Eug Oekumenische studentengemeente Janskerk – Utrecht Zondag 17 juni 2012 Voorganger: ds Harry Pals. Viering in de cyclus over Mystici Over Dorothee Sölle Een tengere, schuchtere vrouw – zo heb ik haar in 1986 ontmoet. Voor ons tot een mystica geworden: iemand die het geheimenis van de Eeuwige bemiddelt, belichaamt. Ze is begonnen in fel verzet tegen de oorlogsgeneratie en de kerk in West-Duitsland: ze verweet hen hun zwijgen. Ze werd bekend toen ze op de Kirchtentag in 1965 een pleidooi hield voor ‘de kerk buiten de kerk’: Jezus was en is te vinden ‘bij de tollenaars en de zondaars’, dus ‘bij de randgevallen en de atheïsten’. Later begon ze in Keulen met het oecumenische ‘Politiek Avondgebed’; onthullingen over maatschappelijke misstanden gingen samen op met liturgische aanklachten tegen de machthebbers en een klaagmuur. Ze gaf stem aan de verontwaardiging van velen, aan hun zoeken naar nieuwe wegen. Ze kreeg nooit een vaste plaats aan een Duitse theologische faculteit – ze werd deeltijd-hoogleraar in de theologie in New York. Het paste in haar ontwikkeling dat er allerlei actuele thema’s in haar leven en werk voorkwamen: lijden, vrede, schepping, bevrijdingstheologie, feminisme. Ze bereisde Latijns Amerika, ging voorop in demonstraties, schreef gedichten. Bij dat alles was ze op zoek naar de spiritualiteit van de politieke theologie. Ze ging op ‘heenreis’, zoekend naar religieuze ervaring, naar haar bronnen – om met des te meer diepgang en inzet de ‘terugreis’ te kunnen aanvaarden naar haar plaats middenin de wereld. Dat alles liep uit op haar grote boek ‘Mystiek en verzet’ [1997], geschreven na een levensbedreigende ziekte. In dit boek liet ze zien dat de mystieke traditie kritisch, maar ook be-amend is. Verwondering over het eigen bestaan en de schoonheid van Gods schepping voert tot gevoeligheid voor het lijden van mensen en tot verzet tegen onrecht en inzet voor gerechtigheid. In 2003 gaf haar hart het opeens op. Postuum kwam een boek van haar uit met haar laatste teksten, veelbetekenend met de passende titel ‘Mystiek van de dood’.
Dorothee Sölle – grensganger, grensoverschrijdend levend. Gedreven door het visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en door het zoeken naar een nieuwe taal voor het spreken over en met God. Zij leidt ons vandaag met gebedsteksten, een gedicht, een geloofsbelijdenis en verhalen. Teksten van Dorothee Sölle – gelezen in de viering van de EUG op 17 juni 2012 Kyrie: (gelezen door Nelleke) Heer wij brengen bij u al onze angst de angst om oud te worden en de angst voor de dood de angst om alleen te blijven en die om verlaten te worden de angst voor de taken waartegen wij niet zijn opgewassen en de angst om niet nodig te zijn (...) Heer ontferm u (zingen) Christus wij brengen onze droefheid bij u onze vermoeide milde wanhoop over de uitroeiing van onze broeders en zusters de dieren en planten (...) neem onze zwakheid en onze angst in uw hart Christus ontferm u (zingen) God donkere grond van al het leven wij brengen onszelf bij u opdat gij ons opvangt als wij vallen en wij weten dat wij niet uit u kunnen vallen op geen enkel moment van ons bestaan Heer ontferm u (zingen) [uit: ‘Zeg mij de naam van je hoop’, 75]
‘Mystiek uitgraven’ (gelezen door Harry) Mijn belangrijkste interesse is het de mystiek te democratiseren. Daarmee bedoel ik dat de mystieke gevoeligheid, die in ons allen steekt, weer wordt toegelaten, wordt uitgegraven uit het puin van de trivialiteit, van de zelftrivialisering. Een oude vrouw vertelde mij dat ze bij een goeroe veel geleerd had over mystiek. Toen ze dit deelde met haar zwarte dominee, was het enige wat hij haar vroeg: ‘Heeft hij u dan niet verteld dat wij allen mystici zijn?’ [uit: ‘Mystiek en verzet’, 16)
‘De ziel opent zich voor het lijden’
(gelezen
door
Harry)
Dat betekent niet dat apathische mensen in de geïndustrialiseerde landen niet zouden lijden – ofwel gelukkig zouden zijn. Wat zij missen, is het gewaarworden van het eigen lijden en de sensibiliteit voor het lijden van anderen. Ze ervaren leed, maar ze
‘zijn tevreden’, het raakt hen niet. Zij hebben geen mogelijkheid zich te uiten, geen taal en geen gebaren om met het lijden een twistgesprek te voeren. Er verandert niets. Ze leren er niets van. (...) De mystieke weg wijst in tegengestelde richting: de ziel opent zich voor het lijden, zij geeft zich eraan over, zij houdt niets terug. Zij maakt zich niet klein en onaantastbaar, gedistantieerd en ongevoelig, zij wordt volledig door het lijden beroerd. [uit: ‘Lijden’, 32 en 80]
