Berichten
Buitenland Voor de Nederlandse agribusiness, jaargang 39, nummer 4, april 2013
Egypte: landbouwreus van de toekomst
Colofon Berichten Buitenland is bestemd voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven en is een uitgave van de directie Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid van het ministerie Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Het doel is informatieverstrekking over relevante ontwikkelingen op agrarisch handelsgebied, buitenlandse markten, handelsbemiddeling enzovoort. De landbouwafdelingen in het buitenland dragen in sterke mate bij aan de berichtgeving in dit blad. Er wordt gedrukt op een chloorarme papiersoort, in een inktbesparend FM-raster. Er wordt verzonden in recyclebare sealbags. Uitgever Ministerie van Economische Zaken Redactieadres Redactie Berichten Buitenland T.a.v. Jochem Porte Postbus 20401, 2500 EK Den Haag Tel. +31 (0)70 378 44 28 E-mail
[email protected] www: rijksoverheid.nl/berichtenbuitenland Informatie en abonnementen Voor informatie over artikelen of een (gratis) abonnement kunt u contact opnemen met Elma Verboom. Tel.: +31 (0)70 378 41 62 Fax: +31 (0)70 378 61 23 E-mail:
[email protected] Berichten Buitenland online: www.rijksoverheid.nl/berichtenbuitenland Realisatie JackieWorks/geschreven * gedrukt Aan dit nummer werkten mee: Niek van Dijk, Frits Emmerik, Hans van der Lee, Joost Oorthuizen, Jacqueline Rogers, Phaedra Veenendaal Vempadapu. Opmaak Optima Forma bv, Voorburg Druk OBT bv, Den Haag ISSN 0920 - 0975 De informatie, meningen en opinies in dit blad worden naar voren gebracht buiten verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken. Het overnemen of vermenigvuldigen van artikelen uit dit blad is alleen toegestaan onder vermelding als volgt: Berichten Buitenland, [maand/jaar], [pagina’s].
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
1
Inhoudsopgave Korte berichten Investeren in de snelst groeiende economieën Kort graag... India professionaliseert varkenshouderij Uit onverwachte hoek Column Egypte: landbouwreus van de toekomst Exportise Naoogst Grensverleggers Activiteitenkalender 2013
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
3 8 11 13 15 16 17 20 21 24 25
2
Korte berichten AFRIKA Zuid-Afrika Landbouwraad Pretoria Sectorrapporten Sinds 2010 publiceert het bureau van de Landbouwraad in Pretoria marktanalyses van kansrijke sectoren in de agribusiness in Zuid-Afrika, Angola en Mozambique. Deze rapportages beschrijven de stand van zaken in de sector, verwachte ontwikkelingen en marktkansen voor Nederlandse bedrijven. Op de website van ambassade Pretoria staat hiervan een overzicht. De volledige rapporten worden op verzoek in pdf-format toegestuurd. In 2013 zijn nieuwe marktanalyses gepubliceerd over de aquacultuursector en over tuinbouw en aardappelen.
AMERIKA Argentinië Landbouwraad Buenos Aires Grote verkoop tractoren Goede oogstvoorspellingen voor soja en maïs hebben voor een sterke vraag naar nieuwe tractoren gezorgd in Argentinië. In de eerste maanden van 2013 lag de verkoop liefst 67% hoger dan in de vergelijkbare periode vorig jaar. Hoewel John Deere en Case/New Holland nog steeds aanzienlijke aantallen machines verkopen, neemt het aandeel nationaal geproduceerde tractoren gestaag toe. Al jarenlang voert de Argentijnse overheid een beleid waarin men poogt zoveel mogelijk import te vervangen door eigen productie. Op de landbouwbeurs ExpoAgro (www.expoagro.com.ar) van maart jl. waren de grote internationale fabrikanten van landbouwmachines afwezig. Tijdens de beurs was het een publiek geheim dat men door de staatsecretaris van handel was verzocht weg te blijven “om geen extra importbelemmeringen te riskeren”. Eerder dit jaar is hierover bij de handelsorganisatie WTO een panelprocedure tegen Argentinië gestart. Brazilië Landbouwafdeling Brasília Palmolie naar biodiesel Deelstaat Pará gaat investeren in biodiesel uit palmolie. De verwachting is dat grootschalige productie begin 2015 kan starten. De van oorsprong Afrikaanse oliepalm heeft de landbouw in deze deelstaat sterk beïnvloed. Met een areaal van 140.000 hectare is deelstaat Pará goed voor 90% van de palmolieproductie in Brazilië. Dit levert jaarlijks 770.000 ton palmolie op, waarvan het grootste gedeelte nog is bestemd voor de voedsel- en cosmetica-industrie. Daar gaat dus verandering in komen. Vorig jaar is niet ver van de hoofdstad Belém door Biopalma da Amazônia (onderdeel van Vale) de eerste installatie neergezet om biodiesel uit oliepalm te winnen, een investering van US $ 500 miljoen. In eerste instantie zullen braakliggende en verarmde gronden gebruikt worden voor de aanplant van de oliepalm. Volgens Biopalma komt zo’n 5 miljoen hectare in de deelstaat voor beplanting in aanmerking. De kleine landbouwproducenten, vaak familiebedrijfjes, zijn enthousiast. Het bedrijf levert hun het plantmateriaal, technische assistentie en zal de komende 30 jaar de productie afnemen. 124 landbouwfamilies nemen al deel aan het project, nog eens 500 anderen staan op het punt dat te doen.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
3
Akkoord duurzame veehouderij Op 25 maart jl. is tussen de Braziliaanse overheid en de overkoepelende supermarktorganisatie ABRAS een samenwerkingsakkoord duurzame veehouderij getekend. Belangrijkste doelstelling is te voorkomen dat Braziliaanse supermarkten rundvlees inkopen afkomstig uit illegaal ontbost Amazonegebied of gerelateerd is aan andere maatschappelijk niet verantwoorde praktijken. Het gaat in eerste instantie vooral om voorlichting en bewustwording bij Braziliaanse supermarktketens en consumenten. Sinds eind 2009 bestaat er al een soortgelijk convenant tussen Greenpeace en de grote vleesbedrijven, bedoeld voor de exportmarkten. Guatemala Begin maart jl. opende het opleidingscentrum CCIPPP zijn deuren. CCIPPP(voluit Centro de Capacitación Innovación y Producción Popoyán-Priva) is het eerste centrum voor opleiding in de tuinbouw in Midden-Amerika. Het is een joint venture van de bedrijven Popoyán en Priva. Het centrum heeft 2,5 hectare aan moderne tuinbouwkassen voor productie, training en onderzoek. In eerste instantie concentreert de aandacht zich op tomaat en paprika. Doel is de komende twee jaar rond 2000 mensen uit de tuinbouwketen op te leiden. Ook zal technologie voor de tuinbouw onder tropische omstandigheden worden getest. Het CCIPPP is mede gerealiseerd dankzij financiering door het PSI-programma van Agentschap NL. Mexico Landbouwraad Mexico-Stad Nieuw landbouwbeleid Het Pact voor Mexico, de Nationale Kruistocht tegen Honger en het Nationaal Ontwikkelingsplan geven richting aan het nieuwe beleid voor de Mexicaanse landbouw. In het Pact wordt gesteld dat deze productiever moet worden door aandacht voor het verbeteren van handelssystemen, productiviteit, technologie, watermanagement, waardeketens en duurzaamheid. De Kruistocht zal een groot effect hebben op het landbouwbeleid en op voedselzekerheid. Het Nationaal Ontwikkelingsplan dat in de maak is, stelt doelen, strategieën en prioriteiten vast die het beleid zullen vormen. Landbouw staat hierbij centraal. Deze ontwikkelingen bieden kansen voor de Nederlandse agribusiness. Mexicaanse overheid en bedrijven hebben een goed en positief beeld van Nederland als bron van knowhow, onderzoek, samenwerking en handel. Dit geldt ook voor hun rol bij de totstandkoming in Mexico van voedselclusters en agroparken. Verenigde Staten Landbouwraad Washington, D.C. Nieuw-Zeelandse melkfles De zuivelcoöperatie Fonterra, gevestigd in Nieuw-Zeeland, is deze maand in de Verenigde Staten gestart met een nieuw product: melk en room in lichtdichte plastic flessen, waardoor de melk langer vers blijft. De fles is opgebouwd uit drie lagen plastic: een witte buitenkant en binnenkant, met daar tussenin een zwart plastic vel.
