Essay voor Bronnen en Methoden:
Beeld(ver)vorming omtrent
Jan van Leiden vanaf 1534 Wybo Wiersma, 1298577
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
2
Inhoudsopgave Inleiding........................................................................................................... 3 Jan van Leiden................................................................................................ 5 Zijn tijd................................................................................................. 5 Zijn leven............................................................................................. 6 Beeld(ver)vorming.......................................................................................... 9 Primair................................................................................................. 9 Model................................................................................................. 20 Symbool............................................................................................. 35 Conclusie...................................................................................................... 48 Literatuurlijst................................................................................................. 49
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
3
Inleiding 'Je er met een Jantje van Leiden vanaf maken' is een Nederlands spreekwoord dat een negatieve connotatie heeft. Het betekent nu vooral je er met een praatje van af maken (afb. 1). Die betekenis is minder negatief dan het geval was toen het spreekwoord ontstond. Jan van Leiden – de persoon op wie het spreekwoord teruggaat – is een figuur geweest die in de zestiende eeuw heftige reacties heeft losgemaakt. Hij was een welbespraakte kleermaker die vanaf 1534 als de nieuwe koning David aan het hoofd stond van de sekte van de Wederdopers. In afwachting van de apocalypse bestuurde hij het Nieuwe Jeruzalem (Munster). Hij stelde zichzelf boven de paus en boven de keizer. En alsof dat nog niet genoeg was gold er in zijn koninkrijk bovendien geen privé-bezit en mannen mochten er met meerdere vrouwen trouwen. Zelfs in het Duitsland van de vroeg-twintigste eeuw gold hij nog als afschrikwekkend voorbeeld. Het liep namelijk niet erg goed af met hem en zijn koninkrijk. Zijn koninkrijk werd gezien als een onrechtmatige usurpatie. Munster werd belegerd en na herhaalde aanvallen en een beleg van maanden tenslotte door verraad ingenomen. Een half jaar later werd Jan op de markt van Munster met roodgloeiende tangen ontvleesd. Hiervan is een impressie te zien op het noodbiljet uit 1921 (afb. 2). Wat is er toch gebeurd met de representaties van Jan van Leiden in de verbeelding van de generaties tussen 1534 en 2004 dat er cultuuruitingen met zulke verschillende betekenissen uit voortgekomen zijn ? Het spreekwoord duidt slechts op verhulde laksheid terwijl het noodbiljet toch echt een grimmiger connotatie heeft. Om hierop een antwoord te geven vormt de hoofdvraag hoe de representaties van de persoon Jan van Leiden zijn veranderd in de loop der tijd. Ik spits me daarbij toe op de veranderingen in de afbeeldingen zelf. Ten eerste zal ik proberen aan te geven welke metamorfoses Jan van Leiden heeft ondergaan in achtereenvolgende uitbeeldingen. Daarna zal ik proberen uit te leggen waarom dit gebeurde: waarop werd de nadruk gelegd, en welke betekenissen drukte zijn beeltenis uit. Ik ga hierbij niet in op de doelgroep of de functie van elke beeltenis afzonderlijk omdat gegevens daarover in de meeste gevallen niet voor handen zijn. De afbeeldingen en andere bronnen die ik gebruik stammen vooral uit de 16e tot en met de 19e eeuw. Ondanks deze beperking kunnen ze toch een goed beeld geven van veel van de verschuivingen in de visie op Jan van Leiden omdat ze als basis gediend hebben voor het beeld dat veel mensen ook nu nog van hem hebben. Het antwoord op de zojuist gestelde vragen kan natuurlijk nooit volledig zijn, o.a. door het gebrek aan gegevens over het concrete functioneren van de bronnen in het dagelijkse leven. Toch denk ik wel dat ik een aantal interessante grote lijnen uit kan zetten. Voordat ik daarmee begin echter volgt nu eerst een korte beschrijving van de tijd en van het leven van Jan van Leiden.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
4
Afbeelding 1 Een 21e eeuws voorkomen van het spreekwoord “Je er met een Jantje van Leiden van af maken”. Het is negatief bedoeld maar niet vernietigend.1
Afbeelding 2 1921, Een noodbiljet met daarop de terechtstelling van Jan van Leiden. Het bijschrift luidt: “Alles wat met Ian van Leyden pakteert (heulde), habbt se fangen un massakreert”.2 1 Arnold Burlage, 'Reiswensen genegeerd: Zitplaatsen ver uit elkaar bron van ergenis', in De Telegraaf (Zaterdag 11 December 2004). 2 Luc Panhuysen, Jantje van Leiden (Hilversum 2003) 47.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
5
Jan van Leiden Zijn tijd
Het eerste éénderde deel van de zestiende eeuw was een tijd van verandering en crisis.3 De steden in de lage landen waren in een maritieme handels strijd verwikkeld met Lübeck en Denemarken.4 In het oosten van de Nederlanden waren de Gelderse Oorlogen gaande. Dit was een strijd tussen de hertog van Gelre en keizer Karel V waarin veel plunderingen werden uitgevoerd.5 Verder naar het oosten, in wat we nu West-Duitsland noemen, woedden rond het jaar 1525 de Boeren Oorlogen. Door misoogsten en willekeur geplaagde boeren namen het onder leiding van Thomas Muntzer op tegen de politieke en geestelijke machthebbers.6 Uit deze tijd zijn ons rijmpjes bekend in de trant van 'When Eve span and Adam delved, who was then the gentleman ?'. Hetgeen zowel duidt op sociaal-economische kritiek alsook op het belang van de religieuze concepten hierbij.7 Velden werden platgebrand of kwamen leeg te staan en tienduizenden (vooral boeren) vonden de dood. De landbouw, waarop in de zestiende eeuw ook de handel leunde, stortte op enkele plaatsen zelfs goeddeels in.8 De crisis veranderde de leefomstandigheden van velen. De belangrijkste verandering vond echter plaats op religieus gebied. De Reformatie verspreidde zich over noord Europa. Kritiek op de Kerk bestond al langer, maar het werd pas in de zestiende eeuw steeds meer geuit. Er werd voor het eerst echt ook massaal naar geleefd door leken. Voorheen was de kritiek, voorzover ze serieus genomen werd ten minste, vooral een interne kerkelijke aangelegenheid geweest. In de elfde eeuw werd bijvoorbeeld door paus Gregorius VII al morele en bestuurstechnische kritiek geuit. Het bestuur van de kerk is deels op basis van de adviezen van Gregorius steeds bureaucratischer geworden. In de vroege zestiende eeuw kwam de kritiek ook van buiten, namelijk van de zelfbewuster geworden burgerij. Deze kritiek was eerst vooral voorzichtig en schertsend, bijvoorbeeld in toneelstukken bij carnavals-feesten.9 Toneelstukken uit die tijd met titels zoals “die Totenfresser” (de lijken pikkers) waarin de, voor hun gevoel door de kerk belazerde gelovigen, in woede uitbarsten, zeggen veel over de manier waarop de kerk (door protestanten) gezien werd.10 Door anderen, zoals door Luther in 1517, werd de kritiek bloedserieus en openlijk naar buiten gebracht. De kritiek spitste zich vooral toe op de aflaathandel, het celibaat en de magere Bijbelse basis voor heiligenverering en een aantal sacramenten. Maar uiteindelijk werd zelfs de manier waarop de kerk de Bijbel interpreteerde ter discussie 3 Luc Panhuysen, De beloofde stad: Opkomst en ondergang van het koninkrijk der wederdopers (Amsterdam 2000) 125., Panhuysen, Jantje van Leiden, 17. 4 James, M. Stayer, 'Was dr. Kuehler's conception of early Dutch anababtism historically sound?: The historical discussion of anababtist Münster 450 years later', The Mennonite quarterly review 60 (1986) 280. 5 Panhuysen, De beloofde stad, 47, 65. Panhuysen, Jantje van Leiden, 22. 6 Steven E. Ozment, The reformation in the cities: The appeal of protestantism to sixteenth-century Germany and Switserland (Chelsea 1975) 134., Panhuysen, De beloofde stad, 80. James M. Stayer, 'Anabaptists and future anabaptists in the Peasants War', The Mennonite quarterly review 62 (1988) 99. 7 Stayer, 'Anabaptists and future anabaptists', 124. 8 Robert Friedman, 'Thomas Muentzers relation to anababtism', The Mennonite quarterly review (1957) 75-87., Anthony Arthur, The tailor-king: The rise and fall of the anababtist kingdom of Münster (New York 1999) 9. 9 Bob Scribner, 'Reformation, carnival and the world turned upside-down', Social History 3 (1978) 303-329. 10 Ozment, The reformation in the cities, 44-46, 95.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
