindt u aan het einde van deze doe-het-zelf wijzer.
21 21
6. Zelf aan de slag Nu gaat het echt beginnen. Kies als eerste de debatvorm die je wilt organiseren: • • • •
Een 1 op 1 debat. Een debat met het publiek in de hoofdrol. Het Lagerhuis debat. Een gemeenschappelijk debat in de klas.
Denk dan na over het onderwerp (of onderwerpen) waar over gesproken moet gaan worden en kies een goede debatleider. •
•
• • •
De debatleider heeft de taak om het debat aantrekkelijk en levendig te houden, met veel humor bijvoorbeeld. Hij/zij moet actief rondlopen door de ruimte en mensen naar hun mening vragen. Ook kan de debatleider vervolg vragen stellen aan mensen als hun mening niet meteen duidelijk is bijvoorbeeld. De debatleider bepaalt wie er aan het woord is. Hij / zij geeft het woord aan de debaters, maar ook aan de mensen die luisteren. Het is altijd belangrijk om ook ‘het publiek’ mee te laten praten, vaak heeft iedereen wel wat te zeggen! Tot slot moet hij/zij ook de debaters scherp houden, en hen uitdagen met nieuwe argumenten te komen. De debatleider bewaakt de tijd. De debatleider is zelf neutraal. Ben je debatleider, dan geef je dus niet je mening. Wel kan je natuurlijk kritische vragen stellen. Wanneer er te veel van de stelling wordt afgeweken in het debat dan moet de debatleider ervoor zorgen dat het debat weer gaat over het eigenlijke onderwerp.
Als je meedoet aan het debat is het van belang dat je je goed inleest in het onderwerp van de stelling en goede argumenten verzamelt, je weet inmiddels hoe je dit kan doen! • • • • • • • •
Je kunt internet raadplegen. Je kunt kranten en tijdschriften bekijken. Je kunt op tv en radio naar argumenten zoeken. Je kunt vragen stellen aan je docent of aan je ouders. Je kunt met deskundigen praten. Je kunt wetten en regels napluizen. Je kunt boeken en onderzoeksartikelen nakijken. Je kunt overleggen met je groepje.
Let op dat je zowel argumenten voor als argumenten tegen de stelling goed bekijkt (ook al ben je heel overtuigd van je mening). Het is handig beide kanten te kennen zodat je tijdens het debat niet verrast wordt en met een mond vol tanden komt te staan door een argument dat je nog nooit gehoord hebt. Het debat dat je gaat voeren is een spel waardoor je iets leert. Het gaat volgens regels. Als je vaker oefent in het 22 22
debatteren, wordt het steeds makkelijker om redenen te noemen waarom je iets vindt of wilt. Een spel met woorden. Je gaat de andere overtuigen dat jij gelijk hebt en zij niet. Succes en denk aan het volgende: • • • • • • • • • •
laat elkaar uitpraten val niemand persoonlijk aan spreek kort en bondig ga in op de argumenten van de ander spreek namens jezelf behandel elkaar met respect doe geen generaliserende uitspraken lach niemand uit help te voorkomen dat iemand een monoloog voert (te lang zelf doorspreekt) vermijd uitspraken als “ja maar”
23 23
7. Tot slot 7.1 Nog enkele regels en tips (extra hoofdstuk voor HAVO/VWO) • Tip 1: gebruik je eigen ervaring Je verhaal komt nog sterker over als je uit eigen ervaring spreekt. Je laat daarmee zien dat je exact weet waar je het over hebt, en dat werkt overtuigender dan wanneer je debatteert met termen als 'ik heb ergens gehoord of gelezen dat'.. Natuurlijk moet je wel oppassen dat je jouw persoonlijke ervaring of waarneming niet ten onrechte als algemeen geldend presenteert. • Tip 2: wees hard op de inhoud, zacht op de persoon Debatteren is een spel van aanval en verdediging. Hoe hevig je het ook met iemand oneens bent, debatteren gaat om het aanvallen van de argumenten, niet van de persoon. Wees daarom hard op de inhoud en zacht op de persoon, dan behoud je het respect van andere debaters en het publiek. Een bekende tactiek is wat de Amerikanen 'tossing bouquets' noemen. Je kritische reactie op andermans mening of argumenten leid je dan in met een opmerkingen of met een punt waarop je het eens bent met je tegenstander. Om daarna bijvoorbeeld aan te geven dat zijn 'conclusies echter helaas niet kloppen' enzovoort. Je kan kritische reacties bijvoorbeeld beginnen met inleidingen als: Ten dele heeft u gelijk, maar waarin u niet gelijk heeft" of "Fantastisch, dan zijn we het daarover eens. Waar het echter om gaat is". • Tip 3: humor In een discussie is het prettig om de steun van het publiek te krijgen. Het publiek is op je hand als ze om je kunnen lachen. Een makkelijk punt is op die manier snel gescoord. Natuurlijk heeft het gebruik van humor ook een keerzijde. Als je grap niet aankomt bij het publiek sta je zelf voor joker. De ervaring leert dat spontane grappen meestal beter werken dan grappen die van tevoren bedacht zijn.
