Evaluatie sondevoedingbeleid verpleeghuis Sonnevanck
Verpleeghuis Sonnevanck, Harderwijk
Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek 2010132, januari 2010 Marije Blijleven Mirjam de Jong
Voorwoord Deze scriptie hebben wij geschreven ter afronding van onze Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam. De opdracht hiervoor hebben wij uitgevoerd bij de Stichting Zorggroep Noordwest-Veluwe, in verpleeghuis Sonnevanck te Harderwijk. Voor het tot stand komen van deze scriptie willen wij bij deze graag een aantal mensen bedanken. Allereerst willen wij alle mensen bedanken die hebben deelgenomen aan de enquête, het interview en de vragenlijst per e-mail. In het bijzonder willen wij Els Groenewoud, onze docentbegeleidster bedanken voor alle hulp, gegeven inzicht, gedeelde ideeën en de tijd die ze in ons project heeft gestoken. Daarnaast willen wij ook in het bijzonder onze afstudeerbegeleidsters, Liesbeth Ruitenberg en Anouska Michelsen hartelijk bedanken voor de ondersteuning, de gekregen mogelijkheden en alle tijd die zij beschikbaar hebben gesteld. Amsterdam, januari 2010 Marije Blijleven en Mirjam de Jong
Samenvatting Achtergrond In verpleeghuis Sonnevanck was er onduidelijkheid over het sondevoedingbeleid. Het verpleeghuis dat onderdeel is van de Stichting Noordwest-Veluwe, werkt met het landelijke sondevoedingprotocol van Vilans, al was niet duidelijk of er op de werkvloer volgens dit protocol gehandeld werd. De diëtisten wilden graag zicht hebben op de huidige gang van zaken met betrekking tot het sondevoedingprotocol. Ze waren namelijk van mening dat de huidige naleving van het protocol niet de gewenste situatie was. Probleemstelling Welke wijzigingen kan de Zorggroep Noordwest-Veluwe doorvoeren om het naleven van het sondevoedingprotocol van Vilans op de werkvloer te verbeteren? Doel Het doel van dit onderzoek was, het evalueren van de huidige situatie omtrent het sondevoedingbeleid binnen het verpleeghuis Sonnevanck. Op basis daarvan zijn aanbevelingen en implementatiemogelijkheden geadviseerd. Methoden Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van desk research en field research. Als desk research is een literatuurstudie gedaan over verschillende zaken rondom sondevoeding in een verpleeghuis. Field research werd onderverdeeld in een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. Bij het kwantitatieve gedeelte is gebruik gemaakt van een enquête, waarneming en een online vragenlijst. Met behulp van interviews werd het kwalitatieve gedeelte ingevuld. Resultaten Enquête De onderzoekspopulatie bestond uit 53 personen en was niet goed over de subgroepen verdeeld. Als belangrijkste resultaat kwam naar voren dat de bolusspuit niet goed werd gereinigd, gedroogd en bewaard. Daarnaast werd de openingstijd en –datum niet altijd op een pak sondevoeding genoteerd. Waarneming Een aantal keren is geobserveerd op de afdelingen. De meest opvallende punten waren dat vooraf aan de handeling de handen niet goed gereinigd werden, het afsluitdopje van de sonde werd schoongemaakt met een papieren doekje en de bolusspuiten werden na gebruik kort omgespoeld en buiten de koelkast bewaard. Online vragenlijst Veertien Nederlandse verpleeghuizen waren bereid deel te nemen aan de online vragenlijst. Uit de reacties bleek dat tien verpleeghuizen gebruik maakten van een eigen protocol voor sondevoeding. Vijf hiervan vulden in dat dit protocol aan de hand van een landelijk protocol werd gemaakt. Interview In totaal hebben 17 personen deelgenomen aan het interview. De belangrijkste resultaten waren dat 16 deelnemers vertelden het sondevoedingprotocol te kunnen vinden. 5 mensen gaven echter aan het protocol niet te hebben gelezen. 6 mensen vertelden vooral op hun eigen manier te handelen en vrijwel alle deelnemers vonden de verkorte werkinstructie van het protocol handiger in gebruik dan de uitgebreide versie. Conclusie Er moet door al het uitvoerend, verzorgend personeel van verpleeghuis Sonnevanck altijd worden gehandeld volgens de verkorte werkinstructie van het sondevoedingprotocol van Vilans. Al het uitvoerend, verzorgend personeel van verpleeghuis Sonnevanck moet altijd bewust zijn van de infectierisico’s door onhygiënisch handelen. Dit zorgt ervoor dat het belang van de knelpunten (zie resultaten) wordt begrepen en dat het protocol waarschijnlijk strikter wordt nageleefd. Er is uitgebreid advies gegeven om deze conclusie te implementeren. Trefwoorden Sondevoeding, protocol, hygiëne, verpleeghuis.
Inhoudsopgave 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 1 2. Methoden ............................................................................................................................................ 2 2.1 Desk research ............................................................................................................................... 2 2.2 Field research ................................................................................................................................ 2 2.2.1 Kwantitatief onderzoek ........................................................................................................... 2 2.2.2 Kwalitatief onderzoek ............................................................................................................. 3 3.Theoretisch kader ............................................................................................................................... 4 3.1 Protocolgebruik ten behoeve van sondevoeding .......................................................................... 4 3.2 Sondevoeding ................................................................................................................................ 4 3.3 Ethiek kunstmatige voeding en dementie...................................................................................... 6 3.4 Hygiëne.......................................................................................................................................... 6 3.5 Richtlijnen sondevoeding............................................................................................................... 7 4. Resultaten .......................................................................................................................................... 8 4.1 Kwantitatief onderzoek .................................................................................................................. 8 4.2 Kwalitatief onderzoek .................................................................................................................. 11 5. Discussie .......................................................................................................................................... 13 5.1 Meest belangrijke resultaat en conclusie .................................................................................... 13 5.2 Sterke en zwakke kanten methoden ........................................................................................... 13 5.3 Discussie resultaten .................................................................................................................... 14 6. Conclusie en aanbevelingen .......................................................................................................... 15 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag ................................................................................................ 15 6.2 Implementatiemogelijkheden ....................................................................................................... 16 7. Literatuurlijst .................................................................................................................................... 17 Bijlage I
Enquêteformulier.............................................................................................................. 19
Bijlage II
Observatielijsten .............................................................................................................. 22
Bijlage III
Online vragenlijst ............................................................................................................. 26
Bijlage IV
Interview ........................................................................................................................... 27
Bijlage V
PEG-sonde ...................................................................................................................... 28
Bijlage VI
Techniek handen reinigen ............................................................................................... 29
Bijlage VII
Techniek handdesinfectie met handalcohol .................................................................... 30
Bijlage VI
Resultaten ........................................................................................................................ 31
1. Inleiding Wanneer een persoon onvoldoende voeding op normale, orale manier, binnen kan of mag krijgen, is er de mogelijkheid om voor sondevoeding te kiezen. Sondevoeding is een dun vloeibare voeding die via een slangetje het lichaam inloopt. Deze vloeibare voeding kan zowel een aanvulling als een 1 volledige vervanging van het normale voedingspatroon zijn. Afstudeeradres Verpleeghuis Sonnevanck is onderdeel van de Stichting Zorggroep Noordwest-Veluwe. Dit is een protestants-christelijke stichting voor zorg-, woon- en welzijnsdiensten in Harderwijk, Ermelo en Putten. Zorggroep Noordwest-Veluwe biedt kwaliteitszorg, die kan variëren van lichte tot zware en complexe zorg. De kernwaarden zijn ‘verantwoordelijkheid’, ‘respect’ en ‘geborgenheid’. De zorggroep omvat 8 zorgcentra, waarvan verpleeghuis Sonnevanck er één is. Sonnevanck biedt zorg en verpleging, maar ook behandeling, begeleiding, advies en ondersteuning en onderzoek op medisch, paramedisch en psychosociaal gebied, inclusief geestelijke verzorging. Verpleeghuis Sonnevanck heeft meerdere somatische en psychogeriatrische afdelingen. Daarnaast heeft zij een palliatieve- en een reactiveringsafdeling. Ook is er een advies- en behandelcentrum voor cliënten die in het verpleeghuis wonen, waar ook mensen van buitenaf beroep op kunnen doen. Voor de laatste groep is 2 er ook een dagcentrum. Achtergrond van de afstudeeropdracht In verpleeghuis Sonnevanck bestaat er onduidelijkheid over het sondevoedingbeleid. Per dag zijn er in het verpleeghuis drie tot vijf cliënten die sondevoeding krijgen. De stichting werkt met het landelijke protocol van Vilans, al is niet duidelijk of er op de werkvloer volgens dit protocol gehandeld word. De diëtisten merken namelijk enkele knelpunten op, zoals het te lang gebruiken en onvoldoende reinigen van de spuiten die gebruikt worden voor het geven van voeding in porties, oftewel bolussen. Volgens het protocol moeten de spuiten namelijk uit elkaar en niet langer dan 24 uur worden bewaard. Deze geconstateerde discrepantie leidde tot de vraag naar een onderzoek hiernaar. De diëtisten willen graag zicht hebben op de huidige gang van zaken met betrekking tot sondevoeding. Ze willen weten of het sondevoedingprotocol van Vilans gebruikt wordt op de werkvloer en of het toegankelijk is. Uiteindelijk willen ze weten welke verschillen er zijn tussen de huidige situatie en de gewenste situatie. De gewenste situatie is dat alle medewerkers werken volgens het sondevoedingprotocol van Vilans. De huidige rol van de diëtisten wat betreft het sondevoedingsbeleid is hoofdzakelijk gericht op het uitvoerende deel; zij berekenen hoeveel voeding een cliënt nodig heeft en hoe vaak de voeding moet worden toegediend. Echter de gewenste rol van de diëtisen is meer betrokkenheid bij de besluitvorming omtrent sondevoeding. Zij willen inspraak hebben in de keuze of er gekozen moet worden voor sondevoeding en welke soort voeding er gegeven moet worden. Onderzoeksvraag Zoals eerder beschreven is er behoefte aan opheldering over de situatie betreffende het 3,4 sondevoedingprotocol, daarom is gekozen voor de volgende onderzoeksvraag : “Welke wijzigingen kan de Zorggroep Noordwest-Veluwe doorvoeren om het naleven van het sondevoedingprotocol van Vilans op de werkvloer te verbeteren?” Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd. Hoe gaat men in Nederlandse verpleeghuizen om met sondevoeding? Welke protocollen zijn er over sondevoeding? Wat staat er in het landelijke sondevoedingprotocol van Vilans? Wat is de huidige situatie op de werkvloer van verpleeghuis Sonnevanck wat betreft de werkwijze omtrent sondevoeding? Waar liggen de knelpunten? Wat zijn de oorzaken/redenen waarom men niet met het protocol Vilans wil of kan werken? Welke wijzigingen kunnen doorgevoerd worden om het beleid op de werkvloer met betrekking tot sondevoeding te verbeteren? Op welke manier kunnen deze wijzigingen het beste gecommuniceerd worden naar de werkvloer? Methoden Om onze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, is gekozen voor volgende onderzoeksmethoden. Desk research Field research: kwantitatief onderzoek in de vorm van een enquête en een vragenlijst. 5 kwalitatief onderzoek in de vorm van een interview.
1
2. Methoden 2.1 Desk research Aangezien het nodig bleek om de kennis omtrent het onderwerp sondevoeding te verdiepen, werd gekozen voor een literatuurstudie. Dit resulteerde in een kritisch overzicht van recente feitelijke gegevens wat betreft omgang, gebruik en hygiëne omtrent sondevoeding. Bij het literatuuronderzoek is rekening gehouden met de volgende twee punten: bij voorkeur reviews of meta-analyses recente artikelen: 2004 t/m 2009 Er is gebruik gemaakt van de database Pubmed en ‘scholar.google.com’. Daarnaast zijn de 6 publicaties van TNO, CBO en RIVM ook geraadpleegd. Het sondevoedingprotocol van Vilans is ook gebruikt voor het literatuuronderzoek. De gebruikte zoektermen, ook in combinatie met elkaar, zijn: Tube feeding Elderly Nursing home Long stay hospital Complications Tube feeding protocol Hygiene Guidelines Treatment Improvements Innovations Resistance 2.2 Field research Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de huidige situatie omtrent de omgang met het sondevoedingprotocol van Vilans binnen het verpleeghuis Sonnevanck, is gekozen voor zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek door middel van een gestructureerde data verzamelingmethode in de vorm van een enquête over de omgang met sondevoeding op de werkvloer. Daarnaast is er een observatie gedaan op afdelingen van het verpleeghuis, om inzicht te krijgen in de huidige situatie omtrent sondevoeding. Ook is er een online vragenlijst aan 36 Nederlandse verpleeghuizen verstuurd om het protocolgebruik in Nederland in kaart te brengen. Kwalitatief onderzoek door middel van een semigestructureerd interview over het gebruik en de bekendheid van het protocol van Vilans over sondevoeding. Deze beide vormen van onderzoek vullen elkaar aan en geven samen een goed beeld van de huidige situatie in het verpleeghuis. De enquête geeft namelijk een algemeen beeld en het interview zorgt voor aanvullende, diepgaande informatie. Voor deze onderzoeksmethoden zijn de volgende groepen benaderd: de zorgmanagers het verplegend personeel het verzorgend personeel Alle medewerkers kregen een enquêteformulier en enkelen zijn daarnaast ook gevraagd voor een interview. Bewust is gekozen om verschillende niveaus binnen de Stichting Zorggroep NoordwestVeluwe te enquêteren en te interviewen. Zowel zorgmanagers, verpleegkundigen en verzorgenden hebben zo hun kennis kunnen tonen en hun mening kunnen geven. Dit ten behoeve van een zo 5 breed mogelijk beeld van de situatie en een zo specifiek mogelijk antwoord op de vraagstelling. 2.2.1 Kwantitatief onderzoek A. Enquête Deze beschrijvende onderzoeksmethode is gebruikt om gedrag, met betrekking tot sondevoeding, in kaart te brengen. Met behulp van vragenformulieren hebben de zorgmedewerkers aan kunnen geven hoe ze handelen met sondevoeding. De nadruk van de enquête lag vooral op de omgang, het gebruik en de hygiëne omtrent sondevoeding. Alle zorgmedewerkers op alle afdelingen hebben een enquêteformulier ontvangen, ongeacht of zij wel/niet met sondevoeding in aanraking kwamen. Iedere daarvoor bevoegde medewerker moet namelijk de kennis beheersen om sondevoeding toe te kunnen dienen.