6
gesteld. De Bijbel kon bovendien dankzij de tot bloei komende boekdrukkunst voor het eerst in de geschiedenis door veel burgers zelf gelezen worden. De kritiek op de kerk was geen teken van gebrek aan geloof. Het katholieke geloof met haar bureaucratie, haar voor geld verhandelbare aflaten en haar wereldse verwikkelingen voldeed juist niet meer voor veel mensen die het geloven bloedserieus namen.11 Binnen de geloofswereld brachten zowel de religieuze twisten alsook de algehele politiek-economische crisis een versterkte Bijbelse visie op het belang van de eigen tijd teweeg.12 Volgens velen was de eindtijd met haar rampen, oorlogen, en verdrukkingen aangebroken. Christus zou spoedig weerkeren om het laatste oordeel te vellen over de mensheid.13 Dit eindtijdgeloof had erg concrete gevolgen voor de manier waarop gebeurtenissen geïnterpreteerd werden. De Turken, die na hun overwinning in de slag bij Mohács (1526) doorgestoten waren tot aan de poorten van Wenen werden gezien als de volkeren van Gog en Magog, dus als de hordes van het kwaad, losgelaten als de gesel van God in het ondermaanse.14 In de ogen van veel protestanten was de paus niet alleen Katholiek, maar ook nog eens de Antichrist in hoogst eigen persoon.15 De mensen dachten veelal diepreligieus. Omdat de handel door de crisis was verstoord was de economische positie van velen onzeker. Sociaal stijgen was in deze tijd vooral mogelijk op het morele vlak; doormiddel van het leiden van een goed Christelijke leven.16 Jan Breukelsz van Leiden is geboren rond het jaar 1510 in Zevenhoven, als zoon van Alijdgen Jansdochter en Breukel Gerritz. Hij werd naar Leiden gestuurd als kleermakersleerling. Er wordt gezegd dat hij van grootse daden droomde, maar als kleermaker zou hij ze niet doen want het was precies op het hoogtepunt van de economische crisis dat hij zijn meesterstuk indiende. Ontdaan van veel illusies en op zoek naar werk trok hij langs de kusten van Europa. Hij leefde in Londen, Lissabon, Antwerpen en Lübeck. Tussentijds keerde hij terug naar Leiden waar hij trouwde met een schippersweduwe bij wie hij een kind verwekte. Na zijn reizen werd hij kroegbaas. Behalve bier, tapte hij ook theater. Hij stond in die tijd bekend als rederijker. Hij schreef voorstellingen en gedichten. Van zijn werk is niets bewaard gebleven maar antikatholiek was het waarschijnlijk al wel. De meeste rederijkers waarvan werk is overgeleverd hadden in die tijd namelijk een kritische houding ten opzichte van de kerk. In zijn kroeg hoorde hij verhalen over Bernhard Rothmann, een legendarische prediker die in Munster door de anti-katholieke meerderheid van de stadsraad was aangesteld als stadsreformator.17 Jan van Leiden reisde tweemaal naar Munster. De eerste keer als een geïnteresseerde, en de tweede maal als een gedoopte discipel van Jan Matthijsz. Jan Matthijsz was de leider van de Nederlandse wederdopers, een sekte die pas enkele jaren daarvoor begonnen was door Melchior Hoffmann. Matthijsz zag zichzelf als de nieuwe Elia/Henoch, de wegbereider voor de Heer. De wederdopers geloofden dat de uitver-
Zijn leven
11 Ibidem, 12-20, 34-35. 12 Gary K. Waite, 'From apocalyptic crusaders to anababtist terrorists: Anabaptist radicalism after Münster, 1535-1544', The Mennonite quarterly review 80 (1989) 174-176. 13 Sigrun Haude, In the shadow of "savage wolves": Anababtist Münster and the german reformation during the 1530's (Boston 2000) 23. 14 Ozment, The reformation in the cities, 128., Panhuysen, De beloofde stad, 91, 105. 15 Scribner, 'Reformation, carnival and the world turned upside-down', 327. 16 Ozment, The reformation in the cities, 117. 17 Luc Panhuysen, De beloofde stad, 141-143., Arthur, The tailor-king, 70. Sigrun Haude, In the shadow, 20.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
7
korenen bij het naderende laatste oordeel gedoopt moesten zijn na een bewuste keuze voor de Heer. De kinderdoop telde niet. Bovendien geloofden ze dat ze zich moesten verzamelen in een stad die het Nieuwe Jeruzalem zou worden. De rijke stad Munster was erg geschikt voor die rol. Het was de best verdedigbare stad van Westfalen en de stad verkeerde op zeer gespannen voet met haar bisschop Franz van Waldeck.18 De reformatie was er al in gang gezet door Rothmann maar die had (nog) geen aansluiting gevonden bij het Schmalkaldisch Verbond (een Luthers machtsblok).19 Matthijsz kwam op verzoek van Jan van Leiden naar Munster en hij trof daar velen die al bekeerd waren door Jan van Leiden, waaronder Bernhard Knipperdollinck (een zeer vooraanstaand burger) en niemand minder dan Bernhard Rothmann.20 De bisschop naderde de stad en de burgers werden bang en ze sloten zich aaneen tegen de katholieken. Daarmee kreeg de profeet Jan Matthijsz de macht over de stad in handen.21 Hij stelde orde op zaken. De niet-wederdopers verlieten de stad en het privébezit werd afgeschaft.22 De bisschop bereidde het beleg van Munster voor. Bij een uitval tegen het bisschoppelijke leger op Paasmorgen in het jaar 1534 – de dag waarop volgens de voorspelling van Matthijsz de wederkomst van Christus zou plaatshebben – sneuvelde Matthijsz. Jan van Leiden nam drie dagen later de rol van profeet over. Hij had een visioen gehad waarin dit alles voorzien was. Hij schafte de stadsraad af en benoemde twaalf oudsten.23 Tevens werd de veelwijverij (polygamie) ingevoerd. Deze daad werd door tijdgenoten als erg schokkend ervaren. Naast het niet erkennen van de keizer, de kerk en het privé-bezit moest nu dus ook het gezin er aan geloven. De tegenstand die deze verwerping van de bestaande orde teweeg bracht was één van de redenen dat Waldeck door veel heersers moreel, financieel en militair gesteund werd. De Boeren Oorlogen hadden nog geen tien jaar voor het aantreden van Jan laten zien wat de gevolgen van ordeverstoring konden zijn. Zelfs protestantse heersers zoals Filips van Hesse waren actief in de strijd tegen Munster. Twee aanvallen van de bisschop werden onder Jan's leiding afgeslagen. Hierna profeteerde een manke goudsmid uit een naburig dorp dat Jan van Leiden de nieuwe Koning David moest worden. Jan werd door de goudsmid tot koning gezalfd en Jan's twaalf oudsten werden tot raadslieden gebombardeerd.24 Diewer Brouwersdochter, de knappe, wijze weduwe van Matthijsz werd zijn koningin. Jan stelde een weelderige hofhouding in voor zichzelf die werd gefinancierd uit het “collectieve bezit”. Zijn embleem werd een met twee zwaarden (wereldse en geestelijke macht) doorstoken wereldbol met een kruis er op. Hij liet munten slaan met daarop zijn eigen beeltenis. Eén van zijn beide kronen was bijna een replica van de Duitse keizerskroon. Daarnaast droeg hij een houten scepter met gouden sierstukken en een heel aantal gouden kettin18 Arthur, The tailor-king, 48., Panhuysen, De beloofde stad, 123. 19 Ralf Klötzer, 'Missachtete Vorfahren: Uber die Last alter Geschichtsbilder und Ansatze neuer Wahrnehmung der Tauferherrschaft in Munster' (2003) in: Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003) 57., Haude, In the shadow, 81. 20 Panhuysen, De beloofde stad, 152., A. F. Mellink, 'The mutual relations between the Münster anabaptists and the Netherlands', Archiv fur Reformationsgeschichte 50 (1959) 17., Arthur, The tailor-king, 24. 21 Stayer, 'Was dr. Kuehler's conception of early Dutch anababtism historically sound?', 276., KarlHeinz Kirchhoff, 'Was there a peaceful anababtist congregation in Münster in 1534', The Mennonite quarterly review 44 (1970) 366-368. Arthur, The tailor-king, 27-37. 22 Stayer, 'Was dr. Kuehler's conception of early Dutch anababtism historically sound?', 281. 23 Panhuysen, De beloofde stad, 194-199. Arthur, The tailor-king, 71-76. 24 Panhuysen, De beloofde stad, 257-260.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