‘Mystiek is verzet’ (gelezen door Nelleke) “’Mystiek is verzet’, zei jaren geleden een vriend tegen me, van wie ik wilde weten hoe je over de verhouding tussen mystiek en verzet zou kunnen denken. De ervaringen van de eenheid temidden van het ‘gewoel’, het luisteren naar het ‘stille geschreeuw’, brengt ons noodzakelijkerwijs in een radicaal verzet tegen onze als normaal beschouwde manier van leven. Op het theologisch seminarie in New York, waar ik college gaf, werd eens navraag gedaan naar religieuze ervaringen. Er ontstond een pijnlijk zwijgen, ongeveer alsof we onze grootmoeders hadden gevraagd naar hun seksuele ervaringen. Ten slotte meldde zich een jonge vrouw, die een week later met een opvallend verhaal kwam. Ze vertelde dat ze als heel jong meisje in het Midden Westen van de Verenigde Staten ’s nachts in bed altijd vele, vele uren gelezen had, wat natuurlijk niet mocht. Op een winternacht werd ze ’s morgens om vier uur wakker, ging naar buiten en zag in de heldere vrieslucht de sterren aan de hemel. Ze ervoer een voor haar uniek geluksgevoel, een gevoel van verbondenheid met het volle, met God, een ervaring van overweldigende helderheid, van gedragen worden en opgetild zijn. Ze zag de sterren, zoals ze die nog nooit had gezien. ‘Er kan niets gebeuren, ik ben onverwoestbaar, ik ben één met het geheel.’ Met deze woorden beschreef ze de ervaring. Het heeft zich niet herhaald, totdat haar in een geheel andere context, ongeveer tien jaar later, iets soortgelijks was overkomen. Die andere context was een grote demonstratie tegen de Vietnam-oorlog. Ook daar had ze, zo vertelde ze, het besef gehad te zijn opgetild: een deel van het geheel geworden, ‘niet kapot te krijgen’, met anderen samen. Ze bracht beide ervaringen met elkaar in verband en noemde ze, naar woorden zoekend en worstelend met eigen schaamte, ‘religieuze ervaring’. Stel eens dat deze jonge vrouw in de veertiende eeuw in Vlaanderen had geleefd; dan zouden haar andere taaltradities ter beschikking hebben gestaan, die het haar mogelijk hadden gemaakt om te zeggen: ‘ik hoorde een stem’ of ‘ik zag een licht, helderder dan alles wat ik
voordien gezien had’. In onze cultuur wordt ze gedwongen tot nuchterheid, beperking, tot wetenschappelijke uitdrukkingswijze. Dat ze zich tegen deze dwang verzette, en hoe ze dat deed maakte haar verhaal onvergetelijk. [uit: ‘Mystiek en verzet’, 272/273]
‘God leeft zonder bescherming’ En waarom bent u zo eenzijdig wordt mij vaak gevraagd zo blind en zo unilateraal dan vraag ik soms op mijn beurt of de vragensteller christen is men mag toch zeker nog wel vragen
(gelezen door Harry)
en herinner er in dat geval aan hoe eenzijdig God in Christus zonder garanties ontwapend heeft waar zouden wij blijven geef ik te denken als God met jou of mij die toch bij de meeste overeenkomsten graag foefjes gebruiken waar zouden wij blijven als God op wederkerigheid zou staan dan herinner ik eraan dat God niet in een tank kwam en niet in een bank geboren werd en de oude wonderwapens de bliksem de donder en de hemelse legerscharen eenzijdig opgaf hij bediende zich niet van paleizen koningen en soldaten toen hij unilateraal mens ging worden dat is zonder bewapening leven [uit: ‘In het huis van de menseneter’, 55]
Geloofsbelijdenis (gelezen door Nelleke) ik zal niet geloven in het recht van de sterkste, in de taal van de wapens, in de macht der machtigen. Maar ik wil geloven in het recht van de minste, in de open hand, in de geweldloosheid. (...) Ik geloof in de gekruisigde die leeft, in de mislukte die niet mislukt is,
in de weerloze die door God niet in de steek wordt gelaten, in de liefhebbende wiens zaak God tot de zijne heeft gemaakt. God heeft de weerloze niet bewapend, Hij heeft hem niet te gronde doen gaan, maar Hij heeft hem juist als die weerloze erkend, aangenomen en liefgehad, dus opgewekt. In hem geloven is niets anders dan op hem ingaan, zijn weg gaan.” [uit: ‘Kort Credo’ (Eimert Pruim), 124/125]
Gebeden (gelezen door Harry) U hebt mij gedroomd, God, hoe ik oefen rechtop te gaan en leer neerknielen, mooier dan ik nu ben, gelukkiger dan ik durf te zijn, vrijer dan bij ons is toegestaan. Houd niet op te dromen, God. Ik wil niet ophouden mij te herinneren dat ik uw boom ben, geplant aan uw waterbeken van het leven.