4
abstract Cytomegalovirus infection: congenitally or postnatally acquired? Importance of the Guthrie card. – A girl aged 4 weeks had persistent pulmonary hypertension of the newborn, haematological abnormalities and hepatosplenomegalia due to a cytomegalovirus (CMV) infection; thereafter she had a psychomotoric retardation. A girl aged 6 months had psychomotoric retardation and microcephaly due to a CMV infection, with epilepsy and perception deafness. A polymerase chain reaction (PCR) for CMV-DNA in the blood on the Guthrie card demonstrated retrospectively in both cases that the infection was congenital. A 4-month-old boy had parents who had both experienced a CMV infection around the birth of the child. The child was infected with CMV but the absence of CMV-DNA in the blood on the Guthrie card revealed that the infection was not congenital. Only 10% of infants with congenital CMV infection are symptomatic at birth; the prognosis is then poor. Up to 10-15% of the asymptomatic patients will develop neurological manifestations. For the diagnosis of congenital CMV infection virus isolation is required within 3 weeks after birth. However, when CMV infection is not considered during this period it is later still possible to diagnose congenital CMV infection with a PCR for CMV-DNA in blood spots of Guthrie cards taken during the first week of life.
5
6
7
8
9
10
11
12
13 1 2
3
literatuur Demmler GJ. Congenital cytomegalovirus infection and disease. Adv Pediatr Infect Dis 1996;11:135-62. Stagno S. Cytomegalovirus. In: Remington JS, Klein JO, editors. Infectious diseases of the foetus and newborn infant. Philadelphia: Saunders; 1995. p. 312-53. Numazaki K, Chiba S. Current aspects of diagnosis and treatment of cytomegalovirus infections in infants. Clin Diagn Virol 1997;8:169-81.
14
Boppana SB, Fowler KB, Vaid Y, Hedlund G, Stagno S, Britt WJ, et al. Neuroradiographic findings in the newborn period and longterm outcome in children with symptomatic congenital cytomegalovirus infection. Pediatrics 1997;99:409-14. Fowler KB, McCollister FP, Dahle AJ, et al. Progressive and fluctuating sensorineural hearing loss in children with asymptomatic congenital cytomegalovirus infection. J Pediatr 1997;130:624-30. Nelson CT, Istas AS, Wilkerson MK, Demmler GJ. PCR detection of cytomegalovirus DNA in serum as a diagnostic test for congenital cytomegalovirus infection. J Clin Microbiol 1995;33:3317-8. Johansson PJH, Jönsson M, Ahlfors K, Ivarsson SA, Svanberg L, Guthenberg C. Retrospective diagnostics of congenital cytomegalovirus infection performed by polymerase chain reaction in blood stored on filter paper. Scand J Infect Dis 1997;29:465-8. Ng PC, Fok TF, Lee CH, Cheung KL, So KW, To KF, et al. Congenital cytomegalovirus infection presenting as severe persistent pulmonary hypertension of the newborn. J Perinatol 1998;18:234-7. Perez Jiminez A, Colamaria V, Franco A, et al. Epilepsia y alterones del desarrollo cortical en ninos com infeccion congenita por citomegalovirus. Rev Neurol 1998;26:42-9. Adam BW, Alexander JR, Smith SJ, Chace DH, Loeber JG, Elvers LH, et al. Recoveries of phenylalanine from two sets of dried bloodspot reference materials. Clin Chem 2000;46:126-8. Abe K, Konomi N. Hepatitis C virus RNA in dried serum spotted onto filter paper is stable at room temperature. J Clin Microbiol 1998;36:3070-2. Biggar RJ, Miley W, Miotti P, Taha TE, Butcher A, Spadoro J, et al. Blood collection on filter paper: a practical approach to sample collection for studies of perinatal HIV transmission. J Acquir Immune Defic Syndr Hum Retrovirol 1997;14:368-73. Barbi M, Binda S, Primache V, Caroppo S, Dido P, Guidotti P, et al. Cytomegalovirus DNA detection in Guthrie cards: a powerful tool for diagnosing congenital infection. J Clin Virol 2000;17:159-65. Boom R, Sol C, Weel J, Gerrits Y, Boer M de, Wertheim-van Dillen P. A highly sensitive assay for detection and quantitation of human cytomegalovirus DNA in serum and plasma by PCR and electrochemiluminescence. J Clin Microbiol 1999;37:1489-97. Aanvaard op 6 maart 2001