EUROPESE UNIE Polen Landbouwraad Warschau Vleesverwerkers importeren grondstof Het dalende aantal vleesvarkens in Polen, noodzaakt de vleesverwerkende industrie om varkensvlees te importeren uit West-Europa. Vooral Duitsland en Denemarken hebben hun export van varkensvlees naar Polen zien groeien. De Poolse varkenshouderij is erg versnipperd. Weliswaar is het risico op massa-besmetting hierdoor gering, de productiekosten zijn echter veel hoger. Een land met de grootte van Polen zou in staat moeten zijn om voor vlees een hogere mate van zelfvoorziening te realiseren. Maar met
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
4
zulke hoog ontwikkelde leveranciers dichtbij, zal het niet meevallen om de varkensvleesproductie substantieel te vergroten. Er is weerstand tegen intensieve varkenshouderij en ook is weinig financiering beschikbaar. Ook de keten is niet goed georganiseerd. Portugal Landbouwraad Madrid Nieuw olijfoliefabriek Het Portugese bedrijf Sovena investeert € 7 miljoen in een nieuw olijfoliefabriek te Avis (Alentejo). Hiermee verwacht men nog eens 40.000 ton olijven extra te verwerken. Sovena verwerkt al rond de 50.000 ton olijven per campagne. Zij produceren dagelijks rond 180 ton olijfolie uit 1000 ton olijven. Sovena, behorende tot de Nutrinveste-groep, is wereldwijd de op één na grootste producent in de olijfoliesector. In 2012 bedroeg de omzet van het bedrijf € 1 miljard; 80% van de productie wordt in het buitenland afgezet. Sovena bezit 10.000 hectare met olijfbomen verspreid over Alentejo (zuiden van Lissabon) en nog eens 2000 hectare in Spanje en Marokko. De merken van Sovena zijn Oliveira da Serra (Portugal), Hecendado (Spanje), Olivari (Verenigde Staten en China) en Andorinha (Brazilië). Spanje Landbouwraad Madrid Spaans rund sterk in islamitische landen In de afgelopen twee jaar is Spanje de belangrijkste speler geworden op de rundvleesmarkt van verschillende moslimlanden zoals Libanon, Libië en Algerije. De toetreding van Spaanse bedrijven tot deze markten heeft vermoedelijk geleid tot een verdringing van derde landen als Brazilië, tot nu toe de belangrijkste leverancier, en tot minder invoer van vlees uit andere EU-landen. Volgens brancheorganisatie Asoprovac, is de verkoop gestegen van 20.000 dieren in 2011 naar meer dan 100.000 in 2012, een stijgende lijn die in 2013 aanhoudt. Spanje heeft een voordelige geografische ligging ten opzichte van deze regio. Bedrijven onderhandelen momenteel over de toetreding tot onder andere Turkije en Tunesië. Op de middellange termijn wil men ook de Golfstaten en islamitisch Azië bereiken. Groente- en fruitexport: +13% Volgens de Spaanse brancheorganisatie FEPEX, is de exportwaarde van Spaanse groenten en fruit in 2012 met 13% gestegen tot een totale waarde van € 9,6 miljard. Het exportvolume nam toe met 6% naar 11 miljoen ton. De belangrijkste geëxporteerde groenten waren sla (27%), tomaat (10%) en paprika (4%). Bij fruit was de stijging bij steenfruit (perziken, nectarines, pruimen, kersen) opmerkelijk, met 13% meer export dan in 2011. Ook de export van aardbeien (18%), meloen (18%) en watermeloen (13%) steeg. Belangrijkste markt blijft de EU, met 91% van de totale export. Daarbinnen zijn de belangrijkste afnemers Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Detailhandel kampioen in vers Een studie naar de agro- en foodketen in Spanje leidt tot de conclusie dat de Spaanse detailhandel nog steeds niet geconcentreerd te noemen is. De concentratie van de levensmiddelenindustrie is er veel groter dan die van de georganiseerde distributie. Meer dan de helft van de voedingsmiddelen wordt verspreid via de traditionele detailhandel; de grootste vijf distributieketens hebben gezamenlijk slechts 27% van het marktaandeel. Deze situatie voorkomt monopolisme, maar heeft ook lagere marges als gevolg. Verenigd Koninkrijk Landbouwraad Londen Nasleep paardenvleesaffaire ‘Horsegate’ heeft het vertrouwen van de Britse consument in supermarkten sterk op de proef gesteld. Op het hoogtepunt van de affaire in maart was volgens de Britse
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
5
consumentenbond Which? het consumentenvertrouwen in voedingsmiddelen met 24% afgenomen. Ongeveer de helft van de Britse consumenten zei destijds geen vertrouwen meer te hebben in de ingrediëntenlijst op de verpakking. Volgens dezelfde enquête paste 60% van de Britse consumenten zijn of haar koopgedrag aan. Bijna een derde besloot minder verwerkte vleesproducten te eten. Een kwart besloot minder kant-en-klaar vleesmaaltijden te kopen of voor de vegetarische versie te kiezen. Sinds april lijkt het oude koopgedrag te herstellen. De laatste enquêtes wijzen op een licht herstel van het consumentenvertrouwen. Maar het langetermijneffect is nog onduidelijk.
OVERIG EUROPA Servië Landbouwraad Zagreb VAE investeert in landbouw Het in de Verenigde Arabische Emiraten gevestigde Al Dahra Agriculture is gespecialiseerd in landbouw en voederproductie. Met productiefaciliteiten in de VAE, Verenigde Staten, Spanje, Soedan, Pakistan, Namibië en Egypte, wordt de onderneming gezien als belangrijke leverancier van voeder, verse producten, zuivel en agro-commodities voor markten in het Midden-Oosten. De Servische overheid en Al Dahra hebben een gezamenlijk investeringsplan ondertekend, ter waarde van US $ 400 miljoen. Het Abu Dhabi Ontwikkelingsfonds co-financiert eenzelfde bedrag. Al Dahra koopt acht bedrijven uit de Servische agribusiness en investeert voorts in irrigatie en de bouw van vijf faciliteiten voor voederproductie. 25.000 hectare land wordt onder deze samenwerking gecultiveerd. Ook zal Al Dahra op termijn een eigen haven aan de Donau hebben, voor agro-export vanuit Servië.
INTERNATIONALE ORGANISATIES OESO Overleg Food Chain Analysis Network Op 20-21 juni a.s. organiseert het Food Chain Analysis Network van de OESO in Parijs een tweedaagse bijeenkomst over voedselverlies in de keten. Onderwerpen zijn onder andere het voorkomen van afval, hergebruik van verspild voedsel en gebruik van voedselafval als diervoeder of kunstmest. Dit netwerk biedt een platform aan beleidsmakers, belanghebbenden uit de sector, maatschappelijke organisaties en academici voor het uitwisselen van informatie. Meer informatie:
[email protected] of www.oecd.org/site/agrfcn/. Trade in Value Added-database In januari jl. presenteerde de OESO de TiVA-database: die geeft aan hoe de handelsstromen in elkaar zitten als deze worden weergegeven in toegevoegde waarde. Duidelijk wordt dat diensten een veel groter aandeel hebben dan tot nog toe uit de cijfers naar voren kwam. Een ander opvallend punt is dat invoer een wezenlijk onderdeel is van het productieproces dat moet leiden tot een exportartikel en dat protectie daarom niet bijdraagt aan een verbetering van de concurrentiepositie van het binnenlandse bedrijfsleven. Seminar veehouderij en ziekte ‘Building bridges between animal sciences and economics’ is het onderwerp van een seminar over dierziektebeleid dat de OESO op 3-4 juni a.s. organiseert in Parijs. Doel is om meer inzicht te krijgen in hoe de economische invalshoek een bijdrage kan leveren aan een integraal en efficiënt beheer van dierziekte-uitbraken. Meer informatie:
[email protected].