8
gen waaronder één die was samengesteld uit gouden munten. De doorstoken wereldbol droeg hij aan een kleine ketting of aan een zijden lint om zijn hals.25 Buiten Munster kon Jan alleen op sympathie rekenen bij andere wederdopers en ontheemden. De wederdopers waren echter verdeeld in wel 20 stromingen waarvan een deel – zoals dat onder Menno Simonsz – absoluut geen voorstander was van het eigengereide, gewelddadige bewind van Jan van Leiden.26 De hulp die Jan kreeg kwam slechts langzaam op gang of het kwam in het geheel niet aan (een exodus uit de Nederlanden bestaande uit enkele duizenden gewapende wederdopers werd bij Genemuiden aangehouden).27 Het beleg van de bisschop veranderde in een totale omsingeling die een groot voedseltekort teweegbracht in de stad. Dit werd zo erg dat de mensen de stad begonnen te verlaten. Koning Jan gaf zijn raadslieden een promotie tot hertog en hij wees ze alvast gebieden toe in het Duitse rijk.28 Het mocht niet baten. Een nieuwe aanval tegen Munster begon op de dag van Johannes de Doper (24 Juni 1535). Dankzij de aanwijzingen van een verrader werd de stad tegen de ochtend van de volgende dag ingenomen.29 Jan van Leiden, Knipperdollinck en een derde vooraanstaande wederdoper werden gevangen genomen, verhoord, en in 1536 publiekelijk ter dood gebracht doormiddel van ontvlezing met gloeiende tangen. Daarna werden hun resten in kooien gestopt en opgehangen aan de kerktoren van de Lambertuskerk.30 Die kooien hangen er nog steeds en ze spreken ook nu nog tot de verbeelding.
25 Ibidem, 262-264., Jochen Luckhardt, Heinrich Aldegrever und die bildnisse der wiedertäufer (Münster 1985) 16-19. 26 Claus-Peter Claesen, 'Anababtist sects in the sixteenth century: A research report', The Mennonite quarterly review 46 (1972) 256. 27 Panhuysen, De beloofde stad, 156., 189. 28 Panhuysen, Jantje van Leiden, 69. 29 Panhuysen, De beloofde stad, 384-389. Panhuysen, Jantje van Leiden, 30. 30 Arthur, The tailor-king, 71, 176-178.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
9
Beeld(ver)vorming Primair
Tijdgenoten van Jan kregen vooral te horen over de Munsterse wederdopers doormiddel van de zogenaamde Neue Zeitungen. Dit waren vlugschriften waarin op sensationalistische en belerende wijze de meest recente gebeurtenissen in Munster verhaald of uitgebeeld werden. Ze werden gedrukt in de steden, en meestal met de bedoeling om tegen een winstmarge verkocht te worden. Het gebeuren in Munster was echt wat wij tegenwoordig wereldnieuws genoemd hadden.31 Munster zond apostelen uit die geschriften van Rothmann bij zich droegen. Daarnaast slaagde Munster er in om – getuige een heel aantal overlopers – de omliggende soldaten te bewerken met propaganda. Toch bereikte deze propaganda niet het grote publiek.32 Het gros van de berichtgeving was Munster vijandig gezind en tot in de 19e eeuw was er vrijwel geen enkele auteur of artiest die Jan van Leiden werkelijk positief bejegende.33 Zoals reeds gemeld was Menno Simonsz geen voorstander van het koninkrijk van Jan. Na de val van Jan's koninkrijk werd lange tijd niet Melchior Hoffmann maar Menno Simonsz gezien als de stichter van het doperse geloof.34 Het wederdoperrijk in Munster is in de loop der tijd veelvuldig uitgebeeld in toneelstukken en op afbeeldingen. Dat gebeurde ook deels op basis van andere bronnen dan Neue Zeitungen. Die bronnen ga ik nu bespreken. De eerste is afbeelding 3. Dit is een vlugblad dat mogelijk al tijdens het bewind van Jan is gemaakt en verspreid (tussen 1534 en 1536). Op de voorgrond liggen de onderdelen van Jan's embleem. De twee zwaarden hoeven alleen nog maar in de wereldbol gestoken te worden. Maar wie zichzelf verheft zoals hij dat deed, die wordt door God neergeworpen, aldus de bijschriften. Een tweede vlugblad dat in 1535 gemaakt werd toont hetzelfde onderschrift (afbeelding 4). De opdrachtgever is in dit geval bekend, het was Franz van Waldeck, de bisschop die Munster had belegerd. Het is opvallend hoe verschillend Jan's uiterlijk op deze beide afbeeldingen is weergegeven. Let daarbij vooral ook op de uitgerekte neus in afbeelding drie. De maker daarvan heeft Jan waarschijnlijk nooit in levende lijve gezien. Toch komt de neus van afbeelding drie terug op een afbeelding waarvan het origineel vermoedelijk is gemaakt door Heinrich Aldegrever, en waarvan ons een (slordige) kopie rest van Hans Wandereysen (afb 5 en 6).35 Aldegrever was al in zijn eigen tijd een vermaard kunstenaar op het gebied van koper- en hout-gravures en tevens stond hij (of/en zijn atelier) bekend als goudsmid en glasschilder. Men moet voorzichtig zijn met toeschrijvingen aan hem. Een afdruk van een werk van Aldegrever leverde namelijk aanzienlijk meer geld op dan een afdruk van de plaat van een 31 Kauder-Steiniger, Rita, 'Tauferinnen. Opfer oder Heldinnen?: Spurensuche nach den Frauen in Munster wahrend der Reformation und der Tauferherrschaft' (2003) in: Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003) 14., Haude, In the shadow, 19. 32 Hillerbrandt, Hans J., 'The propaganda of the Münster anababtists', The Mennonite quarterly review 62 (1988) 507-511. 33 Klötzer, 'Missachtete Vorfahren', 44. 34 Cornelius Krahn, 'Anabaptism in Westphalia', The Mennonite quarterly review 35 (1961) 283-284., James M. Stayer, 'Reflections and retractions on anabaptists and the sword', The Mennonite quarterly review 51 (1977) 196-212., Peter James Klassen, The economics of anababtism 15251560 (Den Haag 1964) 47. Panhuysen, De beloofde stad, 408. Panhuysen, Jantje van Leiden, 72-73. 35 Ursula Mielke, The new Hollstein German engravings etchings and woodcuts 1400-1700 Heinrich Aldegrever (Rotterdam 1998) 242-245.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
10