2
In samenwerking met de praktijkbegeleiders en met behulp van het sondevoedingprotocol van Vilans zijn de enquêtevragen tot stand gekomen. Zie bijlage I voor het enquêteformulier. De gebruikte methode voor het verspreiden van de enquêtes was het persoonlijk uitreiken en ophalen van de enquêtes. Uit de literatuur bleek dat de verwachtte respons bij deze methode tussen de 30 en 5 50% zou zijn. De zorgmanagers hebben hierbij een begeleidende mail ontvangen, zodat zij hiervan op de hoogte waren en de enquête bij het verplegend personeel onder de aandacht konden brengen. De zorgmedewerkers kregen twee weken de tijd om de enquête in te vullen. In totaal zijn 193 enquêteformulieren uitgedeeld, waarvan 53 exemplaren zijn geretourneerd. Dit bracht het responspercentage op 27%. Mogelijk zijn de resultaten hierdoor niet representatief voor de werkelijke 5,7,8 situatie. Verkregen gegevens zijn statistisch verwerkt met behulp van het programma SPSS 15.0. B. Waarneming De onderzoeksvraag heeft te maken met wat de verzorgende medewerkers doen en daarom is het voor het onderzoek van belang dat dit ook bekeken wordt. Hierom is er naast de enquêtes en de interviews ook gekozen voor de onderzoekstechniek ‘waarneming’. Hoewel waarneming een ietwat verwaarloosde onderzoeksmethode is, was ze van nut tijdens dit afstudeerproject. Waarnemen is namelijk ‘het systematisch observeren, vastleggen, beschrijven, 5 analyseren en interpreteren van het gedrag van mensen’ . Er is gekozen voor een gestructureerde waarneming en hiermee voor een kwantitatieve observatie. Hierbij lag de nadruk op de gewoonten omtrent het specifieke handelen. Er werd gelet op zowel de hygiëne als de omgang met de voeding 4,5 en de materialen. In bijlage II zijn de observatielijsten bijgesloten. C. Online vragenlijst Kennis over het protocolgebruik in Nederland is vergaard door het benaderen van 36 Nederlandse verpleeghuizen. Gekozen werd om drie verpleeghuizen per provincie, die niet met elkaar in één organisatie verbonden waren, via e-mail een aantal vragen toe te sturen. Vragen omtrent het protocol sondevoeding wat betreft implementatie en hoe het protocol tot stand gekomen is. In totaal zijn 36 Nederlandse verpleeghuizen, 3 per provincie, per e-mail benaderd met een vragenlijst. De respons hierop was redelijk; er werden namelijk 14 vragenlijsten geretourneerd. Dit bracht het responspercentage op 39%. De reacties werden geanalyseerd door ze te plaatsen in een tabel. Op 4,5 basis van deze tabel werden conclusies getrokken. Zie bijlage III voor de vragenlijst. 2.2.2 Kwalitatief onderzoek Om inzicht te krijgen in de meningen over onder andere het toepassen en het werken met het sondevoedingprotocol van Vilans zijn semi-gestructureerde interviews afgenomen. Deze interviews waren enerzijds een aanvulling op de enquêtes en anderzijds een verbreding van het onderzoeksonderwerp. De enquêtes gingen namelijk in op het handelen met sondevoeding en de interviews richtten zich meer op het protocolgebruik omtrent sondevoeding. De interviews zijn ook in samenspraak met de praktijkbegeleiders tot stand gekomen. Per afdeling zijn, via de zorgmanager, twee zorgmedewerkers benaderd om geïnterviewd te worden. Ook iedere zorgmanager is om medewerking gevraagd. Uiteindelijk hebben 17 personen deelgenomen aan dit interview. De reacties werden geanalyseerd 4,5,9 Zie bijlage door ze te plaatsen in een tabel. Op basis van deze tabel werden conclusies getrokken. IV voor het de interviewvragen.
3
3.Theoretisch kader Dit hoofdstuk gaat in op allerlei aspecten die te maken hebben met sondevoeding. De gegevens zijn gebaseerd op de uitgevoerde literatuurstudie. 3.1 Protocolgebruik ten behoeve van sondevoeding Uit de vragenlijst blijkt dat niet alle Nederlandse verpleeghuizen te maken krijgen met sondevoeding. Hierdoor heeft niet ieder huis een protocol over sondevoeding. Wanneer een verpleeghuis hier wel een protocol voor heeft, maakt zij meestal gebruik van landelijke protocollen om een protocol voor het eigen huis te ontwerpen. Het protocol is meestal op de afdelingen beschikbaar, vaak in de vorm van een digitaal systeem. Er zijn een aantal organisaties die Nederlandse protocollen over sondevoeding maken. Hieronder 10,11 vallen SEVA en Vilans. SEVA SEVA staat voor Sectie Endoscopie Verpleegkundigen en Assistenten. Dit is één van de acht secties van de overkoepelende organisatie ‘Nederlandse Vereniging voor Gastro-Enterologie (NVGE)’. Deze vereniging bestaat sinds 1985 en heeft ruim 600 leden. Sinds 1999 heeft de SEVA een protocollencommissie. Inmiddels zijn er verschillende richtlijnen en protocollen opgesteld. De SEVA geeft duidelijk aan dat het materiaal dat zij maken zeer bruikbaar is om definitieve protocollen voor de eigen instelling te schrijven. De protocollen van SEVA zijn vooral gericht op de verpleegkundige handelingen zoals het inbrengen en verwijderen van een PEG-sonde en niet zozeer op het geven van sondevoeding. Zij hebben dan ook geen apart protocol voor het geven van sondevoeding. Opvallend aan SEVA is dat zij aandacht heeft voor het geven van nazorg aan de cliënt. Ook wordt 10 achtergrondinformatie gegeven in hetzelfde document als de verpleegkundige handelingen. Vilans Zoals in de inleiding beschreven, maakt heel de Stichting Noordwest-Veluwe gebruik van de protocollen van Vilans. Vilans is een onafhankelijk, landelijk kenniscentrum op het gebied van langdurige zorg. In het jaar 2007 is Vilans ontstaan uit een fusie van vier organisaties. Die vier organisaties zijn: de Stichting Kwaliteits- en Bruikbaarheidsonderzoek van Hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen (KBOH), het KwaliteitsInstituut voor Toegepaste ThuisZorgvernieuwing (KITTZ), het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) en het Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap (iRv). Vilans heeft allerlei protocollen ontwikkeld over bijvoorbeeld verneveling, katheterisatie, sondevoeding en lichaamsbehandeling. Naast het ontwikkelen van protocollen en het 11 doen van onderzoek biedt Vilans onder andere ook trainingen, workshops en congressen. Het sondevoedingprotocol van Vilans bestaat uit verschillende onderdelen. Er is aan de ene kant uitgebreide achtergrondinformatie over bijvoorbeeld de indicaties voor sondevoeding, de verschillende toedieningswegen en de vergoedingsregeling voor sondevoeding in de thuissituatie. Aan de andere kant zijn er stapsgewijze beschrijvingen voor de specifieke handelingen omtrent sondevoeding. Hiervan zijn twee varianten; een uitgebreide werkinstructie en een kortere, samenvattende versie. Deze laatste wordt de verkorte werkinstructie genoemd. Eens in de drie jaar wordt ieder protocol, dus ook dit protocol over sondevoeding, gescreend op volledigheid, juistheid en actualiteit. Op deze manier blijven degenen die gebruikmaken van het 11,12 protocol up to date. 3.2 Sondevoeding Sondevoeding wordt in allerlei situaties gebruikt. Sondevoeding kan bijvoorbeeld voorgeschreven 13 worden na een operatie, bij bepaalde ziekten, medicijnen en/of behandeling. In de specifieke situatie van een verpleeghuis krijgen mensen na een CVA, met slikproblemen en/of 14-16 psychogeriatrische aandoeningen mogelijk te maken met sondevoeding. Sondevoeding is dan ook in allerlei soorten beschikbaar en kan hierdoor inspelen op de specifieke situatie per persoon. Sondevoeding kan worden toegediend door een slangetje via de neus of via ‘een 17 kunstmatig aangelegde opening door de buikwand naar de maag’. Afhankelijk van de aandoening van de persoon ligt het uiteinde van het slangetje, de sonde, in de maag, het duodenum of het 12 jejunum. Doordat verpleeghuis Sonnevack te maken heeft met de neusmaagsonde en de maagsonde met behulp van de kunstmatig aangelegde opening, oftewel de PEG, worden deze hieronder nader toegelicht. Zie bijlage V voor uitleg over het inbrengen van een PEG-sonde.
4
De neusmaagsonde wordt gekozen als er korter dan 4 weken gebruik gemaakt moet worden van de sonde. Wanneer men van te voren al weet dat de sonde minimaal 4 tot 6 weken moet blijven zitten, wordt er gekozen voor een PEG-sonde. Dit laatste wordt ook gedaan wanneer er contra-indicaties 12,14,15,18 Of wanneer er specifieke voor een neusmaagsonde zijn, zoals een carcinoom in de slokdarm. situaties zijn die vermeden moeten worden, bijvoorbeeld bij een verwarde, demente cliënt die een neusmaagsonde er zomaar uit kan trekken. Neusmaagsonde De neusmaagsonde is een slangetje dat met behulp van een non-invasieve inbrengtechniek via de 1,12 Dit wordt zonder verdoving gedaan en hoewel dit geen plezierig neus in de maag wordt gelegd. gevoel is, doet het inbrengen doorgaans geen pijn. Voordelen 12,15 Geen invasieve inbrengtechniek, geen verdoving (kan snel gebeuren) 12,15 Goedkoop en gemakkelijk in te brengen. 1,20 Handhaving en verbetering van de voedingstoestand. 14 Niet afhankelijk van orale intake. Goed gevoed worden: geruststelling. Nadelen 12,15,17 De sonde moet geregeld vervangen worden, afhankelijk van het soort sonde. De sonde kan verkeerd komen te liggen of opgehoest worden en een verward persoon kan de 12,17 sonde zomaar uit zijn/haar lichaam trekken. Het ongemak voor de cliënt is aanzienlijk. 21 Vermindering van gezellige, sociale momenten van het gezamenlijk eten en drinken. Indien geen orale intake: het niet meer proeven van voedsel of dranken dat normaliter een 21 hoogtepunt van de dag was. Indien geen orale intake: afname slikreflex, hierdoor mogelijk afname spierkracht van de mond en 15 hierdoor mogelijk ontstaan slikklachten. 12 Indien geen orale intake: kans op infectie van de mondholte vergroot. 19 Overgevoeligheid voor pleisters of silicone is mogelijk. Mogelijke mechanische complicaties: een verstopte sonde, irritatie van neus, keel of slokdarm, 12,15,17 prikkelhoest en/of aspiratie. Mogelijke gastro-intestinale complicaties: irritatie van mondholte, misselijkheid/braken, diarree, 12,15 obstipatie, uitdroging en maagretentie. Mogelijke metabole complicaties: het refeeding syndroom, een tekort aan micronutriënten en 1,12,15,23 gewichtsverlies. Er moet regelmatig gecontroleerd worden of de sonde nog op de juiste plek ligt. Wanneer dit namelijk niet zo is, kan het zijn dat er ongewild sondevoeding de longen inloopt, wat longontsteking tot gevolg kan hebben. De beste manier om te controleren of een neusmaagsonde goed ligt is te testen door een 15,17,22,23,30 pH-meting van het maagzuur. PEG- sonde Naast de non-invasieve inbrengtechniek bestaat er ook een invasieve inbrengtechniek. Deze wordt 12,19 Zie bijlage V voor de uitleg gebruikt bij de percutaneous endoscopic gastrostomy, oftewel de PEG. over het inbrengen van een PEG-sonde. Voordelen Kleinere kans op luchtweginfectie dan bij de neusmaagsonde. 12,15,16 Geen neus- en/of keelirritatie. 17 Betere sociale acceptatie door onzichtbaarheid voor de omgeving. 12,17 Hoeft minder vaak vervangen worden dan de neusmaagsonde. Niet meer gedwongen worden om te eten. Goed gevoed worden: geruststelling. 17 De sonde kan niet door een verward persoon uitgetrokken worden, zoals bij de neusmaagsonde. Nadelen 21 Vermindering van gezellige, sociale momenten van het gezamenlijk eten en drinken. Indien geen orale intake: het niet meer proeven van voedsel of dranken dat normaliter een 21 hoogtepunt van de dag was.
