ETHISCH ONDERNEMEN. EEN ALTERNATIEF VOOR VERZAKELIJKING? Luk BOUCKAERT1 De toenemende invloed van de markt en van het managementdenken in de non-profitwereld leidt wellicht tot meer efficiënte, professionele en individuele klantgerichtheid maar - zo vrezen velen verdringt terzelfdertijd de belangeloze zorg voor de kwetsbare medemens en de inzet van vrijwilligers. Hoe kunnen we tegen deze vermarkting en rationalisering een countervailing power ontwikkelen? Welk soort activiteiten en praktijken zijn nodig om de verzakelijking voorbij te streven? Vooraleer we in het verzet gaan tegen de verzakelijking, is het toch wel de moeite waard om na te gaan of onze veronderstelling wel correct is. Zijn de toenemende invloed van de markt en het managementdenken, zeg maar de economische logica, de oorzaak van verzakelijking ten koste van menselijke solidariteit en zorg? Is de economische logica de vijand die als een paard van Troje in de non-profit sector wordt binnen geloodst? Het antwoord op deze vragen is natuurlijk in grote mate afhankelijk van de manier waarop we begrippen zoals markt, management, profit en nonprofit sector, economie en samenleving invullen. De eerste bedoeling van mijn verhaal is aan te tonen dat er grosso modo twee nogal verschillende manieren zijn om deze economische begrippen in te vullen. Naargelang we vertrekken van één van deze invullingen, zal ons inzicht en onze appreciatie erg verschillend zijn. In een dualistisch model vertrekken we van een principiële grens tussen de economische en de sociale logica. Verzakelijking wordt in dit geval gedefinieerd als de dominantie van de economische op de sociale logica. 'Voorbij de verzakelijking' betekent dat we de homo economicus een halt toeroepen en de zorgethiek meer gewicht geven. Veel ideologische en kritische discussies tussen neo-liberalen, die de kaart van de economische logica trekken, en neo-socialen die de welvaartstaat verdedigen, worden binnen dit denkkader gevoerd. Ik voel me niet erg aangesproken door deze dualistische denkwijze. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en grensvervagingen die zich vandaag manifesteren, zijn m.i. in dit denkkader moeilijk te vatten. Wie de dynamiek van de zorgsector wil analyseren vertrekt m.i. beter vanuit symbiotische begrippen als ethische economie of ethisch ondernemerschap. Mijn bijdrage is een poging om het fenomeen van de verzakelijking in het perspectief van de opkomst en de groei van een ethische economie te situeren. Verzakelijking als dominatie van de economie Het na-oorlogse concept van onze welvaartstaat is gestoeld op de tegenstelling tussen twee logica's: enerzijds heb je de economie die zorgt voor de groei en anderzijds heb je de sociale en publieke sector die goederen en diensten aanbiedt die om één of andere reden niet door de markt kunnen worden verzorgd (teveel externe effecten, collectieve behoeften, realisatie van basisrechten, marktdeficiënties). De ondernemer in de markteconomie heeft een economisch mandaat, gericht op winstmaximalisatie. De overheid en de sociale partners hebben een sociaal mandaat, gericht op herverdeling en publieke dienstverlening. De private sector is profit-gericht, de sociale sector heeft geen direct winstoogmerk maar schept sociale meerwaarde. Kortom, principieel en theoretisch is het territorium van de economische en de sociale wereld duidelijk gescheiden en begrensd. Beide hebben elkaar nodig: zonder economische bloei geen inkomsten voor de welvaartstaat, zonder sociale voorzieningen geen geordende arbeidsmarkt en geen goede infrastructuur voor de economie (onderwijs, rechtszekerheid, verkeer, communicatie, positief sociaal klimaat). 1
Prof. dr. Luk Bouckaert is verbonden aan het Centrum voor Economie en Ethiek van de K.U.Leuven, Naamsestraat 69, 3000 Leuven, tel. 016-32 67 39, e-mail:
[email protected].