andere kunstenaar.36 Jan staat hier afgebeeld in een harnas met hetzelfde zijaanzicht, dezelfde kroonhoed en dezelfde neus als in afbeelding drie. Dit duidt er op dat Jan van Leiden niet gefungeerd heeft als model voor afbeelding vijf, maar dat deze afbeelding overgetekend is van afbeelding drie. Het bijschrift luidt 'God's macht is mijn kracht'. Jan was 26 jaar oud en zijn vrouw, Gertruda van Utrecht – met wie naar alle waarschijnlijkheid Diewer Brouwersdochter bedoeld wordt – was 24 jaar oud. Jan en zijn koningin zijn afgebeeld zoals dat de gewoonte was in echtpaarportretten. Het embleem van de doorstoken aarde is een familiewapen geworden. De revolutionair Jan van Leiden is hier dus ingebed in bekende rolpatronen. Het wapen van Diewer bestaat uit de helft van het wapen van Jan en de andere helft – waarop drie monsters uit de apocalypse te zien zijn – is het wapen van haar eerdere man, de profeet Jan Matthijsz. De laatste afbeelding die gemaakt is toen Jan van Leiden nog leefde is zonder twijfel gemaakt door Aldegrever (afbeelding 7). Een voorschets voor deze gravure rest ons ook (afb. 8). Aldegrever toont een zelfbewuste, grootse koning die er voor ons in alle aspecten respectabel uitziet. Men heeft hierachter wel eens een de hand van een sympathisant gezocht. Dat Aldegrever niet bepaald katholiek meer was in de jaren dertig wordt bijvoorbeeld gestaafd door twee etsen van zijn hand met als onderwerp een monnik en een non die de liefde bedrijven onder een boom waarin de duiveltje zit mee te genieten.37 Er is zelfs beweerd dat Aldegrever de manke goudsmid was die Jan van Leiden gekroond heeft. Dit wordt echter weerlegd door het feit dat hij juist de scepter en de kettingen verkeerd heeft weergegeven. De scepter is in de ets uitgebeeld als een massief gouden geval terwijl deze in werkelijkheid van hout was. Bovendien was de wereldbol niet bevestigd aan een ketting maar aan een lint. Als Aldegrever werkelijk de goudsmid was geweest dan had hij toch precies moeten weten hoe Jan's sieraden er uitzagen. Wat de theorie ook tegenspreekt is dat Aldegrever één van de mensen was die probeerden om de beeldenstorm in Soest tegen te houden. Het is dus erg onwaarschijnlijk dat hij de radicale Jan van Leiden steunde.38 De weelderige sieraden van Jan van Leiden op afbeelding zeven moeten dus hoogstwaarschijnlijk uitgelegd worden als een uitbeelding van Jan als spilzieke, holle usurpator. Het legt de nadruk op zijn superbia (overmoed).39 Toch is de Jan in de afbeelding ook een archetype. De afbeelding is in zekere zin een rolprent van het concept heerser met Jan's hoofd er in. Zijn kleding lijkt bovendien erg op die van Karel V en Willem de Rijke (zie afb. 9 en 10).40 Deze ets van Aldegrever is keer op keer gekopieerd en gebruikt als model, soms zelfs in spiegelbeeld. Ondanks dat laatste blijft de blikrichting opvallend. In de andere weergaven kijkt Jan namelijk naar rechts terwijl hij hier naar links kijkt. Iets wat ook moet worden opgemerkt is dat de doorstoken wereldbol in de linker bovenhoek nu over het staande kruis ook nog een kroon draagt. Wat tekstuele bronnen betreft springen er twee beschrijvingen uit. De eerste is het ooggetuigenverslag van Heinrich Gresbech dat in de vijf jaren na 1536 werd opgetekend. Gresbech presenteerde zichzelf hierin als de verrader die de val van Jan’s koninkrijk mogelijk maakte. Deze bron wordt over het algemeen gezien als vrij betrouwbaar, hoewel er wel de nodige twijfels zijn, met name met betrekking tot de rol 36 37 38 39 40
Mielke, The new Hollstein German, 7, 15. Ibidem 140. Ibidem 15., Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 19. Ibidem 22. Ibidem 21.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
11
die Gresbech zichzelf toedicht.41 De beschrijving van Gresbech kwam echter niet in druk beschikbaar. De andere beschrijving kwam wel in druk beschikbaar, maar pas laat. Ze werd opgetekend in de jaren veertig/vijftig van de zestiende eeuw, maar ze verscheen pas als boek vanaf 1730. De auteur van dit werk was een katholiek genaamd Herman Kerssenbroick. Hij is als jongen met zijn ouders uit Munster gevlucht toen de wederdopers daar de macht in handen kregen. Later in zijn leven werd hij rector van de domschool in Munster. Zijn beschrijving besloeg 900 pagina's en bevatte veel materiaal dat rechtstreeks uit de sappige Neue Zeitungen afkomstig was.42 Het feit dat de beschrijving van Kerssenbroick zo laat werd gedrukt is het gevolg van de tegenwerking van de stadsraad van Munster, die de verspreiding van het boek wilde voorkomen. Het lag zo gevoelig omdat de gilden en ook bepaalde geslachten, liever niet werden herinnerd aan hun rol bij het ontstaan van Jan's koninkrijk. Uiteindelijk is Kerssenbroick zelfs de stad uitgezet toen hij probeerde om zijn boek alsnog in een andere stad te laten drukken.43 Delen van zijn werk, of vergelijkbare fragmenten, zijn echter wel al eerder verspreid, getuige de zaken die op de voorgrond treden in latere uitbeeldingen.
41 Arthur, The tailor-king, 155., Panhuysen, Jantje van Leiden, 69. 42 Jonathan D. Grieser, 'A tale of two convents: Nuns and anababtists in Münster, 1533-1535', Sixteenth century Journal 26 (1995) 33., Arthur, The tailor-king, 102. 43 Peter Johanek, 'Die Täufer, die Stadt und der Bischof' (2003) in Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003) 69-72., Arthur, The tailor-king, 185., Klötzer, 'Missachtete Vorfahren', 45.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
12
Afbeelding 3 De afbeelding hierboven is een vlugblad dat gedrukt is in Wittenberg tussen 1534 en 1536. Jan in profiel naar rechts met voor zich de onderdelen van zijn koninklijke embleem. Let op de neus en op de hoed die terugkeert in het echtpaarportret (afb. 5 en 6). Het onderschrift luidt: “Wer sich erhöht in dieser Welt, Gott achtet weder Gut noch Geld, aus dem Stuhl wird er verstoßen, bald muß er legen einen blossen”.44
44 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 124-125.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 4 1535, Een ets in hout van Hans Goldenmundt waarop Jan in scherp profiel naar rechts te zien is. De opdrachtgever was Franz van Waldeck, de bisschop. Het onderschrift is het zelfde als bij afbeelding 3.45
45 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 118-119.
13
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
14
Afbeelding 5 1535-1536, Een gekleurde ets in hout gemaakt door Hans Wandereysen. Vermoedelijk is het een slordige kopie van een eerder werk van Aldegrever. Deze afbeelding is wat de neus en de hoed betreft gebaseerd op afbeelding 3 en samen met afbeelding 6 vormt ze een echtpaarportret. Het embleem is een familiewapen geworden. De tekst luidt “Gottes macht ist myn kraft” (Gods macht is mijn kracht). Jan is 26 jaar.46
46 Panhuysen, Jantje van Leiden, 42., Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 121-123.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
15
Afbeelding 6 1535-1536, Een gekleurde ets in hout gemaakt door Hans Wandereysen. Samen met afbeelding 6 vormt ze een echtpaarportret. De linker helft van het wapen van Diewer Brouwersdochter is het wapen van Jan Matthijsz. De monsters zijn wezens uit de door hem gepredikte apocalypse.47
47 Panhuysen, Jantje van Leiden, 42., Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 121-123.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
16
Afbeelding 7 1536, De Ets van Aldegrever. Het symbool aan de kleine ketting is vermoedelijk geïntroduceerd door Aldegrever. Op de rol in Jan's hand staat het alfabet (hij had de weekdagen vervangen door de letters van het alfabet). Het onderschrift luidt: “Dit was mijn uiterlijk, dit waren de sieraden toen ik de scepter droeg, Ik de koning der wederdopers – maar slechts voor korte tijd. Heinrich Aldegrever etste dit in het jaar 1536” gevolgd door de spreuk “Gottes macht ist myn cracht”. Het bovenschrift luidt: “Iohan van Leiden eyn koninck der wederdoper tho Monster waerhaftich conter”48 48 Ibidem 42, 43.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 8 De voorschets van Aldegrever voor zijn ets (afb. 7). Deze schets heeft de Engelse afbeeldingen van Jan van Leiden beïnvloed aangezien ze al vroeg in het British Museum in Londen terecht kwam.49
49 Ibidem 70.
17
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 9 Afbeeldingen van Keizer karel V. De kleding van Jan van Leiden lijkt op die van Karel V. Het blijft natuurlijk de vraag inhoeverre Jan van Leiden zich zelf ook kleedde als Karel V (hij droeg in elk geval een kroon die leek op die van Karel V) of dat dit er door de kunstenaars als een patroon op is gelegd.49