5
Indien geen orale intake: afname slikbeweging, hierdoor mogelijk afname spierkracht van de 15,20 mond en hierdoor mogelijk ontstaan slikklachten. 12 Indien geen orale intake: kans op infectie van de mondholte vergroot. Mogelijke wondinfectie, waarbij de oorzaak niet altijd bekend is. Mogelijke lekkages op lange termijn en mogelijk bloed uit PEG-opening wat voor huidirritaties zorgt. 19 Overgevoeligheid voor pleisters of silicone is mogelijk. Mogelijk kan de huid geïnfecteerd raken of kunnen drukplekken ontstaan. 3.3 Ethiek kunstmatige voeding en dementie Er is een veelheid van bewijs dat kunstmatige voeding geen resultaat heeft en de kwaliteit van leven niet verbetert bij demente personen waarbij de orale voedingsinname afgenomen is. De PEG-sonde 14,24,31-40 bijvoorbeeld, is al jaren een onderwerp van onderzoek en discussie. In de afgelopen jaren zijn meerdere artikelen gepubliceerd over sondevoeding bij patiënten met een ernstige mate van dementie. Op basis van bevindingen dat sondevoeding bij deze patiëntengroep mogelijk niet levensverlengend is, concluderen de auteurs dat voeding via sondes ‘mogelijk meer lijden dan welbevinden tot gevolg heeft en lijkt de opvatting terrein te winnen dat het beter is om 25 sondevoeding aan deze mensen te onthouden.’ Een studie toont aan dat het afzien van het geven van sondevoeding vooral speelt bij vergevorderde demente patiënten, die na het besluit om geen sondevoeding te geven binnen een à twee weken 25 overlijden. ‘Het is aannemelijk dat deze patiënten al in de terminale fase waren’. Het is gemakkelijk om te beginnen met het voeden via een sonde. De verdere behandeling, met daarmee het mogelijke besluit om hiermee te stoppen is echter heel moeilijk. De arts die het besluit tot inbrengen neemt, is vaak niet dezelfde arts als degene die moet beslissen in de verdere behandeling, doordat patiënten overgeplaatst worden van bijvoorbeeld een ziekenhuis naar een verpleeghuis. ‘De verschrikkelijke vraag over de verdere behandeling van deze wilsonbekwame niet-comateuze 14 patiënten met een ernstig hersenletsel laat zich immers niet wegvoeden’. Uit literatuur bleek dat het wel belangrijk is om naast de patiënten drinken en eten neer te zetten, 25 aangezien sommigen toch nog behoefte hieraan hebben. 3.4 Hygiëne Normaliter is het voldoende om de handen te reinigen met zeep, water en een schone handdoek. Zie bijlage VI voor deze techniek van handen reinigen. De meeste besmetting vind via de handen plaats, daarom is het bij bepaalde handelingen en extra gevoelige cliënten in de verpleeghuis- woon- en 26,27 thuiszorg noodzakelijk om een meer dan normale handhygiëne te handhaven. Zoals blijkt uit de literatuur is de natuurlijke weerstand van ouderen overtuigend minder dan een jong en gezond persoon. Deze verminderde weerstand is een gevolg van de lichamelijke veranderingen door het ouder worden en ook kunnen ingebrachte voorwerpen, bijvoorbeeld katheters of sondes, 26 voor infecties zorgen. Ook ondervoeding heeft zeer nadelige gevolgen op de weerstand. Hygiëne rondom sondevoeding is heel erg belangrijk. Verzorgende personen spelen hierbij een grote rol. Uit onderzoek blijkt dat goede handhygiëne en het naleven van de procedures hieromtrent 23,27 noodzakelijk zijn bij het terugdringen van bacteriële besmetting. De huid bestaat namelijk uit verschillende lagen. Iedere laag heeft zijn eigen micro-organismen. Een heel grove onderscheiding verdeelt deze organismen in een residente (blijvende) flora en een 25 transiënte (tijdelijke) flora. De transiënte flora zit bovenop de huid en is er gekomen door bijvoorbeeld contact met andere mensen en voorwerpen. Deze laag is vaak pathogeen (ziekte verwekkend) en gemakkelijk te 27 verwijderen met water en zeep of handalcohol. Zie bijlage VII voor de juiste techniek voor handdesinfectie met handalcohol. De residente flora zit in een diepe huidlaag. Deze zijn bijna niet te verwijderen en is weinig 25 pathogeen. Er worden in de literatuur twee methoden aangehaald om de handen goed te kunnen reinigen. Dit zijn de handen reinigen met behulp van water en zeep of handalcohol. Wanneer de handen zichtbaar verontreinigd zijn is reiniging met behulp van handalcohol niet voldoende, maar moeten de handen met water en zeep worden gereinigd. In andere situaties bestaat er geen verschil tussen beide reinigingsmethoden. Wel is het belangrijk om tijdens het reinigen geen sieraden als ringen, armbanden en polshorloges te dragen en alle delen van de handen, ook vingertoppen, tussen 12,26,29 de vingers en de duimen te reinigen. Dit laatste wordt vaak vergeten, blijkt uit de literatuur.
6
3.5 Richtlijnen sondevoeding Doordat het van groot belang is dat verzorgende medewerkers hygiënisch werken zijn hiervoor richtlijnen en procedures opgesteld. Onderstaande richtlijnen komen uit het sondevoedingprotocol van Vilans. Deze richtlijnen zijn van belang bij de verdere hoofdstukken van deze scriptie, omdat dit 12,19 onderzoek gericht is op de uitvoering van hiervan. Sondevoeding op kamertemperatuur toedienen en niet direct uit de koelkast. Voor het toedienen van sondevoeding… - de handen reinigen met water en zeep of met handalcohol. Het is niet nodig om handschoenen te dragen. - controleren of de sonde nog op de juiste plaats ligt. Dit kan onder andere met behulp van lucht of water worden gecontroleerd. - de sondevoeding controleren op houdbaarheidsdatum, openingsdatum en openingstijd. Na het toedienen van sondevoeding de sonde doorspoelen met 20-30 cc kraanwater. Na het openen van een pak sondevoeding de openingsdatum en -tijd vermelden. Geopende sondevoeding in de koelkast bewaren om bacterievorming tegen te gaan. Niet langer dan 24h, mits afgesloten en gekoeld, gebruik maken van een geopend pak sondevoeding in verband met bederf. Voor het inbrengen van een sonde, de handen reinigen met water en zeep of met handalcohol. Het toedieningsysteem van een neusmaagsonde mag niet langer dan 96 uur worden gebruikt. Een PVC-sonde binnen 7-10 dagen vervangen. Een PUR-sonde rond 6 maanden vervangen. Bij bolustoedieningen wordt de PEG na elke toediening afgesloten met een schoon dopje. Een bolusspuit niet langer dan 24h hergebruiken. Een bolusspuit na gebruik reinigen met warm water en een reinigingsmiddel. De bolusspuit afdrogen na het reinigen. De delen van de bolusspuit, stamper en huls, los van elkaar, droog en in de koelkast bewaren.
7
4. Resultaten 4.1 Kwantitatief onderzoek Aangezien de resultaten van de enquête veel informatie hebben opgeleverd, is gekozen om de meest opvallende en belangrijke knelpunten beknopt weer te geven. Zie bijlage VI voor de totale, uitgewerkte resultaten. Ook de resultaten die zijn uitgesplitst in afdelingen, functies en recent aantal maanden werkzaam met sondevoeding staan vermeld in bijlage VI. Dit doordat er geen noemenswaardige resultaten waren. In totaal zijn 193 enquêteformulieren uitgedeeld, waarvan 53 exemplaren zijn geretourneerd. Dit bracht het responspercentage op 27%, wat niet binnen de grens van een minimale respons van 30 tot 5 50% viel. Mogelijk zijn de resultaten hierdoor niet representatief voor de werkelijke situatie. Algemeen Aan de enquête hebben 53 personen deelgenomen. Hiervan waren er 47 bevoegd om sondevoeding te geven. In figuur 1 is te zien hoelang geleden het verzorgend personeel met sondevoeding heeft gewerkt.
Recent werkzaam met sondevoeding
> 6 maanden 27% < 3 maanden 3-6 maanden > 6 maanden
3-6 maanden 5% < 3 maanden 68%
Figuur 1: Recent werkzaam met sondevoeding, uitgedrukt in aantal maanden.
Bewaren sondevoeding Alle deelnemers bewaarden geopende sondevoeding in de koelkast en niet langer dan 24 uur. Geen enkele deelnemer diende sondevoeding direct uit de koelkast toe. 13% controleerde nooit de houdbaarheidsdatum van een pak sondevoeding. 9% controleerde nooit de openingsdatum van een pak sondevoeding. 19% controleerde nooit de openingstijd van een pak sondevoeding. Na het openen van een pak sondevoeding vermeldde 9% nooit de datum en 34% nooit de tijd. Bolusspuit Zie de tabellen 1 en 2 voor het uitgebreide procentuele aantal. 83% gebruikte de bolusspuit langer dan 1 dag. 28% van de deelnemers reinigde de gebruikte bolusspuit met lauw en 4% met koud water. Bij het reinigen gebruikte 85% geen reinigingsmiddel. 58% gebruik van een afdruiprek om de bolusspuit te laten drogen. 39% bewaarde de bolusspuit altijd vochtig en 13% deed dit meestal. De bolusspuit werd door 85% nooit in de koelkast bewaard.
8
Tabel 1a, b en c: onderhoud van bolusspuit. Tabel 1a. Tabel 1b.
Reiniging Warm water Lauw water Koud water
Tabel 1c.
Reinigingsmiddel Wel Niet
68% 28% 4%
Drogen Schone theedoek Stuk papier Afdruiprek
15% 85%
Tabel 2a, b en c: onderhoud van bolusspuit Tabel 2a. Tabel 2b.
Hergebruik 1 dag 2-4 dagen 5-7 dagen
Tabel 2c.
Vochtig Altijd Meestal Soms Nooit N.v.t.
17% 22% 61%
29% 13% 58%
Bewaren koelkast Altijd Meestal Soms Nooit N.v.t.
39% 13% 28%
4%
85% 11%
Afsluiten PEG- sonde 4% van de geënquêteerden nam een nieuw dopje om de PEG- sonde na het toedienen van sondevoeding af te sluiten. 64% maakte het dopje niet schoon. Handen reinigen Voor het inbrengen van een sonde kon gekozen worden voor de verschillende methoden; zoals handen reinigen met zeep, met handalcohol of het dragen van handschoenen. Zie figuur 2 voor de precieze procenten onderverdeeld in reinigen van de handen en het dragen van handschoenen.
Inbrengen sonde 100% 90%
Aantal personen in %
80%
11
13
7
9
70% n.v.t.*
60%
Nooit
50% 40%
78
82
Reinigingen
Handschoenen
30% 20% 10% 0% Methoden handen reinigen
Figuur 2: handen reinigen (met zeep en/of handalcohol) en handschoengebruik voor inbrengen sonde. *: De mensen die dit antwoord gaven, zijn niet bevoegd om een sonde in te brengen.
9
Meestal/soms altijd
Ook voor het toedienen van sondevoeding kon gekozen worden voor de verschillende methoden; zoals handen reinigen met zeep, met handalcohol of het dragen van handschoenen. Figuur 3 geeft een overzicht van de procenten per methode.
Toedienen sondevoeding 100% 90%
4 17
Aantal personen in %
80%
40
70% n.v.t.*
60%
nooit
50% 40%
27
83
meestal/soms altijd
30% 20% 29
10% 0% Reinigen
Handschoenen
Methoden handen reinigen Figuur 3: handen reinigen (met zeep en/of handalcohol) en handschoengebruik voor toedienen sondevoeding *: De mensen die dit antwoord gaven, zijn niet bevoegd om een sonde in te brengen.
