Berichten
Buitenland Sectorspecial Pluimveehouderij Voor de Nederlandse agribusiness, jaargang 35, nummer 4, april 2009
Colofon Berichten Buitenland is bestemd voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven en is een uitgave van de directie Industrie en Handel van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het doel is informatieverstrekking over relevante ontwikkelingen op agrarisch handelsgebied, buitenlandse markten, handelsbemiddeling enzovoort. De LNV-afdelingen in het buitenland dragen in sterke mate bij aan de berichtgeving in dit blad. Er wordt gedrukt op een chloorarme papiersoort, in een inktbesparend FM-raster. Er wordt verzonden in recyclebare sealbags. Uitgever Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Industrie en Handel www.minlnv.nl/agribusiness Redactieadres Redactie Berichten Buitenland T.a.v. Sabine Hoff Postbus 20401 2500 EK Den Haag Tel. +31 (0)70 378 52 59 E-mail
[email protected] Informatie en abonnementen Voor informatie over artikelen of een (gratis) abonnement kunt u contact opnemen met Jacques Verbeek, Tel.: +31 (0)70 378 40 64 Fax: +31 (0)70 378 61 23 E-mail:
[email protected] Realisatie JB&A Exxion Communicatie Druk Den Haag Offset ISSN 0920 - 0975 De informatie, meningen en opinies in dit blad worden naar voren gebracht buiten verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het overnemen of vermenigvuldigen van artikelen uit dit blad is alleen toegestaan onder vermelding als volgt: Berichten Buitenland, [maand/jaar], [pagina’s].
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
1
Inhoudsopgave Sectorspecial Pluimveehouderij Valutaschommelingen en crisis houden pluimveesector bezig De ‘Senseo-aanpak’ van ISA Brazilië - een markt voor doorzetters Het Fingerspitzengefühl van Verbeek’s Broederij Peru - Pluimveeland bij uitstek Een wereld te winnen voor HatchTech Incubation Technology ‘Geen stress en nooit meer zieke kippen.’ Vencomatic Wat wil de kip? Consumptie van eieren neemt toe ondanks economische teruggang
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
3 4 7 9 12 14 17 19 21 23 25
2
Sectorspecial Pluimveehouderij Pluimveehouderij is een specialistische tak van sport. Er zijn vele onderverdelingen en al deze specialisaties vinden plaats op afzonderlijke bedrijven. De omvang van de sector is maar liefst zo’n 2500 bedrijven. Binnen de pluimveehouderij praten we over vleesproductie, legsector, kalkoenen en eenden. En binnen de legsector is weer een verschil tussen vermeerderaars en bedrijven die consumptie-eieren produceren. In deze special gunnen wij u een kijkje in de keuken van de pluimveehouderij en dan met name de vermeerderingskant. Waar het vroeger vooral ging om de kwantiteit zijn andere aspecten nu ook belangrijk geworden. Al jarenlang is de sector aan het innoveren. Steeds strengere regelgeving, hogere eisen van de consument en de stijging van productiekosten maken innovatie noodzakelijk. Nog steeds verbaast de sector mij met de nieuwste technieken. Dierenwelzijn heeft een belangrijker rol gekregen, er wordt nu - filosofisch gesteld - meer vanuit de kip gedacht. En dit levert interessante ontwikkelingen op. Een truck met de juiste temperatuur, die ervoor zorgt dat de kuikens fitter bij de stal aankomen of een stal ingericht op het natuurlijke gedrag van kippen. Verschuivingen op de wereldmarkt maken de concurrentie hevig, ondanks de sterke troeven die Nederland in handen heeft op het gebied van kennis en innovatie. Wij laten u dan ook de ontwikkelingen zien in Zuid-Amerika, waar de pluimveeketen een enorme opmars heeft gemaakt en nu een van de grootste ter wereld is. Maar ook komen toeleveranciers aan het woord, die in andere delen van de wereld actief zijn. Graag nodig ik u uit om meer te lezen over deze sector. Niet de grootste sector in Nederland, maar wel een sector waarin veel gebeurt en waarin door innoverend te denken de concurrentie met de wereldmarkt wordt aangegaan. Laat u zich verrassen door deze sector met ongekende mogelijkheden.
Martin Olde Monnikhof, plv. directeur Industrie en Handel
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
3
Sector toont zich flexibel in veranderende positie op de wereldmarkt
Valutaschommelingen en crisis houden pluimveesector bezig De pluimveehouderij in Nederland omvat zo’n 2500 productiebedrijven. De sector is zonder twijfel de meest gespecialiseerde vorm van dierhouderij: elk onderdeel in de productiekolom is opgesplitst naar afzonderlijke specialisaties en al deze specialisaties vinden plaats op afzonderlijke bedrijven. Maar wat is de positie van deze sector op mondiaal niveau en wat zijn de toekomstverwachtingen, mede gelet op het zich ontrollende beleid op het gebied van welzijn en milieu? In Nederland en in mindere mate in geheel Europa is een betrekkelijk grote dichtheid van bedrijven met intensieve veehouderij, waaronder de pluimveehouderij. Dit gegeven, in combinatie met een relatief hoge bevolkingsdichtheid, vertaalt zich in de praktijk naar milieueisen waar bedrijven zich aan moeten houden. Daarnaast is er een grote maatschappelijke en politieke belangstelling voor het welzijn van dieren, met bijbehorende weten regelgeving tot gevolg. Deze omstandigheden, in combinatie met de situatie op de wereldmarkt, hebben een aanzienlijke invloed op de concurrentiepositie van de pluimveehouderij. Dan is er nog de unieke bedrijfscultuur en structuur in Nederland. Alex Spieker, secretaris van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders, legt uit hoe dat zit: “De bedrijfsstructuur is misschien wel het grootste verschil tussen Nederland en de rest van de wereld. Alle schakels in de productiekolom bestaan hier uit zelfstandige bedrijven: de broederijen, de grootouderdierbedrijven, de ouderdierbedrijven en de productiebedrijven. En dan natuurlijk de splitsing tussen de kolommen voor eierproductie en vleesproductie. In andere landen zijn deze schakels onderdeel van grote, vergaand geïntegreerde ondernemingen. Een jaar of tien geleden hebben we ook hier in Nederland wel een trend gehad om naar meer integratie toe te groeien, maar deze integratievormen zijn in de loop der tijd toch ook weer afgebouwd naar individuele ondernemingen. Het model dat elders succesvol is, blijkt hier niet voldoende om het rendement te behalen dat we nu realiseren. Ons individuele model blijkt een grote flexibiliteit te hebben en er kan optimaal gebruik gemaakt worden van het vakmanschap van de ondernemers. Elke pluimveehouder is verantwoordelijk voor zijn eigen bedrijf en zo haal je het onderste uit de kan wat betreft vakmanschap en rendement.” Maar de Nederlandse pluimveehouders kunnen het dan nog zo goed doen, de Europese omstandigheden, met strenge milieu- en welzijnseisen, maken het moeilijk om op de wereldmarkt te concurreren. Jan Vroegindeweij, voorzitter van de Vereniging van exporteurs van eendagskuikens en broedeieren: “Een deel van de kosten waar we hier in Nederland en in Europa mee te maken hebben, gelden niet in andere delen van de wereld. Desondanks zien we dat we een aantal aspecten beter beheersen dan andere landen. Zo zijn we erg sterk op logistiek gebied en we kunnen overal in de wereld onze producten kwijt. Misschien is Noord-Amerika lastiger, maar verder weten we overal de weg te vinden. En als we specifiek inzoomen op de broedeierensector, produceren we structureel meer broedeieren dan nodig is voor de binnenlandse productiekolom. Dat schept een permanente productiestroom, gericht op export. We kunnen daarmee goed inspelen op veranderingen in de wereld. Een tweede troef is de kwaliteit. Onze kennis van de sector en de uitstraling die dat met zich meebrengt, wordt wereldwijd onderkend. En ondanks het feit dat er in de loop der jaren wel een teruggang is in het aantal exporteurs, zien we dat het exportvolume weer helemaal terug is. Ook na de moeilijke jaren van de crisis als gevolg van aviaire influenza (AI). Een aantal exportmarkten dat toen niet of slecht toegankelijk was, is vrijwel volledig teruggekomen. Daarnaast komen er nieuwe stromen in beeld, zoals naar Rusland en naar Oekraïne. Ook landen waar incidenteel een tekort is, of het nu gaat om de leg- of om de vleessector, kunnen we goed en snel bedienen, zowel door eigen productie als door handel en logistiek. Een voorbeeld daarvan is Soedan, dat enkele jaren geleden hard werd getroffen door de AI-crisis. Je zag toen dat Nederland broedeieren uit omringende landen haalde, verzamelde en exporteerde naar Soedan. Nederland is dan het logistieke knooppunt.
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
4
Maar ook al zijn de troeven van de Nederlandse pluimveesector sterk, verschuivingen als gevolg van het verschil in kostprijs zijn onvermijdelijk. Vroegindeweij: “In Brazilië worden de legkippen gehouden op 400 tot 450 cm 2 per kip. In Nederland gaan we met de koloniehuisvesting, zoals die er nu aan komt, naar 890 cm 2 per kip als ondergrens. Dat geeft het verschil weer en maakt duidelijk dat we op het niveau van eindproducten niet kunnen concurreren. Kijken we naar de broedeieren, dan heb je op het hoogste niveau in die schakel ook wel de kostprijsnadelen, maar daar staan kwaliteit en andere factoren zoals onze goede gezondheidszorg tegenover die dat compenseren.” Hoe lager in de kolom, des te moeilijker de concurrentiepositie wordt. Maar ook daar zijn weer nuances. Vroegindeweij: “De VS en Brazilië zijn stevige concurrenten, maar voor verse producten hebben we een goede positie en kunnen we tegen lage kostprijs leveren aan de ons omringende landen. Maar voor producten die diepgevroren ingevoerd worden, ligt dat anders en elders in de wereld ondervinden we van deze landen geduchte concurrentie. Het gevolg zal zijn dat de afzetmarkt van eindproducten verder zal verschuiven naar omringende landen en Noordwest-Europa. Daar hebben we een gelijkwaardig speelveld.” Verder zullen de kooieieren geleidelijk vervangen worden door scharreleieren. “Maar”, zo stelt Vroegindeweij, “die scharreleieren hoef je echt niet te exporteren naar bijvoorbeeld Japan.” Op langere termijn verwachten Spieker en Vroegindeweij wel verdere krimp van het aantal ondernemers in de sector, maar niet in het productievolume. Spieker: “Wat we ook zien, is een toename van het aantal locaties per ondernemer. Milieueisen beperken de mogelijkheden om op de eigen locatie verder te groeien. De ondernemer zal de gewenste groei daarom realiseren op meerdere vestigingen.” Wat de sector ook parten speelt zijn valutaschommelingen en, het zal niemand verrassen, de huidige kredietcrisis. Vroegindeweij: “Binnen de Europese Unie zijn valutaschommelingen grotendeels uitgeschakeld, maar schommelingen in de waarde van de roebel, de dollar en de zloty kunnen een grote impact hebben. Op lange termijn wordt dat wel weer gladgestreken, maar op korte termijn ondervinden we daar wel problemen door. En de huidige kredietcrisis is natuurlijk een punt van zorg. Want ook al is de landbouw minder gevoelig dan veel andere sectoren, de behoefte aan voedsel blijft immers, het moet wel betaalbaar blijven en er moet voldoende rugdekking zijn voor de benodigde geldstromen.”