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
6
Bezoek president Tanzania De president van Tanzania, Jakaya Kikwete, besteedde op 15 april jl. tijdens zijn staatsbezoek aan Nederland een ruim dagdeel aan nadere kennismaking met de Nederlandse tuinbouw. Hij kreeg een rondleiding bij RijkZwaan in De Lier, waar ook zeven andere Nederlandse tuinbouwbedrijven met productielocaties in Tanzania en WUR een presentatie gaven. Tanzania wil de tuinbouw verder ontwikkelen, met een nadruk op zaaizaad en sierteelt, zowel op de bestaande locatie (Arusha) als nieuw te ontwikkelen locaties. De ondernemers gingen op open wijze in gesprek met de president en zijn delegatie. Zij gaven aan zeer positief te zijn over de stabiele democratie, de vriendelijke bevolking en de gunstige productieomstandigheden. Opvallend was ook hun grote inzet op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder andere door bijdragen aan scholing, gezondheidszorg en natuurbeheer. Hun kritische kanttekeningen (zoals trage douaneafhandeling, bureaucratie rondom accreditaties en visa, regelmatige stroomuitval) zijn door de Tanzaniaanse delegatie zeer serieus genomen. Deze sessie bevestigt het belang van een economische aanpak voor ontwikkeling met een centrale rol van bedrijven. Het is verheugend te constateren dat ook Tanzania op het hoogste niveau het gesprek aangaat met de Nederlandse agribusiness.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
7
Bedrijfseconomisch gezond én maatschappelijk verantwoord: het kan
Investeren in de snelst groeiende economieën Wie wil ondernemen in economische kampioenen, moet naar Afrika, Latijns-Amerika en Zuid-Oost-Azië. Naast bekende groeikampioenen als China en India, kenden landen als Angola, Ghana, Vietnam en Rwanda de afgelopen jaren groeicijfers van gemiddeld 7% en hoger. Dat biedt mogelijkheden voor de Nederlandse agribusiness. Volgens MVO Nederland kan maatschappelijk verantwoord ondernemen en bedrijfseconomisch gezond investeren hand in hand gaan. Het economisch landschap van de snelgroeiende ontwikkelingslanden wordt niet alleen bepaald door olieboortorens en kopermijnen. De groeiende koopkracht en de vraag naar voedsel bieden ook grote kansen voor de agrarische sector. Volgens recent onderzoek van de Wereldbank is de Afrikaanse agribusinessmarkt in 2030 US $ 1 biljoen waard, drie keer meer dan nu. Deze groei is mede mogelijk, doordat een groot deel van de ongebruikte landbouwgrond in ontwikkelingslanden ligt. De groeiverwachtingen voor de landbouwsector in ontwikkelingslanden maken veel bedrijven enthousiast en zijn een belangrijke stimulans voor internationale agro- en foodbedrijven om te investeren in de landbouwsector in die landen. Deze groeiende instroom van investeringen maakt een verhoging van de productiviteit in de landbouwsector mogelijk, die hard nodig is om die verdrievoudiging van het marktpotentieel mogelijk te maken. Tegelijk is niet alles hosanna. Ondernemen in ontwikkelingslanden gaat vaak gepaard met misstanden als landonteigening, slechte arbeidsomstandigheden en uitputting van landbouwgrond en beschikbaar water. Een voorbeeld hiervan is de discussie over zogeheten ‘land grabbing’, waarbij grote internationale investeerders landbouwgrond in ontwikkelingslanden opkopen of leasen. Regelmatig worden hierbij kleinere boeren op onrechtmatige wijze van hun land onteigend. Deze negatieve effecten maken duidelijk dat de bevolking in ontwikkelingslanden niet evenredig profiteert van de economische groei. Daarvoor is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) nodig. MVO als sleutel Dat vindt de Nederlandse regering ook. Steeds vaker wordt ontwikkelingssamenwerking in één adem genoemd met handel en investeringen door Nederlandse bedrijven. De benoeming van minister Ploumen tot zowel minister voor Buitenlandse Handel als Ontwikkelingssamenwerking is exemplarisch. Ploumen verwoordde het recent in een interview in Het Financieele Dagblad zo: “De ontwikkelingsrelaties die Nederland heeft, zijn een toegangsbewijs. Ethiopië is één van onze 15 partnerlanden voor ontwikkelingshulp, maar ik ga daar ook heen om te zien welke investeringsmogelijkheden er zijn voor Nederlandse bedrijven.” Het ministerie van Buitenlandse Zaken helpt Nederlandse bedrijven al veel langer bij het ondernemen in of met ontwikkelingslanden via het zogeheten instrumentarium voor het bedrijfsleven. Bijvoorbeeld het PSI-programma, waarmee 50% van de kosten van een innovatieve joint venture met een lokaal bedrijf in een ontwikkelingsland gedekt kunnen worden. De (top)sectoren agro&food en tuinbouw hebben een relatief groot aandeel in deze instrumenten, vooral in regio’s als Oost-Afrika, Midden-Amerika en Zuid-Oost Azië. Met regelmaat zet de Nederlandse agribusiness innovatieve nieuwe bedrijven neer in landen als Kenia, Ethiopië, Tanzania, Colombia en Vietnam. Buitenlandse Zaken ziet er steeds strikter op toe dat de Nederlandse bedrijven die hiervan gebruikmaken, voldoen aan duurzaamheidscriteria. Een belangrijk uitgangspunt hierin zijn de door de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
8
opgestelde internationale richtlijnen voor MVO (zie kader). Zo wordt het internationaal actieve Nederlandse midden- en kleinbedrijf als het ware verplicht om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Tegelijk groeit bij veel bedrijven de intrinsieke motivatie om verantwoord te ondernemen. Steeds meer bedrijven ontdekken dat MVO geen last of verplichting hoeft te zijn, maar dat het kan bijdragen aan kostenbesparingen en een beter rendement voor het bedrijf. De Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) ontdekte recent dat AEXgenoteerde bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen, 30% beter presteren op de beurs dan ondernemingen die dat niet doen. Harvard constateerde twee jaar geleden hetzelfde in de Verenigde Staten. Een bedrijf als Eosta probeert zich in haar productielanden als Ghana en Colombia in te zetten als een goede werkgever met goede arbeidsvoorwaarden. Niet alleen omdat dit van het bedrijf verwacht wordt, maar bijvoorbeeld ook om zelf goede werknemers aan te blijven trekken in een steeds competitievere arbeidsmarkt. Zo draagt de implementatie van MVO ook actief bij aan het concurrerend maken van je eigen bedrijf. De OESO-richtlijnen zijn de enige door overheden onderschreven MVO-normen voor internationaal ondernemen. Zij geven de breedte aan van MVO en zijn het enige kader dat een systeem voor geschillenbeslechting bevat. In Nederland is naleving van de OESOrichtlijnen een voorwaarde voor financiële overheidssteun bij internationale handels- en investeringsactiviteiten. In de OESO-richtlijnen zijn verschillende MVO-thema’s uitgewerkt, zoals mensenrechten, milieu en corruptiebestrijding. Meer informatie via het Nationaal Contact Punt: oesorichtlijnen.nl. MVO Nederland Maatschappelijk verantwoord ondernemen is gemakkelijker gezegd dan gedaan, zeker in de weerbarstige economische omstandigheden van ontwikkelingslanden. Corruptie, slechte infrastructuur, onvoldoende rechtszekerheid, beperkte investeringsmogelijkheden en gebrek aan goed opgeleid personeel maken ondernemen soms tot een avontuur dat veel doorzettingsvermogen vergt. De gemiddelde mkb’er heeft niet altijd de middelen om een afdeling op te zetten of een consultant in te schakelen die hem kan leren verantwoord te ondernemen in ontwikkelingslanden. Daarom ondersteunt en stimuleert MVO Nederland het Nederlandse mkb om handels- en investeringsrelaties met ontwikkelingslanden te verduurzamen en uit te breiden. Samen met een groep vooruitstrevende mkb’ers en belangrijke stakeholders uit vier economische sectoren, waaronder de tuinbouwsector, zoekt MVO Nederland naar sociale en technische innovaties, nieuwe duurzame productiemethoden en optimale samenwerking met ketenpartners. Met de koplopers zal MVO Nederland projecten uitvoeren die internationaal MVO in praktijk brengen. Denk bijvoorbeeld aan: benchmarking, het trainen van leveranciers en ketenpartners, het ontwikkelen van gedragscodes en het organiseren van duurzame handelsmissies naar ontwikkelingslanden en opkomende markten. Om mkb’ers die duurzaam willen ondernemen in ontwikkelingslanden te ondersteunen, heeft MVO Nederland een aantal instrumenten ontwikkeld. Zo kunnen mkb’ers inspiratie en tips krijgen van collega’s via Grensverleggers (zie kader): een netwerk en platform over internationaal MVO. Daarnaast kunnen bedrijven gratis en online een risicoanalyse van de handelsketen uitvoeren met de MVO Risico Checker (www.mvorisicochecker.nl) of een deel van externe advieskosten laten financieren via de IMVO Vouchers.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
9
Voor meer informatie over het Internationale MVO-programma van MVO Nederland zie mvonederland.nl/content/pagina/internationaal-mvo of neem contact op met Niek van Dijk,
[email protected].
Niek van Dijk Grensverlegger Trade&Development Group (TDG) De Trade&Development Group koopt cashew- en macadamianoten in bij 3500 kleine boeren in verschillende landen in Afrika. De noten worden onder meer verkocht aan Albert Heijn. TDG herinvesteert een deel van de winst in lokale projecten, onder andere op het gebied van voedselproductie. Op het Grensverleggers-blog deelt de directeur van TDG, Teus Visser, zijn ervaringen over ondernemerschap in Afrika. “Ondernemen in Afrika is een avontuur met uitdagingen – ik noem ze liever ‘dikke problemen’ – maar ook veel kansen voor Nederlandse ondernemers. Mijn ontwikkeling is nog nooit zo snel gegaan als sinds de tijd dat ik in Afrika actief ben.” Zie ook http://tdg.verlegtgrenzen.nl.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
10
Kort graag... 11 vragen aan Inge Hardenberg, Landbouwraad in Rabat
Het ministerie van EZ heeft ruim 50 afdelingen in evenzoveel landen waar landbouwraden en -attaché(e)s actief zijn. Elke maand maken we kennis met een van onze verre landbouwmedewerkers. 1. Hoe bent u in dit werk terechtgekomen? ‘Long ago and far away’, zo beginnen sprookjes in het Engels. Mijn ‘sprookje’ begon alweer bijna 40 jaar geleden in de Verenigde Staten, waar ik door de liefde was beland. Ik leerde daar vervolgens de toenmalige Nederlandse landbouwattaché kennen. Die had per direct iemand nodig en ik zocht werk. Ik had er geen idee van wat voor een leuk werkterrein landbouw was, maar ik vond het zó leuk dat ik nooit meer ben weggegaan.
2. Wat zou iedereen moeten weten over uw werkgebied? Iedereen weet wel dat de Maghreb een gebied is met een recent stormachtig verleden, waar het nu relatief rustig is en waar de economie in opbouw is. Er zijn natuurlijk onderlinge verschillen tussen de landen waar ik werkzaam ben. Marokko is nog het meest stabiel, niet voor niets is ons bureau begin dit jaar verplaatst naar Rabat. De landbouwsector speelt in al deze landen een grote rol; zij voorziet in voedsel en – vooral op het platteland – in werk. Economische stabiliteit is een belangrijke bouwsteen voor politieke stabiliteit.