7.2 Voorbeelden van verschillende argumenten Hieronder vind je ook nog een paar voorbeelden van verschillende soorten argumenten, je kan deze voorbeelden gebruiken wanneer je zelf een debat aan het voorbereiden bent! • Voorbeelden Het noemen van een voorbeeld helpt vaak om situaties te verduidelijken. Een veelgebruikte truc is het noemen van een eigen voorbeeld. De tegenstander zal het niet snel aandurven om dit in twijfel te trekken, het gaat namelijk om iets wat je zelf (en niemand anders) heeft meegemaakt of gezien. Zo wordt het voor de tegenstander, die zo'n eigen ervaring niet heeft, moeilijk om te reageren. Ook het noemen van een voorbeeld uit het nieuws of de actualiteit werkt vaak erg goed. Daarmee laat je zien dat je op de hoogte bent van wat er speelt en dat je dus verstand van zaken hebt. • Feiten Politici noemen wanneer ze aan het woord zijn vaak cijfers of halen onderzoeken aan. Ook in de Tweede Kamer gebeurt dit veel. Hiermee wil een politicus zijn of haar 24 24
standpunt ondersteunen zodat meer mensen het zullen geloven. Hét kenmerk van een feit is dat de waarheid ervan vaststaat. Toch worden feiten in debatten ook vaak in twijfel getrokken. Bedenk dat als er een onderzoek is wat het standpunt van je tegenstander bewijst, er vast ook een onderzoek bestaat wat het tegendeel daarvan kan aantonen. • Vergelijkingen Een vergelijking kan een moeilijk probleem simpel maken. In een debat over het verbod op alcoholreclame kun je bijvoorbeeld goed een vergelijking maken met het verbod op reclame voor sigaretten. Het maken van een vergelijking met een andere situatie is dan ook een vaak gebruikte debattruc. Toch gaat een vergelijking zelden helemaal op.
7.3 Checklist presentatie: Bij het houden van een debat zijn niet alleen je argumenten belangrijk, maar is ook je algehele presentatie van doorslaggevend belang of je mensen kunt overtuigen van jouw standpunt. Het gaat er namelijk niet alleen om wat je zegt, maar ook om hoe je het zegt. Uit een groot onderzoek van de Universiteit van Engeland bleek dat de presentatie voor meer dan de helft uitmaakt of een boodschap overkomt! En bij debatteren geldt: oefening baart kunst. Hoe meer je het doet, hoe beter je er in zult worden. Hieronder volgen enkele tips die handig zijn: • Stem Stemgebruik is een groot wapen in een debat. Goed gebruik van je stem kan er voor zorgen dat jij nét iets overtuigender overkomt dan de tegenstander. Met je stem kun je ook imponeren. Bijvoorbeeld door hard te spreken en je boos te maken. Zo kan het publiek zien dat je echt meent wat je zegt en je je betrokken voelt bij de stelling. Het helpt om emoties te kunnen uitdrukken maar ga hier niet te ver in! Als je goed luistert naar politici zal je opvallen dat ze na een zin vaak een korte stilte laten vallen. Hierdoor krijgen woorden extra gewicht en zal het publiek, in het geval van een toespraak, de ruimte hebben om te gaan klappen voor de spreker. Kijk maar eens naar de toespraken van Barack Obama! • Felheid Soms zijn mensen ook wel eens te gretig in een debat. Het komt onbeleefd over als je iemand onderbreekt in het midden van zijn zin. Laat je tegenstander daarom eerst uitspreken voor je jouw eigen punt maakt. Let er ook op dat je niet iemands zinnen gaat afmaken. Dit wil overigens niet zeggen dat je de tegenstander nooit in de rede mag vallen. Soms zijn mensen oeverloos aan het uitweiden, dus bedenk dat jij ook recht hebt op voldoende tijd om je mening duidelijk te maken. Hoe het overkomt op het publiek verschilt van geval tot geval. Vooral de toon waarop is in dat geval bepalend. Zorg er altijd voor dat je respect hebt voor je tegenstander! • Houding De houding van de spreker in een debat bepaalt voor een belangrijk deel hoe hij of zij overkomt bij de luisteraar. Een zelfverzekerde uitstraling wordt bereikt door rechtop te staan en het lichaam te gebruiken voor het ondersteunen van het betoog. Handgebaren, zwaaien met de armen, jezelf voor het hoofd slaan, het helpt allemaal 25 25