Vervangen Volgens 20% van de deelnemers moest een toedieningsysteem van een neusmaagsonde pas na 4 dagen vervangen worden. 33% gaf aan het niet te weten. De vervanging van een PVC- sonde moest volgens 26% pas na 10 dagen gebruiken. 57% gaf aan het juiste antwoord niet te weten. 2% van de personen gaf aan dat een PUR- sonde na 6 maanden vervangen moest worden. 33% gaf aan het niet te weten. Resultaten waarneming De onderzoekers hebben in totaal vier dagen waarnemingen gedaan in verpleeghuis Sonnevanck. Er is bekeken hoe een bolustoediening via de PEG werd gedaan. Ook is waargenomen hoe een PEGsonde werd verwisseld. Opvallende punten waren: De handen werden vooraf aan de handeling niet gewassen. Bij 1 van de 4 waarnemingen werd de sonde gecontroleerd of hij goed lag en wel met behulp van lucht. De voeding werd heel snel door de PEG-sonde gespoten. Het afsluitdopje van de sonde werd voor het hergebruiken met een papieren doekje schoongemaakt. De spuiten werden na de toediening even kort omgespoeld in een mandje op het aanrecht gezet. Resultaten online vragenlijst In totaal zijn 36 Nederlandse verpleeghuizen, 3 per provincie, per e-mail benaderd met een vragenlijst. De respons hierop was redelijk; er werden namelijk 14 vragenlijsten geretourneerd. Dit bracht het responspercentage op 39%. 12 verpleeghuizen maakten gebruik van een protocol voor sondevoeding. 2 verpleeghuizen hadden geen protocol voor het gebruik van sondevoeding. 10 verpleeghuizen gaven aan een eigen protocol voor sondevoeding te hebben. Hiervan vulden 5 huizen in dat dit eigen protocol aan de hand van een landelijk protocol werd gemaakt. 2 verpleeghuizen maakten gebruik van de protocollen van Vilans. 8 verpleeghuizen gaven aan dat het verzorgend personeel het protocol sondevoeding op de afdeling kan vinden. Hiervoor maken 5 verpleeghuizen gebruik van een digitaal systeem.
10
4.2 Kwalitatief onderzoek Resultaten interview In totaal zijn 17 personen geïnterviewd. Zie figuur 6 voor de verdeling van de functies.
Deelnemers interview per functie
1 3 Verzorgenden EVVers* 8
Zorgmanagers Verpleegkundigen
5
Figuur 6: deelnemers van het interview onderverdeeld per functie. *EVVer: hoofd van de afdeling.
16 deelnemers (94%) gaven aan het digitale sondevoedingprotocol in het kwaliteitssysteem IKS te kunnen vinden. Op iedere afdeling staat hiervoor minimaal 1 computer. 5 personen vertelden het protocol sondevoeding niet te hebben gelezen. Hiervan gaven 3 personen aan geregeld met sondevoeding te werken en 2 personen waren al een ruime tijd niet werkzaam met sondevoeding. Alle geïnterviewden die het protocol gelezen hadden gaven aan dat het protocol duidelijk en goed leesbaar was. Vaak kwam naar voren dat de verkorte werkinstructie handiger in gebruik was om een specifieke handeling uit te voeren, dan het meer uitgebreide stuk in het protocollenhandboek. 6 mensen gaven aan op eigen manier te handelen, dit lag volgens hen vooral aan het feit dat veel handelingen routinematig uitgevoerd worden. Men gaat er dan vanuit volgens de juiste manier te werken en het protocol wordt er niet meer bij gepakt. Wanneer de geïnterviewden vragen zouden hebben omtrent sondevoeding, zouden ze de mogelijkheid hebben om naar een arts, diëtiste, praktijkverpleegkundige, dag/nachthoofd en/of collega te gaan. In tabel 1 is weergegeven welke van deze personen door de deelnemers is genoemd tijdens de interviews. Tabel 1: welke personen werden benaderd bij vragen over sondevoeding.
Bij vragen beschikbaar Arts Diëtiste Praktijkverpleegkundige Dag/nacht- hoofd Collega
Aantal keren genoemd 9 7 9 6 3
Een andere vraag uit het interview was hoe de geïnterviewden op de hoogte werden gesteld van vernieuwde richtlijnen of wijzigingen in de protocollen en wat ze daarvan vonden. In tabel 2 is weergegeven hoe vaak de verschillende mogelijkheden werden genoemd.
11
Tabel 2: hoe op de hoogte gebracht van vernieuwde richtlijnen.
Op de hoogte gebracht d.m.v. E-mail Werkoverleg/vergadering Nieuwsbrief EVVer
Aantal keren genoemd 8 8 3 2
10 deelnemers gaven duidelijk aan tevreden te zijn met de huidige manier van het op de hoogte brengen van vernieuwingen en/of wijzigingen. 3 personen zouden graag bijgeschoold worden over de neusmaagsonde, het vervangen van een PEG- sonde, de snelheid waarmee bolustoedieningen gedaan moeten worden en de verschillende soorten sondevoeding. 1 geïnterviewde gaf aan niet altijd aanwezig te zijn bij werkoverleg een andere deelnemer vertelde niet altijd de gekregen e-mails daadwerkelijk te lezen. Belangrijkste punten 16 deelnemers gaven aan het protocol sondevoeding te kunnen vinden in het digitale kwaliteitssysteem IKS. 5 personen vertelden het protocol sondevoeding niet te hebben gelezen. 6 mensen gaven aan op eigen manier te handelen, vanwege het feit dat veel handelingen routinematig zijn en het protocol er niet meer bij gepakt wordt. Vrijwel alle deelnemers vonden de verkorte werkinstructie handiger in gebruik dan de uitgebreide versie. 10 deelnemers gaven duidelijk aan tevreden te zijn met de huidige manier van het op de hoogte brengen van vernieuwingen en/of wijzigingen. 3 personen zouden graag bijgeschoold worden.
12
5. Discussie 5.1 Meest belangrijke resultaat en conclusie Onze kwantitatieve onderzoeksmethoden; enquêteren en waarneming, zijn beide toegespitst op de huidige situatie omtrent omgang, hygiëne en het gebruik van sondevoeding. De resultaten hieruit zijn erg belangrijk om de aanwezige aandachtspunten aan te kunnen stippen. De online vragenlijst richt zich op het protocolgebruik in de Nederlandse verpleeghuizen. Onze kwalitatieve onderzoeksmethode ‘interviewen’ richt zich echter op de kern van de zaak: hoe gaat verpleeghuis Sonnevanck om met het sondevoedingprotocol? Allereerst weet vrijwel iedereen waar het protocol te vinden is en hoewel men de verkorte werkinstructie handiger in gebruik vond dan het meer uitgebreide stuk in het handboek, gaf iedereen aan dat het protocol duidelijk en goed leesbaar was. Een aantal deelnemers gaf aan het protocol niet te hebben gelezen, waarvan enkelen wel de handelingen uitvoerden. Daarnaast gaf 1/3 aan op eigen manier te handelen. Uit bovengenoemde antwoorden is te concluderen dat het protocol op zichzelf goed aansluit bij de wensen van het verplegend personeel. Het is echter kwalijk dat het protocol niet altijd, uitgebreid, wordt gelezen of nageleefd. Zelfs is het voorgekomen dat mensen wel de handelingen uitvoerden, maar het protocol niet gelezen hadden. Het lezen van het totale protocol is van groot belang voor het goed kunnen handelen volgens de richtlijnen uit dat protocol. Naar het protocol moet strikter worden gehandeld. 5.2 Sterke en zwakke kanten methoden Literatuurstudie In het hoofdstuk ‘methoden’ hebben wij aangegeven alleen gebruik te zullen maken van recente reviews. Doordat er echter naar enkele onderwerpen erg weinig onderzoek gedaan is, hebben wij toch drie relevante artikelen gebruikt, waarvan één afkomstig uit het jaar 1988. Enquête Met de enquête (bijlage 1) hebben wij snel, gemakkelijk en relatief goedkoop veel informatie over verschillende onderwerpen verkregen. De gegeven antwoorden hoefden niet geïnterpreteerd te worden en wij hebben de antwoorden van de deelnemers niet beïnvloed. Helaas kregen wij, tegen onze verwachtingen in, maar een responspercentage van 27%. Hierdoor is het mogelijk dat de werkelijke situatie op de werkvloer afwijkt van de beschreven resultaten. Naar ons idee hebben we de enquête voldoende onder de aandacht gebracht. Tijdens het uitdelen en ophalen van de formulieren hebben wij mensen aangespoord deze in te vullen, wij hebben verschillende e-mails hierover gestuurd en wij hebben herinneringen opgehangen. Wel hadden wij duidelijker aan moeten geven waar de ingevulde enquêtes ingeleverd moesten worden, wat helaas niet altijd even duidelijk bleek te zijn. De onderverdeling in subgroepen (afdeling, functie en recente werkervaring) bleek helaas soms erg klein te zijn. De subgroep ‘Jasmijn’ bestond namelijk maar uit één persoon. Ook de subgroep ‘verpleegkundigen’ bestond maar uit twee deelnemers. Dit levert een scheef beeld in de resultaten op. Hierdoor hebben wij geen specifieke resultaten en conclusies kunnen trekken wat betreft deze subgroepen. Waarneming De methode ‘waarneming’ (bijlage II) sloot goed aan bij ons onderzoek. Voor onze beeldvorming hebben wij veel aan deze onderzoeksmethode gehad. Wij hebben echter maar viermaal een dag geobserveerd, waardoor de verkregen resultaten te betwisten zijn. Online vragenlijst De resultaten uit deze online vragenlijst (bijlage III) leverde geen extra bijdrage aan dit onderzoek. Een groter onderzoek is nodig om een meer volledig beeld te kunnen schetsen van de werkelijke situatie. Interview Het interview (bijlage IV) heeft ons veel tijd gekost en het was niet altijd gemakkelijk om deelnemers hiervoor te vinden. Toch zijn wij veel te weten gekomen over de verschillende meningen over en houding ten opzichte van het sondevoedingprotocol van Vilans. Wij hadden de mogelijkheid om extra, verduidelijkende vragen te stellen. Helaas is het bij de methode ‘interviewen’ mogelijk dat deelnemers op verschillende manieren door ons werden beïnvloed. Bijvoorbeeld door de manier van interviewen. Het is daarnaast mogelijk dat wij onbewust bepaalde groepen hebben geïnterviewd, doordat
13
bijvoorbeeld alleen mensen die graag wat extra’s doen aan het interview wilden meewerken. Wanneer dit het geval zou zijn geweest, is er mogelijk een scheef beeld van de werkelijke situatie ontstaan. Ook moesten wij soms antwoorden deels interpreteren, wat mogelijk ook voor onjuiste resultaten heeft geleid. Wij zijn erg tevreden over onze keuze voor de vier verschillende onderzoeksmethoden. Dit gaf ons een goed, breed beeld van heel de huidige situatie wat betreft omgang, gebruik en hygiëne omtrent sondevoeding. 5.3 Discussie resultaten Hierbij willen wij kort ingaan op twee belangrijke resultaten uit dit onderzoek. Een knelpunt is het feit dat 83% van alle geënquêteerden de bolusspuit langer dan 1 dag hergebruikt. Volgens het protocol van Vilans mag een bolusspuit namelijk niet langer dan 24 uur gebruikt worden. Binnen het verpleeghuis Sonnevanck is echter door enkele leidinggevende personen afgesproken dat de bolusspuit langer dan 1 dag, tot maximaal 7 dagen, gebruikt mag worden. Dit in het kader van de kostenbesparing. Door bijvoorbeeld het niet gebruiken van een reinigingsmiddel en het buiten de koelkast bewaren van een bolusspuit wordt de bacteriegroei zeer bevorderd. Dit verhoogt de kans op een bacteriële infectie en zorgt voor een verhoogt risico op morbiditeit en mortaliteit. Wanneer dit gebeurt terwijl een bolusspuit na maximaal 1 dag weggegooid wordt is dit al niet acceptabel, maar wanneer diezelfde 41 spuit ongeveer een hele week op deze manier ‘gereinigd’ en hergebruikt wordt is dit zeer kwalijk. Het tweede punt hierbij betreft een pak sondevoeding. Alle geënquêteerden hebben aangegeven een geopende pak niet langer dan 24 uur te bewaren, hoewel 34% van de deelnemers de openingstijd nooit op een pak sondevoeding vermeld. Wanneer dit niet wordt vermeld, is het ook lastig om erachter te komen wanneer de 24 uur verstreken zijn. Zeker omdat het verpleeghuis gebruik maakt van wisseldiensten in de vorm van dag- en nachtmedewerkers. Volgens ons behoort iedere medewerker vanzelfsprekend een pak sondevoeding eerst op houdbaarheidsdatum, openingsdatum en –tijd te controleren voor het toedienen ervan.