3. Wanneer denkt u ‘dit is een mooie dag’? Dat zou je eigenlijk iedere dag moeten denken. Sommige dagen zijn alleen nog mooier dan andere. Dat zit hem dan toch in iets bereikt hebben of een ander gelukkig gemaakt hebben; of dat nu een persoon is of een bedrijf. Meer persoonlijk word ik erg gelukkig van die korte wandeling van huis naar kantoor in de Marokkaanse zon. Een heel andere vorm van woonwerkverkeer dan de dagelijkse forensentrein van Amsterdam naar Den Haag.
4. Wat is uw grootste bron van ergernis? Het is niet goed voor de mens om zich te ergeren, maar als je mij vraagt waar ik een punt voor verbetering zie, dan is de verkeerssituatie in Marokko een braakliggend terrein. Sinds ik hier ben, heb ik geleerd dat de voetganger geen enkel recht heeft. Een zebrapad betekent gas geven, de stoep is om je auto op te parkeren, en de toeter is er om permanent ingedrukt te houden. Binnenkort organiseren mijn collega’s op de ambassade een seminar over verkeersveiligheid.
5. Voor wie heeft u bewondering? Voor de Marokkaanse vrouwen, die hun kansen grijpen en er iets van maken, vaak tegen de stroom in en onder moeilijke omstandigheden. Ik zou graag in mijn periode hier iets willen betekenen voor vrouwelijke ondernemers in de landbouw.
6. Welke sector laat hier absoluut kansen liggen? Ik heb me in de korte tijd dat ik hier ben nog het meest in Marokko verdiept en gekeken waar de mogelijkheden voor samenwerking liggen. Marokko heeft een ambitieus landbouwbeleidsplan, het ‘Plan Maroc Vert’. Nederland kan daar zeker aan bijdragen als het gaat om efficiënt watergebruik, ‘capacity building’ (de gouden driehoek van onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek), ketenmanagement inclusief voedselverwerking, verbetering van opbrengst, agrologistiek en technologieoverdracht. Uiteraard blijven er kansen op de terreinen waarin wij traditioneel sterk zijn, zoals de tuinbouw en uitgangsmaterialen, zowel plantaardig als dierlijk.
7. Hoe staat het met duurzaam ondernemen in uw regio? Er is zeker aandacht voor, maar duurzaamheid kent vele kanten. Natuurlijk gaat het om verantwoord grond- en watergebruik, groei in biologische productie, maar er zijn ook
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
11
maatschappelijke kanten. Als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen is er zeker nog werk aan de winkel.
8. Wat kan er op uw werkterrein beslist beter? De werkomstandigheden van ongeschoolde arbeiders, met name vrouwen, in verwerkingsbedrijven.
9. Welk lokaal gerecht is uw favoriet? De Marokkaanse keuken is zeer gevarieerd en er worden erg veel groenten en fruit gebruikt. Couscous is het traditionele vrijdagse gerecht, maar niet echt mijn favoriet. Doe mij maar een lekkere tajine, en dat kan van alles zijn. Bij mijn vertrek uit Den Haag kreeg ik van mijn collega’s een tajine cadeau; die wordt nu intensief gebruikt!
10. Met wie zou u een avond op stap willen? Zakelijk, neem ik aan? Nou, dan zou ik wel een avond willen luisteren naar Cees Veerman. Voor mij vertegenwoordigt hij de ideale combinatie van boer, academicus en filosoof. En als we daarbij dan ook nog een lekker tajine kunnen verorberen…
11. Wat is uw sleutelwoord voor de toekomst? Ik ben het helemaal eens met mijn collega in Madrid, alleen kan ik persoonlijk het Zwitserleven-gevoel niet bieden… Daarom kies ik voor: optimisme.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
12
Nederlands-Indiase samenwerking in Centre of Excellence
India professionaliseert varkenshouderij De veeteelt is een belangrijk onderdeel van de Indiase economie en de vraag naar dierlijke producten is enorm toegenomen als gevolg van stijgende inkomens. Dit heeft de snelle uitbreiding van de veestapel tijdens de laatste twee decennia aangedreven. Binnen de totale veehouderij, zijn runderen en buffels de belangrijkste sectoren, gevolgd door geiten, schapen en varkens. Commerciële productie van varkensvlees wordt de laatste tijd gezien als een veelbelovende sector. De regering van India is aan het investeren in de productie van eiwitrijke dierlijke producten, met inbegrip van de varkenshouderij in verschillende deelstaten. Kerala is een belangrijke varkensvlees producerende staat, met een totaal van meer dan 70.000 varkens. Zowel de overheid als de particuliere sector werken aan het verbeteren en uitbreiden van de productie van varkensvlees in deze staat, waar meer dan 95% van de bevolking vlees en vleesproducten gebruikt. Varkens zijn een belangrijk onderdeel van de eiwitproductie in Kerala en spelen een essentiële rol in de voedselzekerheid. De betrokkenheid van de deelstaat Kerala bij de varkenshouderij begon in 1965 met het oprichten van een onderzoekseenheid samen met de Veterinary en Animal Sciences University van Kerala. Sindsdien heeft de overheid de groei van de varkenshouderij gestimuleerd door oprichting van een centrale zeugenstapel en vijf satellietboerderijen waar biggen worden geproduceerd voor het vetmesten door kleinschalige boeren. Onder andere voor deze laatste activiteit zette de deelstaat-overheid het bedrijf Meat Products of India (MPI) op. MPI heeft ook slachterijen en verwerkingsfaciliteiten. Op deze manier is een boerderij-tot-varkensvleesketen neergezet, met mogelijkheden voor de particuliere sector om mee te doen. De afgelopen 20 jaar zijn diverse biggen producerende bedrijven gestart. Die mesten ofwel zelf de biggen vet of verkopen deze aan kleinschalige varkenshouders in de dorpen. De varkenshouderij speelt ook een belangrijke rol bij het recyclen van keukenafval van restaurants en de voedingsindustrie. Momenteel produceert de MPI slechts voor de Indiase markt. Er zijn echter plannen om uit te breiden naar andere Indiase deelstaten en naar andere landen. Ondanks de inspanning van de overheid, is de totale productie van de varkenshouderij in Kerala de afgelopen vijf jaar gedaald. De productie van varkensvlees kan worden verhoogd door middel van het verbeteren van de prestaties en de productie op de boerderij, door het verstrekken van betere kwaliteit inputs en diensten en door betere ketenintegratie. De bedrijfsvoering in de landbouw moeten worden verbeterd, vanwege het gebrek aan een praktische opleiding in varkenshouderij. Ook het beheer van afval en mest behoeven dringend aandacht, omdat het ontbreken van toereikende afval- en mestfaciliteiten op de bedrijven kan leiden tot conflicten met de omwonenden. Nederlandse expertise Deze vraagstukken zullen worden uitgediept in het binnenkort op te richten Centre of Excellence voor de varkensproductie in Kerala. Dit centrum valt onder de uitvoering van het Indiaas-Nederlandse gemeenschappelijk actieplan voor de landbouw, ondertekend in mei 2012. Het Centre of Excellence heeft als primaire doelstelling het ondersteunen van de verbetering van de varkenshouderij in Kerala, door middel van een geïntegreerde waardeketenbenadering. Daarin wordt aandacht geschonken aan alle aspecten en schakels van de varkenshouderij. De varkenshouder staat centraal in een aanpak waarbij het productieniveau per boerderij, de levering van diensten en toegang van de boer tot een georganiseerde sector gezamenlijk worden versterkt.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
13
In het licht van deze samenwerking, bezocht een Nederlandse delegatie in maart Kerala, met een officieel programma dat was voorbereid door NAFTC-India en WUR. In Thiruvananthapuram werd de missie ontvangen op het ministerie van Veeteelt van de deelstaat, het Institute for Animal Health and Veterinary Biological, een veehouderij en een varkenshouderij. De delegatie bezocht ook het MPI in Koothattukalam. De deelnemers aan de missie bezochten hun mogelijke counterparts: Schothorst Feed Research deed enkele veevoerfabrieken aan. CID Lines en GD Gezondheidsdienst voor Dieren bezochten laboratoria voor gezondheid en faciliteiten voor de preventie van dierziekten. JOZ, actief is in de gemechaniseerde mestverwijdering, bezocht stallen van grote melkveebedrijven. PTC +, gespecialiseerd in opleidingen, bezocht opleidingsinstituten. Wageningen UR (Livestock Research) bezocht varkenshouderijen en foklocaties. Van Nederlandse kant zal een consortium van kennisinstellingen en private bedrijven worden betrokken bij de ontwikkeling van de Indiase varkenshouderij. De focus van de activiteiten zal liggen op het verbeteren van de volledige waardeketen. Dat betekent onder meer aandacht voor fokkerij, het vestigen van een demonstratie- en trainingsboerderij met 400 zeugen, het renoveren van slachthuizen, het trainen van overheidspersoneel en specialisten volgens het principe ‘train de trainer’, afval- en mestbeheer. De autoriteiten in Kerala zijn vastbesloten om de varkenssector in deze deelstaat te versterken. Door nauwe samenwerking met de Nederlandse varkenshouderijsector, kunnen de ambitieuze doelstellingen van het Centre of Excellence voor de varkensproductie worden bereikt. Bedrijven in de varkenssector kunnen aanhaken bij het Nederlandse initiatief en actief betrokken zijn bij het Centre of Excellence. Een goede manier om de onderneming te positioneren op de Indiase (varkens)markt.