Arts en samenleving
‘Ethiopia-Netherlands aids research project’ e.j.sanders, t.f.rinke de wit, a.l.fontanet, j.goudsmit, f.miedema en r.a.coutinho Aids is de meest catastrofale infectieziekte van deze tijd. Biomedisch onderzoek naar het natuurlijk beloop van Ethiopia-Netherlands AIDS Research Project, Ethiopian Health and Nutrition Research Institute, P.O.Box 1242, Addis Abeba, Ethiopië. Dr.E.J.Sanders, arts-epidemioloog; dr.T.F.Rinke de Wit, moleculair bioloog. GG en GD, afd. Infectieziekten, Amsterdam. Dr.A.L.Fontanet, arts-epidemioloog; prof.dr.R.A.Coutinho, arts-microbioloog/epidemioloog (tevens: Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Humane Retrovirologie, Amsterdam). Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Humane Retrovirologie, Amsterdam. Prof.dr.J.Goudsmit, viroloog. Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst, afd. Klinische Viro-immunologie, Laboratorium voor Experimentele en Klinische Immunologie, Amsterdam. Prof.dr.F.Miedema, immunoloog (tevens: Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Humane Retrovirologie, Amsterdam). Correspondentieadres: dr.E.J.Sanders (
[email protected]).
Zie ook de artikelen op bl. 1236 en 1241. Samenvatting: zie volgende bladzijde.
HIV-infecties, naar de afweer van gezonden en HIVgeïnfecteerden, en genetische analyse van HIV worden vooral verricht in de Verenigde Staten en Europa. Meer dan 95% van de nieuwe HIV-infecties vindt echter plaats in ontwikkelingslanden en met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, dat met meer dan 25 miljoen geïnfecteerden een zeer zware last draagt.1 In deze landen zijn onderzoeksinstituten met externe wetenschappelijke en financiële steun schaars. Bijna 20 jaar na het begin van de aidsepidemie beschikken wij nog steeds niet over een effectief vaccin tegen HIV. Het ontwikkelen en uittesten van een dergelijk vaccin kan alleen plaatsvinden Ned Tijdschr Geneeskd 2001 30 juni;145(26)
1261
samenvatting Het ‘Ethiopia-Netherlands aids research project’ (ENARP), gestart in 1994, is een langlopend samenwerkingsverband tussen aidsonderzoekers in Amsterdam en het nationale onderzoeksinstituut in Addis Abeba, Ethiopië. De doelstellingen van het ENARP-project zijn het bestuderen van HIV en aids in Ethiopië, vooral door enkele grote prospectieve cohortonderzoeken, het opleiden van Ethiopische wetenschappers voor een promotie in de epidemiologie, immunologie of virologie en het opzetten van een HIV-referentielaboratorium voor Ethiopië en omliggende landen. Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken werd een bedrag gereserveerd van ongeveer 32 miljoen gulden voor de periode van 2 keer 4 jaar. Het ENARPproject is hiermee Nederlands grootste biomedische onderzoeksproject in de derde wereld. In 2000 behaalden de eerste 2 Ethiopische studenten hun doctorstitel aan de Universiteit van Amsterdam. Vijf nieuwe studenten begonnen in 1999 aan hun opleiding. In de nabije toekomst hoopt men binnen het ENARP-project fase-1- en -2-onderzoek van een HIV-1-vaccin op te zetten.
