Centrum Kinderhandel Mensenhandel 19 augustus 2014
De Asielprocedure 1. Inleiding Hier wordt de asielprocedure besproken De artikelen 29, 30 en 31 van de Vreemdelingenwet (Vw) staan bij de asielprocedure centraal. In art. 29 Vw zijn de erkenningsgronden neergelegd, de gronden waarop een vluchteling als zodanig erkend wordt. De erkenningsgronden zijn kort weergegeven de volgende: a. Het zijn van verdragsvluchteling (dat wil zeggen als vluchteling aangemerkt zijn op grond van het Verdrag van Geneve) b. Het risico lopen op: 1. de doodstraf of executie; 2. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of 3. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. 2. Aanmelding en indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd 1 Allereerst geeft de vreemdeling die voornemens is asiel aan te vragen te kennen dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wil indienen bij de aanmeldunit van de Vreemdelingenpolitie. De vreemdeling moet vervolgens de aanvraag voor de verblijfsvergunning asiel indienen bij de IND in het aanmeldcentrum. Dit moet in persoon gebeuren, art. 36 Vw jo. art. 3.108 lid 2 Vb. Er zijn vier aanmeldcentra in Nederland: Schiphol, Ter Apel, Den Bosch en Zevenaar. Een uitzondering is als de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en op grond daarvan de vrijheid is ontnomen, met andere woorden een vreemdeling die in vreemdelingendetentie/bewaring zit. In afwijking van het voornoemde moet dan de vreemdeling van wie op grond van art. 59Vwde vrijheid is ontnomen zijn aanvraag indienen in het aanmeldcentrum Schiphol of op de locatie waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd. 3. De rust- en voorbereidingstermijn Vervolgens vangt de rust- en voorbereidingstermijn aan, neergelegd in art. 3.109 Vb. Dit is een termijn van minstens 6 dagen waarin de vreemdeling tijd heeft om tot rust te komen en zich voor te bereiden op de rest van de procedure, met behulp van een rechtsbijstandverlener. Tevens kan de vreemdeling in
1
Vreemdelingencirculaire 2000 (C), 2.1 Algemeen.
deze termijn op vrijwillige basis medisch advies inwinnen. Daarnaast krijgt de vreemdeling voorlichting over de asielprocedure. Blijkens de Vreemdelingencirculaire wordt er in deze termijn door de IND al voorbereidend onderzoek verricht naar onder meer de identiteit van de vreemdeling, de vingerafdrukken en de documenten en bescheiden van de vreemdeling. Overigens wordt geen rust- en voorbereidingstermijn gegeven indien de vreemdeling bijvoorbeeld een gevaar vormt voor de openbare orde, zo blijkt uit art. 3.109 lid 7 Vb.
4. De algemene asielprocedure Na de rust- en voorbereidingstermijn begint de zogeheten algemene asielprocedure, die is geregeld in de artikelen 3.110 tot en met 3.115 Vb.Hierin vindt een onderzoek plaats naar verschillende zaken die de vreemdeling betreffen, zoals het vaststellen van de identiteit van de vreemdeling en het vaststellen van de reisroute. Daarnaast wordt natuurlijk de vreemdeling over zijn/haar asielrelaas gehoord en wordt deze gecontroleerd. Voor dit onderzoek mag acht dagen worden uitgetrokken, blijkens art. 3.110 Vb lid 1. Deze termijn mag verlengd worden tot hoogstens 14 dagen, zo blijkt uit art. 3.110 Vb lid 2. Dag 1: Op de eerste dag van het onderzoek wordt de vreemdeling aan een eerste gehoor onderworpen, hier wordt gevraagd naar de reisroute die de vreemdeling heeft afgelegd en naar zijn identiteit. Art.3.112 Vb. Dag 2: Op dag twee kan de vreemdeling zich op het nader gehoor voorbereiden, dat op dag drie plaatsvindt.Doorgaans wordt op dag twee tevenshet eerste gehoor met de advocaat besproken en kunnen aanvullingen dan wel opmerkingen worden gemaakt op het gehoor 2. Art. 3.113 lid 1 Vb. Dag 3: Vervolgens vindt op dag driehet nader gehoor plaats, tijdens dit gehoor vertelt de vreemdeling waarom hij of zij is gevlucht. Op dag drie wordt de vreemdeling dus gehoord inzake het asielrelaas.Art. 3.113 lid 2 Vb. Het verslag van het nader gehoor wordt aan de vreemdeling uitgereikt. Art. 3. 113 lid 3 Vb. Dag 4: Uiterlijk op de vierde dag kan de vreemdeling desgevraagd of uit eigen beweging nog nadere gegevens verstrekken (bijvoorbeeld verbeteringen en/of aanvullingen op het nader gehoor), doorgaans gebeurt dit eerst nadat het nader gehoor met de advocaat is besproken. Art. 3.113 lid 4 Vb. Dag 5: Als de IND voornemens is de aanvraag af te wijzen binnen 8 dagenvindt vervolgens op de vijfde dag de toezending plaats van de voornemensbeschikking aan de vreemdeling.Uiteraard kan de voornemensbeschikking ook positief zijn: de aanvraag wordt toegewezen. Art. 39 lid 1 Vw jo. Art. 3.114 lid 1 Vb.
