Enkele reacties van toeschouwers op “Lazarus?” Uit gastenboek, via e-mail of anderszins
Lazarus, recensie voor eigen weblog 'Ik ga nu hoor jongen', zegt een oude vrouw tegen haar zoon. 'Ik ga nu.' 'Ja', zegt de zoon en vertelt met zijn ogen dat hij niet wil dat ze gaat. 'Maar voordat ik ga, gaan we dansen', zegt de vrouw. 'Ja', zegt de zoon en hij pakt haar onhandig vast. Ze dansen breekbaar. Er klinkt even muziek. 'Dan ga ik nu'. zegt de vrouw opnieuw en doet haar ochtendjas uit. Met haar zwarte nachtpon loopt ze langzaam van het toneel. Ze gaat en gaat dood. Dat kan ze nu. Haar zoon, die op straat leeft heeft onderdak gekregen. Hij is geholpen door een man die voor niets wil deugen en zijn gezin heeft verlaten. Hij heeft de zoon meegesleept langs instanties om hem aan een nieuw identiteitbewijs te helpen. De man heeft door zijn hulp een gevoel van eigenwaarde gekregen. Voor het eerst in zijn leven. Ik zit tussen het publiek en kijk naar Lazarus, een voorstelling van de Joseph Wresinski Cultuur Stichting. Ex-daklozen spelen hun eigen leven. Weken geleden heb ik al een uitnodiging gekregen en weken geleden ook heb ik besloten te gaan kijken. Maar vlak voor de voorstelling huiver ik. Wat ga ik vanavond zien? Wil ik wel naar dit leven kijken? Ik ben bang voyeur te worden in plaats van toeschouwer. Ik ben bang naar mensen te gaan kijken, die meer op zichzelf zullen lijken dan op de rol die ze spelen. En ik, ik zal het gegeneerd waarnemen, me er ongemakkelijk bij voelen en het afkeuren misschien. De omgebouwde kerkzaal van 'De Open Hof' in Deventer zit meer dan vol. Stoelen worden bijgesleept. De voorstelling begint. En dan gebeurt er iets moois. Ik kijk naar krachtige mensen, die boven zichzelf uitspelen. Ik kijk naar mensen die een strijd voeren tegen regels en bureaucratie. Ik kijk naar mensen die strijden tegen zichzelf en tegen het beeld dat anderen van hen hebben. Ik kijk naar mensen die prachtig kunnen zingen. Maar vooral kijk ik naar mensen die mij in het hart raken. Na de voorstelling gaan we met de acteurs in gesprek en mijn bewondering wordt alleen maar groter. Ik weet niet precies waarom. Misschien wel omdat kwetsbaarheid en kracht zo heel dicht bij elkaar liggen. Ferdinand Borger, radiomaker NCRV
LAZARUS, toneel voor en door daklozen. Recensie door Yvonne Greveling – voormalig dakloze - voor de daklozenkrant. Met LAZARUS trekt de Joseph Wresinski Cultuur Stichting de aandacht. In 2004/2007 brachten zij een toneelstuk over armoede, gespeeld door vrouwen die zelf waren opgegroeid in armoede, getiteld: Maria, moeder van altijddurende bijstand. Dit keer een theatervoorstelling over hoe het is en hoe het komt dat je dakloos wordt, gespeeld door een bont gezelschap van mannen en vrouwen, die hier allemaal in meer of mindere mate mee te maken hebben gehad. Het zijn geen professionele spelers, maar door de levensechtheid van het spel en de tomeloze inzet van de spelers, is het tien keer beter dan een echte voorstelling. De Joseph Wresinski Cultuur Stichting is opgericht vanuit de internationale Vierde Wereldbeweging, die cultuur, kunst en spiritualiteit inzet als wapen tegen armoede en sociale uitsluiting. Theater is bij uitstek geschikt als middel om het publiek in de huid van een ander te laten kruipen, waardoor er meer begrip ontstaat. Als je LAZARUS hebt gezien, zul je niet zo maar meer langs een dakloze lopen, maar zul je op zijn minst stilstaan bij het verhaal achter die persoon en op zijn best een hand uitstrekken en vragen : wat voel je? Want LAZARUS doet je inzien dat ieder mens prachtig is en ongekende talenten heeft. Iemand die je ziet lopen en die je normaal gesproken nog geen stuiver zou geven, zie je opeens met andere ogen. Het toneelstuk doet je inzien dat ieder mens verschrikkelijk veel waard is en dat niemand het verdient om als vierderangs burger behandeld of veroordeeld te worden. Na lang luisteren naar de verhalen en oefenen en trainen heeft de Joseph Wresinski Cultuur Stichting wederom geschiedenis geschreven met dit stuk. Het is weer gelukt de kracht en schoonheid van iedere speler zo neer te zetten dat je meteen van