EPHP12/EPHP15/EPHP20
VACUÜMBUIS ZONNECOLLECTOR INSTALLATIEHANDLEIDING: 1 Belangrijke informatie: 1.1 Plaatselijke regelgeving: De installatie moet voldoen aan de plaatselijke regelgeving.
1.2 Installateur: De installatie mag enkel gebeuren door gekwalificeerde installateurs.
1.3 Druk en temperatuurcontrole: Het zonnecircuit moet zo opgebouwd worden dat het bij normaal gebruik de druk <500Kpa via het gebruik van een overdrukventiel. het circuit moet zo ontworpen worden dat de druk van 800Kpa nooit overschreden wordt. Op de boiler moet een ventiel worden aangebracht dat warm water laat wegvloeien boven de 99°C . Het is aangewezen de hendel of draaiknop van dit ventiel elke 6 maanden eens te testen op zijn werking. Dit is belangrijk voor de betrouwbaarheid van het systeem.
1.4 Corrosie: Koper en roestvrij staal zijn niet ongevoelig voor chloriden. Gebruik daarom het systeem enkel met solarfluid. Voor toepassingen voor zwembaden en spa’s kan men steeds gebruik maken van een externe warmtewisselaar (vb. titanium).
1.5 Bevriezing : De glycol die circuleert in het zonnecircuit buizensysteem is bestand tegen vriestemperaturen. Vacuümbuizen zijn niet gevoelig voor schade door lage temperaturen, de heatpipes zijn beschermd tegen schade veroorzaakt door bevriezing. 1.6 Hagel resistentie: De dubbelglazen tubes zijn zeer sterk en verdragen een impact van hagelbollen tot 25mm diameter als de hellingsgraad >40°. Maar zelfs vacuümbuizen gemonteerd onder een hoek <40° verdragen een impact van hagelbollen tot 20mm. Als door omstandigheden toch een 1
buis zou breken is deze heel makkelijk te vervangen. Men haalt hem uit de collector vervangt het glas. Het binnenwerk is er eenvoudig uit te halen en in de nieuwe buis te steken. De collector functioneert nog steeds met een buis die stuk is, de warmteproductie zal echter dalen. 1.7 Ontwerp en installatie : Lees grondig alle installatie instructies alvorens te beginnen. De opstelling is vaak afhankelijk van de ligging van het gebouw. Let op: Hou je steeds aan de bouwvoorschriften.
1.8 watertemperatuur : Het is aanbevolen en ook verbonden aan een regelgeving (legionella)dat een naverwarming regelmatig tot 60° moet verwarmen om de kwaliteit van het warm sanitair water te waarborgen. (Elektriciteit, gas of stookolie via warmtewisselaar of weerstand).
2 Uitpakken en inspecteren: 2.1 Vacuümbuis inspectie: Open de doos waarin de vacuümbuizen en heatpipes zitten. Kijk na of alle tubes intact zijn. Dit hoor je doorgaans al als je de doos vast neemt. Onderaan de tubes moet je een soort zilveren rand zien. Als deze wit of transparant wordt is dit een teken dat het vacuüm eruit is. Let op: De onderkant van de tube is erg breekbaar. Doe daarom onmiddellijk na het uitpakken de rubberen kapjes die in de doos van de collector zitten erop. Bij de minste tik tegen een hard voorwerp is het puntje eraf en ben je het vacuüm kwijt. Haal de vacuümbuizen pas vlak voor de installatie uit de doos en stel ze niet bloot aan zonlicht, anders kan de kop van de heatpipe zeer warm worden. Het glazen oppervlak van de vacuümbuis zal niet warm worden.
2.2 Omlijsting (frame): Haal de standaard omlijsting uit de doos samen met de collector. Indien je het plat dak systeem hebt zit dit apart ingepakt om verwarring te vermijden. Voor het plat dak frame zijn bouten en betonblokken voor de bevestiging op het dak niet inbegrepen.
3 Installatie collector : 3.1 Montage frame: Monteer het frame zoals weergegeven op Figuur 1, Figuur 2 en Figuur 3.
3.2 Aansluiting: Nadat het frame is gemonteerd mag de in/uitgang van de collector aangesloten worden op het buizensysteem en worden gevuld met solar fluid.