Jaap Holwerda De sector in vogelvlucht De pluimveesector omvat circa 2500 bedrijven, onder te verdelen in legsector, vleesproductie, kalkoenen en eenden. Hiervan zijn zo’n 800 bedrijven met vleeskuikens en een kleine 1000 bedrijven die consumptie-eieren produceren en zo’n 350 vermeerderaars. Dit zijn vooral vermeerderaars die broedeieren produceren voor vleeskuikens en voor een beperkt deel, circa 30 bedrijven, vermeerderingsbedrijven voor de legsector. Aan de bovenkant van de productiekolom bevinden zich de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de productie van uitgangsmateriaal: de ouderdierbedrijven en de grootouderdierbedrijven, en daarboven de fokbedrijven. Daarnaast zijn er in Nederland 80 bedrijven met eenden en 55 bedrijven met kalkoenen. De kuikenbroederijsector omvat 33 bedrijven, waarvan 3 voor de legsector en 30 voor de vleessector. Een aantal bedrijven in deze laatste groep werkt ten dienste van andere broederijorganisaties; zij stellen zich op als loonbroederij en opereren niet zelfstandig op de markt. Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders De Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders of NOP is, naast de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP), de ledenorganisatie voor de primaire pluimveesector in Nederland. De NOP is gebaseerd op specifieke deelsectoren: de kringen Leghennenhouders, Vleeskuikenhouders, Vermeerderaars, Kuikenbroeders, Fokkers, Kalkoenhouders en Eendenhouders. In de kring van Fokkers zijn alle zes Nederlandse fokbedrijven vertegenwoordigd, terwijl de kring van kuikenbroeders alle 33 kuikenbroederijen tot haar leden kan rekenen. Binnen de vereniging is zo de gehele kolom van fokkerij tot eindproduct Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
5
vertegenwoordigd. De organisatie werkt intensief en structureel samen met LTO Nederland, vooral waar het gaat om sectoroverschrijdende dossiers, zoals welzijn en mestbeleid. De NOP heeft vertegenwoordigers in het Productschap voor Pluimvee en Eieren.
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
6
De ‘Senseo-aanpak’ van ISA Een leghen en een volièresysteem die volledig op elkaar zijn afgestemd: directeur Servé Hermans van ISA, de leghennendivisie van Hendrix Genetics ziet grote kansen liggen voor de Nederlandse pluimveesector wanneer bedrijven de handen ineen slaan. Hij noemt het ‘de Senseo aanpak’. Zowel dierenwelzijn als economie zijn geholpen met dit alternatief voor de legbatterij. Voor andere dilemma’s rond dierenwelzijn, zoals het euthanaseren van eendagshaantjes, bestaat geen pasklare oplossing. Die bal ligt vooralsnog bij de politiek, de wetenschap en bij de bewuste consument. Het ministerie van LNV wil meer transparantie in de sector, zodat de consument weet hoe er wordt gewerkt. Op die manier ontstaan maatschappelijk duurzame oplossingen. In 2012 is de legbatterij in de EU wettelijk verleden tijd en de praktijk loopt daar in enkele landen al op vooruit. Supermarktketen Albert Heijn bande het kooi-ei jaren geleden al uit haar winkels. In Nederland worden nauwelijks nog kooi-eieren aangeboden maar ze worden nog wel in veel producten verwerkt. We exporteren ook veel kooi-eieren, al zal dat naar 2012 toe afnemen. Veel Duitse retailers, met Aldi voorop, leggen sinds vorig jaar alleen nog bio-, free range- en scharreleieren in het schap. “Het is belangrijk om het gat tussen het kooi-ei en het bio-ei nu verder in te vullen”, meent Xander Beks, beleidsmedewerker pluimvee van LNV. In dat kader noemt hij de ontwikkeling in het Verenigd Koninkrijk interessant: daar is het gat ingekleurd door branding van eieren op grond van de regionale herkomst of dierenwelzijn. In februari besloot ook de Britse supermarktketen Sainsbury vrij plotseling het kooi-ei uit zijn winkels te weren. Volgens bronnen in de media wilde de retailer de concurrentie voor zijn. Volière-leghen “Nu de legbatterij in Europa zal gaan verdwijnen, is de grote vraag welk houderijsysteem gaat winnen”, aldus Hermans. De directeur van fokkerij ISA ziet op dit vlak een fantastische kans liggen voor de Nederlandse sector. “Wij hebben ons als bedrijf onder andere gespecialiseerd in leghennen die geschikt zijn voor alternatieve systemen. Als je dieren in grote groepen houdt, kunnen er sociale problemen ontstaan, wat kan leiden tot pikgedrag. In een legbatterij, met vier tot vijf dieren in een kooi, is de pikorde snel bepaald en dat geeft rust. De uitdaging voor ons is dieren te fokken die het juiste gedrag vertonen als ze in grote groepen worden gehouden.” Speciaal met het oog op volièresystemen fokte het bedrijf daarom de Dekalb White leghen. ISA wist in deze kip de rustige sociale inborst van de bruine kip te combineren met de betere voederconversie van de witte leghen. Doorbraak Hermans staat in de huidige markt een ‘Senseo-aanpak’ voor waarbij een genetica- en een huisvestingsspecialist samen een product op de markt zetten: een gespecialiseerde leghen in combinatie met een nieuw volièresysteem met een grondlaag en drie tot vijf niveaus. Qua technisch resultaat, zoals aantal eieren, ammoniakuitstoot en uitval, is dit volièresysteem vergelijkbaar met een legbatterij. Een probleem is dat de voederconversie nog enkele procenten achterblijft bij de batterij-kip. “Het neemt niet weg dat we aan de vooravond van een doorbraak staan”, stelt Hermans rustig. “Ik praat niet over de export van commodities maar van technologie met een hoge toegevoegde waarde. Een ei levert zes eurocent op, een legkuiken zestig cent en een ouderdier heeft een waarde van zes euro. Als we denken vanuit de BV Nederland moeten we samen streven naar een hogere waarde per unit.” ISA, de leghennendivisie van Hendrix Genetics in Boxmeer (zie kader) is een van de mondiale spelers in de leghenfokkerij. “Vijftig procent van alle leghennen in de wereld is afkomstig van ons oudermateriaal”, verklaart Hermans zonder zijn Brabantse gemoedelijkheid te verliezen. Jaarlijks worden in Nederland 2,5 miljoen ouderdieren gefokt, dat is ongeveer tien procent van de wereldmarkt. Het bedrijf bezit fokkerijen in Frankrijk en Canada en productiefaciliteiten in India, Indonesië en Brazilië. Na acquisitie in 2005 van het
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
7
Franse ISA (Institut de Sélection Animale) zijn de activiteiten op het gebied van leghennen onder die naam gebundeld. Hendrix Genetics fokt ook varkens en kalkoenen. Dilemma’s Hoe de keuze ook uitvalt, geen enkel houderijsysteem is zonder nadelen. De grond waar de vrije uitloopkip in scharrelt, is na enkele generaties besmet met parasieten. En bij onderzoek van Wageningen UR bleken de eieren meer dioxine te bevatten dan van kippen zonder uitloop. Open systemen zijn in theorie gevoeliger voor het overbrengen van plagen waardoor het woordje ophokplicht politieke folklore is geworden. En als de prioriteit ligt bij een lage ammoniakemissie dan doet de legbatterij, waar de uitwerpselen worden opgevangen, het vele malen beter dan de vrije uitloop. Ten slotte blijven er nog de morele dilemma’s over. De open uitloop lijkt wat betreft diervriendelijkheid beter te scoren dan de volière en de scharrelkip die nooit buiten komt, maar de kippen leven nog altijd zo dicht op elkaar dat de snavels worden behandeld om te voorkomen dat kippen elkaar beschadigen en doodpikken. In de biologische en EKO-sector worden snavels niet behandeld, met vaak een hogere uitval als gevolg. Boeren kunnen pikgedrag verminderen door minder agressieve rassen te kiezen, maar die produceren ook minder. In 2011 wordt de ontheffing op het verbod tot snavelbehandelen geëvalueerd. Dan wordt bekeken of nieuwe huisvestingssystemen, rassen en managementmaatregelen het welzijn van het dier en van de sector kunnen garanderen. Eendagshaantjes Een hangend dilemma is de euthanasie van eendagshaantjes. Een bijproduct van de dertig miljoen leghennen die jaarlijks in Nederland ter wereld komen. In de Tweede Kamer zijn afgelopen jaar vragen gesteld. De politiek wil dat er een einde komt aan het doden van eendagskuikens, maar een oplossing is niet direct voorhanden. LNV liet onderzoek doen naar de mening van het publiek over alternatieven. Het rapport ‘Doden van eendagshaantjes, kan dat niet anders?’ uit juni 2008 laat zien dat het vroegtijdig seksen van eieren in de ogen van het publiek de beste oplossing is. De burger kiest voor abortus in plaats van euthanasie. Het moet overigens nog wel wetenschappelijk worden bewezen of het seksen van eieren mogelijk is. Onderzoekers van Wageningen UR proberen nu eerst te bevestigen dat de chemische samenstelling van mannelijke en vrouwelijke eieren verschilt. Pas dan kan daadwerkelijk een methode worden ontwikkeld om eieren te seksen. Een andere oplossing die de burger in het rapport naar voren brengt is de combinatiekip: een kip die zowel voor productie van eieren als van vlees wordt gebruikt. In de industrie zijn leghennen en vleeskuikens twee aparte sectoren. Volgens Hermans vormt de combinatiekip technisch geen probleem, maar worden eieren en vlees ongeveer twee keer zo duur. Zolang de consument kiest voor prijs/kwaliteit is dat geen optie, meent Hermans. “Hetzelfde geldt voor het kooi-ei maar daar heeft de burger bij monde van de politiek uiteindelijk gekozen voor verandering.” Volgens Xander Beks van LNV is het goed om de dilemma’s in de sector bloot te leggen. “Dan kan de sector keuzes maken die over tien jaar nog maatschappelijk acceptabel zijn.” Het ministerie prikkelt daarom het bedrijfsleven om voorop te lopen door onderzoek te stimuleren. Daarnaast wil LNV zowel de sector als de burger bewuster maken. Beks: “De burger moet zich meer bewust worden van hoe de sector werkt. Anders blijven we in de discussie langs elkaar heen praten. De sector kan dat oppakken. Neem een voorbeeld aan de open dagen van de biologische sector. Of ik denk aan bedrijven die schoolklassen uitnodigen om een demonstratieproject te bezoeken. Misschien een open deur, maar wie de jeugd heeft...”