14
6. Conclusie en aanbevelingen Hoewel het sondevoedingprotocol van Vilans bekend is bij het verzorgend personeel, zijn er een aantal punten waar aandacht aan moet worden besteed. Allereerst willen wij de bolusspuit benoemen. Zoals hiervoor beschreven, is het een kwalijke zaak dat de bolusspuit langer dan 1 dag wordt bewaard en vaak niet op de juiste manier wordt gereinigd, gedroogd en bewaard. Uit de discussie is gebleken dat het verpleeghuis heeft besloten de spuiten maximaal een week te gebruiken. Uit de literatuur komt echter naar voren dat het beter is om de bolusspuiten te vervangen na 24 uur. Dit in verband met de bacteriegroei. Wij raden dan ook aan deze 41 spuiten maximaal 1 dag te gaan gebruiken. De openingstijd wordt niet door al het verplegend personeel genoteerd op een pak sondevoeding. Hierdoor is niet zeker of het pak binnen 24 uur weggegooid wordt. Het is heel belangrijk om de openingstijd op een pak te vermelden. Indien er geen openingstijd of –datum op een pak sondevoeding staat dan moet het pak weggegooid worden. Een klein deel van het verzorgend personeel maakt een PEG-dopje schoon na het toedienen van sondevoeding, of maakt gebruik van een schoongemaakt dopje. De PEG-sonde behoort echter na iedere bolustoediening afgesloten te worden met een nieuw, dan wel schoongemaakt dopje. Ook dit weer in verband met de infectierisico’s en de afgenomen weerstand van de cliënt. Een klein deel van het verzorgend personeel wast niet altijd de handen. Het wassen van de handen voor het toedienen van sondevoeding en het inbrengen van een sonde is heel erg belangrijk. Zoals beschreven in het theoretische kader zijn de handen een belangrijke besmettingsweg van verplegend personeel naar de cliënt. Daarom is het van belang dat iedereen dit op de juiste manier doet. Zie bijlagen VI en VII. Uit het interview valt te concluderen dat er verplegend personeel is dat het protocol niet heeft gelezen, op eigen wijze werkzaam is en/of geen achtergrondinformatie heeft gelezen. Dit laatste komt waarschijnlijk ook door het feit dat echte achtergrondinformatie erg uitgebreid is en in een apart document staat. Daarnaast is de werkdruk voor het verplegend personeel erg hoog. Echter neemt dit niet weg dat het van groot belang is om goed op de hoogte te zijn van het protocol. 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag Met behulp van bovengenoemde conclusies geven wij bij deze, antwoord op onze onderzoeksvraag. Onze onderzoeksvraag luidde als volgt: “Welke wijzigingen kan de Zorggroep Noordwest-Veluwe doorvoeren om het naleven van het sondevoedingprotocol van Vilans op de werkvloer te verbeteren?” Naar aanleiding van ons onderzoek hebben wij de volgende doelstellingen opgesteld: Er moet door al het uitvoerend, verzorgend personeel van verpleeghuis Sonnevanck altijd worden gehandeld volgens de verkorte werkinstructie van het sondevoedingprotocol van Vilans. Al het uitvoerend, verzorgend personeel van verpleeghuis Sonnevanck moet altijd bewust zijn van de infectierisico’s door onhygiënisch handelen. Dit zorgt ervoor dat het belang van de volgende punten wordt begrepen en dat deze punten waarschijnlijk strikter worden nageleefd. - De bolusspuiten moeten goed worden gereinigd, gedroogd en mogen niet langer dan 24 uur bewaard worden. - Op de pakken sondevoeding moet de openingstijd en –datum altijd worden vermeld door degene die de pakken openmaakt. Ook moet de houdbaarheidsdatum altijd worden gecontroleerd door degene die de sondevoeding toe gaat dienen. - De PEG-sonde moet altijd na iedere bolustoediening afgesloten worden met een nieuw of een schoongemaakt dopje. Dit moet worden gedaan door degene die de bolus heeft toegediend. - Al het uitvoerend personeel moet de handen altijd goed reinigen voor het toedienen van sondevoeding en het inbrengen van een sonde. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken adviseren wij de Zorggroep Noordwest-Veluwe de volgende implementatiemogelijkheden.
15
6.2 Implementatiemogelijkheden Protocolgebruik Laat ieder nieuw, bevoegd personeelslid na twee maanden een schriftelijke toets maken. Hiermee is te toetsen of het protocol gelezen (inclusief achtergrondinformatie) en de kennis aanwezig is. Neem jaarlijks een schriftelijke toets af over het sondevoedingprotocol (inclusief achtergrondinformatie). De theoretische kennis van het bevoegde personeel is hiermee in kaart te brengen. Geef jaarlijks een klinische les over het belang van een goed protocolgebruik. Breng tweemaal per jaar tijdens werkoverleg en nieuwsbrieven het belang van het lezen van en het handelen naar het sondevoedingprotocol ter sprake. Plaats een bus bij de receptie waar personeel schriftelijk eventuele knelpunten in kunnen deponeren. Neem deze punten mee tijdens het werkoverleg. Bewustwording infectierisico’s Breng tweemaal per jaar het belang van het hygiënisch handelen ter sprake tijdens werkoverleg en nieuwsbrieven. Geef jaarlijks een klinische les over het belang van goede hygiëne. Bespreek tijdens deze les ook de resultaten uit de HACCP-controles. (Deze controles worden al tweemaal per jaar, onaangekondigd uitgevoerd door een extern bedrijf.) Bolusspuiten Geef eenmaal per jaar een workshop over hoe een bolusspuit op de juiste manier gereinigd moet worden. Start een discussie binnen de organisatie over het aantal dagen waarop een bolusspuit gebruikt mag worden. Maak bijvoorbeeld een kostenplaatje over de precieze kosten van een bolusspuit ten opzichte van een geïnfecteerde, zieke cliënt. Houd wel in gedachten dat het welbevinden van de cliënt belangrijker is dan de uitslag van het kostenplaatje. In de visie van de Stichting NoordwestVeluwe staat namelijk: ‘Kwaliteits- en cliëntgericht werken is het leidend principe voor alles wat we 2 doen.’ Controle sondevoeding Stel een diëtist of zorgmanager aan die wekelijks (en op langere termijn maandelijks) onaangekondigd de koelkasten op de afdelingen mag controleren op de aanwezigheid van openingstijd en -datum. Stel de regel dat wanneer een van beide of allebei deze gegevens niet aanwezig zijn op een geopend pak sondevoeding, het pak weggegooid moet worden. Afsluiting PEG Geef de EVVer de taak om op de afdeling het uitvoerend personeel maandelijks te controleren op het goed schoonmaken van een PEG-dopje. Uiteraard indien er sondevoeding gegeven wordt op de desbetreffende afdeling. Handen reinigen Zorg dat er op iedere afdeling posters hangen, waarop duidelijk te zien is wat de juiste manier van handen reinigen is. (Zie bijvoorbeeld bijlage VI en VII) Besteed tweemaal per jaar via werkoverleg en nieuwsbrieven aandacht aan alle vier de bovengenoemde punten. Laat deze vier punten ook aan bod komen tijdens de jaarlijkse klinische les over hygiënisch handelen. Stel daarnaast één persoon, bijvoorbeeld een diëtist of praktijkverpleegkundige, aan als contactpersoon voor het onderwerp sondevoeding. Creëer voldoende draagvlak binnen de verschillende lagen van de organisatie om knelpunten over sondevoeding goed te kunnen bespreken.
16
7. Literatuurlijst 1. http://www.nutriciamedischevoeding.nl/professionals/productcatalogus/merk/nutrison (20-10-’09) 2. http://www.znwv.nl/Woonzorgcentra/Sonnevanck/page.aspx/57 (20-10-’09) 3. Bouter L.M., van Dongen M.C.J.M., Zielhuis G.A. Epidemiologisch onderzoek, opzet en interpretatie, 5e herziene druk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2005. e 4. Brinkman J. Cijfers spreken, statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs, 4 druk. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2006. e 5. Saunders M, Lewis P, Thornhill A, Methoden en technieken van onderzoek, 4 editie. Amsterdam: Pearson Education Benelux; 2008. Hoofdstuk 4, 9, 10, 12-14. 6. Offringa M., Assendelft W.J.J., Scholten R.J.P.M. Inleiding in evidence-based medicine, klinisch e handelen gebaseerd op bewijsmateriaal, 2 herziene druk. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu van Loghum, 2003. 7. Baarda D.B., de Goede M.P.M, Kalmijn M. Basisboek Enquêteren, handleiding voor het maken e van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquetes, 2 druk. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff; 2007. e 8. Vocht de A. Basishandboek SPSS 15 voor windows,1 druk. Utrecht: Bijleveld Press, 2007. 9. Baarda D.B., de Goede M.P.M, van der Meer-Middelburg A.G.E. Basisboek Interviewen, e handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews, 2 herziene druk. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff; 2007. 10. http://www.nvge-seva.nl/ (18-11-‘09) 11. http://www.vilans.nl/ (18-11-‘09) 12. Vilans. Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Sondevoeding, 2008. 13. http://www.nutriciamedischevoeding.nl/professionals/productcatalogus (20-10-’09) 14. Keizer, A.A. PEG- sonde: fuik zonder ontsnappingsweg? Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 2001;145: 2009-10 15. Kalf H, Rood B, Dicke H, Keeken van P. Slikstoornissen bij volwassenen, een interdisciplinaire e benadering, 1 druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2008. Hoofdstuk 5. 16. Attanasio A, Bedin M, Stocco S, Negrin V, Biancon A, Cecchetto G, Tagliapietra M.Clinical outcomes and complications of enteral nutrition among older adults. 2009 okt-nov;24(5):635-41 PMID: 19390502. 17. http://www.ikcnet.nl/uploaded/FILES/IKA/werkgroepen/IKA%20les%20sondev%20060504.pdf (812-’09) 18. http://www.nutriciamedischevoeding.nl/images/products/pdf/gebruikersinformatie_nutrison_sondev oeding.pdf (07-12-’09) 19. Werkgroep Infectie Preventie. Sondevoeding. Verpleeghuis- woon en thuiszorg. September 2004. (www.wip.nl 05-11-‘09) 20. Oh E, Weintraub N, Dhanani S.Can we prevent aspiration pneumonia in the nursing home? J Am Med Dir Assoc. 2005 May-Jun;6(3 Suppl):S76-80. PMID: 15890304. 21. Bozzetti F. Quality of life and enteral nutrition. Curr Opin Clin Nutr Metab Care. 2008 Sep;11(5):661-5. PMID: 18685465. 22. Williams TA, Leslie GD. A review of the nursing care of enteral feeding tubes in critically ill adults: part I. Intensive Crit Care Nurs. 2004 Dec;20(6):330-43. PMID: 15567674. 23. Neggers H., Korpershoek C., Vergunst M., Analyse van een protocol ‘inbrengen maagsonde’. Tijdschrift voor Verpleegkundigen. 2008; editie 9. 24. Best C. Enteral tube feeding and infection control: how safe is our practice? Br J Nurs. 2008 Sep 11-24;17(16):1036, 1038-41. PMID: 19062456. 25. Echteld M.A., Deliens L., Onwuteaka-Philipsen B.D. Palliatieve zorg, Nederland en Vlaanderen in e beeld, 1 druk. Utrecht: De Tijdstroom uitgeverij; 2008. Hoofdstuk 5. 26. Werkgroep Infectie Preventie. Handhygiëne. Verpleeghuis- woon en thuiszorg. September 2004. (www.wip.nl 30-11-‘09) e 27. van Ouwerkerk Y.M., Terpstra S. Hygiëne en infectiepreventie, 5 herziene druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2008. Hoofdstuk 5 en 9. 28. Larson, E., A causal link between handwashing and risk of infection? Examination of the evidence. Inf Control Hosp Epidem, 1988. 9(1): p. 28-36. 29. Werkgroep Infectie Preventie. Persoonlijke hygiëne medewerkers. Verpleeghuis- woon en thuiszorg. September 2004. (www.wip.nl 30-11-‘09) 30. Williams TA, Leslie GD. A review of the nursing care of enteral feeding tubes in critically ill adults: part II. Intensive Crit Care Nurs. 2005 Feb;21(1):5-15. PMID: 15681212.
17
31. Potack JZ, Chokhavatia S. Complications of and controversies associated with percutaneous endoscopic gastrostomy: report of a case and literature review. Medscape J Med. 2008 Jun 17;10(6):142. PMID: 18679534. 32. Sampson EL, Candy B, Jones L. Enteral tube feeding for older people with advanced dementia. Cochrane Database Syst Rev. 2009 April 15 (2) PMID: 19370678. 33. Sanders DS, Leeds JS, Drew K. The role of percutaneous endoscopic gastrostomy in patients with dementia. Br J Nurs. 2008 May 8-21;17(9):588-94. PMID: 18562993. 34. Garrow D, Pride P, Moran W, Zapka J, Amella E, Delegge M.Feeding alternatives in patients with dementia: examining the evidence.Clin Gastroenterol Hepatol. 2007 Dec;5(12):1372-8. En Clin Gastroenterol Hepatol. 2008 Jul;6(7):833; author reply 833. PMID: 18054747. 35. Finucane TE, Christmas C, Leff BA.Tube feeding in dementia: how incentives undermine health care quality and patient safety.J Am Med Dir Assoc. 2007 May;8(4):205-8. Epub 2007 Apr 18. PMID: 17498602. 36. Fogg L.Home enteral feeding: part 2 current issues in community practice.Br J Community Nurs. 2007 Jul;12(7):296, 298-300.PMID: 17851308. 37. Zaloga GP.Parenteral nutrition in adult inpatients with functioning gastrointestinal tracts: assessment of outcomes.Lancet. 2006 Apr 1;367(9516):1101-11 enComment in: Lancet. 2006 Nov 25;368(9550):1868. PMID: 16581410. 38. Koretz RL. Enteral nutrition: a hard look at some soft evidence. Nutr Clin Pract. 2009 JunJul;24(3):316-24. PMID: 19483061. 39. DeLegge MH.Enteral feeding.Curr Opin Gastroenterol. 2008 Mar;24(2):184-9. PMID: 18301269. 40. Schrag SP, Sharma R, Jaik NP, Seamon MJ, Lukaszczyk JJ, Martin ND, Hoey BA, Stawicki SP. Complications related to percutaneous endoscopic gastrostomy (PEG) tubes. A comprehensive clinical review. J Gastrointestin Liver Dis. 2007 Dec;16(4):407-18. PMID: 18193123. e 41. Vande Putte M., Hygiëne in het ziekenhuis, handboek infectiepreventie voor verpleegkundigen, 4 druk. Leuven, Uitgeverij Acco, oktober 2008. Hoofdstuk 10.