Ofschoon management zowel in de winstsector als in de publieke en sociale sector thuis hoort, bedoelt men met 'managementdenken' vandaag een stijl van organiseren die zeer marktgericht en competitief is ingesteld. In de nieuwe stijl wordt efficiënt en doelrationeel handelen niet langer gekoppeld aan procedures van bureaucratische besluitvorming, maar met procedures van klantgerichtheid en directe stakeholdercommunicatie. Wanneer niet langer één of andere van boven opgelegde doelstelling maar de door de klant of zorgvrager zelf geformuleerde vraag het doel wordt van de organisatie, kantelt de hele structuur van de dienstverlening en wordt flexibel en marktgericht reageren noodzakelijk. Naarmate de klant/zorgvrager zijn keuzevrijheid vergroot, laat hij zich niet langer betuttelen door een organisatie en zoekt desgevallend naar alternatieve mogelijkheden. De omschakeling van technocratisch naar klant- en marktgericht organiseren is een transformatie die zowel in de privé sector als in de sociale en publieke sector plaatsvindt. Maar het nieuwe managementdenken wordt niet alleen gekenmerkt door klantgerichtheid (de positieve kant van het plaatje). Daarnaast is er de permanente druk tot 'rationalisering'. De druk die uitgaat van een klant- en marktgerichte strategie, betekent immers dat de kwaliteit van de dienstverlening voortdurend moet verbeteren, dat er steeds nieuwe investeringen in infrastructuur nodig zijn, steeds vluggere aanpassingen, enz. Gegeven dat de middelen beperkt zijn, ontstaat een steeds sterkere druk om met minder middelen steeds meer diensten te verlenen en kostenefficiënt te handelen. In de mate dat de overheid aan enveloppenfinanciering doet (en dus de financiële autonomie van de instellingen erkent), wordt de mogelijkheid geboden voor non-profit instellingen om dankzij besparingen een economische meerwaarde te creëren. De instelling die immers het meest kostenefficiënt werkt, zal een surplus overhouden dat ze kan investeren in nieuwe apparatuur of in lagere prijzen voor haar klanten of in een hoger salaris voor haar werknemers. In ieder geval, wie een economisch surplus heeft, heeft een voorsprong op andere instellingen. Zo zien we hoe via rationalisering het economisch winstprincipe binnendringt in de non-profit sector, ook al wordt deze winst niet aan individuele aandeelhouders uitgekeerd en bestaan er geen financiële markten die het kapitaal naar de meest productieve organisaties kanaliseren. Het economisch winstprincipe is door de enveloppenfinanciering en de competitie tussen instellingen indirect maar krachtig werkzaam. Men kan niet direct een prijzenconcurrentie voeren maar indirect winst door besparing maken. Voor elke non-profit-instelling stelt zich de beleidsvraag hoeveel financiële meerwaarde men door besparing wil realiseren en hoe dit surplus moet verdeeld worden over alle betrokken partijen (zorgvragers, personeel, investeringen, belastingen, enz). Waar het streven naar winst in de profit sector open en bloot aanwezig is, is het winstprincipe in de non-profit sector meer verdoken maar niettemin zeer reëel werkzaam. De werkelijkheid toont m.i. aan dat de grenzen tussen profit en non-profit sector ook op dit vlak steeds vager en artificiëler worden. Hoe daar tegenaan kijken? De neiging is wellicht om te zeggen: klantgerichtheid vinden we fijn, maar de druk van de rationalisering door management, de invoering van het economisch winstprincipe, de competitieve stijl van werken ontneemt de non-profit sector zijn eigen karakter. Het vernietigt de zorgdimensie in onze verhouding tot de kwetsbare medemens. Moet de slinger niet terug naar minder markt en meer overheidsregulering? In sommige gevallen kan dat wel eens nodig zijn. Maar in algemene termen, lijkt het mij te leiden naar een vrij conservatieve reflex, een vrees om nieuwe en