2
https://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/procedures-wetten-beleid/asielprocedure/algemene-asielprocedure
Dag 6: De vreemdeling kan dan op dag zes zijn zienswijze indienen over deze voornemensbeschikking. Art. 39 lid 2 Vw jo. Art. 3.114 lid 2 Vb. Dag 7 + 8: In ieder geval vindt uiterlijk op dag acht de bekendmaking plaats van de beschikking inzake de aanvraag (dat wil zeggen: toewijzing dan wel afwijzing van de verblijfsvergunning).Art. 3.114 lid 6 Vb. Kan de aanvraag niet binnen de algemene asielprocedure worden afgehandeld, dan vindt doorverwijzing plaats naar de verlengde asielprocedure. Dit is doorgaans het geval wanneer tijdrovend onderzoek noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag. Bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling niet in staat is de algemene asielprocedure te doorlopen in verband met psychische problemen. (Vreemdelingencirculaire 2000 (C), 2.3 Algemene Asielprocedure ). 5. Beoordeling van de asielaanvraag3 Allereerst toetst de IND de aanvraag aan art. 30 Vw.Als op grond van dit artikel afwijzing plaatsvindt wordt niet verder getoetst. In dit artikel staan namelijk imperatieve weigeringsgronden; er moet afgewezen worden indien sprake is van een afwijzingsgrond met betrekking tot dit artikel. Een voorbeeld is dat het asielverzoek afgewezen wordt, omdat de vreemdeling in een ander Europees land de asielprocedure dient te doorlopen,omdat de vreemdeling bijvoorbeeldin dat land aan kwam, voordat deze in Nederland arriveerde (Dublin-claim).4 Daarnaast bestaan de zogeheten facultatieve weigeringsgronden, die zijn neergelegd in art. 31 Vw. Als er sprake is van een dergelijke grond kan de IND het verzoek afwijzen. Een groot struikelblok in de praktijk blijkt hierbij de geloofwaardigheid en de aannemelijkheid te zijn, hierover later meer. Wordt er niet afgewezen krachtens art. 30 Vw, dan onderzoekt de IND of de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf zoals bedoeld in art. 1F van het Vluchtelingenverdrag.5 Het gaat hierbij om ernstige misdrijven als een oorlogsmisdrijf.
3
Vreemdelingencirculaire 2000 (C), 3. Beoordelen van de asielaanvraag.
4
Als op grond van onderzoek blijkt dat een ander land dan Nederland verantwoordelijk is voor een asielverzoek, dan wordt het asielverzoek in Nederland afgewezen. Vreemdelingen die in Nederland geen asiel aanvragen, maar dat eerder in een ander Schengenland wel deden, kunnen ook aan dat andere land worden overgedragen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dient het verzoek om overdracht in bij het andere land. Dit is de zogenaamde Dublin-claim. Als de claim door het andere Dublinland wordt geaccepteerd, ontvangt de vreemdeling een overdrachtsbesluit. Hij wordt dan overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Deze is verantwoordelijk voor de feitelijke overdracht van de vreemdeling. Het land dat verantwoordelijk is voor de vreemdeling is verplicht hem terug te nemen. In verband met deze overdracht is vaak een speciaal Dublin-laissez passer (vervangend reisdocument) nodig.http://www.dtenv.nl/Terugkeer_en_vertrek/Terugkeerproces/Reismogelijkheden/dublin-claim.aspx 5 Art. 1F Vluchtelingenverdrag luidt: "De bepalingen van het Verdrag zijn niet van toepassing op personen ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat: (a) hij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft begaan, zoals omschreven in de internationale overeenkomsten die zijn opgesteld om bepalingen met betrekking tot deze misdrijven in het leven te roepen; (b) hij een ernstig, niet politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten; (c) hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties."