door onderzoek in nauwe samenwerking met ontwikkelingslanden.2 3 Tijdens de internationale aidsconferentie in Amsterdam in 1992 werd de noodzaak om HIV-onderzoek op te zetten in ontwikkelingslanden onder de aandacht gebracht van de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking. Deze reageerde door aidsonderzoekers uit Amsterdam – die al lange tijd samenwerkten in het kader van de Amsterdamse cohortonderzoeken naar HIV-infectie/aids – uit te nodigen om een voorstel in te dienen voor het opzetten van een HIV-referentiecentrum in Afrika. Na een relatief korte voorbereiding, waarbij nationaal en internationaal overleg plaatsvond, viel de keus op Ethiopië en in 1994 startte het zgn. ‘Ethiopia-Netherlands aids research project’ (ENARP). De doelstellingen van het ENARP-project zijn het bestuderen van HIV en aids in Ethiopië, het opleiden van Ethiopische wetenschappers voor een promotie in de epidemiologie, immunologie en virologie, en het opzetten van een HIV-referentielaboratorium voor Ethiopië en omliggende landen. Tevens werd in de overeenkomst tussen Ethiopië en Nederland vastgelegd dat ENARP HIV-1-vaccinonderzoeken zal beginnen. Op basis hiervan is een projectstructuur ontwikkeld waarbinnen geavanceerd onderzoek in Ethiopië en in Nederland kan plaatsvinden. Om deze doelstellingen te verwezenlijken werd een bedrag gereserveerd van ongeveer ƒ 32 miljoen voor de periode van 2 × 4 jaar. ENARP is hiermee Nederlands grootste biomedische onderzoeksproject in de derde wereld. De onderzoeksresultaten die binnen het ENARP-project tot nu toe zijn verkregen worden beschreven door Rinke de Wit et al. elders in dit nummer.4 In dit artikel beschrijven wij de managementaspecten van het ENARP-project. het ‘ethiopia-netherlands aids research project’ (enarp) ENARP is een bilateraal project binnen het Ethiopian Health and Nutrition Research Institute (EHNRI). Dit 1262
Ned Tijdschr Geneeskd 2001 30 juni;145(26)
is een sinds kort opzichzelfstaand nationaal onderzoeksinstituut in Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië. EHNRI was tot voor kort een overheidsinstelling met salarisschalen en personeelsbeleid volgens overheidsdirectieven. Bij het ontstaan van ENARP was EHNRI een gecentraliseerd nationaal Ethiopisch referentiecentrum voor infectieziekten. Sinds 1995 worden diagnostische referentietaken overgedragen aan de federale staten van Ethiopië en concentreert EHNRI zich voornamelijk op onderzoek. In Ethiopië heeft ENARP nu 59 medewerkers, onder wie 3 door de Nederlandse partner uitgezonden managers (één voor het laboratorium, één voor de automatisering en gegevensbehandeling, en één die de leiding heeft; elk van hen heeft een Ethiopische evenknie) en 24 veldstafwerkers, onder wie 4 artsen, die verbonden zijn aan 2 gezondheidsposten waar ENARPonderzoeken lopen. Het project heeft men laten aansluiten bij de Amsterdamse cohortonderzoeken naar HIV/aids, een samenwerkingsverband van het Academisch Medisch Centrum (AMC), het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst (CLB) en de Amsterdamse GG en GD (die het project coördineert). In Nederland wordt het ENARP-project wetenschappelijk