18
Bijlage I
Enquêteformulier
1. Wat is uw functie binnen de Zorggroep Noordwest-Veluwe? .................................................................................................................................................... 2. Op welke afdeling(en) bent u werkzaam? .................................................................................................................................................... 3. Bent u bevoegd om te werken met sondevoeding? Ja Nee (Wij willen u hartelijk bedanken voor het deelnemen aan deze enquête, u hoeft de enquête niet verder in te vullen) 4. Bent u recent werkzaam geweest met sondevoeding? Ja, in de afgelopen 3 maanden Ja, tussen de 3 en de 6 maanden Nee, langer dan 6 maanden geleden N.v.t. binnen mijn huidige functie (Wij willen u vriendelijk verzoeken toch de enquête verder in te vullen. Wanneer er vragen volgen over handelingen die u binnen uw huidige functie niet meer verricht, willen wij u vragen deze in te vullen zoals u ze zou verrichten.) 5. Op welke temperatuur dient u de sondevoeding toe? Direct uit de koelkast Kamertemperatuur Voorverwarmd 6. Hoe bewaart u geopende sondevoeding? In de koelkast Buiten de koelkast Geopende sondevoeding bewaar ik niet. Ga naar vraag 7. 7. Hoelang maakt u gebruik van een geopend pak sondevoeding? Maximaal 12 uur Maximaal 24 uur Maximaal 48 uur Langer dan 48 uur 8. Hoe sluit u de PEG af na iedere bolustoediening? Met hetzelfde dopje Met hetzelfde, maar schoongemaakte dopje Met een nieuw dopje Weet ik niet 9. Hoelang wordt op de afdeling een bolusspuit hergebruikt? 1 dag 2-4 dagen 5-7 dagen Langer dan een week 10. Hoe reinigt u de bolusspuit? Met koud water Met lauw water Met warm water
19
11. Maakt u gebruik van een reinigingsmiddel voor het schoonmaken van de bolusspuit? Ja. Welk reinigingsmiddel gebruikt u? ............................................................................................................................................................ ................................................................................................................................ Nee 12. Wanneer de bolusspuit gedroogd wordt, wordt dit gedaan d.m.v. een schone theedoek theedoek uit de keuken stuk papier afdruiprek anders, namelijk.................................................................................................................... .............................................................................................................................................. 13. Hoelang wordt het toedieningsysteem van een neusmaagsonde gebruikt? 1-2 dagen 3-4 dagen 5-6 dagen Langer dan 6 dagen Weet ik niet 14. Na hoeveel dagen wordt een PVC- sonde vervangen? 1-6 dagen 7-10 dagen 11-16 dagen 17-25 dagen Weet ik niet 15. Na hoeveel maanden wordt een PUR- sonde vervangen? binnen een maand 1-3 maanden 3-6 maanden langer dan 6 maanden Weet ik niet Altijd
Meestal
Soms
Nooit
N.v.t.
16. Voor het inbrengen van de sonde… a. was ik mijn handen met water.
1
2
3
4
5
b. was ik mijn handen met zeep.
1
2
3
4
5
c.
1
2
3
4
5
d. trek ik handschoenen aan.
1
2
3
4
5
17. Voor het toedienen van de sondevoeding… a. was ik mijn handen met water.
1
2
3
4
5
b. was ik mijn handen met zeep.
1
2
3
4
5
c.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
wrijf ik mijn handen in met handalcohol.
wrijf ik mijn handen in met handalcohol.
d. trek ik handschoenen aan.
20
Altijd
Meestal
Soms
Nooit
N.v.t.
18. Voordat ik de sondevoeding toedien controleer ik of de sonde goed ligt.
1
2
3
4
5
a. Dit controleer ik met behulp van lucht.
1
2
3
4
5
b. Dit controleer ik met behulp van water.
1
2
3
4
5
19. Voordat ik de sondevoeding toedien… a. controleer ik de houdbaarheidsdatum.
1
2
3
4
5
b. controleer ik de openingsdatum.
1
2
3
4
5
c.
1
2
3
4
5
20. Nadat ik een pak sondevoeding geopend heb a. vermeld ik de datum van die dag.
1
2
3
4
5
b. vermeld ik de tijd.
1
2
3
4
5
c.
gooi ik de overgebleven sondevoeding weg
1
2
3
4
5
21. Hoe worden de bolusspuiten bij u op de afdeling bewaard? a. De stamper en de huls uit elkaar
1
2
3
4
5
b. De stamper en de huls in elkaar
1
2
3
4
5
c.
1
2
3
4
5
d. Droog
1
2
3
4
5
e. In de koelkast
1
2
3
4
5
f.
1
2
3
4
5
22. De sonde spoel ik… a. voor iedere voeding door met steriel water.
1
2
3
4
5
b. na iedere voeding door met steriel water.
1
2
3
4
5
c.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
controleer ik de openingstijd.
Vochtig
Buiten de koelkast
voor iedere voeding door met kraanwater.
d. na iedere voeding door met kraanwater.
Vriendelijk bedankt voor uw medewerking!
21
Bijlage II
Observatielijsten
22
23
24
25
Bijlage III
Online vragenlijst
1. Welk sondevoedingprotocol wordt er gehanteerd binnen het verzorg/verpleeghuis waar u werkt? Is dit bijvoorbeeld een landelijk protocol of een protocol vanuit het eigen huis? 2. Indien er met een landelijk protocol gewerkt wordt, welke protocol is dit? 3. Hoe is het huidige protocol geïmplementeerd op de afdelingen?
26
Bijlage IV Interview Algemeen 1. Wat is uw functie binnen de Zorggroep Noordwest-Veluwe? 2. Op welke afdeling(en) bent u werkzaam? 3. Heeft u ervaringen met de behandeling van cliënten met sondevoeding? Zoja, werkt u hier geregeld mee?
Protocol 4. Wat doet u wanneer u vragen heeft over het omgaan met sondevoeding? Waar zou u schriftelijke informatie kunnen vinden? 5. Hoe wordt u op de hoogte gesteld van vernieuwde richtlijnen? Hoe zou u op de hoogte gesteld willen worden? 6. Werkt u volgens een sondevoedingprotocol? Zo ja welke? 7. Weet u met welk sondevoedingprotocol de Stichting Zorggroep Noordwest-Veluwe werkt? En weet u waar u dit protocol kunt vinden? 8. Bent u bekend met het protocol van Vilans over sondevoeding? Zoja, heeft u het gelezen? Zoja, welke delen wel/niet en waarom? 9. Maakt u gebruik van de richtlijnen uit dit protocol op de werkvloer? Zoja, welke? En waarom wel/niet? 10. Wat vindt u van dit protocol? Is het toepasbaar? Bevat het nuttige informatie? 11. Stellingen 0 Vilans is goed leesbaar. 0 Vilans is te uitgebreid. 0 Vilans is handig in gebruik. 0 Vilans is niet beschikbaar op de afdeling.
27
Bijlage V
PEG-sonde
Inbrengen PEG-sonde De PEG is een stoma die met behulp van een endoscoop (een flexibele slang waarmee binnen in het 4 lichaam kan worden gekeken) wordt aangelegd. Onder plaatselijke verdoving wordt er een endoscoop via de mond naar de maag gebracht. Hierna wordt er lucht in de maag geblazen, waardoor de maagwand tegen de buikwand aangedrukt wordt. Het uiteinde van de endoscoop wordt tegen de maagwand geduwd en bevat een lampje. Aan de buitenkant van het lichaam is dit lampje te zien en deze bepaald de plaats waar de PEG gaat komen. Er wordt op de plek van het lampje een sneetje in de huid gemaakt en via de mond wordt een katheter naar de maag gehaald. Dit katheter wordt via de wond gedeeltelijk naar buiten getrokken. Aan de binnenkant, het einde van de katheter, zit een plaatje, een zogenaamde fixatiedisk, zodat de katheter in de maag blijft zitten en niet naar buiten kan schieten. Aan de buitenkant wordt ook een dergelijk disk bevestigd zodat de maag- en de buikwand tegen elkaar aangedrukt blijven zitten. Via de bevestigde katheter is sondevoeding naar binnen te 4 druppelen of te spuiten. Dit laatste wordt ook wel ‘bolussen’ genoemd.
28
Bijlage VI Techniek handen reinigen
29
Bijlage VII Techniek handdesinfectie met handalcohol
30
Bijlage VI Resultaten Kwantitatief onderzoek Algemeen In totaal zijn 193 enquêteformulieren uitgedeeld en de respons was 53 exemplaren. Hiervan waren er 47 bevoegd om sondevoeding te geven. Dit bracht het responspercentage op 27%, wat niet binnen de grens van een minimale respons van 30 tot 50% viel. Het is hierdoor niet uit te sluiten dat de resultaten een niet representatief beeld schetsen van de werkelijke situatie. In figuur 1 is een overzicht weergegeven van de werkervaring met sondevoeding. Werkzaam met sondevoeding
Niet bevoegd 15%
< 3 maanden 3- 6 maanden >6 maanden 23%
< 3 maanden 58%
>6 maanden Niet bevoegd
3- 6 maanden 4%
Figuur 1: Aantal maanden werkzaam met sondevoeding.
Bewaren sondevoeding Alle deelnemers bewaarden geopende sondevoeding in de koelkast en niet langer dan 24 uur. Geen enkele deelnemer diende sondevoeding direct uit de koelkast toe. 70% van de geënquêteerden voegden sondevoeding toe op kamertemperatuur, 30% verwarmde de sondevoeding voor. De houdbaarheidsdatum van een pak sondevoeding werd door 66% altijd gecontroleerd voor het toedienen en 13% deed dit nooit. 83% controleerde altijd de openingsdatum voor het toedienen, 9% deed dit nooit. De openingstijd werd door 53% altijd gecontroleerd en 19% gaf aan dit nooit te doen. Na het openen van een pak sondevoeding vermeldde 87% altijd de datum en 55% altijd de tijd. 9% vermeldde nooit de datum en 34% nooit de tijd. 63% gooide een net geopend pak sondevoeding nooit weg, 24% deed dit soms en 11% altijd. Bolusspuit 68% van de deelnemers reinigden de gebruikte bolusspuiten met warm, 28% met lauw en 4% met koud water. Bij het reinigen gebruikte 85% geen reinigingsmiddel. Na het reinigen maakte 58% gebruik van een afdruiprek om de bolusspuit te laten drogen, 29% een schone theedoek en 13% een stuk papier. 61% gebruikte een bolusspuit 5-7 dagen, 22% 2-4 dagen en 17% niet langer dan een 1 dag. De bolusspuit werd op verschillende manieren bewaard. 87% bewaarde de twee delen van de spuit, stamper en huls, altijd los van elkaar. 6% deed dit meestal. 39% bewaarde de bolusspuit altijd vochtig, 28% gaf aan dit nooit te doen, en 13% deed dit meestal. De bolusspuit werd door 85% nooit in de koelkast bewaard, 4% deed dit altijd en 11% van de geënquêteerden had het antwoord ‘niet van toepassing’ ingevuld. Afsluiten PEG- sonde Na het toedienen van sondevoeding bij mensen met een PEG- sonde, maakte 96% van de deelnemers gebruik van hetzelfde dopje voor het sluiten van de sonde. Hiervan maakte 32% het dopje schoon voor het hergebruiken. 4% van de geënquêteerden nam een nieuw dopje om de PEG-sonde na het toedienen van sondevoeding af te sluiten.
31
Handen reinigen Voor het inbrengen van de sonde kon water, zeep, handalcohol en/of handschoenen worden gebruikt. Zie figuur 2 voor de precieze procenten onderverdeeld in de verschillende methoden. Inbrengen sonde 100% 90%
Aantal personen in %
80%
11
13
7
9
70% n.v.t.
60%
Nooit
50% 40%
82
78
Meestal/soms altijd
30% 20% 10% 0% Reinigingen
Handschoenen
Methoden handen reinigen
Figuur 2: handen reinigen voor inbrengen sonde.
Ook voor het toedienen van sondevoeding kon water, zeep, handalcohol en/of handschoenen worden gebruikt. Figuur 3 geeft een overzicht van de procenten per methode. Toedienen sondevoeding 100% 90%
4 17
Aantal personen in %
80%
40
70% n.v.t.
60%
nooit
50% 40%
27
83
meestal/soms altijd
30% 20% 29
10% 0% Reinigen
Handschoenen
Methoden handen reinigen
Figuur 3: handen reinigen voor toedienen sondevoeding
Sonde Het goed liggen van de sonde werd door 85% van de geënquêteerden altijd gecontroleerd voor het toedienen van sondevoeding. Hiervoor maakte 77% altijd gebruik van lucht en 13% altijd van water. 9% van de deelnemers controleerde nooit voor het toedienen van sondevoeding of de sonde goed lag. De sonde werd door 85% nooit met steriel water doorgespoeld voor en na het geven van sondevoeding.