Is datniet het geval, dan toetst de IND de aanvraag aan art. 29 eerste en tweede lid Vw. Hierbij komt ook de geloofwaardigheid kijken van de verklaringen van de vreemdeling. Zijn de verklaringen geloofwaardig, dan wordt echter nog bezien hoe zwaarwegend de verklaringen zijn. Geloofwaardigheid Uit de circulaire blijkt dat de IND bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde feiten6, omstandigheden en veronderstellingen7 de volgende aspecten betrekt:
Alle documenten zijn door de vreemdeling ingediend; Of er al dan niet sprake is van de omstandigheden als bedoeld in artikel 31 lid 2, aanhef en onder a tot en met f Vw (bijvoorbeeld de vreemdeling heeft valse identiteitspapieren meegebracht); De geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling; en Of de verklaringen passen in al datgene wat bij de IND bekend is over de situatie in het land van herkomst van de vreemdeling.
Als sprake is van een of meer van de omstandigheden in artikel 31 lid 2 onder a tot en met f, acht de IND de verklaringen uitsluitend geloofwaardig als sprake is van positieve overtuigingskracht met betrekking tot het relaas van de vreemdeling. De vreemdeling krijgt dan niet meer het voordeel van de twijfel. In een dergelijk geval mogen ook met betrekking tot de relevante bijzonderheden geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden bestaan. De IND komt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid veel beoordelingsruimte toe (deze beoordelingsruimte ziet men ook terug bij de toetsing door de rechter, zie ook het stuk over Rechtsbescherming). De feiten, aangedragen door de vreemdeling moeten niet alleen geloofwaardig zijn, maar ook voldoende zwaarwegend voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Zwaarwegendheid Of het relaas van de vreemdeling voldoende zwaarwegend is voor verlening van een verblijfsvergunning wordt beoordeeld bij de zwaarwegendheid. Juridisch gezien komt de toets van de zwaarwegendheid op het volgende neer: Er wordt bezien of de aangedragen feiten en omstandigheden voldoende zwaarwegend zijn om een rechtsgrond te vormen voor de verlening van een verblijfsvergunning op grond van art. 29 lid 1 onder a of b. Een voorbeeld van ontoereikende zwaarwegendheid is de vreemdeling die wel een geloofwaardig relaas heeft, maar waarbij de IND oordeelt dat zijn of haar land van herkomst voldoende bescherming biedt tegen het gevaar welke de vreemdeling meent te lopen. 8 6
Hierbij moet (onder meer) worden gedacht aan de identiteit, nationaliteit, etniciteit, seksuele geaardheid, medische toestand en geloofsovertuiging van de vreemdeling. https://www.ind.nl/Documents/WI%202010-14.pdf 7 Onder veronderstellingen wordt in dit verband verstaan: aannames van de vreemdeling ten aanzien van de door hem gestelde gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. https://www.ind.nl/Documents/WI%202010-14.pdf 8 Indien bij de beoordeling van de zwaarwegendheid wordt geconcludeerd dat ersprake is van gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Verdrag of dat devreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op
Als de IND de eerste aanvraag afwijst, beoordeelt de IND op grond van art. 3.6 Vb ambtshalve of de vreemdeling alsnog in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (bijvoorbeeld een verblijfsvergunning op grond van de Verblijfsregeling Mensenhandel, 3.48 Vb!). Als de IND ambtshalve geen verblijfsvergunning verleent, beoordeelt de IND op grond van art. 6.1b Vb nog of de vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van art. 64 Vw (uitstel op grond van gezondheidstoestand).
6. Rechtsbescherming Algemeen / Termijnen De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is 4 weken. Geen bezwaarmogelijkheid In de asielprocedure is geen sprake van een bezwaarschriftprocedure (dit is een afwijking van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)). Een vreemdeling kan niet in bezwaar, omdat er door het bestaan van de voornoemde ‘voornemensbeslissing’ reeds een soortgelijke mogelijkheid wordt geboden. Beroep Een vreemdeling moet bij een afwijzing dus rechtstreeks in beroep. Dit is geregeld in art. 7:1 lid 1 sub g Awb jo. Bijlage 1 Awb. Schorsende werking beroep In art. 82 lid 1 Vwis geregeld dat het beroep schorsende werking heeft, hetgeen kort gezegd betekent dat de vreemdeling het beroep in Nederland mag afwachten. Ex nunc toetsing De rechter toetst - krachtens art. 83 Vw - ex nunc, dat wil zeggen vanuit de huidige situatie, en niet vanuit de situatie toen de vreemdeling zijn of haar asielaanvraag indiende. Veranderde omstandigheden kunnen in beroep dus worden aangedragen, evenals beleidswijzigingen (tenzij dit in strijd is met een goede procesorde of dit voor ontoelaatbare vertraging zorgt, blijkens lid 3 van art. 83 Vw). LET OP: ex nunc toetsing vindt alléén plaats bij de rechtbank, niet in hoger beroep. Hoger beroep