50
50 Ibidem 20, 21.
18
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
19
Afbeelding 10 1540, Een etst van Heinrich Aldegrever waarop Hertog Willem V de Rijke van Kleef is afgebeeld. De kleding van Jan van Leiden lijkt op die van Willem de Rijke. Let ook op het symbool dat Willem om zijn nek draagt. Het is vergelijkbaar met het symbool dat Aldegrever bij Jan van Leiden introduceerde.51
51 Ibidem 54, 55.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma Model
20
Culturen in iedere tijd en plaats hebben hun eigen ideaaltypes. De concepten die mensen hebben zou je hun hersentaal kunnen noemen. Dat ze gezien worden als behorende tot een bepaalde cultuur is een gevolg van het feit dat hun hersentalen grote overeenkomsten vertonen.52 Dit vindt zijn weerslag in afbeeldingen van personen in bepaalde rollen. De uiterlijke kenmerken die vanuit een hersentaal corresponderen met vermeende innerlijke eigenschappen veranderen continu. Het beeld dat zowel het concept koning alsook het concept wederdopers uitmaakt is steeds weer anders. Dit vindt zijn weerslag in de weergave van Jan van Leiden. Niet alleen veranderen de details waarover bijvoorbeeld voor een artiest niets bekend is, maar ook de bepalende vormen, zoals het gezicht, kunnen een metamorfose ondergaan in de richting van een ideaaltype. Wat er uiteindelijk wordt neergezet staat natuurlijk niet los van eerdere afbeeldingen. Oudere afbeeldingen leven voort (soms als exacte kopieën) en daarmee behouden ze een eerder beeld. Zo'n invloedrijke afbeelding was de ets van Aldegrever. De invloed spitst zich hierbij toe op het gezicht en op de handen die – of ze nu leken of niet – er gewoon levensecht uitzagen, en die dus als het beeld van Jan werden gezien. Een schets die gemaakt werd als een klad-kopietje, met de bedoeling om later omgezet te worden in een gedetailleerder werk, laat de focus op het gezicht en de handen duidelijk zien (afb. 11, 12). Het is onder andere door deze focus op andere details en het interpreteren naar de concepten van de eigen tijd, dat de kleding die Jan van Leiden draagt dikwijls die is van de tijd waarin de afbeelding is gemaakt, en niet die van de tijd waarin Jan leefde. Achtereenvolgens laten afbeeldingen 7, 13, 15 en 23 de mode zien uit verschillende tijden. Vooral het type hoofddeksel, de haardracht en de kraag blijken in dit geval erg modegevoelig. Het blijft niet bij de kleding. De sieraden van Jan gingen ook een eigen leven leiden. Het begon bij het pamflet uit 1535 (afb. 3). De wereldbol is daar bevestigd aan de (grote) halsketting en niet aan een lint of aan een kleine halsketting. De bronnen zijn er erg verdeeld over. Zelfs tegenwoordig vertellen vijf boeken van vier auteurs allemaal iets anders over de sieraden van Jan van Leiden.53 Alleen het feit dat er een met twee zwaarden doorstoken wereldbol was wordt bij allen aangetroffen. Aldegrever introduceerde in elk geval een tweede ketting. Het blijft ambigu of de wereldbol nu aan de kleine of aan de grote ketting bevestigd is. Anderen gingen hierop door en in latere afbeeldingen (13 en 14) viel de wereldbol zelfs weg. Alleen het door Aldegrever (afb 7) geïntroduceerde symbool aan de kleine ketting, dat in de bronnen niet te vinden is, bleef hierdoor over. Dit symbool zou een salamander, een draak, of een feniks op een tondeldoos voor kunnen stellen. Als het een salamander voorstelde dan zijn daaruit associaties mogelijk met het leven in het vuur, de ketterij en de doop. Maar het symbool blijft onduidelijk. Zelfs het gezicht van Jan moet er aan geloven. Opvallend is dat hij in bepaalde portretten een veel bredere neus krijgt. Het belang hiervan is dat de neus die hij in latere portretten heeft, lijkt op de neus die men kan zien op veel afbeeldingen van Knipperdollinck en Thomas Muntzer (afb. 16, 17, 18, 19 en 20). Dit kan te maken hebben met de stijl van de kunstenaars maar het is ook goed mogelijk dat de beeltenis van Jan zich vermengd heeft met die van Knipperdollinck of zelfs met die van Muntzer. Jan 52 Zie http://nl.logilogi.org/ForuM/HersenTaal voor meer informatie omtrent het begrip hersentaal zoals dat hier gebruikt is. 53 Richard van Dulmen, Das Täuferreich zu Münster: dokumente 1534-1535 (München 1974) 158159., Panhuysen, De beloofde stad, 252., Panhuysen, Jantje van Leiden, 60., Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 19., Haude, In the shadow, 15.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
21
van Leiden werd al tijdens zijn leven geassocieerd met Thomas Muntzer, de leider van de opstandelingen in de Boeren Oorlogen. Dit vond hier dus zelfs haar weerslag in de weergave van zijn uiterlijk. Een andere uitbeelding van Jan die in dit opzicht opvallend is, is een munt die Jan laat zien als Jood (afb 21). Dit kan terugslaan op zijn aanspraken op het koningschap van David en op zijn preoccupatie met het oude testament in het algemeen. Bovendien wilde Jan, net als de Joden, het Godsrijk concreet op aarde zien verschijnen en niet ergens in een hemel. Ook antisemitisme is echter niet uit te sluiten.54 Een andere trend die te zien kan zijn in de portretten is dat Jan van Leiden langzamerhand ouder wordt afgebeeld (afb 22 en 23). Hij ziet er in elk geval vaak niet meer uit als een 26 jarige. Het ideaaltype van de koning – die per definitie wat rijper moet zijn – speelt hier een rol. Onwetendheid is ook geen onbelangrijke factor bij vervormings-processen. In een 20e eeuwse stadsfolder van Munster werd gesproken van vogelvoer in de vorm van niet één maar drie wederdoper-koningen.55 In het werk van Etienne Desrochers (afb. 23) uit de vroege 17e eeuw wordt Jan's sterfdatum gesteld op 1555. Bovendien is daar de met zwaarden doorstoken wereldbol gekrompen tot de afmetingen van een eikeltje. In een latere afbeelding – die deze eerdere, getuige het terugkerende eikeltje, als voorbeeld heeft gebruikt – wordt de sterfdatum van Jan van Leiden geplaatst in 1525, het jaar van de Boeren Oorlogen en het sterfjaar van Thomas Muntzer (afb. 24). Die fouten lijken stom, maar de kunstenaars waren geen historici in de moderne betekenis van dat woord. Zij wilden meestal een betekenisvol beeld ten tonele voeren. Een beeld zoals dat in de tijd waarin het gemaakt was werd verstaan door een publiek wat evenmin op de hoogte was van de historische details. Het ging om de boodschap, niet om het uitbeelden van een historische werkelijkheid.
54 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 24. 55 Klötzer, 'Missachtete Vorfahren', 59.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 11 16e eeuw, Een overtekenschets van een onbekende kunstenaar. De handen en het gezicht zijn tot in detail uitgewerkt. Van de rest zijn alleen de grove contouren weergegeven. Het opschrift op de rol in Jan's hand is verdwenen.56
56 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 70, 71.
22
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
23
Afbeelding 12 Vroeg 17e eeuws, Jan Muller heeft de schets van Aldegrever overgenomen in spiegelbeeld. Hij heeft hierbij het DEF op de rol in Jan's hand voor DEI (God) aangezien.57 Vermoedelijk omdat hij net als de maker van afbeelding 11 zijn focus op andere onderdelen dan de rol in Jan's hand had gelegd.