32
Na het toedienen van sondevoeding spoelde 92% de sonde altijd door met kraanwater. 85% deed dit nooit met steriel water. Vervangen Volgens 46% van de geënquêteerden moest een toedieningsysteem van een neusmaagsonde vervangen worden tussen 1 of 2 dagen. 34% had ingevuld het antwoord niet te weten. De vervanging van een PVC- sonde moest volgens 24% tussen de 17 en de 25 dagen gebeuren. 58% van de deelnemers gaf aan het juiste antwoord niet te weten en 11% vulde het antwoord ‘tussen de 7 en 10 dagen’ in. 38% van de personen gaf aan dat een PUR- sonde tussen de 1 en 3 maanden vervangen moest worden. 33% heeft gekozen voor het antwoord ‘weet ik niet’. 24% gaf aan dat de vervanging tussen de 3 en de 6 maanden plaats moest vinden. Per afdeling Zie figuur 4 voor een overzicht van de deelnemers per afdeling. Deelnemers per afdeling
4
1
5
15 Reactivering Korenbloem Erica
6
Dahlia Brem Crocus Jasmijn 9
12
Figuur 4: Aantal deelnemers per afdeling.
Recent werkzaam 93% van de afdeling Reactivering was binnen de afgelopen 3 maanden werkzaam geweest met sondevoeding. Dit was ook het geval bij iedereen van de afdelingen Jasmijn, Erica, Dahlia en Brem. 10% van de afdeling Korenbloem en 33% van de afdeling Crocus. Afsluiting PEG- sonde 87% van de afdeling Reactivering, 70% van de afdeling Korenbloem en 67% van de afdeling Dahlia maakte gebruik van hetzelfde dopje en maakte deze niet schoon. Bij de afdeling Erica maakte de helft het dopje wel en de andere helft het dopje niet schoon na het toedienen van sondevoeding. Bolusspuit 17% van Erica bewaarde de delen van de bolusspuit altijd in elkaar. 33% van Crocus deed dit meestal, 17% van Erica en Dahlia deden dit soms. Iedereen van Jasmijn, 67% van Dahlia, 33% van Crocus en van Erica, 20% van Brem en van Korenbloem en 43% van Reactivering gaf aan de bolusspuiten altijd vochtig te bewaren. 80% van Brem deed dit soms. Alle deelnemers van de afdelingen Brem, Jasmijn en Reactivering bewaarden de bolusspuiten altijd buiten de koelkast. 68% van Crocus, 60% van Korenbloem, 83% van Erica en van Dahlia deed dit ook altijd. Iedereen van de Crocus, 20% Brem en 44% van de Korenbloem maakte niet langer dan 24 uur gebruik van de bolusspuit. De rest van deze en overige afdelingen maakte hier langer gebruik van. 33% van Reactivering en van Erica reinigde de bolusspuit met lauw of koud water. 60% van Brem, 68% van Crocus en 20% van Korenbloem deed dit ook.
33
De helft van Dahlia gebruikte hierbij een reinigingsmiddel en de andere afdelingen maakten hier geen gebruik van. De helft van Korenbloem en van Dahlia, 69% van Reactivering, 67% van Erica, 60% van Brem en 68% van Crocus maakte gebruik van een afdruiprek om de spuiten te laten drogen. Handen reinigen Voor het inbrengen van de sonde was het mogelijk om handschoenen te gebruiken of de handen te reinigen met behulp van zeep of handalcohol. Iedereen van Brem, 86% van Reactivering, 83% van Dahlia, 80% van Erica, 70 van Korenbloem en 67% van Crocus maakte gebruik van handschoenen bij het inbrengen van een sonde. In figuur 4 zijn de procentuele aantallen te zien wat betreft de handen reinigen voor het inbrengen van een sonde. Handen reinigen voor inbrengen van sonde 100% 17
Aantal personen in %
90%
14
20 40
80% 20
70%
n.v.t.
60% 100
50%
100
Nooit
100
meestal/soms
86
67
40%
60
30%
altijd
60
20% 10%
Ko re nb lo em Re ac t iv er in g
Er ica
ijn Ja sm
Br em
Cr oc us
Da hl ia
0%
Per afdeling
Figuur 4: handen reinigen voor het inbrengen van een sonde.
Ook voor het toedienen van sondevoeding was het mogelijk om handschoenen te gebruiken of de handen te reinigen met behulp van zeep of handalcohol. Iedereen van Jasmijn, 67% van Dahlia, 40% van Erica, 33% van de afdelingen Crocus en Brem en 20% van korenbloem maakte gebruik van handschoenen bij het toedienen van sondevoeding. In figuur 5 zijn de procentuele aantallen te zien wat betreft de handen reinigen voor het toedienen van sondevoeding. Handen reinigen toedienen sondevoeding 100%
Aantal personen in %
90%
20
20
14
33
80%
60
70%
n.v.t.
60% 100
50% 40%
nooit
100
80
80
86
67
30%
40
20% 10%
Ko re nb lo em Re ac t iv er in g
Er ica
ijn Ja sm
Br em
Cr oc us
Da hl ia
0%
Per afdeling
Figuur 5: handen reinigen met zeep voor het toedienen van sondevoeding.
34
meestal/soms altijd
Sonde De helft van de afdeling Dahlia, 33% van Crocus en 7% van Reactivering gaf aan niet te controleren of de sonde goed lag voor het toedienen van sondevoeding. 20% van Erica en 7% van Reactivering deed dit meestal. Controle sondevoeding 20% van de afdelingen Brem en Korenbloem, 67% Reactivering en 50% van Erica controleerde niet altijd de houdbaarheidsdatum van een pak sondevoeding voor het toedienen ervan. De helft van Erica, 33% van Crocus, 13% van reactivering en 10% van Korenbloem controleerde niet altijd de openingsdatum voor het toedienen van sondevoeding. De rest van deze en overige afdelingen controleerde de openingsdatum altijd. 67% van Dahlia, 33% van Crocus, 20% van Brem, 30% van Korenbloem, 47% van Reactivering en 83% van Erica controleerde niet altijd de openingstijd. 67% van Erica, 10% van Korenbloem en 7% van Reactivering vermeldde niet altijd de openingsdatum op een net geopend pak sondevoeding. 83% van Dahlia, 67% van Erica, 60% van Reactivering en 10% van korenbloem vermeldde niet altijd de openingstijd op een net geopend pak sondevoeding. Functies Zie figuur 6 voor het aantal deelnemers per functie. Deelnemers per functie
3
2
7 Verzorgenden EVVers VIGers 28
Zorgmanagers Verpleegkundigen
9
Figuur 6: aantal deelnemers onderverdeeld per functie.
De zorgmanagers zijn uit de resultaten gehaald, omdat ze momenteel niet werkzaam zijn met sondevoeding. Zij gaven aan dat de antwoorden die zij ingevuld hadden, voor hen de meest gewenste situaties op de afdelingen zou zijn, maar mogelijk niet overeenkwam met de werkelijkheid. Verzorgenden 72% was binnen de afgelopen 6 maanden werkzaam met sondevoeding. Afsluiten PEG- sonde 96% maakte gebruik van hetzelfde dopje bij het afsluiten van de PEG- sonde en hiervan maakte 35% het dopje schoon voor het hergebruiken. 4% maakte gebruik van een nieuw dopje. Bolusspuit 77% gebruikte de bolusspuit langer dan 1 dag. Zie figuur 7, onderaan deze paragraaf, voor een resultatenoverzicht per functie. 23% reinigde de bolusspuit met lauw water, 4% deed dit met koud water. 85% gebruikte hierbij geen reinigingsmiddel. 68% gebruikte een afdruiprek om de bolusspuit te laten drogen en 54% bewaarde bolusspuit vochtig. 8% bewaarde niet altijd de delen van de bolusspuit los van elkaar. 89% bewaarde de bolusspuit altijd buiten de koelkast.
35
Handen reinigingen 71% waste altijd de handen voor het inbrengen van de sonde en 8% deed dit niet altijd. 21% deed deze handeling nooit. 82% waste altijd de handen voor het toedienen van sondevoeding en 18% deed dit niet altijd. Figuur 8, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het inbrengen van de sonde. Figuur 9, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het toedienen van sondevoeding. Controle sonde 96% controleerde altijd of de sonde goed lag voor het toedienen van sondevoeding en 4% deed dit meestal. 81% controleerde altijd of de sonde goed lag met behulp van lucht en 12% deed dit nooit op deze manier. 8% deed dit altijd met behulp van water en 72% deed dit nooit met water. Controle en vermelden houdbaarheidsdatum, openingstijd en datum 69% controleerde altijd de houdbaarheidsdatum van de sondevoeding voor het toedienen van sondevoeding. 31% deed dit niet altijd, waarvan 8% dit nooit deed. 85% controleerde altijd de openingsdatum voor het toedienen van sondevoeding. 8% deed dit meestal en 4% deed dit nooit. Voor het toedienen van sondevoeding controleerde 62% altijd de openingstijd, 31% deed dit niet altijd, waarvan 19% nooit. 89% vermeldde altijd de openingsdatum op een pak sondevoeding en 8% deed dit nooit. 65% vermeldde altijd de openingstijd op een pak sondevoeding en 23% deed dit nooit. EVVers 67% was binnen de afgelopen 6 maanden werkzaam met sondevoeding. Afsluiten PEG- sonde 89% maakte gebruik van hetzelfde dopje bij het afsluiten van de PEG- sonde en hiervan maakte 44% het dopje schoon voor het hergebruiken. 11% maakte gebruik van een nieuw dopje. Bolusspuit 89% gebruikte de bolusspuit langer dan 1 dag. Zie figuur 7, onderaan deze paragraaf, voor een resultatenoverzicht per functie. 33% reinigde de bolusspuit met lauw water en 78% gebruikte hierbij geen reinigingsmiddel. 44% gebruikte een afdruiprek om de bolusspuit te laten drogen. 56% bewaarde bolusspuit vochtig en 22% deed dit meestal. 11% bewaarde altijd de delen van de bolusspuit aan elkaar vast. 89% bewaarde altijd de bolusspuit buiten de koelkast. Handen reinigingen 88% waste altijd de handen voor het inbrengen van de sonde en 11% deed dit niet altijd. 88% waste altijd de handen voor het toedienen van sondevoeding en 11% deed dit niet altijd. Figuur 8, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het inbrengen van de sonde. Figuur 9, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het toedienen van sondevoeding. Controle sonde 89% controleerde altijd of de sonde goed lag voor het toedienen van sondevoeding en 11% deed dit nooit. 78% controleerde altijd met behulp van lucht of de sonde goed lag en 22% deed nooit. 22% deed dit altijd met behulp van water en 78% deed dit nooit met water. Controle en vermelden houdbaarheidsdatum, openingstijd en datum 56% controleerde altijd de houdbaarheidsdatum van de sondevoeding voor het toedienen van sondevoeding. 44% deed dit niet altijd, waarvan 11% dit nooit deed. 78% controleerde altijd de openingsdatum voor het toedienen van sondevoeding. 11% deed dit soms en 11% deed dit nooit. Voor het toedienen van sondevoeding controleerde 22% altijd de openingstijd, 54% deed dit niet altijd, waarvan 22% nooit. 78% vermeldde altijd de openingsdatum op een pak sondevoeding en 11% deed dit nooit.