een door artikel 3 EVRM verboden behandeling, dient beoordeeld te worden of devreemdeling bescherming kan inroepen of dat er sprake is van eenbeschermingsalternatief. https://www.ind.nl/Documents/WI%202010-14.pdf
Daarnaast bestaat er met betrekking tot de asielprocedure een (beperkte) mogelijkheid tot hoger beroep. Strenge ontvankelijkheidseisen Er is sprake van een strenge ontvankelijkheidsregeling, om de volgende redenen: - in het hoger beroep is sprake van een grievenstelsel, zie art. 85 jo. 91 Vw. Een grievenstelsel houdt in dat de beslissing in eerste aanleg slechts in hoger beroep wordt getoetst voor zover daarom is gevraagd. Er moeten dus grieven ingediend zijn voor datgene wat men graag getoetst ziet. - Er bestaat deels geen mogelijkheid tot verzuimherstel, zie art. 85 lid 3 Vw jo. 6:6 Awb. Concreter gezegd: als het beroepschrift geen gronden van het beroep en geen omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevat óf geen grieven bevat, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er nog de kans wordt geboden om dit verzuim te herstellen. Toetsing ex tunc Waar in de beroepsfase ex nunc wordt getoetst, zoals hierboven is besproken, toetst de rechter in hoger beroep juist ex tunc, dus naar de situatie ten tijd van het beroep. (Dit is zo geregeld, omdat de wetgever het wenselijk vond datmen niet oneindig lang kan door procederen). Geen schorsende werking De werking van het besluit van de IND wordt, in tegenstelling tot bij beroep, niet opgeschort. Beperkte motiveringsplicht Op grond van art. 91 lid 2 Vw hoeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in bepaalde gevallen slechts beperkt te motiveren, namelijk wanneer deze oordeelt dat een aangevoerde grief niet tot vernietiging van het besluit kan leiden. Toetsing van besluiten door de bestuursrechter bij asielzaken Bij de toetsing door de rechter van besluiten van de IND is veelal sprake van terughoudendheid. Schematisch weergegeven vindt de toetsing als volgt plaats: 1. De toetsing van het oordeel van de IND over de feiten dient terughoudend te zijn. De IND heeft bij het vaststellen van de geloofwaardigheid beoordelingsruimte. Dus de rechter toetst hetgeen de IND over de geloofwaardigheid van het relaas heeft geoordeeld op zijn beurt terughoudend. 2. Als het asielrelaas door de IND geloofwaardig wordt geacht, vindt vervolgens volledige toetsing door de rechter plaats van het oordeel van de IND over de vermoedens van de vreemdeling over de gevolgen die terugkeren met zich meebrengen. Er wordt door de IND dus eerst gekeken of hetgeen de vreemdeling vermoedt dat zich te wachten staat een aannemelijk logisch gevolg is
van hetgeen de vreemdeling in het relaas heeft verteld. Dit oordeel van de IND over de aannemelijkheid van de vermoedens wordt door de rechter volledig getoetst.9
7. Herhaalde (asiel)aanvraag art. 4:6 Awb Op grond van lid 1 van art. 4:6 Awb kan een herhaalde asielaanvraag ingediend worden als er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (zogeheten nova), deze moeten bij de aanvraag vermeld worden. Worden deze niet vermeld dan kan de IND, onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking, de aanvraag afwijzen (lid 2). Een novum wordt niet snel aangenomen; de vreemdeling moet in feite zodra hij of zij de mogelijkheid geboden krijgt om iets te vertellen dit ook doen, opdat later in bijvoorbeeld de herhaalde aanvraag dit de vreemdeling niet tegengeworpen wordt. Zo zijn er bijvoorbeeld zaken geweest waarbij bepaalde ernstige zaken opmerkelijk genoeg niet als nova werden aangemerkt. Een vreemdeling kon bijvoorbeeld pas bij de tweede aanvraag de moed op brengen om een melding van verkrachting te doen, dit werd niet aangemerkt als novum en de aanvraag werd afgewezen (de vreemdeling had dit dus in de eerste aanvraag moeten melden). Zie de uitspraak ABRvS 28 juni 2002, JV 2002/293. Ook is een soortgelijke zaak voorbijgekomen, waarbij het in plaats van het te laat melden van een verkrachting het te laat melden van littekens betrof. Zie ABRvS 5 september 2001, JV 2001/285.
9
Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de vermoedens van de vreemdelingwordt het realiteitsgehalte van de aan gebeurtenissen en veronderstellingenontleende vermoedens beoordeeld. Hierbij wordt bekeken of de vermoedens van devreemdeling over wat hem bij terugkeer te wachten staat, een aannemelijk gevolg isvan de gebeurtenissen en veronderstellingen waarover hij verklaarde. https://www.ind.nl/Documents/WI%202010-14.pdf