Phaedra Veenendaal Vempadapu, Netherlands Desk, Hyderabad Meer informatie:
[email protected]
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
14
Uit onverwachte hoek Energieke reststroom Als specialist in de teelt, verwerking en verkoop van een groot aantal soorten groenten voor de diepvries- en conservenindustrie maakt Laarakker Groenteverwerking niet alleen omzet, maar ook een reststroom. Kan je daarmee geen kant op? Integendeel, je kunt deze nuttig aanwenden. Milieubewust zelfs. Met een ervaring die teruggaat tot 1938 heeft Laarakker een enorme dosis kennis opgebouwd, die vandaag de dag recht geeft op een spilfunctie in de keten. De teelt- en oogstactiviteiten zijn optimaal afgestemd op de internationale kwaliteitseisen en verwerkingscapaciteit van de afnemers. De teeltpercelen renderen optimaal en afnemers worden op maat bediend. Laarakker levert aan ruim 65 klanten in de diepvries- en conservenindustrie. Niet alleen in Nederland. De export richt zich op België, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Engeland en Frankrijk. Daarnaast verkoopt het bedrijf in veel Europese landen productie aan snijderijen, drogerijen en klanten op de versmarkt. Bestemming biomassa Het teeltareaal van Laarakker beslaat ruim 5700 hectare en ligt verspreid over NoordLimburg en de aangrenzende Duitse regio, Brabant, Zeeland, Flevoland, Drenthe en Overijssel. De geografische spreiding stelt het bedrijf in de gelegenheid vroeg op de markt te komen en het seizoen lang te rekken. Het volume van de teelt en de verwerking levert het milieubewuste bedrijf een massale reststroom op. En op basis van de groene gedachte moest daarmee iets positiefs worden gedaan. Reden om de afvalstroom een nuttige bestemming te geven. Daartoe richtte men in 2006 samen met Delta Milieu Compost & Biomassa het bedrijf EcoFuels op. In dat jaar werd een vergistingsinstallatie in werking gesteld, die de snijrestanten en reststoffen uit de voeding- en genotmiddelenindustrie uiteindelijk in onder andere groene stroom omzet. EcoFuels neemt overwegend ‘natte’ producten in, met een vochtgehalte van 80 tot 90%. De thermofiele vergistingsinstallatie die speciaal daarvoor is ontwikkeld, is uniek in Europa. Gesloten cirkel EcoFuels is gevestigd in Well en produceert groene stroom, biogas en CO₂. Uit de afvalstromen ontstaat in eerste instantie biogas, dat wordt omgezet in warmte en elektriciteit. Een deel van het gedurende het proces uitgefilterde vocht is geschikt als bevloeiingswater voor gewassen en een aantal andere doeleinden. Het min of meer vaste residu dat na het proces uiteindelijk resteert, is een geschikte bodemverbeteraar en wordt als een alternatief voor compost benut. Al met al een zo goed als gesloten milieuvriendelijke cirkel. Per jaar wordt zo’n 120.000 ton biomassa verwerkt. De groene stroom voorziet in de jaarlijkse behoefte van 6000 huishoudens en het groene gas verwarmt 2000 huishoudens. De groene CO₂ uit de installatie compenseert een uitstoot gelijk aan 13 miljoen autokilometers. De geproduceerde warmte staat gelijk aan een besparing van 0,7 miljoen m³ aardgas. Zo is de vergistingsinstallatie niet alleen een bron van energie, maar zorgt hij tevens voor een duurzame oplossing van het reststoffenprobleem.
www.ecofuels.nl www.laarakker.nl
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
15
Column Joost Oorthuizen Algemeen directeur Initiatief Duurzame Handel Viva Siza! Vorig jaar, op de dag dat de zomer officieel begon, tekenden op initiatief van IDH (Initiatief Duurzame Handel) alle Nederlandse supermarkten en groente- en fruithandelaren een convenant. Daarin beloofden zij om te streven naar 100% duurzame groente en fruit uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika in 2020. Vanaf het moment dat we het convenant op 21 juni wereldkundig maakten, gebeurde er iets opvallends. Diezelfde dag nog werden wij gebeld door buitenlandse groente- en fruithandelaren; of zij ook bij het convenant konden aansluiten. Een mooier bewijs dat hulp en handel samengaan is er bijna niet. Nederland is geen kleine speler als het om groenten en fruit gaat. Grote en kleine handelaren en supermarkten samen, importeren jaarlijks zo’n 14 miljoen ton verse groente en fruit met een gezamenlijke waarde van ruim € 10 miljard. Die verse producten komen uit een hele reeks landen buiten Europa, waaronder een groot aantal ontwikkelingslanden. Eén van de landen waaruit Nederland veel groente en fruit - en tegenwoordig ook wijn importeert, is Zuid-Afrika. Andersom is Nederland voor Zuid-Afrika het belangrijkste exportland wat groente en fruit betreft. Kortom: we hebben stevige handelsrelaties met elkaar. Dus was het niet meer dan logisch dat wij met ons convenant onder de arm naar Zuid-Afrika togen, om samen met de Zuid-Afrikaanse sector te kijken hoe we aan duurzame groente en fruitproductie konden werken. Wat bleek? De Zuid-Afrikaanse fruitsector FSA (Fruit South Africa) is al vanaf 2008 actief bezig een duurzaamheidsprogramma te ontwikkelen. Inclusief een internationaal erkende standaard voor duurzaam fruit. Fruit South Africa werkt daarvoor samen met het Global Social Compliance Program (GSCP), dat Zuid-Afrika van een international geaccepteerd discussieplatform voorziet, waarmee het de duurzaamheidsstandaard ‘The Sustainability Initiative of South Africa’ (SIZA) formuleerde. Een sociale duurzaamheidsstandaard, gericht op het continu verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Daarnaast ontwikkelt SIZA momenteel samen met het Wereld Natuur Fonds Zuid-Afrika een milieumodule die zal worden ingepast in het SIZA. Daarmee zal de standaard zowel sociale als milieueisen bevatten. Met andere woorden: de Zuid-Afrikanen hebben hun zaakjes uitstekend op orde. Inmiddels heeft IDH een duurzaam groente- en fruitprogramma in Zuid-Afrika. In drie jaar tijd gaan wij samen met SIZA de hele groente- en fruitsector verduurzamen door de SIZAstandaard nationaal te implementeren. Wij bereiken met het programma circa 400.000 arbeiders (waarvan 65-70% vrouwen) en 1500 boerenbedrijven. De grote en kleine boerenbedrijven worden getraind in duurzame landbouwtechnieken, en krijgen onderricht in risicomanagement en administratie. Ze leren een verantwoord veiligheids- en gezondheidsbeleid in te voeren en krijgen instrumenten om zichzelf te evalueren. Wij werken in dit programma samen met SIZA, Wereld Natuur Fonds Zuid-Afrika, het ZuidAfrikaanse ministerie van Landbouw, de Nederlandse ambassade en Agentschap NL. Met die laatste partij organiseren we een specifiek programma voor duurzame grapefruits en citrusvruchten. Mijn reis naar Zuid-Afrika heeft mij geleerd dat wij als Nederlanders, of Noord-WestEuropeanen, er altijd voetstoots vanuit gaan dat wij de kampioen op het gebied van duurzaamheid zijn. Maar mensen, dat is allang niet meer zo. Zuid-Afrika, maar ook Brazilië en Vietnam zijn goed op weg, zo niet verder dan wij (!) om hun economie op grote schaal te verduurzamen. Als we niet oppassen, lopen wij straks achter. Dus hup, aan de slag!