Marcel van den Hark
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
8
Brazilië - een markt voor doorzetters Dat de Braziliaanse pluimvee-industrie de afgelopen decennia uitgegroeid is tot een van de grootste ter wereld is algemeen bekend. De samba-kip wordt geëxporteerd naar alle uithoeken van de wereld. Minder bekend is dat er diverse Nederlandse bedrijven actief zijn aan het begin van die Braziliaanse pluimveeketen. In dit artikel aandacht voor twee van die bedrijven die al langer of recent in Brazilië actief zijn: producent van broedeieren Hendrix Genetics en fabrikant van broedmachines Pas Reform. Brazilië heeft de laatste jaren aangetoond te beschikken over de juiste condities om tegen lage kosten uitstekende kwaliteit kip te produceren. De enorme oppervlakte aan landbouwland, het prima klimaat en de ruime aanwezigheid van goed water zorgen ervoor dat pluimveevoer soja en maïs overvloedig worden geproduceerd. Al sinds de jaren zestig zorgt de verticale integratie van de pluimvee-industrie dat de productie efficiënt plaatsvindt en door de gehele keten worden de kosten zo laag mogelijk gehouden. Coöperaties en particuliere ondernemingen, zoals Sadia en Perdigão, controleren de gehele productieketen zowel in pluimveevlees als de eierensector. In het najaar van 2008 heeft Sadia in Lucas do Rio Verde in deelstaat Mato Grosso een geïntegreerd complex in gebruik genomen met een slachtcapaciteit van 500.000 kippen per dag, waardoor men op korte termijn op zoek was naar zo’n 3.000 werknemers. Ook timmert het bedrijf internationaal aan de weg. Het effect van de economische crisis Velen in Brazilië, president Lula voorop, dachten lange tijd dat de financiële en economische crisis vooral een Amerikaans probleem was dat Brazilië ongemoeid zou laten. De ZuidAmerikaanse reus had immers zijn macrofinanciën op orde. Inmiddels weet men ook hier wel beter. Massaontslagen bij vliegtuigbouwer Embraer en onbetaald verlof voor monteurs bij grote automobielfabrieken halen met regelmaat de voorpagina. Ook de landbouw- en voedingssector heeft, hoewel in mindere mate, last van teruglopende vraag en duurdere kredieten. De financiële positie van vooral Sadia, maar ook Perdigão is de afgelopen periode sterk verslechterd, waardoor productie wordt verlaagd en investeringen worden uitgesteld. Stallen staan langer leeg. De orderportefeuille van bedrijven aan het begin van de pluimveeketen is derhalve momenteel niet zo goed gevuld als men de afgelopen jaren gewend was. Ook de Nederlandse bedrijven voelen de teruggang. Nederlanders aan het begin van de keten Er zijn meerdere Nederlandse bedrijven die kortere of langere tijd in Brazilië actief zijn in de toelevering van de pluimvee-industrie. Een van die bedrijven is Hendrix Genetics uit Boxmeer, dat zich met het bedrijfsonderdeel ISA (Institut de Sélection Animale) richt op pluimveeverbetering van leghennen (zie ook het artikel over Hendrix in deze special, red.). ISA is eind 2005 door Hendrix overgenomen, maar is al enkele decennia actief in Brazilië. Op het bedrijf in Salto in de deelstaat São Paulo worden de uit Nederland en Frankrijk ingevlogen broedeieren uitgebroed. Eenentwintig dagen na aankomst vertrekken de eendagskuikens naar een vijftig kilometer verderop in de bossen gelegen boerderij. Om insleep van ziekten tot een minimum te beperken is dit bedrijf zo goed als afgesloten van de buitenwereld. Verspreid over vijf stallen worden de grootouderdieren gehouden. De uit deze grootouderdieren geproduceerde hennen (‘ouderdieren’) vinden hun weg naar voornamelijk de Braziliaanse markt. Maar ook de export van broedeieren naar andere ZuidAmerikaanse landen zoals Chili, Argentinië, Ecuador, Bolivia en Venezuela zorgt voor een belangrijke bron van inkomsten. Manager Paulo Curi geeft aan dat de sector een moeizame periode doormaakt. En niet alleen omdat op de dag van het bezoek van ondergetekende aan het bedrijf in Salto de buitenthermometer 38 graden aangeeft. De laatste jaren is de Braziliaanse wetgeving verscherpt en zijn eisen aan het houden van kippen toegenomen. Door de uitbraak van vogelgriep enkele jaren terug in Azië, zijn eisen van importerende landen, zoals de Europese Unie, verzwaard. Gezien het economisch belang van de export van Braziliaans
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
9
pluimveevlees heeft de Braziliaanse regering besloten de interne wetgeving en controle aan te scherpen. Daardoor worden hogere kosten gemaakt, ook voor de producenten van broedeieren voor leghennen, die de hogere kosten niet terugzien in hogere opbrengsten. En met de eerder genoemde economische teruggang zijn de zaken er niet rooskleuriger op geworden. De heer Curi verwacht betere tijden, maar het herstel zal nog wel even op zich laten wachten. Broedmachines Broedmachinefabrikant Pas Reform heeft in 2008 een joint-venture opgericht, waarmee de start werd mogelijk gemaakt van de eerste en enige fabriek van het bedrijf buiten Nederland. Pas Reform do Brasil is gevestigd in Rio Claro in deelstaat São Paulo. De officiële marktintroductie van Pas Reform do Brasil vond plaats tijdens de vakbeurs AveSui in mei 2008 in de Braziliaanse kustplaats Florianópolis. Pas Reform do Brasil past, evenals veel andere buitenlandse bedrijven, een veelgebruikt trucje toe. Om in aanmerking te komen voor goedkopere financiering van ontwikkelingsbank BNDES eist de Braziliaanse wet van een bedrijf dat minimaal zestig procent van het gewicht én van de waarde van geproduceerde machines uit Brazilië afkomstig is. Dus worden de simpele en zware stalen onderdelen lokaal geproduceerd, terwijl de high-tech bedieningspanelen en software uit Nederland geïmporteerd worden. Op die manier worden de kosten van krediet aanzienlijk verlaagd. Pas Reform is dus nog geen jaar actief in Brazilië en zet langzaamaan de eerste pasjes, als ware het een net uit het ei gekropen kuikentje. Vol energie en enthousiasme, maar nog wat onwennig op de markt die tot voor kort alleen maar Braziliaanse producenten kende. Met veel vertrouwen in de toekomst, ook al speelt de economische crisis ook dit bedrijf begrijpelijkerwijs parten. Potentiële klanten als Sadia en Perdigão houden tijdelijk de hand op de knip. Het is prachtig om te zien hoe de general manager Thomas Calil in zijn kantoor op het bedrijfsterrein in Rio Claro de huidige dip in de markt echter niet ziet als een bedreiging, maar juist als kans. Het geeft in zijn ogen de jonge joint-venture namelijk de tijd om grondig de juiste leveranciers van onderdelen uit te zoeken en bedrijfsprocessen te optimaliseren, en zich zo voor te bereiden op het moment dat de markt weer gaat aantrekken. Dan zijn ze er helemaal klaar voor en zullen ze naar verwachting in enkele jaren een belangrijke speler op de Braziliaanse markt van broedmachines worden. Zo kun je de crisis natuurlijk ook bekijken! Is dat niet die VOC-mentaliteit waaraan minister-president Balkenende ooit refereerde? De Braziliaanse pluimvee-industrie is groot maar relatief gesloten. Het is niet gemakkelijk voor buitenlandse bedrijven om toe te treden tot deze sector. Zeker niet nu economisch de wind tegen zit. Daarnaast zijn hoge importtarieven, strengere gezondheidseisen en bepaalde voor lokale producenten gunstigere kredietvoorwaarden factoren die de entree op de Braziliaanse markt compliceren. Ook is de wisselkoers tussen de euro en de Braziliaanse Real een belangrijke factor die het succes bepaalt. Tegelijkertijd heeft Brazilië bijna 190 miljoen consumenten die steeds meer te besteden hebben. Bovendien is Brazilië de grootste pluimvee-exporteur ter wereld, zodat de vraag naar de pluimveeproducten uit binnenland en buitenland komt. Uit bovenstaande blijkt dat met een goede strategie, voldoende uithoudingsvermogen en een gezonde portie handelsgeest het zeer wel mogelijk is succesvol te opereren in de steeds grotere Braziliaanse pluimvee industrie. Het gaat echter niet vanzelf.
Bart Vrolijk, LNV-Raad Brazilië
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
10
Websites: www.mfa.nl/bra www.hendrix-genetics.com www.pasreform.com www.uba.org.br www.abef.com.br www.sadia.com.br www.perdigao.com.br www.avesui.com
União Brasileira de Avicultura Associaçao Brasileira dos Productores e Exportadores de Frango Sadia Perdigão Vakbeurs AveSui
Bezoek Minister-President Balkenende aan Landbouwfaculteit Universiteit São Paulo te Piracicaba, Brazilië. Premier Balkenende heeft op 3 maart jl. een geslaagd bezoek gebracht aan de Landbouwfaculteit van de Universiteit van São Paulo te Piracicaba. Het was het landbouwonderdeel van een driedaags bezoek waarin hij sprak met president Lula en onder andere vliegtuigbouwer Embraer en oliegigant Petrobras bezocht. Landbouwfaculteit São Paulo De premier gaf een zeer goed ontvangen lezing ‘Harvesting a sustainable future’ voor meer dan 400 studenten. Kern van de boodschap was dat duurzaamheid voor voedsel, energie en klimaat cruciaal zijn, en dat ook tijdens de huidige zware economische crisis geen snelle oplossingen moeten worden gevonden die tegen dat langetermijndoel ingaan. Balkenende genoot zichtbaar van het contact met de studenten. Bovendien nam Balkenende deel aan een expertbijeenkomst over biobrandstoffen, waarin hij zich liet informeren over de voors en tegens van bio-ethanol uit suikerriet. De uitgenodigde vertegenwoordigers van respectievelijk de overkoepelende organisatie van rietsuikerproducenten en een milieu-ngo gaven in de beperkte aan hen beschikbaar gestelde tijd helder en bondig hun visie. De premier was geïnteresseerd en vroeg onder andere naar de ontwikkeling van de zogenoemde tweede generatie biobrandstoffen, de sociale omstandigheden van de werkers in suikerriet en onderstreepte ook tijdens deze discussie het belang van duurzaamheid. De minister-president bracht tevens een kort bezoek aan het in het hoofdgebouw van de landbouwfaculteit gevestigde WUR kantoor voor Latijns-Amerika, en sprak met de aanwezige voorzitter van de raad van bestuur Aalt Dijkhuizen en de heren Zuurbier en Van de Vooren. Uit de reacties na afloop van de premier, de mensen om hem heen, de directie van de landbouwfaculteit, de studenten en de vertegenwoordigers van de WUR bleek dat het bezoek zeer gewaardeerd werd en naar wens was verlopen.