om geloofd te worden. Maar maak je ook niet té druk, probeer als je luistert rust uit te stralen. • Kijken Oogcontact bij een debat is heel belangrijk. Door te knikken toon je aan dat je luistert en begrijpt wat er gezegd wordt. Geen oogcontact maken is natuurlijk ook mogelijk, maar kan zorgen voor een negatieve indruk. Mensen zouden kunnen denken dat je geen respect hebt voor je tegenstander. Een gezichtsuitdrukking kan ook veel verraden. Woede, teleurstelling, frustratie of blijdschap: het is vaak aan iemands gezicht af te lezen. Dus ook in een debat. Een glimlach kan al leiden tot veel sympathie bij de jury of het publiek. Verder is een goede luisterhouding ook belangrijk. Zo geeft een ietwat voorovergebogen lichaamshouding een open indruk en nodigt uit tot eerlijke communicatie. Een open houding vinden mensen prettig. Vermijd daarom gekruiste armen, dit maakt een erg vijandige indruk. • Taalgebruik Bij debatteren is het essentieel om de aandacht van het publiek vast te houden. Gebruik daarom geen lange zinnen. Soms is een debater zo lang van stof dat zijn tegenstander én publiek aan het einde van een zin niet meer weten hoe die zin begon. Vermijd ook schrijftaal maar gebruik spreektaal. Probeer ook te voorkomen dat je stopwoorden gebruikt of te vaak “euh…”. Praat duidelijk, gebruik niet te moeilijke woorden als er ook een makkelijke variant is. Zorg ervoor dat iedereen je begrijpt. • Humor Wie houdt er nu niet van een goede grap? Een grap zal het publiek aan het lachen maken en het zorgt voor een vrolijke noot in vaak serieuze discussies. Het is moeilijk te oefenen, sommige mensen kunnen een vooraf ingestudeerde grap goed vertellen, terwijl anderen het moeten hebben van spontane humor. Dit is iets wat je zelf moet aanvoelen in een debat, maar vergeet vooral niet dat debatteren leuk moet zijn. Humor mag daarom nooit ontbreken!
Wilt u meer informatie over debat en discussie dan kan dat natuurlijk. Neemt u in dat geval contact op met het Forum voor Democratische Ontwikkeling. Zij verwijzen u desgewenst graag door naar andere organisaties die expert zijn op het gebied van debat!
26 26
8. Over deze debatwijzer Deze debatwijzer is gemaakt in het kader van het project ‘Fight for your Rights?!’. Dit project is speciaal voor scholen ontwikkeld en richt zich op een aantal grondrechten zoals deze in onze grondwet staan verwoord. Het project wordt uitgevoerd door het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO) in samenwerking met Codename Future. Het project wordt gefinancierd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De debatwijzer is geschreven door Crista Huisman en Tessa Dikker van het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO). Zij werden hierbij ondersteund door Joke Olie, Samira Bouchibti en Cox Habbema. Het ontwerp is gemaakt door Niko Princen. Het FDO is een stichting die als doel heeft het bewustzijn in Nederland over onze democratie en rechtsstaat te stimuleren. Het FDO doet dit door het ondersteunen van projecten van derden, maar ook door het opzetten van eigen projecten. Het FDO heeft sinds haar ontstaan veel ervaring opgedaan met debatten en discussies. Zo heeft het aan de basis gestaan van meerdere debatcentra, is het betrokken bij de Vereniging Nederlandse Debatcentra (VND) en organiseert het regelmatig debatten voor jongeren op scholen en in jongerencentra. Meer informatie over het FDO kunt u vinden op www.forumdemocratie.nl
Heeft u vragen of opmerkingen over deze debat doe-het-zelf wijzer, dan kunt u contact opnemen met het FDO via 070-302 82 15 of via
[email protected]
27 27
Bijlage Juryformulier: Team 1: Team 2:
Debat 1 Argumentatie Heeft de beste argumenten
1 2 Feedback:
Onderbouwt argumenten het sterkst
Heeft de meest originele argumenten en wisselt deze af Weerlegt argumenten van de tegenstander het best Presentatie Kan het beste spreken en heeft humor
1 2 Feedback:
Heeft de beste houding en stem Winst Gelijkspel is niet mogelijk!
Belangrijkste reden:
28 28