creatieve vormen van management en ondernemerschap te ontwikkelen in de non-profit sector. Wat meer is, door opnieuw de opsplitsing tussen het economische en het sociale te versterken, houden we één van de belangrijkste grondslagen van de verzakelijking in stand. We houden de idee in stand dat de economie in zich geen ethisch draagvlak heeft, en dat ze dus van buiten af door de overheid en de sociale sector moet gecorrigeerd worden. Precies deze mentale opsplitsing (die zowel door neo-liberalen als neo-socialen wordt gedeeld) is voor mij één van de grondslagen van het hele mechanisme van de verzakelijking. Is er een andere weg mogelijk? De ethische herijking van economische begrippen
Veronderstel dat ik jou vraag: “Wat is het profiel van een goede manager in jouw instelling?” Dan zou je vermoedelijk wel volgende kenmerken aanstippen: hij/zij moet voor alles het toekomstig belang van de instelling verzekeren en in operationele doelstellingen vertalen, hij/zij moet kunnen luisteren naar de diverse betrokken partijen, in staat zijn conflictuerende belangen bespreekbaar te maken, een fair compromis te ontwerpen, de beschikbare middelen efficiënt en spaarzaam te beheren, nieuwe middelen en investeringen aan te trekken, een zeker gezag uit te stralen, enz... Uit zo'n lijstje kenmerken (en uit enquêtes over leiderschap) blijkt al gauw dat wat mensen onder goed management verstaan een synthese is van strategisch denken en empathisch vermogen om in een situatie te zien wat zinvol is en toekomst heeft. Wanneer we echter kritiek leveren op de dominantie van het managementdenken en de economische logica, dan versmallen we het managementdenken tot het vermogen van rationele calculus en dan nog liefst in functie van financiële of materialistische doelstellingen. Dit staat veraf van onze spontane idee van een goed manager. In feite leveren we kritiek op een pathologische vorm van management, het eng en materialistisch efficiëntiedenken. Deze pathologisch vorm bestaat natuurlijk ook, ze kan zelfs epidemische vormen aannemen, maar het ware verkeerd deze te beschouwen als het oorspronkelijk fenomeen. Omwille van de associatie van management met een of andere pathologische vorm ervan, dreigt men het kind met het badwater buiten te gooien. Beter is van meet af aan management te zien als een activiteit van rationele en morele intelligentie, van zorgzame en communicatieve doelgerichtheid. Verzakelijking is in deze analyse niet het gevolg van een teveel aan managementdenken maar van een tekort aan volwaardig management. Hetzelfde geldt voor begrippen als markt en ondernemen. Het is een theoretische abstractie om de 'markt' te definiëren als een zuivere ruiloperatie op basis van eigen profijt: ik geef iets (een dienst bvb., of een politieke stem) voor iets anders (een som geld of een politiek voordeel). Uiteraard is de markt gekenmerkt door ruilactiviteiten op basis van het afwegen van eigen voordeel en belang. In die zin is er altijd een element van verzakelijking en berekening in marktgedrag. Dat geldt trouwens niet alleen voor het gedrag op financiële markten, maar evenzeer voor politiek gedrag op de electorale markt of voor het gedrag van non-profit organisaties op de markt van de liefdadigheid, waar een intense wedijver voor fondsen gaande is. Het streven naar wederzijds voordeel geldt eveneens wanneer een patiënt een hulpverlener komt opzoeken of wanneer een hulpverlener via zijn werk een inkomen, promotie en sociale erkenning nastreeft. Maar in al deze zakelijke relaties is ook altijd iets anders bezig. Als er voorafgaandelijk aan de ruil geen voldoende wederzijds vertrouwen is, zal de transactie van geld, goederen en diensten uit vrees om bedrogen te worden niet doorgaan. Welnu, vertrouwen steunt niet louter op berekening van wederzijds voordeel maar op het aanvoelen van