57 Ibidem 72, 73.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
24
Afbeelding 13 17e eeuw, De met zwaarden doorstoken wereldbol is weggevallen. Alleen iets wat lijkt op een draak/feniks op een tondeldoos rest nog. De baret is 17e eeuws.58
58 Ibidem 106, 107.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
25
Afbeelding 14 18e eeuw, Het symbool aan Jan's kleine ketting lijkt hier meer een vogel (feniks ?) dan een salamander of iets anders. De wereldbol ontbreekt wederom.59
59 Ibidem 114, 115.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
26
Afbeelding 15 1700, Afbeelding uit Theobald Zach, Historia fanaticorum oder eine vollkommene Relation und Wissenschaft von den Schwärmern als alten Anababtisten und Neuen Quäkern (1700). Jan van Leiden is zijn gezichtskenmerken grotendeels kwijt. Zijn kleding is barok.60
60 Ibidem 108, 109.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
27
Afbeelding 16 1733, De kragen en de hoofddeksels zijn 18e eeuw (Spaanse hofdracht). Jan van Leiden lijkt op Knipperdollinck.61
Afbeelding 17 1607, Thomas Muntzer, de breedneuzige leider van de opstandige boeren in 1525.62
61 Ibidem 110, 111. 62 Panhuysen, Jantje van Leiden, 16.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
28
Afbeelding 18 1536, Een ets van Heinrich Aldegrever waarop Bernhard Knipperdollinck staat afgebeeld. Knipperdollinck was een vooraanstaand burger van Munster die de zwaarddrager (beul) van Jan van Leiden werd. Zijn neus is wat breder dan die van Jan. Het embleem van Knipperdollinck was een zwaard in een hand die uit een wolk komt. De bijschriften luiden: “Waerhaftich gekonterfet Bernt Knipperdollinck der XII hertogen eyn tho Monster” en “Aan niemand onbekend, zag ik, Knipperdollinck er zo uit, toen mijn leven nog ongeschonden was. Heinrich Aldegrever maakte deze ets in 1536”.63 63 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 44, 35.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
29
Afbeelding 19 17e eeuw, Bernhard Knipperdollinck in een ketterkrant. De vorm van zijn baard is behoorlijk veranderd en zijn neus is enorm breed geworden.64
64 Ibidem 102, 103.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
30
Afbeelding 20 1606, Jan van Leiden weergegeven door Christoph van Sichem in een ketterkrant. “Warhaffte Abbildung deß Könings von Munster, genant Johan”. De brede neus valt direct op.65
65 Ibidem 76, 78.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
31
Afbeelding 21 Vroege 19e eeuw, Een munt-achtige hanger met daarop de afbeelding van een Jan van Leiden met Joods uiterlijk. Het bijschrift luidt: “Jan de koning in de stad Munster”. Gemaakt voor een galerij van beruchte mannen.66 Jan van Leiden beeldde zich in de nieuwe koning David te zijn. Bovendien meende hij dat het Oude Testament weer van toepassing was in zijn tijd. Door vijanden werd dit mogelijkerwijs uitgelegd als een miskenning van, of als een usurpatie naar de plaats van Jezus.
66 Ibidem 126, 127.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
32
Afbeelding 22 17e eeuw, Een schilderij naar de schets van Aldegrever. Jan van Leiden is duidelijk ouder dan 26 jaar op deze afbeelding.67
67 Ibidem 84, 85.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
33
Afbeelding 23 Eind 17e eeuw, Jan's gezicht ziet er behoorlijk ouder uit. De met zwaarden doorstoken wereldbol is gekrompen tot het formaat van een eikeltje. De kraag en de rest van zijn kleding zijn barok-stijl. In het onderschrift wordt 1555 aangemerkt als het sterfjaar van Jan.68
68 Ibidem 112, 113.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
34
Afbeelding 24 Eind 17e eeuws, Jan van Leiden zoals neergezet door Caspar Bouttats. Afbeelding 23 of een eerdere, vergelijkbare tekening, is als voorbeeld gebruikt. Jan staat hier voor de vernietigende ketterij. Een ruïne omringt hem. Beneden kruipen slangen en draakjes. Boven zijn hoofd personificeert een feeks met een boek waarin ongedierte wemelt de valse leer die mooi en aantrekkelijk lijkt, maar die haar ware gezicht opzij toont. Het sterfjaar van Jan is ditmaal niet 1555 maar 1525, het jaar van de Boeren Oorlogen.69 69 Ibidem 134, 135.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
35
Al tijdens zijn leven stond Jan van Leiden symbool voor de gebeurtenissen in Munster tussen 1534 en 1535. Hierbij is het opvallend dat Jan altijd afgebeeld is in zijn koningsrol, terwijl hij immers ook profeet was, en het grootste deel van zijn leven kleermaker. Juist zijn zelfverheffing tot in het koningschap maakte Jan echter tot een symbool waarmee gewerkt kon worden. Maar zijn rol was breder. Hij stond ook symbool voor de wederdopers. De initialen van Aldegrever werden later benut om een ets die de wederdopers in het algemeen op de korrel nam, van meer credibiliteit en waarde te voorzien (afb. 25).70 Aldegrever was de maker van de beroemde schetsen van Jan van Leiden en Knipperdollinck (afb 7 en 18) en dus zouden ook andere schetsen die aan hem toegeschreven werden afbeeldingen met autoriteit zijn. Binnen katholieke kring symboliseerden Jan en zijn wederdopers zelfs de Reformatie in het algemeen. Zo werd Luther door de Dominicanen aangevallen op de uitspattingen van de Munsterse wederdopers.71 Jan stond bekend als een ketter. Niet alleen bij de katholieken maar ook bij de Lutheranen en bij de Calvinisten. De protestanten waren het (natuurlijk) niet eens met zijn radicale ideeën, maar wat ook meespeelde is dat ze zichzelf duidelijk wilden distantiëren van Jan om niet (langer) met hem vergeleken te worden.72 Jan van Leiden werd gezien als iemand die deed wat hij deed omdat hij het kwaad ingeblazen had gekregen van de duivel (zie afb. 26).73 Hij is dikwijls afgebeeld in documenten waarin de belangrijkste ketters op een rijtje gezet werden (afb. 15, 26, 27). Binnen die context stond hij ook bekend als de praatjesmaker. In de zeventiende eeuw betekende “Je er met een Jantje van Leiden van af maken” of zoals toen gezegd werd “Het afleggen met Jan van Leiden” niet dat diegene slechts een luilak was die eens zijn kans waagde met een gelikt praatje. Nee, het betekende echt dat degene die het over zich uitgesproken kreeg een rücksichtslose bedrieger was die zeer kwade, zo niet duivelse bedoelingen koesterde. In de beeldvorming rond Jan is een tendens te zien van een speciale aandacht voor het bizarre (afb. 25, 28, 29, 30, 35).74 Dit houdt ongetwijfeld verband met het feit dat mensen beter onthouden wat hen niet geheel onbekend is maar wat hen wel verrast. Een prikkelend thema was de naaktloperij. Een aantal keren deden de wederdopers aan naaktloperij, niet alleen in Munster, maar ook in Amsterdam en bij Groningen.75 Ze deden dat niet om sensueel te doen, of om terug te keren tot de natuur, maar ze deden het om de toestand van Adam en Eva voor de zondeval te imiteren, iets wat in de bijschriften bij de afbeeldingen altijd verzwegen wordt, of vervangen is door perversiteiten..76 Een ander punt wat tot de verbeelding sprak was het verhaal met betrekking tot Elisabeth Wandscherer. Elisabeth was één van de zestien vrouwen van Jan van Leiden. Volgens de beschrijving van Kerssenbroick zou Jan haar hoogstpersoonlijk onthoofd hebben om daarna met heel het volk een dansfeest te houden rond haar nog leegbloedende lijk.77 Dit kan zo niet gebeurd zijn, want het dansfeest werd
Symbool
70 71 72 73 74 75