36
56% vermeldde altijd de openingstijd op een pak sondevoeding en 33% deed dit nooit. VIGers 86% was binnen de afgelopen 6 maanden werkzaam met sondevoeding. Afsluiten PEG- sonde Iedereen maakte gebruik van hetzelfde dopje bij het afsluiten van de PEG- sonde en hiervan maakte 27% het dopje voor het hergebruiken schoon. Bolusspuit 86% gebruikte de bolusspuit langer dan 1 dag. Zie figuur 7, onderaan deze paragraaf, voor een resultatenoverzicht per functie. 57% reinigde de bolusspuit met lauw water en 86% gebruikte hierbij geen reinigingsmiddel. 57% gebruikte een afdruiprek om de bolusspuit te laten drogen. 68% bewaarde de bolusspuit vochtig, 17% deed dit meestal en 17% soms. Niemand bewaarde altijd de delen van de bolusspuit aan elkaar vast en 33% deed dit soms. Iedereen bewaarde altijd de bolusspuit buiten de koelkast. Handen reinigingen Iedereen waste altijd de handen voor het inbrengen van een sonde en iedereen deed dit ook altijd bij het toedienen van de sondevoeding. Figuur 8, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het inbrengen van de sonde. Figuur 9, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het toedienen van sondevoeding. Controle sonde 17% controleerde altijd of de sonde goed lag voor het toedienen van sondevoeding en 50% deed dit nooit. 57% controleerde altijd met behulp van lucht of de sonde goed lag en 43% deed niet altijd, waarvan 14% dit nooit met lucht deed. 29% deed dit altijd met behulp van water en 71% deed dit nooit met water. Controle en vermelden houdbaarheidsdatum, openingstijd en datum 71% controleerde altijd de houdbaarheidsdatum van de sondevoeding voor het toedienen hiervan en 14% dit nooit deed. 71% controleerde altijd de openingsdatum voor het toedienen van sondevoeding. 29% deed dit nooit. 43% controleerde altijd de openingstijd voor het toedienen van sondevoeding en 29% deed dit nooit. 86% vermeldde altijd de openingsdatum op een pak sondevoeding en 14% deed dit nooit. 14% vermeldde altijd de openingstijd op een pak sondevoeding en 85% deed dit niet altijd, waarvan 71% deed dit nooit. Verpleegkundigen Iedereen was binnen de afgelopen 6 maanden werkzaam met sondevoeding. Afsluiten PEG- sonde Iedereen maakte gebruik van hetzelfde dopje bij het afsluiten van de PEG- sonde en hiervan maakte niemand het dopje schoon voor het hergebruiken. Bolusspuit Iedereen gebruikte de bolusspuit langer dan 1 dag. Zie figuur 7, onderaan deze paragraaf, voor een resultatenoverzicht per functie. Niemand reinigde de bolusspuit met lauw/ koud water en niemand gebruikte hierbij een reinigingsmiddel. 50% gebruikte een afdruiprek om de bolusspuit te laten drogen. 50% bewaarde de bolusspuit vochtig, 50% deed dit nooit. Niemand bewaarde de delen van de bolusspuit aan elkaar vast. Iedereen bewaarde altijd de bolusspuit buiten de koelkast. Handen reinigingen Iedereen waste altijd de handen voor het inbrengen van een sonde en iedereen deed dit ook altijd bij het toedienen van de sondevoeding. Figuur 8, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het inbrengen van de sonde. Figuur 9, onderaan deze paragraaf, geeft het percentage van degenen die de handen reinigden met zeep voor het toedienen van sondevoeding.
37
Controle sonde Iedereen controleerde altijd of de sonde goed lag voor het toedienen van sondevoeding. Iedereen controleerde dit altijd met behulp van lucht en 100% deed dit nooit met behulp van water. Controle en vermelden houdbaarheidsdatum, openingstijd en datum Niemand controleerde de houdbaarheidsdatum van de sondevoeding voor het toedienen hiervan. Iedereen controleerde altijd de openingsdatum voor het toedienen van sondevoeding. 50% controleerde altijd de openingstijd voor het toedienen van sondevoeding en 50% deed dit soms. 100% vermeldde altijd de openingsdatum op een pak sondevoeding. Niemand vermeldde de openingstijd op een pak sondevoeding.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
43
56
62 5- 7 100
2- 4
23
14
Ve rz
VI G
EV
or ge nd en
er s
Ve rp le eg ku nd ig en
11
1 dag
43
15
33
Ve rs
Aantal personen in %
Hergebruik bolusspuit
Figuur 7: aantal dagen hergebruik van de bolusspuit.
11
21 8 100
88
100
er s VI G
un gk rp le e Ve
Ve
rz o
rg e
nd
EV Ve
n
en
71
di ge
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
rs
Aantal personen in %
Handen reinigen inbrengen sonde
Per functie
Figuur 8: handen reinigen voor het inbrengen van sonde.
38
n.v.t. Nooit Meestal/soms altijd
21
88
79
100
100 n.v.t. nooit meestal/soms altijd
Ve
Ve
rp le e
gk
un d
nd
ig e
VI G
n
en
11
rz or ge
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
E. V. V.
Aantal personen in %
Handen reinigen toedienen sondevoeding
Per functie Figuur 9: handen reinigen voor het toedienen van sondevoeding.
Recent werkzaam Werkzaam met sonde voeding: Groep A < 6 maanden Groep B > 6 maanden Afsluiting PEG- sonde Van groep A gebruikte 97% hetzelfde dopje voor het afsluiten van de PEG- sonde, hiervan maakte 30% het dopje schoon voor het hergebruiken. 3% gebruikte een nieuw dopje. Van groep B gebruikte 92% hetzelfde dopje voor het afsluiten van de PEG- sonde, hiervan maakte 42% het dopje schoon voor het hergebruiken. 8% gebruikte een nieuw dopje. Bolusspuit In figuur 10 wordt een overzicht gegeven van het hergebruik van de bolusspuit in dagen.
Aantal personen in %
Hergebruik bolusspuit 100% 80% 60%
67
67
5- 7 2- 4
40%
1 dag
20%
30
25
0%
3
8
< 6maanden
> 6 maanden
Hoelang werkzaam in maanden Figuur 10: aantal dagen hergebruik van de bolusspuit.
59% van groep A maakte gebruik van een afdruiprek voor het drogen van de bolusspuit. Bij groep C maakte 50% hiervan gebruik. Van groep A maakte 3%de bolusspuit schoon met koud water, 30% lauw en 67% warm water. Van groep B maakte 8% met koud water, 25% met lauw en 67% met warm water.
39
88% van groep A en 75% van groep B maakte geen gebruik van een reinigingsmiddel om de bolusspuit te reinigen. 3% van groep A bewaarde altijd de delen van de bolusspuit aan elkaar vast en 9% deed dit soms. Van groep C deed niemand dit. Het percentage van degenen die de bolusspuit vochtig bewaarden is in figuur 11 weergegeven.
Aantal personen in %
Bewaren bolusspuit vochtig 100% 80% 60%
28
25
19
33
n.v.t. nooit soms
12
40%
meestal
17 41
20%
altijd
25
0% < 6 maanden
> 6 maanden
Hoelang werkzaam in maanden Figuur 11: het bewaren van de bolusspuit vochtig.
Van groep A bewaarde 40% de bolusspuit altijd vochtig en 31% deed meestal. Van groep B bewaarde 25% de bolusspuit altijd vochtig en 17% deed dit soms 6% van groep A bewaarde de bolusspuit altijd in de koelkast en 94% deed dit nooit. Niemand van groep C bewaarde de bolusspuit in de koelkast. Handen reinigingen 79% van groep A reinigde altijd de handen voor het inbrengen van een sonde. 12% deed dit niet altijd en 9% vulde ‘niet van toepassing’ in. Van groep B reinigde 75% altijd de handen voor het inbrengen van een sonde. 25% vulde de antwoordmogelijkheid ‘niet van toepassing’ in. In figuur 12 is weergegeven hoeveel procent van de groepen de handen reinigden voor het inbrengen van een sonde.
Handen reinigen voor inbrengen sonde 100%
9
90% 12
25
Aantal personen in %
80% 70% n.v.t.
60%
nooit
50% 40%
meestal/soms 79
75
< 6 maanden
> 6 maanden
30% 20% 10% 0% Hoelang werkzaam in maanden
Figuur 12: handen reinigen met zeep voor het inbrengen van sonde.
40
altijd
79% van groep A reinigde altijd de handen voor het toedienen van sondevoeding. 21% deed dit niet altijd. Van groep B reinigde 83% altijd de handen voor het toedienen van sondevoeding en 17% deed dit niet altijd. Het percentage van de groepen die de handen reinigden voor het toedienen van de sondevoeding is in figuur 13 weergegeven.
Handen reinigen voor toedienen sondevoeding 100% 90%
21
17
Aantal personen in %
80% 70% n.v.t.
60%
nooit
50% 40%
79
83
< 6 maanden
> 6 maanden
meestal/soms altijd
30% 20% 10% 0% Hoelang werkzaam in maanden
Figuur 13: handen reinigingen met zeep voor het toedienen van sondevoeding.
Controle sonde Van groep A controleerde 9% nooit of de sonde goed lag, 6% deed dit meestal en 81% deed dit altijd. 58% van groep C controleerde nooit of de sonde goed lag en 8% deed dit soms, 8%meestal en 8%altijd. Controle houdbaarheidsdatum, openingstijd en datum Van groep A controleerde 55% altijd, 6% meestal 19% soms en 19% nooit de houdbaarheidsdatum van de sondevoeding. 8% van groep C controleerde meestal de houdbaarheidsdatum en de rest deed dit altijd. Van groep A controleerde 79% altijd de openingsdatum van de pak sondevoeding, 6% deed dit meestal, 3% soms en 9% deed dit nooit. Van groep B deed 92% dit altijd en 8% controleerde nooit de openingsdatum van een pak sondevoeding. 42% van groep A controleerde altijd de openingstijd van een pak sonde voeding, 6% deed dit meestal, 3% soms en 9 nooit deed dit nooit. Van groep B controleerde 75% altijd de openingstijd van een pak sondevoeding, 8% deed dit meestal en 17 nooit. Van groep A vermeldde 82% altijd de openingsdatum op een pak sondevoeding, 6% deed dit soms en 12 deed dit nooit. Van groep B meldde iedereen de openingsdatum op een pak sondevoeding. Van groep A vermeldde 36% altijd de openingstijd op een pak sondevoeding, 6% deed dit meestal, 6% soms en 48% deed dit nooit. Van groep B vermeldde iedereen de openingstijd op een pak sondevoeding. Resultaten online vragenlijst In totaal zijn 36 Nederlandse verpleeghuizen, 3 per provincie, per e-mail benaderd met een vragenlijst. De respons hierop was 14 exemplaren. Dit bracht het responspercentage op 39%, wat binnen de grens van een minimale respons van 11% viel. Hierdoor geven de resultaten een goed beeld van de werkelijke situatie in Nederlandse verpleeghuizen. 10 verpleeghuizen gaven aan een eigen protocol voor sondevoeding te hebben. 5 hiervan vulden in dat dit protocol aan de hand van een landelijk protocol werd gemaakt. 2 verpleeghuizen maakten gebruik van de protocollen van Vilans en de overige 2 verpleeghuizen hadden geen protocol voor het gebruik van sondevoeding. 8 verpleeghuizen gaven aan dat het verzorgend personeel het protocol sondevoeding weet te vinden, waarvan 5 hiervoor gebruik maken van een digitaal systeem.
41
Kwalitatief onderzoek Resultaten interview In totaal zijn 17 personen geïnterviewd. Zie figuur 14 voor de onderverdeling per functie. Deelnemers interview per functie
1
3 Verzorgenden 8
EVVers Zorgmanager Verpleegkundige
5
Figuur 14: het aantal deelnemers dat meedeed aan het interview en verdeeld in functies.
16 deelnemers gaven aan het protocol sondevoeding te kunnen vinden. Ze vertelden dat alle protocollen digitaal zijn opgenomen in het kwaliteitssysteem IKS. Op iedere afdeling staat hiervoor minimaal 1 computer. 5 personen vertelden het protocol sondevoeding niet te hebben gelezen. Hiervan gaven 3 personen aan geregeld met sondevoeding in aanraking te komen en 2 personen waren al een ruime tijd niet werkzaam met sondevoeding. Alle geïnterviewden die het protocol gelezen hadden, gaven aan dat het protocol duidelijk en goed leesbaar was. Vaak kwam naar voren dat de verkorte werkinstructie handiger in gebruik was om een specifieke handeling uit te voeren, dan het meer uitgebreide stuk in het protocollenhandboek. Een aantal mensen gaf aan niet letterlijk volgens het protocol te handelen, dit lag volgens hen vooral aan het feit dat veel handelingen routinematig uitgevoerd worden. Men gaat er dan vanuit volgens de juiste manier te werken en het protocol wordt er niet meer bij gepakt. Wanneer de geïnterviewden vragen zouden hebben omtrent sondevoeding, zouden ze de mogelijkheid hebben om naar een arts, diëtiste, praktijkverpleegkundige, dag/nachthoofd en/of collega te gaan. In onderstaande tabel is weergegeven welke van deze methoden door de deelnemers is genoemd tijdens de interviews. In tabel 1 is weergegeven welke van deze personen door de deelnemers is genoemd tijdens de interviews. Tabel 1: welke personen werden benaderd bij vragen over sondevoeding.
Bij vragen beschikbaar Arts Diëtiste Praktijkverpleegkundige Dag/nachthoofd Collega
Aantal keren genoemd 9 7 9 6 3
Een andere vraag uit het interview was hoe de geïnterviewden op de hoogte werden gesteld van vernieuwde richtlijnen of wijzigingen in de protocollen en wat ze daarvan vonden. In tabel 2 is weergegeven hoe vaak de verschillende mogelijkheden werden genoemd. Tabel 2: hoe op de hoogte gebracht van vernieuwde richtlijnen.
Op de hoogte gebracht d.m.v. E-mail Werkoverleg/vergadering Bijscholing Nieuwsbrief EVVer
Aantal keren genoemd 8 8 3 3 2
42
10 deelnemers gaven duidelijk aan tevreden te zijn met de huidige manier van het op de hoogte brengen van vernieuwingen en/of wijzigingen. 3 personen zouden graag bijgeschoold worden over de neusmaagsonde, het vervangen van een PEG- sonde, de snelheid waarmee bolustoedieningen gedaan moeten worden en de verschillende soorten sondevoeding. 1 geïnterviewde gaf aan niet altijd aanwezig te zijn bij werkoverleg een andere deelnemer vertelde niet altijd de gekregen e-mails daadwerkelijk te lezen.
43