de integriteit en betrouwbaarheid van een persoon. Ruilen is m.a.w. niet louter zaken doen (verzakelijking), het is elkaar ook vertrouwen geven. In dit geven van vertrouwen, dat kwetsbaar is, steekt altijd een element van onzekerheid, risico en lotsverbondenheid. En het is zeker zo dat in de non-profitsector de kwetsbaarheid en de onmacht van de zorgvrager bijzonder groot is, zodat de vertrouwensrelatie een grotere rol speelt dan in markten waar mondige en geïnformeerde actoren tegenover elkaar staan. Om het vertrouwen te versterken, ondersteunen we het met allerlei beschermende maatregelen, wetten, procedures en rituelen. Maar teveel regulering om het vertrouwensrisico zo klein mogelijk te maken en bij limiet uit te schakelen, heeft een averechts effect. Het verlamt het vrije initiatief. De remedie voor de verzakelijking van en door de markt is blijkbaar niet 'minder markt en meer regulering' maar in de eerste plaats, een beter klimaat van vertrouwen tussen mensen en instellingen. Vertrouwen is niet iets dat we van buiten af toevoegen aan de markt, het vormt de kern van een goed werkende markt. Verzakelijking is in mijn voorstelling niet het resultaat van teveel markt, maar van een pathologie van de markt. Door gebrek aan vertrouwen vernietigen we de vrije markt die plaats maakt voor relaties van chantage, maffia praktijken, afwenteling van de kost op zwakke groepen, enz. Door de morele dimensie van vertrouwen uit het marktconcept te lichten, gaan we een verengd marktbegrip hanteren en ons afzetten tegen 'de' markt. Interessanter lijkt me het marktbegrip ethisch te herijken en te pleiten voor een betere marktwerking.
Ik wil nog een derde voorbeeld geven van ethische herijking van economische begrippen. Ondernemen wordt vaak herleid tot de kunst om winst te maken en dus een financieel surplus te realiseren. Niemand zal betwisten dat dit een noodzakelijk aspect van ondernemen is, maar ook hier staat iets anders op het spel. Wanneer een onderneming van de samenleving het recht krijgt om vrij te ondernemen en winst te maken, staat daar een plicht tegenover. De plicht om op een duurzame wijze waarde te creëren voor de samenleving: de winst moet op een sociaal en ecologisch verantwoorde wijze tot stand komen en op een faire manier verdeeld worden onder alle betrokken stakeholders. Dit vormt de kern van wat vandaag ethisch of sociaal-verantwoord ondernemen wordt genoemd. Ondernemen versmallen tot ongeremd en ongecontroleerd winstbejag is een pathologische vorm van ondernemen, die een onderneming op de duur moreel onaanvaardbaar en bijgevolg ook op de markt minder aantrekkelijk maakt. De verzakelijking die een gevolg is van ongeremd winstbejag, moet niet bestreden worden door ondernemerschap te vervangen door regulering, maar in de eerste plaats door het bevorderen van ethisch ondernemerschap in profit én non-profitsectoren. Dit is meer dan een cosmetische verandering in taalgebruik. Het leidt tot een andere kijk op de non-profit sector en het management ervan. Ethisch ondernemen in de zorgsector Is het mogelijk de ethisch geijkte economische begrippen op de non-profitsector toe te passen? Ik geloof van wel. Meer nog: het is niet alleen mogelijk, het is ook noodzakelijk omdat in het perspectief van de ethische economie, de gelijkenissen tussen profit en non-profitsector veel groter zijn dan de verschillen. Het lijkt me dan ook verantwoord de bedrijfsethische analyse te gebruiken als basis voor het management in de non-profit-wereld. In onze studie Het welzijn van de zorg. Over management en verantwoordelijkheid (Bouckaert & Vandenhove, Leuven, 1996) hebben we dit proberen te doen. Ik licht er enkele ideeën uit. Stakeholders als opdrachtgevers Een bedrijf in de ethisch-economische betekenis van het woord is een contractueel relatienet van stakeholders die vanuit