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
11
Het Fingerspitzengefühl van Verbeek’s Broederij Verbeek’s Broederij broedt voor elke pluimveehouder de juiste leghen uit. Het bedrijf levert zes rassen en is met twintig vermeerderingsbedrijven goed voor maar liefst 80 miljoen broedeieren per jaar. Kleine donzige kuikentjes, die net uit hun ei zijn gekropen. Dat is de handel van Verbeek’s Broederij en Opfokbedrijven. Maar liefst 200.000 luid piepende beestjes worden per dag geboren en doorgevoerd om op te groeien als leghen. “Het is prachtig om met levende dieren te werken”, zegt exportmanager Menno Verbrugge, terwijl hij een kuikentje oppakt en aait. “Het is voor zo’n kuikentje een bijzondere stressvolle dag. Eerst moet het zich uit dat ei wurmen, meteen wordt het ingeënt en klaargemaakt voor transport. We proberen dat zo snel mogelijk te doen, zodat het kuikentje daarna even bij kan komen.” Verbrugge vervolgt: ”Dat vaccineren doen we met de hand. Dat gaat toch wat zorgvuldiger en dat is beter voor het kuikentje”. In het hart van kippenland ligt het hoofdkantoor van Verbeek. Het bescheiden kantoor staat op een industrieterreintje in Renswoude. Schijn bedriegt: de omzet van Verbeek is zo’n 64 miljoen euro op jaarbasis en Verbeek is daarmee de grootste in Nederland. Het van oorsprong familiebedrijf is nu voor 100 procent in handen van de aandeelhouders Rijnvallei en Agrifirm. Naast eendagskuikens verhandelt Verbeek ook broedeieren en fokt kuikentjes op tot volwaardige leghennen. Het werkterrein bestrijkt naast Nederland en België, een deel van Afrika, Centraal-Europa en het Midden-Oosten. “Eigenlijk alle gebieden die haalbaar zijn met transport”, legt Verbrugge uit. “Een kuikentje kan zich gemakkelijk een dag in leven houden zonder voedsel, dus dat is wel de maximumduur van het vervoer, over land of via de lucht.” Procesoptimalisatie In een koele ruimte staan stellages vol met bevruchte eieren, klaar om uitgebroed te worden. Ieder ei heeft een stempel waar datum en herkomst op staat. “Dat wordt allemaal heel precies bijgehouden. Vooral sinds de vogelpest in 2003. Toen hebben we hier een halfjaar stil gelegen”, vertelt Verbrugge.“Die tijd hebben we gebruikt om de processen te optimaliseren. Van ieder ei is niet alleen de datum en de herkomst bekend. Ook wordt geregistreerd met welke vrachtwagen en chauffeur het ei is binnengekomen. Zo kan direct worden ingegrepen, mocht er een ziekte uitbreken.” Broedmeester Henk van Manen legt het broedproces uit: “De eieren worden geventileerd en op een constante temperatuur gehouden van ongeveer 37 graden. De eieren worden ook regelmatig gekeerd.” Van Manen: “Dat keren is belangrijk, de eierdooier is lichter en zonder keren zou het ei gaan verkleven.” Menno Verbrugge vult aan: “De moederkip doet dit keren ook. Ze staat tijdens het broeden wel eens op, om te eten bijvoorbeeld. Als ze dan terugkomt draait ze de eieren even om.” Na ongeveer 18 dagen in de voorbroedmachine worden de eieren machinaal gecontroleerd of ze bevrucht zijn. Een onbevrucht ei is te herkennen als het licht erdoorheen schijnt. Die onbevruchte eieren gaan niet in de afvalbak, maar het eistruif wordt verkocht om eipoeder van te maken voor bijvoorbeeld honden- of kattenvoer. De eieren worden verplaatst naar de kraamkamer. Een romantische naam voor een lange gang met kasten vol met eieren. Daar verblijven ze nog eens drie dagen. Volgens broedmeester Henk van Manen is de temperatuur hier iets lager. “Kennis over het broedproces is natuurlijk belangrijk, maar even zo belangrijk is het ‘Fingerspitzengefühl’. De temperatuur een heel klein beetje aanpassen kan al een beter resultaat geven.”
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
12
Bruin ei Per dag komen er zo’n 100.000 henkuikens uit. Dat is, inclusief hanen, 200.000 kuikens per dag. De mannetjes worden er uitgehaald, gedood en doorverkocht aan bijvoorbeeld dierentuinen, die ze gebruiken als voedsel voor slangen. De vrouwtjes, de hennetjes, groeien op als legkip. Verbeek gebruikt twee soorten moederkippen die van Lohmann en van Heisdorf & Nelson. Die kippen leggen weer zeven soorten verschillende eieren, te onderscheiden in gewicht en kleur. Pieter Kruit, directeur van Verbeek’s Broederij legt de verschillende producten van het bedrijf uit. “Sommige consumenten willen bijvoorbeeld een bruin ei. Ze denken dat het gezonder is”, zegt Kruit. “En sommige klanten willen een klein of juist een groot ei of een ei van een biologische kip. We leveren waar de consument om vraagt.” Crisis Ook bij Verbeek zijn ze beducht voor de kredietcrisis. Met name de lage dollarkoers speelt hen parten, vooral in het Midden-Oosten. Kruit: “Door de vogelpest in India en Bangladesh werd er niets verhandeld in Saoedi-Arabië. Wij zijn toen in dat gat gesprongen en hebben daar goede omzet gemaakt. Maar nu met die lage dollarkoers worden onze eitjes onbetaalbaar. Ik ben bang dat dit een aflopende zaak is. We richten ons nu op Rusland.” Verbeek heeft onlangs een Russische website gelanceerd en een Russische vertaler in dienst genomen. Volgens Kruit is er nog geen concrete handel. “Maar handel begint altijd met communiceren. En die stap hebben we nu gezet. We krijgen regelmatig vragen via internet.” November en december waren slechte maanden voor Verbeek. De vraag is altijd al slecht in het najaar, maar nu viel hij opeens helemaal weg. “De eieren gaan in zo’n situatie niet verloren, we kunnen ze doorverkopen aan de fabriek. Maar de prijs voor een gewoon ei is ongeveer tien cent lager dan wanneer we het als hoge kwaliteit broedei kunnen verkopen. Dat kunnen we dus niet heel erg lang volhouden”, zegt Kruit bedachtzaam. Mooi biokoppel Naast kippen in kooibedrijven heeft Verbeek ook scharrel en biokippen die eieren leveren. Volgens exportmanager Menno Verbrugge probeert het bedrijf zich te onderscheiden door kwaliteit en betrouwbaarheid. “De eieren moeten honderd procent salmonella vrij zijn.” Hygiëne staat voorop. Maar ook dierenwelzijn wordt steeds belangrijker. “Zo hebben we nu legkippen die in het volièresysteem leven. Dan kunnen ze vliegen. En natuurlijk de biokippen die vrij uitlopen. Daar ben ik best een beetje trots op”, zegt Menno Verbrugge. “Hoewel, ik liet een foto van een mooi biokoppel zien aan Russische geïnteresseerden. ‘Nou’, zeiden die Russen, ‘zo deden wij het vijftig jaar geleden ook’.” Menno Verbrugge lacht hartelijk: “Lopen wij nu zo ver voor, dat we weer achter lopen?”
Nynke Laporte
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
13
Peru - Pluimveeland bij uitstek Velen kennen Peru vooral als toeristische bestemming. Het land van de Inca’s, Cusco en Machu Picchu, het machtige Andesgebergte en de kleurrijke bevolking. Geografisch gezien bestaat Peru uit drie verschillende zones: de droge woestijnachtige kuststrook waar de meeste mensen wonen en de hoofdstad Lima ligt, de Andes met toppen van meer dan 6.000 meter, en daarachter het regenwoud. Zo op het eerste oog niet een land voor landbouwontwikkeling. Het tegendeel is echter waar. De agrarische sector in Peru groeit explosief. Door irrigatieprojecten in de woestijn is extra landbouwareaal gecreëerd met goede resultaten. De agrarische export bedroeg in 2008 zo’n 2 miljard euro, wat een stijging vertegenwoordigt van 31,7% ten opzichte van 2007, dit ondanks de daling eind 2008 veroorzaakt door de crisis op de wereldmarkten. De belangrijkste exportproducten zijn van oudsher koffie en niet-traditioneel asperges (Peru is de grootste asperge-exporteur van de wereld), avocado’s, mango’s, bananen, cacao, tangelo en mandarijnen, artisjokken en druiven. Nederland heeft een prominente derde plaats als afnemer voor deze niet-tradionele producten. Gunstige omstandigheden voor pluimvee De pluimveesector heeft een aandeel van 24% in de agrarische sector van Peru, 56% in de veeteeltsector en levert 2,5% van het BNP. Bovendien verschaft de sector werk aan meer dan 250.000 personen. De woestijn aan de kust biedt ideale omstandigheden voor de pluimveehouderij. Op de uitgestrekte onbevolkte zandgronden zijn afgelegen terreinen beschikbaar die niet geschikt zijn voor de landbouw, tegen een lage prijs en met een natuurlijke veterinaire isolatie gunstig voor de bioveiligheid. Peru is vrij van vogelgriep zonder vaccinatie en vaccineert tegen Newcastle ziekte. Het klimaat is gematigd, temperaturen variëren tussen de 15 en 28ºC en het regent niet of bij hoge uitzondering, waardoor volstaan kan worden met eenvoudige rustieke stallen (type Open Houses) met natuurlijke ventilatie door constante aanvoer van zeelucht. Economische omgeving De Peruaanse economie ontwikkelt zich de laatste jaren erg goed en vertoont hoge groeicijfers, zelfs in 2008 nog 9,8% (hoogste ter wereld), dat komt voor een belangrijk deel door een groeiende binnenlandse vraag, toegenomen consumptie en particuliere investeringen. Alhoewel ook in Peru in 2009 de crisis voelbaar zal worden, is de verwachting dat de groei positief zal blijven, tussen 3 en 4%. In grote delen van Peru heerst echter nog armoede en schiet de voedselvoorziening tekort. Zo is er bijvoorbeeld een structureel gebrek aan proteïnes. De pluimveesector voorziet in de goedkoopste dierlijke proteïne, met een aandeel van meer dan 70%. De consumptie van pluimveevlees en eieren is de laatste jaren sterk gestegen mede dankzij de gunstige economische situatie, de komst van supermarkten en de succesvolle inspanning van de sector om het imago van de producten te verbeteren. Peru Consumptie van eieren per hoofd van de bevolking Productie van eieren Consumptie van pluimveevlees per hoofd van de bevolking Productie van pluimveevlees Aantal inwoners
1998
2008
Toename
6,26 kg. 100 stuks 154.500 ton
9,31 kg. 149 stuks 266.540 ton
49% 73%
19,3 kg. 460.000 ton 24.682.000
29 kg. 875.000 ton 28.644.000
50% 90% 16%
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
14
Voer Het voer bestaat vooral uit harde gele maïs (35-45%) en soja (15 – 20%). De maïs wordt voor de helft lokaal geproduceerd en verder geïmporteerd. Soja wordt bijna volledig geïmporteerd. Het in Peru geproduceerde vismeel wordt de laatste jaren door de gestegen prijs niet tot nauwelijks gebruikt. Afhankelijk van de regio worden ook wat lokale bijproducten ingezet van bijvoorbeeld rijst en katoenpitten. De specifieke Andesgranen zoals quinoa en kiwicha met hun hoge voedingswaarde en hoog proteïnegehalte worden op te kleine schaal geproduceerd om toegepast te kunnen worden en de prijs is berekend op menselijke consumptie. De kernen, mineralen en vitaminen, worden voornamelijk geïmporteerd. Er is een kleine markt voor organisch geteelde granen. Daarnaast is kip gevoerd met ongemodificeerde granen, een van de niches die Peru in de internationale markt voor export wil bedienen. De prijs van een vleeskuiken wordt voor bijna 80% door het voer bepaald. Het is dus makkelijk in te zien dat de sterke stijging van de prijs van maïs en soja, ook al is dat nu weer wat afgevlakt, de sector voor grote uitdagingen stelt. Enerzijds zou een oplossing kunnen zijn om meer lokaal te produceren. Een beperking is de infrastructuur. De granen vanuit het binnenland zijn duurder dan geïmporteerde granen vanwege de hoge vrachtkosten. Peru investeert de laatste jaren veel in infrastructuur wat deze situatie kan verbeteren. Soja wordt echter nog nauwelijks verbouwd hoewel de omstandigheden hiervoor wel geschikt zijn. Er moet desalniettemin geïnvesteerd worden in onderzoek naar de juiste soorten en beste teeltmethodes, maar het ontbreekt nog aan middelen om dit op grote schaal aan te gaan pakken. Enkele bedrijven zijn wel met proeven en testen bezig. Anderzijds zoekt men de oplossing in het verhogen van de productiviteit door hogere efficiëntie in de opfok en houderij en de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Kansen De toegenomen interne vraag heeft de potentie om nog meer te groeien als de economische ontwikkeling zich voortzet. Daarnaast wil de sector zich gaan richten op de exportmarkt en daarvoor moet het kwaliteitsniveau verder worden aangepast. In de afgelopen jaren is de technologie verbeterd en deze tendens zet door. Concreet wordt behoefte aan broedmachines en slacht- en verwerkingslijnen geconstateerd. Daarnaast zouden mogelijkheden kunnen bestaan voor machines en systemen voor veevoederfabrieken. In de toeleverende industrie zijn kernen en medicijnen van belang. Belangrijkste partners zijn nu de Verenigde Staten en Brazilië. Men is overtuigd van de kwaliteit van Europese en zeker ook Nederlandse producten, maar hierbij is de prijs vaak het obstakel. Als een product met financiering geleverd kan worden, zal dit de mogelijkheden zeker vergroten. Een ander aandachtspunt is het garanderen van service en leveren van onderhoud en onderdelen.