ondersteund door 3 medewerkers, 1 coördinator verbonden aan de GG en GD en 2 voor 60% aan ENARP verbonden postdoctorale medewerkers gestationeerd op het AMC en het CLB. Laboratoriumtechnische ondersteuning voor het ENARP-project betreft in Nederland 2 laboranten (van respectievelijk CLB en AMC), die regelmatig naar Ethiopië reizen. Administratieve ondersteuning voor het project wordt in Nederland geboden door een projectassistent en een bedrijfskundige (in deeltijd). In Ethiopië wordt het project ondersteund door financieel-administratieve secties van het EHNRI. De Nederlandse projectmanager en de Ethiopische directeur zijn verantwoordelijk voor de projectgelden. Capaciteitsopbouw van het EHNRI. Het was vanaf het begin van het project duidelijk dat een infrastructuur zou moeten worden opgebouwd om geavanceerd HIVonderzoek te ondersteunen over een langere periode. Benevens een beperkt aantal biologische onderzoeken, voornamelijk uitgevoerd buiten Ethiopië, en een aantal epidemiologische onderzoeken uitgevoerd in de jaren tachtig, was de wetenschappelijke kennis over HIV in Ethiopië grotendeels afwezig.5 Het referentielaboratorium (figuur) bevond zich in een deplorabele staat: lekkende leidingen, instabiele elektriciteit en vochtige vloeren vormden de overblijfselen van het vroegere Pasteur Instituut. Inmiddels is het HIV-referentielaboratorium uitgerust met mogelijkheden voor routinematige serologische tests op HIV (ELISA, HIV-spottest, ‘western blotting’), op syfilis (Treponema pallidum-partikelagglutinatietest (TPPA), ‘rapid plasma reagin’(RPR)-test), op herpes-simplexvirus en hepatitis-C-virus, en ook voor T-celsubsetbepalingen (zogenaamde ‘fluorescent-activated cell sorter analysis’ (FACSCAN)), T-celproliferatietests, T-celcytokineproductietests en bepalingen van de hoeveelheid circulerend HIV (zogenaamde ‘nucleic acid sequence-based assay’ (NASBA)). Er kan ook ge-
avanceerder moleculair-biologisch werk worden verricht, zoals ‘reverse’-transcriptie van RNA naar DNA, DNA-amplificatie, en directe ‘sequencing’ van het virale genoom. Er zijn ook faciliteiten voor het scheiden, invriezen en opslaan van sera in vrieskasten van – 80°C, en van levende cellen in vloeibare stikstof. ENARP heeft ook de opbouw en groei van andere secties van het EHNRI ondersteund: laboratoria voor hemato-immunologie, microbiologie, parasitologie en tuberculose zijn gerenoveerd en verbeterd. Tevens zijn infrastructurele verbeteringen binnen EHNRI aangebracht, zoals een door dubbele-back-upgeneratoren ondersteunde elektriciteitsvoorziening, volledige elektrische bedrading, een fabriek voor vloeibare stikstof, sterilisatie- en incineratiefaciliteiten, droogijsproductie, voorziening en distributie van gedestilleerd en van gedemineraliseerd water, inclusief een nieuwe waterput. Een ondersteunend laboratorium voor het Ethiopische
a
b
c Het voormalige Institut Pasteur in Addis Abeba, Ethiopië, waar nu het HIV-referentielaboratorium is opgezet ten behoeve van onder meer het ‘Ethiopia-Netherlands aids research project’ (ENARP): (a) buitenzijde van het gebouw; (b) de staat van het interieur vóór de aanpassingen; (c) de staat daarna.