Mielke, The new Hollstein German, 238. Haude, In the shadow, 53-54., Grieser, 'A tale of two convents', 42. Klassen, The economics of anababtism, 14. Arthur, The tailor-king, 187-190. Ibidem, 200. Mellink, 'The mutual relations', 25-27. Panhuysen, Jantje van Leiden, 65., Panhuysen, De beloofde stad, 323-324., Gary K. Waite, 'David Joris' thought in the context of the early Melchiorite and Münsterite movements in the low countries, 1534-1536', The Mennonite quarterly review 62 (1988) 312. 76 Arthur, The tailor-king, 61. 77 Ibidem 158.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
36
gehouden voordat Elisabeth onthoofd was.78 Deze scènes, en natuurlijk de kooien en de terechtstelling van Jan, zijn veelvuldig afgebeeld (zie afb. 28, 29). Op zich is dat niet vreemd want het spreekt aan. Wat echter wel opmerkelijk is, is dat één van deze rariteiten op een gegeven moment inbreuk maakte op de loop van het verhaal. In een portret uit de 17e eeuw (en in latere portretten die op afbeelding 30 gebaseerd zijn) werd Elisabeth Wandscherer afgebeeld als zijn koningin. Diewer Brouwersdochter is dan van het toneel verdwenen terwijl toch echt alleen Diewer van Jan de titel koningin ontvangen had (de overige vrouwen, waaronder Elisabeth Wandscherer, hadden de rol van hofdame vervuld).79 Jan van Leiden was naast dit alles heel duidelijk een symbool voor de ijdelheid, voor het spreekwoordelijke hoge stijgen gevolgd door de diepe val. In afbeeldingen is dit dikwijls expliciet gemaakt door achter de koninklijk uitgedoste Jan de sinistere toren van de Lambertuskerk met de kooi af te beelden (zie afb. 31 en 32). Hij werd een vanitas-symbool. Het beste voorbeeld hiervan is de tekening van Aldegrever uit 1536 die letterlijk teruggevonden kan worden in een vanitasschilderij uit het einde van de 17e eeuw (afb. 33). De schedel met een laurierkrans stond voor de dood en de lege overwinning, de zeepbel, de muzieknoten, de viool, de fluit en de luit (met gesprongen snaren) stonden voor het vluchtige bestaan, de nautilus bokaal, de globe, het Amorus-boek en het vrouwenbeeldje stonden voor het breekbare aardse, zinnelijke.80 En Jan van Leiden, die stond voor de gevallen zelfverheffing. Tenslotte werd Jan van Leiden ook nog op andere manieren bekeken. Hij werd bespot zoals in een boek uit 1895 (afb. 34). Ook werd zijn terechtstelling gebruikt als een didactisch afschrikmiddel tegen de opstandigheid. Een voorbeeld van afschrikking en wellicht een vleugje sensatiezucht zijn de noodbiljetten uit 1921 (afbeelding 2).81 In de jaren veertig deed hij in Duitsland zelfs nog even dienst als communist (geen privébezit) in de ogen van de fascisten en als fascist (zijn duizendjarige rijk) in de ogen van communisten.82 Ondanks een blijvende interesse voor Jan vanuit de hoek van doperse en communistische historici, raakte hij halverwege de twintigste eeuw in bepaalde representaties ook juist zijn giftanden kwijt. In Munster werd een carnavalsvereniging opgericht die zich de Wederdopers noemde en er zijn in Munster volop souvenirs verkrijgbaar waarop de drie kooien prijken. Vanaf 1987 hangen er zelfs lampjes in de kooien ter nagedachtenis aan de vervlogen zielen van Jan en zijn kornuiten (afb 35).83 De ontwapening van Jan van Leiden is goed te zien in het spreekwoord “Je er met een Jantje van Leiden van af maken”. Het heeft tegenwoordig zijn zwaar negatieve – en zeker zijn duivelse – lading verloren.
78 Klötzer, 'Missachtete Vorfahren', 45-47. 79 Kauder-Steiniger, 'Tauferinnen. Opfer oder Heldinnen?', 35. 80 Alan Chong, Wouter Kloek, Het Nederlandse stilleven 1550-1720 (Zwolle 1999) 13-16, 29, 32, 141., E. de Jongh, Questions of meaning: Theme and motif in Dutch seventeenth-century painting (Leiden 2000) 16, 95, 132, 139, 144., Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 132. 81 Johanek, 'Die Täufer, die Stadt und der Bischof', 67. 82 Bernd Thier, '“Die Niederwerfung der kommunistischen Wiedertäufer”: Zur nationalsozialistischen Rezeption der Geschichte der Täufer in Münster' (2003) in: Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003) 87. 83 Arthur, The tailor-king, 183., Johanek, 'Die Täufer, die Stadt und der Bischof', 68.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
37
Afbeelding 25 Midden 16e eeuws, Virgil Solis heeft deze ets gemaakt terwijl hij het deed lijken alsof ze van Aldegrever afkomstig was. Het signatuur van Aldegrever (een A met daaronder een G) is te zien boven de zittende man in het midden van het beeld. Gemengde badhuizen stonden in de middeleeuwen bekend als plaatsen waar seksuele uitspattingen plaatsvonden. Als zodanig waren ze geaccepteerd. In de 16e eeuw veranderde dat. Zo ontstond dit werk genaamd “Badestube der Wiedertäufer” dat onmiskenbaar moraliserend bedoeld was.84
84 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 142, 143.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 26 1690, Jan van Leiden op het titelblad van Redmond Opgang's Voortgang en Nedergang der Kettereyen. In de rechter bovenhoek blaast een duivel ketterse gedachten in. In de linker onderhoek wordt door een naakte vrouw in een appel gebeten. Op de voorgrond knagen ratten aan (heilige) boeken.85
85 Ibidem 134., Panhuysen, Jantje van Leiden, 79.
38
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
39
Afbeelding 27 1600, Jan van Leiden en Bernhard Knipperdollinck naast andere wederdopers in een ketterkrant. De andere afgebeeldde personen zijn: Thomas Muntzer, Jan Matthijsz, Hermann van Sand, Theodor Sartor, David Joris en Michael Servetus.86
86 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 116, 117.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
40
Afbeeldig 28 Eind 17e eeuw, De sappige fragmenten uit de Neue Zeitungen zoals naaktloperij, de terechtstelling en het gebeuren rond Elisabeth Wandscherer (afb. 29), worden vooral afgebeeld. Het zijn illustraties uit Lambertus Hortensius, Verhaal van de oproeren der wederdopers vorgevallen te Amsterdam, Munster en Groningerland (Amsterdam 1694).87
87 Ibidem 138, 139.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
41
Afbeelding 29 Eind 17e eeuw, Jan en Diewer gaan voor in een dansfeest rond het nog leegbloedende lijk van Elisabeth Wandscherer. Elisabeth Wandscherer wilde niet mee-eten terwijl de rest van de stad honger leed en toen ze hem vroeg of ze de stad mocht verlaten werd ze door Jan ter dood veroordeeld.88
88 Ibidem 138, 139., Panhuysen, Jantje van Leiden, 52., Panhuysen, De beloofde stad, 376., Arthur, The tailor-king, 158, 159.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
42
Afbeelding 30 17e eeuw, Het verhaal dat uitgebeeld is in afbeelding 29 heeft de situatie vertekend: Elisabeth Wandscherer wordt uitgebeeld als de koningin van Jan van Leiden.89
89 Luckhardt, Heinrich Aldegrever, 92, 93.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
43
Afbeelding 31 17e eeuws, Jan van Leiden (met langgerekte neus) in weelderige kleding maar met op de achtergrond de toren van de Lambertuskerk waaraan de kooi al klaarhangt.90
90 Ibidem 96, 97.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 32 1701, Een illustratie van Romeyn de Hooghe. Jan van Leiden staat losjes, bijna nonchelant op de voorgrond. Op de achtergrond (links) vindt zijn terechtstelling plaats en in de rechter bovenhoek zien we zijn skelet in de kooi. De afbeelding is afkomstig uit G Arnold, Historie der Kerken en Ketteren (Amsterdam 1701).91