Carla Brokking Meer informatie via de Nederlandse ambassade te Lima,
[email protected]. Structuur van de pluimveesector in Peru De pluimveesector van Peru omvat naast kip, ook kalkoen en eend. De sector is sterk geconcentreerd met slechts een beperkt aantal grote bedrijven, vooral in de vleeskuikensector. Vleeskuikens De meeste grote bedrijven zijn volledig verticaal geïntegreerd, zij houden (groot)ouderdieren, produceren eieren en mesten kippen op, hebben hun eigen veevoederfabriek, slachterijen en verdere verwerking. Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
15
Alle grootouderdieren worden geïmporteerd (circa 140.000 eendagskuikens per jaar). Deze worden gehouden door drie bedrijven: San Fernando (Cobb), Avícola del Norte S.A. (Ross) en Avex (Hybro overgaand naar Cobb). Van de geproduceerde ouderdieren (ongeveer 5,5 miljoen eendagskuikens per jaar) wordt 20% geëxporteerd vooral naar Ecuador, Colombia, Venezuela en Bolivia en 80% in Peru gehouden in zo’n 15 bedrijven. Van de broedeieren die zij produceren wordt ongeveer 8% geëxporteerd en 92% in Peru uitgebroed, wat resulteert in het opzetten van 425 miljoen vleeskuikens per jaar. Veruit het grootste aandeel van de vleeskuikens wordt geproduceerd door San Fernando en dochter Chimu. Andere belangrijke partijen zijn Redondos, Rico Pollo, Avícola del Norte, Avinka, Ganadera Santa Elena, La Perla en Técnica Avícola. Van de vleeskuikens wordt slechts 20% in industriële slachterijen verwerkt tot verse kip. Deze kippen worden vooral verkocht via het supermarktkanaal. De overige 80% van de vleeskuikens gaat naar grote versmarkten waar zij levend worden verkocht. Deze kippen worden op artisanale wijze in kleine slachterijen of slagerijen geslacht en verkocht op markten en in kleine winkels. Peru kent nauwelijks diepvriesproductie, alleen een klein deel voor de export naar voornamelijk Japan. In Peru is geen vraag naar diepvries en de sector beschikt niet over de infrastructuur. In de armere regio’s beschikken veel huishoudens niet over een koelkast. Een uitzondering is de diepvriesproductie van kalkoenen en kiphamburgers en kipnuggets. Daarnaast wordt verse kip verwerkt tot vleeswaren (ham en boterhamworst van kip en kalkoen) en (knak)worsten. In de industriële tak wordt hard gewerkt aan het verhogen van de kwaliteit tot internationale standaarden en worden moderne technologieën gebruikt. De topbedrijven beschikken over ISO 9001-2001 en ISO 14000 certificaten. De supermarkten eisen kwaliteitsgaranties en in toenemende mate traceerbaarheid. Legkippen In de legkippensector worden alle ouderdieren geïmporteerd, er zijn geen grootouderbedrijven. Per jaar worden 14,6 miljoen legkippen opgezet. Ook in deze sector is San Fernando marktleider, gevolgd door La Calera, Vallecito, Insumos Avipecuarios, Rio Bravo, Redondos en andere. De legkippen worden voor 30% in stallen met legnesten gehouden, verder in legbatterijen. Deze zijn normaliter niet hoger dan 2 verdiepingen en staan in open stallen met veel natuurlijke ventilatie. Nederlands grootouderproject Via het PSOM-programma (tegenwoordig PSI, zie http://www.evd.nl/psi) is een succesvol project uitgevoerd met Hybro als trekker en Técnica Avícola als begunstigde. De JointVenture AVEX die uit deze samenwerking is voortgekomen heeft een geavanceerd grootouderbedrijf in de buurt van Chiclayo en een technologisch hoogstaande broederij in Lima. Met behulp van microfinanciering probeert men een contractsysteem op te zetten waarbij kleine boeren kippen kunnen gaan mesten en daarmee een inkomen verwerven.
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
16
Een wereld te winnen voor HatchTech Incubation Technology In amper tien jaar tijd groeide HatchTech Incubation Technology uit tot een wereldspeler op het gebied van broedmachines. Het Veenendaalse bedrijf slaagt er in conservatieve markten te overtuigen door de prestatie van haar innovatieve producten. Ook op de afdeling sales houden ze van pionieren en zo wordt de landenportefeuille zorgvuldig maar gestaag uitgebreid. Succes is een mix van innovatie en relatiewerk, verklaart Internationaal Sales Manager, Mathieu Woltring. Een wand van de vergaderzaal in het moderne pand van HatchTech hangt van boven tot onder vol met ingelijste certificaten in het Engels, Chinees, Portugees en Russisch. Soms is het perkament voorzien van een lintje of van een fraai exotisch stempel. Nadere bestudering leert dat het verworven patenten betreft. Oprichter van HatchTech, Tjitze Meter werkte eerst ruim tien jaar in de broedsector en zag dat de kwaliteit van de kuikentjes te wensen overliet. De temperatuur in de toen gangbare broedkasten was ongelijkmatig verdeeld door ondermeer dode hoeken. Hij vroeg patent aan op een radiator die een gelijkmatige luchtstroom door een broedkast laat lopen waardoor de eieren in alle hoeken van de kast tot op de graad nauwkeurig dezelfde temperatuur hebben. In 1999 rondde hij zijn eerste project af bij broederij Lagerweij in Lunteren en zette HatchTech op de kaart. “Vanaf dat moment konden we laten zien dat het idee werkt”, aldus Woltring. De temperatuur van een embryo tijdens het broedproces betekent het verschil tussen een goed kuiken en een slecht kuiken. Een goed kuiken is langer, donziger en heeft een beter ontwikkelde botstructuur. “Kuikenlengte meten is een belangrijke methode om kuikenkwaliteit te beoordelen. Dit vertaalt zich in een betere voederconversie, minder uitval en een hoger slachtgewicht. We geven onze klanten een liniaal om het verschil te meten. Die liniaal is ons handelskenmerk geworden”, stelt Woltring. Toen de eerste klant over de drempel was, ging het snel. Afgelopen vijf jaar zijn bijna alle grote projecten bij Nederlandse broederijen uitgevoerd door HatchTech. Om een idee te geven: een kleine productie-eenheid van vijf ton is goed voor 80.000 kuikentjes per week. Een turnkey broederij levert circa een miljoen kuikens per week en kost rond de vijf miljoen euro. De stap naar de oosterburen was snel gemaakt. Vervolgens kwam het bedrijf via contacten terecht in Australië waar HatchTech inmiddels marktleider is voor nieuwe projecten. Daarna kwam Thailand aan de beurt en inmiddels levert de onderneming ook aan Rusland, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika. Afgelopen jaar is in Brazilië een kantoor geopend om dat deel van de wereld te bedienen. Woltring vertrok drie jaar geleden zelf naar het MiddenOosten om daar contacten op te bouwen. En met succes. “In die tijd hebben we vijf broederijen gerealiseerd. Goed voor een omzet van zo’n 13 miljoen euro.” Relatiewerk “Verkoop is relatiewerk”, stelt Woltring. “De innovatieve technologie die we hebben is de ene helft van het succes. De andere helft zit in relaties en daarom is het van belang dat je lokaal over mensen beschikt die de taal en de gebruiken van het land kennen. Ik leer veel van onze agenten over zaken als hoe vaak je iemand persoonlijk behoort te bezoeken en hoe je de mensen begroet.” Tijdens zijn eerste bezoek aan potentiële klanten in het Midden-Oosten dronk hij urenlang thee met mannen in traditionele kledij die ontspannen zaten te keuvelen zonder terzake te komen. Zakelijk dacht Woltring aan het eind van de dag dat het niet ging lukken, maar zijn agent, die er wel een goed gevoel over had, kreeg gelijk. Service Met een tiental mensen in de internationale verkoop kan de onderneming niet in een keer de hele wereld bestrijken. In een nieuwe regio wordt daarom eerst gezocht naar een grote lokale partner die goed in de markt ligt en die de gewenste service kan bieden. Woltring: “Het voordeel voor ons is dat zij de markt kennen en voor hen dat ze een completer aanbod
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
17