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
16
Handelsmissie in juni voor importeurs groente
Egypte: landbouwreus van de toekomst Ter ondersteuning van de agrarische sector in de Arabische regio beziet Nederland mogelijkheden om met deze landen landbouwexpertise uit te wisselen. Egypte heeft al interesse getoond. Het land kent als gevolg van de lage zelfvoorzieningsgraad een forse agro- en foodimport, die de export op dit vlak ver overstijgt. Voor Nederland zelf biedt dit kansen voor export, maar ook productie, om de positie in deze opkomende markt te vergroten. De Arabische regio heeft een gunstig teeltklimaat, waardoor gedurende het hele jaar aan de Nederlandse consumentenvraag naar verse producten kan worden voldaan. Binnen de Egyptische agro-export die er is, zijn katoen, citrus en aardappelen de belangrijkste onverwerkte exportproducten. Bij de verwerkte producten zijn dat rijst, verwerkte groenten en gedroogde uien. De agro-export maakt slechts 1,25% uit van de totale Egyptische export, maar wel 30% van de export aan ‘commodities’. De toegevoegde waarde bij de productie van voedingsmiddelen bedroeg in 2010 circa € 1,3 miljard. Egypte is de belangrijkste consumentenmarkt van Midden-Oosten en Noord-Afrika. Vóór de wereldwijde economische en financiële crisis, groeide het BNP van Egypte jaarlijks met 7%. De afgelopen jaren is het nationaal inkomen evenwichtiger verdeeld en is de koopkracht van het grootste deel van de bevolking toegenomen. 35% van de totale uitgaven van huishoudens is gerelateerd aan voeding en drank. Naast import, waar de behoefte zal groeien, zal de vraag naar voedingsmiddelen van hogere kwaliteit op termijn drastisch toenemen. Mogelijkheden Agrologistiek is een sleutelfactor bij het streven naar voedselzekerheid, door zijn directe invloed op de beschikbaarheid van en toegang tot voeding. Productie, bewaring, transport en distributie worden ondersteund door succesvolle logistiek. In de Egyptische agrotekens is veel ruimte voor verbetering op infrastructureel en organisatorisch gebied. Je zou kunnen zeggen dat er in Egypte sprake is van twee verschillende werelden. De formele economie, waarin grote exporterende bedrijven en retail actief zijn. De productie en verwerking van voedsel is professioneel, vergelijkbaar met de EU. Daarnaast zijn er veel zogenoemde ‘smallholders’ (kleine boeren met gemiddeld 1-2 feddan oftewel 0,42-0,84 hectare land). Deze boeren hebben geen kapitaal en werken met de hand. In veel gevallen ontbreken bovendien professionele vaardigheden en kennis van de markt. Bedrijven mogen wel coöperaties oprichten, maar deze mogen geen winst maken. Dit verklaart waarom consolidatie van de upstream logistiek in Egypte moeilijk is. Succesvolle exporteurs met eigen productiegebieden of die gebruik maken van contractboeren laten echter zien dat consolidatie wel mogelijk is. Deze productiesferen moeten in de komende periode dichter naar elkaar toegroeien om de exportcapaciteit te vergroten. Trainingen van het Nederlandse CBI (Centrum ter Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden) hebben al veel Egyptische bedrijven op exportniveau gebracht. Het CBI heeft recent een aantal ketenstudies afgerond, waaronder voor groente en fruit, en zal hiervoor een nieuw programma ontwikkelen. Het CBI ontwikkelt dit samen met het ministerie van EZ, de Nederlandse ambassade in Egypte en private sector. Momenteel zijn er te veel kleine aanbieders en de eerstvolgende schakel in de keten, namelijk de verwerking voor de binnenlandse markt, biedt niet de benodigde kwaliteit.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
17
Investeren in meer moderne faciliteiten is hier een eerste vereiste. Zoals in alle zich ontwikkelende landen kan de koelketen nog verbeterd worden. Vooral het overzicht op beschikbare koelcapaciteit ontbreekt en het koeltransport over de weg kan nog in capaciteit groeien. Maar er zijn ook plaatsen waar het juist goed in orde is. De luchthaven in Cairo heeft een grote professionele koelopslag waar goederen ook gescand worden met röntgenapparatuur. Bij het vliegveld in Luxor wordt gewerkt aan een dergelijke koelopslag. Net als in heel Noord-Afrika en is het intermodaal transport weinig ontwikkeld. Hoewel de Nijl duidelijk potentieel heeft als ‘snelweg over het water’, wordt zij nauwelijks gebruikt voor vrachtvervoer. Dit terwijl het meeste in cultuur gebrachte land aan of vlakbij de rivier gelegen is, waardoor de Nijl dus agroproducten naar de binnenlandse markt – en zelfs naar buitenlandse markten – kan brengen. Er zijn ook al 40 havens langs de Nijl, compleet met overslagpunten en kranen. Hetzelfde geldt voor transport via het spoor. Egypte heeft in kilometers de langste spoorinfrastructuur van Afrika, maar het railvervoer is vooral gericht op personenvervoer. Er zijn in Egypte wel partijen die het multimodaal transport willen ontwikkelen; hier is een nieuwe trend zichtbaar. Ten vierde: landwinning in de woestijn zoals die gedurende de afgelopen decennia door irrigatie plaatsvond, zal tot een einde komen doordat men zuiniger met water om zal moeten gaan vanwege het waterquotum van de Nijl. Er wordt nu onderzoek gedaan in samenwerking met WUR, waarbij efficiënt watergebruik bij teelt in praktijk wordt gebracht. Een voorbeeld hiervan is het combineren van visteelt met de productie van zout-tolerante gewassen als zeekraal, waarbij het afvalwater van de viskwekerij wordt benut voor landbouw. Gezien tegen de achtergrond van de grote vraag naar kwaliteitsproducten in de toeristencentra aan de Rode Zee en in het stedelijk gebied, lijkt het ontwikkelen van de kastuinbouw een duurzaam perspectief. Hierdoor zou ook de fysieke afstand tussen productiegebied en markt worden verkleind, met een gunstig effect op de kosten van transport. Tot slot: in Egypte is er nog geen NVWA zoals in Nederland. Deze organisatie is wel in oprichting en dit proces zal ook worden ondersteund met behulp van Matra Zuid. Maar tot die tijd laten grote exporteurs hun producten voor verzending controleren door laboratoria in de EU. Een Egyptisch-Nederlands initiatief In het licht van de sociaaleconomische en demografische trends, is de conclusie gerechtvaardigd dat de Egyptische agrosector een grootse toekomst in het verschiet heeft. Er liggen vele kansen voor investering, kennisoverdracht en export. De private sector moet hierbij een leidende rol spelen. De Nederlandse overheid steunt het Egyptische streven naar voedselzekerheid en duurzame landbouw, onder meer door het ontstaan van duurzame agroketens te stimuleren en een gunstig investeringsklimaat te creëren. Agro en food en logistiek zijn immers aangewezen als groeisectoren van de Nederlandse economie, en die groei moet internationaal gestalte krijgen. (Zie ook het nieuwe beleid inzake internationale agrologistiek en de special ‘efficiënte(re) agroketens bij Berichten Buitenland 12, december 2012). Juni vorig jaar vond de eerste workshop plaats tussen Nederlandse en Egyptische belangstellenden uit bedrijfsleven, onderzoek en overheid op de Nederlandse ambassade in Cairo. Uit deze uitwisseling van ideeën, kennis en expertise kwam een serie aanbevelingen naar voren voor nauwere samenwerking. Op 2 en 3 juni a.s. wordt een handelsmissie georganiseerd naar Egypte (zie kader). Het ministerie van EZ en het CBI onderzoeken thans of samenwerking om kleinere Egyptische producenten EU-conform te laten produceren één van de onderwerpen kan zijn. Ook wordt Egypte vanuit de EU geassisteerd bij het realiseren van een eigen voedsel- en
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
18
warenautoriteit, waardoor in de toekomst minder inspectie nodig is bij entree van exportgoederen in de EU.
Hans van der Lee
Handelsmissie Het ministerie van EZ, FrugiVenta, Buck Consultants International (BCI) en de Landbouwraad Egypte organiseren op 2 en 3 juni a.s. een handelsmissie naar Egypte. Daar is nog ruimte voor bedrijven die handelen in bonen, knoflook, lente-ui en ook andere qua volume ‘kleinere’ agroproducten. Op verzoek van de Egyptische counterparts is deze missie speciaal gericht op deze doelgroep. Het programma is een combinatie van bezoeken aan het veld, uitwisseling van best practices en matchmaking (door HEIA, de FrugiVenta van Egypte). Deelname is gratis, reis- en verblijfkosten zijn voor eigen rekening. Er is veel informatie beschikbaar over zaken als het ondernemingsklimaat, agrologistiek enzovoort. Meer informatie: Mireille Boshuizen,
[email protected], of Karel Vanroye (BCI),
[email protected], of Joost Geijer, Landbouwraad,
[email protected].