een gedeelde opdracht en een aantal gedeelde waarden allerlei activiteiten ontwikkelen en diensten produceren. Belangrijk voor een dergelijk bedrijf is dat het de diversiteit van zijn stakeholders identificeert en erkent, de missie en de gedeelde waarden cultiveert, conflictuerende belangen bespreekbaar maakt en tegenover elkaar afweegt, rekenschap geeft aan de stakeholders als opdrachtgevers. Het stakeholdermodel probeert inhoud en vorm te geven aan een intern proces van socio-economische democratisering. Meten is weten… Goed management betekent dat men de prestaties systematisch gaat meten in het licht van de doelstellingen die men voorop stelt. Zonder transparante en duidelijke metingen vervalt men in ondoorzichtig taalgebruik en management. De kwestie is natuurlijk wat en hoe men meet. Wie alleen oog heeft voor de financiële prestaties, vervreemdt de non-profit instelling van haar doelgerichtheid. De hele beweging rond ethisch of sociaal verantwoord ondernemen valt of staat met de introductie van nieuwe meetinstrumenten die in staat zijn de specifieke sociale verantwoordelijkheid van een organisatie te meten en transparant te maken. Sociale verantwoordelijkheid van een organisatie betekent in deze context het vermogen van die organisatie om rekening te houden met de belangen van alle stakeholders en deze tegen elkaar af te wegen in het licht van de missie en de gedeelde waarden. Een belangrijk meetinstrument dat vandaag opgang maakt in de profit-sector is het 'triple bottom line' concept waarbij zowel de financiële als de ecologische en sociale doelstellingen van een bedrijf worden gemeten en geëvalueerd (een vaak aangehaald voorbeeld is de recente praktijk van Shell). Een ander instrument is de sociaal-ethische audit waarin de prestaties van een bedrijf systematisch worden getoetst aan de verwachtingen van de belangrijke stakeholders (zie bvb. het pionierswerk van Body Shop). Het onderzoek dat we gedaan hebben in de welzijnssector steunde op deze methodiek van de sociaal-ethische audit. Ons doel was na te gaan in welke mate
welzijnsorganisaties vandaag rekening houden met de verwachtingen van de diverse stakeholders in hun beleid. Sociale verantwoordelijkheid Eén reflectie wil ik toch nog even voorleggen. We hadden vroeger een gelijkaardig sociaal-ethisch onderzoek gedaan in de profit-sector. Wat mij naar aanleiding van het onderzoek in de welzijnssector getroffen heeft, is niet alleen het feit dat de verschillen in management tussen profit en non-profit vervagen, maar vooral het feit dat er een nieuwe kloof ontstaat, met name de kloof tussen organisaties met een sterke en een zwakke sociale verantwoordelijkheid. Deze kloof vind je zowel in de profit als de non-profitsector. Besluit Met mijn verhaal wou ik twee dingen doen. Eén: het concept van de verzakelijking heroriënteren door het in de context van de opkomst en groei naar een ethische economie te plaatsen. In dit perspectief is verzakelijking niet het gevolg van een teveel aan economie maar van een tekort aan volwaardige economie. Door systematisch de morele dimensie in de economische realiteit te verduisteren, wordt de economie in haar authentieke dynamiek miskend. In plaats van het verschil tussen het economische en het sociale op een dualistische manier te benadrukken, pleit ik voor een ethische herijking van economische begrippen. Mijn tweede doel is het project van ethisch ondernemen meer kansen geven in de non-profitsector. Middelen daartoe zijn de invoering van geschikte operationele instrumenten zoals de sociale en ethische audit of de bevordering van participatie-experimenten. Deze instrumenten hebben als doel de sociale verantwoordelijkheid inhoud en vorm te geven, maar ook de basis te leggen voor vertrouwen in en tussen organisaties. Vertrouwen is het sociale kapitaal van instellingen.