ze gaat houden. Al in de eerste scene wordt je geraakt en geconfronteerd met de rauwheid van het bestaan van een dakloze medemens. Al gauw hield ik het niet meer droog en raakte ik gevangen in het gevoel van machteloosheid dat je als toeschouwer ook niets kan veranderen aan de hele situatie. Gaandeweg zie je echter dat je juist heel veel kan doen, veel meer dan alleen wat geld geven of een krantje kopen. Je kan luisteren, je kan begrip tonen, je kan met iemand meegaan naar de instanties, je kan iemand de weg wijzen. Je kan naast iemand gaan staan en alleen maar aanwezig zijn. Je kan achter iemand staan en hem opvangen als hij valt. Je kan iemand steunen, door dik en dun. Je kan iemand troosten en bemoedigen. Vooral iemand hoop geven en de kracht om door te gaan. Misschien kun je wel een prachtig lied zingen dat verbroedert. LAZARUS is een aaneenschakeling van prachtige scènes die je geboeid houden en aan je stoel gekluisterd. Het mooist vond ik de scene dat de vrouw die de rol van verschillende ambtenaren had gespeeld, nu de rol speelde van een mevrouw uit de opvang en de voeten wast van de dakloze. Wat ik er mooi aan vind is de naaktheid van het gebaar, ontdaan van alle franje. Schokkend haast in zijn eenvoud. Yvonne Greveling
Reactie binnengekomen via de e-mail Zeer gewaardeerde ontvanger/lezer van dit bericht, Gisteravond heb ik een voorstelling bijgewoond van de Joseph Wresinski Cultuur Stichting. Een voorstelling door ex-daklozen gespeeld met één grote kreet: zie mij en zeg het me! Erken mij! Diep ontroerend te ervaren hoe deze spelers, door eigen ervaringen zelf weer geraakt, deze voorstelling speelden. Dikwijls is er toch een zekere mate van angst voor het 'aan de rand van de samenleving grenzende'... Hoe kijk je daarnaar, hoe ga je ermee om, hoe benader je deze medemens? Eng toch? Griezelig, vies... Dan is geld storten voor een goed doel toch veel eenvoudiger, afstandelijker en doe je toch veel goeds? Misschien is dit berichtje wat fel van toon, dat is niet lelijk bedoeld, maar uit hartstocht voor mijn medemens en uit ervaring met ze, deze daklozen. Ik ben al een paar jaar vriend van een dakloze man, die mij een keer uitlegde hoe hij leefde, zijn daklozen maaltijd ophaalde en opwarmde. Een man die bij 'Cambio' met een tang (knijper) en een vuilniszak vuil van de straat raapt, dag in dag uit. Vuil dat steeds meer mensen allemaal op straat gooien. Eigenlijk achteloos laten vallen... Na dat gesprek werden we gek op elkaar en als we mekaar zien is er een wederzijdse schreeuw over de straat, Heeej Boudewijn...Heeej Martin. zo geweldig. Waarom? ERKENNING! Ik ben iemand, ik word gekend, wederzijds dus. Ik weet: er is maar een fractie voor nodig in een mensenbestaan om 'zo te worden als hij', zoals er maar een fractie nodig is om een hersenbeschadiging op te lopen bij je geboorte (de schrijver refereert hier aan een van de personages uit het toneelstuk red.), of later bij een psychose, zoals bij mijn eigen echtgenote. Waardoor je dus 'anders' bent en je je ook zo voelt... Nou genoeg harte-ontboezemingen... Ik ben geraakt dus en wil dit aan jullie doorgeven. Heel veel dank, Boudewijn Betzema
Met een enkele regel in het boek heb ik, Laurens, al aangegeven hoe geweldig ik het theaterstuk Lazarus heb gevonden. Na een nacht slapen klinkt het nog door dat gemis, die vriendschap door dik en dun, die groei in zelfkennis dat je je verschuilt achter je kinderen maar dat je zelf aanzet bent, dat gevecht met instanties, dat zelfverlies in functies, dat vertrouwen in een ommekeer; die diepe worteling van liefde in de mens; dat door schade en schande wijs worden; die krachtige moederliefde; die onderlinge verbondenheid van lotgenoten; dat zichzelf weer hervinden van ieder persoon. Levinas heeft een “filosofie van het gelaat” geformuleerd; waarin centraal staat de gedachte, dat de menselijke ontmoeting gekenmerkt wordt door elkaar aan te zien van gelaat tot gelaat en in die ontmoeting van oog tot oog is in de ogen over en weer te lezen de vraag: “wil mij zien, wil mij niet ontkennen, doden”. Lazarus laat zien hoe dat moet! Geweldig! Bedankt. Peter Rijbroek