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
19
Exportise De printer om van te smullen Inkt spuiten maakt printen mogelijk. Hoe mooi zou het zijn om voedsel te kunnen printen? Pindakaas, jam, deeg of sauzen. Dan dienen zich ongekende mogelijkheden aan. De viscositeit van die producten maakte dat onmogelijk. De tijden veranderen en nu is er FoodJet, de printer die digitaal aangestuurd uw eetbare waren modelleert. Innovatief, mooi en economisch. We kennen de inktprinters voor papier. Die doen hun werk probleemloos en snel, want inkt is dun. Wie de banketbakker met zijn slagroomspuit in de weer ziet, droomt van de mogelijkheden. Als dat toch eens digitaal kon, aan de lopende band en met meer soorten eetbare waren. Pizza’s met een vignet of een boodschap in tomatensaus, een tekst in letters van chocolade, een tekening met diverse kleuren jam. Vele malen precies conform het ontwerp, foutloos en zonder verspilling. Pascal de Grood van De Grood Innovations zette zich aan het werk en creëerde de printkop voor massa met een hogere viscositeit. Daaruit bouwde hij de eerste voedselprinter om nu de internationale markt te bestormen met de ‘custom made’ FoodJet. Geschikt voor vrijwel elke vloeibare massa. Een smalle versie voor een enkelvoudige productielijn of breed genoeg om het beslag voor 20 pannenkoeken naast elkaar op de band te spuiten. In Japan wil MASDAC Co. Ltd. graag samenwerken om de productie van vrolijke cakejes te automatiseren, in Australië doen diverse FoodJets hun dagelijkse werk en in Europa weet men het bedrijf te vinden. Nijmegen heeft een revolutie in de voedselindustrie veroorzaakt. Bottleneck Het verraste Pascal de Grood dat er opdrachtgevers zijn die de mogelijkheden van de FoodJet slechts beperkt benutten. “Maar wanneer een pizzaproducent winst ziet in het volledig egaal bedekken van de pizzabodem met tomatensaus, met gebruik van telkens exact dezelfde hoeveelheid, dan biedt mijn printer nog meer voordeel dan ik vooraf kon bedenken”, zo oordeelt de uitvinder. Hij zag vooral de mogelijkheden van vormen, illustraties, logo’s en teksten opgebouwd uit eetwaar. De speciale spuitkop om dikkere vloeistoffen dan waterige te spuiten, was uiteindelijk de bottleneck om te bedenken. “Mooi dat mijn technische oplossing te patenteren was”, stelt De Grood vast. De overige techniek voor de FoodJet is tamelijk traditioneel te noemen. Het patent op de spuittechniek maakt de schakel in de productielijn uniek en daarmee het complete apparaat uitermate winstgevend. Tal van mondiale voedselproducenten zien plotseling grote mogelijkheden om hun eindproduct te verfraaien, tot opvallende creaties te verheffen of om tot grote besparingen te komen. Zo spuit een fabrikant van kant-en-klare pannenkoeken zonder enige verspilling vormvaste cirkels op de band en blijkt zo vele malen economischer te kunnen produceren. Winst door meer efficiency of winst op basis van unieke verfraaiing, de FoodJet geeft de productielijn plotseling een extra usp. Schilderij Op de recent georganiseerde internationale beurs Mobac in Tokyo was de belangstelling voor de FoodJet overweldigend. Dat succes belooft veel voor de toekomst. Een wereld aan voedselproducenten heeft belangstelling en het patent richt alle aanvragen op de enige leverancier die een FoodJet mag produceren. Mocht u binnenkort in uw supermarkt een gedetailleerd geïllustreerde taart, een ovenpizza met een kleurrijk gesausd beeldmerk of een glacé koek met een beroemd schilderij tegenkomen, denk dan “Hé, FoodJet.” En weet dat er een pienter bedrijf in Nijmegen heel gelukkig is met deze innovatie.
www.FoodJet.com
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
20
Naoogst Nederlandse demonstratieprojecten India De Indiase overheid heeft de ambitieuze doelstelling om de voedselproductie in vijf jaar te verdubbelen. Dat vereist gerichte inzet van kennis, technologie en uitgangsmaterialen, maar vooral verbetering van de bestaande processen. Sinds 2010 bundelen Nederlandse agro-en foodbedrijven hun krachten in het publiek-private consortium FoodTechHolland. Met demonstratieprojecten in India tonen zij oplossingen onder het motto ‘zien is geloven’. Het overtuigen van potentiële klanten in India met Nederlandse referentieprojecten is doorgaans niet effectief. Men twijfelt over de toepassing in de Indiase praktijk (vanwege onder andere stroomuitval, logistieke uitdagingen enzovoort). Niets is daarom sterker dan het realiseren van voorbeeldprojecten in India zélf ten behoeve van potentiële klanten. Ard Kwint van Agentschap NL heeft actief gewezen op de mogelijkheden voor het uitvoeren van demonstratieprojecten. Door nauw overleg tussen Larive, Rijk Zwaan, IAP – International Agricultural Processing, RBK Group en Koppert Biological Systems heeft FoodTechHolland in november 2012 een tweetal demonstratieprojecten geïnitieerd. De effectieve keten Ketenbeheersing vereist goede aansluiting tussen de verschillende stappen in het productieproces, van teelt tot retailer. Met deze gedachte hebben RBK en Rijk Zwaan de samenwerking gezocht met Peter Uyttewaal. Met meer dan 15 jaar ondernemerschap in India heeft Peter Uyttewaal een voorbeeldbedrijf gerealiseerd in Dindigul, Tamil Nadu. Op dagelijkse basis verwerkt deze onderneming, tegenwoordig onderdeel van Mercatus, 50 ton augurken voor Europese en Amerikaanse retailers. Op het bedrijfscomplex wordt een kas gerealiseerd die een negental producten zal produceren voor de lokale retail. Doelstelling is om aan te tonen dat 98% van de geteelde producten als kwalitatief hoogwaardig product op de schappen van de retailer belandt. Dit vereist een gesloten (koel)keten van teelt, oogst, opslag, verpakking, koeling en logistiek. Waar Rijk Zwaan de teelt en oogst begeleidt, geeft RBK invulling aan de koelketen. Sjaak Aerts van RBK: “We passen onze Nederlandse knowhow toe in de lokale omstandigheden om tot een simpele doch effectieve keten te komen die een kwaliteitsproduct garandeert”. Biologische gewasbescherming Koppert is wereldmarktleider op gebied van biologische gewasbescherming en natuurlijke bestuiving. Yassin Lahiani van Koppert legt uit: “Het mooie aan dit project in samenwerking met Larive en Namdhari Fresh, is dat wij hebben kunnen aantonen dat ons biologische gewasbeschermingsprogramma in India perfect werkt”. In nauw overleg met Larive en Namdhari Fresh heeft Koppert besloten het licentieproces ‘om te keren’. Lahiani: “In India is, net als in vele andere landen, het verkrijgen van een importtoelating essentieel. De resultaten van dit project dragen daar direct aan bij”. Op 17 april vond de feestelijke evaluatie van het project plaats. Onder de 40 genodigden bevonden zich Arie Veldhuizen, Landbouwraad New Delhi, het hoofd van de afdeling Horticulture van de provincie Karnataka en vertegenwoordigers van de afdeling Plant Protection van het ministerie van Landbouw van de nationale Indiase overheid. De behaalde resultaten zijn ter plekke aan de betrokkenen getoond in de kassen van Namdhari Fresh. Alex Taal, consultant van Koppert, gaf een visuele training aan de aanwezigen over de wijze waarop de middelen worden ingezet om de opbrengst te verhogen, terwijl residuen van pesticiden worden voorkomen. Tijdens de presentatie van de resultaten werd de hefboomwerking snel duidelijk. Daarnaast is aan de Nederlandse publieke en private betrokkenen toegezegd om de resterende importbeperkingen snel op te lossen.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
21
FoodTechHolland is een publiek-private samenwerking bestaande uit 26 leidende bedrijven uit de Nederlandse agro- en foodsector. Zij werken nauw samen in het betreden van de Indiase markt, ondersteund door de Nederlandse overheid en Larive. De samenwerking is opgezet om de volledige ketens te kunnen bedienen in de sectoren: bakkerij, groente & fruit, koeling & logistiek en dierlijke eiwitten (vis & vlees). Door wederzijdse aanvulling van expertise worden in India totaaloplossingen aangeboden. FoodTechHolland wordt actief ondersteund door Agentschap NL door een 2g@theresubsidie. In 2013-2016 zal het samenwerkingsverband zich richten op het realiseren van concrete agro- en foodprojecten in India. Zie ook www.india.nlambassade.org en www.foodtechholland.com.
Netwerkbijeenkomst kansen West-Europa Op woensdag 22 mei 2013 van 9.30-16.30 uur organiseert het ministerie van EZ in samenwerking met de vier Nederlandse Landbouwraden in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en België een netwerkbijeenkomst voor de agribusiness onder de titel ‘Gouden Kansen Verzilveren’. Het zijn deze vier buurlanden waar al het grootste deel van onze agrarische export naartoe gaat. Toch bieden juist deze markten nog volop kansen en mogelijkheden om de export uit te breiden. Het doel van deze dag is dan ook om gezamenlijk de kansen voor het mkb inzichtelijk te maken en de agrarische export naar deze vier landen in de komende jaren te helpen vergroten. Tijdens de netwerkbijeenkomst nemen de Landbouwraden u in een vlot tempo mee in ‘hun’ markten. Zij schetsen een beeld van de kansen, uitdagingen, trends en obstakels. Dit wordt aangevuld met succesverhalen van Nederlandse mkb-bedrijven die op dit moment op deze markten actief zijn. Uiteraard is er naast de plenaire sessie voldoende mogelijkheid tot netwerken, onder meer tijdens de lunch en de afsluitende borrel. Doelgroep Deze dag is vooral gericht op kleinere agro-gerelateerde bedrijven uit de primaire- en agrofoodsectoren, die geïnteresseerd zijn om te starten met exporteren dan wel hun export uit te breiden. Aanmelden per e-mail, ter attentie van Elma Verboom,
[email protected]. U ontvangt dan een aanmeldformulier; na ontvangst hiervan volgt de definitieve bevestiging van deelname. Er zijn geen deelnamekosten; vervoer en parkeren zijn voor eigen rekening. De zaalcapaciteit is beperkt.