nationale aidscontroleprogramma werd begin 2001 gebouwd en biedt ruimte aan 3 laboratoria met mogelijkheden voor training, kwaliteitscontrole en commercialisering van CD4+-T-celbepalingen. Dankzij de Nederlandse steun kan EHNRI zich nu richten op meerdere referentielaboratoriumtaken (zie de figuur). Onderzoeken naar HIV-infectie/aids in Ethiopië. Bij de geboorte van het ENARP-project werden 3 wetenschappelijke doelen gesteld: inzicht verkrijgen in de HIV-epidemie in Ethiopië, het opzetten van cohortonderzoeken waarmee men het natuurlijk beloop van de HIV-infectie kan volgen, en het opbouwen van onderzoekscapaciteit in Ethiopië die op termijn HIV-1-vaccinonderzoek mogelijk kan maken. De basis van het wetenschappelijk werk van ENARP wordt gevormd door 3 cohortonderzoeken. Sinds 1997 worden in Akaki en Wonji, respectievelijk 20 en 120 km buiten Addis Abeba, ongeveer 1500 gezonde fabrieksarbeiders langdurig gevolgd en cohortdeelnemers met bestaande en nieuwe HIV-infecties bestudeerd. De deelnemers wordt 2 keer per jaar gevraagd een bloedmonster af te staan. Als tegenprestatie hebben zij en hun directe familieleden gedurende het hele jaar toegang tot gratis medische zorg in een onderzoekskliniek. In 1999 is, in samenwerking met het Armauer Hansen Research Institute in Addis Abeba en een lokale gezondheidspost (genaamd ‘Higher 23 Health Centre’), een cohortonderzoek opgezet naar de interactie van HIV en tuberculose. De wetenschappelijke voortgang van het ENARPproject wordt eens per anderhalf jaar voorgelegd aan een wetenschappelijke adviesraad, bestaande uit 2 Ethiopische leden (afkomstig van respectievelijk de nationale wetenschapscommissie en de universiteit van Addis Abeba), 3 buitenlandse leden (een Nederlands aidsonderzoeker, een vertegenwoordiger van de Joint United Nations Programme on HIV/aids (UNAIDS) en een vertegenwoordiger van een ander internationaal HIV-/ aidsonderzoeksproject in Afrika) en een waarnemer van de Nederlandse ambassade in Ethiopië. Opleidingen. Ethiopische wetenschappers in opleiding bij ENARP worden in de gelegenheid gesteld om in Nederland in het kader van een promotieonderzoek kennis te vergaren en laboratoriumtechnieken te leren. Opleidingen worden in Nederland ondersteund door de universiteiten van Amsterdam (UvA) en Leiden. Ethiopische ‘philosophiae doctor’(PhD)-studenten werken gemiddeld 3 maanden per jaar op de afdelingen Humane Retrovirologie van het AMC (promotor: prof.dr. J.Goudsmit), Immunologie van het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Rode Kruis (promotor: prof.dr.F.Miedema), en Epidemiologie van de GG en GD in Amsterdam (promotor: prof.dr. R.A.Coutinho). Sinds 1999 is de afdeling Parasitologie (prof.dr.A.Deelder) van de Universiteit in Leiden gecontracteerd om de parasitologieprogramma’s aan de universiteit in Addis Abeba te ondersteunen. Bij terugkomst in Ethiopië worden deze technieken toegepast in het ENARP-referentielaboratorium. Zoals gebruikelijk bij promotieonderzoek is het een vereiste dat onderzoeken in internationale wetenschappelijke bladen worden Ned Tijdschr Geneeskd 2001 30 juni;145(26)
1263
gepubliceerd. ENARP biedt verder de mogelijkheid aan studenten van de universiteit van Addis Abeba die een opleiding tot ‘master of science’ (MSc) of ‘master of public health’ (MPH) volgen om een HIV-afstudeerproject uit te voeren. Ondersteuning van het Ethiopische nationale aidscontroleprogramma. Sinds 1995 wordt in samenwerking met de gezondheidsautoriteiten van de regio Addis Abeba een regelmatig HIV-peilstationonderzoek onder zwangere vrouwen ondernomen in 4 gezondheidsposten. Dit bevolkingsonderzoek en andere door ENARP opgezette onderzoeken hebben duidelijk gemaakt dat Ethiopië een zeer ernstige HIV-epidemie doormaakt. Recentelijk zijn onderzoeken gestart naar