neer kunnen zetten. De lokale staf komt naar Veenendaal voor training en we willen steeds meer taken lokaal neerleggen. De aftersales wordt steeds belangrijker want de vraag bij klanten naar servicecontracten neemt toe. Men wil problemen voorkomen en daarom zijn wij steeds vaker kennis aan het verkopen.” De systemen van HatchTech staan online en dat betekent dat ze vanuit Nederland gemanaged kunnen worden. Een technicus in Veenendaal kan van elk systeem in de wereld de druk in de leidingen in de gaten houden en bijvoorbeeld zien waar de temperatuur van het water uit de chiller is. Daarmee wordt negentig procent van de problemen opgelost. Maar ook lokaal zijn mensen nodig die er verstand van hebben. “Onze strategie is dat we in een land eerst marktleider willen worden voordat we naar een volgend land gaan. Als ook de aftersales loopt, kijken we verder. In de meeste landen zijn we nog niet vertegenwoordigd. Neem China en India. Daar ligt de jaarconsumptie van kip nu nog tussen de drie en de zes kilo per persoon. In het MiddenOosten wordt jaarlijks veertig kilo kip per persoon gegeten. Daar valt nog een wereld te winnen.” Innovatie Ondertussen bewandelt de onderneming technologisch ook nieuwe wegen met de HatchTraveller. Dit is een truck met een systeem dat de kuikens op een temperatuur van 104 graden Fahrenheit houdt zodat ze fit bij de stal aankomen. Kuikens die net uit het ei komen, worden soms over een afstand van meer dan duizend kilometer getransporteerd. Als dat gebeurt in gewone vrachtwagens kan de uitval door hitte of kou hoog zijn. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn valt dat niet te verkopen. De neiging bestaat om de schade met antibiotica te beperken, maar voorkomen is natuurlijk beter. Een gezond kuiken moet met de juiste voeding zelfstandig de eindstreep kunnen halen. En uitval is ook economisch een groot verlies. De ervaring leert dat de terugverdientijd voor een HatchTraveller eerder in de orde van maanden, dan van jaren ligt. Ook biosecurity is een belangrijk punt voor een duurzame sector. De lucht die broedmachines uitblazen bevat donshaartjes en dat creëert een risico op verspreiding van salmonella en dierziekten. De wet stelt normen maar gangbare methoden komen niet verder dan vijftig procent reductie van het dons. Daarom is de HatchTech Cyclean ontwikkeld, een cycloon die 95 procent van het dons wegvangt. Klanten voor dit product zijn innovators die op de regels vooruitlopen. En de Cyclean maakt het broedsysteem van Hatchtech uniek. Een andere recente innovatie is de HatchTech U-vaporator die met ultrakleine druppeltjes van één micron zorgt voor een optimale afvoer van de warmte die de eieren in de broedmachine produceren. In totaal werken er ongeveer 55 mensen bij HatchTech (agentschappen niet meegerekend). Het bedrijf doet de productontwikkeling en de sales zelf en de productie wordt uitbesteed. Zo blijft de onderneming flexibel en kan het een uniek product tegen een lage kostprijs neerzetten.
Marcel van den Hark
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
18
Petra en Piet Verberne van Volwaard
‘Geen stress en nooit meer zieke kippen.’ “Die kippen houden van de zon. Het zijn net mensen, die zitten ook liever op de Bahamas”, lacht Petra Verberne, “Als het regent, blijven ze steevast binnen maar als het mooi weer is komen ze met drommen naar buiten.” Petra en Piet Verberne zijn al 33 jaar samen en zitten even zolang in de pluimveehouderij. Vanaf de keukentafel wijzen ze naar de kippenren buiten waar duizenden witte kippen lopen. De Volwaardkippen zitten in het marktsegment tussen de gewone slachtkip en de biologische kip in. De kippen hebben meer leefruimte dan een gewone kip, maar ze kunnen zich niet zo vrij bewegen als een biologische kip. Een Volwaardkip is een speciaal ras, de Hubbard, die langzamer groeit dan een gewone slachtkip. “Het zijn geweldige mooie, sterke beesten”, volgens Piet Verberne. De Volwaardkip mag twee weken langer leven voordat hij naar de slacht wordt gebracht. En er zijn striktere regels voor het dierwelzijn. Zo mogen de kippen ‘buiten’ lopen in een afgeschermde ren die open is. Er zitten minder kippen per vierkante meter, het voer is aangepast en de beestjes krijgen extra afleiding, zoals een baal stro om in te pikken. Verberne is samen met zes anderen in het experiment gestapt dat met ZLTO, de Dierenbescherming, een voederbedrijf en een slachterij is gestart. Hans de Haan van Volwaard legt uit hoe het idee is ontstaan: “Tijdens de varkenspest eind jaren negentig zijn verschillende belanghebbenden uit de pluimveehouderij (NOP, industrie, ministerie van LNV, Dierenbescherming, Stichting Natuur en Milieu) met elkaar om tafel gegaan om te kijken hoe zo’n crisis bij de kippen kon worden voorkomen. De commissie, onder voorzitterschap van Hans Alders (oud-minister en commissaris van de koningin), heeft een aantal aandachtspunten op een rij gezet voor de pluimveehouderij. Een van die aandachtspunten was de groeisnelheid van vleeskippen. De commissie heeft toen geadviseerd om te laten onderzoeken of bestaande, langzamer groeiende rassen welzijnsvoordelen hadden, en of er smaakverschillen waren. Dit onderzoek is uitgevoerd door Landbouw Economisch Instituut en het Praktijkonderzoek Pluimveehouderij. De eerste kip In Frankrijk was al een ras wat langzamer groeide en de mogelijkheid om dat kippenras te gaan gebruiken, is door ZLTO, de broodheer van Hans de Haan, onderzocht. Niet alleen voor boer en consument werden marktonderzoeken gehouden, maar ook voor de schakels ertussen: de slachterij en de supermarkt. De Haan: “Eenvoudig was het niet want de hele keten moest compleet zijn voordat we konden beginnen. We moesten boeren hebben, maar ook slachterijen, het transport en uiteindelijk natuurlijk verkooppunten zoals supermarkten. Pas als die hele keten rond was, konden we van start gaan.” Uiteindelijk is in 2007 de eerste Volwaardkip verkocht. Verberne is een blij man: “Met de gewone kippen had ik veel stress. Als de kippen ziek werden, moest ik weer aan de slag met medicijnen. Ik had er genoeg van en toen kwam deze kans. Ik ben erin gestapt omdat het zo goed was voorbereid. Alles was al goed onderzocht en nu heb ik nooit meer zieke kippen en nauwelijks uitval. In al die maanden dat ik bezig ben, heb ik niet één keer medicijnen hoeven te gebruiken. Het is echt een heel fijn kuiken om te hebben. Het loopt eigenlijk vanzelf.” Verberne heeft nu 15.000 kippen. Vroeger, toen hij nog gewone kippen had, was dat eenderde meer in dezelfde ren. YOPI De Volwaardkippen groeien op in een cyclus van acht weken, dan worden ze geslacht. De ren staat dan een week leeg om te ontsmetten voordat de nieuwe kuikens komen. En dat ontsmetten is nodig voor bacteriën die op de loer liggen. Salmonella is de sluipmoordenaar van de kippenboer. “Als je eenmaal dat etiket hebt, dan is het moeilijk om er weer vanaf te komen”, zegt Verberne. Salmonella is niet echt gevaarlijk tenzij je tot de risicogroep
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
19
behoort. “De YOPI”, zegt de Haan met een grijns. Dat staat voor the young, the old, the pregnant women and the immunodepressed (zwakkeren)’. Best een flinke groep dus. Twee keer per jaar wordt de ren door een dierenarts gecontroleerd. “Dat gaat er grondig aan toe, zegt Petra Verberne. “Ze gaan met een wattenstaafje door de hele ren en nemen monsters.” Bij Verberne zijn er sinds de Volwaardkip geen ziektes meer uitgebroken. Critici zijn niet echt onder de indruk van de Volwaardkip. Wat is nu twee weken langer leven? Bovendien zijn ze bang dat de Volwaardkip de biologische kip de markt uit prijst. Een Volwaard kip is twintig procent duurder dan een gewone slachtkip. Maar een biologische kip is driehonderd procent duurder. “Daarom is het ‘Beter Leven’ kenmerk van de Dierenbescherming ook zo belangrijk”, legt De Haan uit. “De Dierenbescherming hoopt dat de consument uiteindelijk overstapt naar de biologische kip en gewend raakt aan de betere smaak van langzamer groeiende kippen.” Petra Verberne ontpopt zich intussen als de ambassadeur van de Volwaardkip. Niet alleen wordt er een uit de vriezer gehaald om eens te proberen. Ook vertelt ze vol verve over het experiment dat ze heeft gedaan met haar man en kinderen. “Ik had twee kippen, één gewone, en één Volwaardkip. Beiden had ik op precies dezelfde manier bereid. En wat denk je? Iedereen vond de Volwaardkip een stuk lekkerder.” “Het zit hem in de structuur van het vlees”, vult Piet Verberne aan. Gelukkiger met minder De Verberne’s krijgen de basisprijs van de slachtkuikens plus een extra. De prijs is dus gekoppeld aan de prijs van gewone slachtkippen. Toen de prijzen van het voer stegen, is er wel ingegrepen. “Want”, zo legt Hans de Haan uit, “de Volwaardkippen eten meer en dus moet er meer voer ingekocht worden. En de kippenboer moet wel kunnen blijven leven.” “Ach”, zegt Petra Verberne, “onze portemonnee is niet dikker geworden, maar we zijn wel gelukkiger. We voelen ons heel erg verbonden met het product.” Piet Verberne vult aan: “vroeger keek ik nooit naar een schap in de supermarkt, maar nu ga je toch even kijken hoe de kip erbij ligt. En ja, we hebben er wel eens eentje netter neergelegd in de winkel, met het etiket naar voren.” De ambities voor de toekomst zijn groot. Nu heeft Volwaard ongeveer één procent van de markt in handen. Maar het streven is te stijgen naar vijf procent en zelfs naar maar liefst tien procent. Volgens de Haan is dit haalbaar, maar het moet zorgvuldig worden voorbereid. “Supermarkten moeten overtuigd worden, voordat de productie gestart wordt. Bij centraal georganiseerde ketens heb je vaak één contactpersoon, maar anderen werken in franchise en dan moet je iedere individuele supermarkteigenaar overtuigen. Daarnaast moet je genoeg kippen kunnen leveren. “Want”, zegt Verberne “een leeg schap is dodelijk. Dan gaat de consument een ander product zoeken.”