91 Ibidem 136, 137.
44
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
45
Afbeelding 33 1662-1696, Een vanitasstilleven van Edwaert Collier. De schets van Aldegrever hangt over de rand van een tafel. Op de tafel zijn allerlei vanitas-voorwerpen aanwezig. De schedel met de laurierkrans is de minst ambigue, die staat voor de dood en voor de leegheid van de aardse roem. De luit met gesprongen snaren staat voor de breekbaarheid van het vluchtige leven. De zeepbellen rechtsboven en de muzieknoten op het blad in de linker onderhoek (en de viool) sluiten daar bij aan. De globe, het vrouwen-beeldje van gips, het Aorum-boek en de nautilusbokaal staan voor de tijdelijke wereldse geneugten. De schets met Jan van Leiden fungeert hier als slechts één van de vanitas-objecten en niet als het hoofd-onderwerp.92 92 Ibidem 30, 132, 133., Panhuysen, Jantje van Leiden, 37.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
46
Afbeelding 34 Laat 19e eeuw, Jan wordt bespot met deze illustratie getiteld 'Das wort ist Fleisch geworden und wohnet in uns'. Het is het voorblad van Joseph Sattler, Die Wiedertäufer (Berlin 1895). De zwaarden gaan niet alleen door de wereldbol maar ook door de rug van Jan. In zijn mond houdt hij de Bijbel en onder hem drinken vreemdsoortige wezens uit hem alsof hij de wolf van Romulus en Remus was.93
93 Panhuysen, Jantje van Leiden, 46.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
Afbeelding 35 De drie kooien met lampjes aan de “nieuwe” neo-gotische toren van de Lambertuskerk in Munster. Deze kooien hebben generaties lang een aanzienlijke invloed gehad op het beeld van de wederdopers.94
94 Klötzer, 'Missachtete Vorfahren', 58, 59.
47
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
48
Conclusie Al met al is Jan van Leiden in veel verschillende rollen gedrukt. Reeds tijdens zijn leven werd hij ingezet als symbool voor Munster, voor de wederdopers en voor de reformatie in het algemeen. Zijn kleding, zijn haardracht, en tenslotte zelfs zijn gelaatstrekken zijn bijgekneed in de richting van de ideaaltypes van een aantal rollen, met name die van de eigentijdse koning. Onwetendheid en sensatiezucht speelden bij de beeldvorming rond Jan aantoonbaar hun spel. De impressie van Aldegrever was beeldbepalend en ondanks de vele mutaties heeft die ets tenslotte zijn beeld van Jan van Leiden uitgezaaid en door de tijd geloodst. Uiteindelijk stond echter het symbool centraal. Dat is wat doorleefde en wat de richting van de mutaties bepaalde. Het beeld van Jan van Leiden stond ergens voor. Er moest geleerd worden van zijn vanitas, van zijn zelfverheffing en vooral van zijn val. De twee totaal verschillende cultuuruitingen; het spreekwoord en het noodbiljet, zijn te verklaren uit het feit dan het concept Jan van Leiden werd opgedeeld. Het had eerst nog voldoende overlap gekend omdat het vergelijkbaar vertaald werd in de hersentalen van de directe getuigen, die bovendien tijdgenoten waren. Ze waren allemaal opgegroeid binnen de overheersende katholieke cultuur. Het kon nog gezien worden als één concept, als één geheel van betekenissen. Toen die cultuur uiteenviel, toen nieuwe generaties opgroeiden, viel ook het beeld van Jan van Leiden uiteen. Dit uiteenvallen ging steeds verder omdat de concrete voorwerpen die een uitbeelding van Jan van Leiden geven voor verschillende mensen op hun beurt het beeld van Jan bepaalden. Representaties die ingingen op afzonderlijke aspecten werden tenslotte zelf concepten. Het spreekwoord dat eerst naar het religieus en emotioneel beladen beeld van Jan van Leiden verwees, is nu voor de meeste mensen vooral een label waarmee men lakse praatjesmakers aanduidt. Slechts dat ene aspect bleef in dit geval over. Wat ook zijn gevolgen had is dat bepaalde concepten zich opsplitsen, verschuiven, of worden vervangen door andere. Het noodbiljet uit 1921 verwijst naar het beeld van Jan geïnterpreteerd doormiddel van het vroeg-20e eeuwse concept van de gevaarlijke revolutionair. De andere aspecten zijn in hier uit het beeld verdwenen. Jan van Leiden werd dus uitééngescheurd door de eigenaardigheden van het menselijke cognitieve apparaat, bijna zoals zijn vlees werd opgedeeld door de gloeiende tangen. Jan zelf, zijn leven, en de gebeurtenissen daaromheen, verdwenen uit het zicht. Ze verdwenen zoals zijn verkruimelende botten in de loop van de 16e eeuw door het raster in de bodem van zijn kooi gevallen zijn.
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
49
Literatuurlijst Arthur, Anthony, The tailor-king: The rise and fall of the anababtist kingdom of Münster (New York 1999). Chong, Alan, Wouter Kloek, Het Nederlandse stilleven 1550-1720 (Zwolle 1999). Claesen, Claus-Peter, 'Anababtist sects in the sixteenth century: A research report', The Mennonite quarterly review 46 (1972) 256-279. Dulmen, Richard van, Das Täuferreich zu Münster: dokumente 1534-1535 (München 1974). Friedman, Robert, 'Thomas Muentzers relation to anababtism', The Mennonite quarterly review (1957) 75-87. Grieser, Jonathan D., 'A tale of two convents: Nuns and anababtists in Münster, 15331535', Sixteenth century Journal 26 (1995) 31-47. Haude, Sigrun, In the shadow of "savage wolves": Anababtist Münster and the german reformation during the 1530's (Boston 2000). Hillerbrandt, Hans J., 'The propaganda of the Münster anababtists', The Mennonite quarterly review 62 (1988) 507-511. Johanek, Peter, 'Die Täufer, die Stadt und der Bischof' (2003) in Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003). Jongh, E. de, Questions of meaning: Theme and motif in Dutch seventeenth-century painting (Leiden 2000). Kauder-Steiniger, Rita, 'Tauferinnen. Opfer oder Heldinnen?: Spurensuche nach den Frauen in Munster wahrend der Reformation und der Tauferherrschaft' (2003) in: Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003). Kirchhoff, Karl-Heinz, 'Was there a peaceful anababtist congregation in Münster in 1534', The Mennonite quarterly review 44 (1970) 357-375. Klassen, Peter James, The economics of anababtism 1525-1560 (Den Haag 1964). Klötzer, Ralf, 'Missachtete Vorfahren: Uber die Last alter Geschichtsbilder und Ansatze neuer Wahrnehmung der Tauferherrschaft in Munster' (2003) in: Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003). Krahn, Cornelius, 'Anabaptism in Westphalia', The Mennonite quarterly review 35 (1961) 282-285. Luckhardt, Jochen, Heinrich Aldegrever und die bildnisse der wiedertäufer (Münster 1985). Mellink, A. F., 'The mutual relations between the Münster anabaptists and the Netherlands', Archiv fur Reformationsgeschichte 50 (1959) 16-33. Mielke, Ursula, The new Hollstein German engravings etchings and woodcuts 14001700 Heinrich Aldegrever (Rotterdam 1998). Ozment, Steven E., The reformation in the cities: The appeal of protestantism to sixteenth-century Germany and Switserland (Chelsea 1975). Panhuysen, Luc, De beloofde stad: Opkomst en ondergang van het koninkrijk der wederdopers (Amsterdam 2000). Panhuysen, Luc, Jantje van Leiden (Hilversum 2003). Scribner, Bob, 'Reformation, carnival and the world turned upside-down', Social History 3 (1978) 303-329. Stayer, James M., 'Anabaptists and future anabaptists in the Peasants War', The
Beeld(ver)vorming omtrent Jan van Leiden – Wybo Wiersma
50
Mennonite quarterly review 62 (1988) 99-139. Stayer, James M., 'Reflections and retractions on anabaptists and the sword', The Mennonite quarterly review 51 (1977) 196-212. Stayer, James, M., 'Was dr. Kuehler's conception of early Dutch anababtism historically sound?: The historical discussion of anababtist Münster 450 years later', The Mennonite quarterly review 60 (1986) 261-288. Thier, Bernd, '.Die Niederwerfung der kommunistischen Wiedertäufer.: Zur nationalsozialistischen Rezeption der Geschichte der Täufer in Münster' (2003) in: Barbara Romme, Das Köningkreich der Täufer in Münster. Neue Perspektiven (Münster 2003). Waite, Gary K., 'David Joris' thought in the context of the early Melchiorite and Münsterite movements in the low countries, 1534-1536', The Mennonite quarterly review 62 (1988) 296-317. Waite, Gary K., 'From apocalyptic crusaders to anababtist terrorists: Anabaptist radicalism after Münster, 1535-1544', The Mennonite quarterly review 80 (1989) 173-193.