het vóórkomen van HIV onder ongeveer 1000 politierekruten uit alle 28 administratieve eenheden van Addis Abeba, en naar een landelijke HIV-prevalentie onder 63.000 legerrekruten, die werden getest in 2000. Ook werd onlangs aangetoond dat HIV in de regio Afar zich concentreert rond de belangrijkste verbindingsweg naar Djibouti. Andere projecten, in samenwerking met de afdeling Sociale Geneeskunde van de universiteit van Addis Abeba, omvatten een onderzoek naar de sociaal-demagogische kenmerken van zwangere vrouwen in Addis Abeba, een onderzoek naar de invloed van HIV op de productiviteit van fabrieksarbeiders in Akaki, een onderzoek naar de oorzaken van overlijden in Addis Abeba (er is geen registratie) en de toepasbaarheid van het gedocumenteerd navraag doen (‘verbale autopsie’) naar specifieke doodsoorzaken, en een onderzoek naar HIV onder zwangere vrouwen in West-Ethiopië, een gebied waar HIV-infectie nog niet eerder werd gerapporteerd. HIV-1-vaccin. In 1999 werd in Addis Abeba een bijeenkomst belegd met wetenschappers, artsen en politici om de mogelijkheden voor toekomstig HIV-1-vaccinonderzoek in Ethiopië te bespreken. Het is interessant dat het plan om dergelijk onderzoek in Ethiopië te ondernemen een politiek draagvlak krijgt. Er is een groeiend besef dat Ethiopië, evenals naburige landen, zoals Kenia en Oeganda, een bijdrage kan leveren aan het vinden van een blijvende oplossing van het HIV-/aidsprobleem. ENARP biedt een goede mogelijkheid om HIV-1-vaccinonderzoek op te zetten: er is een langdurig samenwerkingsverband met EHNRI, de infrastructuur op EHNRI is in grote mate verbeterd, sinds kort krijgt het Ethiopische nationale aidscontroleprogramma technische assistentie van ENARP, en technieken nodig voor HIV-1-vaccinonderzoek vormen een onderdeel van de wetenschappelijke opleidingen van de reeds genoemde promotieprogramma’s van de studenten in de immunologie en virologie. Managementaspecten. Het ENARP-project heeft 2 financiële gezichten: één afgestemd op de Nederlandse ondersteuning en één die bepaald wordt door de Ethiopische cultuur en regelgeving. Uitgaven voor ENARP worden verdeeld in investeringskosten van EHNRI, opleidingskosten van de Ethiopische wetenschappers en onderhoudskosten (onderzoeken en infrastructuur) van het project. In de periode 1994-1999 waren de jaarlijkse uitgaven ongeveer 3,3 miljoen gulden, met een gemid1264
Ned Tijdschr Geneeskd 2001 30 juni;145(26)
delde verdeling van 26% voor investeringen, 10% voor opleidingen en 64% voor onderhoud (lopende kosten, waaronder salarissen van de uitgezonden managers: personeelssalarissen voor het hogere management liggen rond de ƒ 600,– per maand, een factor 3 tot 4 lager dan wat wordt betaald door internationale projecten in Ethiopië. Er is een geringe toelage voor ENARP-medewerkers in vergelijking tot de EHNRI-staf). In Ethiopië moeten tot op heden uitgaven boven de ƒ 30,– goedgekeurd worden door de daarvoor door het EHNRI aangewezen comités en boven de ƒ 800,– moet de aanschaf van middelen publiekelijk worden geadverteerd, zodat het comité dat de aanschaf faciliteert een selectie kan maken van de goedkoopste aanbieding, die meestal niet de duurzaamste is. Een evaluatiemissie van ENARP in december 1999 constateerde dat bijna alle laboratoriumuitgaven van ENARP gemaakt worden buiten Ethiopië. Dit werd echter onvermijdelijk bevonden, omdat de handmatige administratie van EHNRI en de afwezigheid van laboratoriareagentia en hoogwaardige apparaten in Ethiopië de voortzetting van ENARP met een op Ethiopische regelgeving gebaseerd management op korte termijn niet mogelijk zouden maken. beschouwing Het HIV-referentielaboratorium, de infrastructurele verbeteringen van het EHNRI en een groot aantal wetenschappelijke bevindingen hebben verder bijgedragen tot een