Nynke Laporte
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
20
Vanuit de kip gedacht
Vencomatic Het gaat goed met de pluimveesector, maar steeds strengere regelgeving, de hogere eisen van de consument en de stijging van de productiekosten maken innovatie noodzakelijk. Het Eerselse bedrijf Vencomatic zette zich vijfentwintig jaar geleden meteen bij zijn oprichting op de kaart met een uitgekiend eierverzamelingssyteem en sindsdien heeft Vencomatic zich vrijwel onmisbaar gemaakt. Als brenger van innovaties, en duurzame ondernemer avant la lettre. Altijd vanuit de filosofie dat alles om de kip draait. Cor van de Ven, oprichter van Vencomatic, oogstte in 1984 veel roem met het eerste volautomatische eierverzamelsysteem ter wereld. Het principe was simpel: tussen twee rijen nesten liep een band waarop de eieren werden vervoerd naar een stofvrije ruimte om te worden verpakt. Een beweegbare klep belemmerde de toegang voor de kippen tot de band, en op gezette tijden werden kippen door de klep, die langzaam naar voren bewoog, zachtjes uit de nesten geduwd. Daarna werden de eieren met een ‘raapvork’ uit de nesten geraapt en op de band gelegd. Voordeel van die automatisering was dat de kippen op vaste tijden werden toegelaten tot de nesten om eieren te leggen, maar nooit lang genoeg om er op te kunnen broeden. Volgens een pluimveehouder die in 1984 het systeem van Van de Ven proefdraaide, werden de kippen daardoor minder ‘broeds’. Ook de hygiëne was ermee gediend, omdat de kippen ’s nachts niet meer op hun nesten doorbrachten en de boel daar vervuilden. Bovendien daalde het aantal ongeschikte eieren (bijvoorbeeld door kneuzingen) en het aantal in het wild gelegde ‘grondeieren’ aanzienlijk. Denken vanuit de kip “Bij Vencomatic is vanaf het begin al vanuit het dier gedacht”, zegt Erik Helmink, directeur marketing en sales bij het bedrijf. “Wij snappen goed hoe kippen zich bewegen, hoe hun dag is ingedeeld, en daar ontwikkelen we onze systemen omheen.” Helmink is er van overtuigd dat die aanpak de sleutel is van het succes van Vencomatic, dat vorig jaar zijn vijfentwintigjarig bestaan vierde. “Kippen blijven levende have, met een eigen wil, daaraan heb je je als pluimveehouder aan te passen.” Op die wijze heeft Vencomatic zijn systemen steeds weten te perfectioneren, door zich aan te passen aan het vaste gedragspatroon van kippen. Daardoor is, bijna paradoxaal, de productie en de verwerking van eieren steeds meer gestroomlijnd. “De stallen die Vencomatic ontwikkelt, zijn helemaal berekend op de dagelijkse kippenroutine”, vertelt Helmink. “Zodra het licht in de stallen aangaat, bewegen de kippen zich naar hun nesten, en omdat de legdrang altijd volgt op het innemen van water, hebben we gezorgd voor drinkvoorzieningen vlak voor de nesten.” Verhoogde roosterplateau’s voorzien in de behoefte van kippen om boven de grond te slapen, er is ruimte voor de kippen om vrij te scharrelen. Lang voordat het welzijn van dieren hoog op de politieke agenda stond en de overheid allerlei regels begon op te leggen ter vergroting van dat welzijn (zoals de geleidelijke afschaffing van legbatterijen) werkte Vencomatic al aan complete stalconcepten waarbij kippen zich senang voelen. Met de Dierenbescherming heeft Vencomatic een goede verstandhouding, verzekert Helmink. “Omdat we vanuit de dieren denken, hebben we veel goodwill gekweekt.” Rolls Royce onder de kippenstallen Na de introductie van het eierverzamelsysteem ontwikkelde Vencomatic nog nestkasten met een beweegbare bodem om de vervuiling van de nesten nog verder terug te brengen, een rubberen ondergrond met noppen om de schade aan de eieren te beperken, de eiertransportband werd verbeterd en het vlaggenschip van Vencomatic is het RED-L Systeem (RED-L staat voor Rusten, Eten, Drinken en Leggen), het stalconcept dat om de vaste gedragspatronen van kippen is ontwikkeld. Binnen de Ven Groep heeft Vencomatic de volgende zusterbedrijven: Prinzen, dat eierverpakkingssystemen ontwikkelt, Agro Supply,
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
21
specialist in klimaatverbetering door middel van warmtewisselaars, Het Rondeel, Kempenkip, het eigen onderzoeksbedrijf voor de vleeskuikenhouderij en Vencosteel, dat voorziet in de productie van stalen onderdelen voor de rest van de Ven groep. Innovatie is de kurk waar Vencomatic op drijft. In 2005 heeft Vencomatic een systeem voor eenden, het ‘Ducknest’ ontwikkeld, wat daarvoor nog niemand was gelukt omdat eenden moeilijk beheersbare dieren heten te zijn. “We zijn nu bezig met het verder ontwikkelen van de ‘patio’ een systeem waarbij broedeieren uitkomen in dezelfde stal waar de vleeskuikens opgroeien. Daardoor hoeven er geen levende vleeskuikens worden vervoerd in vrachtwagens, wat goed is voor het dierenwelzijn en veel vrachtwagenbewegingen bespaart, want er gaan immers meer eieren dan kuikens in één laadruimte”, aldus Helmink. Het zal geen verrassing zijn dat de steeds strengere regelgeving, het kooiverbod, de hygiëne-eisen, Vencomatic geen windeieren legt. Iedere nieuwe maatregel is voor het bedrijf een kans om nieuwe systemen te ontwikkelen. Vaker nog loopt Vencomatic jaren op de actualiteit vooruit. Binnen het project ‘Houden van hennen’ hebben de pluimveesector, de overheid, de periferie en maatschappelijke organisaties lijnen uitgezet waarlangs in de toekomst in Nederland kippen gehouden worden. Vencomatic ontwikkelde op basis daarvan het Rondeelsysteem, in de woorden van Helmink “de Rolls Royce onder de kippenstallen”, een leefomgeving voor kippen die volledig tegemoetkomt aan de eisen van alle betrokkenen. Internationale uitbreiding Vencomatic is sinds de oprichting behoorlijk uitgebreid. Van een plaatselijk éénmansbedrijfje is het uitgegroeid tot een multinational. Het Eerselse hoofdkwartier van Vencomatic telt ongeveer honderd toegewijde medewerkers. Daarnaast staan er een kantoor en een fabriek in Sorocco, Brazilië en zijn er dochterondernemingen in Engeland, Thailand, Canada, en de VS. Sinds november van het afgelopen jaar is Vencomatic ook in China actief. “De Braziliaanse omstandigheden vragen een totaal andere benadering”, vertelt Helmink. “Omdat de loonkosten bijvoorbeeld veel lager zijn, is geen behoefte aan zo’n verregaande automatisering. Bovendien doen Braziliaanse pluimveehouders liever zaken met producenten dan met handelaars, dus de opzet van hun bedrijven is ook anders.” Voor China geldt hetzelfde. “Daar concurreren bedrijven met Europese en Amerikaanse bedrijven waar arbeidskrachten honderd dollar per dag kosten. In Azië is per duizend dieren één arbeidskracht, terwijl in Europa één medewerker per vijftigduizend dieren actief is, en dat maakt de behoefte aan automatisering natuurlijk dringender. Vanuit China wordt de Chinese markt voorzien en een gedeelte van de Aziatische markt. Die situatie maakt Europa volgens Helmink een kweekvijver, of proeftuin, van de automatisering, terwijl de productie steeds meer in Azië en Zuid-Amerika plaatsvindt. De wereldwijde crisis heeft vooralsnog op de pluimveesector weinig effect gehad. “De consumptie van pluimveevlees stijgt alleen maar, dus die markt groeit.” Een internationaal opererend bedrijf in deze sector herstelt zich in één land van de klappen die het in een ander land heeft gekregen. Bovendien noopt ook een crisis steeds weer tot innovatie. “De uitdaging voor ons is om de productie van bedrijven steeds te verhogen om winstgevend te blijven, terwijl de prijs van bijvoorbeeld eieren de laatste vijftien jaar niet echt is gestegen. Dat betekent dus grotere stallen waar het dierenwelzijn desondanks wordt vergroot en er ook nog eens wordt voldaan aan de steeds hogere eisen van de consument”, aldus Helmink.