2
3.3 Installatie vacuümbuizen : Nadat het circuit is gevuld met solar fluid mogen de vacuümbuizen worden geïnstalleerd. Breng eerst een dun laagje van de warmtegeleidende pasta aan op de kop van de heatpipe en schuif ze daarna in de collector zoals weergegeven op Figuur 4.
3.4 Richting collector: De collector moet steeds zo zuidelijk mogelijk gericht zijn. De juiste orientatie is belangrijk maar mag 10° afwijken zonder noemenswaardig verlies van de opbrengst.
3.5 Invalshoek collector: Installaties met een helling van <20° zijn niet aangewezen. Best een helling tussen de 20° en 70°. Hoe zwakker de helling hoe hoger het rendement tijdens de zomer(hoge zon). Hoe steiler de helling hoe meer rendement in de winter(lage zon). Voor installaties voor ondersteuning vloerverwarming is de steilere helling aangewezen.
3.6 Locatie collector: Het is raadzaam de collector zo dicht mogelijk te installeren bij de opslagtank(boiler). Hoe korter de afstand hoe kleiner het verlies aan warmte.
3.7 Keuze materiaal: Voor de meeste installaties wordt gebruik gemaakt van 13‐15mm koperen buizen. Wegens de lage circulatiesnelheid is een grotere diameter niet nodig en verhoogd daarbij alleen de kosten en het temperatuurverlies.
3.8 Drukniveau : De maximale bedrijfsdruk is 800kPa = 8 bar. In ieder geval moeten overdrukventielen en expansievaten gemonteerd worden. Het zonnecircuit moet zeker berekend worden op niet meer dan 800kPa. Voor de vulling van het zonnecircuit mag enkel gebruik maken van Solar Fluid (glycol).
3.9 Inbreng temperatuursensor : De temperatuursensor die aangesloten wordt op de controller van het zonnestation moet goed ingesmeerd worden met de thermische pasta en dan ingebracht worden in de daartoe voorziene uitsparing in de collector. Als de sensor nog te los zit kan een koper plaatje of draad inbrengeracht worden om de overbrenging te waarborgen. Dicht de opening van de sensor af met hitte bestendige siliconen om insijpelen van water te voorkomen. Let op: de sensor die gebruikt wordt moet temperaturen tot 250°c aankunnen.
3
4 Stagnatie en oververhitting:
Stagnatie verwijst naar een situatie die ontstaat door het stoppen van de circulatiepomp. Dit door stroomonderbreking of haperen van de pomp of in het laatste geval door een te hoge boilertemperatuur die zorgt dat de pomp stopt wegens drukgevaar (de controller heeft deze optie standaard op zijn programma staan). Een overdrukventiel geïnstalleerd op de in ‐of uitgang van de collector zal de overdruk uitlaten wanneer een veel te hoge temperatuur wordt bereikt. Indien er geen overdrukventiel in geplaatst is zal er zich stoom vormen in de circuit. In deze situatie kan men geraken wanneer de temperatuur in de collector oploopt tot 130°. Normaal gezien zal de stoom die teruggaat naar de boiler niet voldoende kracht hebben om de boilertemperatuur te verhogen d.w.z. (Warmte input< warmteverlies boiler). Onder normale omstandigheden zal een pomp niet zo gauw stoppen omdat stroomuitval enkel voorvalt gedurende een storm. Bij een vakantie tijdens de zomer kunnen temperaturen ook oplopen (geen afname sanitair warm water). Een extra warmtewisselaar aansluiten voor de overschot aan warmte weg te krijgen aan radiatornetwerk is ook mogelijk. Let op: De buizen en koppelingen aan de collector moeten bestand zijn tegen temperaturen van boven de 200°.
5 Onderhoud: 5.1 Schoon maken: Regelmatige regen houd de tubes schoon zonder onderhoud. Als er na jaren toch een aanslag op de tubes is ontstaan kan je deze best even reinigen met een zachte doek met wat water en zeep. Kan je er niet bij mag je ook een hogedrukreiniger gebruiken.