aanzienlijke nationale en internationale bekendheid van aidsonderzoek in Ethiopië.6 7 In de afgelopen 5 jaar is meer dan 90% van de onderzoeken naar HIV en aids in Ethiopië ondersteund door ENARP.8 In 2000 behaalden de eerste 2 Ethiopische studenten hun doctorstitel aan de Universiteit van Amsterdam. Vijf nieuwe PhDstudenten begonnen in 1999 aan hun opleiding. Een tiental masterstudenten heeft hun door ENARP ondersteunde onderzoek kunnen afronden. De organisatie van de ENARP-cohortonderzoeken biedt de mogelijkheid om toekomstig onderzoek naar kandidaat-HIV-1vaccins te ondernemen en ENARP ondersteunt het Ethiopische nationale aidscontroleprogramma. Samenvattend, de gestelde projectdoelen zijn goeddeels behaald. Onlangs werd benadrukt dat het opbouwen van een onderzoeksinfrastructuur in ontwikkelingslanden zinvol is als de structuur ondersteund wordt door goede toegang tot informatie, positieve feedback in de vorm van publicaties en fondsentoekenning, en een verbeterde administratieve omgeving.9 Besluitvorming binnen het ENARP-project verlangt een voortdurend overleg met het management van EHNRI, dat zich kenmerkt door een uitgebreide bureaucratie, moeizaam financieel verkeer en sterke overheidsbemoeienis. Er bestaat bovendien wantrouwen naar de bedoelingen van internationale wetenschappelijke samenwerking, mogelijk geworteld in de zeer zelfstandige cultuur van Ethiopië.10 Zo hebben de Ethiopische partners benadrukt dat de wetenschappelijke resultaten vrijwel uitsluitend door Ethiopische wetenschappers beschreven en gepresenteerd moeten worden.
Ook de Nederlandse ambassade heeft herhaaldelijk benadrukt dat het project meer voor het land moet betekenen en zich moet richten op de ontwikkelingsprocessen in Ethiopië. Gezien de ernst van de HIV-epidemie en de noodzaak om HIV-1-vaccinonderzoek in ontwikkelingslanden uit te voeren zou het te betreuren zijn wanneer het project zich te veel richt op de bestaande capaciteit en ontwikkeling in Ethiopië. Wetenschappelijk aidsonderzoek heeft namelijk een internationaal karakter. Bovendien werd het Ethiopische nationale aidscontroleprogramma gedurende een lange periode ondersteund, hoewel er van enige infrastructurele verbeteringen en capaciteitsopbouw5 geen sprake was; uiteindelijk werd de financiële ondersteuning gestopt. Vooral in het laatste jaar is het HIV-/aidsprobleem in Ethiopië meer onderkend. Was ENARP jarenlang het enige wetenschappelijke HIV-project in Ethiopië, recentelijk dragen initiatieven van de Wereldbank en de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) en de United States Agency for International Development in Ethiopië bij tot de formulering van een brede aanpak van het HIV-probleem. ENARP moet en kan binnen deze nieuwe initiatieven een rol spelen, maar moet effectiever worden georganiseerd en moet van het EHNRI de kans krijgen om te participeren in HIVsamenwerkingsverbanden in Ethiopië. De verwachte verlenging van het contract in juni 2001 geeft de mogelijkheid om met de Ethiopische overheid afspraken te maken over een nieuwe organisatorische aanpak met een grotere delegatie van bevoegdheden voor financiën en personeel. De volgende aannamen worden hierbij gemaakt: de overheidsstructuren in Ethiopië zijn in transitie en stimuleren particulier initiatief – als het inhuren van aidsonderzoekers zo beschouwd mag worden; beide landen onderkennen de noodzaak om in samenwerkingsverband te werken aan het ontwikkelen en het testen van een HIV-/aidsvaccin; Ethiopië is bereid om meer autonomie aan het project te geven, Nederland is bereid om langdurige financiële ondersteuning te bieden voor HIV-onderzoek in Ethiopië en Ethiopië wil de verbeterde HIV-onderzoeksstructuur in dienst stellen van het land. Het is noodzakelijk dat de administratieve inbedding van het ENARP-project