China: succesvolle Potato Expo en handelsmissie
De Nederlandse deelname aan de China Potato Expo en Orange Potato handelsmissie van 19-22 maart jl. was een groot succes. Voor het vierde jaar op rij organiseerden branchevereniging GMV en Orange Potato een handelsmissie. Hieraan namen 20 Nederlandse bedrijven en organisaties uit de gehele aardappelketen deel. De beurs werd gehouden in de Agricultural Exhibition Hall in Peking, waar Nederland met het 180 m² grote Hollandpaviljoen ook dit jaar de grootste beursinzending was. Dat is niet verwonderlijk; Nederland is de grootste buitenlandse leverancier van geavanceerde landbouwmachines en procestechnologie voor aardappelproducenten en -verwerkers. Bovendien investeren diverse Nederlandse pootgoedbedrijven en aardappelverwerkers in de Chinese markt. Zo bracht general manager Ouyang Jin van Aviko China tijdens de beurs het nieuws dat het bedrijf samen met Chinese partner Snowvalley een nieuwe patatfabriek gaat opzetten. Ook op andere terreinen, zoals trainingen en aardappelgenoomonderzoek, heeft Nederland al jaren een intensieve samenwerkingsrelatie met de Chinese overheid en het bedrijfsleven. Inmiddels staat Nederland in China bekend als hét aardappelland. Chinese
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
22
bedrijven hebben veel belangstelling voor Nederlandse technologie en kennis, die een grote bijdrage kunnen leveren aan de snelle ontwikkeling van de Chinese aardappelsector. Een geslaagd onderdeel was het Sino-Dutch Potato Technology Seminar, georganiseerd door het Processing Bureau van het Chinese Ministerie van Landbouw, de Nederlandse ambassade en Orange Potato. Verschillende Nederlandse en Chinese experts in de bewaring en verwerking van aardappelen verzorgden een bijdrage. Voorzitter Jan Hak van de GMV schetste de ontwikkeling en toekomst van de aardappelsector. Paul Oosterlaken van Kiremko richtte zich op de kansen van verwerking van zoete aardappelen, en Maarten Mooij van Mooij gaf een toelichting op de aardappelbewaring in China. Herman Holthuis van Nivoba beantwoordde met zijn presentatie over afvalverwerking en valorisatie van reststromen in de aardappelketen enkele prangende vragen van de Chinese overheid op dit gebied. Het Orange Potato-programma is een samenwerkingsverband van gerenommeerde Nederlandse aardappelbedrijven ter promotie van de Nederlandse aardappelkolom, gericht op het verwerven van marktaandeel in China. Dit wordt mede gefinancierd door het ministerie van EZ. In China wordt het project uitgevoerd door branchevereniging GMV en het Netherlands Agro, Food & Technology Center (NAFTC). Samen met de Landbouwraad wordt nu gewerkt aan voortzetting van Orange Potato in 2014 en een meerjarenprogramma voor de Chinees-Nederlandse aardappelsector. Naast uitgaande missies naar China organiseert Orange Potato al jaren, in samenwerking met het Chinese Ministerie van Landbouw, bezoeken van aardappeldelegaties aan Europa om de Chinees-Nederlandse samenwerking binnen de aardappelsector te versterken. In september vindt dan ook de vijfde Chinese handelsmissie plaats naar de grootste aardappelbeurs van Europa, Potato Europe, waarbij ook diverse bezoeken aan Nederlandse aardappelbedrijven rondom Emmeloord gepland staan.
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
23
Grensverleggers Frituren nu vet cool Ouders waarschuwen en de overheid dreigt zelfs op te treden. Slecht nieuws: een krokant kroketje of een patatje mét, het mag niet meer. Frituur maakt dik, frituur staat bijna gelijk aan obesitas. Het goede nieuws: HiFri®, frituren zonder vet! Horecaketens, cateraars en instellingkeukens opgelet. Nederland loopt voorop met een nieuw fenomeen. Een slechte gewoonte krijgt de kans op rehabilitatie. HiFri® gaat de ouderwetse frituur verdringen en het frituren vet cool maken, met de nadruk op cool en juist niet vet. Dat is begonnen met TNO, dat jaren geleden een techniek ontwikkelde om frites, kroketten en andere populaire vette happen ook buiten de frituurpan heerlijk krokant, warm en gaar te krijgen. Niet onderdompelen in gloeiend heet vet, maar met innovatieve apparatuur en juist zonder vet. Dat is vele malen gezonder en minstens net zo lekker. Wel de juiste techniek en bereidingswijze gebruiken, geheel anders dan in de traditionele keuken. Willen bedrijfsrestaurants, sportkantines, cateraars en op termijn wellicht de snackbars mee met deze trend voor de toekomst, dan moeten de ondernemers om. Verzadigd Wie de jubeltoon tempert, komt tot de nuchtere slotsom. Het zit namelijk zo. In een pan kokend vet frituren we de buitenkant van de lekkernij krokant en de binnenzijde warm en gaar. Daarmee dringt ook het frituurvet in het korstje en wie hapt, neemt het vet op de koop toe. Het foute vet valt niet geheel toe te schrijven aan de techniek van het frituren. Het is het proces dat lang niet altijd foutloos wordt uitgevoerd. Iedereen kent de verwijtbare feiten: het frituurvet wordt veel te lang gebruikt, de frituurtemperatuur te hoog, verzadigde vetten. De nonchalance of misplaatste zuinigheid van de horecaondernemer heeft de toon gezet voor de negatieve klank van het frituren. HiFri® sluit die nadelen volledig uit. Geen vet, maar hete lucht en stoom als medium om de warmte op en in het product te brengen. Het korstje net zo krokant, de inhoud net zo warm en gaar, maar geen overdaad aan toegevoegd vet. Dat wordt smullen zonder de bezwaren van ouders en overheid. Iedereen hapt in vetarme snacks. Eet je één portie frites en twee snacks per week uit de HiFri® in plaats van uit de frituur, dan scheelt dat per jaar zo’n twee liter pure vetinname. Een usp waarmee een toekomst te winnen valt. MVO Het concept HiFri® vraagt om speciale apparatuur. We leven nu niet in de tijd dat investeren bovenaan het lijstje staat, maar de praktijk bewijst dat nieuwe bedrijfsrestaurants, schoolkantines, retailers in tankstations, bioscopen en zwembaden het concept wel degelijk aandacht schenken. Voldoende om aan te nemen dat over een jaar of tien 25% van dat frituursegment op HiFri® zal zijn overgestapt. Die gang van zaken wordt aangewakkerd door de discussie over obesitas, de groeiende zorg van de consument over ongezonde vetten en het steeds hogere getal dat de weegschaal aangeeft. Dat zijn de argumenten waarop de ondernemers de juiste antwoorden moeten vinden en tegelijkertijd hun streven naar MVO mee kunnen onderbouwen. Export Qbtec is het bedrijf dat HiFri® onder de hoede heeft. Het bedrijf is tevens de koepelorganisatie waaronder constructeurs Kiremko, Perfecta en Smitto vallen en op basis van die technische kennis wordt nu ook de speciaal benodigde apparatuur voor HiFri® gebouwd. Export van het concept HiFri® naar Duitsland en België is sterk groeiende. De resultaten uit die twee lekkerbekkenlanden geven de producent het vertrouwen om de export binnenkort sterk uit te breiden richting Engeland. De frituur gaat uit, zet de HiFri® maar aan.
www.qbtec.nl
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
24
Activiteitenkalender 2013 Onderstaande activiteiten zijn op alfabetische volgorde gerangschikt per regio en per land AMERIKA Brazilië 25-28 juni Holland Paviljoen SIAL, São Paulo
Inlichtingen markt
Servië 18-24 mei Agrobeurs NoviSad Partnerland, Nederland Servië
Inlichtingen markt Mila Mirkovic •
[email protected]
NCH • Marjolijn de Waal •
[email protected] AZIË/OCEANIË China 5-10 mei Economische missie o.l.v. Lilianne Ploumen
(Zuid-)Duitsland 3-6 juni Brede handelsmissie o.l.v. Lilianne Ploumen
Inlichtingen markt
[email protected]
Inlichtingen markt ir. M. Overheul •
[email protected]
MIDDEN-OOSTEN
Thailand Horti Asia 2013, expo tuinbouw en bloementeelt/productie- en procestechnologie Inlichtingen markt Landbouwraad •
[email protected]
Egypte 2-3 juni Handelsmissie groente (zie pag. 14-16)
Zuid Korea 26-27 mei Suncheon - HorticulturalFair Nationale Dag Nederland en seminar Tuinbouwtechnologie
Inlichtingen markt
[email protected]
Inlichtingen markt Mireille Boshuizen • Joost Geijer
[email protected] [email protected] OVERIG EUROPA Rusland 21-23 mei VIV Rusland, Moskou
Inlichtingen uitvoering EUROPESE UNIE
Renate Wiendels •
[email protected]
Nederland 7 mei Symposium Internationale Kansen bij Verduurzaming Veehouderij (alleen op uitnodiging)
9-13 oktober Agritech/Golden Autumn Moskou VDNH-complex
Inlichtingen markt
[email protected]
Inlichtingen markt
G. Westenbrink •
[email protected] 22 mei “Gouden kansen verzilveren op nabije markten” Organisatie EZ/DG Agro met Landbouwraden Duitsland, België, Frankrijk en VK. gericht op het mkb in de agro- & foodsector
Inlichtingen markt Arno Rohde •
[email protected] Lieke Boekhorst •
[email protected] 20 juni Challenge Europa (bijeenkomst met attachés uit Europa) Den Haag
Inlichtingen uitvoering
[email protected]
Berichten Buitenland, nummer 4, april 2013
25