5.2 Vallende bladeren: Tijdens de herfst kunnen er bladeren komen vast te zitten tussen en onder de tubes. Deze zullen meestal verdwijnen door wind en regen. (de zonnecollector zal nooit zorgen voor de ontsteking van vuur wegens te koud aan de buitenkant.)
5.3 Gebroken buis: In geval van een gebroken vacuümbuis dient deze zo snel mogelijk vervangen te worden om een maximum aan opwarming te waarborgen. Het gebroken glas moet op een veilige manier opgeruimd worden om snij wonden te vermijden (veiligheidshandschoenen).
6 Opgelet: 6.1 Collectoren voor centrale verwarming: Wanneer het systeem is ontworpen om naast sanitair warmwater ook te zorgen voor ondersteuning van centrale verwarming zal er in de zomer waarschijnlijk veel meer warm 4
water gemaakt dan nodig is voor je sanitair warm water. In dit geval kan je best een zwembad of spa opwarmen om de overtollige warmte kwijt te raken. Grote buffertanks zijn uiteraard ook mogelijk.
6.2 Metalen onderdelen: Draag altijd handschoen wanneer je de onderdelen in mekaar zet. De meeste onderdelen zijn afgerond maar sommige kunnen nog een paar scherpe kantjes hebben. 6.3 Vacuümbuizen: Wees voorzichtig wanneer glazen buizen gebroken zijn door inslag of val. Draag steeds handschoenen.
6.4 Hoge temperaturen: De heatpipe in de vacuümbuis kan bij zonlicht heel hoge temperaturen bereiken. De heatpipe bovenaan kan een temperatuur van om en bij de 200° halen. Wanneer je bij deze temperatuur de heatpipe zou raken (voor demonstratie of experimenteren) kan je je zwaar verbranden. De aansluiting aan de collector kan ook erg warm worden (tot 160°). Dus hier ook opletten!
7 In de verpakking :
Letter A B C D E F
Type Collector Dakhaak Montageklem Vacuümbuisvoet Thermische pasta Verticale liggers
Aantal 1 4 4 12/15/20 1 2
Letter G H J K M
5
Type houtschroeven Horizontale ligger Bouten Siliconen beschemer Vacuümbuis met heatpipe
Aantal 4 1 13 4 12/15/20
8 Technische gegevens: 8.1 Technische gegevens Model Aantal vacuümbuizen Totale oppervlakte Apertuur oppervlakte Absorber oppervlakte (geprojecteerde opp.) Leeg gewicht Volume solar fluid
1,980m * 1,010m 1,108 m²
EPHP20 20 1,980m * 1,235m 1,980m * 1,610m 1,867 m² 1,867 m²
0,964 m² 40,7KG 0,8L
1,199 m² 56KG 1L
EPHP12 12
EPHP15 15
1,603 m² 64,4KG 1,37L
Voor zowel EPHP12/EPHP15/EPHP20: vloeistof zonnecircuit Bedrijfsdruk Max. testtemperatuur Materiaal buitenbuis Transmissie buitenbuis Medium tussen buizen Buitendiameter buitenbuis Dikte buitenbuis Buitendiameter binnenbuis Dikte buitenbuis Lengte buis Axiale afstand tussen buizen Materiaal absorberende coating Materiaal heapipe Lengte Heatpipe Diameter Heatpipe Diameter kop heatpipe Materiaal contactvin Dikte contactvin Materiaal behuizing Isolatie behuizing
Solar fluid (glycole) 6 bar 12 bar boorsilicaat glas 95% Hoog vacuüm <5*10³ Pa 58mm 1,5mm 47mm 1,5mm 1800mm 75mm SS‐CU‐ALN/AIN TU1 Koper 1790mm 8mm 14mm Aluminium 0,25mm Aluminium Rotswol met polyurethaanschuim
8.2 Rendement Conversiefactor Warmteverliescoëfficiënt 1 Warmteverliescoëfficiënt 2
η0A = 0,795 a1A = 1,985 W/m²K a2A = 0,0117 W/m²K²
6
Figuur 1
7
Figuur 2 8
Figuur 3
9
Figuur 4
10