Peter Breedveld
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
22
Wat wil de kip? Pluimveehouder Van den Berg heeft de sector blij gemaakt met de Quality Time stal. Daarmee wordt het welzijn van kippen en de productie van de pluimveehouders aanzienlijk verbeterd. ‘Hier profiteren we allemaal van’. Wat wil de kip? Met die filosofische vraag in gedachten begon pluimveehouder Gerrit van den Berg uit Ane (bij Hardenberg, Overijssel) aan de ontwikkeling van wat later de Quality Time stal zou gaan heten. ‘Quality Time’ is van oorsprong een begrip dat verwijst naar de tijd die mensen doorbrengen met hun geliefden, vrienden of familie. De beste Nederlandse vertaling is misschien wel ‘onthaasting’. Even gas terugnemen, even tijd voor de dingen die er écht toe doen, je vrouw, je kinderen, de bloemetjes buiten. Hennen, zo blijkt, hebben ook quality time nodig. De arme dieren doen het ‘s morgens graag rustig aan, een beetje poetsen, graantje pikken, nest openmaken en dan op hun gemak een ei leggen. Maar de meeste hanen denken maar aan één ding en wat de kippen daarvan vinden, interesseert hen niet zoveel. Van den Berg spreekt van “gedwongen paringen”, want “verkrachtingen” vindt hij een beetje bruut klinken, maar daar hebben we het natuurlijk wel over. Kwaliteitsparen Hennen worden daar ongelukkig van, en als pluimveehouder heb je er niks aan, want bevrucht wordt de hen zelden door die ochtendlijke avonturen. Het sperma van de haan loopt er namelijk meteen weer uit zodra de hen haar ei legt. Kippen zijn vooral ’s middags in voor romantiek en dat brengt ook meer op, want de kans op bevruchting is dan aanzienlijk groter. Kwestie van de hanen op gezette tijden bij de hennen weghouden, dus. In Van den Bergs Quality Time stal worden de hanen daarom ’s morgens vroeg om zeven uur volautomatisch bij de hennen weggelokt met voer, waarna ze met een hek van hun partners worden gescheiden. ’s Middags om twee uur gaat het hek weer omhoog en worden de dieren met een automatische graanstrooier naar een gezamenlijke plek gelokt, alwaar het kwaliteitsparen kan beginnen. Het aantal bevruchte eieren in Van den Bergs bedrijf neemt daardoor met twee tot vier procent toe, zegt Van den Berg. “Dat levert ons, met een jaarproductie van vier miljoen eieren, dus al gauw 20.000 euro meer op.” De Quality Time stal heeft nog meer verwennerij in petto. Enorme dakramen, bijvoorbeeld, want kippen zijn echte zonaanbidders. Dat zonnebaden is goed voor ze, want door het ultraviolet licht wordt hun verenpak mooier en hun kam felroder, en dat maakt ze nóg aantrekkelijker voor de andere sekse. Hoogtevrees De stal heeft zelfs een ‘skybox’, toegankelijk voor publiek, ‘burgers’ noemt Van den Berg ze, die vanaf die plek een overzicht hebben van wat er allemaal met de kippen gebeurt. “Wij hebben niets te verbergen, er is niks geheimzinnigs aan wat we doen”, stelt Van den Berg, “en we laten graag zien dat de dieren het bij ons goed hebben, ze hebben zelfs een verschrikkelijk goed leven.” Op zomerse dagen ziet Van den Berg veel recreatiefietsers langskomen. “Een kijkje in mijn Quality Time stal lijkt me een leuke onderbreking van een fietstochtje.” De manier waarop Van den Berg met zijn dieren omgaat, lijkt bijna wetenschappelijk. Dat klopt ook, zegt hij. “Ik hou de literatuur goed bij en de stal is ontwikkeld in samenwerking met onderzoeker Rick van Emous van de Animal Sciences Group van de Universiteit van Wageningen.” Van den Berg kende Van Emous omdat die in zijn bedrijf al eerder onderzoek had gedaan naar de kwaliteit van de veren van de kippen. Van den Berg hield zijn kippen aanvankelijk in groepskooien, maar die voldeden niet meer. “De dieren veranderen, groeien steeds harder en worden steeds zwaarder, waardoor het nodig werd om de voeding beter te sturen, en dat ging niet in groepskooien.” Hij probeerde het met rijen nesthokken van enkele etages, maar dat werkte niet omdat de kippen hoogtevrees kregen. “Ze durfden hun kooi niet meer uit.” In de Quality Time stal leven alle kippen gelijkvloers en worden voedings- en paringstijden aangepast aan het natuurlijke
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
23
ritme van de kip. “Bovendien komen er weer nieuwe Europese regels op het gebied van strooisel en de ruimte die een kip tot zijn beschikking moet hebben, en ook daar voorziet de Quality Time stal in”, aldus Van den Berg. Goedkoop alternatief Het Innovatiefonds Farmers for Farmers, een fonds ter stimulering van ‘laagdrempelige verbeteringen’ in de agrarische sector, beloonde Van den Bergs idee vorig jaar met een subsidie van vijfduizend euro. Van den Berg viert sindsdien triomfen met zijn Quality Time stal. De media-aandacht is enorm en de belangstelling voor de open dag, op 5 maart jl., indrukwekkend. Van den Berg lijkt het ei van Columbus voor de pluimveesector te hebben gevonden, een stal die voldoet aan de eisen van het welzijn van dieren, waardoor de kwaliteit van de vleeskuikens verbetert en de eierproductie wordt vergroot. Patent aanvragen voor de Quality Time stal is hij niet van plan. “Wat heeft het voor zin? Op het moment dat er één detail aan de stal wordt veranderd, is het patent alweer waardeloos.” Van den Berg is bovendien niet van plan zijn carrière voort te zetten als ontwikkelaar van pluimveehuisvesting. “Ik doe dit voor de hele sector, hier profiteren we allemaal van”, stelt hij nuchter. De pluimveehouder zet zich graag in voor de gemeenschap, en hij is ook bestuurslid van de NOP, de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders. “Ik heb de portefeuille ‘markt’ in beheer. Dat betekent dat ik de prijzen van voer en ééndagskuikens in de gaten hou. Ik kijk bijvoorbeeld welke leverancier te duur is, daar attenderen wij hem dan op, zo houden we elkaar scherp.” De huidige financiële crisis is voor de pluimveehouderij geen bedreiging, zegt Van den Berg. “Als de crisis al invloed heeft, dan is die positief. Kip is namelijk een goedkoop alternatief voor duurdere vleessoorten.” Als leverancier van broedeieren staat Van den Berg onder contract bij een grote afnemer, waardoor hij van afname is verzekerd. “Als ik het geld had, ging ik morgen nog de vrije markt op, want er is nu een groot tekort aan broedeieren”, zegt hij. “Maar daarvoor moet je wel een financiële buffer hebben, want de markt is erg kwetsbaar. Broedeieren leveren nu een goede prijs op, maar toen de vogelgriep uitbrak, zakte de prijs met tien cent. Voor een bedrijf dat jaarlijks een miljoen eieren produceert, is het verlies dan enorm.” Jonge ondernemers, besluit Van den Berg, moeten dus goed weten waar ze aan beginnen.
Peter Breedveld
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
24
Consumptie van eieren neemt toe ondanks economische teruggang Een scherpe daling van voederkosten, een verbeterde ‘merkwaarde’ en toenemende groei in consumptie in opkomende markten, zorgen dat pluimveehouders goede vooruitzichten hebben ondanks de economische crisis. In West-Europa daalt het aantal consumenten dat van mening is dat eieren slecht zijn voor de gezondheid. Reden is het feit dat veel consumenten hun eetpatroon zodanig hebben uitgebreid dat de nadruk minder op ei-consumptie is komen te liggen. Ook speelt mee dat consumenten eieren als een natuurproduct zien, en dat is in deze tijden waar de nadruk op ‘gezond’ eten ligt, een bijkomend voordeel. De toenemende welvaart in opkomende markten zorgt dat de vraag naar eieren stijgt. Vooral in de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) is de consumptie per capita tussen 2002 en 2007 gestegen met 18% in China en met 14.3% in India. China is nu de grootste ter wereld (en stoot daarbij Japan van de troon) als het gaat om ei-consumptie (21 kilogram per jaar, tegen 19.9 kilogram in Japan). Voedselveiligheid blijft desondanks en met name in China, een heet hangijzer in de opkomende markten. Consumenten richten zich meer op prijs, en daar kan de sector van profiteren. Gezien de daling van de kosten van voer, is de druk op de marges afgenomen. Toch schept de economische teruggang niet voor iedere ei-producent kansen. In een markt waarin bijna alles om prijs draait zal de producent van vrije uitloop en biologische eieren het zwaarder krijgen. En alhoewel de vooruitzichten voor de eierenmarkt in zijn geheel redelijk positief is, zijn ook de producenten die functionele ingrediënten als omega-3 en selenium toevoegen, kwetsbaar. Ook weer vanwege de hogere prijs (tot 30%), die de consument in deze tijd waarschijnlijk niet bereid is te betalen. In 2012 zal de conventionele legbatterij voorgoed verleden tijd zijn. Hiermee verdwijnt ook een aantal producenten. Deze nieuwe regelgeving zou kunnen resulteren in een stijging van prijs. Bron: Euromonitor
Top 10 landen consumptie-eieren, 2007
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
China VS Japan India Mexico Rusland Brazilië Duitsland Frankrijk Indonesië
2007 Totaal volume (000 ton) 27642,3 4585,7 2536,5 2519,2 1926,0 1853,4 1307,6 1024,8 999,4 743,4
2002 Kg per capita 17,8 15,3 19,6 1,9 17,3 12,5 6,8 13,2 16,0 3,0
2007 Kg per capita 21,0 15,2 19,9 2,2 17,7 13,0 6,8 12,4 16,3 3,2
Bron: 1. Fresh Foods: Euromonitor from trade sources/national statistics ©2009 Euromonitor International
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
25
Handelsmissie Kazachstan
Pluimveesector De stichting Dutch Poultry Centre organiseert in samenwerking met de Kamer van Koophandel Oost-Nederland een handelsmissie naar Kazachstan van 1 tot en met 7 november 2009. Deze reis is bestemd voor bedrijven uit de pluimveesector of bedrijven die zich richten op die sector. De economie van Kazachstan groeit flink, onder andere door de enorme opbrengsten uit de gas- en olievelden. De president van Kazachstan heeft aangekondigd de pluimveeproductie in zijn land te willen verdubbelen. Mede hierdoor ontstaan er kansen voor bedrijven en instituten op het gebied van onder andere voeder- en drinksystemen, stalinrichtingen, transport, broed- en sorteermachines, verpakkingen, voeders, hygiëne, broedeieren en eendagskuikens. Belangrijke onderdelen tijdens de handelsmissie zijn een kennismaking met de pluimveesector in Kazachstan, een beursbezoek aan Agroworld, netwerken en matchmaking. Per deelnemer wordt een persoonlijk programma samengesteld waarin contact wordt gelegd met potentiële handelspartners in Kazachstan. Deelname Heeft u interesse in deelname aan deze handelsmissie? Meld u dan voor 29 april aan op www.kvk.nl/kazachstan waar tevens meer informatie staat over Kazachstan, het programma en de kosten. De kosten van deelname bedragen 2.495 euro per persoon (inclusief vlucht, hotelovernachtingen en ontbijt). Leden van het Dutch Poultry Centre komen in aanmerking voor een korting van 500 euro op de deelnamekosten. Er kunnen maximaal 20 bedrijven deelnemen aan deze reis.
Landbouwmissie Peru In opdracht van het ministerie van LNV zal het NCH een landbouwmissie naar Peru en Colombia organiseren. De missie heeft plaats van 28 september tot en met 2 oktober 2009. Voor meer informatie over deze missie kunt u contact opnemen met het NCH. Voor meer informatie over Peru en/ of Colombia kunt u contact opnemen met Dhr. J. Porte van de directie Industrie en Handel, J.
[email protected] Leest u ook het artikel over de pluimveesector in Peru op pagina 11.
Dutch Poultry Centre In de Nederlandse pluimveesector zijn zo’n 2500 bedrijven actief. Om op de internationale markt sterk te blijven staan is in 2005 het Dutch Poultry Centre (DPC) opgericht. Vogelgriep, toenemende concurrentie uit nieuwe, opkomende markten als bijvoorbeeld Brazilië en andere internationale ontwikkelingen waren de aanleiding voor dit initiatief. Het doel van DPC is versterking van het imago en de positie van de Nederlandse pluimveesector zowel nationaal als internationaal. Het DPC wil een internationaal centrum zijn van knowhow en innovatie, hoogwaardige industrie, productie en verweking. De gehele keten is in dit initiatief vertegenwoordigd. Inmiddels heeft DPC diverse toonaangevende bedrijven en instituten weten te verenigen en elk jaar komen daar bedrijven bij. Mocht u ook geïnteresseerd zijn in samenwerking of onderdeel uit willen maken van het netwerk dan kunt u voor meer informatie terecht op de website van het Dutch Poultry Centre, www.dutchpoultrycentre.nl
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
26
Relevante websites www.nop.nl www.uba.org.br www.abef.com.br www.sadia.com.br www.perdigao.com.br www.verbeek.nl www.hatchtech.nl www.volwaard.nl www.vencomatic.com www.pve.nl www.dutchpoultrycentre.nl
Berichten Buitenland Sectorspecial, nummer 4, april 2009
27