binnen EHNRI verbeterd wordt. Het ENARP-management moet afspraken maken over welke taken zelfstandig uitgevoerd kunnen worden en welke van tevoren besproken moeten worden met het EHNRI. Met een efficiënter management kan meer steun gegeven worden aan het opleiden van Ethiopische studenten, kunnen meer HIV-referentielaboratoriumtaken vervuld worden en kan het ENARPproject een actievere rol gaan spelen binnen het Afrikaaidsvaccininitiatief. Het heeft onze voorkeur om het project te internationaliseren en samenwerkingsverbanden aan te gaan met bijvoorbeeld de Amerikaanse CDC, voor het waarborgen van de algemene gezondheidszorgagenda, en met het internationale aidsvaccininitiatief en
WHO-UNAIDS voor het op gang brengen van HIVvaccinonderzoek in Ethiopië. Voor het financieren van biomedisch onderzoek in de tropen bestaat in Nederland echter afnemende belangstelling. De meeste landen in Afrika zijn niet in staat om surveillance zelf te onderhouden,11 laat staan biomedisch onderzoek uit te voeren zoals dat nodig is voor de ontwikkeling van vaccins. Samenwerkingsverbanden, zoals in het ENARP-project, die Afrikaanse onderzoekers opleiden en infrastructurele verbeteringen aanbrengen in de lokale situatie hebben daarom langdurig financiële en technische ondersteuning nodig. abstract ‘Ethiopia-Netherlands aids research project’. – The ‘EthiopiaNetherlands aids research project’ (ENARP), started in 1994, is a long-term collaboration between aids researchers in Amsterdam and the Ethiopian Health and Nutrition Research Institute in Addis Ababa. The ENARP’s primary objectives include conducting studies on HIV and aids in Ethiopia, especially by means of some large-scale prospective cohort studies, training Ethiopian scientists in PhD programmes in epidemiology, immunology and virology and establishing a reference laboratory for HIV and aids in Ethiopia and neighbouring countries. External funding for ENARP amounts to 32 million Dutch guilders for two periods of four years and is being provided by the Dutch Government. ENARP is the largest third world biomedical project supported by the Dutch Government. In 2000 two Ethiopian students obtained their doctorates from the University of Amsterdam. Five new PhD students commenced their training in 1999. ENARP hopes to set up HIV-1 vaccine phase I and phase II trials in the near future.
1 2
3
4
5 6
7 8 9 10 11
literatuur UNAIDS. Aids epidemic update december 2000. Genève: UNAIDS/ WHO; 2000. Esparza J, Bhamarapravati N. Accelerating the development and future availability of HIV-1 vaccines: why, when, where, and how? Lancet 2000;355:2061-6. Morris L, Martin DJ, Quinn TC, Chaisson RE. The importance of doing HIV research in developing countries. Nat Med 1998;4:12289. Rinke de Wit TF, Sanders EJ, Fontanet AL, Goudsmit J, Miedema F, Coutinho RA. Resultaten van het ‘Ethiopia-Netherlands aids research project’; 1995-2000. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145: 1236-40. Voelker R. An ancient nation braces to fight AIDS. JAMA 2000; 283:593-5. Fontanet A, Woldemichael T. The Ethio-Netherlands AIDS Research Project (ENARP): description and major findings after four years of activities. Ethiop Med J 1999;37:9-24. Cohen J. Africa boosts AIDS vaccine R&D. Science 2000;288:21657. Kedede D, Aklilu M, Sanders EJ. The HIV epidemic and state of its surveillance in Ethiopia. Ethiop Med J 2000;38:283-302. Enabling research in developing countries. Lancet 2000;356:1043. Giel R. Vreemde zielen. Een sociaal psychologisch inzicht in andere culturen. Meppel: Boom; 1984. Sanders EJ. Managing infectious disease surveillance in developing countries [proefschrift]. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; 1999. Aanvaard op 26 februari 2001
Ned Tijdschr Geneeskd 2001 30 juni;145(26)
1265